1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Venlafaxin Retard Sandoz 37,5 mg capsules met verlengde afgifte, hard Venlafaxin Retard Sandoz 75 mg capsules met verlengde afgifte, hard Venlafaxin Retard Sandoz 150 mg capsules met verlengde afgifte, hard
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Venlafaxin Retard Sandoz 37,5 mg capsules met verlengde afgifte, hard: Elke capsule met verlengde afgifte bevat 37,5 mg venlafaxine (in de vorm van venlafaxinehydrochloride). Venlafaxin Retard Sandoz 75 mg capsules met verlengde afgifte, hard: Elke capsule met verlengde afgifte, hard bevat 75 mg venlafaxine (in de vorm van venlafaxinehydrochloride). Venlafaxin Retard Sandoz 150 mg capsules met verlengde afgifte, hard: Elke capsule met verlengde afgifte, hard bevat 150 mg venlafaxine (in de vorm van venlafaxinehydrochloride). Voor een volledig lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3.
FARMACEUTISCHE VORM
Capsules met verlengde afgifte, hard. Venlafaxin Retard Sandoz 37,5 mg capsules met verlengde afgifte, hard Lichtgrijze, harde gelatinecapsules met daarin witte tot crèmekleurige bolletjes. Venlafaxin Retard Sandoz 75 mg capsules met verlengde afgifte, hard Lichtroze, harde gelatinecapsules met daarin witte tot crèmekleurige bolletjes. Venlafaxin Retard Sandoz 150 mg capsules met verlengde afgifte, hard Bruin-rode, harde gelatinecapsules met daarin witte tot crèmekleurige bolletjes. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
-
Behandeling van episoden van depressie in engere zin.
-
Voor de preventie van recidief van episoden van depressie in engere zin.
-
Behandeling van veralgemeende angststoornis.
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
-
Behandeling van sociale angststoornis.
-
Behandeling van paniekstoornis met of zonder agorafobie.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Episoden van depressie in engere zin De aanbevolen startdosering van venlafaxine met verlengde afgifte is 75 mg eenmaal per dag. Patiënten die niet reageren op de initiële dosering van 75 mg/dag, kunnen baat vinden bij een verhoging van de dosering tot een maximumdosering van 375 mg/dag. De dosering mag worden verhoogd met intervallen van 2 weken of langer. Indien klinisch geïndiceerd gezien de ernst van de symptomen, mag de dosering sneller worden verhoogd, maar niet met een interval van minder dan 4 dagen. Gezien het risico op dosisgebonden bijwerkingen mag de dosering pas worden verhoogd na een klinische evaluatie (zie rubriek 4.4). De laagste efficiënte dosering moet worden aangehouden. De patiënten moeten voldoende lang worden behandeld, gewoonlijk meerdere maanden of langer. De behandeling moet regelmatig bij elke patiënt opnieuw worden geëvalueerd. Een langere behandeling kan ook geschikt zijn voor de preventie van recidief van episoden van depressie in engere zin. In de meeste gevallen is de dosering die wordt aanbevolen bij de preventie van recidief van episoden van depressie in engere zin, dezelfde als de dosering die bij de huidige episode wordt gebruikt. Antidepressiva moet minstens zes maanden na remissie worden voortgezet. Veralgemeende angststoornis De aanbevolen startdosering van venlafaxine met verlengde afgifte is 75 mg eenmaal per dag. Patiënten die niet reageren op de initiële dosering van 75 mg/dag, kunnen baat vinden bij een verhoging van de dosering tot een maximumdosering van 225 mg/dag. De dosering mag worden verhoogd met intervallen van 2 weken of langer. Gezien het risico op dosisgebonden bijwerkingen mag de dosering pas worden verhoogd na een klinische evaluatie (zie rubriek 4.4). De laagste efficiënte dosering moet worden aangehouden. De patiënten moeten voldoende lang worden behandeld, gewoonlijk meerdere maanden of langer. De behandeling moet regelmatig bij elke patiënt opnieuw worden geëvalueerd. Sociale angststoornis
2/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
De aanbevolen dosering van venlafaxine met verlengde afgifte is 75 mg eenmaal per dag. Er zijn geen aanwijzingen dat hogere doseringen beter werken. Bij individuele patiënten die niet reageren op de initiële 75 mg/dag, kan echter een verhoging tot een maximumdosering van 225 mg/dag worden overwogen. De dosering mag worden verhoogd met intervallen van 2 weken of langer. Gezien het risico op dosisgebonden bijwerkingen mag de dosering pas worden verhoogd na een klinische evaluatie (zie rubriek 4.4). De laagste efficiënte dosering moet worden aangehouden. De patiënten moeten voldoende lang worden behandeld, gewoonlijk meerdere maanden of langer. De behandeling moet bij elke patiënt regelmatig opnieuw worden geëvalueerd. Paniekstoornis Het wordt aanbevolen om een dosering van 37,5 mg/dag venlafaxine met verlengde afgifte te gebruiken gedurende 7 dagen. De dosering moet dan worden verhoogd tot 75 mg/dag. Patiënten die niet reageren op de dosering van 75 mg/dag, kunnen baat vinden bij een verhoging van de dosering tot een maximumdosering van 225 mg/dag. De dosering mag worden verhoogd met intervallen van 2 weken of langer. Gezien het risico op dosisgebonden bijwerkingen mag de dosering pas worden verhoogd na een klinische evaluatie (zie rubriek 4.4). De laagste efficiënte dosering moet worden aangehouden. De patiënten moeten voldoende lang worden behandeld, gewoonlijk meerdere maanden of langer. De behandeling moet bij elke patiënt regelmatig opnieuw worden geëvalueerd. Gebruik bij oudere patiënten Er is geen specifieke aanpassing van de dosering van venlafaxine vereist louter en alleen op grond van de leeftijd van de patiënt. Voorzichtigheid is evenwel geboden bij de behandeling van ouderen (bijv. gezien de mogelijkheid van nierinsufficiëntie en de kans op veranderingen van de gevoeligheid en affiniteit voor neurotransmitters bij het verouderen). Altijd moet de laagste efficiënte dosering worden gebruikt en de patiënten moeten zorgvuldig worden gevolgd als een verhoging van de dosering vereist is. Gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar Venlafaxine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten. In gecontroleerde klinische studies bij kinderen en adolescenten met een depressie in engere zin, kon geen werkzaamheid worden aangetoond en de resultaten van die studies ondersteunen het gebruik van venlafaxine bij die patiënten niet (zie rubrieken 4.4 en 4.8). 3/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
