LIMBURGS MILIEU 04 / 02 Een uitgave van Stichting Milieufederatie Limburg / jaargang 18 / augustus 2004 / nummer 02
De grutto gemolken?
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
KOMMENTAAR
Omkijken en vooruitzien Af en toe is het in de hectiek van alledag goed om even over je schouder te kijken. Waarom deden wij ook alweer waarmee we bezig zijn? Is het nog wel zinvol door te draven op de eenmaal ingeslagen weg? In de afgelopen maanden deed zich een aantal ontwikkelingen voor die aanleiding zouden kunnen zijn tot provinciale herbezinning op een eenmaal ingenomen standpunt. De Raad van State wees uitbreiding van de groeve ’t Rooth af, hetzelfde geldt voor de aanleg van het zuidwestelijk deel van industrieterrein St. Joost bij Echt en de meerderheid in de Tweede Kamer waarschuwt minister Peijs voor een Nimbyprocedure voor het kappen van bomen bij de Awacsbasis achter Schinveld. Naïef Wie denkt dat de overheid zich nu de vraag stelt of het niet beter is lering te trekken uit de gang der dingen – kennelijk is zelfs de Raad van State in een aantal gevallen de mening van de critici toegedaan – zo iemand is, helaas, nogal naïef. De Provincie Limburg accepteert de uitspraken van de Raad van State niet. Niet bij ’t Rooth en niet bij St. Joost. Bij ’t Rooth wordt nu langs een omweg geprobeerd om alsnog het bestemmingsplan te wijzigen. Bij St. Joost moet een nieuw onderzoek aantonen dat het leefgebied van de Europees beschermde kamsalamander beperkter is dan de Raad van State meent. De Milieufederatie en het Natuurhistorisch Genootschap (de bezwaarmakers) hebben betrokkenheid bij het onderzoek afgewezen omdat wij van oordeel zijn dat men van een gebied af moet blijven als er een populatie van een zwaar beschermde diersoort zit. Zo zijn nu eenmaal de Europese regels. Voor de Provincie zijn die kennelijk moeilijk te verteren. En ENCI dan? En Graetheide? In de kwestie ENCI leek de Provincie even achterom te kijken. Het MER werd afgekeurd, in scherpe bewoordingen. Het zal van korte duur blijken. ENCI vult de MER op de gevraagde punten aan en de Provincie Limburg geeft alsnog de gevraagde vergunning. Niet alles wat ENCI vraagt, maar bijna alles. De Observant zal blijven staan. Het bedrijf doet weliswaar naar buiten alsof het leven van het bedrijf ervan afhangt maar intussen is men blij als de Provincie de poot stijf houdt. Waarom? Omdat mergelwinning onder de berg per ton te duur is. Het pr-verhaal ligt dan voor de hand: ‘Provincie Limburg Redt Sint Pietersberg’ en ‘ENCI Respecteert Wens Omwonenden’. Bij Graetheide zal het niet veel 2
anders gaan. Gedeputeerde Eurlings heeft in de Staten verklaard dat de dreiging van zware chemische industrie voor Graetheide voorbij is. Dat is niets nieuws en het is ook niet de verdienste van de Provincie Limburg. Er is simpelweg al meer dan 25 jaar geen behoefte aan, zoals de feiten aantonen. Graetheide Groen, dus? Vergeet het maar. De nieuwe kreet is: Bedrijven in het groen. Ook daaraan is geen behoefte. Dat soort bedrijventerreinen is al in voldoende mate voorzien in het POL. De Provincie Limburg doet ook voortreffelijke dingen. Althans dat is het voornemen van gedeputeerde Henk Evers. Hij ontwikkelt het provinciale duurzaamheidsbeleid. Dat zou, zo vindt de Milieufederatie, het kader moeten zijn waaraan andere disciplines worden getoetst. Dus als de Buitenring Parkstad wordt geagendeerd, zou hij moeten worden getoetst aan de vraag: is het tracé aan de noordkant van Brunssum, dwars door de ecologische hoofdstructuur, wel zo duurzaam? Interessant wordt ook de vraag of bij de komende concessieverlening voor het Openbaar Vervoer milieuvoorwaarden in het Programma van Eisen zullen worden opgenomen. Dat zou eigenlijk wel moeten, want intussen is gebleken dat waar dit niet wordt gedaan, de regio met de schroothoop van het landelijke wagenpark wordt opgezadeld. Duurzaam vliegen? Voor vliegveld Beek komt het voorgenomen duurzaamheidsbeleid sowieso te laat. Een duurzaamheidstoets zou ongetwijfeld opleveren dat steeds frequenter vliegen door steeds meer mensen puur slecht is voor het milieu. Over dat feit zouden de voorstanders van de uitbouw van Laarbruch ook eens moeten dubben. Maar die
vraag is wat ongemakkelijk, want dat miljoen toeristen is wel nodig om beide vliegvelden hun broek te laten ophouden. Voor Snowworld in Landgraaf geldt iets soortgelijks. Goed voor de werkgelegenheid, maar hoe duurzaam is skieën bij een zomertemperatuur van 30 graden Celsius? Ooit de energierekening van de Landgraafse Alp gezien? Kortom, het nieuwe duurzaamheidsbeleid opent mooie perspectieven voor levendige milieudiscussies in Provinciale Staten. Daarop kunnen de partijen in PS niets tegen hebben. Hoe meer discussie, hoe dichter de politiek bij de burger. Ook dat is een van de ambities van de Provincie. Duurzaamheidstoets Een aardige kijk op de onafwendbare noodzaak van duurzaamheidsbeleid levert de bijdrage van Klaus Dosch in dit blad. Deze medewerker van de Aachener Kathy Beijs Stiftung rekent voor dat het onveranderd doorgaan met het verbruiken van grondstoffen over 50 jaar op een catastrofe uitloopt. Chinezen, Indiërs, Indonesiërs en natuurlijk de nieuwe EU-leden in OostEuropa willen ook een stuk van de welvaartskoek, dus van de grondstoffen die het rijke deel van de wereld momenteel voor zichzelf reserveert. Dat kan slechts als de grondstoffeneffectiviteit verbetert en als de economie anders wordt ingericht. Met minder grondstoffen meer doen, o.a. door technologische vernieuwing. Daarop mikken is streven naar duurzaamheid. De conclusie is dat Henk Evers er goed aan doet zich op die grote lijn en op de lange termijn te richten. Het betekent dat hij een duurzaamheidstoets moet eisen bij elk besluit dat de provincie Limburg neemt. Minder kan niet. Tenzij hij genoegen neemt met wat aardig ogende business-as-usual-projecten. Dosch noemt het binnenstedelijk park ‘Altes Klinikum’ in Aken als voorbeeld. Opgevoerd als prijswinnend project bij de nominatie van Aken als Ekostad van de Toekomst, en na de prijsuitreiking aan een projectontwikkelaar verkocht als woongebied. De Engelsen hebben er een aardige uitdrukking voor: pound foolish, penny wise.
Hub Bemelmans
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Dit is een uitgave van de Stichting Milieufederatie Limburg.
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Jaargang 18 Nummer 02 | Augustus 2004 19
Redaktieadres Stichting Milieufederatie Limburg Godsweerderstraat 2 6041 GH Roermond T (0475) 38 64 10 | F (0475) 38 64 29
[email protected] www.milieufederatielimburg.nl Aan dit nummer werkten mee Sandra Akkermans, Chris Bartels, Hub Bemelmans, H. Buffart, Klaus Dosch, Danny Ellinger, Gertjan van Elk, Jeroen Gense, Jos Gorissen, Eric van Kaathoven, Wim Kuipers, Paul Lemmens, Renate Meijers, Jan Muijtjens, Vera van Piggelen, Berry van Rijswijk, Henk Vijverberg, Walter Visser, Johan Wolsink
Advertenties Limburgs Milieu verschijnt vier maal per jaar om een oplage van 1000 exemplaren. Het blad heeft een gemotiveerde lezerskring bij de overheid, natuur- en milieubeschermers en andere organisaties. Advertenties in overleg.
Hub Bemelmans
12
De Stichting Milieufederatie Limburg is een overkoepelende organisatie van provinciale en lokale Limburgse natuuren milieubeschermingsorganisaties. De stichting is in 1971 opgericht met als doel: “Bevordering van natuurbehoud, landschapsbescherming en milieuzorg in de ruimste zin.” Zij wil dit doel bereiken door: “Het beoordelen, beïnvloeden en begeleiden van diverse overheden en andere instanties in de provincie.”
Medefinancier van projecten van de Milieufederatie Limburg
’T ROOTH: 35 JAAR VERTWIJFELING Henk Vijverberg
9
16
AFSCHEID CHRIS BARTELS
21
LAARBRUCH: LUCHTFIETSERIJ? dr H.F.J.M. Buffart
23
RELAAS VAN EEN GRUTTOFOTOGRAAF Danny Ellinger
12
Abonnement Een abonnement op Limburgs Milieu kost e 12,50 per jaar, voor aangesloten organisaties is het gratis.
ENCI: MILIEUFEDERATIE VOORSTANDER VAN AFBOUWSCENARIO 2010
23
34
FACTOR 10: EEN PROFIJTELIJKE STRATEGIE, OOK VOOR GEMEENTEN Klaus Dosch
14 16 17 18 19 20 33
EN VERDER: Landschap Doedag GroenHuis “De Graven-dag” Adopteer rechtomteweten.nl Column Wim Kuipers Vera van Piggelen Hinder in woonomgeving fors toegenomen GroenLinks wil nachtsluiting Mauritsterminal
NIEUWSBRIEF In 2003 is de Milieufederatie gestart met een digitale Nieuwsbrief. Alle organisaties die met een e-mailadres in ons bestand zijn opgenomen ontvangen deze automatisch. Nieuwe aanmeldingen – ook voor individuele personen – via www.milieufederatielimburg.nl
Het uitgeven van Limburgs Milieu wordt mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de Provincie Limburg. 3
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
SML-NIEUWS
10 oktober Landschap Doedag GroenHuis
NATUURBEHEER VOOR BEGINNERS Op zondag 10 oktober is dagcamping De Houtsberg en het natuurgebied De Banen in Nederweert-Eind het decor van de Landschap Doedag van het GroenHuis. Naast de meer dan 30 infostands, demonstraties natuur- en landschapsbeheer is er een ‘dassenspoor’ voor de jeugd. Bezoekers aan dit buitenevenement kunnen in de ‘ruige natuurrijke’ delen van dit recreatiegebied bovendien ook zélf de handen uit de mouwen steken. Tijdens de dag kan het publiek ontdekken er in Limburg door veel partijen inspanningen worden verricht voor het herstel en behoud van natuur en landschap. Het evenement begint om 12 uur. De toegang is gratis. Laarzen of waterdicht schoeisel wordt aangeraden.
Afwisseling Met de Doedag vestigt het GroenHuis de aandacht op de grote landschappelijke afwisseling die aanwezig is op en rond De Houtsberg. Op en rond de dagcamping liggen open terreinen, ruige natuur, wei- en akkerlanden en enkele herstelde peelvennen. Bovendien wijst het GroenHuis met deze doedag op het herstel van de natuur door diverse partijen, waaronder vrijwilligers en deelnemers aan de ANWB-landgoedkampen. De in de nabijheid gelegen natuurgebieden De Banen en het Sarsven zijn bij vogelaars en andere natuurliefhebbers klinkende namen vanwege de grote rijkdom aan vogels. De dagcamping zelf geniet de nodige bekendheid bij recreanten.
4
Natuurparadijs Tijdens deze dag kunnen bezoekers alleen of in gezelschap struinend dit gebied ontdekken. Zo voert de route langs een voor dit gebied heel karakteristiek Peelven dat enkele jaren geleden in oude luister hersteld is. Vanuit deze centrale doedaglocatie op de Houtsberg is er een wandeling uitgezet in dit gebied naar een grote variatie aan ‘groene ruimtes’. Saillant detail, de natuur en recreatie-activiteiten vinden plaats op een voormalige vuilstortplaats die in de jaren 80 nog dienst deed als motorcrossterrein. In de loop der jaren ontstond hier, onder meer door gerichte herstelactiviteiten een geschikt leefgebied voor diverse vogels, vlinders en andere dieren. Menig natuurterrein kan jaloers zijn op de vele bij-
zondere soorten wilde bijen, spinnendoders, dagvlinders en amfibieën die hier voorkomen. Zelf uitvoeren Via een korte, avontuurlijke kruip-doorsluip-door-route komen bezoekers langs plekken waar praktisch natuurbeheer uitgevoerd wordt. Gaandeweg ontdekt men dat de natuur gebaat is geweest bij de regelmatige ingrepen. Maar de dag houdt ook een uitnodiging in. Mensen kunnen tijdens deze dag ook nadrukkelijk zelf met handgereedschap aan de slag. Zo kunnen belangstellenden zich laten inschrijven voor een werkmiddag. Daarbij kan het gaan om het zeisen van hooiland, vellen van bomen en het uitbaggeren en lieren van een dichtgegroeide poel. Gezinnen met kinderen Voor gezinnen met kinderen is deze dag een aanrader. Kinderen groeien tegenwoordig immers vaak op in een stedelijke omgeving, waar de speelgelegenheid veelal bestaat uit kunstmatige objecten. In het terrein kunnen ook andere avonturen beleefd worden, bijvoorbeeld met een omgevallen boom, in de grote zandvlakte of in en rond het water dat her en der aanwezig is. Gegrimeerd als das kunnen kinderen zich via een dassenspoor inleven in dit dier. Tijdens een korte route worden ze uitgenodigd om allerlei leuke opdrachten te uitvoeren. De wandeltocht voert onder meer via kronkelige paadjes, steile wanden, kikkerpoelen, wilgenbosjes, een voormalige zandafgraving, het ‘phegea-vlinderbos’ en dwars door het ‘Vlakwater’, een voormalig ven. Schapendriften Eeuwenlang trokken schaapsherders met hun kuddes door dit gebied en lieten daarmee hele specifieke sporen na. De meeste van die oude ‘schapendriften’ zijn verdwenen. De belangstelling voor schapen en de gedachte om deze dieren in te zetten voor het open houden van het landschap is echter springlevend. De lokale schaapsherder Gutjens zal met zijn honden laten zien dat ze in dit gevarieerde terrein kunnen ‘lezen en schrijven’ met de schaapskudde.
SML-NIEUWS
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Nederweerts dialect Het evenement wordt opgeluisterd met optredens van de zanggroep Met Bezêj. Zij brengen in het Nederweerts dialect een groot aantal uiterst originele verhalende liederen. In en rond de gezellige tent vinden bovendien uitvoeringen plaats door de harmonie Pro Musica uit Nederweert-Eind. Excursies Voor de vogelaars en de wandelaars die even in alle stilte willen uitwaaien, is het een uitgelezen gelegenheid om verderop de Banen te verkennen. Dat kan onder meer vanuit de riante vogelkijkhut bij dit ven. Vanaf het centrale evenemententerrein vertrekken er ook speciale excursies, die onder meer begeleid worden door ervaren vogelaars en paddestoeldeskundigen. Fervente wandelaars die liever individueel op zoek gaan in ‘nieuw wandelterrein’ wordt geadviseerd om in ieder geval een bezoek te brengen aan de de stand van het tijdschrift De Natuurgids. Een professionele boomklimmer zal demonstraties geven ‘op hoog niveau’. Mensen die dit willen kunnen, gezekerd in speciale uitrusting mee de boomkroon in. Geitenmelkerij De Doedag is verder ook een uitgelezen gelegenheid om een kijkje te nemen in een hypermoderne geitenstal, die op enige afstand ligt van de dagcamping. Belangstellenden
kunnen te voet of met een huifkar naar de open dag van dit bedrijf. In een speciale met vitrineglas afgesloten bezoekersruimte vertelt geitenhouder Benny Aarts hoe het anno 2004 er aan toe gaat in een moderne geitenmelkerij. Bezoekers kunnen hier ook producten van geitemelk proeven. Tenslotte is hier voor de kleintjes ook een knuffelhoek ingericht.
Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL), het Natuurhistorisch Genootschap Limburg, IVN Consulentschap Limburg, de Milieufederatie Limburg, het Waardevol Cultuurlandschap MiddenLimburg en Grenspark Maas-Swalm-Nette.
De Landschap Doedag begint om 12.00 uur.
Het GroenHuis, de organisatie die de Landschap Doedag organiseert, is een provinciaal samenwerkingsververband van de stichting
De toegang is gratis. Gertjan van Elk
RAAD VAN STATE DWINGT STRIKTE TOEPASSING VAN BESLUIT LUCHTKWALITEIT AF In het Besluit Luchtkwaliteit van 11 juni 2001 zijn grenswaarden voor fijn stof (PM10) opgenomen die niet realistisch zijn. De grenswaarden gelden vanaf 1-1-2005. In grote delen van Nederland worden de grenswaarden overschreden en zou een strikte toepassing van het Besluit Luchtkwaliteit betekenen dat er geen nieuwe emissies mogen worden vergund. Dit laatste is uiteraard niet de bedoeling en daarom heeft de minister van VROM aangegeven hoe in zo’n geval te handelen: toepassen van Stand der Techniek / ALARA. De Raad van State heeft onlangs een streep door dit beleid gezet. Op 21 april 2004 vernietigde de Raad een besluit van de Provincie Utrecht om een vergunning te verlenen aan een bedrijf voor de uitbreiding van haar activiteiten (zaaknummer 200206822/1). De Raad van State overwoog: “Het standpunt van verweerder (provincie Utrecht) dat bij overschrijding van die grenswaarde kan worden volstaan met het voor-
schrijven van maatregelen op grond van het ALARA-beginsel en de stand der techniek, berust niet op een juiste uitleg van de wettelijke regeling. Het in acht nemen van grenswaarden, als bedoeld in artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, betekent dat het bevoegd gezag niet van die waarden kan afwijken, ook niet indien, zoals verweerder stelt, (de uitbreiding van) de
inrichting slechts in geringe mate bijdraagt aan de overschrijding van de grenswaarden”. Hoewel de grenswaarden voor fijn stof pas per 1-1-2005 van kracht worden, heeft de Raad van State het besluit van de Provincie Utrecht toch vernietigd. De motivering luidt: Een besluit dat vóór 1-1-2005 is genomen, mag de grenswaarde voor fijn stof die vanaf 1-1-2005 geldt, niet in gevaar brengen. Concreet betekent dit dat er geen vergunningen kunnen worden verleend voor nieuwe emissies. Nieuwe bedrijven die fijn stof emitteren, en dat zijn er veel, kunnen geen vergunning krijgen. Bestaande bedrijven kunnen alleen uitbreiden als de emissieruimte die ze nodig hebben voor de nieuwe activiteiten wordt weggehaald bij bestaande activiteiten.
