Navman
8120/8084 Brandstof, AIS, & Radar Addendum 06/07
w w w . n a v m a n . c o m
Waarschuwing AIS: De AIS-functies op deze kaartplotter zijn ontworpen als een veiligheidshulpmiddel, ze garanderen echter geen veiligheid op zee. Het zenden van een AIS-signaal is verplicht voor sommige, maar niet voor alle vaartuigen. AIS dient ter aanvulling op radar, maar AIS kan niet als vervanging van radar worden gebruikt.
Opmerkingen • Voor AIS- en radarfuncties dienen optionele accessoires geïnstalleerd te worden. • Radar is verkrijgbaar met 2 kW, 4 kW, 6 kW radomes. • Het instellingsmenu kan worden geopend door tweemaal op te drukken (8084) / (8120), selecteer vervolgens Systeem:
Sonar
Schakel alle sonartransducers en sonarfuncties uit. Er is een sonartransducer geïnstalleerd. Schakel sonarbediening in.
Radar Er is geen passende Radarsysteem geïnstalleerd. Schakel RADAR uit. Er is een geschikte Radarontvanger geïnstalleerd. Radar inschakelen.
AIS Er is geen geschikte AIS ontvanger geïnstalleerd. Schakel AIS uit. Er is een geschikte AIS ontvanger geïnstalleerd. Schakel AIS in.
Appendix 8084 Formaat: 190 mm (7,48“) H x 285 mm (11,22“) W x 76,8 mm (3,02“) D. Houd rekening met 3mm ruimte aan beide kanten voor de stofhoes. 8084 Beeldscherm: 213,4 mm (8,4”) diagonaal, TFT-kleuren, 800 x 600 pixels. CPA - dichtstbijzijnde punt van benadering De meest nabije benadering tussen twee schepen, gebaseerd op hun huidige koers en snelheid. Radarbewakingszone - Een gebied rond de boot, ingesteld door de gebruiker en definieerd door afstand en peiling. Als een object (bijv. een andere boot) de radarbewakingszone binnenkomt gaat een alarm af. Regenruis - Zware regen of sneeuw kan een storing van het radarbeeld veroorzaken. Bereik (radar) - De afstand tussen het midden van het radarbeeld en de buitenste bereikring. De schaal wordt weergegeven in de linker bovenhoek van het radarscherm. Bereikringen - Concentrische cirkels vanuit uw boot (gewoonlijk in het midden van het radarvenster), gebruikt om afstanden tot objecten te schatten. De schaal wordt weergegeven in de linker bovenhoek van het radarscherm. Route: Twee of meer waypoints die op volgorde worden gelinkt zodat ze een koers voor het schip vormen. Zeeruis - Hoge golven kunnen storingen op het radarvenster veroorzaken. 2
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
Brandstoffuncties en -beeldscherm Wat de brandstofcomputer doet
!
CAUTION
!
WARNING
Om zeker te zijn dat de brandstofdata klopt: DANGER Informeer de 8120/8084 wanneer brandstof wordt toegevoegd of verwijderd aan/uit een tank. CAUTION Indien de boot benzinesensors heeft, kalibreer ze dan tijdens de installatie of indien de brandstofaflezing incorrect lijkt. Kies de juiste type bootsnelheidssensor of GPS-bron om verbruik, bereik en de brandstofverbruikcurve te berekenen. Indien de boot een logwielsensor gebruikt om snelheid te meten, kalibreer deze dan tijdens de installatie, of indien de snelheidsaflezingen niet lijken te kloppen.
Weinig brandstof-alarm Om een Weinig brandstof-alarm voor een tank in te stellen: 1 Druk tweemaal op , selecteer Brandstof en selecteer daarna Tanks instellen. 2 Op een boot met meerdere tanks selecteert u de tank waar u het alarm voor wilt instellen. 3 Selecteer Tankalarm en voer een
brandstofniveau in om het Weinig brandstof-alarm af te doen gaan; of voer nul in om het alarm uit te schakelen. Wanneer een Weinig brandstof-alarm is ingesteld, wordt het brandstofalarmniveau weergegeven op het brandstofbeeldscherm, tankniveau als een rode balk. Het alarm kan ook worden ingesteld m.b.v. het Alarminstellingsmenu.
Snelheidssensoren aan boord Een snelheidssensor voor de boot kiezen Voor de brandstofberekeningen wordt gebruik gemaakt van de bootsnelheid van de GPS of van een logwielsensor of een pitotsensor indien deze optionele sensors zijn geïnstalleerd: Logwiel- en pitotsensors meten de snelheid door het water; GPS-snelheid is snelheid over de grond; deze sensors kunnen verschillende waarden geven voor Bereik, Verbruik en de Brandstofverbruikcurves. Op hoge snelheden is een pitotsensor preciezer dan een logwielsensor, maar op lage snelheden is een pitotsensor minder precies. Op lage snelheden is een logwielsensor preciezer dan een pitotsensor.
Om een optionele snelheidssensor te selecteren 1 Druk tweemaal op , selecteer Brandstof en selecteer Snelheidsbron. 2 Om een logwiel- of pitotsensor te gebruiken, selecteer Watersnelheid, of anders Snelheid over de grond om GPS-snelheid te gebruiken. 3 Als u watersnelheid heeft geselecteerd en zowel over een logwiel- als een pitotsensor beschikt: i Druk op , selecteer Smartcraft en selecteer Snelheidstype ii Selecteer Logwiel of Pitot. Tip: U kunt tijdens een tocht een andere snelheidssensor selecteren.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
3
Watersnelheid en grondsnelheid Een logwiel- en een pitotsensor meten watersnelheid, de snelheid van de boot door het water. Een GPS meet snelheid over de grond, de snelheid van de boot over de bodem van het water. Indien er stroming is, dan zullen deze snelheden van elkaar verschillen en log, tochtlog, verbruik en
bereik zullen eveneens verschillen, zoals onderstaand weergegeven. Watersnelheid is beter voor het meten van het potentieel van de boot, terwijl snelheid over de grond beter is indien naar een bestemming wordt gevaren omdat het rekening houdt met stromingen.
