2
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
Ferk gaat op reis
Auteur: Anaïd Haen: http://anaidhaen.littera.nl/ Illustrator: Joris van Beusekom: http://www.jorisvanbeusekom.com/
Dit werk is gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieelGeenAfgeleideWerken 3.0 Nederland licentie. Zie: http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl/ De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven, onder de volgende voorwaarden:
Naamsvermelding — De gebruiker dient bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam te vermelden (maar niet zodanig dat de indruk gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met uw werk of uw gebruik van het werk). Niet-commercieel — De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. Geen Afgeleide werken — De gebruiker mag het werk niet bewerken.
Op pagina 12 is te lezen hoe dit verhaal tot stand is gekomen. Juni 2009, Anaïd Haen
3
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
Ferk gaat op reis
Armons meester Ferk vreesde alles. Zelf zei hij altijd: ‘Ik ben nergens bang voor, ik heb gewoon veel vrees.’ Hij had ook drang, schrik, angst en een stuk of wat fobieën. Armon vermoedde dat Ferk in zijn vroegste jaren te innig geliefkoosd was door zijn moeder. Bewijzen kon hij dat niet: de arme weduwe was dood: van de trap gevallen. Ferk was toen zeven jaar oud, een ventje in drollenvanger en ruitoverhemd, met platgekamde haren in een strenge scheiding. Hij stond onder aan de trap en zag zijn moeder vallen. Ze kwam vlak voor zijn voeten neer, er was niets meer aan te doen. Hij besloot nooit meer naar boven te gaan want dat was te gevaarlijk. Om ieder risico uit te sluiten, liet hij alle drempels verwijderen en de karpetten verzinken in de vloer. Dat gaf hem een veilig gevoel. Het liefst bleef hij binnen, in de benedenkamer. In de dertig jaar na de dood van zijn moeder kwam hij misschien drie keer buiten, waarvan de eerste keer voor haar begrafenis. Een gedenkwaardige gebeurtenis waar hij een prachtfobie aan over hield: smetvrees. Er waren zoveel mensen gekomen om afscheid te nemen dat het manneke niet wist waar hij het zoeken moest. Toen hij thuiskwam, ging hij zijn handen wassen en dat bleef hij urenlang doen, iedere handdruk moest eraf. Armon was toen zestien, net bij Ferk in dienst en begreep er niets van. Hij probeerde zijn meester te stoppen, maar toen hij hem aanraakte, kromp Ferk zó ineen dat Armon ervan schrok en hem met rust liet. Het bleek de beste manier: hem met rust laten en doen wat hij graag gedaan wilde hebben. Ferk trok zich in zijn huis terug, omringde zich met spullen die hij minimaal drie keer daags door Armon liet schoonmaken en zo hadden ze best een aardig leven samen. Tot Ferks reisdrang de kop opstak. Armon kan zich nog precies herinneren hoe die ontstond. Hij hoorde zijn meester zuchten en een snelle blik door de gordijnkier naar buiten werpen. Dat gebeurde anders nooit. Armon probeerde het te negeren en polierde het koper tot het glom. ‘Armon?’ ‘Ja, meester?’ ‘Hoe lang zit ik nu al binnen?’ ‘Eens denken,’ zei de dienaar twijfelend. De vraag stond hem niet aan. ‘De laatste keer dat u buiten was, was toen het granaatappelwoud zijn vruchten liet vallen, weet u nog? U wilde toen graag zien hoe de hemel kleurde. Dat was twee zevenjaren geleden.’ ‘Ja, dat is waar.’
4
Ferk gaat op reis Anaïd Haen Omdat Ferk verder zijn mond hield, deed Armon dat ook. Maar de herinnering aan die
trip stond hem nog levendig voor de geest. Vooral de terugreis was een ramp. Ferk wilde niet meer voor- of achteruit, hij had een aanval van reisziekte, compleet met toevallen. Het is dat hun gids hem uiteindelijk bewusteloos sloeg, anders hadden ze daar nu nog gezeten, te midden van de knallende granaatappelen. Nee, Armon dacht niet graag aan die reis terug.