5
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
19 september 2004
DE GRAVEN-DAG Landschapspark De Graven heeft in de afgelopen jaren een groot aantal nieuwe natuurlocaties en verbindingen in de Westelijke Mijnstreek gerealiseerd. Het is van belang dat het publiek daarmee nader kennis kan maken. Op zondag 19 september 2004 vindt er een zogenaamde “De Graven-dag” plaats. Er worden zeven wandelingen en één fietsroute georganiseerd, die langs verschillende projecten van Landschapspark De Graven in de regio voeren. In samenwerking met de IVN’s van SittardGeleen en Schinnen en met inzet van Graven Gidsen worden er op zeven vertrekpunten wandelboekjes en info-materiaal uitgereikt. Deze bevatten een gedetailleerde routebeschrijving en een korte documentatie over de te passeren groene plekken. De vertrekpunten zijn tussen 10.00 - 14.00 uur geopend voor publiek. De fietstocht voert door het gehele gebied van Landschapspark De Graven. Bij elk vertrekpunt kan een routebeschrijving hiertoe worden opgehaald. Tevens is er op 19 september een informatiedag over Landschapspark De Graven en interessante onderdelen daarvan voorzien in het regionale centrum Plinthos, Daniken 1 te Geleen. De kantoren van Landschapspark De Graven te Plinthos zijn dan geopend van 10.00 - 17.00 uur en vrij toegankelijk.
6
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Oproep milieuorganisaties aan overheden
ADOPTEER RECHTOMTEWETEN.NL De website rechtomteweten.nl is meer dan 74.000 keer bezocht. Op deze proefsite staan op postcodeniveau kankerrisico’s, veroorzaakt door bedrijven in drie industriële regio’s: Rijnmond, IJmond en Nijmegen/Beuningen. De initiatiefnemers ontvingen honderden reacties op de site. Volgens de provinciale Milieufederaties en de Stichting Natuur en Milieu is er een duidelijke behoefte bij burgers om geïnformeerd te worden over milieu- en gezondheidsrisico’s. Woordvoerder : “Het zou goed zijn als de overheid dit signaal oppikt en zelf de burger beter gaat informeren.” Rechtomteweten.nl is sinds zondag 29 februari online. Veel reacties komen van mensen van buiten de in kaart gebrachte gebieden, die ook voor hun postcode het gezondheidsrisico willen weten. Een aantal mensen gelooft de informatie op de site niet omdat de risico’s te laag zouden zijn. Anderen waarschuwen juist voor ongerustheid bij burgers. Van ongerustheid veroorzaakt door de site is echter niets gebleken. Burgers zijn prima in staat gebleken om op basis van de geboden informatie zelfstandig conclusies te trekken over de aanvaardbaarheid van de risico’s. Woordvoerder Johan Wolsink: “Een walmende schoorsteen waarvan je niet weet wat er uit komt, die veroorzaakt pas onrust.” Rechtomteweten.nl blijkt ook een goed hulpmiddel bij het stellen van prioriteiten door burgers, milieuorganisaties en overheden. Verschillende reacties benadrukken dat verkeer in veel gevallen een groter kankerrisico levert dan de lokale industrie. Dergelijke conclusies kunnen getrokken worden door de wijze waarop informatie op de website wordt gepresenteerd (vergelijking tussen verschillende risico’s). Ook wetenschappelijk is de site vernieuwend. Voor het eerst zijn cumulatieve kankerrisico’s veroorzaakt door de uitstoot van bedrijven op overzichtelijke wijze op een kaart gepresenteerd.
Bij de behandeling van het Verdrag van Aarhus over de actieve openbaarheid van milieuinformatie in de Tweede Kamer (11 maart 2004) is rechtomteweten.nl als voorbeeld genoemd van hoe het zou kunnen en moeten. PvdA en D66 dienden een amendement in (Samsom/Van der Ham) geïnspireerd op de site. Dit amendement pleit ervoor dat iedereen in Nederland en dus niet alleen de mensen in de drie regio’s van de proefsite door het intikken van hun postcode een overzicht moet kunnen krijgen van de milieusituatie in zijn of haar omgeving, maar ook de vergunningaanvragen voor bedrijven in de buurt en bestemmingsplanwijzigingen. Staatssecretaris Van Geel was het er mee eens dat dit de goede richting is maar wilde zich niet vast leggen op een snelle realisatie. Het amendement kreeg geen meerderheid. Het grote aantal keren dat de site bezocht is zou volgens de Milieufederaties en Natuur en Milieu de overheid echter aan het denken moeten zetten. Woordvoerder Johan Wolsink: “Kennelijk voorziet rechtomteweten.nl in een behoefte. Het zou dan ook jammer zijn als het hierbij blijft. Daarom bieden we de site ter adoptie aan de overheden aan. Zij zijn verantwoordelijk om inwoners te informeren over milieu en gezondheid. Wij hebben aangetoond dat het kan!”
Meer informatie www.rechtomteweten.nl Gelderse Milieufederatie: Johan Wolsink / Eric van Kaathoven (026) 351 50 69
7
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
COLUMN
GV en de regels Agenten worden een soort mobiele flitspaal. Een mooie one-liner - van de uit Belfeld afkomstige Leo Stevens, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en voor velen de grootste belastingexpert van Nederland. Hij ageerde in de beide bladen van de Media Groep Limburg (MGL) tegen wat hij noemde: het nieuwe bekeuren. Dat gebeurt – zegt hij – vanwege het begrotingstekort. Zalm heeft daartoe zelf opgeroepen. “Er wordt niet bekeurd waar het gevaarlijk is, maar waar het wat opbrengt”, fulmineert Stevens. En hij gaat verder: “Oom agent kan ik niet meer alleen zien als de vertrouwenspersoon voor eerste hulp bij ontreddering. Hij is ook degene die mij vanachter de bosjes beloert om te constateren dat ik de gordel niet gedragen heb”, en zo verder. Stevens vindt dit een oneigenlijke manier van belasting heffen. In zijn woorden: “De politie is er om te waken over onze veiligheid en de openbare orde, en behoort geen bijklussende belastinggaarder te zijn.” Wat heeft dit met milieu te maken? Eerlijk gezegd: nog niets. Mij gaat het hier om het hanteren van voorschriften en regeltjes. Hoe moet dat? En wat zit er allemaal aan gedachten achter regeltjes? Daar maak ik me zorgen over. Over de gedachten van oom agent en ambtenaar (zie Stevens), maar ook over die van de burger die zich op de borst klopt omdat hij alles in orde heeft, alles geregeld tot zes cijfers achter de komma. Daar kan ik een dag over verder praten. Over jongemannen die menen dat ze risico's kunnen nemen in het verkeer omdat ze NIET gedronken hebben plus vorige week nog APK-keuring. Ik vertel wel eens over een aan stukken gereden oude oom van mij. Hij fietste elke week nog, hoewel hij midden tachtig was. Dan zie je al gezichten van: moet dat? Hij waagde zich immers in de speeltuin van de kwiekpotente mannen. Op een noodlottige dag stak hij dwars een lange rechte weg over, met veel uitzicht. Hij zal de auto misschien gezien hebben – dat zullen we nooit weten. Ik heb begrepen dat de jongeman die hem greep zeker 180 gereden moet hebben. De weg was recht en prima (voor wie het wil weten: dat stuk tussen Roermond en de Meinweg). Er was toen (1970) nog geen snelheidsbeperking, de jongeman had een rijbewijs (een paar maanden al), ik zeur dus ... … kreeg ik jarenlang te horen. Nee – zeg ik dan: wat wettelijk niet verboden is, hoeft nog niet geaccepteerd te worden. Normaal te zijn. Het maakt verschil of je met een vrachtwagen 49 rijdt in een drukke straat of met een oude-dameswagentje. Lange inleiding om te zeggen: de ENCI zal wel voor alle lawaai, stank en graverij de vereiste papieren hebben, maar daarmee is wat daar gebeurt nog niet normaal. Ik kan wel weer beginnen over die krabbelaar die wat snoeihout verbrandt en betrapt wordt vanuit het provinciale speurvliegtuig: fikse bon. De ENCI stookt etc. Toen het begin juni even droog was, kwam er meteen een sproeiverbod voor boeren in Middenen Noord-Limburg. Elke dag sproeit de ENCI miljoenen liters zuiver water de Maas in - met vergunning. De vraag blijft dus (en daar zijn we al jaren mee bezig): wat kun je nog ondernemen of eisen? Eigenlijk niets. Hier baat waarschijnlijk alleen GV, geen godver... maar gezond verstand. En daar zijn geen voorschriften voor. Hoe moet je dat GV meten? Mijn gedachten gaan dan vaak uit naar boer Koekkoek.
8
Edoch: wat moet ik veertig jaar later met herinneringen? Hij heeft geen geschriften nagelaten. Maar wacht eens: hij was toch politicus, en hij had nog succes ook. Wacht nog eens: waar had Stevens het precies over? Zijn er niet wat veel mensen die de woorden politie en politiek verwarren? Politici hoor je geregeld, zo niet veel te veel, oreren over wat niet mag, wat geheel verkeerd is en ga zo maar door. Wacht eens III: de eerste taak van een politicus is toch niet de wet te handhaven? Hij dient nieuwe wetten te maken, bestaande wetten tegen het licht te houden (als hij zelf geen groot licht is), en dat alles met het oogmerk de burgers = zijn kiezers te ... – vul maar in. Beschermen misschien (al is daar de politie voor), helpen, eerste hulp bieden bij ontreddering (Stevens), een nog beter leven te geven? Wacht eens IV: dat beter leven, dat beloven politieke partijen toch? Nou hebben we ook daar geen betrouwbare meter voor wat dat is, maar de winst van de Heidelberg Groep, baas van ENCI, heeft daar toch niets mee te maken? En de werkgelegenheid temidden van lawaai, toch nog altijd stof (ga kijken op het ENCI-terrein), en het weten: veel mensen vinden het onzin wat wij hier doen, tja: dat is ook nog maar de vraag hoe dat gecombineerd kan worden met beter leven. Ik kom hier - geachte lezer - niet meer uit, ondanks al deze regels over regels en regeltjes. Maar dat had u al begrepen. Vrouwen die merkten dat ze de regels niet meer kregen, begrepen meestal dat ze in verwachting waren. Dat was lang niet altijd blijdschap. Ik blijf in verwachting van gezond verstand bij onze provinciale politici. Begrijpt u – HH politici?
Wim Kuipers
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Hoe verder met ENCI?
MILIEUFEDERATIE VOORSTANDER VAN AFBOUWSCENARIO PER 2010 Het afwijzen van het Milieu Effectrapport ENCI door de Provincie Limburg oogt kritisch maar betekent geen ‘Nee’ tegen de door ENCI gevraagde uitbreiding van de mergelwinning in de St. Pietersberg. Als ENCI de door de provincie gewenste aanvullingen toevoegt en enkele onjuistheden herstelt – wat ongetwijfeld zal gebeuren – zal de provincie Limburg het MER accepteren en daarmee de deur voor een positief besluit op de door ENCI gevraagde ontgrondingsvergunning open zetten. Wat daarvan het resultaat is, is niet moeilijk te voorspellen: ENCI vraagt afgraving tot 5 meter beneden NAP inclusief de Observant, en krijgt afgraving tot 5 meter beneden NAP exclusief de Observant. Dat wil zeggen, men vraagt een vergunning voor 39 jaar en verkrijgt er een voor 29 jaar. De ENCI spreekt van een concessie aan de omgeving, de provincie klopt zich op de borst als “Redder van D’n Observant”. En de omgeving, de natuur en het landschap aan de zuidzijde van Maastricht? Vaarwel leuke perspectieven. De huidige generaties kunnen er alleen van dromen. NEI-rapport moet openbaar Met dit – politieke – scenario wordt de fundamentele discussie vermeden over de vraag of een dergelijke industrie (die gepaard gaat met grootschalige grondwateronttrekking, landschapsaantasting, emissies van geluid, stank en milieugevaarlijke stoffen) nog wel verenigbaar is met moderne inzichten over de gewenste ontwikkelingsrichting van de regionale economie (high-tech) en met een moderne stedelijke woon- en leefomgeving (hoge kwaliteit). Die vraag werd eerder opgeworpen door Luc Soete, maar het door hem bepleite onderzoek naar een alternatieve bestemming van het ENCIgebied wordt door de provincie genegeerd en
door het bedrijf zelf onder de zoden geschoffeld. Een alternatief zou te duur zijn en in economische zin minder opleveren dan de traditionele cementindustrie. ENCI beroept zich daarbij op een rapport van het NEI. Merkwaardig genoeg echter houdt ENCI dit rapport geheim. Zolang het bedrijf in deze geheimzinnigdoenerij volhardt is een beroep erop van nul en generlei waarde. Provinciale Staten zouden openbaarmaking moeten eisen, als voorwaarde voor het in behandeling nemen van de aanvraag.
Bovenstaande tabel bevat een overzicht van de alternatieven voor de winning van kalksteen. Per alternatief is de hoeveelheid winbare kalk, de diepte van de ontgronding en een indicatie voor de ontgrondingsperiode weergegeven.
9
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
dure bij de groeve ’t Rooth, waar de Raad van State de landsadvocaat en de provincie Limburg onderuit haalde. Zelfs landsadvocaten hebben de wijsheid niet in pacht.
Landsadvocaat niet onfeilbaar De Milieufederatie Limburg is voorstander van beëindiging van de mergelwinning in de Sint Pietersberg bij de afloop van de huidige vergunning in 2010. Immers ook de omgeving – niet alleen het bedrijf – heeft recht op rechtszekerheid. De Provincie Limburg acht dit tijdstip juridisch onhaalbaar. Zij beroept zich op de zienswijze van de landsadvocaat, die zegt dat het bedrijf op grond van bestaand beleid een claim kan doen gelden tot 2020. Tot dan, aldus de landsadvocaat, is er beleid geformuleerd, voor de periode daarna niet. Het bedrijf
10
kan niet automatisch rechten doen gelden voor de periode na 2020. Op die visie zijn de afspraken in het coalitieaccoord van het zittende College van Gedeputeerde Staten gebaseerd: niet meewerken aan diepwinning van kalksteen, tenzij het bedrijf afziet van afgraving van de Observant. Met die formulering is het compromis alweer ingebakken, en een fundamentele discussie omzeild. De Provincie gaat met die opstelling ook voorbij aan de mogelijkheid dat de landsadvocaat het bij het verkeerde einde kan hebben. Dat dit niet denkbeeldig is, bleek onlangs in de proce-
Argumenten voor afbouw per 2010 Mergel is er tot 2010 genoeg, zoals uit de cijfers in het MER-ENCI blijkt; ook zonder D’n Observant te moeten afgraven. Dat laatste is een loos dreigement, want economisch volstrekt onlogisch. Waarom zou het bedrijf de mergel onder de Maastrichtse huisberg duur gaan afgraven, als er tot ver na 2010 voldoende grondstof van goede kwaliteit van elders in de groeve goedkoper bereikbaar is? D’n Observant zal dus om economische redenen sowieso blijven staan. Het voor te stellen als een dreiging (door ENCI) of als een resultaat van goed onderhandelen (door de Provincie) is een onjuiste voorstelling van zaken. ENCI wil de berg helemaal niet afgraven. Afbouw per 2010 heeft een aantal positieve effecten. • ENCI vormt een belemmering voor de ontwikkeling van Maastricht aan de zuidzijde van de stad; de huidige industrie belemmert recreatieve en toeristische mogelijkheden in de omgeving van de groeve. Het losmaken van dit corset maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk. • Afbouw van de cementproductie maakt zelfs een andere bedrijfsbestemming mogelijk. In de huidige plannen blijft het productieterrein, nadat de cementproductie is gestopt, over als bedrijventerrein. Afbouw per 2010 noodzaakt tot nadenken over een invulling
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
die niet de nadelen kent van de huidige cementproductie, een ‘schone’ bestemming, die tegemoet komt aan de behoeften van de stad. Bijvoorbeeld een hoogwaardig bedrijventerrein/kantorenpark ‘in het groen’, of een woningbouwlocatie van hoge kwaliteit. De ideeën van Luc Soete en anderen voor een bestemming die voldoende opbrengsten genereert om het bedrijf uit te kopen, dienen hiertoe op zijn minst op hun haalbaarheid te worden onderzocht. Het Ceramiqueterrein kan als voorbeeld dienen. • Beëindiging van de cementproductie leidt tot beëindiging van de nog altijd aanwezige hinder en verontreiniging (stank, stof, luchtverontreiniging, etc). Het argument dat de emissies uit de cementindustrie binnen de wettelijke normen blijven, betekent niet dat de hinder en de milieuverontreiniging niet bestaan. Er komt ontegenzeglijk een vracht aan milieuverontreinigende en gezondheidsschadelijke stoffen (o.a. zware metalen en kankerverwekkende stoffen) uit de schoorsteen. Men hoeft er het MER maar op na te slaan. Met name voor het al zwaar belaste milieu van Maastricht is elke vermindering een verbetering. • Beëindiging van de mergelwinning betekent ook het stoppen van de grondwateronttrekking en daarmee het risico van verdere daling van het grondwaterpeil met mogelijke verdrogingseffecten aan de oppervlakte in de daar aanwezige natuurgebieden. Stoppen met onttrekken draagt bij aan herstel van de waterhuishouding. Doorproduceren na 2010 betekent dat de ruimtelijk belemmerende werking wordt bestendigd, evenals de negatieve milieu- en gezondheidseffecten, dat het imago van ENCI het streefbeeld van een technologische topregio in de weg staat en dat een hoogwaardiger ontwikkeling met evenveel jaren wordt vertraagd. Duidelijk is dat aan stoppen in 2010 een sociaal prijskaartje hangt. De vraag is hoe hoog deze rekening is. De laatste ontwikkelingen bij ENCI wijzen op inkrimping van de werkgelegenheid. Het onder één directie brengen van ENCI en Lixhe doet sowieso vrezen voor de toekomst van de Maastrichtse tak van de multinational. Het is primair de taak van de overheid om deze sociale gevolgen af te wegen tegen de ruimtelijke, milieu- en gezondheidsgevolgen en na te gaan of via omscholing nieuwe perspectieven kunnen worden geboden aan werknemers die moeten worden ontslagen.
Afbouw per 2020 Er is, naast beëindiging in 2010, een tweede afbouwvariant denkbaar. Als de landsadvocaat gelijk heeft en het bedrijf rechten kan afdwingen tot 2020, dan kan in elk geval in 2020 worden gestopt. Ook in dat geval hoeft de Provincie niet mee te werken aan diepe winning (5 meter beneden NAP). Uit het MER blijkt dat ENCI tot dat tijdstip ruim toe kan met de vergunde hoeveelheden mergel tot de huidige diepte (5 meter boven NAP). Voor het bedrijf en de werknemers betekent dat 10 jaar langer perspectief, voor de omgeving 10 jaar langer overlast, voor milieu en gezondheid 10 jaar langer negatieve beïnvloeding. Dat is echter verre te verkiezen boven de voorkeursvariant van ENCI en de minder rigoureuze variant waarbij diepwinning wordt gecombineerd met het behoud van D’n Observant. De ENCI-voorkeursvariant betekent nog bijna 40 jaar doorproduceren, mét de daarbij behorende externe effecten. In deze variant dient D’n Observant, zoals gezegd, als wisselgeld. Het bedrijf zal deze variant laten vallen, op voorwaarde dat ENCI toestemming krijgt in de diepte te winnen. Dat betekent vervolgens nog 30 jaar doorproduceren. Wil de Provincie Limburg dat? Willen de Maastrichtenaren dat? Dat is de vraag die in de komende discussie in de gemeenteraad van Maastricht en in Provinciale Staten centraal hoort te staan. En niet de non-discussie over wel of geen Observant.