Wanneer de stroming van voren komt, dan is de snelheid over de grond lager dan de watersnelheid Watersnelheid 10 knopen
Watersnelheid 10 knopen Stroming 4 knopen Geeft een snelheid over de grond van 6 knopen
Geeft een snelheid over de grond van ongeveer 8 knopen
Stroming 4 knopen bij 45ºv
In dit voorbeeld: Indien de boot een uur vaart en 3 gallons brandstof per uur gebruikt en nog 50 gallons over heeft: Bereik Verbruik Log Snelheid 165 nm 3,3 nm / gal 10 nm 10 knopen Met gebruik van watersnelheid: 100 nm 2,0 nm / gal 6 nm 6 knopen Met gebruik van snelheid over de grond: Wanneer de stroming van achteren komt, dan is de snelheid over de grond groter dan de watersnelheid Watersnelheid 10 knopen Stroming 4 knopen Geeft een snelheid over de grond van 14 knopen
Watersnelheid 10 knopen
Stroming 4 knopen bij 45º
Geeft een snelheid over de grond van ongeveer 13 knopen
In dit voorbeeld: Indien de boot een uur vaart en 3 gallons brandstof heeft verbruikt en nog 50 gallons brandstof over heeft: Bereik Verbruik Log Snelheid 165 nm 3,3 nm / gal 10 nm 10 knopen Met gebruik van watersnelheid: 235 nm 4.7 nm / gal 14 nm 14 knopen Met gebruik van snelheid over de grond:
4
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
Kalibratie Kalibreer benzinebrandstofdebietse nsors tijdens installatie, of indien de brandstofaflezingen niet lijken te kloppen en andere suggesties voor het oplossen van problemen niet helpen. Opmerking SmartCraft brandstofsensors en Navman dieselsensors zijn in de fabriek gekalibreerd en zouden niet nogmaals gekalibreerd behoeven te worden. Kalibreer voor een boot met meerdere motoren de sensor van elke motor. Dit kan tegelijkertijd worden gedaan met een draagbare tank, of voor elke motor afzonderlijk m.b.v. een draagbare tank. Voor de kalibratie van een brandstofsensor is precieze meting van het brandstofverbruik nodig. Dit kan het best m.b.v. van een kleine draagbare tank. Voor een accurate kalibratie dienen ten minste 15 liters (4 gallons) brandstof te worden gebruikt. Het is, als gevolg van luchtbellen, vaak moeilijk om ondervloerse tanks twee keer tot precies hetzelfde niveau te vullen; dus als er meer brandstof wordt gebruikt, zal de kalibratie preciezer zijn.
Om de sensor(s) te kalibreren: 1 Noteer het brandstofniveau in de tank(s). 2 Verbind de draagbare tank(s) aan de motor via de brandstoftransducer(s). 3 Laat de motor op kruissnelheid lopen totdat ten minste 15 liter (4 gallons) brandstof is verbruikt per motor. 4 Controleer de eigenlijke hoeveelheid verbruikte benzine per motor door de draagbare tanks tot het oorspronkelijk niveau te vullen en de meter van de brandstofpomp af te lezen en de waarde(n) te noteren. 5 Druk tweemaal op , selecteer Brandstof en selecteer daarna Motoren instellen. 6 Selecteer op een boot met enkele motor Kalibratie en verander de weergegeven waarde totdat deze overeenkomt met die van de brandstofpomp en druk dan op . Selecteer op een boot met meerdere motoren eerst de motor. Selecteer Kalibratie en verander de weergegeven waarde totdat deze overeenkomt met die van de brandstofpomp en druk dan op . Herhaal dit voor de andere motoren.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
5
AIS AIS is de afkorting voor Automatic Identification System (Automatisch Identificatie Systeem). De Internationale Conventie voor Safety of Life At Sea (Veiligheid voor Leven op Zee)(SOLAS) verplicht alle vaartuigen groter dan 300 ton en alle passagiersschepen om een AIS Transponder aan boord te hebben. Alle vaartuigen voorzien van AIS zenden constant via een of meer van de twee speciale VHF-kanalen. Deze transmissie kan informatie over het MMSI-nummer van het schip, zijn roepteken, naam, positie, koers, richting, snelheid, draairatio en type vaartuig omvatten.
AIS-vaartuigen bekijken
Als het is aangesloten op een AIS-ontvanger, kan dit instrument AIS-informatie ontvangen en weergeven. AIS-vaartuigen die in de omgeving een signaal verzenden worden weergegeven op de kaart, als deze functie is ingeschakeld. De volgende AIS-ontvangers worden door dit instrument ondersteund: • Comar SLR200 (externe GPS). • Weatherdock 2-kanalen AIS-ontvanger “EASY AIS”, Onderdeelnr. 5-A-013 (externe GPS) • NASA Marine AIS Engine 2-kanalen multiplex ontvanger (externe GPS). Andere AIS-ontvangers werken misschien ook, maar zijn niet getest met dit instrument. Vink om AIS in te schakelen het AIS-vakje aan.
Een normaal AIS-scherm geeft weer:
E B
A
D
A B C D E 6
AIS-Vaartuig Gevaarlijk Vaartuig Geprojecteerde koers Data Box Bereikringen Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
C
Wanneer de cursor ten minste twee seconden boven een AIS-vaartuig wordt geplaatst, verschijnt een data-box onderin het scherm met informatie over het AIS-vaartuig. Voor complete AIS-informatie over het AIS-vaartuig dient u de cursor ten minste 2 seconden boven een AIS-vaartuig te plaatsen en op te drukken. Druk op of om de informatie te doen verdwijnen.
Gevaarlijke vaartuigen De 8120/8084 berekent de tijd van het dichtstbijzijnde punt van benadering (TCPA) en het dichtstbijzijnde punt van benadering (CPA) voor elk AIS-vaartuig. Dit wordt gebruikt om te beslissen welke vaartuigen potentieel gevaarlijk zijn. Als de TCPA en de CPA onder de alarmreactiewaarden komen, dan wordt het gevaarlijk geacht. Een gevaarlijk vaartuig wordt aangegeven op de kaart door een rode cirkel rond het icoon.
