ANALYSE VAN DE SCHULD VAN DE 19 GEMEENTEN OP 31/12/2012 Werkgroep schuld - Definitieve versie - 24/09/2014 -
1
1. INLEIDING..................................................................................................................................................... 3 2. METHODOLOGIE............................................................................................................................................ 4 3. ANALYSE ...................................................................................................................................................... 6 3.1. TOTAAL SCHULDBEDRAG ............................................................................................................................. 6 3.2. GLOBALE SCHULDENPORTEFEUILLE VAN DE 19 GEMEENTEN ............................................................................... 7 3.3. SCHULDENPORTEFEUILLE VOOR ELKE GEMEENTE .............................................................................................. 8 3.3.1. Globale schuldenportefeuille van de 19 gemeenten ....................................................................... 8 3.3.2. Technische opmerkingen ............................................................................................................... 11 3.4. CONCLUSIES ........................................................................................................................................... 12 4. BIJLAGEN ................................................................................................................................................... 13 4.1. RENTEVOETTYPES OP 31/12/2012 ........................................................................................................... 13 4.2. SCHULDTERMIJNEN OP 31/12/2012 ......................................................................................................... 32 4.3. PERCENTAGE LOOPTIJDEN VARIABELE RENTEVOETEN (NIET-GESTRUCTUREERD EN GESTRUCTUREERD) OP 31/12/201251 4.4. PERCENTAGE LOOPTIJDEN GESTRUCTUREERDE RENTEVOETEN OP 31/12/2012................................................... 70
2
1. Inleiding De werkgroep schuld heeft als opdracht om een databank van de gemeentelijke leningen aan te leggen en om een evolutieve typologie op te maken van de leningportefeuilles, zowel per gemeente als voor de 19 gemeenten samen. Op basis van die databank kon een eerste reeks analyses en vergelijkingen worden gedaan en werden er bijkomende onderzoekspistes uitgestippeld. De uitgevoerde analyses zijn gebaseerd op de schuldenbijlagen ingediend door elke inschrijver en door Brinfin voor alle leningen gebruikt om investeringen te financieren, op basis van de afschrijvingstabellen van de leningen voor opdrachten 1 (sanering en IRIS) en 5 (bevolkingsgroei) van het BGFHGT en op basis van de onderzoeksresultaten in het kader van de controle van de gemeentelijke rekeningen. De schuldenbijlage is die waarvan sprake in de ministeriële omzendbrief van 7 januari 2013 betreffende de gemeentelijke leningen, van toepassing op de rekeningen vanaf boekjaar 2012. In een eerste fase gaat het om de situatie op 31 december 2012. Zodra er gegevens beschikbaar zijn voor meerdere boekjaren, kan men nagaan wat de impact is van het gekozen soort rentevoet en van de tariefstructuur in functie van de conjunctuur. Die analyse kan concrete informatie opleveren over de impact van die keuzes binnen een bepaalde economische context, zoals het risico of het voordeel verbonden aan de keuze voor een bepaalde rentevoet en tariefstructuur. Gezien de veranderende context kunnen die vaststellingen evenwel niet geëxtrapoleerd worden naar toekomstige boekjaren, conclusies over de gekozen strategieën voor schuldenbeheer zijn dus niet aan de orde. In de analyses is geen rekening gehouden met de investeringen en met het boekjaar waar die investeringen toe behoren, aangezien de gemeenten op dit moment nog niet in staat zijn om die gegevens te koppelen. Om dat analyseniveau te halen, zou kunnen worden voorgesteld om een analytische boekhouding in te stellen.