De werkzaamheid en de veiligheid van venlafaxine in andere indicaties bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Gebruik bij patiënten met leverinsufficiëntie Bij patiënten met een lichte tot matige leverinsufficiëntie moet over het algemeen een verlaging van de dosering met 50% worden overwogen. Gezien de interindividuele variabiliteit in de klaring kan het echter wenselijk zijn de dosering voor elke patiënt apart aan te passen. Er zijn beperkte gegevens over patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie. Voorzichtigheid is geboden en een verlaging van de dosering met meer dan 50% moet worden overwogen. Bij de behandeling van patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie moeten de mogelijke voordelen worden afgewogen tegen het risico. Gebruik bij patiënten met nierinsufficiëntie Hoewel de dosering niet aangepast hoeft te worden bij patiënten met een glomerulusfiltratiesnelheid (GFR) van 30-70 ml/min, is voorzichtigheid geboden. Bij patiënten die hemodialyse nodig hebben, en patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (GFR < 30 ml/min) moet de dosering worden verlaagd met 50%. Gezien de interindividuele variabiliteit in klaring bij die patiënten kan het wenselijk zijn de dosering voor elke patiënt apart aan te passen. Ontwenningssymptomen die worden gezien bij stopzetting van venlafaxine Een plotselinge stopzetting moet worden vermeden. Als de behandeling met venlafaxine wordt stopgezet, moet de dosering geleidelijk worden verlaagd over een periode van minstens één tot twee weken om het risico op dervingsreacties te verlagen (zie rubrieken 4.4 en 4.8). Als er ondraaglijke symptomen optreden na een verlaging van de dosering of stopzetting van de behandeling, kan worden overwogen om de voordien voorgeschreven dosering te hervatten. Daarna kan de arts de dosering weer verlagen, maar trager. Voor oraal gebruik.
Het wordt aanbevolen venlafaxine capsules met verlengde afgifte in te nemen met voedsel, elke dag ongeveer op hetzelfde uur. De capsules moeten in hun geheel worden ingeslikt met vloeistof en mogen niet worden gedeeld, geplet, gekauwd of opgelost. Patiënten die worden behandeld met venlafaxine tabletten met onmiddellijke afgifte, kunnen worden overgeschakeld op venlafaxine capsules met verlengde afgifte in de dagdosering die daar het best bij aansluit. Bijvoorbeeld, venlafaxine tabletten met onmiddellijke afgifte 37,5 mg tweemaal per dag kan worden overgeschakeld op venlafaxine capsules met verlengde 4/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
afgifte 75 mg eenmaal per dag. Het kan nodig zijn de dosering bij elke patiënt afzonderlijk aan te passen. Venlafaxine capsules met verlengde afgifte bevatten bolletjes, die de werkzame stof traag in het spijsverteringskanaal afgeven. Het onoplosbare gedeelte van die bolletjes wordt geëlimineerd en kan in de feces te zien zijn. 4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of een van de hulpstoffen. Concomitante behandeling met irreversibele monoamino-oxidaseremmers (MAO-remmers) is gecontra-indiceerd gezien het risico op serotoninesyndroom met symptomen zoals agitatie, tremor en hyperthermie. Na stopzetting van een behandeling met een irreversibele MAOremmer moet minstens 14 dagen worden gewacht voor venlafaxine wordt gestart. Venlafaxine moet minstens 7 dagen voor de start van een behandeling met een irreversibele MAO-remmer worden stopgezet (zie rubrieken 4.4 en 4.5). 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Zelfmoord/zelfmoordgedachten of klinische verergering Depressie gaat samen met een verhoogd risico op zelfmoordgedachten, zelfbeschadiging en zelfmoord (aan zelfmoord gerelateerde evenementen). Dat risico houdt aan tot er een significante remissie optreedt. Aangezien het enkele weken kan duren voor er een verbetering optreedt, moeten de patiënten van dichtbij worden gevolgd tot een dergelijke verbetering optreedt. Het is een algemene klinische ervaring dat het zelfmoordrisico kan stijgen tijdens de vroege fasen van herstel. Andere psychiatrische aandoeningen waarvoor venlafaxine wordt voorgeschreven, kunnen ook samengaan met een verhoogd risico op aan zelfmoord gerelateerde evenementen. Bovendien kunnen die aandoeningen samen voorkomen met een depressie in engere zin. Bij de behandeling van patiënten met andere psychiatrische aandoeningen moeten dus dezelfde voorzorgen worden genomen als bij de behandeling van patiënten met een depressie in engere zin. Patiënten met een geschiedenis van aan zelfmoord gerelateerde evenementen of patiënten die significante zelfmoordgedachten hebben voor de start van de behandeling, lopen een hoger risico op zelfmoordgedachten of -pogingen en moeten zorgvuldig worden gevolgd tijdens de behandeling. In een meta-analyse van placebogecontroleerde klinische studies met antidepressiva bij volwassen patiënten met psychiatrische aandoeningen werd bij patiënten jonger dan 25 jaar een hoger risico op zelfmoordgedrag aangetoond met antidepressiva dan met de placebo. 5/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Tijdens de behandeling moeten de patiënten van dichtbij worden gevolgd, vooral dan patiënten die een hoog risico lopen, vooral in het begin van de behandeling en na een verandering van de dosering. Patiënten (en hulpverleners van de patiënten) moeten weten dat ze moeten letten op een klinische verergering, zelfmoordgedrag of -gedachten en ongewone veranderingen van het gedrag en dat ze onmiddellijk medisch advies moeten vragen als die symptomen optreden. Gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar Venlafaxine mag niet worden gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. Aan zelfmoord gerelateerd gedrag (zelfmoordpoging en -gedachten) en vijandigheid (overwegend agressie, opstandig gedrag en woede) werden vaker waargenomen in klinische studies bij kinderen en adolescenten die werden behandeld met antidepressiva, dan bij diegenen die werden behandeld met de placebo. Als op klinische gronden toch wordt beslist om te behandelen, moet de patiënt zorgvuldig worden gevolgd op het