RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 6 januari 2011 (22.03) (OR. en)
5053/11 ADD 11
Interinstitutioneel dossier: 2010/0374 (COD)
STATIS 1 ECOFIN 2 UEM 2 CODEC 6 VOORSTEL van: d.d.: Betreft:
de Europese Commissie 20 december 2010 Bijlage A bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie Hoofdstuk 11: bevolking en input van arbeid
Hierbij gaat voor de delegaties Addendum 11 bij het voorstel van de Commissie dat bij brief van de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, aan de heer Pierre de BOISSIEU, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, is toegezonden.
Bijlage: COM(2010) 774 definitief - Bijlage A/Hoofdstuk 11
5053/11 ADD 11
dm DG G I
NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 20.12.2010 COM(2010) 774 definitief Bijlage A/Hoofdstuk 11
BIJLAGE A bij het voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie
NL
NL
BIJLAGE A
HOOFDSTUK 11: BEVOLKING EN INPUT VAN ARBEID 11.01
Vergelijkingen tussen landen of tussen bedrijfstakken of sectoren binnen een economie zijn voor sommige doeleinden nuttiger wanneer aggregaten in de nationale rekeningen (zoals bruto binnenlands product, consumptie van huishoudens, toegevoegde waarde van een bedrijfstak, beloning van werknemers) worden gerelateerd aan het aantal inwoners of aan arbeidsvariabelen. Hiertoe moeten definities van bevolking en input van arbeid consistent zijn met de in de nationale rekeningen gebruikte begrippen en rekening houden met de productiegrens in die rekeningen.
11.02
In dit hoofdstuk worden de verschillende uitgangspunten en metingen van de bevolkingsstatistiek en de statistiek van de werkzame personen beschreven, zodat duidelijker wordt hoe deze uitgangspunten bij het systeem van nationale rekeningen aansluiten.
11.03
Voor de classificatie van de input van arbeid worden dezelfde statistische eenheden gebruikt als voor de analyse van het productieproces, namelijk de eenheid van economische activiteit op lokaal niveau en de institutionele eenheid.
11.04
De aggregaten waaraan de cijfers voor bevolking en input van arbeid worden gerelateerd, zijn vaak jaartotalen. In dat geval moeten ook voor de bevolkingsgegevens en de arbeidsvariabelen jaargemiddelden worden gebruikt. Wanneer op verschillende tijdstippen van het jaar enquêtes worden gehouden, moet het gemiddelde van de op deze tijdstippen verkregen resultaten worden genomen. Wanneer een enquête slechts een bepaalde periode binnen het jaar betreft, moet die periode representatief zijn; bij de raming van de gegevens voor het gehele jaar moet gebruik worden gemaakt van de laatst beschikbare informatie over wijzigingen in de loop van het jaar. Zo moet er bij een raming van het gemiddelde aantal werkzame personen rekening mee worden gehouden dat bepaalde personen niet het hele jaar door werken, bijvoorbeeld losse arbeiders en seizoenarbeiders.
TOTALE BEVOLKING 11.05
Definitie: De totale bevolking van een land op een bepaalde datum omvat alle personen van eigen of vreemde nationaliteit die duurzaam in het economisch gebied van het land zijn gevestigd, ook al verblijven zij misschien tijdelijk elders. Een jaargemiddelde van het aantal inwoners biedt een goede basis voor een raming van bepaalde variabelen van de nationale rekeningen of voor gebruik als noemer bij vergelijkingen.