3
2. Methodologie Zoals eerder reeds aangegeven zijn de uitgevoerde analyses gebaseerd op de schuldenbijlagen ingediend door elke inschrijver en door Brinfin voor alle leningen gebruikt om investeringen te financieren, op basis van de afschrijvingstabellen van de leningen voor opdrachten 1 (sanering en IRIS) en 5 (bevolkingsgroei) van het BGFHGT en op basis van de onderzoeksresultaten in het kader van de controle van de gemeentelijke rekeningen. De geldigheid van de gegevens werd geverifieerd door de geconsolideerde gegevens samen te leggen met de gegevens van de algemene rekeningen. Daarbij werd rekening gehouden met de volgende specifieke boekhoudkundige techniek: de bedragen voor terugbetalingen verschuldigd in 2012, maar betaald in 2013, werden wel degelijk toegerekend aan 2012 en bevinden zich in de resultatenrekening zowel bij de kosten als bij de opbrengsten, maar ook in de rekeningen van klasse 4, onder de schulden op een jaar of meer. Die laatste worden pas vereffend op het moment van de betaling. Omdat de analyses betrekking hebben op de leningportefeuille en op de samenstelling ervan, heeft men die rekeningen van klasse 4, die normaal gezien vereffend hadden moeten worden aangezien de terugbetalingen verschuldigd waren in 2012 en dus hadden moeten worden betaald in 2012 en niet in 2013, geneutraliseerd in het kader van dit rapport. Na vergelijking werden er nog een aantal overblijvende tegenstrijdigheden aangetroffen, hoofdzakelijk te wijten aan fouten in de leningen voor opdrachten 1 en 5 van het BGFHGT, die niet terugbetaald moeten worden door de gemeenten zolang is voldaan aan de voorwaarden van de overeenkomst en, voor de saneringsleningen, zolang de gemeente onderworpen is aan een saneringsplan. Merk op dat er in de totale schuld en in de berekening van het aandeel van de omgezette schuld rekening is gehouden met de beschikbaarstellingen. Zodra het College beslist om fondsen aan te vragen bij de inschrijver of bij Brinfin, worden de rechten immers vastgesteld en verschijnen ze vanaf dan in de algemene rekeningen 17, langs de passiefzijde. De terugbetaling van de gebruikte som is op haar beurt pas van toepassing eens de kredietopening is omgezet in een lening. Ook de kenmerken eigen aan die lening zijn pas van toepassing vanaf die omzettingsdatum. Merk op dat de nodige tijd kan verstrijken tussen de daadwerkelijke beschikbaarstelling en de datum waarop het College de beslissing heeft genomen die geleid heeft tot de vaststelling van de rechten. Dat kan als gevolg hebben dat de gemeente in haar balans op 31 december 2012 rechten heeft vastgesteld op beschikbaarstellingen zonder dat ze vermeld staan in de ingediende bijlagen, die een stand van zaken vormen van de gemeentelijke schuld op 31 december 2012 uit hoofde van de kredietnemer. Het gewicht van de variabele rentevoeten (GVR) en de grafieken uit de bijlagen in secties 4.1 tot 4.4 hebben dus enkel betrekking op de omgezette schuld, met andere woorden op de leningen als dusdanig. Hoewel de opbouw van de bijlage is vastgelegd bij omzendbrief, varieert de graad van volledigheid en samenhang van de tabel al naargelang de inschrijver. In sommige gevallen werden de leningen waarvoor de gegevens onvoldoende of onsamenhangend bleken geneutraliseerd om de bijlagen uit secties 4.1 tot 4.4 op te maken en om het gewicht van de variabele rentevoeten te berekenen. Dat is het geval voor Anderlecht, Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Jette, Sint-JansMolenbeek, Sint-Gillis, Ukkel en Sint-Lambrechts-Woluwe. Ook de leningen voor opdrachten 1 en 5 zijn er geneutraliseerd, aangezien de rentevoeten opgenomen in de afschrijvingstabellen van het
4
BGFHGT plafondrentes zijn die de gemeente in staat stellen voldoende kredieten te voorzien in haar begroting. Het gaat niet om reële rentevoeten. Men gaat ervan uit dat de rest van de leningportefeuille representatief is voor de hele portefeuille. De aandacht van de lezer wordt gevestigd op het feit dat de vaste herzienbare rentevoeten beschouwd worden als vormen van variabele rentevoeten, aangezien de rentevoet toegepast om de rentelasten te berekenen kan variëren gedurende de looptijd van de lening, en dat volgens vooraf bepaalde datums en criteria. Voor dit eerste rapport zijn bepaalde gedetailleerde tabellen, ratio's en grafieken per rentevoettype en per inschrijver die men had voorgesteld niet opgemaakt. Ze zullen eventueel worden toegevoegd aan de volgende rapporten, afhankelijk van hun nut en van de vraag naar deze informatie. De frequentie van de volgende rapporten zal afhangen van hoe de conjunctuur, de totale schuld en specifieke aanvragen voor monitoring evolueren.