TCPA 15 min
CPA 0,5 nm
AIS Vensters Druk, om naar de AIS-vensters te gaan op , selecteer Meer, en druk dan op of om een van de twee volgende vensters te selecteren: Vaartuigen of Veiligheidsberichten (rx). Indien er meer items zijn dan in het venster passen, druk dan op of om de anderen te zien
Vaartuigen Dit is een gerangschikte lijst van vaartuigen die ontvangen worden door de AIS-ontvanger. Het maximale aantal vaartuigen dat door het systeem wordt ondersteund is 250. Als het maximum is bereikt worden de vaartuigen die zich het verst van de huidige locatie bevinden vervangen. Een vaartuig wordt van de lijst verwijderd wanneer geen informatie wordt ontvangen binnen 6 minuten na het laatste bericht.
Een AIS-vaartuig weergeven op de kaart 1 Druk op of om een boot te selecteren. en selecteer Weergave. Het 2 Druk op instrument wisselt naar het kaartvenster, met het geselecteerde vaartuig in het midden.
Volledige AIS-details weergeven 1 Druk op 2 Druk op druk op
of
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
om een boot te selecteren. en selecteer Meer Info of . 7
Volledige AIS-details weergeven 1 Druk op 2 Druk op druk op
om een boot te selecteren.
of MENU
ENTER
.
en selecteer Meer Info of
Dit venster geeft alle informatie over het geselecteerde AIS-vaartuig weer dat wordt geleverd door de AIS-ontvanger.
Vaartuigen rangschikken Druk op MENU , selecteer Rangschikken en selecteer een van de opties.
Hierdoor wordt de lijst op de gekozen categorie gerangschikt.
Veiligheidsbericht (rx) Veiligheidsberichten (rx) zijn verzonden berichten die worden ontvangen door de AIS-receiver. Dit venster geeft de datum en tijd weer van het ontvangen bericht, de MMSI van het AIS- vaartuig dat het bericht uitzond en het bericht zelf. Veiligheidsbericht (rx) bevat maximaal 10 berichten. Als de lijst vol is wordt het oudste bericht vervangen.
Filter per type Niet geselecteerde vaartuigtypes worden van de kaart gefilterd. Standaard worden alle vaartuigtypes weergegeven op de kaart.
Filteren op afstand Vaartuigen buiten een gekozen radius van de huidige positie worden van de kaart gefilterd. De standaardwaarde is 300 nm, zodat alle vaartuigen binnen deze straal op de kaart worden weergegeven.
Filteren op snelheid Vaartuigen met een snelheid onder de geselecteerde waarde worden van de kaart gefilterd. De standaardwaarde is 0 nm, zodat alle vaartuigen binnen deze straal op de kaart worden weergegeven.
Laat alleen gevaarlijk zien Laat alleen vaartuigen zien met een TCPA/CPA onder de alarmreactiewaarde. Dit filter zal alle andere filteropties opheffen.
Gevaarlijk-vaartuig-alarm Als het is ingeschakeld wordt dit alarm geactiveerd wanneer zowel de TCPA als de CPA kleiner worden dan de alarmreactiewaarde. Opmerking: Zelfs als dit alarm niet is ingeschakeld worden gevaarlijke vaartuigen aangegeven op de kaart.
TCPA Limiet Stel de TCPA (tijd van het meest dichtbijzijnde punt van benadering)-limiet in.
CPA Limiet Opmerking:Voor deze functie is een AISontvanger benodigd. Er zijn verschillende manieren om AIS vaartuigen die op de kaart worden weergegeven te filteren.
Stel de CPA (het meest dichtbijzijnde punt van benadering)-limiet in.
Geprojecteerde koers Laat de geschatte koers zien van alle vaartuigen gebaseerd op SOG en COG.
Bereikringen Geef een instelbaar aantal bereikringen rond de boot weer. De ringen worden getekend in veelvouden van de huidige kaartschaal.
Nabijheidsalarm Wanneer dit alarm is ingeschakeld zal het afgaan wanneer een AIS-vaartuig zich binnen de straal van het nabijheidalarm bevindt. 8
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
Radar De scanner draait 360° zodat het radarvenster het hele gebied rond uw boot laat zien, dat binnen het bereik van de scanner ligt en zo een kaartachtig scherm creëert dat PPI (Plan Position Indicator) wordt genoemd. Normaalgesproken bevindt uw boot zich in het midden van het radarvenster, met concentrische bereikringen er omheen. De bereikringen helpen uw bij een snelle schatting van de afstand tot verschillende doelen. U kunt de radar ook als overlaag op het kaartscherm bekijken.
Radar is het Radio Detection And Ranging systeem. Voor radarfuncties dient een optioneel NAVMAN radarsysteem geïnstalleerd te zijn. Er zijn drie radarsystemen verkrijgbaar; 2 kW, 4 kW, of 6 kW. Als de radar in gebruik is zal de scanner krachtige microwave radiosignalen verzenden, die worden teruggekaatst door alle masieve objecten, zoals landmassa’s en boten. Deze objecten worden doelen genoemd en worden weergegeven in het radarvenster.
Radar-venster A
K
B
L
I
C D
J
M
H G
E
F Het radarvenster geeft weer: A Afstand tussen de ringen (in dit voorbeeld 1/8 nautische mijlen) B Bereik van de radar (in dit voorbeeld weergegeven in grote cijfers) C Radarrotatie (in dit voorbeeld North Up) D Radarbewegingsstand (in dit voorbeeld, Relatieve stand) E Cursor
F G H I J K
Afstand en peiling tot de cursorpositie Kompasring Bereikring Noordlijn (blauw) Richtinglijn (wit) De peiling (in Relatieve, Ware of Magnetische stand) L Echo-expansie-instelling M Storingsonderdrukkingsstand
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
9
Radarstanden Er zijn vier radarstanden: • Uitgeschakeld. Voor laag stroom- en magnetronverbruik. Als de radar is uitgeschakeld, moet het apparaat eerst worden opgewarmd en op de standbystand worden gezet voordat het kan verzenden. • Opwarmen. De radar is ingeschakeld en aan het opwarmen. Dit kan maximaal 90 seconden duren, afhankelijk van uw scannertype.