Hub Bemelmans
MILIEU-EFFECTRAPPORT ENCI NIET AANVAARD Gedeputeerde Staten hebben op 15 juni 2004 besloten dat het Milieu-effectrapport (MER) ‘Cement voor de toekomst’ van ENCI BV niet aanvaard kan worden. Het MER voldoet op wezenlijke punten niet aan de richtlijnen die door het College op 3 april 2001 zijn vastgesteld en bevat onjuistheden. In de richtlijnen staat wat ENCI in verband met de vergunningsaanvraag voor kalksteenwinning moet laten onderzoeken en welke vragen beantwoord moeten worden. Volgens GS wordt in het ingediende MER niet voldoende ingegaan op die gestelde vragen. Met name de onderbouwing van uitspraken en getallen ontbreekt op sommige onderdelen. Het gevolg van het niet aanvaarden van het MER is dat ook de ingediende vergunningsaanvragen op grond van de Ontgrondingenwet, de Grondwaterwet en de Wet Milieubeheer niet verder behandeld kunnen worden. Gedeputeerde Mat Vestjens: “ENCI moet nu eerst de aangeleverde informatie beter onderbouwen en uitwerken in een nieuw MER. Na ontvangst van een nieuw MER en de nieuw ingediende vergunningsaanvragen, zullen wij in GS een besluit over de aanvragen van ENCI nemen. Wij hebben ENCI een aantal concrete handreikingen gegeven die tot een compleet MER kunnen leiden, zoals het meenemen van de signalen die in de maatschappelijke discussies over ENCI naar voren zijn gekomen.”
11
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Nog steeds geen rust voor bewoners van ’t Rooth
35 JAAR VERTWIJFELING! Even leek het erop dat het leed voor de bewoners van het gehucht ’t Rooth op het plateau van Margraten geleden was. De Raad van State zei neen tegen verdere afgraving. Maar helaas, de Provincie Limburg toont zich halsstarrig. Henk Vijverberg, al 35 jaar bij de strijd voor het behoud van het plateau betrokken, zet de kwestie nog één keer op een rij. Van toen… In 1969 besloten Gedeputeerde Staten van Limburg dat de mergelwinning ten behoeve van de maalindustrie op het Plateau van Margraten in fasen zou mogen worden uitgebreid. Het dorp ’t Rooth zou daarbij aan de mergelwinning ten prooi vallen en moest worden afgebroken. Op termijn zou een groeve met een omvang van 48 hectare het resultaat zijn. Vervolgens laat in de zeventiger jaren ook de ENCI haar oog op het plateau vallen. Zij wil aanzienlijk meer: liefst 443 ha zullen moeten worden afgegraven om er cement van te maken. Het maatschappelijk verzet is groot. Totdat in 1989 toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Kroes, uiteindelijk de knoop doorhakt. Ze laat Gedeputeerde Staten weten dat de regering van mening is dat vanwege de hoge landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het Plateau van Margraten er geen nieuwe mergelwinning meer wordt 12
toegestaan en dat de bestaande mergelwinning moet worden beëindigd. Niet alleen de plannen van de ENCI zijn daarmee van tafel, ook de activiteiten van Ankersmit worden door het besluit getroffen. Gedeputeerde Staten van Limburg laat het er niet bij zitten. Het College protesteert bij de minister, omdat zij van opvatting is dat zij gebonden is aan de toezeggingen die 20 jaar geleden zijn gedaan. Uiteindelijk oordeelt de minister dat zij zich tegen een éénmalige afrondende uitbreiding niet zal verzetten. Daarmee barst opnieuw de discussie los. Wat is de omvang van ‘een afrondende uitbreiding’? Het bedrijf claimt in eerste instantie de beloofde 48 ha. Gedeputeerde Staten biedt in 1990 30 ha. De storm van protest zwelt aan. Uiteindelijk komen Gedeputeerde Staten tot het inzicht, dat het niet meer van deze tijd is om een dorp van de kaart te laten verdwijnen. De plannen worden bijgesteld. Daarop wordt in 1994 een nieuw Deelplan Kalksteen gepresenteerd, waarbij het dorp
wordt gespaard, maar wel letterlijk aan de rand van de afgrond balanceert. De omvang van de groeve wordt teruggebracht naar 17 ha, die zich ten noorden van het dorp zullen uitstrekken. Het duurt vervolgens 10 jaar voordat, na een aantal juridische reparaties van het besluit, de Raad van State over de voornemens tot een oordeel komt. De tegenstanders krijgen gelijk. Op 28 april 2004 vernietigt de Raad van State het besluit van Provinciale Staten van Limburg van 21 februari 2003 over de POL-aanvulling ’t Rooth. De concrete beleidsbeslissing waartegen beroep werd ingesteld, luidde: “De provincie wijst voor de winning van kalksteen voor de maalindustrie de winplaats aan zoals aangeven op de plankaart. Het betreft een eenmalige laatste beperkte uitbreiding van de groeve ’t Rooth met 17 ha, exclusief de op de plankaart aangegeven reserveringsstroken voor aanvullende inrichtingsvoorzieningen, toereikend voor de winning van 4.000.000 ton kalksteen, zijnde een 10-jaars behoefte aan winning van kalksteen.” Uitgebreid wordt door de Raad van State ingegaan op de wijze waarop door Provinciale Staten uitvoering is gegeven aan de m.e.r. beoordelingsplicht. Deze plicht strekt ertoe,
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
aldus de Raad van State, dat met het oog op de voorgenomen activiteiten onderzoek wordt gedaan naar de aanwezigheid van een of meer van de bijzondere omstandigheden als genoemd in de Wet Milieubeheer. Wanneer dit onderzoek als uitkomst heeft dat zich een of meer van de vier bijzondere omstandigheden voordoen, dient een m.e.r. beoordelingsbesluit in te houden dat een MER moet worden gemaakt. De Raad van State concludeert dat dit bij alle vier de bijzondere omstandigheden het geval is en dat Provinciale Staten van Limburg hier aanleiding in hadden moeten zien een MER te (doen) maken. Daarnaast buigt de Raad van State zich bij de belangenafweging over de betekenis van het bedrijfsbelang en de nationale behoefte aan kalksteen. De Raad komt daarbij tot een aantal opmerkelijke oordelen. Allereerst wordt vastgesteld dat bij de bepaling van de omvang van de uitbreiding de nationale behoefte aan kalksteen van ondergeschikt belang is geweest. Geconcludeerd wordt dat Provinciale Staten met de POL-aanvulling ’t Rooth vooral beoogd hebben aan het bedrijfsbelang van de exploitant van de groeve tegemoet te komen. De Raad van State is van mening dat niet is aangetoond dat bedrijfseconomische redenen noodzaken tot een uitbreiding van 17 ha. Die opvatting van Provinciale Staten is slechts gestoeld op interne, bij de provincie levende, niet concreet getoetste veronderstellingen omtrent de terugverdientijd van investeringen door het bedrijf. De Raad van State stelt verder vast dat het gebied waarop de concrete beleidsbeslissing betrekking heeft, deel uitmaakt van de EHS en de PES, waarvoor een zogeheten basisbescherming geldt. Daaruit volgt dat uitbreiding van de groeve niet mag worden toegestaan als deze de wezenlijke kenmerken of waarden, respectievelijk de nagestreefde natuurontwikkeling in deze gebieden aantast. Alleen bij zwaarwegend maatschappelijk belang kan hiervan worden afgeweken. Uit de aan het besluit ten grondslag liggende onderzoeken acht de Raad van State het niet aannemelijk dat er hier sprake is van een zwaar maatschappelijk belang. Ook het belang van de werkgelegenheid wordt niet als een zwaarwegend belang door de Raad van State aangemerkt, omdat niet is onderzocht of aan dat belang redelijkerwijs elders of op andere wijze tegemoet kan worden gekomen. Tenslotte is de Raad van State van mening dat onvoldoende door Provinciale
1989 - Toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Kroes in gesprek met dorpsbewoners van ’t Rooth.
Staten is aangetoond dat het bedrijfsbelang moet prevaleren ten opzichte van het landschaps- en natuurbelang. … en straks Al met al is het oordeel van de Raad van State niet minder dan vernietigend voor de POLaanvulling ’t Rooth. Door de vernietiging van de POL-aanvulling is ook het bestemmingsplan dat een uitbreiding van de groeve met 5,8 ha. Mogelijk maakte, van tafel. De procedure is terug bij af. Men zou veronderstellen dat de Provincie Limburg na een dergelijke uitspraak inziet dat een uitbreiding van de groeve ’t Rooth niet past in het geldende Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), dat is gericht op een kwalitatief hoogwaardig Limburg. Het is immers nooit te laat om tot inkeer te komen.
Het vaststellen daarvan is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van Provinciale Staten. De politieke partijen daarin zijn verdeeld. Naast expliciete voorstanders van vergunningverlening (VVD) en tegenstanders (PvdA, D66, PNL, Groen Links) aarzelt het CDA. Het is te hopen dat die partij tot inkeer komt. Het wordt namelijk de hoogste tijd om de inwoners van ’t Rooth met rust te laten. Daar hebben ze na 35 jaar strijd wel recht op.
Henk Vijverberg
Zo niet echter Gedeputeerde Staten van Limburg. Na overleg met het bedrijf en met de gemeente Margraten, die een uitgesproken tegenstander is van de mergelwinning, wordt meegedeeld dat het bedrijf zich in eerste instantie gaat richten op het onderbouwen van het belang dat het bedrijf heeft bij een uitbreiding van de groeve met 5,8 ha. Hiervoor zal een onderzoek naar nut en noodzaak worden opgesteld. Tevens zal Ankerpoort een MER laten opstellen. Daarna willen Gedeputeerde Staten een nieuwe POL-aanvulling laten vaststellen. 13
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Rooth erder voor ’t o v ie ct a e ti nera s, tweede ge Paul Lemmen ESSIE
IJKE IMPR L N O O S R E P EEN
zegeld. n Margraten beet va au te la P et h n roes h et lot va idag in 1989 lijkt hntgronden bezoekt minister Smit-K ar nu ja ge ri le ui or dr O n vo de keuze n nd se ro is Op een eg or G G ta er el no tt de ui n fr ge va Ter voorbereidingper uit de bus gestapt of ze wordt doplorekke voor de appel, en een paar dan de va r am n te gebied. Ze is mergel of een appel. Ze kiest ten van Limburg dat de grenze gesteld: een brokin een brief aan Gedeputeerde Sta later schrijft ze ikt. en uitbreiding re ta ec h groeves zijn bere 0 40 n va ve e groe rnen voor een nieuwnwege de hoge natuurlijke, cultuude an pl g no t en om m t Er liggen op da e groeve met 48 hectare. Maar va annen niet aanvaardbaar, aldus van een bestaandndschappelijke waarden zijn die pl uniek landschap en leefgebied is ehistorische en la rg blij, Margraten viert feest. Een nd, boerderij, molen en een karaktjke minister. Limbu mengaan van natuur, akker, weilan idee van een grote landschappelimen. behouden, een sauwing. Kleinschalig, maar met ee rnietiging lijkt dan een eind geko ristieke lintbebo kwarteeuw strijd tegen de totale veStaten toch te bedingen dat bij de ruimte. Aan een terkamertje weten Gedeputeerde ve mag uitbreiden. Uit angst voor n in Maar in een ach th en Gasthuis de bestaande groeit. Het dorp ’t Rooth zal verdwijne gehuchten ’t Roon het bedrijf in kwestie, Ankersm schadeclaims vaectare. taald een gat van 30 h deputeerde blijkt beha. Hoe ge de – al da an ch t 17 ties een politiek corrup tbreiding beperkett toal haar waarden ui en t de es ’, ot en pr zi al nt sa ‘o as rp m do m Na ving ersmit – wordt het aard, maar de omhgeuchten een krater van 50 sp ge th oo R adviseur van Ank ’t : jn ie ge omis kan zi jaar zal er tussengedrslagen. Het mergelbedrijf moeter en pijnlijk een comprD ti jf vi de en m ko e n zal voor altijd kapot. eter breed en bijna 1 km lang worde thuis, maar straksinder as G n va t h ic ez m sg 0 m meter diep, 25 d houden tot het beschermd dorp aanschouwen. De kuil komt tot heid 100 meter afstanzijn vanwaar men dat gezicht kan t tast volgens de politici de leefbaar geen punt meer de huizen van ’t Rooth, maar da dan 50 meter van op niet aan. lijk gaaf landschleap de re g no en h n sc de ri eit van een histo een overheid die zich 35 jaar ge eekt it gr te in de t aa st Op 25 maart 2004 Raad van State. Burgers tegen overheid die zich in nota’s uitspr e de agenda van de gt te hebben gecommitteerd. Een ‘park’ in de mond neemt, maar di de aan een bedrijf zedatzelfde landschap, zelfs de termrond ’t Rooth straalt een eeuwenouord voor behoud van vonnis uitspreekt. Het landschap gevoeld, binnenkort wreed versto erheid tegelijk het dood uit die door iedere bezoeker wordt die dit wenst. Wat blijft, is een ov rzet rust en zaligheidprovinciale overheid. Geen burgervóór die 25e maart, kan na jaren ve door haar eigenet wordt vertrouwd. Ik, schrijvend die al 45 jaar ni mijn hart vasthouden. alleen nog maar s Paul Lemmen
14
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
HET LEED DAT AFGRAVEN HEET OFTEWEL: VERDEEL EN HEERS OM TE ONTGRONDEN!
Mij werd gevraagd om als bewoner van ’t Rooth kort terug te kijken op wat mij het meest heeft gefrustreerd in meer dan 35 jaar strijd tegen de ontgronders. Als kind groeide ik op in ’t Rooth en de toenmalige Nekamigroeve was een onderdeel van mijn jeugd. De groeve was klein, relatief ver weg. Diverse bewoners van ’t Rooth werkten er en het was vooral een gebied waar je als kind jouw eigen avontuur kon beleven. Met het verstrijken van de jaren kwam de groeve, en daarmee de dreiging van afgraving van ’t Rooth steeds dichterbij. Hierdoor kwam tweespalt en onrust in de kleine leefgemeenschap. De verbazing en ergernis van mij als bewoner werden niet altijd opgewekt door ontgronders en politici die vóór de afgraving waren, maar door de wijze waarop de gevolgen van deze ontgrondingen en de rechtvaardiging van die gevolgen door diverse partijen met de mantel de liefde werden bedekt. Daarom de subtitel van dit artikel, verdeel en heers om te ontgronden. Om voor een onzinnige afgraving als deze, met als enig excuus geldelijk gewin voor een aantal aandeelhouders, steun te verkrijgen zijn de ontgronders volgens deze beproefde methode te werk gegaan: Verdeel en Heers - stap 1 Allereerst bij de bewoners. Hier werd natuurlijk weerstand verwacht, want geen enkele leefgemeenschap legt zich zonder slag of stoot neer bij de gevolgen van zo’n ingreep. Daarom werden de bewoners kralen en spiegeltjes voorgehouden in de vorm van het aanbieden van het gratis gebruik van de aangekochte gronden door de agrariërs, het laten wonen van de bewoners in aangekochte huizen, het aanbieden van een baan aan bewoners. Dit had als gevolg dat er tweespalt ontstond in een kleine woongemeenschap zodat de weerstand minimaal was. De bewoners van ’t Rooth hebben hiermee leren
omgaan op basis van respect en begrip voor elkaars situatie met als insteek: ‘Je kunt jouw eigen mening niet opdringen aan anderen’. stap 2 Ook de Provincie Limburg is in deze partij. Wat achter de gesloten deuren van het provinciehuis wordt bekokstooft en afgesproken, zodat de provincie vóór afgraven is, blijft giswerk. Feit is wel dat de provincie werd misleid, en misschien wel werd gechanteerd met het werkgelegenheidsaspect. De door Ankerpoort genoemde aantallen arbeidsplaatsen zullen wel kloppen, maar hoeveel arbeidsplaatsen in werkelijkheid zijn gerelateerd zijn aan de ontgronding wordt nergens aangegeven. Vandaar de dreiging van het bedrijf richting Provincie: ‘Als wij geen ontgrondingsvergunning verkrijgen, dan vertrekken wij met alle bedrijvigheid uit Limburg’. stap 3 Naar aanleiding van veranderende maatschappelijke inzichten en meningen werden natuur en milieu steeds meer op waarde geschat. De natuur- en milieuorganisaties werden een steeds belangrijker opponent tegen de afgraving. Kralen en spiegeltjes worden nu uitgedeeld aan de Stichting het Limburgs Landschap. Als het echte Limburgse land-
schap is uitgemergeld en vernield, krijgt deze club de afgegraven gronden in eigendom. Weerstand tegen de afgraving is vanuit deze hoek niet te verwachten. Integendeel, ze lijken de ontgrondingsplannen te steunen. Hoe de strijd tegen de afgraving en vernietiging van natuur en milieu ook uitpakt, voor mijn gevoel hoef ik me naar kinderen en kleinkinderen toe niet te schamen voor mijn opstelling tegen deze ontgronding. Ik ben ook blij dat ik niet in de schoenen van de ontgronders sta die aan hun kinderen en kleinkinderen zullen moeten uitleggen, dat, als het laatste stukje natuur is vernietigd, zij hier mede verantwoordelijk voor zijn.