11.06
NL
Voor de nationale rekeningen wordt bij de definitie van de totale bevolking uitgegaan van het begrip ingezetenschap zoals omschreven in hoofdstuk 2. Iemand is duurzaam gevestigd wanneer hij een jaar of langer in het economisch gebied van het land verblijft of van plan is er ten minste een jaar te verblijven. Een duurzaam in het land gevestigde persoon wordt als tijdelijk afwezig beschouwd wanneer hij voor
2
NL
minder dan een jaar in het buitenland verblijft of van plan is er minder dan een jaar te verblijven. Alle personen die tot hetzelfde huishouden behoren, zijn daar ingezeten waar het huishouden zijn belangrijkste economische belangencentrum heeft: dit is waar het huishouden zijn woning, of na elkaar meer woningen, heeft die de leden van dat huishouden als hun hoofdverblijf beschouwen en gebruiken. Een lid van een ingezeten huishouden blijft ook dan ingezeten wanneer het regelmatig reizen buiten het economisch gebied maakt, omdat zijn economisch belangencentrum in de economie blijft waar het huishouden ingezeten is. 11.07
De totale bevolking van een land omvat: a)
de in het land gevestigde staatsburgers;
b)
civiele staatsburgers die voor minder dan een jaar in het buitenland verblijven; Voorbeelden zijn grens- en seizoenarbeiders en toeristen;
c)
civiele personen van vreemde nationaliteit die voor een jaar of langer in het land gevestigd zijn, met inbegrip van personeelsleden – en de met hen meegekomen leden van hun huishouden – van de instellingen van de Europese Unie en van internationale civiele organisaties die zich in het geografisch gebied van het land bevinden;
d)
buitenlandse militairen werkzaam bij internationale militaire organisaties die zich in het geografisch gebied van het land bevinden;
e)
buitenlandse hulpverleners met een langlopende opdracht, die meer dan een jaar in het land werkzaam zijn en die worden geacht bij de regering van het gastland in dienst te zijn namens de regering of de internationale organisatie die hun werk financiert.
De totale bevolking omvat eveneens, ongeacht de verblijfsduur in het buitenland:
11.08
a)
staatsburgers die in het buitenland studeren, ongeacht de duur van hun studie;
b)
leden van de nationale strijdkrachten, gelegerd in het buitenland;
c)
staatsburgers werkzaam bij nationale wetenschappelijke bases, gevestigd buiten het geografisch gebied van het land;
d)
diplomatiek personeel van eigen nationaliteit op vertegenwoordigingen in het buitenland;
e)
staatsburgers die deel uitmaken van de bemanning van vissersvaartuigen, andere schepen, luchtvaartuigen en drijvende productieplatforms, die buiten het economisch gebied opereren;
f)
patiënten die zich in het buitenland laten behandelen.
Omgekeerd omvat de totale bevolking van een land niet: a)
NL
civiele personen van vreemde nationaliteit die voor minder dan een jaar in het land verblijven, zoals grens- en seizoenarbeiders, toeristen en patiënten;
3
NL
11.09
b)
leden van buitenlandse strijdkrachten, gelegerd in het geografisch gebied van het land;
c)
civiele staatsburgers die voor een jaar of langer in het buitenland verblijven;
d)
militairen van eigen nationaliteit werkzaam bij internationale organisaties in het buitenland;
e)
hulpverleners van eigen nationaliteit met een langlopende opdracht, die in het buitenland werkzaam zijn en die worden geacht bij de regering van het gastland in dienst te zijn namens de regering of de internationale organisatie die hun werk financiert;
f)
buitenlandse studenten ongeacht de duur van hun studie in het land;
g)
leden van buitenlandse strijdkrachten, gelegerd in het land;
h)
buitenlands personeel van buitenlandse wetenschappelijke bases, gevestigd in het geografisch gebied van het land;
i)
buitenlands diplomatiek personeel op vertegenwoordigingen in het land.
Bovenstaande definitie van bevolking wijkt af van de definitie van de aanwezige, of de facto, bevolking, namelijk de personen die op een bepaalde datum werkelijk in het geografisch gebied van een land aanwezig zijn. Zij wijkt ook af van die van de ingeschreven bevolking.