Een poosje verkeerde hij in de waan dat Ferk het onderwerp zou laten rusten, maar niets was minder waar. Op een dag kwam hij de kamer binnen en zag tot zijn afgrijzen dat de gordijnen wijd open waren getrokken. Ferk stond in het midden van de kamer, net als de leunstoel, die hij als een schild voor zich had gezet. ‘Meester! Wat doet u nu?’ Armon wist niet wat hem meer van streek maakte: de gordijnen of de stoel. Hij liep naar het raam om de zon buiten te sluiten, maar werd tegengehouden door een hand om zijn arm. Hij stond meteen stil, Ferk raakte hem aan! Verbijsterd staarde hij van Ferks hand naar zijn gezicht, van de stoel naar de gordijnen. Zijn knieën voelden als gekookte spaghetti. Zijn meester zag zo grauw dat hij vreesde dat zijn hart het had begeven. Ferk trok zijn blik van het raam en keek Armon aan. ‘Ik wil eruit!’
Zijn stelligheid was ernstig. Heel, heel ernstig. Armon knikte hem geruststellend toe, maakte vinger voor vinger Ferks hand los van zijn arm en plantte hem in de leunstoel. ‘Blijft u hier een poosje naar buiten kijken, ik ga eens uitzoeken waar we heen kunnen.’ ‘Oh, maar dat weet ik al,’ zei Ferk. ‘We gaan naar Rabarbaria.’ Zijn toon liet geen ruimte voor discussie. ‘Rabarbaria?’ Armon hoorde zichzelf de naam herhalen. Tegen beter weten in besloot hij toch te protesteren. ‘Maar meester, dat is toch veel te gevaarlijk!’ Armon voelde zijn maag omhoogkomen en slikte eens flink. Hij had geen goede herinneringen aan het land. Omdat Ferk uit het raam bleef kijken en hem negeerde, ging hij haastig verder: ‘De Rabarbarianen zijn onbetrouwbaar, meester. Gelooft u mij! En het land, de begroeiing, alles is er even gevaarlijk. Mijn vader is er geweest en hij kwam er volstrekt verzuurd van terug. Hij was pas veertig!’ Ferk keek op vanuit de leunstoel en tuitte zijn lippen even. ‘Was het zo erg?’ vroeg hij en zijn stem klonk belangstellend genoeg om Armon het gevoel te geven dat hij serieus werd genomen.
5
Ferk gaat op reis Anaïd Haen ‘Ja! Zo erg was het. Hij zag nergens meer de vreugde van in, zat hele dagen met een
vertrokken gezicht naar ons en onze moeder te kijken. Ik ben op mijn zestiende het huis ontvlucht omdat er niet meer met hem te leven viel. Ik ben niet uit luxe bij u in dienst gekomen! Ik moest wel, hij zorgde nergens meer voor. De reis heeft hem een ander mens gemaakt, begrijpt u? Dat lánd heeft hem een ander mens gemaakt.’ Ferk knikte nadenkend. Toen trok hij zijn schouders op en zei: ‘Ik hoor je, Armon. Maar volgens het Reisboek van Weerom hoeven we alleen maar een dagelijkse dosis suiker tot ons te nemen om het verzuren tegen te gaan. Dus als jij even uitzoekt hoe we er moeten komen, beslis ik welke gebieden we gaan bezoeken.’ Met een handgebaar zette Ferk zijn dienaar aan het werk. Armon trok zich met een korte hoofdknik terug uit de kamer. Zachtjes sloot hij de deur achter zich, waarna hij er even met zijn rug tegen leunde. Rabarbaria! Van alle plaatsen op Weerom wilde Ferk na dertig jaar binnenzitten naar Rabarbaria. Als zijn meester maar niet dacht dat hij meeging! Geen haar op zijn hoofd die erover dacht! Hij zette zich met zijn kont af en beende door de hal. Woest trapte hij de deur naar de tuin open om een hap lucht te nemen. Ferk wilde eruit, het mocht wat! In geen dertig jaar had hij ook maar een voet in zijn tuin gezet en dan wilde hij naar Rabarbaria. Nou, hij kon eruit. Hier lag een schitterende tuin, met een gazon zo groot dat hij … En daar, op de drempel van binnen en buiten, kreeg Armon een idee. Hij voelde zich opeens een stuk beter en sloot fluitend de tuindeuren.
‘Meester?’ ‘Ja, Armon?’ ‘Herinnert u zich nog onze vorige reis, die naar het granaatappelwoud?’ ‘Ja, natuurlijk, daar hebben we het onlangs nog over gehad.’ ‘Weet u nog dat de reis u bijna te veel werd?’ ‘Dat weet ik nog vaag, inderdaad. Het beklemt mij erover na te denken, Armon. Ik krijg er een korte adem van.’ ‘Ziet u wel? Dat reizen is niets voor u! Alleen het idee maakt u al ziek.’ ‘Maar ik wil naar Rabarbaria! Ik zit hier maar binnen en binnen. Ik moet eruit!’ ‘Dat begrijp ik! Daarom heb ik een idee. Ik wilde u voorstellen om ons te teleporteren naar Rabarbaria. Dan komen we er aan zonder te reizen.’ ‘Armon?’ ‘Ja, meester?’