Jos Gorissen bewoner van ’t Rooth en tegenstander van de afgravingen
MISVERSTAND Het is Jos Gorissen kennelijk niet bekend dat Het Limburgs Landschap zich in een e-mail achter het (afwijzende) standpunt van de Milieufederatie heeft gesteld. (Red.) 15
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
AFSCHEID VAN VOORZITTER CHRIS BARTELS Op 10 mei 2004 heb ik tijdens een besloten vergadering van de Federatieraad afscheid genomen als voorzitter van de Milieufederatie Limburg. Ik heb die gelegenheid te baat genomen om stil te staan bij de manier waarop ik namens de milieubeweging heb geopereerd in grote zaken als het mest- en ammoniakbeleid en in kleine projecten op het gebied van ruimtelijke ordening en natuurbescherming. Bij mijn aantreden als voorzitter ben ik geïnterviewd door onze vertrouwde Hub Bemelmans en door de Limburgse kranten. Eén van de koppen luidde: ‘Overleg is het credo van de Milieufederatie’. Dat was ontegenzeggelijk de centrale boodschap die ik wilde uitdragen. Niet alleen in woord, maar ook in beeld, want ik liet mij fotograferen voor de poort van het Landbouwhuis in Roermond. Tijdens de laatste federatieraad heb ik mij afgevraagd in welke gevallen overleggen de juiste strategie is voor de milieubeweging. In dit artikel vat ik mijn overwegingen samen en ik illustreer het met één voorbeeldje. Twee andere voorbeelden komen slechts summier aan de orde. Een CD-ROM met alle dia’s van mijn voordracht is te verkrijgen op het GroenHuis. ‘Minder zure regen’ De zure regen in Limburg wordt voornamelijk veroorzaakt door ammoniak die uit de stallen van de intensieve veehouderij ontsnapt. De Milieufederatie mag nog steeds trots zijn op het Ammoniak Reductie Plan, dat wij in 1997 tot stand hebben gebracht en dat ongeveer vijf jaar heeft gefunctioneerd. Het plan gaf ruimte aan de ontwikkeling van een gezonde intensieve veehouderij, terwijl tegelijkertijd de neerslag van de verzurende ammoniak op de natuur werd verminderd. De wetgever heeft destijds een stevige stimulans gegeven aan Ammoniak Reductie Plannen door te bepalen dat er zonder zo’n plan geen enkele uitbreiding van de veestapel mocht plaats vinden. Voor een effectief plan had de boerenbond de medewerking van de natuur- en milieubeweging nodig. Wij hadden dus een stevige uitgangspositie en we wisten waar we naar toe wilden: minder zure regen. Mijn beginners-enthousiasme over het 'overleg' was in dit geval gerechtvaardigd, omdat wij beschikten over een stevig bruggenhoofd ofwel een positie waar anderen je nodig hebben. ‘Mestplan Zuid’ Het Mestplan Zuid is een minder bekend 16
plan, waar ik overigens met veel energie aan gewerkt heb. Nederland kampte sinds de jaren tachtig met een verschrikkelijk en onstuitbaar mestoverschot, vanwege een booming business van de intensieve veehouderij. Het ministerie van landbouw dreigde ten einde raad zelfs om het mes te zetten in de veestapel. De boerenbonden vreesden echter met grote vreze dat iedere boer zonder aanzien des persoon 25% van zijn vee definitief moest opruimen. Onder de vlag van het samenwerkingsverband NUBL hebben de Brabantse en Limburgse boerenbonden, de twee provincies en de twee milieufederaties toen het Mestplan Zuid ontwikkeld. Boeren konden een mineralencontract sluiten, waarin zij zich verplichtten om door technische maatregelen de mineralenproductie van hun vee met 25% te verminderen. De boeren die geen contract sloten of die het contract niet nakwamen, zouden door de overheid gedwongen worden om 25% van hun vee van de hand te doen. Kortom een plan, dat uitging van goede bedoelingen en goede prestaties van de boer, maar dat wel een stok achter de deur kende. Het was de eerste keer dat de boerenbonden instemden met een plan, waar gedwongen inkrimping van de veestapel onderdeel van
uitmaakte. Ook hier weer een situatie waar het ‘polderen’ succes had, omdat de milieubeweging goed gebruik maakte van de politieke dreiging tot algemene inkrimping van de veestapel. Uiteindelijk is het Mestplan Zuid nooit in werking getreden door het uitbreken van de varkenspest in 1997. Minister van Aartsen greep toen zijn kans om rigoureuzer maatregelen af te kondigen. Bruggenhoofd noodzakelijk voor kansrijk polderen De uitgangspositie voor succesvol overleggen wordt de milieubeweging niet altijd in de schoot geworpen, zoals bij het Ammoniak Reductie Plan of het Mestplan Zuid. Zonder een stevig bruggenhoofd is de kans groot dat je betrokken wordt in oeverloos overleggen, in eindeloos polderen of uitzichtloos inspreken. Aan het eind van het liedje wordt er dan toch een politieke beslissing genomen en dient achteraf de deelname van de milieubeweging aan overleg of inspraak als een rechtvaardiging voor de beslissing. Juridische actie, of alleen al het dreigen ermee, is vaak een goede methode om een serieuze positie aan de onderhandelingstafel te verwerven. Hier een voorbeeldje uit mijn eigen omgeving. Sloop en bomenkap Oorspronkelijk is het dorpje Grubbenvorst gebouwd op het middenterras langs de Maas, tegen de steilrand aan van het hogere dekzandterras. In de Belgische tijd, om precies te zijn in 1833 werd de eerste openbare school van het dorpje gebouwd, bestaande uit een onderwijzerswoning met één klaslokaal. Later vestigde zich de plaatselijke smid in het huisje en na zijn dood zette zijn dochter de zaak voort in de vorm van een winkel in huishoudelijke artikelen en speelgoed. Na haar overlijden stond het huisje lange tijd te koop. Dat werd mede veroorzaakt doordat het huisje in het bestemmingsplan de status
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Foto van mij door Marcel van Dijk uit het boekje ‘Brabantse Parels’ ter gelegenheid van het afscheid van Paul van Poppel van de Brabantse Milieu Federatie.
‘karakteristieke bebouwing’ had gekregen, hetgeen inhoudt dat er vrijwel niets aan verbouwd mag worden. Uiteindelijk werd het verkocht aan de hoogste bieder, woningstichting Helden. Het verbaasde menigeen dat de woningbouwstichting per omgaande sloopvergunning aanvroeg voor het huisje en kapvergunning voor de eiken, die daarachter op de steilrand stonden. Hoe zat het immers met de beschermende werking van de status ‘karakteristieke bebouwing’? Ik denk dat de woningbouwstichting grondig is voorgelicht door de gemeente. Zodoende wist woningstichting Helden waarschijnlijk dat er weliswaar niet verbouwd mocht worden aan het huisje, maar dat het bestemmingsplan sloop niet uitsloot. Inmiddels was er onrust ontstaan bij de omwonenden over sloop en bomenkap, zeker toen bleek dat er een appartementencomplex met 15 woningen werd gepland. Zij hebben bij de rechtbank bezwaar aangetekend tegen de sloop, maar dat werd om bovengenoemde redenen afgewezen. Ook de stedenbouwkundige beleidsnotitie ‘Kom Grubbenvorst’ bood niet veel houvast: de plek is aangewezen tot ontwikkelingslokatie, waarbij de steilrand behouden moet worden. En bovendien: aan een gemeentelijke beleidsnotitie kan de burger geen rechten ontlenen. Het zag er voor de protesterende buurtbewoners dus vrij hopeloos uit. Want mijn stelling is dat overleg en inspraak weinig uithaalt, als je geen argument hebt, waar men niet omheen kan. ‘Bomoloog’ De ommekeer kwam bij toeval toen het gezin van een nichtje van ons kwam logeren. Haar man had bosbouw gestudeerd in Wageningen. We vertelden over de nieuwbouwplannen en we wandelden even langs de toekomstige bouwplaats. De ‘bomoloog’ wees ons erop dat het niet zomaar eiken waren,
die daar op de steilrand stonden. Het waren hakhoutstoven, die ontstaan waren doordat geriefhout was gewonnen door periodieke kap. Het toeval wilde dat een paar maanden later het kwartaalblad van de Bomenstichting opende met een artikel van de Utrechtse expert Drs. Bert Maes met de titel ‘Hakhoutbomen, een bijzonder cultuurverschijnsel’. Hij bleek bereid te zijn naar Grubbenvorst te komen en een rapport te schrijven over de bomen op de steilrand. Het waren inderdaad eeuwenoude hakhoutstoven van zomereiken. Na de oorlog was er geen hout meer afgezet, zodat ze waren uitgegroeid tot enorme en vitale bomen.
kelijk verkregen ‘protest-handtekening’, maar door een degelijk ecologisch rapport. Het resultaat was dat burgemeester en wethouders de behandeling van het aangekondigde voorbereidingsbesluit in de gemeentraad uitstelden. De gesprekken met de woningbouwstichting leidden tot een aanpassing van het bouwplan. De vijftien bergingen, die op de plaats van de zeven zomereiken in de steilrand ingegraven zouden worden, werden uit het plan geschrapt en onder het hoofdgebouw geprojecteerd. Verder sprak de woningbouwstichting schriftelijk de intentie uit om tijdens de bouw de steilrand en de daarop staande bomen zoveel mogelijk te ontzien.
De kosten van het rapport werden gedragen door de buurtbewoners, die ieder 100 gulden bijdroegen. In de daarop volgende gesprekken met de gemeente wisten wij ons gesteund door de buurtbewoners, niet door een gemak-
Eis: 100.000 gulden borgsom Wij vonden echter zo’n intentieverklaring niet voldoende. De bulldozer van een onvoorzichtige aannemer brengt immers al gauw onherstelbare schade toe. “Het was niet de bedoe-
Oude hakhoutstoven die het bouwplan veranderden
17
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
ling, niemand kan er wat aan doen”, luidt dan de smoes, maar de ontwortelde bomen komen niet meer tot leven. In plaats van een intentieverklaring eisten wij een resultaatverplichting met een borgsom van fl.100.000. In ruil daarvoor zouden de Milieufederatie Limburg en/of ik als privé persoon geen bezwaar maken tegen een bestemmingsplanwijziging volgens artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening of tegen een aanvraag van de bouwvergunning. Uiteindelijk is de woningbouwstichting gezwicht voor deze dreiging: een procedure bij de Raad van State kan de bouw minstens een jaar ophouden, en dat kost geld. In een notariële acte werd aan de Milieufederatie Limburg het recht van opstal verleend tot het hebben van zeven zomereiken op de steilrand, direct achter het te bouwen appartementencomplex. In gewone taal betekent dit dat de Milieufederatie gratis eigenaar wordt van de bomen, maar dat de grond in het bezit blijft van de woningstichting. Bij onverhoopte schade aan de bomen, verkrijgt de Milieufederatie zodoende een titel om de woningstichting financieel aansprakelijk te stellen. Ook de methode van schadeaf-
wikkeling werd vastgelegd: de schade zou berekend worden volgens de methode Raad, hetgeen voor deze oude eiken neerkomt op ongeveer fl. 100.000 per boom. Om financieel geharrewar te voorkomen, verleende de woningstichting een bankgarantie van fl. 100.000 aan de Milieufederatie. Met de notariële acte en de bankgarantie op zak, hebben de Milieufederatie noch ik bezwaar gemaakt tegen wijziging bestemmingsplan of tegen de bouwvergunning. Enkele andere omwonenden hebben dat overigens wèl gedaan, maar niet om redenen van natuur- of milieubehoud. Zij eisten planschade en kregen deze toegekend omdat hun uitzicht en woongenot verminderd wordt door het grote appartementengebouw.
van het achterterrein en de daarop geprojecteerde parkeerplaatsen zodanig gewijzigd, dat het wortelbed van de eiken niet beschadigd werd.
Tijdens de bouw heeft de aannemer de bomen zeer ontzien; er werd een degelijk hek omheen gezet en toen er tijdelijk bemalen moest worden om een droog kelderfundament te kunnen bouwen, werden de eiken bovenop de stijlrand beregend op geleide van een peilbuis. Bovendien werd de ontsluiting
Chris Bartels
Conclusie Overleggen zonder eigen positie heeft weinig zin. Ik heb me er ongetwijfeld aan bezondigd in de hoogtijdagen van het polderen. Terugkijkend geef ik de Milieufederatie de raad het overleggen te beperken tot situaties waar iets bereikt kan worden. De energie kan beter gestoken worden in acties die een eigen bruggenhoofd opleveren. Het allerbelangrijkste blijft natuurlijk uit te dragen waar de brug naartoe moet leiden: een duurzame samenleving.
De Nationale Postcode Loterij is de grootste goede doelenloterij van Nederland. Vorig jaar keerde de Postcode Loterij 217 miljoen euro uit aan organisaties op het gebied van natuur en milieu, ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten. Ook de Provinciale Milieufederaties delen in de opbrengst van de loterij. Voor e 7,75 per maand speelt u al mee en maakt u kans op de jumboKanjer van 20,3 miljoen euro en honderdduizenden andere prijzen.
18
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Vera van Piggelen nieuwe voorzitter Stichting Milieufederatie Limburg
“VOORTDURENDE ZORG VOOR EEN STEVIGE FINANCIËLE BASIS” Op de vergadering van de Federatieraad van 10 mei jl. hebben wij afscheid genomen van Chris Bartels als voorzitter en op verzoek van Hub Bemelmans wil ik mij hierbij als nieuwe voorzitter van de Milieufederatie nader aan u voorstellen.
zowel bestuurders, milieubeschermers als agrariërs en heeft hij een brug kunnen slaan tussen de diverse belangen.
Mijn naam is Vera van Piggelen, ik ben getrouwd met Ubbo en wij hebben vijf, inmiddels volwassen kinderen. Na onze studietijd in Utrecht hebben wij aanvankelijk op enkele plaatsen in het noorden des lands gewoond, maar sinds 23 jaar wonen wij alweer naar volle tevredenheid in ZuidLimburg, in Voerendaal.
Ik zal mij vooral bezig houden met de randvoorwaarden die nodig zijn om de Milieufederatie goed te kunnen laten functioneren. Het bureau van de Milieufederatie is bemenst met een aantal inhoudelijk zeer goede medewerkers; bij hen ligt hoofdzakelijk het bepalen van de inhoudelijke koers en de uitvoering binnen de kaders van het beleidsplan dat door het bestuur is vastgesteld. Bij het bestuur ligt samen met de directeur de voortdurende zorg voor een stevige, financiële basis. Verder zal ik mij sterk maken voor een verdere samenwerking tussen de diverse organisaties van het GroenHuis. Wij blijven als bestuur naar wegen zoeken om aan de belangen en behoeften van onze aangesloten organisaties zo goed mogelijk tegemoet te komen en last but not least zullen we ook blijven discussiëren over de meest wenselijke positie van de Milieufederatie in een omgeving, waarin de aandacht voor het milieu ver is weggezakt : poldermodel of toch meer actiemodel?
Nadat ik mijn studie rechten had afgerond, heb ik enkele jaren als beleidsmedewerker milieuhygiëne bij de provincie Overijssel gewerkt. Het milieu had als beleidsveld toen de volle aandacht van de overheid; er waren overal actiegroepen en de Club van Rome had net zijn spraakmakende rapport uitgebracht. De ene wet na de andere verscheen; er kwam een minister voor milieuhygiëne en de ambtenaren maakten stapels notities. In die tijd begonnen ook de Milieufederaties aan de weg te timmeren. Na mijn tijd bij de provincie Overijssel heb ik nog een blauwe maandag gewerkt bij de milieufederatie in Groningen en daarna zijn wij vanwege de werkzaamheden van Ubbo verhuisd naar Voerendaal. In Voerendaal zijn onze kinderen opgegroeid en ben ik na enkele jaren vooral in onze gemeente politiek actief te zijn geweest, tot lid gekozen van provinciale staten voor de Partij van de Arbeid. Een jaar later ging ik bij de GGD in Maastricht werken als personeelsfunctionaris; werk dat ik nu nog steeds met veel plezier doe. In provinciale staten heb ik mij 12 jaar bezig gehouden met het terrein van de ruimtelijke ordening, milieu, natuurbehoud en water. In die periode hebben deze beleidsterreinen bij de provincie ook een enorme vlucht genomen, waarbij zeer stevige discussies zijn gevoerd. Ik hoef de woorden Maasbracht en AVI maar te noemen en iedereen weet wat ik bedoel: de provincie (althans de coalitie) en de bevolking stonden toen uiterst scherp tegen
over elkaar. De toekomst van Graetheide en de mergelwinning op het Plateau van Margraten vorm(d)en ook van die controversiële onderwerpen en niet te vergeten de Rijksweg 73. In die tijd kwam ik de Milieufederatie geregeld tegen in acties, reacties en bezwaarschriften op provinciale voornemens en besluiten, waarbij ik altijd grote waardering had voor de gedegen manier waarop zij van hun opstelling blijk gaven. Nadat ik was gestopt met de provinciale politiek in 1999 ben ik samen met Wim de Heer gevraagd om in het bestuur van de Milieufederatie zitting te nemen, omdat men mensen zocht met ervaring in politieke en bestuurlijke verhoudingen en natuurlijk met affiniteit voor milieu. En zo ben ik al weer een aantal jaren lid van het bestuur. Ondertussen ben ik nog een periode lid geweest van het Algemeen Bestuur van het waterschap Roer en Overmaas. Zoals uit mijn activiteiten wel mag blijken, heb ik mij altijd op diverse manieren beziggehouden met natuur en milieu. Dit komt, denk ik voort uit een ingewortelde bezorgdheid voor de slordige manier waarop wij met deze wereld omgaan en nog belangrijker, voor de kwaliteit van de leefomgeving die wij voor onze kinderen achterlaten. En verder vind ik het heerlijk om te wandelen in de nog steeds mooie gebieden in binnen- en buitenland.
Vera van Piggelen
Ik zal een andere voorzitter zijn dan Chris Bartels. Hij is jarenlang lid van het bestuur en voorzitter geweest en daarnaast ook inhoudelijk lange tijd bezig geweest als vrijwillig beleidsmedewerker met de belangen van natuur en milieu binnen de reconstructie in Noord- en Midden-Limburg. Daardoor was hij een bekend en gewaardeerd figuur bij 19
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Gezondheidsenquête 2003
HINDER IN WOONOMGEVING FORS TOEGENOMEN De Limburgse GGD’s hebben in het najaar van 2003 voor de tweede maal een grootschalige gezondheidsenquête onder de volwassen bevolking gehouden. Zo’n 38.000 volwassen Limburgers in de leeftijd van 20 tot en met 75 jaar ontvingen in oktober 2003 een vragenlijst over verschillende gezondheidsonderwerpen. Op basis van de resultaten van 20.000 vragenlijsten is er een goed beeld verkregen van de gezondheidssituatie in Limburg. De gezondheidsenquête gaat in op verschillende onderwerpen. Hinder in de woonomgeving is daar een van. Wegverkeer belangrijkste bron van hinder. Hinder of overlast door geluid en stank in de directe woonomgeving worden steeds vaker ervaren als een aantasting van de kwaliteit van leven. Het ondervinden van hinder kan leiden tot stress en daardoor een negatieve invloed op de gezondheid hebben. Ruim 50% van de Limburgers zegt matige tot zeer ernstige geluidshinder te ervaren van het wegverkeer en bijna 40% meldt geurhinder van het wegverkeer. Andere belangrijke bronnen van geluidshinder in deze provincie zijn vliegverkeer, maar ook herrie van buren en kinderen op straat. De open haard van de buren en de aanwezige industrie worden als bronnen van enige betekenis voor geurhinder genoemd. Regionale verschillen Zoals te verwachten, zijn er regionale verschillen in de ervaren milieuhinder. In de Westelijke Mijnstreek, in Oostelijk ZuidLimburg en in Zuidelijk Zuid-Limburg komt hinder door het weg- en vliegverkeer het Ervaren milieuhinder van verschillende bronnen
meeste voor. In de Westelijke Mijnstreek wordt daarnaast ook de meeste overlast van de industrie gerapporteerd. In het noorden van de provincie ondervindt men in vergelijking met de rest de meeste hinder van landbouw- en veeteeltactiviteiten. Toename milieuhinder De ervaren milieuhinder is in de loop van de tijd sterk toegenomen. Er zijn in 2003 15% meer Limburgers die geluidsoverlast of geurhinder ondervinden van het wegverkeer dan in 1998. Maar ook van andere bronnen wordt steeds meer hinder ervaren. Andere conclusies Over de algemene gezondheidstoestand van de Limburgers wordt vermeld dat één op de vijf Limburgers zijn of haar eigen gezondheid matig tot slecht vindt. De meeste voorkomende chronische aandoeningen zijn aandoeningen aan het bewegingsapparaat: 31% van de Limburgers heeft in het voorafgaande jaar last gehad van rugaandoeningen en/of nek- en schouderaandoeningen. De algemene gezondheidstoestand van oudere personen en personen met een lage opleiding is het meest ongunstig. Factoren die onze gezondheid in belangrijke mate negatief beïnvloeden zijn roken, overmatig alcoholgebruik, ongezonde voeding en weinig lichaamsbeweging. Naast geslacht en leeftijd, lijkt ook de sociaal economische status, gebaseerd op het opleidingsniveau, een rol te spelen bij het voorkomen van deze risicofactoren. Wat betreft de psychosociale
20
gezondheid wordt geconcludeerd dat ruim de helft van de inwoners van deze provincie één of meerder problemen ervaart met zaken zoals financiën, wonen, gezondheid, partner en kinderen en ouder worden. Een vergelijking met vijf jaar geleden De gezondheidssituatie van de Limburgse bevolking is ten opzichte van 1998 op sommige aspecten verbeterd, op andere verslechterd. Opvallend is de daling van het aantal rokers, van 35% naar 28%. Daarentegen komen de risicofactoren overgewicht en een hoge bloeddruk in 2003 meer voor. Ook wat betreft bewegen is de situatie verslechterd. En zoals reeds gezegd is de ervaren milieuhinder in de loop van de tijd sterk toegenomen. Hoe verder? De GGD’s hebben eerst conclusies op hoofdlijnen getrokken. De komende tijd zullen zij in de eigen regio, in overleg met de gemeenten, nadere analyses uitvoeren. Op basis hiervan zullen aanbevelingen worden gedaan voor het lokale gezondheidsbeleid. De conclusie van de Milieufederatie is dat gemeenten de toegenomen hinderbeleving moeten meenemen in hun mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Wanneer plannen ontwikkeld worden voor de aanleg van een nieuwe weg of woonwijk moet bij voorbaat rekening worden gehouden met de geluidshinder en andere vormen van overlast die mensen kunnen ondervinden. Voorkomen is immers beter dan genezen!