optreden van zelfmoordsymptomen. Bovendien zijn er bij kinderen en adolescenten geen gegevens over de veiligheid op lange termijn betreffende de groei, de rijping, de cognitieve ontwikkeling en de ontwikkeling van het gedrag. Serotoninesyndroom Zoals met andere serotoninerge middelen kan een serotoninesyndroom, een mogelijk levensbedreigende aandoening, optreden bij behandeling met venlafaxine. Dat is vooral het geval bij concomitant gebruik van andere middelen zoals MAO-remmers, die invloed kunnen hebben op de serotoninerge neurotransmittersystemen (zie rubrieken 4.3 en 4.5). Mogelijke symptomen van een serotoninesyndroom zijn veranderingen van de geestelijke toestand (bijv. agitatie, hallucinaties, coma), autonome instabiliteit (bijv. tachycardie, labiele bloeddruk, hyperthermie), neuromusculaire afwijkingen (bijv. hyperreflexie, incoördinatie) en/of gastro-intestinale symptomen (bijv. nausea, braken, diarree). Geslotenhoekglaucoom Mydriase kan optreden bij gebruik van venlafaxine. Het wordt aanbevolen patiënten met een verhoogde oogdruk of patiënten die een risico lopen op acuut geslotenhoekglaucoom van dichtbij te volgen. Bloeddruk Vaak wordt een dosisgebonden stijging van de bloeddruk gerapporteerd met venlafaxine. In sommige gevallen werd een sterk verhoogde bloeddruk, die onmiddellijk moest worden behandeld, gerapporteerd in de postmarketingbewaking. Alle patiënten moeten zorgvuldig worden gescreend op hoge bloeddruk en een vooraf bestaande hypertensie moet worden gecontroleerd voor de start van de behandeling. De bloeddruk moet periodiek worden gecontroleerd na de start van de behandeling en na een verhoging van de dosering. 6/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een onderliggende aandoening die zou kunnen verergeren door een stijging van de bloeddruk, bijv. patiënten met een verminderde hartfunctie. Hartfrequentie De hartfrequentie kan toenemen, vooral met hogere doseringen. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een onderliggende aandoening die zou kunnen verergeren bij een stijging van de hartfrequentie. Hartziekte en risico op hartritmestoornissen Venlafaxine werd niet onderzocht bij patiënten met een recente geschiedenis van myocardinfarct of instabiel hartlijden. Daarom is voorzichtigheid geboden bij die patiënten. In de postmarketingervaring werden fatale hartritmestoornissen gerapporteerd bij gebruik van venlafaxine, vooral bij een overdosering. De risico-batenverhouding moet worden geëvalueerd voor venlafaxine wordt voorgeschreven aan patiënten met een hoog risico op ernstige hartritmestoornissen. Convulsies Er kunnen convulsies optreden bij behandeling met venlafaxine. Zoals met alle antidepressiva is voorzichtigheid geboden bij het starten van venlafaxine bij patiënten met een voorgeschiedenis van convulsies en moeten de betrokken patiënten van dichtbij worden gevolgd. De behandeling moet worden stopgezet als de patiënt epilepsieaanvallen krijgt. Hyponatriëmie Er kunnen gevallen van hyponatriëmie en/of syndroom van ongepaste secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH) optreden met venlafaxine. Dat werd vooral gerapporteerd bij patiënten met een volumedepletie of uitgedroogde patiënten. Oudere patiënten, patiënten die diuretica innemen, en patiënten die om een andere reden in volumedepletie zijn, lopen een hoger risico op die complicatie.
Abnormale bloeding Geneesmiddelen die de opname van serotonine remmen, kunnen leiden tot een verminderde plaatjesfunctie. Het risico op huid- en slijmvliesbloeding waaronder maag-darmbloeding kan toenemen bij patiënten die venlafaxine innemen. Zoals met andere serotonineheropnameremmers is voorzichtigheid geboden bij gebruik van venlafaxine bij patiënten met een aanleg tot bloeding zoals patiënten die anticoagulantia of plaatjesremmers innemen. Serumcholesterol 7/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Een klinisch relevante stijging van de serumcholesterolconcentratie werd opgetekend bij 5,3% van de patiënten die met venlafaxine werden behandeld, en bij 0,0% van de patiënten in de placebogroep die gedurende minstens 3 maanden werden behandeld in placebogecontroleerde klinische studies. Meting van de serumcholesterolconcentratie moet worden overwogen tijdens een langetermijnbehandeling. Gelijktijdige toediening met vermageringsmiddelen De veiligheid en de werkzaamheid van een behandeling met venlafaxine in combinatie met vermageringsmiddelen zoals fentermine zijn niet vastgesteld. Gelijktijdige toediening van venlafaxine en vermageringsmiddelen wordt niet aanbevolen. Venlafaxine alleen of in combinatie met andere producten is niet geïndiceerd om te vermageren. Manie/hypomanie Manie/hypomanie kan optreden bij een klein percentage van de patiënten met stemmingsstoornissen die antidepressiva krijgen zoals venlafaxine. Zoals met andere antidepressiva is voorzichtigheid geboden bij gebruik van venlafaxine bij patiënten met een persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van bipolaire stoornis. Agressie Agressie kan optreden bij een klein aantal patiënten die antidepressiva krijgen, waaronder venlafaxine. Dat werd gerapporteerd bij het starten van de behandeling, verandering van de dosering en stopzetting van de behandeling. Zoals met andere antidepressiva is voorzichtigheid geboden bij gebruik van venlafaxine bij patiënten met een voorgeschiedenis van agressie. Stopzetting van de behandeling Ontwenningssymptomen als de behandeling wordt stopgezet, zijn frequent, vooral als de behandeling abrupt wordt stopgezet (zie rubriek 4.8). In klinische studies zijn bijwerkingen bij stopzetting van de behandeling opgetreden bij ongeveer 31% van de patiënten die werden behandeld met venlafaxine, en 17% van de patiënten die de placebo innamen. Het risico op ontwenningssymptomen kan afhangen van meerdere factoren waaronder de duur en de dosering van de behandeling en de snelheid van verlaging van de dosering. Duizeligheid, gevoelsstoornissen (waaronder paresthesie), slaapstoornissen (waaronder insomnia en intense dromen), agitatie of angst, nausea en/of braken, tremor en hoofdpijn zijn de frequentste reacties. Die symptomen zijn doorgaans licht tot matig; maar bij sommige patiënten kunnen ze ernstig zijn.