• Standby. De radar is ingeschakeld en opgewarmd. Het apparaat is klaar om onmiddellijk met verzenden te beginnen. • Zenden. De radar verzendt en ontvangt actief microwave radiosignalen. Een open array zal ronddraaien. Indien u zuinig wilt zijn met stroom, maar toch onmiddellijk wilt kunnen verzenden, gebruik dan de stand-bystand.
Radarfunctionaliteit inschakelen Als de radar wordt ingeschakeld zal het eerst opwarmen en dan de stand-bystand aannemen . Om de radarfunctie in te schakelen: 1 Druk tweemaal op om het instellingsmenu weer te geven en selecteer vervolgens Systeem.
2 Stel Radar in op . 3 De radar zal onmiddellijk inschakelen en de opwarmstand aannemen. Een bericht geeft aan hoe lang dit zal duren. 4 Wanneer de opwarmperiode is afgelopen zal de radar de stand-bystand aannemen en klaar zijn om te verzenden.
Stand-bystand of verzendstand selecteren U kan snel tussen deze standen wisselen. 1. Druk vanuit het radarvenster op en
stel de Zendoptie in op (stand-bystand).
(zendstand) of
Radarfunctionaliteit uitschakelen 1 Druk tweemaal op om het instellingsmenu weer te geven en selecteer vervolgens Systeem. 2 Stel Radar in op .
3 Een waarschuwing verschijnt. Als u zeker weet dat u de radar wil uitschakelen selecteert u Ja. 4 De radar wordt onmiddellijk uitgeschakeld.
Radar kaart-overlaag Indien radar is geïnstalleerd, kan het radarscherm over het kaartscherm worden gelegd. Dit is erg handig en kan helpen bij: • het uitleggen van het radarbeeld door te kijken hoe de radardoelen overeenkomen met objecten op de kaart. • het snel identificeren van objecten die niet op de kaart staan, zoals andere boten. De radaroverlaag is ook handig als het zicht slecht is, ‘s nachts of in drukke of gevaarlijke wateren. 10
Om de radaroverlaag in of uit te schakelen: Druk vanuit het kaartvenster op en stel Radaroverlaag optie in op of . Een extra menu-item zal worden weergegeven voor de radar en de overlaag.
Overlaag palet De kleur van de radaroverlaag kan worden veranderd, om het onderscheid tussen kaart- en radardata duidelijker te maken of om rekening te houden met de zichtcondities.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
1 2 3 4
Druk tweemaal op MENU . Selecteer Radar. Selecteer Overlaag palet. Selecteer u voorkeurskleuren.
Overlaag transparantie De transparantie van de radaroverlaag kan worden aangepast, indien het de zichtbaarheid van belangrijke kaartkenmerken belemmert. 1 Druk vanuit het kaartscherm of venster eenmaal op MENU . 2 Selecteer Radaroverlaag. Als de box niet is aangevinkt, druk op ENTER . Een Radarmenu-
optie verschijnt onderstaand. 3 Selecteer Radar. 4 Selecteer Transparantie. 5 Pas de glijschaal aan. Veranderingen worden direct op de kaart weergegeven. Ook verkrijgbaar in het Radaroverlaagmenu zijn snelkoppelingen om radartransmissie in of uit te schakelen (Transmissie, zie Handleiding, 18-4) en de instellingsopties voor de radar (Radar aanpassen, zie handleiding, 18-6).
De kwaliteit van het radarvenster optimaliseren Normale problemen die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van het radarvenster zijn onder andere: • zeeruis • regenruis • valse echo’s (ook wel geestecho’s genoemd) en achtergrondruis • zijlob patronen (valse echo’s die eruit zien als een (gebroken) boogje • schaduw (blinde vlekken) • meerdere echo’s van hetzelfde object • incorrecte drempelinstelling Als de radar is geïnstalleerd op de juiste hoogte en op een geschikte plaats op uw boot dan zullen zijlobpatronen en schaduw (blinde vlekken) als gevolg van obstructies zoals masten minimaal zijn. Als u hier problemen mee ondervindt moet u wellicht uw scanner verplaatsen. Raadpleeg de installatiegids voor uw NAVMAN scanner of praat met uw leverancier of installateur. Meerdere echo’s van hetzelfde object kunnen voorkomen als u zich dichtbij een doel bevindt en zijn meestal een tijdelijk ongemak. U kan de radar zo aanpassen dat het effect van zeeruis, regenruis en storing van andere radars wordt geminimaliseerd. U kan ook de toenameinstelling en de toename-niveau-instelling veranderen om te proberen valse echo’s te reduceren. Druk in het radarvenster op , selecteer
vervolgens Radar aanpassen en druk op .
De toenamestand aanpassen
Gebruik de radartoenamestand om te specificeren of u de radartoename zelf aan wilt passen of dat u wil dat dit automatisch gebeurt. Om de radartoename te veranderen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Radar aanpassen. 2 Selecteer Toenamestand. Er zijn drie opties: • Handmatig. Pas de radartoename zelf aan in overeenstemming met de plaatselijke condities en uw voorkeuren. • Auto. De radartoename wordt automatisch aangepast. • Bereikrijder. Selecteer deze stand als de radartoename voor een bepaald bereik moet worden aangepast. Vervolgens wordt deze instelling bewaard en automatisch weer opgehaald wanneer u zich weer in hetzelfde bereik bevindt.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
11
Het toenameniveau aanpassen Gebruik het radartoenameniveau om de gevoeligheid van de radarontvanger aan te passen. Idealiter dient het radartoenameniveau zo te worden ingesteld dat de achtergrondruis juist zichtbaar is in het radarvenster. Als het radartoenameniveau te laag is ingesteld worden zwakke echo’s niet weergegeven. Als het radartoenameniveau te hoog is ingesteld, zullen sterke echo’s moeilijk te zien zijn in de grote hoeveelheid achtergrondruis. (Als de radartoenamestand op Auto is ingesteld en het toenameniveau wordt handmatig aangepast, dan wordt de toenamestand verandert naar handmatig.) Om het radartoenameniveau te veranderen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Radar aanpassen. 2 Selecteer Toenameniveau en gebruik vervolgens en om de instelling te vergroten of verkleinen.