Sandra Akkermans
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Voorzitter Stichting Platform Vliegveld Laarbruch:
MET LUCHTFIETSERIJ KUN JE NOORD-LIMBURG NIET VERKOPEN In het vorige nummer van Limburgs Milieu ontvouwde voorzitter Bert Haffmans van de Kamer van Koophandel Limburg Noord zijn ideeën over de toekomst van de regio, o.a. de kansen die vliegveld Niederrhein biedt. Voorzitter Buffart van het Platform Vliegveld Laarbruch reageert. Jubeltonen uit Venlo en Venray over de luchthaven Niederrhein, vlak over de grens bij Bergen (L). De gemeentebesturen jubelen op gezag van de Kamer van Koophandel. De Kamerkrant laat niet na om alles wat op de luchthaven gebeurt als een succes voor te stellen. Er zijn intensieve contacten tussen de Kamer van Koophandel en de directie van Flughafen Niederrhein. De meeste uitspraken hoor je eerst van de directie van de luchthaven; na enkele weken laat de Kamer hetzelfde geluid horen. Deze beweringen betreffen op een enkele uitzondering na nooit feiten, maar vergezichten of zelfs onjuistheden. Het interview met de voorzitter van de Kamer van Koophandel Venlo, de heer B. Haffmans, biedt de lezer evenmin veel feitelijk houvast. Laten we daar maar mee beginnen.
De Milieufederatie heeft aan de Kamer van Koophandel voorgesteld in het najaar een ‘ronde tafelgesprek’ te beleggen over de toekomst van Niederrhein en de effecten ervan voor de omgeving. Alle betrokken partijen (gemeenten, KvK, natuurorganisaties en bewonersorganisaties, de toeristische sector) zullen een uitnodiging ontvangen.
van de Duitse overheid gekocht voor een appel en een ei, 12,5 miljoen euro. Dit terrein is bovendien bedrijventerrein. • Flughafen Niederrhein heeft voortdurend liquiditeitsproblemen. Er zijn maand na maand klachten van leveranciers die hun betalingen veel te laat ontvangen. • Vreemd is het niet; 500.000 passagiers waarvan je bijna geen revenuen hebt omdat de beide ‘Billig Flieger’ nauwelijks inkomsten leveren. Ook met 1.000.000 passagiers blijft het tobben omdat het concept niet deugt. Deze passagiers zijn uit op de laagste prijs, niet op dienstverlening. Ze zijn prijs- niet luchthaventrouw. • Banken willen de luchthaven geen kredieDagblad De Limburger zaterdag 7 augustus 2004
Feiten De luchtvaartmaatschappijen • De twee belangrijkste maatschappijen op de luchthaven zijn Ryanair en V-bird. Ryanair is bekend. V-bird is opgericht omdat andere maatschappijen geen interesse toonden. Een van de aandeelhouders van de luchthaven is ook aandeelhouder van V-bird. • De bezettingsgraad van Ryanair was ongeveer 66%, 10% punten onder de break-even norm van Ryanair en 20% punten onder de gewenste bezettingsgraad. • De bezettingsgraad van V-bird was in 2003 ongeveer 27%. • V-bird heeft onlangs haar vluchten naar Manchester en Wenen opgeschort. De financiën • Flughafen Niederrhein is zwaar gesubsidieerd. Zij heeft het 365 ha grote terrein 21
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
ten geven. Op 8 juli heeft de Kreis Kleve daarom besloten om voor 10 miljoen euro deel te nemen in de luchthaven. Nu is dat in Duitsland niet zo verbazingwekkend. Dat gebeurt bij vele regionale luchthavens in de Bondsrepubliek. • Dit toont te meer aan dat professor J. de Wit gelijk heeft met zijn opmerking dat luchtvaart zich onttrekt aan de economische werkelijkheid. Men mag daaruit niet, zoals de heer Haffmans doet, concluderen dat Duitse vliegvelden het beter doen dan de Nederlandse. Het logistieke knooppunt • Voordat het tot een luchthaven kwam, zijn er dikke rapporten geschreven. Een ervan betrof een logistiek centrum. Hiervoor zijn nachtvluchten onontbeerlijk. Dan nog zal het een marginale bedrijvigheid zijn. Zowel de Bezirksregierung in Düsseldorf als het Nederlandse parlement hebben uitgesproken dat er van nachtvluchten geen sprake kan zijn. • Naast deze initiële studies zijn er twee andere studies over Niederrhein. De ene is van Buck Consultants uit Nijmegen. Buck concludeert dat er geen positief economisch effect voor de Nederlandse regio is; integendeel, er is zelfs kans op een negatief effect. Het andere onderzoek is nauwelijks een onderzoek te noemen. Het zijn vragen van de Kamer van Koophandel die luiden: “Als er in uw buurt een vliegveld is met goedkope vluchten naar voor u gunstige bestemmingen, zou u er dan gebruik van maken?”. • Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de voorzitters van de raden van bestuur van de drie grootste logistieke dienstverleners in Venlo de vloer hebben aangeveegd met de betekenis van Flughafen Niederrhein voor de regio. Luchthavens kunnen pas een logistiek knooppunt zijn als zij een wijd net aan intercontinentale vluchten hebben. Flughafen Niederrhein zal hieraan per definitie nooit voldoen. De tegenstanders stellen zich redelijk op. • Alle beweringen van de voorvechters van de luchthaven ten spijt, leggen de ‘tegenstanders’ hen niet zo veel in de weg. Zij zeggen geen nee, zij blokkeren niets. Het is alleszins te rechtvaardigen dat Nederland dezelfde eisen stelt aan Niederrhein als Duitsland aan Zürich-Kloten: geen vluchten over Nederland van 22:00 tot 07:00 op 22
werkdagen en van 22:00 tot 10:00 op zon- en feestdagen. Dit wijkt af van de vliegtijden van de RAF, zodat een milieueffectenrapportage noodzakelijk is. • Het Nederlandse luchtruim mag slechts benut worden als binnen deze toegestane tijden de weersomstandigheden hiertoe aanleiding geven. Bij overtreding moeten strenge sancties volgen. De bewijslast moet berusten bij de Deutsche Flug Sicherheit (DFS) niet bij de Nederlandse klagers. Geen overtuigend bewijs moet automatisch als overtreding worden aangemerkt. “Ik denk dat de overlast wel zal meevallen” • Natuurlijk denkt de heer Haffmans dat. Als hij dat niet zou denken, had hij een probleem. We kunnen er kort over zijn. Het valt nu al niet mee. Laat staan als er meer vluchten komen. Ten eerste, er wordt ’s avonds, ’s morgens vroeg en in het weekeinde gevlogen. Ten tweede, de piloten houden zich niet aan de voorgeschreven routes en er is geen sanctiebeleid. Bij noordenwind en zuidenwind wordt over Nederland gestart zowel als geland. Ik zou de reactie van de heer Haffmans wel eens willen horen als iemand iedere keer als hij een vliegbeweging als storend ervaart, de heer Haffmans zou bellen. Waarschijnlijk zal hij naar de rechter stappen of een geheim nummer nemen. Een onbegrijpelijke gedrevenheid Vanwaar toch dat activisme voor een luchthaven? Het kost de Duitse belastingbetaler geld, het geeft de omwonenden overlast en het levert eerder economisch nadeel dan economisch voordeel. Ik kan niet anders concluderen dan dat er sprake is van een geweldige vorm van kortzichtigheid. Eenzelfde kortzichtigheid waarmee de Kamer heeft vastgehouden aan de Oost-variant van de A73 in plaats van aan de veel logischer West-variant. Achteraf toegeven heeft geen zin, dan is het kwaad aan geld, milieu en het Limburgse imago al geschiedt. “Niet in een traditionele kramp schieten” Het klinkt allemaal zo mooi. We hebben een goede infrastructuur nodig. De redenering is dan als volgt. Er zijn vier modaliteiten: spoor, weg, water en lucht. Met de luchthaven hebben we ze alle vier. Deze wijze van abstraheren is leuk voor de borreltafel, maar je kunt er geen rooie cent mee verdienen. Wie schiet
nou eigenlijk in een traditionele kramp. Ja, infrastructuur kan de economie stimuleren, maar niet elke infrastructuur stimuleert de economie. Kenniseconomie is meer gebaat bij glasvezel en onderwijs dan bij snelwegen. Logistieke dienstverleners hebben meer aan goede wegen dan aan vliegende prijsvechters met een beperkt aantal bestemmingen. Geld dat je uitgeeft aan het in standhouden van een in essentie onrendabele luchthaven kun je niet besteden aan zaken waar onze regio wel behoefte aan heeft. Het is verstandig om eerst een intelligente analyse van de knelpunten te maken, alvorens achter een oplossing aan te lopen voor een probleem dat je niet hebt. Het imago van Noord-Limburg Het gedrag van de Kamer betreffende Niederrhein roept bij mij de vraag op of er bij de Kamer iemand is die zich daadwerkelijk in de luchthaven verdiept heeft. Meer nog, als een kandidaat voor een internationale ‘toppositie’ niet tegen Duits in Venlo kan dan kan ik het bedrijf alleen maar feliciteren met deze afzegging. Het is te zielig voor woorden. Volgens de heer Haffmans heeft Venlo geen gezicht. Het ondoordachte gedrag en zulke uitlatingen van de Kamer zullen haar imago niet verbeteren. Evenmin zal Niederrhein als provinciaal vliegveld hier positief aan bijdragen. Ryanair adverteert niet voor niets met Düsseldorf-Niederrhein Misschien is de gedrevenheid toch te verklaren Als reclame voor de Floriade, een evenement waarvan al tweemaal de belastingbetaler de tekorten kon dekken. De milieubeweging zij gewaarschuwd. Het zal als breekijzer gebruikt worden om plannen te realiseren die anders niet tot stand zouden komen.
dr H.F.J.M. Buffart, voorzitter van de Stichting Platform Vliegveld Laarbruch
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Relaas van een gruttofotograaf
DE GRUTTO GEMOLKEN EN DE VERDWENEN MILJOENEN Kern van de zaak Ik zie mezelf slechts als een toevallige voorbijganger met een camera. Ik beschouw mijzelf als een vogelfotograaf in hart en nieren. Als enige jaren ben ik bezig om het leven van de grutto vast te leggen. Omdat ik er zo dicht op zit en ik er meer dan twintig jaar mee bezig ben, heeft mij dit een schat aan kennis opgeleverd. In de afgelopen jaren heb ik – min of meer bewust – afstand gehouden tot de hele discussie over weidevogelbeheer en de daarmee samenhangende problematiek. De fotografie was dusdanig intensief en lastig dat er geen tijd voor andere gruttozaken over bleef. Na dit voorjaar kan ik mijn kop niet langer in het zand steken. Mijn pogingen om door middel van mooie fotografie aandacht voor de grutto te krijgen, blijken niet genoeg te zijn. Ik zie het fout gaan en goed ook. Mijn motief is dat wij een verantwoording hebben naar onze kinderen en dat ik hoop dat zij ook kunnen genieten van onze weidevogels, zoals ik dat kan (kon). Kern van mijn verhaal is dat wij op dit moment tussen de 150 miljoen en 200 miljoen euro per jaar uitgeven aan Agrarisch Natuurbeheer en dat wij nu na tien jaar onze populatie weidevogels wederom hebben zien halveren. Bijkomend verhaal is dat deze enorme pot subsidie uitgegeven wordt zonder dat er afdoende controle is op de deelnemers en op de resultaten van de regeling.
DANNY ELLINGER, NATUURFOTOGRAAF Een beschuldiging van vogelmoord, misbruik van subsidies voor agrarisch natuurbeheer en aangifte bij de politie leidden in juni tot grote commotie onder natuurbeschermers en agrariërs in Noord-Holland. De aanbrenger van de kwestie, natuurfotograaf Danny Ellinger, is niet de eerste de beste. Hij werkte o.a. mee aan natuurboeken, de Ecologische Atlas van Nederlandse weidevogels, de Nationale Postcodeloterij en fotografeerde voor de KLM de overbekende zwanen. Ellinger’s relaas is beleidsmatig ook van belang voor Limburg, met name omdat de regeling voor agrarisch natuurbeheer allesbehalve waterdicht blijkt. 23
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
heid aan vogels moeten daar op dat moment zeker 600 (maar wellicht veel meer) pullen gelopen hebben. Door de werkwijze is ontsnappen nagenoeg onmogelijk geweest en is het een bloedbad geworden, dat vakkundig binnen een uur wordt opgeruimd door predatoren zoals hermelijn, kraai, reiger en meeuw. Na het maaien wordt het gras geschud om te kunnen drogen en blijft enkele dagen liggen. De paradox is dat dit opnieuw een aantal soorten weidevogels aantrekt. Het voedsel ligt immers voor het grijpen. Vervolgens wordt de hele handel in een plastic pakket gerold. Dit is de wereld op zijn kop. Je vangt een bak subsidie voor behoud van weidevogels. De regels gaan echter niet verder dan het moment van eieren tellen, met andere woorden: na het tellen zijn de uitgekomen legsels vogelvrij. De subsidie is binnen, dus maaien die handel! Wel de compensatie vangen maar niet bereid zijn de consequenties te dragen! Ik had gedacht nog het opgroeien van een grutto in een mooi hooiland te kunnen fotograferen, maar kwam bedrogen uit. Dat was nog het minst erg. Een bak subsidie door de gootsteen. Ook dat overleven we wel, maar erger: weer geen weidevogelreproductie. Mijn verdere tochten door de weilanden leerden mij dat dit verschijnsel niet op zichzelf stond; eind mei waren de meeste velden die niet in een natuurreservaat liggen, al een keer gemaaid. Het voorgaande geval dient dan ook als illustratie. Ook in andere terreinen waar ik frequent kom (van Texel tot Zuid-Holland) was hetzelfde aan de hand.
De aanleiding Aanleiding voor het hele verhaal is dat ik dit jaar gefotografeerd heb op een stuk land waarbij de dichtheid zo groot was dat je bijna je nek brak over de nesten. Ik heb zelden een dergelijke dichtheid gezien. Het betreft een gebied beheerd door een agrariër, wiens bedrijf alleen door SAN-subsidie (Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer) overeind kan blijven en dat tegen een reservaat van Staatsbosbeheer is gelegen. Het gebied is bij uitstek geschikt om groepsgedrag en broedbiologie te fotograferen. Van begin april tot 7 mei heb ik het gebied zeer frequent bezocht en had daardoor een 24
gedetailleerde kennis van nesten en patronen van gedrag. Op 7 mei was mijn missie min of meer geslaagd; het uitkomen van de grutto stond op de plaat. De meeste nesten waren gemarkeerd met stokken. Dit is nodig omdat de Agrarische Natuurvereniging per nest uitkeert en elk nest dus euro’s betekent. Na controle (begin - midden mei) krijgt de agrariër een vergoeding. Op 18 mei werd tot mijn verbazing het land gemaaid. De stokken waren inmiddels allemaal verwijderd (ook de latere legsels waar ik zelf nog een stok bij had gezet). Van sloot tot sloot, van buiten naar binnen, was het veld gemaaid als een golfbaan. Gezien de dicht-
Duizenden grutto’s stonden in mei al wezenloos in de gemaaide velden, het teken dat het broedseizoen is afgelopen. Een grutto die zijn jongen verliest begint nimmer een tweede legsel, simpelweg omdat hij dan te laat is om voldoende sterk de trektocht naar Afrika te kunnen maken. Zo vroeg had ik het nog niet meegemaakt. Weer een verloren jaar, en weer achteruitgang, en weer miljoenen euro’s verdwenen. Voor mij reden om dit eens uit te zoeken. De beerput is groter dan ik ooit had kunnen vermoeden. De SAN (Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer) Eind tachtiger, begin negentiger jaren is het idee opgevat om agrariërs te betrekken
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
bij natuurbeheer, een nobel en logisch streven. Zij immers bezitten en pachten de meeste gronden. Onder andere hiervoor is de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer in het leven geroepen. Dit besluit regelt de subsidiehoogten voor bepaalde vormen van natuurbeheer op agrarisch land. De regeling dient twee doelen: landschapsverbetering (of instandhouding) en het creëren van betere voorwaarden voor het scheppen van natuur en diversiteit. De subsidie wordt uitgekeerd op basis van het aantal hectares dat iemand beheert. In de regeling is een groot scala aan beheerspakketten opgenomen. Een agrariër kan door een beheerscontract af te sluiten met DLG (Dienst Landelijk Gebied) subsidie krijgen, als hij het beheer van zijn land aanpast zodat de natuur meer kans krijgt. Hiervoor bestaan twee werkwijzen: individueel en collectief. Voor 2004 is een bedrag van ca. 110 miljoen euro vrijgemaakt. Het aantal aanvragen (4538 individueel en 7500 via 70 Agrarische Natuurverenigingen) en het daarmee gemoeide bedrag overschrijdt het budget ruimschoots (bron: LNV). Het zou gaan om een
bedrag van circa 40-60 miljoen meer. Dus een totaal van ongeveer 160 miljoen euro voor de SAN. Het tekort wordt ontrokken aan het budget voor grondverwerving (dus natuuraankoop!). Hierover zijn in april Kamervragen gesteld. De regeringspartijen hebben echter het voorstel van Minister Veerman, om te schuiven met het budget, gesteund. Dit jaar is voor 10.000 hectare meer weidevogelsubsidie gevraagd dan in 2003 en er zijn voor 6000 hectare meer aanvragen ingediend voor botanisch beheer. Een agrariër kan alleen in aanmerking komen als zijn land is opgenomen in een gebiedsplan van de provincie. Contracten worden voor zes jaar aangegaan en er wordt betaald op voorschotbasis. Betalingen geschieden door LASER; een administratief orgaan van LNV. De regeling bestaat nu een kleine 10 jaar en is, hoewel er een breed scala (60) aan beheerspakketten bestaat, vooral gericht op behoud van Grutto en soortverwanten. Door het aangaan van een beheersovereenkomst beperkt een agrariër het gebruik van zijn eigen grond en verplicht hij zichzelf tot
actief beleid bijv. door weidevogels actief te beschermen en maatregelen te nemen. In 10 jaar is de gruttopopulatie echter drastisch afgenomen. (100.000 in 1990, 45.000 in 2000 en dit jaar wellicht niet meer dan 25.000). Hoewel een snelle conclusie tot falend beleid en weggegooid subsidiegeld leidt, heb ik deze conclusie niet willen trekken en heb ik getracht e.e.a. helder in beeld te krijgen. Grootste probleem hierbij is dat, hoewel er sprake is van subsidie, het zeer ondoorgrondelijk is waar het geld blijft en hoe het verdeeld wordt. Verreweg het grootste deel van de subsidie wordt middels de collectieve regeling via de agrarische natuurverenigingen betaald. Dit zijn lokale verenigingen waarbij agrariërs collectief een subsidie aanvragen en dit vervolgens, min of meer, naar eigen inzicht onder elkaar herverdelen. Dit jaar is de regeling aangepast en worden agrariërs rechtstreeks betaald (voorheen werd de subsidie aan de vereniging overgemaakt). De meeste verenigingen sluiten nu een overeenkomst met hun leden om de subsidie terug te storten waarna een herverdeling plaats vindt (op het aantal
25
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
houderij en weidevogels niet meer samen gaan. Zo ja, dan moet er aan het nestbeschermingspakket een nazorgverplichting en per definitie een maaidatum gehangen worden. Ook de controle moet beter en professioneler.