6
Ferk gaat op reis Anaïd Haen ‘Ik heb een geweldige inval! Als we nu eens via een teleporteercabine naar Rabarbaria
gaan. Dan hoef ik de spanning van het reizen niet te doorstaan!’ ‘Goed bedacht, meester!’
Het bleek nog een heel gedoe om een teleporteercabine te huren, in huis te krijgen en hem te laten installeren op de goede plek: in de gang, naast de tuindeur. Ferk wilde geen vreemden in huis en gedroeg zich onhebbelijk. Hij wierp dermate belachelijke bezwaren op dat Armon dreigde de reis te annuleren indien hij niet zou ophouden. Waarop Ferk in woede uitbarstte en Armon wilde ontslaan. Uiteindelijk sloot Ferk zich op in de benedenkamer. Armon kreeg de vrije hand en regelde beveiliging, betrouwbare Rabarbarianen en een slaapplaats. Dat laatste bleek volkomen overbodig: Ferk wilde in zijn eigen bed slapen. Tenzij Armon een mogelijkheid zag om zijn eigen bed, voorzien van antiallergische lakens en dekens en matrassen, naar Rabarbaria te verslepen. Die zag Armon niet, dus het werd dagelijks teleporteren. De meeste moeite had hij met het vinden van een geschikte gids. Rabarbarianen vinden dat vrouwen de ultieme wegwijzers zijn, iets waar Ferk het absoluut niet mee eens was. Zijn vrouwenvrees stak dusdanig de kop op dat Armon uiteindelijk besloot een vrouw in te schakelen die met haar besnorde bovenlip moeiteloos kon doorgaan voor een man. Hij moest haar extra betalen om mannenkleding te dragen (iets waar Rabarbariaanse vrouwen moeite mee hebben wegens de bovenbeenflappen die kruislings naar achter worden gedragen en de bilnaad vrij houden) en haar schriftelijk verzekeren dat niemand van hen pogingen zou ondernemen om iets te doen wat ze toch nooit zouden willen doen. Na het zien van de foto’s van haar achterkant kon Armon die verklaring zonder aarzelen afgeven. Naast het gidsen, wilde hij dat ze wat andere diensten zou verlenen, iets waar ze nog een enorm misverstand over kregen. Maar het lukte hem haar te overtuigen, in zijn gebrekkige Rabarbariaans, via email. Ondertussen onderzocht Ferk welke bezienswaardigheden hij wilde zien en daags voor vertrek overhandigde hij zijn lijst aan Armon. Diens ogen vlogen over het papier: Rabarberwouden (had hij in voorzien), de Suikerstengels (idem), de Zuurwegen (die dus niet), en de Wrangstegen. ‘Meester?’ ‘Ja, Armon?’ ‘U weet dat de Wrangstegen onlangs tot onveilig gebied zijn verklaard en dat …’ ‘Schei toch uit, Armon. Ze staan op de erfgoedlijst, ze zijn een bezienswaardigheid, ze zijn het bezoeken waard en nu ik toch ga, wil ik alles zien.’ Alweer die stelligheid.