5
3. Analyse Na de analyse per gemeente, waarvan u de detailgrafieken in bijlage vindt, krijgt u een overzicht van de situatie in de 19 gemeenten. We analyseren het gewicht van de schuld van de 19 gemeenten op 31 december 2012, samen met de variabiliteitsgraad, zowel in termen van "slapend" schuldaandeel (investeringen geprefinancierd door de thesaurie en waarvoor de leningen nog moeten worden aangegaan) als in termen van variabiliteitsgraad van de rentevoeten (hier wordt gefocust op het gewicht van variabele rentevoeten - al dan niet gestructureerd - in de schuldenportefeuille, om de impact van de rentevoetevolutie te analyseren is immers een historiek van meerdere boekjaren nodig).
3.1. Totaal schuldbedrag De totale schuld van de 19 gemeenten bedroeg op 31 december 2012 1.607.102.053,43 euro1.
Verdeling van de schuld van de 19 gemeenten op 31/12/2012 450.000.000,00 400.000.000,00 350.000.000,00 300.000.000,00 250.000.000,00 200.000.000,00 150.000.000,00 100.000.000,00 50.000.000,00 0,00
Bronnen: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
1
Merk op dat dit bedrag verschilt van dat uit het rapport over de staat van de financiën van de Brusselse gemeenten voor 2008-2014 (waarin sprake is van 1.627.211.629,52 euro), gelet op de neutralisaties en correcties waarvan sprake in sectie 2.
6
Zoals blijkt uit de onderstaande grafiek schommelt het gewicht van elke gemeente in de totale schuld sterk. De Stad Brussel (26,1 %), Elsene (10,1 %), Schaarbeek (7,5 %), Sint-JansMolenbeek (7,3 %), Anderlecht (7,1 %) en Ukkel (6,9 %) voeren de rangschikking aan.
3.2. Globale schuldenportefeuille van de 19 gemeenten We analyseren hier twee pijlers, meer bepaald het aandeel omgezette leningen (AOL) en bet gewicht van de variabele rentevoeten (GVR), al dan niet gestructureerd. Zoals bekend stemt het aandeel van de omgezette leningen overeen met het aandeel van de leningen in de totale schuld. Is dat aandeel lager dan 100 %, dan wil dat zeggen dat er beschikbaarstellingen bestaan (waarvoor rechten zijn vastgesteld uit hoofde van de gemeente), maar dat die nog niet zijn omgezet in leningen. Het hanteren van afnameperiodes waarin de gemeenten putten uit kredietopeningen naarmate de investeringen vorderen is nuttig voor die gemeenten die hun investeringen niet prefinancieren met thesauriemiddelen. Dat het AOL 92,4 % bedraagt en dus de 100 % benadert, is toe te schrijven aan de neiging van gemeenten om de voorkeur te geven aan prefinanciering, zoals in detail uiteengezet in sectie 3.3, in het bijzonder in de Stad Brussel. Een GVR van 55,1 % is hoog, maar moet genuanceerd worden op basis van de grafiek uit sectie 3.3. Het is immers hoofdzakelijk toe te schrijven aan het GVR van de Stad Brussel en van SintJans-Molenbeek, die beide een aanzienlijk aandeel hebben in de schuld van de 19 gemeenten.
Globale typologie van de schuld van de 19 gemeenten op 31/12/2012 GVR 120,0%
100,0%
80,0%
60,0%
AOL 92,4% GVR 55,1%
40,0%
20,0%
0,0% 70,0%
AOL 75,0%
80,0%
85,0%
90,0%
95,0%
100,0%
Bronnen: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
Als bij een hoog AOL en GVR de rentevoeten stijgen, dan zullen de bestaande leningen met een variabele rentevoet die herzien worden tijdens die periode van stijging, hun rentevoet zien toenemen (met uitzondering van structuren die bijvoorbeeld een cap hanteren om de stijging te
7
begrenzen), dat terwijl de rentevoeten op nieuwe leningen hoger zullen zijn dan wanneer men ze eerder had besteld en omgezet. Als bij een hoog AOL en GVR de rentevoeten dalen, dan zullen de bestaande leningen met een variabele rentevoet die herzien wordt tijdens die periode van daling, hun rentevoet zien zakken (met uitzondering van structuren die bijvoorbeeld een floor hanteren om de daling te begrenzen), dat terwijl de rentevoeten op nieuwe leningen lager zullen zijn dan wanneer men ze eerder had besteld en omgezet. Of prefinanciering en een hoog aandeel aan variabele rentevoeten een voor- of een nadeel vormen voor een gemeente hangt af van de marktevolutie, van de wijze waarop de rentevoet is vastgesteld en van de geldende herzieningstermijnen. De gemeente kan de gekozen kenmerken van haar omgezette leningen aanpassen in functie van die elementen. Het is niettemin raadzaam dat ze bij de analyse van de voorstellen van de inschrijvers te rade gaat bij Brinfin of bij een derde deskundige, om te verzekeren dat ze de juiste keuzes maakt.