8/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Ze treden gewoonlijk op de eerste dagen na stopzetting van de behandeling, maar er zijn zeer zeldzame gevallen gerapporteerd waarin dergelijke symptomen zijn opgetreden bij patiënten die per ongeluk één dosis hadden overgeslagen. Doorgaans genezen die symptomen vanzelf en gewoonlijk verdwijnen ze binnen 2 weken, maar bij sommige mensen kunnen ze lang aanhouden (2-3 maanden of langer). Daarom wordt aangeraden venlafaxine bij stopzetting van de behandeling geleidelijk te verminderen over een periode van meerdere weken of maanden naargelang van de behoeften van de patiënt (zie rubriek 4.2). Akathisie/psychomotorische rusteloosheid Het gebruik van venlafaxine werd in verband gebracht met de ontwikkeling van akathisie. Akathisie wordt gekenmerkt door een subjectief onaangename of hinderlijke rusteloosheid en drang om te bewegen en vaak kunnen die patiënten niet blijven stilzitten of -staan. De kans daarop is het hoogst tijdens de eerste weken van de behandeling. Bij patiënten die dergelijke symptomen ontwikkelen, kan een verhoging van de dosering schadelijk zijn. Droge mond Een droge mond wordt gerapporteerd bij 10% van de patiënten die worden behandeld met venlafaxine. Dat kan het risico op tandbederf verhogen en de patiënten moeten de raad krijgen om hun tanden goed te verzorgen. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Monoamino-oxidaseremmers (MAO-remmers) Irreversibele, niet-selectieve MAO-remmers Venlafaxine mag niet worden gebruikt in combinatie met irreversibele, aselectieve MAOremmers. Na stopzetting van een behandeling met een irreversibele, aselectieve MAO-remmer moet minstens 14 dagen worden gewacht voor de start van venlafaxine. Venlafaxine moet minstens 7 dagen voor de start van een behandeling met een irreversibele, aselectieve MAOremmer worden stopgezet (zie rubrieken 4.3 en 4.4). Reversibele, selectieve MAO-A-remmer (moclobemide) Gezien het risico op serotoninesyndroom wordt de combinatie van venlafaxine met een reversibele, selectieve MAO-remmer zoals moclobemide niet aanbevolen. Na behandeling met een reversibele MAO-remmer mag de behandeling met venlafaxine vroeger worden gestart dan 14 dagen na de stopzetting. Het wordt aanbevolen venlafaxine minstens 7 dagen stop te zetten voor de start van een behandeling met een reversibele MAO-remmer (zie rubriek 4.4). Reversibele, aselectieve MAO-remmer (linezolide) Het antibioticum linezolide is een zwakke, reversibele, aselectieve MAO-remmer en mag niet worden gegeven aan patiënten die worden behandeld met venlafaxine (zie rubriek 4.4).
9/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Er werden ernstige bijwerkingen gerapporteerd bij patiënten die recentelijk een MAO-remmer hadden stopgezet en waren gestart met venlafaxine of bij wie een behandeling met venlafaxine recentelijk werd stopgezet voor de start van een MAO-remmer. Die reacties omvatten tremor, myoclonus, diaforese, nausea, braken, blozen, duizeligheid en hyperthermie met kenmerken die leken op een maligne neurolepticasyndroom, epilepsieaanvallen en overlijden. Serotoninesyndroom Zoals met andere serotoninerge middelen kan een serotoninesyndroom optreden bij behandeling met venlafaxine, vooral bij concomitant gebruik met andere middelen die invloed kunnen uitoefenen op het serotoninerge neurotransmittersysteem (zoals triptanen, SSRI’s, SNRI’s, lithium, sibutramine, tramadol of sint-janskruid [Hypericum perforatum]), met geneesmiddelen die het metabolisme van serotonine verstoren (waaronder MAO-remmers), of met serotonineprecursoren (zoals tryptofaansupplementen). Als concomitant gebruik van venlafaxine met een SSRI, een SNRI of een serotoninereceptoragonist (triptan) klinisch geïndiceerd is, wordt zorgvuldige observatie van de patiënt aangeraden, vooral bij het starten van de behandeling en bij verhoging van de dosering. Concomitant gebruik van venlafaxine met serotonineprecursoren (zoals tryptofaansupplementen) wordt niet aanbevolen (zie rubriek 4.4). Stoffen die werkzaam zijn in het CZS Het risico van gebruik van venlafaxine in combinatie met andere stoffen die op het CZS inwerken, werd niet systematisch geëvalueerd. Daarom is voorzichtigheid geboden als venlafaxine wordt ingenomen in combinatie met andere stoffen die op het CZS inwerken. Ethanol Venlafaxine verergert het negatieve effect van ethanol op de geestelijke en motorische vaardigheden niet. Maar zoals met alle stoffen die op het CZS inwerken, moeten de patiënten de raad krijgen om geen alcohol te drinken. Effect van andere geneesmiddelen op venlafaxine Ketoconazol (CYP3A4-remmer) In een farmacokinetische studie met ketoconazol bij snelle en trage CYP2D6metaboliseerders werd aangetoond dat toediening van ketoconazol resulteerde in een hogere AUC van venlafaxine (70% bij trage en 21% bij snelle CYP2D6-metaboliseerders) en van Odemethylvenlafaxine (33% bij trage en 23% bij snelle CYP2D6-metaboliseerders). Concomitant gebruik van CYP3A4-remmers (bijv. atazanavir, claritromycine, indinavir, itraconazol, voriconazol, posaconazol, ketoconazol, nelfinavir, ritonavir, saquinavir, telitromycine) en venlafaxine kan de concentraties van venlafaxine en O-demethylvenlafaxine verhogen. Daarom is voorzichtigheid geboden als een patiënt een concomitante behandeling krijgt met een CYP3A4-remmer en venlafaxine. Effect van venlafaxine op andere geneesmiddelen 10/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Lithium Er kan een serotoninesyndroom optreden bij concomitant gebruik van venlafaxine en lithium (zie serotoninesyndroom). Diazepam Venlafaxine heeft geen effecten op de farmacokinetiek en de farmacodynamiek van diazepam en zijn actieve metaboliet demethyldiazepam. Diazepam lijkt geen effect te hebben op de farmacokinetiek van venlafaxine of O-demethylvenlafaxine. Het is niet bekend of er een farmacokinetische en/of farmacodynamische interactie plaatsvindt met andere benzodiazepines. Imipramine Venlafaxine had geen effect op de farmacokinetiek van imipramine en 2-OH-imipramine. Er was een dosisafhankelijke stijging van de AUC van 2-OH-desipramine met factor 2,5 tot 4,5 bij toediening van venlafaxine 75 tot 150 mg per dag. Imipramine had geen effect op de farmacokinetiek van venlafaxine en O-demethylvenlafaxine. De klinische betekenis van die interactie is niet bekend. Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdige toediening van venlafaxine en imipramine. Haloperidol In een farmacokinetische studie met haloperidol werden een daling van de totale orale klaring met 42%, een stijging van de AUC met 70% en een stijging van de Cmax met 88% vastgesteld, maar geen verandering van de halfwaardetijd van haloperidol. Daar moet rekening mee worden gehouden bij patiënten die concomitant worden behandeld met haloperidol en venlafaxine. De klinische betekenis van die interactie is niet bekend. Risperidon Venlafaxine verhoogde de AUC van risperidon met 50%, maar had geen significant effect op het farmacokinetische profiel van de totale actieve fractie (risperidon plus 9hydroxyrisperidon). De klinische betekenis van die interactie is niet bekend. Metoprolol Concomitante toediening van venlafaxine en metoprolol aan gezonde vrijwilligers in een farmacokinetische interactiestudie van beide geneesmiddelen resulteerde in een stijging van de plasmaconcentraties van metoprolol met ongeveer 30-40% zonder verandering van de plasmaconcentraties van zijn actieve metaboliet, α-hydroxymetoprolol. De klinische relevantie van die bevinding bij patiënten met hypertensie is niet bekend. Metoprolol had geen effect op het farmacokinetische profiel van venlafaxine of zijn actieve metaboliet Odemethylvenlafaxine. Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdige toediening van venlafaxine en metoprolol. Indinavir In een farmacokinetische studie met indinavir werden een daling van de AUC van indinavir met 28% en een daling van de Cmax met 36% waargenomen. Indinavir had geen effect op de 11/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
farmacokinetiek van venlafaxine of O-demethylvenlafaxine. De klinische betekenis van die interactie is niet bekend. 4.6
Zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap Er zijn geen adequate gegevens over het gebruik van venlafaxine bij zwangere vrouwen. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken (zie rubriek 5.3). Het mogelijke risico bij de mens is niet bekend. Venlafaxine mag aan zwangeren vrouwen alleen worden toegediend als de verwachte voordelen opwegen tegen een mogelijk risico. Bij inname tijdens de zwangerschap kunnen soortgelijke geneesmiddelen (SSRI’s) het risico verhogen op persisterende pulmonale hypertensie bij pasgeborenen, een ernstige aandoening bij baby’s waardoor de baby sneller ademt en er blauwig uitziet. Die symptomen beginnen gewoonlijk tijdens de eerste 24 uur na de geboorte van de baby. Als dat het geval is bij uw baby, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw vroedvrouw en/of arts. Zoals met andere serotonineheropnameremmers (SSRI’s/SNRI’s) kunnen ontwenningssymptomen optreden bij pasgeborenen als venlafaxine wordt gebruikt tot aan of kort voor de geboorte. Sommige pasgeborenen die laat in het derde trimester werden blootgesteld aan venlafaxine, hebben complicaties ontwikkeld waarvoor sondevoeding, respiratoire ondersteuning of een langdurig ziekenhuisverblijf vereist waren. Dergelijke complicaties kunnen meteen na de bevalling optreden. De volgende symptomen kunnen worden waargenomen bij pasgeborenen als de moeder laat in de zwangerschap een SSRI/SNRI heeft gebruikt: prikkelbaarheid, tremor, hypotonie, aanhoudend huilen en zuig- of slaapmoeilijkheden. Die symptomen kunnen te wijten zijn aan serotoninerge effecten of aan symptomen van blootstelling. In de meeste gevallen werden die complicaties onmiddellijk of binnen 24 uur na de bevalling waargenomen. Borstvoeding Venlafaxine en zijn actieve metaboliet O-demethylvenlafaxine worden in de moedermelk uitgescheiden. Een risico voor het zogende kind kan niet worden uitgesloten. Er moet daarom worden beslist of de borstvoeding moet worden gestaakt of dat behandeling met venlafaxine moet worden gestaakt dan wel niet moet worden ingesteld, waarbij het voordeel van borstvoeding voor het kind en het voordeel van behandeling met venlafaxine voor de vrouw in overweging moeten worden genomen. 4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen 12/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Alle psychoactieve geneesmiddelen kunnen het beoordelingsvermogen, het denken en de motorische vaardigheden verstoren. Daarom moeten patiënten die venlafaxine krijgen, worden gewaarschuwd wat hun rijvermogen of vermogen om gevaarlijke machines te bedienen betreft. 4.8
Bijwerkingen
De bijwerkingen die in klinische studies het vaakst (>1/10) werden gerapporteerd, waren nausea, droge mond, hoofdpijn en zweten (met inbegrip van nachtelijk zweten). De bijwerkingen worden hieronder opgesomd volgens de systeem-/orgaanklasse en de frequentie. De frequenties worden als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100 tot <1/10), soms (≥1/1000 tot <1/100), zelden (≥1/10.000 tot <1/1000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Lichaamssys Zeer vaak teem
Vaak
Bloed- en lymfestelsela andoeningen
Zelden
Niet bekend
Ecchymose, maagdarmbloedi ng
Voedings- en stofwisseling sstoornissen
Zenuwstelsel aandoeninge n
Soms
Verhoogde serumcholester ol, gewichtsdaling
Droge mond (10,0%), hoofdpijn (30,3%)*
Abnormale dromen, verminderde libido, duizeligheid,
Slijmvliesbloeding, verlengde bloedingstijd, trombocytopenie, bloeddyscrasieën (met inbegrip van agranulocytose, aplastische anemie, neutropenie en pancytopenie) Gewichtstoe Abnormale name leverfunctietests, hyponatriëmie, hepatitis, syndroom van ongepaste secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH), verhoogd prolactinegehalte Apathie, Akathisie/ Maligne hallucinatie psychomot neurolepticasyndro s, orische om (MNS), myoclonus, rusteloosh serotoninerg agitatie, eid, syndroom, 13/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Lichaamssys Zeer vaak teem
Oog-, evenwichtsor gaan- en ooraandoenin gen Hart- en bloedvataand oeniongen
Ademhalings stelsel-, borstkas- en mediastinum aandoeninge n MaagNausea darmstelselaa (20,0%) ndoeningen
Huid- en Zweten onderhuidaan (met doeningen inbegrip van nachtelijk zweten) [12,2%]
Vaak
Soms
Zelden
Niet bekend
verhoogde spiertonus (hypertonie), insomnia, zenuwachtighe id, paresthesie, sedatie, tremor, verwardheid, depersonalisati e Abnormale accommodatie, mydriase, gezichtsstoorni s
coördinatieen evenwichtss toornissen
convulsie, manische reactie