BEROEPSBEVOLKING 11.10
Definitie: Tot de beroepsbevolking behoren al degenen die het arbeidsaanbod vormen voor de productieve activiteiten die binnen de productiegrens van de nationale rekeningen vallen. Dit omvat iedereen die voldoet aan de criteria om tot de werkzame personen of werklozen te worden gerekend (zie definities hieronder). De normen die voor de arbeidskrachtenstatistiek relevant zijn, zijn het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Zij zijn opgenomen in ILO-resoluties, die door de Internationale conferentie van arbeidsstatistici (ICLS) worden aangenomen. De resolutie die het meest relevant is voor de verzameling en samenstelling van arbeidskrachtengegevens is die over de statistiek van de beroepsbevolking, werkzame personen, werkloosheid en latente werkloosheid (Resolution Concerning Statistics of the Economically Active Population, Employment, Unemployment and Underemployment). Deze resolutie werd in oktober 1982 aangenomen door de 13e ICLS en in december 2008 gewijzigd door de 18e ICLS. Arbeidskrachten worden in deze resolutie gedefinieerd als personen die een activiteit uitoefenen die binnen de productiegrens van de nationale rekeningen valt.
NL
4
NL
WERKZAME PERSONEN 11.11
Definitie: Tot de werkzame personen behoren al degenen die een productieve activiteit uitoefenen die binnen de productiegrens van de nationale rekeningen valt. De werkzame personen kunnen worden onderverdeeld in werknemers en zelfstandigen. Personen met meer dan een baan worden op basis van hun hoofdactiviteit als werknemer dan wel als zelfstandige geclassificeerd.
WERKNEMERS 11.12
Definitie: Werknemers zijn personen die op grond van een overeenkomst werk verrichten voor een ingezeten institutionele eenheid en daarvoor loon ontvangen dat als beloning van werknemers wordt geregistreerd. "Werknemers" komt overeen met de definitie van "werkzame personen in loondienst" van de ILO. Er is sprake van een werkgever-werknemerverhouding wanneer er een al dan niet formele overeenkomst tussen een onderneming en een persoon bestaat die door beide partijen vrijwillig is aangegaan, waarbij de betrokkene in ruil voor loon in geld of in natura voor de onderneming werkzaam is. Personen die zowel als werknemer als als zelfstandige werken, worden als werknemer geclassificeerd indien hun werk in loondienst qua inkomen hun hoofdactiviteit is. Als gegevens over het inkomen niet beschikbaar zijn, moet gebruik worden gemaakt van het aantal gewerkte uren.
11.13
NL
De volgende categorieën worden tot de werknemers gerekend: a)
personen die met een werkgever een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Voorbeelden zijn arbeiders, beambten, employés, kaderpersoneel, huishoudelijk personeel en personen die in het kader van een werkgelegenheidsprogramma een betaalde productieve activiteit verrichten;
b)
ambtenaren en andere personeelsleden die met publiekrechtelijke arbeidsverhouding zijn aangegaan;
c)
beroepsmilitairen, kortverbanders en dienstplichtigen, ook indien zij civiel werk verrichten;
d)
geestelijken die rechtstreeks door de overheid of een instelling zonder winstoogmerk worden betaald;
e)
meewerkende eigenaren van vennootschappen en quasivennootschappen;
f)
studenten die zich er formeel toe hebben verplicht om in ruil voor loon en/of onderwijs mee te werken aan het productieproces van een onderneming;
5
de
overheid
een
NL
11.14
g)
thuiswerkers indien er sprake is van een expliciete overeenkomst dat de thuiswerker wordt betaald op basis van het werk dat hij heeft verricht, d.w.z. de hoeveelheid arbeid die hij in een productieproces heeft ingezet; een thuiswerker is werknemer als zijn overeenkomst met de werkgever hoofdzakelijk de levering van arbeid betreft;
h)
uitzendkrachten, die moeten worden ingedeeld bij de bedrijfstak van het uitzendbureau waarvoor zij werkzaam zijn en niet bij die van de onderneming waarvoor zij feitelijk werken.
Als werknemers worden ook aangemerkt degenen die tijdelijk niet op het werk aanwezig zijn, mits er een formele arbeidsverhouding bestaat. Er is sprake van een formele arbeidsverhouding als aan een of meer van de onderstaande criteria is voldaan: a)
het blijven ontvangen van loon;
b)
de garantie dat men na afloop van de gebeurtenis die tot de afwezigheid heeft geleid, op het werk kan terugkeren, of een afspraak over de datum van terugkeer.