3.3. Schuldenportefeuille voor elke gemeente
3.3.1. Globale schuldenportefeuille van de 19 gemeenten De meeste gemeenten die een aandeel aan omgezette leningen van 100 % hebben in hun totale schuld, prefinancieren hun investeringen.
Typologie van de schuld van de 19 gemeenten op 31/12/2012 GVR 120,0%
100,0% Watermaal-Bosvoorde
Koekelberg Vorst
Ganshoren
Stad Brussel
80,0%
Jette
60,0%
Sint-Jans-Molenbeek Ukkel Elsene
40,0%
Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Joost-ten-Node
Sint-Pieters-Woluwe Oudergem
20,0%
0,0% 70,0%
75,0%
80,0%
85,0%
90,0%
Etterbeek Anderlecht Evere
95,0%
Schaarbeek 100,0%
105,0%
-20,0%
AOL
Bronnen: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
8
Bij laagblijvende rentes en een toereikende thesaurie zijn de gemeenten minder geneigd om leningen aan te gaan, bijgevolg zullen hun schulduitgaven toenemen. In dergelijke omstandigheden vloeit het gebruik van de thesaurie voort uit de wil om de schuld te beheren als een goede huisvader. Daar moeten we aan toevoegen dat de gemeente Schaarbeek, dat een AOL van 100 % heeft, op 31/12/2012 geen positieve thesaurie kon laten optekenen (mali van 14.915.088 euro2). Voor Koekelberg is het percentage van 100 % toe te schrijven aan bepaalde keuzes die de gemeente sinds 2008 heeft gemaakt om de investeringen in haar begroting te financieren (in 2011 werd slechts 170.755 euro voorzien als schuldontvangsten, enkel voor datzelfde bedrag op de rekening werden bijgevolg nettorechten vastgesteld). Het aandeel aan variabele rentevoeten in de leningportefeuille schommelt tussen 0,5 % en 100,0 %. De gemeenten hebben dus niet dezelfde aanpak gevolgd in de keuze van leningtypes in de loop van de boekjaren waarin die leningen zijn aangegaan. De gemeenten met een GVR hoger dan 50 % zijn Koekelberg, Watermaal-Bosvoorde, Ganshoren, Vorst, de Stad Brussel, Jette, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Jans-Molenbeek, Ukkel en Sint-Gillis. Het zijn evenwel de Stad Brussel en Sint-Jans-Molenbeek die de grootste impact hebben op het globale GVR waarvan sprake in sectie 3.1.2. De Stad is des te meer een bijzonder geval omdat slechts 0,1 % van haar leningportefeuille bestaat uit leningen met niet-gestructureerde variabele rentevoet, terwijl 81,1 % bestaat uit leningen met gestructureerde variabele rentevoet. Dat grote aandeel aan leningen met gestructureerde rentevoet wil echter niet zeggen dat de Stad overdreven risico's neemt, het risiconiveau hangt immers af van het soort structuur. Een lening van het type "triple floor fixed rate" bijvoorbeeld is een lening met herzienbare vaste rentevoet, waarvoor drie drempelwaarden worden vastgesteld waar de rentevoet niet onder kan (afhankelijk van de evolutie van de onderliggende referentie) en wat dus niet noodzakelijk betekent dat er een groot risico wordt genomen. Hoewel men op dit moment nog niet over een historiek beschikt om de variabiliteitsgraad van die structuren vast te stellen in functie van de evolutie van hun referentiebasis, kan men wel aangeven dat de korf met gestructureerde rentevoeten van de stad Brussel, uitgedrukt in een percentage van het leningentotaal, als volgt is samengesteld: Structuurtype Actiflex 1M Actiflex 3M Snowrange Coussin fireball Andere Totaal
Gewicht van de structuur op 31/12/2012 2,3% 40,9% 2,0% 3,4% 32,5% 81,1%
Rentevoet over 2012 1,02% [0,80%-2,45%] 7,70% 10,00% [1,72%-4,44%]
Bron: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen
Enkel op basis van de situatie op 31/12/2012 stellen we vast dat er een risico is aangegaan op de structuren"snowrange" (looptijd van 10 jaar, afgelopen in 2015) en "coussin fireball" (looptijd van 15 jaar, afgelopen in 2021), maar dat die structuren evenwel maar een beperkt aandeel van de leningportefeuille voor hun rekening nemen, meer bepaald 5,4 %.