gevonden legsels). Het zoeken van de legsels vindt plaats door vrijwilligers van de Agrarische Natuur Vereniging, stichting landschapsbeheer of de agrariër zelf. In het vroege voorjaar zoeken zij nesten en markeren deze met een stok. Vervolgens vindt een controle door een medewerker van de agrarische vereniging plaats, waarna op basis van legsels wordt uitgekeerd. En hier komen we op de essentie van het verhaal. Zoals gezegd zijn er vele beheerspakketten maar het meest populair is het zogenaamde pakket nestbescherming. Dit pakket houdt niet meer in dan dat je nesten met rust laat maar zegt niets over nazorg of data van maaien nadat de nesten zijn uitgekomen. Het is alleen gericht op nestbescherming maar niet op het resultaat. Dit is eigenlijk niet anders dan zonder subsidie. De meeste agrariërs maaiden in het verleden toch al na het uitkomen van de legsels. Bovendien is het zo dat na een verstoord legsel er in de regel weer een tweede poging volgt. Bij het verlies van de jongen volgt in de regel geen tweede poging (een grutto überhaupt niet). Dan kun je jezelf cynisch afvragen wat beter is, een uitgemaaid legsel in de hoop dat de vogel in een reservaat opnieuw een poging waagt of de huidige situatie. Naar mijn mening is subsidie voor dit beheer een farce. Zij garandeert immers niet dat de jongen groot worden en dat uiteindelijk de populatie weidevogels in stand blijft, om van 26
uitbreiding maar niet te spreken. Een pakket zonder dat je daar het beoogde resultaat (het groot komen van jongen) in opneemt of beschermt, zal nooit werken. Verder zijn er wel pakketten met daarin opgenomen een uitgestelde maaidatum (de zogenaamde zwaardere beheerspakketten) maar naar mijn idee is 15 juni de vroegste datum die je zou mogen hanteren. 1 juli en nog later is beter. Bovendien moet je ernstige twijfel hebben bij vaste data en zeker de vroege data. Ieder voorjaar en seizoen is anders. Droog, nat, koud, warm hebben veel invloed. Een paar weken verschil is van grote invloed. Overigens vraag ik me af of de datum ter zake doet. Als men zich houdt aan de strekking van de regels zou het eigenlijk niet van belang moeten zijn. Het vroege maaien is mijns inziens het grote probleem. Natuurlijk zijn er ook andere gevaren maar vanaf het moment dat een weidevogel begint met broeden is maaien het directe of indirecte gevaar. Is laat maaien haalbaar als je veehouder bent? Ik weet het niet. Hoe vroeger gemaaid, hoe voedselrijker het gras, dus melk met een hoger vetgehalte, dus meer waard. Dan rest alleen de vraag welk prijskaartje hangt aan later maaien en is dat betaalbaar? Met andere woorden: Geeft de SAN voldoende compensatie? Zo niet, dan moet agrarisch natuurbeheer in deze vorm afgeschaft worden en moet je tot de conclusie komen dat melkvee-
Op dit moment hebben de agrarische natuurverenigingen – overdreven gesteld – de wetgevende, controlerende en uitvoerende macht. De SAN-regeling is duidelijk. Ook de geest van deze regeling. De AGN’s hebben echter de vrijheid gekregen om eigen afspraken met de individueel aangesloten leden te maken. Opvallend is dat daarbij nauwelijks afspraken met rustperiodes zitten. Kortom alleen de legsels tellen, daarna is het over. Er is nauwelijks controle en aangezien de AGN zijn eigen leden controleert (met af en toe een steekproef door DLG), en geen verplichting heeft tot het publiceren van gegevens en jaarrekeningen, is controle onmogelijk. Agrariërs vangen gemiddeld 75 euro per grutto- of tureluurlegsel. Als ik de totale subsidiestroom zie en de populatie weidevogels op agrarische grond neem, dan begrijp ik er weinig van. In ieder geval kan niemand antwoord geven op de vraag voor hoeveel legsels totaal betaald is. Men schermt dan met het privaatrechtelijke karakter van de AGN’s. Ik wil niet oordelen, maar als je een groep ondernemers zichzelf laat controleren bind je de kat op het spek… De vele argumenten contra… Er worden vele argumenten aangedragen, ik noem er een paar: Predatoren Is het alleen het maaien? Nee, natuurlijk niet. Grondwaterstand, mest, ruilverkaveling, bomen, predatie, het weer en noem maar op hebben hun invloed. Maar de grootste predator van weidevogels is op dit moment de maaimachine, zowel direct als indirect. Direct worden vele pullen plat gemaaid. Veel agrariërs komen met verhalen van blauwe reigers, kraai en vos. Dat ontken ik niet en dat zie ik zelf ook. Maar veel van deze predatie is weer direct gevolg van maaien, zelfs indien je laat maait. De natuur is effectief en meedogenloos en in staat om te leren. Reigers, kraaien, buizerds en meeuwen zijn (individueel de een beter dan de ander) zeer goed in staat om onrust te meten. Je hoeft geen geleerde te zijn om dit te zien. Ga maar eens kijken wanneer er gemaaid wordt. Kraaien, buizerds en meeuwen ruimen direct achter de maaimachine. Blauwe reigers weten
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
als geen ander te profiteren van de chaos en paniek die volgen. Kortom, het predatorargument klopt als een bus, en inderdaad zij ruimen de laatste vogels op, maar een gezond gebied met voldoende kritische massa aan weidevogels, een voldoende dichte dekking en goed voedselaanbod kan deze predatoren aan. Wellicht dat je op lokaal niveau eens zult moeten ingrijpen omdat er soms gespecialiseerde individuele predatoren zijn die erg hard hakken in een populatie. Een vos is in sommige opzichten een probleem maar een goed gesloten terrein (ik bedoel een groot aantal hectares land met hoog gras) maakt het voor een vos lastig en hij zal nooit in staat zijn om alles (weg) te vangen. Ook in dit opzicht geldt dat voldoende rust belangrijk is. Een vos die in staat is om het geurspoor van een vrijwilliger, die stokken voor boeren zet, te volgen wordt het wel erg makkelijk gemaakt. Maar ook de paniek veroorzaakt door te lang en te veel menselijke aanwezigheid is voor veel predatoren een prachtkans. Immers een te lang aanhoudende paniek van weidevogels is voor veel predatoren het signaal dat er iets te halen valt. Na het maaien wordt het voor de overgebleven vogels lastig om zich te verdedigen. De kritieke massa is verdwenen en de groep is te klein om nog een goed schild tegen predatoren te vormen. Het predatorargument is legitiem; alleen, wat men vaak vergeet is de vraag op welke wijze een predator de kans wordt geboden. Ik wil opmerken dat ik geen groot voorstander ben van jacht op de vos, maar ook geen principieel tegenstander. Gebieden in Nederland zijn vaak te klein en dat maakt een evenwicht moeilijk. Dat je dan soms ingrijpt is legitiem. Dit moet lokaal beoordeeld worden. Een ander niet te verwaarlozen aspect is dat het soms, en zeker in goede gebieden, moeilijk uitwijken is. Zeker direct na het uitkomen verdedigen grutto’s in de naastliggende percelen hun territorium. Dit maakt het voor vluchtende grutto’s uit percelen die gemaaid worden vaak lastig om doorgang te krijgen en ook hierdoor krijgen predatoren weer meer kans. “Er zijn voldoende legsels op mijn grond, dus doe ik het goed” Weidevogels (grutto’s) zijn zeer plaatstrouw.
Uit onderzoek is gebleken dat zij terugkeren naar de plek waar zij de laatste keer een legsel hebben gehad dat uitkomt. Daarnaast hebben zij de neiging om bij elkaar te zitten. Dit betekent dat je een grutto blijft houden zolang je zorgt dat het legsel kan uitkomen. Dus als je het direct na het uitkomen maait, zal hij toch terugkomen. Je mag dan alleen hopen dat de grutto in staat zal zijn om zich zo snel mogelijk te verplaatsen naar een veilig stuk land in een reservaat. De plaatstrouwheid van grutto’s houdt ook in dat zij terugkeren naar de plaats waar zij geboren zijn. Dit betekent dat agrariërs die percelen hebben aan de rand van of in reservaatsgebieden hiervan profiteren. Als de dichtheid in een goed beheerd gebied hoog is zal er uitgeweken moeten worden. Een hoge dichtheid is belangrijk als schild tegen predatoren. Dus is de kans groot dat er uitgeweken wordt naar het belendende perceel. En zo ziet een beheerder die een goed weidevogelklimaat creëert, de bij hem groot gebrachte grutto’s verdwijnen bij de buren omdat het teveel wordt bij hem. Deze buur heeft wellicht een goed beheerd perceel, maar maait wellicht te vroeg zodat het effect uiteindelijk nihil is. Dit verklaart waarom ondanks de vroege maaitijd het toch zo kan zijn dat er voor jaren grutto’s zijn. En grutto kan 20 jaar worden, dus het kan even duren. Het is 10 juni 2004 dat ik dit schrijf. De Rijperweg bij Zuiderwoude is van oudsher een bolwerk. Gisteravond reed ik daar. Slechts een grutto op een paal (indicator voor rondlopende jongen). In de jaren hiervoor waren er hekken en palen tekort. Ook heb ik hier in mei weer vele (subsidie)stokken geteld maar gisteravond leek het wel een mooie augustusavond: kale landen, het gemaaide gras ruikt lekker en doodstil maar het is 9 juni en dan moeten de alarmerende grutto’s om je oren vliegen…
Positie agrariër Ik blijf benadrukken dat ik geen hetze wil creëren. Een boer is geen natuurbeheerder en een natuurbeheerder geen boer. Maar ze hebben elkaar wel nodig. Als ondernemer kan ik begrip opbrengen voor een boer die zijn broek moet ophouden en wie het water wellicht tot de lippen staat. Of dat zo is weet ik niet. Veel kleinere boeren hebben het moeilijk. Maar zij mogen niet in stand worden gehouden met gelden die voor iets anders bedoeld zijn en in hun uitwerking zelfs contraproductief zijn. Naast het begrip is het voor mij als belastingbetaler niet te verkopen dat de een subsidie krijgt en de ander niet. De subsidie dient beter aangewend te worden en ieder geval dienen voorwaarden en controles te worden verbeterd. Verhouding agrariër-natuurbeschermer De controverse is vaak groot. Vaak zie je agrariërs en beheerders lijnrecht tegenover elkaar staan terwijl ze vaak ook gewoon pachtovereenkomsten hebben. Uiteraard zijn er ook voldoende goede voorbeelden. Al met al kun je naar mijn idee wel stellen dat deze situatie niet ten goede komt aan de weidevogels. Ook de onderlinge verdeeldheid en inzichten en bijkomende emotie maken het lastig. Daarnaast moet je ook eerlijk zijn en stellen dat er bij natuurbeheerders op lokaal niveau, vaak achteraf, ook behoorlijke steken gevallen zijn. Ik zou zeggen kijk naar voren en alleen naar achteren om er van te leren…
Danny Ellinger foto’s: Jeroen Gense
IN GESPREK Op het moment dat dit geschreven wordt hebben natuurfotograaf Danny Ellinger, de betrokken boer, Staatsbosbeheer, de agrarische natuurverenigingen in Waterland en Vogelbescherming Nederland aangekondigd met elkaar een ‘ronde tafelgesprek’ aan te gaan. Men hoopt op deze wijze bij elkaar te komen en een gezamenlijk advies te kunnen opstellen over aanpassing van de regelingen voor agrarisch natuurbeheer.
27
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
SML-NIEUWS
TEUN ROOSENBURG OVERLEDEN
Onlangs nam kunstenaar Teun Roosenburg afscheid van het leven. Sinds de Tweede Wereldoorlog bewoonde hij met zijn enkele jaren geleden overleden vrouw en een aantal andere kunstenaars Kasteel Oost in Oost Maarland, Eijsden. Begin jaren zeventig waren Teun Roosenburg en Piet Groot de voortrekkers van het comité Schone Maasvallei. Zij organiseerden in 1973 een massaal protest tegen de komst van een Perzische olieraffinaderij bij Ternaaien.
Het was de grootste protestdemonstratie die Limburg ooit had gezien. Zij was bovendien een van de eerste demonstraties voor behoud van het milieu in Nederland. Meer dan 40.000 mensen lieten zien wat zij van de raffinaderijplannen vonden. Het was de tijd dat ‘milieu’ nog moest worden uitgevonden. Van officiële zijde was niets te verwachten. Commissaris van de Koningin van Rooy zei de komst van de raffinaderij juist toe te juichen vanwege de
groei van de werkgelegenheid. Van mogelijke vervuiling wilde hij niets weten. “Milieu zei hen niets”, analyseerden Piet Groot en Teun Roosenburg achteraf. Maar de raffinaderijplannen gingen niet door. De Sjah van Perzië trok de steun voor het plan in en de Belgische regering Leburton kwam ten val. Teun Roosenburg kan er met tevredenheid op terug kijken.
Grondwaterafhankelijke natuurgebieden opgenomen in vergunning
GS MAKEN AFSPRAKEN OVER BRUINKOOLWINNING INDEN MET DUITSE OVERHEID GS hebben met de Bezirksregierung Arnsberg en RWE Power afspraken gemaakt over monitoring, herstel of schadevergoeding indien er op Limburgs grondgebied gevolgen van de grondwateronttrekking ten behoeve van bruinkoolwinning in Inden plaatsvinden. De Bezirksregierung Arnsberg heeft GS en de overige Nederlandse betrokkenen, waaronder de Milieufederatie Limburg, meegedeeld de afspraken op te nemen in de vergunning. De afgelopen maand hebben GS de gemaakte afspraken met beide partijen schriftelijk vastgelegd en verzonden aan de Bezirksregierung Arnsberg en RWE Power. Vervolgens heeft er op 17 mei overleg plaatsgevonden tussen de drie partijen. Met betrekking tot de te verlenen vergunning is met de Bezirksregierung (de vergunningverlenende instantie) het volgende afgesproken. In de toelichting en motivatie bij de vergunning wordt bepaald dat bij een grondwaterdaling van vijf centimeter of meer compenserende maatregelen moeten worden getroffen. Daartoe zullen de natuurgebieden die afhankelijk zijn van 28
grondwater expliciet in de vergunning opgenomen worden. Gedeputeerde Henk Evers: “Alleen als RWE Power kan aantonen dat de grondwaterdaling niet het gevolg is van de grondwateronttrekking van Inden hoeven zij geen maatregelen uit te voeren.” Ook wordt een door de Provincie nader gevraagd onderzoek naar de natuurgebieden in de omgeving van Schinveld opgenomen in de vergunning. Tot slot wordt een bepaling opgenomen dat schade van welke aard dan ook door vergunninghouder wordt hersteld of vergoed op zowel Duits als Nederlands grondgebied. De aanleiding voor de afspraken was een ver-
gunningsaanvraag van RWE Rheinbraun AG voor het onttrekken en afvoeren van grondwater ten behoeve van de bruinkoolmijn Inden. Deze aanvraag bevat een uitbreiding van 120 naar 135 miljoen m3. De uitbreiding betekent een verlaging van de grondwaterstandstand van enkele centimeters. Omdat de Provincie Limburg geen vergunning verleent als de onttrekking groter is dan 5 centimeter dienden GS in overleg met andere Nederlandse betrokkenen, onder meer de Milieufederatie Limburg, bezwaar in tegen het voornemen. Naast de Provincie Limburg zijn de gemeenten Onderbanken, Echt, Landgraaf, Brunssum en Kerkrade, de Stichting Milieufederatie Limburg, de N.V. Waterleidingmaatschappij Limburg, het Zuiveringschap Limburg, Staatsbosbeheer en het Waterschap Roer en Overmaas betrokken instanties. Nadere informatie afdeling Communicatie Provincie Limburg, (043) 389 88 74
SML-NIEUWS
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Inspraakreactie op Ontwerp Aanwijzing MAA
TWIJFELS AAN LEVENSVATBAARHEID, ZEKERHEID OVER BLIJVENDE OVERLAST In haar inspraakreactie op de Ontwerp Aanwijzing Luchtvaartterrein en de MER voor vliegveld Maastricht spreekt de Milieufederatie nogmaals haar twijfels uit over de levensvatbaarheid van de luchthaven. “Slecht onderbouwd en niet realistisch”, zo luidt de voornaamste kritiek. De ontwikkeling van de luchthaven In het toekomstplan van MAA wordt verondersteld dat tussen 2000 en 2010 een jaarlijkse groei van het aantal passagiers zal optreden van 11%, en tussen 2010 en 2015 van 7 %. De verwachte groei wordt vooral veroorzaakt door de perspectieven in wat heet het ‘low cost’-segment, prijsvechters als Ryanair, V-Bird en Easy Jet. Een onrealistisch uitgangspunt, zegt de Milieufederatie, en voert daarvoor een aantal redenen aan. • In het verleden is een dergelijk groeicijfer nooit gehaald; alle voorspelde doorgroei van MAA is nooit waargemaakt • De passagiersaantallen van 2000, 2001, 2002 en 2003 tonen aan dat tussen het eerste en het laatste jaar gemiddeld nauwelijks groei is opgetreden • De vergelijking met eerdere jaren (groei van gemiddeld 9% tussen 1980 en 2000) suggereert weliswaar dat er nog een schepje bovenop kan, maar houdt geen rekening met een in de loop der laatste jaren sterk veranderd marktgebied. Inmiddels zijn de vliegvelden van Charleroi, Bierset, Niederrhein en Eindhoven in hetzelfde segment en in deels dezelfde regio actief. Merkwaardig is daarom de opmerking in het MER dat “De luchtvaart sinds eind 2001 de sterke groei van de jaren daarvoor niet heeft kunnen voortzetten, maar dat de toekomstvisie van MAA niettemin van kracht blijft, zij het dat het bereiken van de verwachte aantallen passagiers is vertraagd.” Deze veronderstelling is niet op feiten gebaseerd en dus niet onderbouwd. • De genoemde vliegvelden zijn niet de enige die in dezelfde regio elkaar beconcurreren. Mönchen-Gladbach, Düsseldorf, KeulenBonn en Brussel vissen in dezelfde vijver. • Tot slot een vergelijkend cijfer: MAA mikt – als regionaal vliegveld – voor 2010 op 1 miljoen low cost passagiers (dus exclusief passagiers op lijnvluchten en zaken-
verkeer). Momenteel nemen vier miljoen Nederlanders het vliegtuig (de optelsom van Schiphol en alle andere regionale vliegvelden, inclusief MAA) (Volkskrant, 6/12/2003). Met andere woorden: de ambities van MAA staan ten opzichte van Nederland in zijn totaliteit op geen enkele wijze in verhouding. De regionale economie • De doorwerking van MAA op de regionale
economie “is naar verwachting het grootst indien men ruimte geeft voor het zakelijk luchtverkeer en de ontwikkeling van vluchten op Europese bestemmingen”, stelt de concept-Aanwijzing. Ook voor deze veronderstelling ontbreekt een plausibele onderbouwing. Zeker is wel dat dit ten koste zal gaan van het klassieke lijnvervoer, zo geeft de MER op pagina 33 toe. Daarbij komt dat de inkomsten als gevolg van het aantrekken van prijsvechters per definitie laag zijn. 29
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Hoe een en ander leidt tot een versterking van de regionale economie, blijft onduidelijk. • Wel is duidelijk dat het mikken op het ‘low cost’-segment grote risico’s inhoudt. De feiten bewijzen het. In Charleroi heeft Ryanair gedreigd te vertrekken als de opstelling van de Europese Commissie leidt tot hogere kosten voor de prijsvechter. In Beek illustreerde Ryanair met haar vertrek op treffende wijze de ‘footlooseheid’ van dit soort maatschappijen. Vliegveld Zestienhoven heeft inmiddels de conclusie getrokken dat men met dit soort maatschappijen liever niet samenwerkt. • Ook de stelling dat de luchthaven van belang is als vestigingsplaats voor bedrijven wordt niet door feiten onderbouwd. In het verleden heeft de gemeente Beek grote verliezen geleden omdat zij bedrijventerrein Technoport aan de straatstenen niet kwijt kon, vanwege de bepaling dat er zich slechts luchthavengebonden en -gerelateerde bedrijven mochten vestigen. Die bleken er simpelweg niet te zijn. Er was geen vraag van luchthavengerelateerde bedrijven. Pas nadat de beperkende voorwaarden uit het bestemmingsplan waren verwijderd trok de verkoop aan, en wel van bedrijven (kantoren en garages, etc.) die met vliegen niets van doen hebben. Uit niets blijkt, in tegenstelling tot hetgeen in de conceptaanwijzing wordt gesuggereerd, dat de Limburgse luchthaven doorslaggevend is bij de keuze van een vestigingsplaats. Het succes van de hier aanwezige en geprojecteerde bedrijventerreinen is veeleer een gevolg van de ligging langs de A2 (zichtlocatie, uitstekende wegontsluiting) dan van de aanwezigheid van MAA. • Luchtvaarteconomen als prof. Dr. J. de Wit en prof. Dr. P. Rietveld betwijfelen openlijk de levensvatbaarheid van de regionale luchthavens in Nederland (‘De regionale luchtvaart der volkeren’; uitgave van de 12 milieufederaties in samenwerking met de Stichting Natuur en Milieu; René Didde; oktober 2003). In een eerdere studie in het kader van het wetgevingstraject van het Rijk RKKL, zegt ook Buck Consultants dat de veronderstelling dat regionale luchthavens sterk bevorderlijk zijn voor de regionale economie, weliswaar een sterke overtuiging bij regionale bestuurders is, maar niet door feiten kan worden gestaafd. Het is vooral een perceptie die tussen de oren zit. 30
De Ke-contouren Naast het commentaar op de uitgangspunten van het plan, levert de Milieufederatie kritiek op enkele technische onderdelen, o.a. op de omvang van de geluidszone van 35 en 20 Ke. Hetzelfde commentaar geeft de Rijksplanologische Commissie en de Rijksmilieuhygiënische Commissie op het plan. De 35 Kegeluidszone uit de ontwerpaanwijzing niet geheel inpasbaar is in de randvoorwaarden van de PKB Maastricht. Duidelijk is in elk geval dat door de verruiming van de geluidscontour een verslechtering optreedt van het woon- en leefklimaat van degenen die wonen ten zuiden en zuidwesten van het vliegveld. Verwacht wordt dat deze verslechtering negatieve economische gevolgen heeft voor het toerisme in het Heuvelland. Een inschatting van de omvang daarvan ontbreekt. In de brief van 7 januari 1999 – waarbij de oostwestbaan door de Rijksoverheid werd afgeblazen – heeft het kabinet als randvoorwaarde bij de ontwikkeling van MAA opgenomen dat het streven erop gericht moet zijn om het aantal woningen binnen de 20 Kegeluidscontour te verminderen. Binnen deze zone bevinden zich 10% ernstig gehinderden, dus een dergelijk streven is uit oogpunt van bescherming van de omwonenden niet minder dan noodzakelijk. Die bepaling wordt echter volstrekt ontkracht door de toevoeging dat het streven niet verplichtend is als de exploitatiemogelijkheden van de luchthaven negatief worden beinvloed. Aldus degradeert het streven tot een holle frase. MAA zegt – uiteraard – dat de rendabiliteit dan onmogelijk zou worden. Een deugdelijke onderbouwing, waarbij b.v. wordt aangegeven waarom een variant met de inzet van stillere en minder grote vliegtuigen onmogelijk is, ontbreekt.