Het gaat hierbij om personen die tijdelijk niet op het werk aanwezig zijn wegens ziekte, een ongeval, een feestdag, vakantie, een staking of een uitsluiting, scholingsverlof, zwangerschaps- of ouderschapsverlof, een vermindering van de economische activiteit, een tijdelijke onderbreking van het werk in verband met slecht weer, een technische of elektrische storing, een tekort aan grond- of brandstoffen, enz., of een andere tijdelijke afwezigheid met of zonder toestemming. ZELFSTANDIGEN 11.15
Definitie: Zelfstandigen zijn personen die als eigenaar of mede-eigenaar werkzaam zijn in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid die niet als quasivennootschap wordt beschouwd. Personen die zowel als werknemer als als zelfstandige werken, worden als zelfstandige geclassificeerd indien hun werk als zelfstandige qua inkomen hun hoofdactiviteit is. Als gegevens over het inkomen niet beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van het aantal gewerkte uren. Zelfstandigen kunnen gedurende de referentieperiode tijdelijk niet op het werk aanwezig zijn. De beloning voor het werken als zelfstandige wordt gemengd inkomen genoemd.
11.16
Onderstaande categorieën worden tot de zelfstandigen gerekend: a)
NL
niet-betaalde meewerkende gezinsleden, met inbegrip van degenen die werken in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid die voor de markt produceert;
6
NL
b)
thuiswerkers van wie het inkomen afhankelijk is van de waarde van de output van een productieproces waarvoor zij verantwoordelijk zijn. De overeenkomst met deze thuiswerkers betreft de levering van bepaalde goederen of diensten aan de opdrachtgever;
c)
werkenden die enkel en alleen voor eigen consumptie of eigen investeringen produceren, hetzij individueel, hetzij samen met anderen. Die productie wordt alleen geregistreerd als zij een aanzienlijk deel van hun finaal gebruik uitmaakt.
Niet-betaalde vrijwilligers vallen onder de zelfstandigen wanneer bij hun vrijwilligerswerk goederen worden voortgebracht, bijvoorbeeld de bouw van een woning, een kerk of een ander bouwwerk. Verlenen zij daarentegen diensten, bijvoorbeeld oppassen of schoonmaken zonder betaling, dan worden zij niet gerekend tot de werkzame personen, omdat dergelijke diensten niet binnen de productiegrens vallen. Hoewel de diensten die huishoudens als eigenaar van hun woning aan zichzelf leveren binnen de productiegrens van de nationale rekeningen vallen, is er geen input van arbeid in de productie van deze diensten; daarom worden bewoners van een eigen huis niet als zelfstandige beschouwd. WERKZAME PERSONEN EN INGEZETENSCHAP 11.17
De resultaten van de activiteiten van productie-eenheden komen qua dekking overeen met de werkzame personen indien hiertoe zowel ingezetenen als nietingezetenen die werk voor ingezeten productie-eenheden verrichten, worden gerekend. Tot de werkzame personen behoren daarom ook onderstaande categorieën:
NL
a)
niet-ingezeten grensarbeiders, d.w.z. degenen die dagelijks de grens oversteken om in het economisch gebied te komen werken;
b)
niet-ingezeten seizoenarbeiders, d.w.z. degenen die voor minder dan een jaar in het economisch gebied komen om er werk te verrichten in bedrijfstakken waar periodiek extra arbeidskrachten worden gevraagd;
c)
leden van de nationale strijdkrachten, gelegerd in het buitenland;
d)
staatsburgers werkzaam bij nationale wetenschappelijke bases, gevestigd buiten het geografisch gebied van het land;
e)
diplomatiek personeel van eigen nationaliteit op vertegenwoordigingen in het buitenland;
f)
leden van de bemanning van vissersvaartuigen, andere schepen, luchtvaartuigen en drijvende productieplatforms, geëxploiteerd door ingezeten eenheden;
g)
plaatselijk personeel van overheidsinstellingen die buiten het economisch gebied gevestigd zijn.