2
Berekend als het verschil tussen de saldi van de financiële rekeningen en van de financiële schulden op ten hoogste één jaar op 31 december 2012.
9
Zoals toegelicht in bijlage 4.4 is de looptijd van gestructureerde leningen niet beperkt tot middellange termijnen, maar gaat het ook om langetermijnleningen. Voor de Stad Brussel gaat het om 8,1 % leningen op 5 jaar, 25,5 % op 10 jaar, 29,5 % op 15 jaar en 36,9 % op 20 jaar. De Stad is niet de enige gemeente waar het aandeel langetermijnleningen aanzienlijk is, zoals blijkt de spreidingsgrafieken uit bijlage 4.4. 14 gemeenten zijn leningen op 20 jaar aangegaan, voor een aandeel van de leningen met gestructureerde rentevoet gaande van 36,9 % tot 100 %. In Sint-Jans-Molenbeek is dat aandeel bijvoorbeeld 99,7 % (merk wel op dat voor die gemeente de gestructureerde leningen maar 15,3 % uitmaken van de geanalyseerde portefeuille met omgezette schulden). Ook looptijden van 10, 15 en 30 jaar zijn courant. Als we de niet-gestructureerde variabele rentevoeten samenvoegen met de gestructureerde variabele rentevoeten, dan is de tendens gelijkaardig, al merken we wel een verhoogd aandeel leningen op 5 jaar. De evolutie van de leningportefeuille van de gemeenten zal ook afhangen van de looptermijn van die leningen. Terwijl bepaalde gemeenten over een leningportefeuille beschikken die gelijkmatig gespreid is over meerdere jaren (Anderlecht, Stad Brussel, Vorst, Elsene, Jette, Ukkel), merken we voor de andere gemeenten dat hun leningen geconcentreerd zijn rond bepaalde eindjaren. We verwachten dat voor die gemeenten de schuld zal toenemen tot die scharnierjaren bereikt zijn, gevolgd door een afname van de portefeuille ten opzichte van het voorgaande boekjaar. De voorwaarde is wel dat die gemeenten niet besluiten om meer geld te lenen dan in de vorige boekjaren, of dat nu gebeurt in het vooruitzicht van die afname dan wel of die keuze daar een gevolg van is. Voor de Stad Brussel in het bijzonder is het belangrijkste scharnierjaar 2027: op 31 december 2012 was 12,3 % van het resterende saldo van de geanalyseerde leningportefeuille3 toe te schrijven aan leningen die in 2027 aflopen, goed voor een bedrag van 44.699.025,33 euro. De terugbetaling van die 44.699.025,33 euro zal zoals bekend gespreid worden over de boekjaren 2013 tot 2027. De terugbetalingen voor afschrijvingen zijn toegerekend aan elk boekjaar, op basis van de afschrijvingstabellen. Andere eindjaren die meer dan 5 % van het openstaande saldo voor hun rekening nemen zijn 2021 tot 2024, 2026, 2028, 2031 en 2032. Voor Sint-Jans-Molenbeek is het belangrijkste scharnierjaar 2015: op 31 december 2012 was 18,2 % van het resterende saldo van de geanalyseerde leningportefeuille toe te schrijven aan leningen die in 2015 aflopen, goed voor een bedrag van 16.313.148,76 euro. Andere eindjaren die meer dan 5 % van het openstaande saldo voor hun rekening nemen zijn 2026, 2028, 2029, 2030 en 2031. Wat de schulduitgaven betreft moeten we benadrukken dat die scharnierjaren voor het saldo van de geanalyseerde leningportefeuille dat op 31 december 2012 nog verschuldigd was de situatie op een gegeven moment tonen, en dat het dus niet ondenkbaar is dat de schulduitgaven waarvoor kredieten zijn voorzien in de oorspronkelijke en in de gewijzigde begrotingen (die zowel het gedeelte met betrekking tot de terugbetalingen als het rentegedeelte omvatten) daarom niet noodzakelijk significant zullen dalen en zelfs zouden kunnen stijgen (door nieuwe leningen geconsolideerd tussen 31 december 2012 en de begrotingsjaren in kwestie, door een sneller terugbetalingsritme op basis van nieuwe leningen met een kortere looptijd dan afgelopen leningen of door rentelasten voortvloeiend uit hogere rentevoeten op nieuwe leningen, maar ook op leningen die reeds liepen op 31 december 2012).