delirium, extrapiramidale reacties (met inbegrip van dystonie en dyskinesie), late dyskinesie, zelfmoordgedachte n en -gedrag**
Gestoorde smaakzin, tinnitus
Geslotenhoekglauc oom
Hypertensie, vasodilatatie (meestal warmteopwelli ngen/opvlieger s), hartkloppingen Geeuwen
Posturale hypotensie, syncope, tachycardie
Hypotensie, QT-verlenging, ventrikelfibrillatie, ventrikeltachycardi e (met inbegrip van torsade de pointes)
Verminderde eetlust (anorexie), constipatie, braken
Tandenknar sen, diarree
Pancreatitis
Huiduitslag, haaruitval
Erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, StevensJohnsonsyndroom, jeuk, urticaria
Pulmonale eosinofilie
14/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Lichaamssys Zeer vaak teem
Vaak
Soms
Skeletspierst elsel- en bindweefsela andoeningen
Zelden
Niet bekend
Rabdomyolyse
Urogenitale tractus
Abnormale ejaculatie / orgasme (mannen), anorgasmie, erectiestoornis sen (impotentie), gestoorde urinelozing (meestal aarzeling), menstruatiesto ornissen met meer bloedverlies of onregelmatige bloedingen (bijv. menorragie, metrorragie), pollakisurie
Abnormaal orgasme (vrouwen), urineretenti e
Algemene aandoeninge n en toedieningspl aatsstoorniss en
Asthenie Fotosensitiv (vermoeidheid) iteitsreactie , rillingen
Anafylaxie
* In samengevoegde klinische studies was de incidentie van hoofdpijn 30,3% met venlafaxine en 31,3% met de placebo. ** Er zijn gevallen gerapporteerd van zelfmoordgedachten en zelfmoordgedrag tijdens behandeling met venlafaxine of vroeg na stopzetting van de behandeling (zie rubriek 4.4). 15/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Stopzetting van venlafaxine (vooral een abrupte stopzetting) leidt vaak tot ontwenningssymptomen. Duizeligheid, gevoelsstoornissen (met inbegrip van paresthesie), slaapstoornissen (zoals insomnia en intense dromen), agitatie of angst, nausea en/of braken, tremor, hoofdpijn en griepachtig syndroom zijn de meest gerapporteerde reacties. Doorgaans zijn die bijwerkingen licht tot matig en verdwijnen ze vanzelf; maar bij sommige patiënten kunnen ze ernstig zijn en/of lang duren. Daarom wordt aangeraden om de behandeling met venlafaxine, als die niet langer nodig is, geleidelijk te verminderen door de dosering traag te verlagen (zie rubrieken 4.2 en 4.4). Pediatrische patiënten Over het algemeen was het profiel van bijwerkingen van venlafaxine (in placebogecontroleerde klinische studies) bij kinderen en adolescenten (in de leeftijd van 6 tot 17 jaar) vergelijkbaar met wat wordt gezien bij volwassenen. Zoals bij volwassenen werden een verminderde eetlust, gewichtsdaling, verhoogde bloeddruk en een verhoogde serumcholesterolconcentratie waargenomen (zie rubriek 4.4). In pediatrische klinische studies werd de bijwerking zelfmoordgedachten waargenomen. Er waren ook meer rapporten van vijandigheid en, vooral bij depressie in engere zin, van zelfbeschadiging. Bij pediatrische patiënten werden vooral de volgende bijwerkingen waargenomen: buikpijn, agitatie, dyspepsie, ecchymose, epistaxis en spierpijn. 4.9
Overdosering
In de postmarketingervaring werd een overdosering van venlafaxine overwegend gerapporteerd in combinatie met alcohol en/of andere geneesmiddelen. De frequentste verschijnselen bij een overdosering zijn tachycardie, veranderingen van het bewustzijnsniveau (gaande van slaperigheid tot coma), mydriase, convulsie en braken. Andere gerapporteerde verschijnselen zijn elektrocardiografische veranderingen (bijv. verlenging van het QTinterval, bundeltakblok, verbreed QRS-complex), ventrikeltachycardie, bradycardie, hypotensie, vertigo en overlijden. In de gepubliceerde retrospectieve studies werd beschreven dat een overdosering van venlafaxine gepaard kan gaan met een hoger risico op fatale afloop dan met SSRI’s, maar een lager risico dan met tricyclische antidepressiva. In epidemiologische studies werd aangetoond dat patiënten die met venlafaxine werden behandeld, een hogere belasting aan risicofactoren voor zelfmoord vertoonden dan de patiënten die met SSRI’s werden behandeld. Het is niet duidelijk in hoeverre het hogere risico op fatale afloop kan worden toegeschreven aan de toxiciteit van venlafaxine bij overdosering dan wel aan bepaalde kenmerken van de patiënten die met venlafaxine worden behandeld. Bij het voorschrijven van venlafaxine moet de kleinste hoeveelheid van het geneesmiddel worden voorgeschreven die strookt met een goede behandeling, om het risico op een overdosering te verkleinen. 16/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Aanbevolen behandeling Algemene ondersteunende en symptomatische maatregelen worden aanbevolen; het hartritme en de vitale tekenen moeten worden gevolgd. Als er een risico is op aspiratie, wordt niet aanbevolen om braken op te wekken. Een maagspoeling kan geïndiceerd zijn als ze kort na ingestie wordt uitgevoerd of bij symptomatische patiënten. Ook toediening van actieve kool kan de absorptie van de werkzame stof tegengaan. Geforceerde diurese, dialyse, hemoperfusie en wisseltransfusie zullen allicht niet van nut zijn. Er is geen specifiek antidotum voor venlafaxine bekend. 5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Andere antidepressiva. ATC-code: N06A X16 Het mechanisme van de antidepressieve werking van venlafaxine bij de mens zou een potentiëring van de neurotransmitteractiviteit in het centrale zenuwstelsel zijn. In preklinisch onderzoek werd aangetoond dat venlafaxine en zijn belangrijkste metaboliet Odemethylvenlafaxine (ODV) de heropname van serotonine en noradrenaline remmen. Venlafaxine remt ook de opname van dopamine in lichte mate. Venlafaxine en zijn actieve metaboliet verminderen de β-adrenerge respons na acute (eenmalige dosis) en chronische toediening. Venlafaxine en ODV zijn zeer vergelijkbaar wat hun effect op de heropname van neurotransmitters en de receptorbinding betreft. In vitro heeft venlafaxine vrijwel geen affiniteit voor muscarinerge, cholinerge, H1histaminerge en α1-adrenerge receptoren in rattenhersenen. De farmacologische activiteit op die receptoren kan gerelateerd zijn aan verschillende bijwerkingen die worden gezien met andere antidepressiva zoals anticholinerge, sedatieve en cardiovasculaire bijwerkingen. Venlafaxine heeft geen remmende werking op het monoamino-oxidase (MAO). In in-vitrostudies werd aangetoond dat venlafaxine vrijwel geen affiniteit heeft voor opiaat- of benzodiazepinereceptoren.