7
NL
11.18
11.19
Tot de werkzame personen behoren daarentegen niet: a)
ingezetenen die als grens- of seizoenarbeider in een ander economisch gebied werken;
b)
staatsburgers die deel uitmaken van de bemanning van vissersvaartuigen, andere schepen, luchtvaartuigen en drijvende productieplatforms, geëxploiteerd door niet-ingezeten eenheden;
c)
plaatselijk personeel van buitenlandse overheidsinstanties die in het geografisch gebied van het land gevestigd zijn;
d)
het personeel van de instellingen van de Europese Unie en van internationale civiele organisaties die in het geografisch gebied van het land gevestigd zijn (inclusief rechtstreeks aangetrokken plaatselijk personeel);
e)
militairen werkzaam bij internationale militaire organisaties, gevestigd in het geografisch gebied van het land;
f)
staatsburgers werkzaam bij buitenlandse wetenschappelijke bases, gevestigd in het economisch gebied.
Om de overgang mogelijk te maken naar de begrippen die in de arbeidskrachtenstatistiek gebruikelijk zijn (bv. werkzame personen volgens nationaal concept), voert het ESR met name onderstaande categorieën afzonderlijk op: a)
dienstplichtige militairen (niet begrepen in de arbeidskrachtenstatistiek, maar in het ESR wel inbegrepen onder diensten van de overheid);
b)
ingezetenen werkzaam bij niet-ingezeten productie-eenheden (wel begrepen in de arbeidskrachtenstatistiek, maar niet in de ESR-definitie van werkzame personen);
c)
niet-ingezetenen werkzaam bij ingezeten productie-eenheden (niet begrepen in de arbeidskrachtenstatistiek, maar wel in de ESR-definitie van werkzame personen);
d)
ingezeten werkenden die permanent in een inrichting, instelling of tehuis wonen;
e)
ingezeten werkenden onder de leeftijdsgrens die in de arbeidskrachtenstatistiek wordt gehanteerd.
WERKLOZEN 11.20
Definitie: In overeenstemming met de richtsnoeren van de Internationale Arbeidsorganisatie (13e ICLS), die in de context van de Europese Unie nader zijn uitgewerkt in Verordening (EG) nr. 1897/2000 van de Commissie betreffende de operationele definitie van werkloosheid, behoren tot de werklozen al degenen boven een bepaalde leeftijd die gedurende de referentieperiode:
NL
8
NL
11.21
a)
"geen werk hadden", d.w.z. niet in loondienst of als zelfstandige werkten;
b)
"voor werk beschikbaar waren", d.w.z. gedurende de referentieperiode voor werk in loondienst of als zelfstandige beschikbaar waren; en
c)
"werk zochten", d.w.z. in een bepaalde, recente periode gerichte stappen hadden ondernomen om werk in loondienst of als zelfstandige te zoeken.
Als gerichte stappen worden beschouwd: inschrijving bij een arbeidsbemiddelingsbureau van de overheid of bij een particulier arbeidsbemiddelingsbureau; sollicitaties bij werkgevers; navragen bij bouwplaatsen, landbouwbedrijven, fabrieken, markten en andere daarvoor geschikte plaatsen; plaatsen van en reageren op advertenties in kranten; hulp vragen bij vrienden of familie; uitkijken naar grond, gebouwen, machines of apparatuur om zelf een onderneming te beginnen; aanvragen van vergunningen, licenties of financiering, enz.
BANEN 11.22
Definitie: Een baan is een expliciete of impliciete overeenkomst tussen een persoon en een ingezeten institutionele eenheid om gedurende een bepaalde periode of tot nader order tegen beloning werk te verrichten. In deze definitie wordt verstaan onder: a)
"expliciete of impliciete overeenkomst": het verrichten van arbeid en niet de productie van een goed of een dienst;
b)
"werk": iedere activiteit die bijdraagt tot het voortbrengen van goederen en diensten binnen de productiegrens. De wettigheid van het werk en de leeftijd van de werkende zijn irrelevant;
c)
"beloning": beloning in ruime zin, d.w.z. met inbegrip van het gemengd inkomen van zelfstandigen.