3
We wijzen er nog eens op dat met bepaalde leningen geen rekening is gehouden in de geanalyseerde portefeuille omwille van de neutralisaties waarvan sprake in sectie 2, en dat voor de gemeenten die slechts een deel van hun schuld hebben omgezet in leningen de beschikbaarstellingen niet in overweging konden worden genomen in die analyse.
10
3.3.2. Technische opmerkingen Er werden herhaaldelijk boekhoudkundige fouten vastgesteld in de leningen voor opdrachten 1 (sanering en IRIS) en 5 (bevolkingsgroei) van het BGFHGT. Merk op dat hoewel de leningen voor opdrachten 1 en 5 van het BGFHGT niet terugbetaald moeten worden door de gemeenten zolang aan de voorwaarden uit de overeenkomst is voldaan en dat ze ook de saneringsleningen niet moeten terugbetalen indien ze nog aan een saneringsplan onderworpen zijn, de gemeenten de instructie hebben gekregen om hun schulden her in te delen en kredieten te voorzien in uitgaven en ontvangsten op basis van de afschrijvingstabellen voor terugbetalingen en rentes. Dat uitblijven van betalingen in voornoemde omstandigheden laat niet toe om, bij de vaststelling van tegenstrijdigheden, een alarm te doen afgaan bij het opmaken van de rekeningen. Aangezien de vastgestelde problemen draaien rond de aard van de algemene rekening en rond het heringedeelde bedrag, moet men dus actie ondernemen op het vlak van naleving van instructies en monitoring van de afschrijvingstabellen. Uit de analyse is ook gebleken dat bepaalde gemeenten niet de meest recente afschrijvingstabellen hanteren om hun schuld her in te delen. Dat terwijl bepaalde rentevoeten op leningen voor opdracht 1 intussen zijn aangepast op basis van hun vijfjaarlijkse herzieningstermijn, waardoor de jaarlijkse aflossing en dus het afbetalingsritme van die afschrijvingen is gewijzigd. De volgende voorstellen zouden kunnen worden gedaan aan het BGFHGT: • Opfrissen van de instructies via een omzendbrief en nog eens wijzen op de meest recente afschrijvingstabellen die gebruikt moeten worden. Een gemeente zou zo een jaarlijkse omzendbrief kunnen krijgen met als bijlage enkel de afschrijvingstabellen die op haar betrekking hebben; • Voor saneringsleningen, gelet op het feit dat ze niet gebruikt worden om investeringen te financieren, maar voortkomen uit een tijdelijke behoefte aan financiële ondersteuning, weliswaar op lange termijn, een herindeling van de schulden overwegen op het moment dat ze daadwerkelijk betaald moeten worden, anders gezegd wanneer de gemeente niet langer onderworpen is aan een saneringsplan of wanneer de voorwaarden van de overeenkomst gesloten met het BGFHGT niet langer ingevuld zijn. Wat de bankleningen betreft werd in de schuldenbijlagen herhaaldelijk opgemerkt dat de datum van de volgende rentevoetherziening niet overeenstemde met de herzieningsfrequentie (bv.: volgende herziening in 2017 terwijl de rentevoet in feite om de 3 jaar herzien moet worden, in dit geval tussen 2013 en 2015 op basis van de vorige herziening). Na onderzoek is gebleken dat het kan dat de inschrijver, in het kader van een proactief schuldenbeheer, een vervroegde rentevoetherziening voorstelt. Men zou kunnen overwegen de gemeenten nog meer aan te moedigen om een beroep te doen op de diensten van Brinfin als raadgever of van eender welke andere deskundig adviseur gekozen door de gemeente, teneinde een 'second opinion' te krijgen wat betreft de keuze om al dan niet een vervroegde rentevoetherziening te aanvaarden of te onderhandelen. Meer algemeen gesproken kan uitgebreider advies van Brinfin of van een ander deskundig adviseur ten zeerste aangewezen zijn als het gaat om het beheer van de leningportefeuille en om de keuze van het type lening. De bijzondere gevallen van "snowrange"- of "coussin fireball"leningen zijn voorbeelden waarbij extra advies had kunnen helpen om het risico beter in te schatten.