Episoden van depressie in engere zin De werkzaamheid van venlafaxine met onmiddellijke afgifte bij de behandeling van episoden van depressie in engere zin werd aangetoond in vijf gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, kortetermijnstudies van 4 tot 6 weken met een dosering tot 375 mg/dag. De werkzaamheid van venlafaxine met verlengde afgifte als behandeling voor episoden van depressie in engere zin werd aangetoond in twee placebogecontroleerde, kortetermijnstudies van 8 en 12 weken met een dosering van 75 tot 225 mg/dag. 17/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
In één langere studie werden ambulante volwassen patiënten die hadden gereageerd op een open studie van 8 weken met venlafaxine met verlengde afgifte (75, 150 of 225 mg) gerandomiseerd naar voortzetting van diezelfde dosering van venlafaxine met verlengde afgifte of een placebo gedurende 26 weken voor observatie van relaps. In een tweede langeretermijnstudie werd de werkzaamheid van venlafaxine bij de preventie van recidiverende episoden van depressie gedurende 12 maanden aangetoond in een placebogecontroleerde, dubbelblinde klinische studie bij ambulante volwassen patiënten met recidiverende episoden van depressie in engere zin die bij de laatste episode van depressie hadden gereageerd op de behandeling met venlafaxine (100 tot 200 mg/dag verdeeld over twee giften). Veralgemeende angststoornis De werkzaamheid van venlafaxine met verlengde afgifte bij de behandeling van veralgemeende angststoornis werd aangetoond in twee placebogecontroleerde studies van 8 weken met een vaste dosering (75 tot 225 mg/dag), één placebogecontroleerde studie van 6 maanden met een vaste dosering (75 tot 225 mg/dag) en één placebogecontroleerde studie van 6 maanden met een flexibele dosering (37,5, 75 en 150 mg/dag) bij ambulante volwassen patiënten. De dosering van 37,5 mg/dag was ook werkzamer dan de placebo, maar de werkzaamheid was niet zo consistent als die van de hogere doseringen. Sociale angststoornis De werkzaamheid van venlafaxine capsules met verlengde afgifte bij de behandeling van sociale angststoornis werd aangetoond in vier dubbelblinde, multicentrische, placebogecontroleerde studies van 12 weken met parallelle groepen en een flexibele dosering en één dubbelblinde, placebogecontroleerde studie van 6 maanden met parallelle groepen met een vaste/flexibele dosering bij ambulante volwassen patiënten. De patiënten kregen een dosering van 75 tot 225 mg/dag. In de studie van 6 maanden waren er geen aanwijzingen dat de dosering van 150 tot 225 mg/dag werkzamer was dan die van 75 mg/dag. Paniekstoornis De werkzaamheid van venlafaxine capsules met verlengde afgifte bij de behandeling van paniekstoornis werd aangetoond in twee dubbelblinde, multicentrische, placebogecontroleerde studies van 12 weken bij ambulante volwassen patiënten met een paniekstoornis met of zonder agorafobie. De initiële dosering in de studies bij patiënten met een paniekstoornis was 37,5 mg/dag gedurende 7 dagen. Daarna kregen de patiënten een vaste dosering van 75 of 150 mg/dag in één studie en 75 of 225 mg/dag in de andere.
18/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
De werkzaamheid werd ook aangetoond in één dubbelblinde, placebogecontroleerde langetermijnstudie met parallelle groepen ter evaluatie op lange termijn van de veiligheid, de werkzaamheid en de preventie van relaps bij ambulante volwassen patiënten die hadden gereageerd op een open behandeling. De patiënten kregen verder dezelfde dosering van venlafaxine met verlengde afgifte als de dosering die ze innamen op het einde van de open fase (75, 150 of 225 mg).