Onder de definitie van een baan vallen zowel banen van werknemers als banen van zelfstandigen; er is sprake van een werknemersbaan wanneer de betrokkene niet tot dezelfde institutionele eenheid behoort als de werkgever en er is sprake van een baan als zelfstandige wanneer dit wel het geval is. 11.23
NL
Het begrip banen wijkt af van het begrip werkzame personen, zoals dat hierboven is gedefinieerd: a)
banen zijn alle (inclusief tweede, derde enz.) banen van een zelfde persoon; deze banen kunnen elkaar binnen de verslagperiode (gewoonlijk een week) opvolgen of, zoals wanneer iemand behalve overdag ook 's avonds een baan heeft, naast elkaar bestaan;
b)
niet meegerekend bij de banen worden personen die tijdelijk niet op het werk aanwezig zijn, maar die een formele arbeidsverhouding hebben, bijvoorbeeld
9
NL
in de vorm van een garantie dat men op het werk kan terugkeren of van een afspraak over de datum van terugkeer. In het ESR wordt een dergelijke afspraak tussen een werkgever en iemand die tijdelijk ontslagen is of elders een opleiding volgt, niet als baan geteld. BANEN EN INGEZETENSCHAP 11.24
Een baan in het economisch gebied van het land is een expliciete of impliciete overeenkomst tussen een persoon (die ingezetene van een ander economisch gebied kan zijn) en een ingezeten institutionele eenheid. Voor het meten van arbeid als input van een binnenlandse economische activiteit is alleen het ingezetenschap van de producerende institutionele eenheid van belang omdat alleen ingezeten producenten aan het bruto binnenlands product bijdragen.
11.25
Bovendien: a)
wanneer werknemers van een ingezeten producent tijdelijk in een ander economisch gebied werken en de aard en de duur van de activiteit geen redenen zijn om een fictieve ingezeten eenheid van dat andere gebied te creëren, worden zij meegeteld bij de banen van het economisch gebied;
b)
wanneer het banen betreft bij een niet-ingezeten institutionele eenheid, d.w.z. bij een eenheid met een belangencentrum in een ander land, die niet voornemens is om gedurende een jaar of langer in het gebied van het land actief te blijven, worden de banen niet tot de banen van het economisch gebied gerekend;
c)
de banen van het personeel van internationale organisaties en van het ter plaatse aangetrokken personeel van buitenlandse ambassades blijven bij de telling buiten beschouwing, aangezien deze werkgevers niet ingezeten zijn.
DE VERBORGEN ECONOMIE 11.26
De waarde van productieactiviteiten die niet direct worden waargenomen, valt in beginsel wel binnen de productiegrens van de nationale rekeningen. Onderstaande drie voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn derhalve inbegrepen: a)
illegale activiteiten waarbij de partijen vrijwillig aan een economische transactie deelnemen;
b)
verborgen en heimelijke activiteiten waarbij de transacties zelf niet illegaal zijn, maar waar deze niet worden geregistreerd om buiten het zichtveld van de overheid te blijven;
c)
activiteiten die als "informeel" worden beschreven en waarvan doorgaans geen stukken worden bijgehouden.
In beginsel wordt de beloning van degenen die deze activiteiten uitoefenen, meegerekend bij de beloning van werknemers of bij het gemengd inkomen. Met deze correctie moet rekening worden gehouden bij de berekening van verhoudingscijfers en andere statistieken met gegevens over werkzame personen en zelfstandigen.
NL
10
NL
Illegale activiteiten waarbij een van de partijen niet vrijwillig aan de transactie deelneemt (bv. diefstal), worden niet als economische transacties beschouwd en vallen dus niet binnen de productiegrens. TOTAAL AANTAL GEWERKTE UREN 11.27
Definitie: Het totale aantal gewerkte uren komt overeen met alle uren die een werknemer of een zelfstandige gedurende de verslagperiode werkelijk heeft gewerkt, wanneer hun output binnen de productiegrens valt. In verband met de ruime definitie van werknemers — inclusief deeltijdwerkers en personen die tijdelijk niet op het werk aanwezig zijn maar voor wie wel een formele arbeidsverhouding blijft bestaan — is het totale aantal gewerkte uren, en niet het aantal werkenden, de geschikte maatstaf voor productiviteitsberekeningen. Het totale aantal gewerkte uren is de meest geschikte eenheid van de input van arbeid in de nationale rekeningen.