11
3.4. Conclusies De schulden van de Stad Brussel en van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek wegen het zwaarst door, zowel in de totale schuld van de 19 Brusselse gemeenten als in de variabiliteitsgraad van die schuld. Hun schuldenportefeuille moet dan ook aandachtig onder de loep worden genomen bij de analyse van de rekeningen alsook in toekomstige rapporten van de werkgroep schuld. Voor die gemeenten vestigen we de aandacht ook op het feit dat voor de geanalyseerde leningportefeuille bepaalde eindjaren voor het uitstaande saldo op 31 december 2012 scharnierjaren zijn, gezien het gewicht op 31 december 2012 van de leningen die in die jaren aflopen. Of een scharnierjaar een daling in de schulduitgaven teweegbrengt na het boekjaar in kwestie hangt evenwel af van de andere factoren die die schulduitgaven beïnvloeden, denken we bijvoorbeeld aan het afsluiten van nieuwe leningen na 31 december 2012 en de evolutie in de leningtypes4. Omdat de gemeenten de leningen voor opdrachten 1 en 5 van het BGFHGT niet hoeven terug te betalen zolang aan de voorwaarden uit de overeenkomst is voldaan en, voor saneringsleningen, zolang de gemeente onderworpen is aan een saneringsplan, werden er herhaaldelijk foutieve boekingen en bedragen aangetroffen in de gemeentelijke rekeningen. Dat kan op verschillende manieren verholpen worden, maar met het oog op de toekomstige consolidering van de rekeningen, zowel op lokaal als op regionaal niveau, blijven de verduidelijking en de overeenstemming van de gegevens prioritair. Wat de vaststelling van rechten betreft zouden de algemene boekhoudkundige regels voor de gemeenten best aangepast mogen worden, gezien het mogelijke tijdsverloop tussen de beslissing van het College en de daadwerkelijke beschikbaarstelling. Vaker het advies inwinnen van Brinfin of van een ander deskundig adviseur zou ten zeerste aangemoedigd mogen worden, om te verzekeren dat de leningportefeuille beter beheerd wordt en opdat men de risico's van bepaalde structuren beter kan beoordelen bij de keuze voor een bepaald leningtype. De invoering van een analytische boekhouding zou het mogelijk maken om de gefinancierde investeringen per lening grondiger te analyseren. Aan de hand van een historiek van meerdere boekjaren zouden nog meer conclusies en analyses mogelijk zijn.