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Venlafaxine wordt sterk gemetaboliseerd, vooral tot de actieve metaboliet Odemethylvenlafaxine (ODV). De gemiddelde ± SD plasmahalfwaardetijd van venlafaxine en ODV zijn respectievelijk 5 ± 2 uur en 11 ± 2 uur. Bij herhaalde orale toediening worden de evenwichtsconcentraties van venlafaxine en ODV bereikt in 3 dagen. Venlafaxine en ODV vertonen een lineaire kinetiek bij doseringen van 75 mg tot 450 mg/dag. Absorptie Venlafaxine wordt voor minstens 92% geabsorbeerd na een eenmalige orale dosis van venlafaxine met onmiddellijke afgifte. De absolute biologische beschikbaarheid is 40% tot 45% als gevolg van presystemisch metabolisme. Na toediening van venlafaxine met onmiddellijke afgifte worden de piekplasmaconcentraties van venlafaxine en ODV bereikt na respectievelijk 2 en 3 uur. Na toediening van venlafaxine capsules met verlengde afgifte worden de piekplasmaconcentraties van venlafaxine en ODV bereikt na respectievelijk 5,5 en 9 uur. Bij toediening van venlafaxine tabletten met onmiddellijke afgifte en venlafaxine capsules met verlengde afgifte in een gelijke dagdosering verloopt de absorptie trager met de capsule met verlengde afgifte, maar wordt venlafaxine in dezelfde mate geabsorbeerd als met de tablet met onmiddellijke afgifte. Voedsel heeft geen invloed op de biologische beschikbaarheid van venlafaxine en ODV. Distributie Venlafaxine en ODV worden bij therapeutische concentraties minimaal gebonden aan humane plasmaproteïnen (respectievelijk 27% en 30%). Na intraveneuze toediening bedraagt het distributievolume van venlafaxine in evenwichtstoestand 4,4 ± 1,6 l/kg. Metabolisme Venlafaxine ondergaat een uitgebreid levermetabolisme. In in-vitro- en in-vivostudies werd aangetoond dat venlafaxine door CYP2D6 wordt omgezet in zijn belangrijkste actieve metaboliet ODV. In in-vitro- en in-vivostudies werd aangetoond dat venlafaxine ook door CYP3A4 wordt gemetaboliseerd tot N-demethylvenlafaxine, een minder belangrijke, minder actieve metaboliet. In in-vitro- en in-vivostudies werd aangetoond dat venlafaxine een zwakke remmer is van CYP2D6. Venlafaxine remde CYP1A2, CYP2C9 of CYP3A4 niet. 19/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Eliminatie Venlafaxine en zijn metabolieten worden hoofdzakelijk door de nieren uitgescheiden. Ongeveer 87% van een dosis van venlafaxine wordt binnen 48 uur in de urine teruggevonden als onveranderd venlafaxine (5%), ongeconjugeerd ODV (29%), geconjugeerd ODV (26%) of andere minder belangrijke, inactieve metabolieten (27%). De gemiddelde ± SD plasmaklaring van venlafaxine en ODV in evenwichtstoestand is respectievelijk 1,3 ± 0,6 l/uur/kg en 0,4 ± 0,2 l/uur/kg. Speciale populaties Leeftijd en geslacht De leeftijd en het geslacht hebben geen significante invloed op de farmacokinetiek van venlafaxine en ODV. Snelle/trage CYP2D6-metaboliseerders De plasmaconcentraties van venlafaxine zijn hoger bij trage CYP2D6-metaboliseerders dan bij snelle metaboliseerders. Aangezien de totale blootstelling (AUC) van venlafaxine en ODV vergelijkbaar is bij trage en snelle metaboliseerders, is er geen reden om een andere dosering van venlafaxine te gebruiken in die twee groepen. Patiënten met leverinsufficiëntie Bij patiënten met een leverinsufficiëntie Child-Pugh A (lichte leverinsufficiëntie) en ChildPugh B (matige leverinsufficiëntie) was de halfwaardetijd van venlafaxine en ODV langer dan bij normale proefpersonen. De orale klaring van venlafaxine en ODV was verminderd. Er werd een sterkere interindividuele variabiliteit waargenomen. Er zijn beperkte gegevens bij patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie (zie rubriek 4.2). Patiënten met nierinsufficiëntie Bij dialysepatiënten was de eliminatiehalfwaardetijd van venlafaxine ongeveer 180% langer en de klaring ongeveer 57% lager dan bij normale proefpersonen, terwijl de eliminatiehalfwaardetijd van ODV ongeveer 142% langer was en de klaring ongeveer 56% lager. Een aanpassing van de dosering is noodzakelijk bij patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie en bij patiënten die hemodialyse nodig hebben (zie rubriek 4.2). 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In studies met venlafaxine bij ratten en muizen waren er geen aanwijzingen van een carcinogeen potentieel. Venlafaxine was niet mutageen in een brede batterij van in-vitro- en in-vivotests. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken. Bij ratten werden een daling van het gewicht van de jongen, meer doodgeboren jongen en een hogere sterfte van de jongen tijdens 20/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
de eerste 5 dagen van de lactatie waargenomen. De oorzaak van die sterfgevallen is niet bekend. Die effecten zijn opgetreden met 30 mg/kg/dag, 4-maal de dagdosering van 375 mg venlafaxine bij de mens (uitgedrukt in mg/kg). De dosering zonder effect voor die bevindingen was 1,3-maal de humane dosering. Het potentiële risico bij de mens is niet bekend. Verminderde vruchtbaarheid werd waargenomen in een studie waarin mannetjes- en wijfjesratten werden blootgesteld aan ODV. Die blootstelling was ongeveer 1- tot 2-maal hoger dan bij toediening van een dosering van 375 mg venlafaxine/dag bij de mens. De relevantie van die bevinding voor de mens is niet bekend. 6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Inhoud capsule: Pelletkern: Microkristallijne cellulose, Hypromellose Pelletomhulsel: Ketostearylalcohol, Ethylacrylaat-methylmethacrylaat copolymeer, Nonoxynol, Macrogol, Talk Omhulsel capsule: Venlafaxin Retard Sandoz 37,5 mg capsules met verlengde afgifte, hard: Gelatine Zwart ijzeroxide (E172), Titaniumdioxide (E171) Venlafaxin Retard Sandoz 75 mg capsules met verlengde afgifte, hard: Gelatine Rood ijzeroxide (E172), Geel ijzeroxide (E172), Titaniumdioxide (E171) Venlafaxin Retard Sandoz 150 mg capsules met verlengde afgifte, hard: Gelatine Rood ijzeroxide (E172), Geel ijzeroxide (E172), Titaniumdioxide (E171) 21/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing. 6.3
Houdbaarheid
30 maanden. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
PVC/PVDC//aluminiumblisterverpakkingen. HDPE-fles met PP-dop. Verpakkingsgrootten: Blisterverpakkingen: 7, 10, 12, 14, 20, 28, 30, 50, 56, 60, 98, 100 en 100 x 1 capsules met verlengde afgifte. Flessen: 60, 100, 250 en 500 capsules met verlengde afgifte. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen <en andere instructies>
Geen bijzondere vereisten. 7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sandoz N.V. Telecom Gardens Medialaan 40 1800 Vilvoorde België 8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Venlafaxin Retard Sandoz 37,5 mg capsules met verlengde afgifte, hard PVC/PVDC/AL- Blisterverpakkingen: BE317301 HDPE-fles: BE317317 Venlafaxin Retard Sandoz 75 mg capsules met verlengde afgifte, hard PVC/PVDC/AL- Blisterverpakkingen: BE317326 HDPE-fles: BE317335 22/23
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics
Venlafaxin Retard Sandoz 150 mg capsules met verlengde afgifte, hard PVC/PVDC/AL- Blisterverpakkingen: BE317344 HDPE-fles: BE317353
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST Maart 2009 Goedkeuringsdatum: 03/2012
23/23