7
Ferk gaat op reis Anaïd Haen Armon restte niets anders dan een knikje en stevig doorwerken om ervoor te zorgen
dat alles in orde kwam. Na drie zevendagen van voorbereiden, was het eindelijk zo ver. Met zijn rugzak volgestouwd met een kilo suiker en medicijnen tegen nieskoorts, rabarberuitslag, kwinkslag, alsmede afstandelijke middelen tegen alles dat kroop en vloog, stapte Armon met Ferk de cabine in. Waarop Ferk een acute aanval van claustrofobie kreeg, iets wat hij niet eerder had gehad. ‘Ik wil eruit!’ ‘Dat gaat niet, meester, als u uitstapt voor we zijn geteleporteerd, blijft er niets van u over,’ zei Armon kalm. Gelukkig had hij ervaring met de aanvallen, dus hij ging in een hoekje van de cabine zitten en liet Ferk razen. Dit had het gewenste effect: Ferk stopte ermee en plofte naast Armon neer, hem net niet aanrakend. Na wat gebons en gedraai gingen de deuren open en stonden ze middenin een Rabarberwoud. Hoewel Armon de details kende, was hij toch onder de indruk. Wat prachtig! Hoog boven hen wiegden rooddooraderde bladeren. Het zonlicht speelde er doorheen en tekende roze lijnen op de grond. ‘Is het eng?’ wilde Ferk weten vanuit het verste hoekje van de cabine. ‘Nee, hoor. Volkomen veilig,’ stelde Armon hem gerust. ‘Het is net of we binnen zijn, kijkt u maar, dat komt door de bladeren.’ Aarzelend stak Ferk zijn hoofd buiten de deur. Hij snoof de lucht op. ‘Dit ruikt naar buiten,’ concludeerde hij en hij rilde. Armon lachte en zei: ‘Is het niet prachtig?’ ‘Ja, dat wel. Maar Armon?’ ‘Ja, meester?’ ‘Ik vind dit voor de eerste keer wel genoeg. Breng me naar huis, dan gaan we morgen naar de Suikerstengels.’ ‘Meester! Ik heb geregeld dat we hier drie dagen zouden verblijven bij een stam Gesuikerden. Zij rekenen op onze komst. Ze hebben een heerlijke rabarbecue voorbereid en me beloofd dat ze ons zouden leren hoe we van rabarberbladeren …’ Maar Ferk had zich al in de verste hoek van de cabine teruggetrokken. Armon zoog zijn lippen naar binnen en dwong zich ze niet naar buiten te laten ploppen. Al dat werk en Ferk had niet eens een voet buiten gezet. Tussen de begroeiing zag hij de gids op de afgesproken plek staan wachten. Ze was in het echt nog lelijker dan op de foto en niet van een man te onderscheiden. Armon zwaaide haar toe en stak twee vingers in de lucht ten teken dat ze het tweede deel van de reis zouden gaan beginnen. Aan haar
8
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
mismoedige blik te zien, begreep ze meteen wat het inhield: opschieten, anders was ze morgen niet op tijd. Armon sloot de deur, activeerde de reis terug en na wat gerommel en gedraai van de cabine en hysterisch gemompel van Ferk kwamen ze thuis aan. Ferk stapte uit en holde rechtstreeks naar zijn kamer. ‘Wat een ervaring!’ zei hij nog dapper. Armon stapte de cabine in, liet hem draaien, stapte weer uit en betaalde de Gesuikerden wat hen toekwam, terwijl hij zijn excuses maakte en hen bedankte voor de genomen moeite. Ze leken matig tevreden met het geld. Hij kreeg nog wel een schaaltje rabarber mee van een meisje waarbij slechts de schaduw van een snor aanwezig was, ze zag er vrij aardig uit. De gids was al bezig een en ander om te zetten voor de volgende dag en haar blik was dermate wrang dat Armon besloot haar pas te belonen als Ferk was uitgereisd. Ze mochten eens zonder gids komen te zitten. De cabine weer in, weer uit en Ferk kreeg zijn rabarber. Ferk at nooit iets dat hij niet kende maar Armon had de pest in en wilde niet koken. ‘Wat is dit?’ ‘Rabarber.’ ‘Waar komt dat vandaan?’ ‘Uit het Rabarberwoud. Ik had een rabarbecue geregeld voor vanavond en nu blijven ze met het eten zitten.’ ‘Heb je er een lepel bij?’
De volgende dag togen ze naar de Suikerstengels. De reis verliep al stukken beter dan de dag ervoor, ook al schudde de cabine heviger. Armon stapte uit en verbaasde zich. Stijf en loodrecht rezen de stengels op. Hij volgde de stammen met zijn ogen en zag tot zijn genoegen dat ze bovenaan inderdaad gespleten waren, als sliertjes papierlint, met een schaar gekruld. Wat een werk! ‘Wat een kleuren!’ riep Ferk uit. En voor Armon wist wat er gebeurde, stapte hij de cabine uit. Om er meteen weer in te vliegen toen de wind opstak. Armon had hem ook moeten waarschuwen voor het effect daarvan op de stengels. Niet alleen klapperden deze nu tegen elkaar, ze floten ook nog eens. Dit werd veroorzaakt door de gaten die de hakster, een vogelsoort, erin gevreten had. Suikerstengels zijn in feite grote orgelpijpen en hun geluid is onbeschrijfelijk, zeg maar afschuwelijk. Met een zucht sloot Armon de cabinedeur. Het tweede deel van de reis was ten einde.