4
Zie sectie 3.3.1
12
4. Bijlagen 4.1. Rentevoettypes op 31/12/20125 Anderlecht
5
Bron: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
13
Oudergem
14
Sint-Agatha-Berchem
15
Stad Brussel
16
Etterbeek
17
Evere
18
Vorst
19
Ganshoren
20
Elsene
21
Jette
22
Koekelberg
23
Sint-Jans-Molenbeek
24
Sint-Gillis
25
Sint-Joost-ten-Node
26
Schaarbeek
27
Ukkel
28
Watermaal-Bosvoorde
29
Sint-Lambrechts-Woluwe
30
Sint-Pieters-Woluwe
31
4.2. Schuldtermijnen op 31/12/20126 Anderlecht
6
Bron: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
32
Oudergem
33
Sint-Agatha-Berchem
34
Stad Brussel
35
Etterbeek
36
Evere
37
Vorst
38
Ganshoren
39
Elsene
40
Jette
41
Koekelberg
42
Sint-Jans-Molenbeek
43
Sint-Gillis
44
Sint-Joost-ten-Node
45
Schaarbeek
46
Ukkel
47
Watermaal-Bosvoorde
48
Sint-Lambrechts-Woluwe
49
Sint-Pieters-Woluwe
50
4.3. Percentage looptijden variabele rentevoeten (niet-gestructureerd en gestructureerd) op 31/12/20127 Anderlecht
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 3 5 10 0,2% 0,6% 5,1% 15 17,5%
18 0,9%
20 75,7%
7
Bron: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
51
Oudergem
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 5 10 3,9% 2,4%
20 93,7%
52
Sint-Agatha-Berchem
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 10 6,9%
15 0,3%
20 92,8%
53
Stad Brussel
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 5 8,1%
20 36,9%
10 25,5%
15 29,5%
54
Etterbeek
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 25 9,7%
30 10 0,2% 1,5%
20 88,6%
55
Evere
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 30 19,1%
5 0,2%
10 0,2%
15 44,8%
20 35,7%
56
Vorst
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 29 4,1%
30 9,0%
5 1,4% 10 20,8%
15 11,3%
20 53,4%
57
Ganshoren
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 5 8,8% 30 28,5%
10 9,7%
20 12,6% 15 40,3%
58
Elsene
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 5 9,8% 10 12,0% 30 40,0% 15 4,7%
20 33,4%
59
Jette
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 35 5 0,1% 1,8%
10 6,3%
30 31,7%
14 0,1% 15 17,2%
18 0,1%
20 42,6%
60
Koekelberg
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 30 5 10 0,5% 0,2% 2,4%
15 7,1%
20 89,8%
61
Sint-Jans-Molenbeek
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012
3 28,7%
10 1,2%
20 69,8%
15 0,3%
62
Sint-Gillis
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 30 9,4%
5 17,6%
20 23,0%
10 33,0% 15 17,0%
63
Sint-Joost-ten-Node
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 30 5,8%
5 10 1,2% 5,6% 15 0,7%
20 86,7%
64
Schaarbeek
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 15 4,7%
20 28,7%
30 66,6%
65
Ukkel
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 30 20,7%
10 1,9%
15 32,9%
20 44,5%
66
Watermaal-Bosvoorde
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 30 5 10 1,5% 2,5% 3,8%
15 38,2% 20 54,0%
67
Sint-Lambrechts-Woluwe
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012 5 4,9%
10 3,7%
30 30,5%
15 31,7%
25 2,1%
20 27,1%
68
Sint-Pieters-Woluwe
Percentage looptijden variabele rentevoeten op 31/12/2012
30 35,1%
10 53,1%
20 11,8%
69
4.4. Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/20128 Anderlecht
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 20 100,0%
Oudergem Niet-toepasbaar 8
Bron: schuldenbijlagen op 31/12/2012, controle van de gemeentelijke rekeningen en afschrijvingstabellen van het BGFHGT
70
Sint-Agatha-Berchem
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 10 6,9%
15 0,3%
20 92,8%
71
Stad Brussel
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 5 8,1%
20 36,9%
10 25,5%
15 29,5%
72
Etterbeek
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 25 10,9%
10 1,6%
20 87,5%
73
Evere
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 20 100,0%
74
Vorst
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012
15 17,7%
30 36,8%
20 45,4%
75
Ganshoren
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 10 100,0%
76
Elsene
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 10 1,8%
20 43,4% 30 54,8%
77
Jette
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012
30 14,0%
15 8,1%
17 0,2%
20 77,7%
Koekelberg Niet-toepasbaar
78
Sint-Jans-Molenbeek
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 15 0,3%
20 99,7%
79
Sint-Gillis
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012
30 20,6%
10 38,9%
20 29,0% 15 11,5%
80
Sint-Joost-ten-Node
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 10 2,3%
15 0,3%
30 26,7%
20 70,8%
Schaarbeek Niet-toepasbaar
81
Ukkel
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012
15 23,5%
20 76,5%
82
Watermaal-Bosvoorde
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 30 12,4%
10 2,9%
15 7,1%
20 77,6%
83
Sint-Lambrechts-Woluwe
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012 10 1,8%
20 43,4%
30 54,8%
84
Sint-Pieters-Woluwe
Percentage looptijden gestructureerde rentevoeten op 31/12/2012
10 41,1%
30 58,9%
85