Vaststelling van de werkelijk gewerkte uren 11.28
NL
Het totale aantal werkelijk gewerkte uren zijn de arbeidsuren die tot de productie hebben bijgedragen; zij kunnen aan de hand van de productiegrens van de nationale rekeningen worden vastgesteld. In de ILO-resolutie van de 18e ICLS over het meten van de arbeidstijd (Resolution on the Measurement of Working Time) worden de werkelijk gewerkte uren gedefinieerd als de tijd die werkenden gedurende een bepaalde referentieperiode besteden aan activiteiten die bijdragen tot de productie van goederen en diensten. De resolutie specificeert de werkelijk gewerkte uren als volgt: 1)
de werkelijk gewerkte uren betreffen alle banen, ongeacht hun aard, al dan niet betaald, met uiteenlopende werk- en beloningsregelingen, die waar dan ook kunnen worden uitgeoefend;
2)
de werkelijk gewerkte uren houden geen verband met administratieve of juridische begrippen en zijn derhalve op alle werkenden van toepassing; zij kunnen binnen de normale of in de arbeidsovereenkomst vastgelegde werktijd vallen of overuren zijn;
3)
de statistieken van de werkelijk gewerkte uren omvatten: a)
de werkelijk gewerkte uren tijdens de normale werktijd die rechtstreeks aan de productie bijdragen;
b)
de aan opleiding bestede tijd die wordt betaald;
c)
de tijd die buiten de normale werktijd nog gewerkt is, de zogenaamde overuren. Daarbij zij opgemerkt dat overuren ook worden meegerekend als zij niet worden betaald;
11
NL
d)
de tijd die is besteed aan werkzaamheden als werkvoorbereiding, reparatie en onderhoud, gereedmaken en schoonmaken van gereedschappen, opstellen van ontvangstbewijzen, invullen van tijdregistratieformulieren en schrijven van rapporten;
e)
de tijd die als wachttijd is doorgebracht als gevolg van korte werkonderbrekingen tijdens de werkdag, bijvoorbeeld wegens ongevallen, tijdelijk gebrek aan werk of stilstand van machines, of de tijd die op de werkplek is doorgebracht zonder dat werk is verricht, maar die in het kader van een gegarandeerde arbeidsovereenkomst wel uitbetaald wordt;
f)
de tijd voor korte rustperioden tijdens de werkdag, met inbegrip van koffie- en theepauzes;
g)
de tijd die is doorgebracht in bereikbaarheidsdienst. Wanneer deze tijd buiten de werkplek, bijvoorbeeld thuis, wordt doorgebracht, wordt hij bij het aantal werkelijk gewerkte uren meegeteld, voor zover de betrokkene door de bereikbaarheidsdienst in zijn activiteiten en bewegingen beperkt is;
h)
de uren die door militairen, met inbegrip van dienstplichtigen, zijn gewerkt, zelfs als zij niet onder de arbeidskrachtenenquête van een land vallen;
4)
de statistieken van de werkelijk gewerkte uren omvatten niet:
a)
betaalde, maar niet gewerkte uren, zoals betaalde vakantie, betaalde feestdagen, betaald ziekteverlof, ouderschapsverlof, stakingen, kort verlof (voor doktersbezoek enz.), sluitingen wegens slecht weer;
b)
lunchpauzes;
c)
de tijd besteed aan het woon-werkverkeer; wanneer echter tijdens de reis van en naar het werk wordt gewerkt, moeten de uren wel worden meegeteld;
d)
de tijd besteed aan onderwijs ander dan scholing.
