Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?
1.1 Het oog 1.1.1 Beschermende delen van het oog Door welke delen worden je ogen beschermd?
Vul de juiste benaming in. Geef telkens de functie van de delen. Delen
Functie
1 2 3 4 5 6
1.1 Het oog
1
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?
1.1.2 Delen van het oog Schrijf de juiste benaming achter de cijfers in de tabel Doorsnede van het rechteroog
Delen
Delen
1
9
2
10
3
11
4
12
5
13
6
14
7
15
8
16
1.1 Het oog
2
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?
1.1.3 Dissectie van het oog Materiaal: 1 varkensoog 1 dissectiemes 1 dissectienaald 1 schaar met scherpe punten 1 petrischaal 1 vod vuilniszak
Dissectie: 1. Verwijder het vet en de spieren die de oogbol omgeven, zonder de oogbol te beschadigen. Soms vind je nog resten van traanklieren. De witte buitenwand van de oogbol is het harde oogvlies. Vooraan wordt het doorzichtig en heet het hoornvlies. Achteraan vind je de dikke witte oogzenuw. 2. Snijd het harde oogvlies door langsheen de evenaarslijn, als hoornvlies en oogzenuw de polen zijn. Maak daartoe eerst een fijne snede met behulp van een scherp mesje en werk dan verder met een goede schaar. Zorg ervoor dat je de onderliggende halfgeleiachtige delen niet beschadigt!
3. Naarmate je snijwerk vordert, komen de doorzichtige delen los. Verwijder ze voorzichtig uit de twee ‘kommetjes’ die nu ontstaan zijn. 4. In het achterste kommetje (dat met de oogzenuw) ligt een grijs, geelachtig vlies uitgespreid: het netvlies. Je kunt het met je vinger wegduwen.
1.1 Het oog
3
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?
5. Daaronder zie je een groen-geel glanzende laag; pel ze voorzichtig af. Ze is zwart aan de kant van het harde oogvlies: dit is het vaatvlies. De groen-geel glanzende laag is het tapetum. Het bestaat uit een vlies dat de lichtstralen die erop vallen, terugkaatst. 6. In het voorste kommetje zie je dat het vaatvlies vooraan vrijkomt van het harde oogvlies en overgaat in twee structuren: naar binnen toe een zwarte straalvormige zoom, het straallichaam (de lens was erin opgehangen door middel van de lensbanden), naar buiten toe een gepigmenteerd vlies dat een ellipsvormige opening vertoont: de iris of het regenboogvlies met de pupil of de oogappel. 7. De ruimte tussen het regenboogvlies en het hoornvlies is de voorste oogkamer. Het waterachtig vocht waarmee ze gevuld was, is weggevloeid tijdens de dissectie. De geulvormige ruimte tussen het regenboogvlies en het straallichaam is de achterste oogkamer. 8. Bekijk nu de vrijgekomen doorzichtige delen: het grootste en slapste deel noemt men glasachtig lichaam, het kleinste is de lens. Maak ze zorgvuldig los van elkaar. 9. Hopelijk zitten er nog resten van het straallichaam en de lensbanden vast aan de lens. Zo kun je de lens ophangen aan een dissectienaald of vastgrijpen met een pincet. Zet enkele centimeters voor de lens een brandende kaars. Aan de andere zijde kun je op een scherm (een blaadje wit papier) een omgekeerd, verkleind beeld opvangen. De afstand tussen lens en scherm is ongeveer dezelfde als die tussen lens en netvlies.
1.1 Het oog
4
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?
1.1.4 Werking van het oog
1.1 Het oog
5
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving? 1. BEELDVORMING Het beeld dat op het netvlies gevormd wordt staat omgekeerd. is verkleind. De hoeveelheid licht wordt geregeld door de iris of het regenboogvlies. 2. SCHERPSTELLEN of ACCOMMODATIE
blz. 12
2.1 Fototoestel Wanneer een voorwerp dichterbij komt moet men om scherp te stellen de afstand tussen de lens en de film vergroten. 2.2 Accommodatie Voorwerp komt dichterbij: Als een voorwerp dichterbij komt kan men de afstand tussen de lens van het oog en het netvlies niet vergroten. Het beeld valt dan voorbij het netvlies. Men bekomt een scherp beeld door de lens boller te maken. Oog in rust (in de verte kijken) kringspier in straallichaam is ontspannen lensbandjes zijn gespannen lens is afgeplat
geaccommodeerd oog (dichterbij kijken) kringspier in straallichaam is gespannen lensbandjes zijn ontspannen lens is boller
Accommodatie: scherp stellen door de kromming van de ooglens te veranderen. Nabijheidspunt: de minimale leesafstand: de grens van het accommodatievermogen.
1.1 Het oog
6
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving? 3. DIEPTEZICHT - STEREOSCOPISCH ZIEN
blz. 14 + 16
Proef: Neem twee balpennen, een in elke hand. Sluit één van de ogen. Breng de punten van de balpennen tegen elkaar. Wat stel je vast? Verklaar. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Bij de mens staan de ogen vooraan. Ieder oog bekijkt een voorwerp vanuit een lichtjes andere hoek. Beide beelden overlappen elkaar (ongeveer 100°). Hierdoor krijgen we dieptezicht. We kunnen goed afstanden schatten.
1.1 Het oog
7
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?
1.1.5 ENKELE OOGAFWIJKINGEN 1
BIJZIENDHEID
blz. 24
Een bijziende ziet scherp van dichtbij. Een voorwerp in de verte ziet een bijziende wazig: het beeld valt dan voor het netvlies, de afstand tussen lens en netvlies is te groot: lens te bol of oog te lang Om het beeld op het netvlies te laten vallen is een holle lens nodig: het beeld wordt dan iets verder geprojecteerd en komt zo op het netvlies terecht.
2
VERZIENDHEID
blz. 24
Een verziende ziet scherp in de verte. Indien de kringspier ontspannen en de lensbandjes gespannen zijn, wanneer het oog in rust is, valt het beeld voorbij het netvlies: lens te plat of oog te kort Onbewust zal die persoon accommoderen: de ooglens boller maken om een scherp beeld te bekomen. Om goed te kunnen zien zal de ooglens permanent accommoderen: voor veraf, maar ook, met nog meer inspanning, voor nabij. Jonge kinderen hebben een zeer goed accommodatievermogen en hebben dan geen last van deze fout. Het onafgebroken accommoderen kan het kind echter onbewust hinderen bij het lezen of het spelen. Vanaf een leeftijd van vijfentwintig jaar "veroudert" het oog. Dan krijgt die persoon problemen bij het zien van dichtbij: bijvoorbeeld tijdens het lezen en het beeldscherm-gebruik. Om goed te zien is dan een bril nodig met bolle lenzen ( positieve lenzen ).
1.1 Het oog
8
Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving? 3
OUD OOG
( verziendheid op hogere leeftijd. )
blz. 24
Accommodatie, dit is het boller maken van de lens, vraagt een inspanning. Hiervoor moet de kringspier samentrekken zodat de lens boller kan worden. In rust is de lens steeds afgeplat. Bij het ouder worden vermindert de elasticiteit van de lens en vermindert de samentrekbaarheid van de kringspier in het straallichaam. Hierdoor kan de lens niet meer zo bol gemaakt worden. Zo vergroot het nabijheidpunt : bij een persoon van 50 jaar ligt het nabijheidpunt op 50 cm. Deze mensen hebben dan een leesbril nodig met bolle lenzen. 4
SCHEEL ZIEN – LUI OOG – KLEURENBLINDHEID
1.1 Het oog
blz. 26
9