9
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
De volgende dag wilde Ferk niet weg. De dag erna ook niet. Armon begon al stiekem te denken dat hij helemaal van het reizen genezen was, maar helaas. ‘Armon?’ ‘Ja, meester?’ ‘Ik wil de Zuurwegen overslaan en direct door naar de Wrangstegen. En wel morgen,’ Het was vlak voor het slapengaan. Armon had juist de Zuurwegen voorbereid. ‘Meester, de Wrangstegen zijn echt gevaarlijk. U weet toch wat ze zeggen? De Rabarbianen die daar wonen, verwerpen de toevoeging van suiker, omdat ze geloven dat dit tegen de wil van Rab is. Het zijn de meest wrange zuurpruimen die er maar bestaan. Kunnen we niet beter naar de Zuurwegen en de Wrangstegen overslaan?’ ‘Armon! Dit is mijn reis, ik bepaal waar we heen gaan!’ Armon stapte dus de cabine in, liet hem draaien en stapte weer uit. Het zag er prachtig uit bij de Zuurwegen, hij betreurde het dat Ferk dit niet te zien zou krijgen. De gids dacht er ongeveer net zo over, ze was tevens woest. Haar snor trilde toen ze Armon toebeet dat ze zó niet behandeld wenste te worden. En haar volk verdiende ook meer. ‘Hoe denkt u de Rabarbianen te belonen die klaar stonden om een concert te geven op de suikerstengels? Om maar te zwijgen van de mensen die nu hier al twee dagen staan te wachten om het zuur van de wegen te schrapen, teneinde u en uw meester een veilige doortocht te geven?’ Armon probeerde te antwoorden maar kreeg er geen speld tussen. ‘Bovendien zijn de Gesuikerden ontstemd over de hoogte van hun beloning: ze komen nog niet eens uit de kosten van de rabarbecue!’ ‘Voor niet-verleende diensten betaal ik niets,’ verklaarde Armon. Hij zag wel dat dit antwoord niet zo goed viel, dus ging hij haastig verder: ‘Bereidt u alles voor de Wrangstegen voor, dan zal ik u daarna passend voor uw diensten belonen.’ ‘Hoe doe ik dat, in een paar uur tijd?’ ‘Ik heb geen idee, u bent toch de gids? En ik heb u ook aangesteld voor hand- en spandiensten, dus u heeft geen keus.’ Armon wierp zichzelf veiligheidshalve de cabine weer in, voor ze hem kon wurgen.
De laatste dag van de reis brak aan en Armon had zorgen. Hoe zou dit gaan aflopen? Hij controleerde zijn schietijzer en stak voor de zekerheid een stuk of wat werpsnijders bij zich. Ferk daarentegen blikte opgewekt de cabine rond en verkondigde luidkeels dat hij wilde dat Armon hem de volgende zevenmaand ook zou huren, omdat hij dan wel eens de Peilloze
10
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
Diepte zou willen verkennen, zijn reislust kende nu geen grenzen meer. Armon kreeg spontaan hoofdpijn. Ze stapten uit op een plek die inderdaad voldeed aan het beeld dat Armon er van had. De teleporteercabine paste amper tussen de huisjes. Hoe de gids dit voor elkaar had gekregen, wilde hij eigenlijk niet weten. Het was een meesterlijk stukje coördinatie. ‘Zo,’ zei Ferk achter hem. ‘Dus dit is de gevaarlijkste plek van Weerom?’ Hij glipte langs Armon heen en stapte de steeg in. Veiligheidshalve bleef Armon in de cabine. Iemand moest het hoofd koel houden en hij had geen idee wat de gids in petto had, er was geen tijd geweest voor overleg. Hij zag hoe Ferk een paar forse stappen zette en het viel hem op dat de huisjes zich over hem heen bogen, zo scheef stonden ze. Ze leken echt over te hellen. Of beter gezegd: terwijl Armon keek, vielen ze meer en meer naar elkaar toe. Langzaam, maar zeker. ‘Meester?’ Omdat Ferk niet reageerde, trok Armon zijn schietijzer en liep achter hem aan, daarbij de gevels in de gaten houdend. Ferk was al bijna aan het einde van de steeg toen de gids opdook. Ze was imposant bij hem vergeleken. Ferk stopte, trok zijn neus op en bekeek de gids van top tot teen. Toen deed hij een stapje achteruit. En nog een. ‘Vrees niet, meester,’ riep Armon hem toe. ‘Dit is onze gids.’ Ferk liet zich niet voor de gek houden. Hij draaide zich op zijn hakken om en spreidde in een woest gebaar zijn armen, waarbij hij zijn handen tegen de gevels zette. ‘Dat is een vrouw!’ krijste hij. Hij trok zijn armen in en Armon zag de muren bewegen ... ze golfden. Achter de gids kwam een stel Rabarbianen de steeg in die hij uit de verte herkende als de mensen die hij eerder had ingehuurd voor de aankleding van de verschillende locaties. Iets zei hem dat ze hen iets kwalijk namen. ‘Meester, rennen!’ brulde Armon naar Ferk. Maar die deed niets, hij leek verlamd door angst. Of anders scheen hij niet te beseffen in welk gevaar hij zich bevond. Pas toen de gids haar hand op zijn schouder legde, kwam hij in beweging. Hij denderde op Armon af, in zijn kielzog de gids en de Rabarbianen. Het was een kleurrijk geheel. Achter en boven de meute vielen de gevels nu helemaal tegen elkaar. Armon besloot dat het welletjes was en begon ook te rennen. ‘De cabine in!’ gilde Ferk. ‘Nee!!’ riep Armon over zijn schouder. ‘We gaan er langs!’ Het was krap, heel krap, maar Ferk en Armon waren mager en wrongen zich tussen de gevel en de cabine naar achter. De gids probeerde hen te volgen, maar was dik en kwam
11
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
klem te zitten, waardoor er verder niemand achter hen aan kon komen. Het enige dat ze nog meekregen van de Wrangstegen, was een instortend geluid en kreten van pijn en woede. Toen werd het stil. Hijgend stonden ze in de gang. Ferk keek er nogal van op. ‘Zijn we thuis?’ ‘Ja, meester. We zijn thuis.’ ‘Maar we zijn niet geteleporteerd …’ ‘Nee, dat zijn we niet. Eerlijk gezegd zijn we dat geen enkele keer,’ zei Armon terwijl hij de gids een knipoog gaf. Haar reactie viel hem wat tegen en hij was blij dat ze klemzat. ‘Rabarberwoud?’ vroeg Ferk. ‘Achtertuin.’ ‘Suikerstengels?’ Armon keek hem aan. ‘Achtertuin. Net als de Zuurwegen en de Wrangstegen. Alles in de achtertuin. Het enige dat deze cabine kan, is om zijn as draaien.’ Hij gaf een zwiep tegen de cabine, dat ontlokte een geluidje aan de gids. ‘Het komt mij voor dat je nu heel wat hebt op te ruimen,’ zei Ferk. Hij leek niet eens ontdaan. Armon knikte spijtig en ging aan de slag.
12
Ferk gaat op reis Anaïd Haen
Beste Lezer, Hartelijk dank voor het downloaden van mijn verhaal. Ik hoop dat u net zo veel plezier heeft beleefd aan het lezen, als ik aan het bedenken en schrijven ervan. ‘Ferk gaat op reis’ is geschreven voor de themawedstrijd ‘Reizen’ van Pure Fantasy 15. Ik heb het volgende erover gebrainstormd: Reisverhaal. Verzin een verhaal met als thema: reizen. Het is toch wat. Een reis is een ding tijdens welke je van A naar B gaat. Dát is een reis. Een reis heeft een doel: ergens aankomen. Om op reis te gaan, moet je ergens vandaan vertrekken. We komen er wel, even goed nadenken en freewriten. Goed, we vertrekken dus van A en reizen naar B, alwaar we al dan niet aankomen, hoewel het wel de bedoeling is. Het kan ook zijn dat we wel willen, maar nooit vertrekken. Omdat .. we er geen geld voor (over) hebben .. of omdat we vrees hebben. Vliegvrees. Hahahaha: iemand heeft vliegvrees en durft derhalve niet te reizen. Wat een nonsens. Vliegvrees en dus moet de reis op een andere manier; over water. Maar dan komt het: deze persoon heeft ook watervrees. Deze persoon Vreest alles. Hij heeft vrees. Vrees in de meest vreselijke soort. Dus hij komt nooit ergens, hij sluit zich op. Waarna Ferk gestalte kreeg. Aangezien ik van het schrijven wil leven, zou ik een bijdrage voor mijn verhaal erg op prijs stellen. Ik deel deze met Joris van Beusekom, die Ferks vrees in een prachtige tekening wist te vangen. Ik laat het geheel en al aan u, mijn lezer, over om te bepalen hoe hoog deze bijdrage is, alles tussen nul en negenennegentig cent is welkom. U kunt uw bijdrage storten op giro 374957, t.n.v. A.E. de Kreij.