De zeeruisstand veranderen (Handmatige stand) Zeeruis is gewoonlijk zichtbaar in de vorm van verwarde, willekeurige signalen dichtbij uw boot in het radarvenster. Hoge golven die het radarsignaal kunnen reflecteren produceren de meeste zeeruis. U kan de zeeruisstand zelf aanpassen, of deze kan automatisch worden aangepast ter compensatie van de zeecondities. Om de zeeruisstand te veranderen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Radar aanpassen. 2 Selecteer de Zeeruisstand. Er zijn drie opties: • Handmatig. Pas zelf de zeeruisstand aan. • Haven. De zeeruisinstelling wordt automatisch aangepast voor een havenomgeving. • Uit de kust De zeeruisinstelling wordt automatisch aangepast voor een zeeomgeving.
Het zeeruisniveau aanpassen Als het zeeruisniveau te laag wordt ingesteld 12
wordt er veel zeeruis weergegeven. Als het zeeruisniveau te hoog is ingesteld, zullen kleine doelen wellicht niet in het radarvenster worden weergegeven. Als de zeeruisstand is ingesteld op haven of uitde-kust en het zeeruisniveau wordt handmatig aangepast, dan verandert de zeeruisstand naar Handmatig. Om het zeeruisniveau te veranderen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Radar aanpassen. 2 Selecteer Zeeruisniveau en gebruik vervolgens en om de instelling te vergroten of verkleinen.
Regenruis aanpassen Regenruis bestaat uit willekeurige spikkels die kunnen samensmelten in slecht gedefinieerde echo’s op uw radarscherm. De willekeurige signalen worden teruggekaatst door regen, hagel, ijsregen of sneeuw en kunnen resulteren in een verwarde weergave. Indien de regenruis te laag is ingesteld, wordt er te veel regenruis weergegeven als het regent. Als de regenruis te hoog is ingesteld zullen grote doelen, zoals de kustlijn, hol lijken. Om de regenruisinstelling aan te passen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Radar aanpassen. 2 Selecteer Toenameniveau en gebruik vervolgens en om de instelling te vergroten of verkleinen.
Het drempelniveau veranderen Gebruik dit om het drempelniveau van de weekste echo die u op het scherm wil weergeven te definiëren. Het drempelniveau wordt als een percentage weergegeven. 100% is het maximale drempelniveau, wat betekent dat alleen de sterkste echo’s worden weergegeven. 0% is het minimale drempelniveau, wat betekent dat alle echo’s worden weergegeven. Om het drempelniveau aan te passen: 1 Druk vanuit het radarvenster op en selecteer vervolgens Drempel en gebruik dan en om de instellingen te vergroten of te verkleinen.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
De echoexpansie-instelling veranderen Als u verschillende kleine doelen in zicht hebt en u wilt ze beter zien, dan is de echo-expansie een optie. Opmerking: de resolutie wordt kleiner op het moment dat het doelformaat groter wordt. Gebruik deze optie dus alleen wanneer doeldetectie en -zichtbaarheid belangrijker zijn dan de kwaliteit van de weergave.
Om de echo-expansie-instelling te veranderen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Echoexpansie. Er zijn drie opties: • Uit. Geen echo-expansie. • 1. Doelen geëxpandeerd x 2. • 2. Doelen geëxpandeerd x 3.
Het doelspoor in- en uitschakelen Als het doelspoor wordt ingeschakeld, laat elk doel een spoor van 30 seconden achter op het scherm. De lengte van het doelspoor kan niet veranderd worden. Als het doelspoor wordt uitgeschakeld laten doelen geen sporen achter. Opmerking Als de radarbewegingsstand is ingesteld op Waar, laten stilstaande doelen geen spoor achter.
Als de radarbewegingsstand relatief is, zal elk doel dat beweegt ten opzichte van uw boot een spoor achterlaten. Om de doelspoorinstelling te veranderen: Druk in het radarvenster op en stel vervolgens de doelspoor-optie in op (doelsporen zijn ingeschakeld) of (doelsporen zijn uitgeschakeld).
Gebruik van de VRM/EBL Gebruik een of beide VRM/EBL (Variable Range Markers/Electronic Bearing Lines) om snel het precieze bereik en de precieze peiling van een doel te vinden. Een VRM kan vast of drijvend zijn. Gebruik de VRM om het bereik (afstand) tot het doel te vinden. • Een vaste VRM wordt weergegeven als een dunne, gestreepte cirkel rond uw boot. Gebruik dit om de afstand van een doel tot uw boot te bepalen. • U kunt het midden van de VRM bij uw boot vandaan bewegen, bijvoorbeeld om de afstand tussen twee eilanden te meten. Dit wordt een drijvende VRM genoemd.
De EBL wordt weergegeven als een dunne gestreepte lijn die loopt van het midden van de VRM tot de rand van het radarvenster. Gebruik de EBL om de peiling van het doel te vinden. 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan VRM/EBL.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
13
Bereik en peiling vinden met een vaste VRM/EBL 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan VRM/EBL. 2 Selecteer VRM/EBL en vervolgens 1 (VRM/EBL 1) of 2 (VRM/EBL 2). 3 Stel inschakelen in op zodat de VRM en EBL worden weergegeven op het radarvenster (of om ze te verbergen). 4 Selecteer EBL-referentie als u de EBL-peiling referentie wil veranderen. Er zijn twee opties: • °R geeft de EBL-peiling in verhouding tot de richting van uw boot weer. • °M/°T geeft de EBL-peiling in verhouding tot het magnetische of ware noorden weer. 5 Selecteer Aanpassen om de posities van de VRM en de EBL zo te veranderen dat ze in lijn kunnen worden gebracht met het doel. Gebruik: • en om de radius van de VRM te verkleinen en vergroten totdat het doel wordt geraakt om het bereik te meten. • en om de EBL te verplaatsen totdat het doel wordt geraakt om de richting te meten. 6 Het bereik en de peiling van het doel worden onderin het scherm weergegeven. 7 Als u de bereikringen, de noordenlijn en/of de richtingslijn wil verbergen (of de instelling wil veranderen) druk dan op en selecteer Radar. 8 Om het VRM/EBL-scherm op te schonen, druk op en herhaal stappen 1 en 2. Stel inschakelen in op . Als u het bereik en de peiling van een ander doel wil vinden, herhaal dan deze handelingen voor de andere VRM/EBL. Dit wordt in een ander patroon weergegeven.