nachtrust (en daarmee de gezondheidsbelangen) van de omwonenden enigszins adequaat te kunnen beschermen. MAA zegt weliswaar 50% van de vrachtvluchten naar de periode van 7.00 tot 8.00 uur te willen verplaatsen, maar dit is slechts een stapje in de goede richting. Het voornemen laat onder meer de vakantievluchten buiten beschouwing, nog los van de vraag of MAA het voornemen kan afdwingen. De wijze waarop de extensieregeling wordt ingevuld is onacceptabel. Artikel 7 lid 5 van het ontwerp aanwijzingsbesluit maakt het mogelijk dat tussen 23.00 en 24.00 uur in bijzondere gevallen starts en landingen mogelijk zijn. Dit voornemen is strijdig met de toezegging van de Minister aan de Tweede Kamer dat onder de voorziene extensieregeling tussen 23.00 en 24.00 uur enkel aankomsten zullen zijn toegestaan (TK 20012002, 26893, nr. 36). Voor een vliegtuig dat in nood verkeert of een verlate landing als gevolg van extreme weersomstandigheden is dat evident. Het gegeven echter, dat landingen mogelijk zullen zijn als gevolg van het onverwacht toekennen van ATC-slots op de luchthaven van vertrek, mag geen reden zijn toestemming voor landing na het normale sluitingsuur. Volstrekt onacceptabel is het toestaan van starts vanaf MAA als de ATCslots op de luchthaven van bestemming ertoe leiden dat de vlucht bij een vertrek voor 23.00 uur vanaf Beek kunstmatig lang zou worden. Een dergelijke bepaling kan leiden tot het fundamenteel ondergraven van de nachtsluitingsmethodiek tussen 23.00 en 06.00 uur.
Met deze puur economische gemotiveerde openstelling van MAA zijn de toekomstige overlast, gezondheidsschade en economische schade een gegeven. Tot in lengte van jaren zal prioriteit worden gegeven aan de belangen van MAA boven die van de omwonenden binnen de 20 Ke-zone.
Kleine Luchtvaart Onlangs werd bekend dat de vliegschool vanaf Beek zal vertrekken naar Portugal. De Milieufederatie en de omwonenden vinden dat daarom de geluidsruimte voor de kleine luchtvaart aangepast moet worden aan de actualiteit. Al jaren is de geluidshinder door de kleine luchtvaart een grote bron van ergernis voor de omwonenden. Nu de noodzaak ontbreekt om nog langer grote aantallen vluchten te accommoderen, moet de kans om van dit soort overlast af te komen worden benut.
Openingstijden Voor MAA zal een nachtsluiting gelden van 23.00 tot 06.00 uur, met een extensieregeling (openstelling voor noodgevallen) tussen 23.00 en 24.00 uur. De Milieufederatie Limburg is van mening dat een sluiting van minimaal 23.00 tot 07.00 is vereist om de
Milieukader De Milieufederatie signaleert ten aanzien van het toekomstig milieubeleid de volgende ontwikkelingen: • Internationaal wordt gewerkt aan verscherping van de normen voor koolstofoxiden en stikstofdioxide.
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
• Het NMP-4 stelt dat de milieukwaliteit in Nederland weliswaar verbetert maar dat extra-inspanningen nodig zijn om milieudoelstellingen op het gebied van geluidhinder en luchtkwaliteit te bereiken. • De bijdrage van de luchtvaart aan het klimaateffect wordt elk jaar groter. In 2010 zal ongeveer 10 procent van de Nederlandse uitstoot van broeikasgas gerelateerd zijn aan luchtvaart. Dat cijfer is veel hoger dan de officiële statistiek laat zien. Het internationale luchtverkeer wordt n.l. niet meegerekend in het klimaatverdrag van Kyoto, dat de uitstoot van broeikasgas moet verminderen. Het is een tekort dat in het MER geen aandacht wordt besteed aan de negatieve broeikaseffecten van het bevorderen van het vliegen, zeker voor MAA dat zich toelegt op prijsvechters en de nieuwe categorieën passagiers die door dit deel van de sector worden aangeboord. • Ten aanzien van de normstelling voor externe veiligheid voor de kleine en regionale luchtvaartterreinen heeft het kabinet uitgesproken dat deze zal worden vastgelegd in een nieuw hoofdstuk in de Wet Luchtvaart.
Een en ander betekent dat de luchtvaartsector in de nabije toekomst te maken zal krijgen met verscherping van de normen. De Milieufederatie stelt daarom voor in de definitieve aanwijzing een bepaling op te nemen, dat na het van kracht worden van de nieuwe regelgeving, deze binnen een redelijke termijn (b.v. twee jaar) wordt ingebouwd in de nu gevraagde Aanwijzing. Daarmee kan worden voorkomen dat voor MAA nog jarenlang een vergunning van kracht is die niet meer bij de tijd is en ten opzichte van andere vliegvelden oneerlijk concurrerend werkt. Ten aanzien van de factor externe veiligheid valt niet in de zien waarom de luchtvaart niet aan de externe veiligheidseisen van de industrie zou hoeven te voldoen. Vergelijking met DSM leert dat in de omgeving van MAA een hogere kans op een calamiteit met dodelijke afloop wordt geaccepteerd dan rond DSM. Tot slot Luchthaven MAA is de slechtst gelegen regionale luchthaven van Nederland, met dien verstande dat zij voor de omwonenden relatief de meeste overlast oplevert. De ligging
in het drukbevolkte en kleinschalige ZuidLimburg is daaraan debet. Door de Rijksoverheid werd dit in het verleden openlijk erkend. In 1996 schreven de ministers van EZ, VenW en VROM aan de Tweede Kamer dat ‘de huidige start- en landingsbaan van de luchthaven Maastricht, de noord-zuidbaan relatief ongunstig ligt ten opzichte van de omringende woonbebouwing. Een verdere ontwikkeling van luchthaven Maastricht met uitsluitend een noord-zuidbaan zou uit oogpunt van geluidsoverlast onaanvaardbare consequenties hebben voor het woon-en leefklimaat in de regio’ (TK 1996-1997, 25089, nr. 4). Toen was echter de oost-westbaan nog in beeld en vervulde deze frase een functie in de politieke pleidooien voor de absolute noodzaak van aanleg van die baan. Nu de oostwestbaan van het toneel is verdwenen, geldt deze vaststelling kennelijk niet meer. Betreft het hier een voorbeeld van voortschrijdend inzicht of van opportunistisch politiek gedraai? Wij houden het op het laatste. Hub Bemelmans
NATIONALE LUCHTVAARTSCHOOL VAN MAA NAAR PORTUGAL De Nationale Luchtvaartschool, een volledige dochter van Canadian Aviation Electronics, gaat haar gehele vliegoperatie verplaatsen van Maastricht Aachen Airport naar haar vestiging in Evorà (Portugal). CAE verwacht met deze investering haar positie in Europa met betrekking tot vliegopleidingen verder te verstevigen. Per 1 januari 2000 is de NLS in samenwerking met haar Portugese partners en subsidie van de EU van start gegaan met het eerste deel van haar vliegopleidingen te Evorà. Sindsdien waren de inspanningen erop gericht de activiteiten in Portugal de concentreren. Portugal heeft inmiddels de Europese regelgeving met betrekking tot de inrichting van vliegopleidingen en brevettering van vliegers (JAR FCL) volledig geïmplementeerd en dat maakt de weg vrij om de gehele kwalitatief hoog staande NLS vliegopleiding in Portugal te verzorgen. “Het besluit is niet alleen ingegeven door de betere weersomstandigheden in Portugal. Toenemende beperkingen die voortvloeien uit milieuregelgeving en restricties opgelegd door de verkeersleiding in Nederland spelen ook een rol, net als het kostenaspect. Als gevolg van een terugtredende overheid worden de kosten op Maastricht-Aachen Airport hoger (lees: men moet zijn eigen broek ophouden; red.), waardoor de NLS genoodzaakt is om passende maatregelen te nemen teneinde haar prominente plaats als Flying Training Organization (FTO) in Europa te behouden”, aldus de verklaring van de NLS. De NLS blijft onder andere gericht op de Nederlandse markt en zal haar selectie en theorie opleidingen op haar vestigingen in Maastricht en Amsterdam blijven verzorgen, evenals een deel van de simulator training. Het laatste deel van de praktische vliegopleiding, de Multi Crew Coordination Course (MCC) welke plaatsvindt op één van CAE’s Full Flight Simulators (vluchtsimulatoren) zal op een van de training centra van het moederbedrijf CAE blijven plaatsvinden, waardoor een optimale aansluiting bij de luchtvaartmaatschappijen wordt gerealiseerd. Meer informatie: Drs. Walter H. Visser, Direkteur B.V. Nationale Luchtvaartschool (NLS) (023) 567 17 02,
[email protected]
31
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
SML-NIEUWS
Tweede Kamer stelt behandeling arbitrageverdrag IJzeren Rijn uit
STILZWIJGENDE GOEDKEURING VERHINDERD Het luiden van de alarmbel over het voornemen van Minister Bot van Buitenlandse Zaken om het arbitrageverdrag tussen Nederland en België over de IJzeren Rijn stilzwijgend door het parlement te loodsen, heeft voorlopig succes gehad. Het Samenwerkingsverband IJzeren Rijn Midden-Limburg, verklaard tegenstander van het reactiveren van het historisch tracé van de IJzeren Rijn, was op het spoor van het ministeriële voornemen gezet door door een publicatie in de Staatscourant. van Nederland en België besloten om op korte termijn tot een procedure voor geschillenbeslechting te komen. Overeengekomen is het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag in te schakelen.
“Stilzwijgende goedkeuring ligt voor de hand; als de parlementariërs het verdrag ‘uitdrukkelijk’ willen goedkeuren, dan moeten zij dat uiterlijk op 17 juni kenbaar maken”, aldus de publicatie. Het Samenwerkingsverband deed daarop een dringend beroep op de Tweede Kamer om vóór 17 juni kenbaar te maken dat van een stilzwijgende goedkeuring geen sprake kan zijn. “Een dergelijk ingrijpend besluit kan toch niet zonder enige behandeling in het parlement worden genomen”, zo werd de Tweede Kamer voorgehouden. Bij de ondertekenaars van de brandbrief ontbreekt de Provincie Limburg. Het waarom daarvan is onduidelijk. Tot nu toe trok de Provincie samen op met de gemeenten Roerdalen, Roermond, Weert, Heythuysen, Swalmen en Cranendonck, Staatsbosbeheer Regio Zuid, de Kamer van Koophandel Limburg Noord en de Stichting Milieufederatie Limburg. De Regio Noord- en MiddenLimburg ondersteunt het Samenwerkingsverband. Het Samenwerkingsverband is voor een goede en duurzame spoorverbinding tussen de Antwerpse haven en het Duitse achterland maar tegen de reactivering van het historische 32
tracé van de IJzeren Rijn door Midden-Limburg. Dit vanwege onaanvaardbare schade aan het leefmilieu voor mens, dier en plant in de regio en omdat er vooralsnog een beter alternatief voorhanden is: de spoorverbinding via het Belgische Montzen, ten zuiden van Zuid-Limburg. In het verleden is dit meerdere keren, onder andere in verschillende rapporten, aan de Kamerleden uiteengezet. Daarbij is ook aangegeven dat de reactivering voor de regio Midden-Limburg geen enkele economische meerwaarde inhoudt. In de brief wijst het Samenwerkingsverband ook op een aperte onjuistheid in het artikel in de Staatscourant: “In 2000 is besloten dat de te reactiveren IJzeren Rijn tussen Antwerpen en Duitsland via het historische tracé langs Roermond zou gaan lopen”. Dit is onjuist. Een formeel besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat is nooit genomen, omdat de minister nooit een ontwerp-tracébesluit heeft genomen, zoals is voorgeschreven in de Tracéwet. Omdat België en Nederland het niet eens kunnen worden over de kosten van de reactivering en de verdeling van de financiële risico’s is in december 2002 in Kopenhagen door de ministers-presidenten
Het in juni naar het parlement gestuurde verdrag omvat de te arbitreren vragen, die samengevat inhouden of – naast Nederlandse – ook Belgische regelgeving op de reactivering van de IJzeren Rijn van toepassing is. “Bij de vragen is aangegeven dat België en Nederland het erover eens zijn dat België recht heeft op de heringebruikneming van het historische tracé. Dit is echter nimmer door het parlement bekrachtigd. Het lijkt er nu op dat door stilzwijgende goedkeuring te verlenen aan het verdrag inclusief de daarbijbehorende arbitragevragen u als parlementariërs eveneens stilzwijgend instemt met het reactiveren van het historische tracé van de IJzeren Rijn”, aldus de Roermondse wethouder Gerard IJff, voorzitter van het Samenwerkingsverband IJzeren Rijn. “Het moge duidelijk zijn dat wij u vragen de vereiste actie te ondernemen en het verdrag niet stilzwijgend goed te keuren maar de fundamentele vraag over de reactivering te bespreken in de Tweede Kamer.” De brief heeft succes gehad. Diverse fracties hebben om behandeling in de Kamer gevraagd. Dat betekent dat de fundamentele discussie waarom het samenwerkingsverband vraagt, over de zomervakantie heen wordt getild. In de oorspronkelijke opzet werd in september de uitspraak verwacht van het Hof van Arbitrage. Of dit zal gebeuren nu het staatsverdrag tussen beide landen nog niet is goedgekeurd, is onduidelijk. Het Hof zou immers uitspraak moeten doen over vragen waarover beide landen het per verdrag eens zouden moeten zijn. Hub Bemelmans
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
GROENLINKS WIL NACHTSLUITING MAURITSTERMINAL Soms blijkt de afstand tussen politiek en burger minder klein dan verondersteld. Wat niet wil zeggen dat er geen kloof gaapt tussen wat de overheid wil en wat de burger wil. Op 13 juli vond in de Geleense wijk Krawinkel een door rond de 300 buurtbewoners bijgewoonde informatieavond plaats van de Gemeente Sittard-Geleen en de Provincie Limburg. Aan de orde was de voorziene uitbreiding van rangeeractiviteiten op het aangrenzende Chemelotterrein (oud DSM-terrein). De bewoners vrezen dat de leefbaarheid van de woonbuurt Krawinkel ernstig gevaar loopt. De informatiebijeenkomst heeft de ongerustheid onder de bewoners eerder bevorderd dan doen afnemen. Op de naast de woonbuurt gelegen Chemelotsite (het vroegere DSM-terrein) is een sterke groei van railactiviteiten voorzien plus de mogelijke komst van een grote Rail Terminal Maurits. In een recent rapport op verzoek van de omwonenden heeft de GGD Westelijke Mijnstreek een kritisch advies over de plannen uitgebracht, waaruit blijkt dat piekgeluiden in de nacht zullen leiden tot forse hinder en slaapverstoring. Dat komt de volksgezondheid niet ten goede. De GGD schrijft “dat gezondheidseffecten door langdurige hoge geluidsbelasting plaats vinden door slaapverstoring en stressmechanismen. Dit kan leiden tot concentratiestoornissen, hoge bloeddruk, hoofdpijn, ischemische hartklachten, stemmingswisselingen en dergelijke.” De GGD acht op grond van de reeds bestaande hoge geluidsbelasting in deze wijk een toename onwenselijk. De GroenLinksfractie in de gemeenteraad van Sittard-Geleen en de Statenfractie Limburg hebben inmiddels de aandacht van de provinciale en plaatselijke politiek gevraagd voor de kwestie. In schriftelijke vragen dringen
WAT VINDT DE MILIEUFEDERATIE ERVAN? De Milieufederatie is betrokken geweest bij de provinciale discussie over verplaatsing van het rangeren van het in de stad gelegen NS-emplacement Sittard naar het terrein van Chemelot bij Geleen en de oprichting van de Rail Terminal Maurits. Verplaatsing werd al jaren bepleit vanwege de onveiligheid die het rangeren in Sittard met zich brengt en vanwege de ernstige nachtelijke hinder voor de omliggende woonbuurten. Het verplaatsen naar het voormalige DSM-terrein bij Geleen betekent per saldo milieuwinst, doordat er veel minder bewegingen nodig zijn over het spoor Sittard-Geleen. Bovendien is de veiligheidssituatie bij Geleen minder problematisch. De Milieufederatie onderschrijft de voorgenomen verplaatsing onder de voorwaarde dat daarmee het probleem niet wordt afgeschoven naar Geleen. Dit is van meet af aan toegezegd door de Provincie Limburg, Chemelot en de gemeente. De nieuwe situatie bij Geleen mag niet verslechteren ten opzichte van de bestaande. Wij vinden dat die belofte gestand moet worden gedaan. In het voorstel om de terminal een nachtsluiting op te leggen kunnen wij ons vinden. Het is een oplossing die recht doet aan het belangrijkste uitgangspunt van duurzaam beleid, n.l. dat nieuwe ontwikkelingen rekening moeten houden met de drie p’s van people, planet en profit.