Deze criteria zijn in de ICLS-resolutie nader gedefinieerd. 11.29
11.30
NL
Het totale aantal gewerkte uren komt overeen met alle uren die gedurende de verslagperiode in het economisch gebied werkelijk in een baan als werknemer of zelfstandige zijn gewerkt, a)
inclusief het werk buiten het economisch gebied in opdracht van ingezeten werkgevers die daar geen economisch belangencentrum hebben,
b)
exclusief werk voor buitenlandse werkgevers die geen economisch belangencentrum in het economisch gebied hebben.
In veel enquêtes bij ondernemingen wordt het aantal betaalde en niet het aantal gewerkte uren geregistreerd. In die gevallen moeten de gewerkte uren voor iedere
12
NL
banencategorie worden geraamd aan de hand van de beschikbare informatie over betaald verlof, enz. 11.31
Voor conjunctuuranalyses is het wellicht zinvol het totale aantal gewerkte uren te corrigeren op basis van een standaardaantal werkdagen per jaar.
VOLTIJDEQUIVALENTEN 11.32
Definitie: Het aantal werkzame personen in voltijdequivalenten, dat overeenkomt met het aantal banen in voltijdequivalenten, is het totale aantal gewerkte uren gedeeld door het gemiddelde aantal uren dat per jaar in het economisch gebied in een volledige baan wordt gewerkt.
11.33
In deze definitie wordt niet echt beschreven hoe het begrip voltijdequivalent wordt geraamd: aangezien de duur van een volledige baan in de loop van de tijd verandert en van bedrijfstak tot bedrijfstak uiteenloopt, worden methoden gebruikt om per banencategorie vast te stellen wat gemiddeld het aandeel van deeltijdbanen is en hoeveel uren gemiddeld in deeltijd wordt gewerkt. Eerst moet voor iedere banencategorie de omvang van een normale volledige werkweek worden geraamd. Binnen een bedrijfstak kunnen banencategorieën worden afgebakend naar geslacht en/of naar soort werk. Voor banen van werknemers vormt de in een arbeidsovereenkomst neergelegde arbeidsduur een goed criterium voor de vaststelling van deze cijfers. Voor iedere banencategorie wordt het voltijdequivalent afzonderlijk berekend; de berekende voltijdequivalenten worden vervolgens samengeteld.
11.34
Het totale aantal gewerkte uren is de beste maatstaf voor het meten van de input van arbeid, maar wanneer deze informatie ontbreekt, kunnen voltijdequivalenten de beste benadering bieden: deze kunnen gemakkelijker worden geraamd, zodat internationale vergelijkingen mogelijk zijn met landen die het aantal werkzame personen alleen in voltijdequivalenten kunnen ramen.
INPUT VAN ARBEID VAN WERKNEMERS BIJ CONSTANTE BELONING
NL
11.35
Definitie: De input van arbeid van werknemers bij constante beloning meet de waarde van de lopende input van arbeid tegen het beloningsniveau voor banen van werknemers in een geselecteerde basisperiode, mits de input van arbeid qua type en kwalificaties vergelijkbaar is met die in de basisperiode.
11.36
De beloning van werknemers in lopende prijzen gedeeld door de input van arbeid van werknemers bij constante beloning geeft een impliciet prijsindexcijfer voor de beloning dat kan worden vergeleken met het impliciete prijsindexcijfer voor het finaal gebruik.
11.37
Met het begrip input van arbeid van werknemers bij constante beloning wordt beoogd de veranderingen in de samenstelling van de arbeidskrachten te beschrijven, bijvoorbeeld een toename van werknemers met een hoog loon ten opzichte van werknemers met een laag loon. Om zinvolle resultaten te verkrijgen, moet de analyse per bedrijfstak worden uitgevoerd.
13
NL
PRODUCTIVITEITSMETINGEN 11.38
NL
Definitie: De productiviteit is een maat voor de output van een productieproces, per eenheid van input. Zo wordt de arbeidsproductiviteit gewoonlijk gemeten als de output per arbeidsuur, dat een input is. Daarom is het van essentieel belang dat de eenheden voor het meten van arbeid in studies waar de output berekend wordt op basis van gegevens uit de nationale rekeningen, qua omschrijving en dekking overeenkomen met de nationale rekeningen.
14
NL