Bereik en peiling vinden met een drijvende VRM/EBL Als het midden van een VRM zich bij uw boot vandaan beweegt wordt het een drijvende VRM genoemd. Gebruik dit om het bereik en de peiling tussen twee locaties op het radarscherm te meten, zoals bijvoorbeeld een uitstekend stuk land en een boei. 14
1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan VRM/EBL. 2 Selecteer VRM/EBL en vervolgens 1 (VRM/EBL 1) of 2 (VRM/EBL 2). 3 Stel Inschakelen in op zodat de VRM en EBL worden weergegeven op het radarvenster (of om ze te verbergen). 4 Selecteer EBL-referentie als u de EBL-peiling-referentie wil veranderen. Er zijn twee opties: • °R geeft de EBL-peiling in verhouding tot de richting van uw boot weer. • °M/°T geeft de EBL-peiling in verhouding tot het magnetische of ware noorden weer. 5 Selecteer Midden instellen om het midden van de VRM en EBL bij uw boot vandaan te bewegen. Gebruik de pijltoetsen om het midden zo te bewegen dat het over de eerste locatie ligt. 6 Druk op om de nieuwe middenpositie te bewaren en druk vervolgens op en selecteer de VRM/EBL opnieuw. 7 Selecteer Aanpassen om de posities van de VRM en de EBL zo te veranderen dat ze gecentreerd kunnen worden op het tweede doel. Gebruik: • en om de radius van de VRM te verkleinen en vergroten totdat het tweede doel wordt geraakt, om het bereik te meten. • en om de EBL te verplaatsen totdat het tweede doel wordt geraakt om de peiling te meten. 8 Het bereik en de peiling van het doel worden onderin het scherm weergegeven. 9 Als u de bereikringen, de noordenlijn en/of de richtingslijn wil verbergen (of de instelling wil veranderen) druk dan op en selecteer Radar. 10 Om het VRM/EBL-scherm op te schonen, druk op en herhaal stappen 1 en 2. Stel Inschakelen in op . Als u het bereik en de peiling tussen twee andere locaties wil vinden, herhaal dan deze handelingen voor de andere VRM/EBL. Dit wordt in een ander patroon weergegeven in het radarvenster.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
De PPI-positie veranderen U kan het midden van de PPI (Plan Position Indicator) naar een andere locatie verplaatsen als u zich in de relatieve bewegingsstand bevindt. (Als u zich in de ware bewegingsstand bevindt, zal de radar de PPI automatisch in het midden plaatsen.) Om de PPI-positie te wijzigen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Positie. 2 Er zijn drie opties: • Midden. Het midden van de PPI bevindt zich in het midden van het radarscherm, zodat alle andere objecten bewegen t.o.v. de boot. • Kijk naar voren. Het midden van de PPI
is zo geplaatst dat het radarvenster zich niet in het midden bevindt zodat u maximaal zicht naar voren heeft. • Vast. Plaats het midden van de PPI in het radarvenster. (Dit werkt alleen wanneer u gebruik maakt van de relatieve bewegings(RM)-stand). Gebruik de pijltjestoetsen om het midden van de PPI naar de nieuwe positie te verplaatsen en druk op om te bevestigen. De nieuwe positie moet ruimte laten zodat het grootste deel van de radarzwaai in het venster kan verschijnen. Zo niet, dan wordt het midden van de PPI zo dicht mogelijk bij de gewenste positie geplaatst.
Gebruik van de radarbewakingszones U kan een van de twee radarbewakingszones zo instellen dat u wordt gewaarschuwd wanneer een doel een bepaald gebied rond uw boot binnenkomt of verlaat. Het formaat en de vorm van de radarbewakingszones en instellingsalarmen kunnen naar keuze worden ingesteld. 1. Druk in het radarvenster op en selecteer dan Bewakingszone.
Een radarbewakingszone in- of uitschakelen:
Er zijn twee radarbewakingszones beschikbaar. Deze kunnen allebei in of uitgeschakeld worden. Om een radarbewakingszone in- of uit te schakelen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Bewakingszone. 2 Selecteer Zone. Er zijn twee opties: • 1 selecteert radarbewakingszone 1. • 2 selecteert radarbewakingszone 2.
Het bestrijkingsgebied van de radarbewakingszone weergeven 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Bewakingszone.
2 Selecteer Zone en vervolgens radarbewakingszone 1 of radarbewakingszone 2. 3 Stel Inschakelen in op (geef de radarbewakingszone weer) of (verberg de radarbewakingszone).
De instelling van het alarm van een radarbewakingszone veranderen Wanneer een radarbewakingszonealarm is ingeschakeld wordt het radarbewakingszonealarm automatisch ingesteld; de instelling kan veranderd worden al naar gelang uw voorkeuren. 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Bewakingszone. 2 Selecteer Zone en vervolgens radarbewakingszone 1 of radarbewakingszone 2. 3 Selecteer Alarmvoorkeur Er zijn drie opties: • Binnenkomst doet het alarm alleen afgaan wanneer een doel de radarbewakingszone binnenkomt. • Verlaten doet het alarm alleen afgaan wanneer een doel de radarbewakingszone uitgaat. • Beide doen het alarm afgaan wanneer een doel de radarbewakingszone binnenkomt of verlaat.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
15
De grenzen van een radarbewakingszone aanpassen Om de grenzen aan te passen en het gebied dat bedekt wordt door de radarbewakingszone te veranderen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Bewakingszone. 2 Selecteer Zone en dan 1 (radarbewakingszone 1) of 2 (radarbewakingszone 2). 3 Selecteer Aanpassen om de huidige grenzen van die radarbewakingszone weer te geven. De volgende informatie wordt ook weergegeven in de linker bovenhoek: • Bewakingszone: Het nummer geeft de geselecteerde radarbewakingszone aan. • Sector of Rond: De vorm van de radarbewakingszone. • INR: De afstand tussen de binnenste grens en uw boot. • OUR: De afstand tussen de buitenste grens en uw boot. • WDT: De hoekwijdte van de radarbewakingszone (in graden). • BRG: De peiling van een lijn getrokken van uw boot door het midden van de radarbewakingszone (in graden).
Radarinstelling Opmerking: Deze optie wordt alleen weergegeven als de radar is ingeschakeld (zie Handleiding 18-3). 1 Druk tweemaal op om het instellingsmenu weer te geven en selecteer vervolgens Radar:
16
4 Gebruik en om de te veranderen parameter te selecteren. 5 Gebruik vervolgens en om de parameter te veranderen.
De gevoeligheid van het alarm aanpassen De gevoeligheid van het alarm voor de radarbewakingszone kan worden ingesteld om het formaat van het doel dat het alarm zal doen afgaan te definiëren. Het formaat van het doel wordt als een percentage aangegeven. 100% is maximale gevoeligheid, wat betekent dat hele kleine doelen het bewakingszonealarm zullen doen afgaan. 0% is minimale gevoeligheid, wat betekent dat alleen hele grote doelen het bewakingszonealarm zullen doen afgaan. De gevoeligheidsinstelling geldt voor beide radarbewakingszones als beide zijn ingeschakeld. Om het alarm in te stellen: 1 Druk in het radarvenster op en selecteer dan Bewakingszone. 2 Selecteer Zone en dan 1 (radarbewakingszone 1) of 2 (radarbewakingszone 2). 3 Selecteer gevoeligheid alarm en gebruik en om de instelling te verhogen of te verlagen.
Rotatie De huidige radarrotatie wordt weergegeven in de linker bovenhoek van het radarscherm. Indien COG-data of richtingsdata niet beschikbaar is van een kompas, dan wordt de radarrotatie automatisch ingesteld op Head up. We raden echter sterk aan een product van goede kwaliteit te gebruiken, zoals de NAVMAN HS02, HS03 of Automatische piloot) om richtingsdata te leveren. Indien richtingsdata verkrijgbaar is van een kompas, dan zijn de opties: • noorden boven werkt alleen wanneer COGdata of richtingsdata van een richtingsensor beschikbaar is. Het noorden bevindt zich altijd bovenaan het radarscherm. Dit radarscherm kan goed vergeleken worden met een kaart in de noorden boven-instelling.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
• Head up betekent dat het radarbeeld draait onder uw boot, zodat de vaarrichting altijd naar de bovenkant van het scherm wijst. Zodoende kan het visuele uitzicht van de voorkant van de boot eenvoudig worden vergeleken met het radarscherm. • Koers boven werkt alleen wanneer COG-data of richtingsdata van een richtingssensor beschikbaar is en er een actieve route is. Het betekent dat uw gewenste richting altijd naar de bovenkant van het scherm wijst, zodat u de etappepeiling van de actieve route kan vergelijken met het radarscherm. (Als u zich in Koers boven-rotatie bevindt, maar geen actieve route hebt, gebruikt de radar Head-up-rotatie totdat een route actief wordt gemaakt.)
Bewegingsstand Ware bewegingsstand is niet beschikbaar als er geen positiedata, geen richtingsdata en geen COG-data beschikbaar is. We raden echter sterk aan een product van goede kwaliteit te gebruiken, zoals de NAVMAN HS02, HS03 of Automatische piloot) om richtingdata te leveren. Er zijn twee opties: • Relatief (RM). Uw boot blijf op een vaste plaats op het radarscherm en alle andere objecten bewegen in relatie tot uw positie. (U kunt de positie van de vaste plaats kiezen, zie paragraaf 18-10). RM is de standaardinstelling. • Waar (TM). Uw boot en bewegende doelen bewegen over het radarscherm terwijl u vaart. Alle stilstaande objecten blijven op een vaste plaats. U dient positiedata, een richting of COG-data te hebben om deze optie te kunnen gebruiken.
Storingsfilter Indien de radar van een andere boot dezelfde frequentie gebruikt als uw radar, kan deze storingspatronen op het radarvenster veroorzaken. Storingspatronen verschijnen voor elke zwaai altijd op een andere plaats. Het kunnen willekeurig verspreide spikkels zijn of stippellijnen van het midden naar de rand van het radarvenster, vaak in spiraalvorm. Des te
sterker de storing is, des te breder zijn normaal gesproken de storingslijnen. Gebruik de storingsonderdrukkingsoptie om zowel de storingspatronen als de breedte van de storingslijnen te verminderen. Er zijn vier opties: • Uit. Storingsonderdrukking is uitgeschakeld. • Laag, storingsonderdrukking werkt op minimale sterkte. • Medium, storingsonderdrukking werkt op medium sterkte. • Hoog, storingsonderdrukking werkt op maximale sterkte. Deze instelling kan het moeilijker maken om sommige doelen en radarbakens te onderscheiden. Gebruik deze instelling alleen als het noodzakelijk is.
Palet Selecteer het kleurenschema voor het radarvenster.
Cijfergrootte Het bereik van de radar wordt weergegeven in het radarvenster, bijv. 1/16. Deze informatie kan worden weergegeven in kleine, medium of grote cijfers.
Bereikring De bereikringen helpen om snel het bereik van een doel tot uw boot te schatten. De bereikringen worden weergegeven. Het aantal bereikringen en de afstandsinterval tussen de ringen wordt ingesteld afhankelijk van de bereikinstelling. De huidige afstandsinterval wordt weergegeven in de linker bovenhoek van het radarscherm.
Kompas De kompasring wordt weergegeven.
noordenlijn Onafhankelijk van de radarvensterrotatie kan altijd de blauwe noordenlijn worden weergegeven. Als de peilingstand is ingesteld op: • magnetisch, de noordenlijn wijst altijd naar het magnetische noorden. • waar, de noordenlijn wijst altijd naar het ware noorden. Geef de noordenlijn weer. Verberg de noordenlijn.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
17
Richtingslijn De richtingslijn is een witte lijn die van uw boot naar de rand van het radarvenster loopt. Geef de richtingslijn weer. Verberg de richtingslijn.
19-4 Instelling > Radar Opmerking: Deze optie wordt alleen weergegeven als de radar is ingeschakeld (zie Handleiding 18-3). 1 Druk tweemaal op om het instellingsmenu weer te geven en selecteer vervolgens Radar. 2 Selecteer Installatie:
Parkeerpositie Als uw radar een open array heeft en u schakelt het uit, dan zal de open array even blijven draaien, voordat het uiteindelijk stopt. De stoppositie wordt de parkeerpositie genoemd. De hoek van de parkeerpositie kan zo worden aangepast dat het open array altijd stopt op uw voorkeurspositie, bijvoorbeeld naar de boeg toe. 1 Selecteer Parkeerpositie en voer de hoek van de nieuwe parkeerpositie in. Opmerking: Om de juiste positie te vinden moet u wellicht een paar verschillende parkeerposities proberen. De windsterkte zal ook van invloed zijn op de parkeerpositie.
Nulpeiling Gebruik de nulpeilingcentrering om het radarbeeld te draaien, per graad, zodat een bekend object, recht vooruit, zich altijd recht onder de richtingsmarkering van de boot bevindt. Dit betekent dat het radarbeeld is uitgelijnd met de weergegeven kaart en het kompas. Een accurate peilingscentrering is in het bijzonder 18
van belang wanneer het radarbeeld over de kaart is gelegd. Pas dit aan in het kaartvenster als de radaroverlaag ingeschakeld is. 1 Selecteer nulpeiling en gebruik vervolgens de pijltjestoetsen om de nieuwe peilinghoek in te voeren.
Nulbereik Het nulbereik is ook bekend als de radarbereikafwijking en als de triggervertraging. Als de radar een blanke zwarte cirkel rond het midden of een massieve gekleurde cirkel in het midden weergeeft, dient het nulbereik te worden aangepast, totdat de cirkel (bijna) verdwijnt. Idealiter begint de radarzwaai bij uw boot (een radarbereik van nul). Om de nul-bereik-instelling aan te passen: 1 Plaats uw boot parallel aan een rechte steiger of iets dergelijks 45 tot 90 m erbij vandaan. 2 Pas indien nodig te toename-instelling aan, zodat een redelijk goed beeld van de steiger wordt weergegeven in het radarvenster. Het is mogelijk dat het lijkt alsof de steiger krom is. 3 Selecteer nul-bereik en gebruik vervolgens de pijltjestoetsen om de nul-bereikinstelling aan te passen totdat de steiger als een rechte lijn in het radarvenster verschijnt.
Antennehoogte De Installatiehandleiding voor uw NAVMAN radar legt uit hoe u de optimale hoogte voor uw radarscanner (antenne) kunt vinden. Selecteer Antennehoogte en voer vervolgens de hoogte van de antenne boven zeeniveau in.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
Problemen met de radar Radaroverlaag verschijnt niet op het kaartscherm a Verzeker uzelf ervan dat uw boot zichtbaar is in het radarvenster. Als dit zo is, maar de radaroverlaag is nog steeds niet zichtbaar, probeer dan in te zoomen op het kaartgebied. (Het kan zijn dat het kaartgebied zich buiten het maximale bereik van de radar bevindt). b De drempel of doorzichtigheidsinstellingen van de radaroverlaag zijn niet correct. Radar geeft boogjes en/of schaduwen weer Zijlobpatronen die eruitzien als een (gebroken) boogje. Schaduw en blinde vlekken. Als de radar is geïnstalleerd op de juiste hoogte en op een geschikte plaats op uw boot dan zullen zijlobpatronen en schaduw (blinde vlekken) als gevolg van obstructies zoals masten minimaal zijn. Als u hiermee problemen ondervindt moet u wellicht uw scanner verplaatsen. Raadpleeg de Installatiegids voor uw radartype voor advies. Radar geeft verschillende patronen weer voor elke zwaai Storingspatronen verschijnen voor elke zwaai altijd op een andere plaats. Het kunnen willekeurig verspreide spikkels zijn of stippellijnen van het midden naar de rand van het radarvenster, vaak in spiraalvorm. Des te sterker de storing is, des te breder zijn normaal gesproken de storingslijnen. a Gebruik de storingsonderdrukkingsoptie om de storingspatronen en de breedte van
de storingslijnen te verminderen. Radar geeft valse echo’s en/of achtergrondruis weer. Valse echo’s en achtergrondruis kunnen ontstaan als de gevoeligheid van de radar te groot is. a Probeer de auto-instelling voor de radar-toenamestand. Als dit niet werkt of de radartoenamestand staat al op Auto, gebruik dan de radartoename-instelling om radargevoeligheid te reduceren. Radar geeft meerdere echo’s van hetzelfde object weer Meerdere echo’s van hetzelfde object komen voor als u zich dichtbij een doel bevindt en zijn meestal een tijdelijk ongemak. Radar geeft willekeurige of gegroepeerde spikkels weer Regenruis wordt vaak als willekeurige spikkels weergegeven, die zich kunnen samenvoegen tot slecht gedefinieerde echo’s in het radarvenster. De willekeurige signalen worden teruggekaatst door regen, hagel, ijsregen of sneeuw en kunnen resulteren in een verwarde weergave. Radar geeft willekeurige signalen in het midden weer Zeeruis wordt meestal weergegeven als verwarde, willekeurige signalen rond uw boot. Hoge golven produceren de maximale hoeveelheid zeeruis. Uw radarvenster kan geoptimaliseerd worden om het effect van zeeruis tegen te gaan.
Navman 8120/8084 Brandstof, AIS & Radar Addendum
19
Fysieke afmetingen NAVMAN 8120
NAVMAN 8084
Lon 174° 44,535’O
Lat 36° 48,404’Z
Geproduceerd in New Zeeland MN000753B-G
N av m a n 8120 / 8 0 8 4 B r a n d s to f, AIS & R a d a r A d d e n d u m