zij er bij de Colleges van BenW en GS op aan om zich bij de verdere ontwikkeling naar een Rail-terminal Maurits sterk te gaan maken voor een nachtelijke sluiting. Tussen 23.00 uur ’s-avonds en 7.00 uur in de ochtend dient de Rail Terminal te worden gesloten en moet verboden worden om in die nachtelijke uren piekgeluiden te veroorzaken bij het rangeren. Door in te zetten op nachtelijke sluiting komt de weg vrij voor draagvlak voor de ontwikkeling van RTM. Als RTM echter 24 uur overlast bezorgt, kan op weinig begrip bij de bevolking worden gerekend. Het leefklimaat en de gezondheid van duizenden inwoners dreigen dan wezenlijk te worden aangetast.
Jan Muijtjens, Gemeenteraadslid Berry van Rijswijk, Statenlid GroenLinks
33
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Factor 10
EEN PROFIJTELIJKE STRATEGIE, OOK VOOR GEMEENTEN Op 10 juli vond in het Gouvernement te Maastricht een symposium plaats over voorbeelden van duurzaam gemeentelijk beleid in de Euregio. Een opvallende bijdrage was die van Klaus Dosch, medewerker van de Aachener Stiftung Kathy Beys. Willen we het in de toekomst op wereldschaal leefbaar houden dan moet drastisch bezuinigd worden op het verbruik van grondstoffen. Het verbruik moet met een factor 10 terug, aldus de inleider. Bij voorbaat een utopie of liggen op gemeentelijk niveau reële kansen? Klaus Dosch Aachener Stiftung Kathy Beys
Onafwendbaar komen grote veranderingen op ons af in de vorm van een drastische verbetering van de productiviteit van onze natuurlijke grondstoffen. Ook voor gemeenten lijkt het voordeliger nu tot de trendsetters te behoren dan op een later tijdstip met grote inspanningen op een met grote snelheid rijdende trein te moeten springen. Zo'n strategie, die aan de basis zou moeten liggen van alle Agenda 21-projecten, kan voor een herkenbare samenhang zorgen in het bonte palet van Agendaprojecten, het draagvlak ervoor vergroten en daarbovenop voor de gemeenten stevige economische voordelen met zich mee brengen. Agenda 21: Aken als voorbeeld Agenda 21, als proces om steden en gemeenten op weg te helpen naar een solidaire en duurzame toekomst, mag als mislukt worden beschouwd. Ik wil dit in het kort illustreren aan het voorbeeld van de stad Aken. Ik had waarschijnlijk iedere andere stad of gewest kunnen kiezen. Al bij de homepage van de stad Aken op Internet valt op dat voor een toekomst in de betekenis van Agenda 21 in Aken geen bijzondere plaats is ingeruimd. Een verwijzing naar Agenda 21 is er niet. Wie zich tenslotte door de veelheid van informatie heeft geworsteld en de Visie Aken 2020 heeft ontdekt, ziet zijn eerste indruk bevestigd. Als laatste maatregel, nog na de moderni34
sering van het Tivolistadion, staat de kryptische zin: “Aken versterkt de maatregelen, gericht op Agenda 21”. Het heeft het Agenda 21 team ongetwijfeld veel werk en energie gekost deze zin te laten opnemen in de toekomstvisie van de stad, een visie die nadrukkelijk door andere ambtelijke sectoren en door de politiek werd geformuleerd. Beter kan niet worden geillustreerd dat de Agenda 21 in elk geval in Aken niet serieus wordt genomen maar op zijn hoogst wordt geduld. Wat is de oorzaak van dit bestaan-in-de-marge? Bij een analyse van de Agenda 21-projecten in Aken blijkt als eerste het ontbreken van onderlinge samenhang. De acties getuigen op zichzelf zeker van engagement en zijn te prijzen, maar zij vormen geen onderdeel van een overkoepelende duurzaamheidsstrategie. Ik wil het Agenda-team daarmee niet blameren. Waarschijnlijk hebben zij het maximaal mogelijke gehaald uit een situatie, waarin de politieke en ambtelijke top van de stad niet van de duidelijke voordelen overtuigd is, die een ambitieuze invulling van Agenda 21 voor een stad kan betekenen. Een voorbeeld. Aken werd als één van vier steden in Noordrijnwestfalen (NRW) gekozen tot ‘Ecologische Stad van de Toekomst’. Onder deze vlag vielen talrijke projecten. Maar nauwelijks was het project Ecologische Stad van de Toekomst afgesloten, of een van de meest waardevolle binnenstedelijke groene
ruimten, het prachtig verwilderde stadspark ‘Altes Klinikum’ werd uit puur economische motieven verkocht en voor een bouwproject vrij gegeven. Oh ironie: precies dit park ‘Altes Klinikum’ was een van de voorbeeldprojecten van de Ecologische Stad van de Toekomst. Tussen basisprincipes van Agenda 21 enerzijds en economische argumenten anderzijds gaapt kennelijk in het wereldbeeld van de besluitvormers in de politiek en de ambtenarij nog steeds een geweldige kloof. Agenda 21 werd als avontuurlijke speeltuin voor de milieuorganisaties en de ‘Eén-wereldbeweging’ in het leven geroepen en van een beperkt budget voorzien. Onbewust of bewust werd vermeden de vraag naar een overkoepelende strategie te stellen. In het volgende wil ik uitwerken hoe zo’n strategie eruit kan zien en waarom Factor 10 als de kern daarvan zowel in de zin van Agenda 21 is, alsook zeer duidelijke voordelen voor de gemeente heeft. Factor X - in elk geval onvermijdelijk Om de onvermijdelijkheid van Factor Xstrategieën (d.w.z. strategieën die de benuttingsgraad van onze natuurlijke grondstoffen met een factor X verhogen) voor de middellange en lange termijn aan te tonen, moeten we allereerst een aantal cijfers verduidelijken. Op dit moment beschikt 20% van de mensheid (circa 1,2 miljard mensen) over 80 tot 85% van de wereldwijde welvaart (uitgedrukt in BNP). De rest van de wereld (bijna 5 miljard mensen) moet uitkomen met het overschot van 15 tot 20%. Het Bruto Wereld Product bedroeg rond de eeuwwisseling ongeveer 29 biljoen USDollar. (29 x 10-12 USD). Daarvan komen 23 biljoen op rekening van het welvarende deel van de mensheid en blijft circa 5,6 biljoen over voor de rest van de wereld. Momenteel groeien
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Als men vervolgens ook rekening houdt met de verwachte bevolkingsgroei, die de OECDlanden doet groeien tot 1,4 miljard mensen en de rest van de wereld tot 7,6 miljard, dan resulteert daaruit, in combinatie met het boven berekende BBP per hoofd van de bevolking, een Wereld Sociaal Product dat zes maal hoger ligt dan het huidige. Het moet nogmaals worden herhaald: Onder realistische aannamen treedt een verzesvoudiging op van het Wereld Sociaal Product in de komende 50 jaar. Daar het grondstoffenverbruik min of meer lineair gekoppeld is aan het inkomen per hoofd Sociaal Product, zal ook het wereldwijde verbruik van grondstoffen dramatisch toenemen.
met name de staten in Indochina met overweldigende cijfers. Als wij aannemen dat deze staten in de komende 50 jaar een welvaartsniveau bereiken dat vergelijkbaar is met de in mei 2004 bij de EU binnengekomen nieuwe staten, bijvoorbeeld Hongarije (ongeveer de helft van het Bruto Binnenlands Produkt (BBP) per hoofd van de OECD-landen), dan verandert dit beeld op dramatische wijze. Het Bruto Binnenlands Product van het rijke deel blijft, zo veronderstellen wij, constant;
de rest van de wereld vertienvoudigt (!) zijn welvaart. Daaraan ten grondslag ligt een nogal pessimistisch ingeschatte jaarlijkse groei van 4,5 tot 5%. In deze rekensom leidt de vertienvoudiging van het Bruto Sociaal Product (BSP) van de niet-OECD-staten tot een verdrievoudiging van het Sociale Product wereldwijd. Omdat echter ook in de OECD-landen groei wordt nagestreefd, met 2% per jaar eveneens conservatief ingeschat, groeit hun BSP met een factor 2,5. Voor het Wereld Sociaal Product leidt dat reeds tot een stijging met een factor 4!
De uitweg uit deze ontwikkeling is heel eenvoudig: De economieën moeten hun welvaart bereiken met gebruikmaking van slechts een beperkt deel van de natuurlijke hulpbronnen. Als de groei van het BBP ontkoppeld wordt van het grondstoffenverbruik, zullen de groeiratio’s bij het grondstoffenverbruik lager uitpakken dan de stijging van het Sociaal Product. In Duitsland doet zich deze ontkoppeling momenteel voor, hier daalt het specifieke grondstoffenverbruik jaarlijks met ongeveer 2 procent. Maar omdat de economie in totaal met ongeveer ditzelfde percentage groeit, blijft het absolute grondstoffenverbruik, in weerwil van deze relatieve verbetering, min of meer constant. Aangenomen, dat een dergelijke verbetering met 2% per jaar van de grondstoffenproductiviteit slaagt, dan kan in elk geval worden bereikt dat een verzesvoudiging van het Wereld Sociaal Product gepaard gaat met slechts een stijging van het grondstoffenverbruik met een factor 2,5. Als er wereldwijd consensus over zou bestaan dat het huidige verbruik van grondstoffen op wereldschaal ook in de toekomst - ondanks groei van het Wereld Sociaal Product - niet zou mogen toenemen, dan moet de grondstoffenproductiviteit jaarlijks op zijn minst met 4 procent groeien. De ‘diarree-economie’ met Factor X gezond maken Een verdubbeling van de huidige inspanningen ter verbetering van de productiviteit, met de grondstoffen in Duitsland en in vergelijkbare mate ook in Nederland en België, lijkt bijna utopisch.Voor de beoordeling van deze opgave lijkt het zinvol, in te gaan op de overal 35
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
duidelijk ecologische component. Aan het economisch effect van deze verspilde grondstoffenstromen die in de economieën binnenkomen en er meteen weer uit gaan, wordt momenteel weinig aandacht besteed. Ofschoon de winning van deze grondstoffen, het transport ervan, de verdere verwerking en de behandeling als afvalstof het BBP doen stijgen – het gaat immers om een economisch product – staat tegenover deze investering geen tegenwaarde. Het maakt slechts de welvaartsgroei in de vorm van gebouwen, infrastructuur en duurzame gebruiksgoederen duurder. Het omgekeerde ervan maakt het directe voordeel duidelijk van ‘grondstofproductieve’ goederen: Hoe geringer de 'vergeefs' opgewekte goederenstromen, hoe goedkoper wordt in principe ook het product. Zo’n systematische daling van de kostprijs van producten door verbetering van de grondstofproductiviteit heeft natuurlijk effect op de economie. De Kathy Beysstichting te Aken heeft de effecten daarvan op de groei van de economie en werkgelegenheid laten onderzoeken door vooraanstaande economische instituten. De uitkomsten van deze studie zijn veelbelovend. Onder een aantal voorwaarden ten aanzien van de loonontwikkeling kunnen met gelijktijdige verbetering van de grondstofproductiviteit met 2% per jaar, in een periode van 10 jaar in Duitsland 760.000 extra arbeidsplaatsen worden geschapen. Het Bruto Binnenlands Product neemt zelfs met 10% toe en het begrotingsresultaat van de Bondsrepubliek Duitsland komt 21 miljard Euro hoger uit. Een deel van de brandende problemen van dit moment in Duitsland, zou alleen al opgelost kunnen worden dat een beetje minder energie en grondstoffen worden gebruikt!
gebruikelijke toepassing van grondstoffen in deze geindustrialiseerde landen. Het enorme potentieel dat verborgen ligt in een rationele omgang met grondstoffen, wordt zichtbaar uit een onderzoek van het World Resources Institute uit het jaar 2000. Van de totale materiaalinput die in 1996 in Duitsland werd aangewend, kwam 82% weer uit de economie vrij als emissies en afval. Slechts krap 18% van de grondstoffen hebben de economie materieel rijker gemaakt, zijn 36
dus vastgelegd in duurzame gebruiksgoederen, gebouwen of infrastructuur. Van het overwegende deel kan dus worden afgezien, ofschoon natuurlijk ook ‘door de economie heen gesluisde’ deel het Bruto Binnenlands Product verhoogt, daar dit in brede zin een economische prestatie is. Friedrich Schmidt-Bleek, de bedenker van de ‘Ecologische rugzak’ en het Factor 10 concept, betitelt deze wijze van economie bedrijven treffend als ‘Diarree-economie’. Deze verspilling van grondstoffen heeft niet alleen een
De voordelen van dergelijke Factor X-strategieën voor verbetering van de grondstoffenproductiviteit zijn natuurlijk al lang bekend. Zij zijn als essentieel bestanddeel neergelegd in talrijke duurzaamheidsstrategieën. • Oostenrijk wil een Factor 10 bereiken in het jaar 2050 • Duitsland wil Factor 2,5 in 2020 • In Zweden is Factor 10 geaccepteerd maar nog niet concreet geoperationaliseerd • In Nederland is de implementatie van een ‘dematerialiseringsindicator’ neergelegd in NMP 4 • In België tenslotte zou een stijging van de
SML-NIEUWS
grondstoffenproductiviteit met Factor 4of Factor 10-concepten moeten worden bereikt, met dien verstande dat dit de economie niet mag schaden • De EU-Commissie roept op tot de ontwikkeling van concrete doelen voor het bevorderen van de grondstoffenefficiëntie en de vermindering van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Hoe kan een Factor X grondstoffenproductiviteit daadwerkelijk dichterbij worden gebracht? Over de mogelijkheden hiervan zijn talrijke boeken verschenen. In het volgende worden daarom slechts in het algemeen de mogelijkheden tot het verhogen van de grondstoffenproductiviteit geschetst. Voor het doen stijgen van de productiviteit, kan in het algemeen de output worden opgevoerd of de input worden verminderd. De grondstoffenverbruiksdoelstelling voor de economie in het algemeen zijn gedefinieerd: Een jaarlijkse verbetering met een quotiënt van 4 procent is noodzakelijk om bij gelijkblijvende input (van het wereldwijde grondstoffenverbruik) de gewenste output (verzesvoudiging van het Wereld Sociaal Product vanwege welvaartsherverdeling) te bereiken. Meer mogelijkheden worden duidelijk als men de grondstofproductiviteit van producten en diensten in ogenschouw neemt. Reductie van de input • Een lichtere constructie van het product, d.w.z. minder toepassing van hetzelfde materiaal • Het toepassen van andere, vervangende materialen, waarvoor bij de productie minder natuurlijke grondstoffen nodig zijn • Het voorkomen van afval, recycling, etc.. Vergroting van de output • Verlenging van de levensduur. De eenmaal geinvesteerde grondstoffen geven aldus over een langere periode meer nut. Hiervoor is echter vaak een andere constructie van het product nodig: onderhoudsvriendelijk, op te waarderen, langlevend • Meervoudig gebruik. Een apparaat kan meer apparaten vervangen. Als voorbeeld kunnen dienen de multifunctionele apparaten bij electronische dataverwerking: scanner, printer en kopieëermachine in één apparaat. • Intensievere productbenutting. In plaats
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
van een product slechts af en toe te benutten, kan het door meer personen in een grotere frequentie worden benut. Heel duidelijk is deze strategie bij het vliegen: Voor een vlucht naar de VS hoeft men geen vliegtuig te kopen, er wordt er eenvoudig een benut. Meestal gaan ‘benutten-’ in plaats van ‘bezitten-strategieën’ samen met een verbeterde benuttingsintensiteit. • Een verandering van de eigendomsverhoudingen van het product kan de grondstoffenproductiviteit vergroten. Als een apparaat in bezit blijft bij de producent, die het aan de benutter verhuurt, dan heeft de producent er automatisch belang bij het apparaat zo vaak mogelijk te verhuren. Hij zal daarom kiezen voor een langlevende en onderhoudsvriendelijke constructie. Hoe anders zijn de belangen van de producent die apparaten wil verkopen: Het apparaat wordt zo gebouwd dat het slechts een paar jaar langer mee gaat dan de garantietermijn voorschrijft. Voordelen van Factor X- strategieën op plaatselijk niveau De economische voordelen van groei van de grondstoffenproductiviteit werden al ter sprake gebracht. Ook op gemeentelijk niveau zijn die voordelen er. • Een verbetering van de grondstoffen- c.q. energie-efficiëntie maakt het mogelijk zich los te koppelen van de stijgende energiec.q. grondstofprijzen. Bovendien betekenen maatregelen tot het doen dalen van de energiekosten werkgelegenheid voor de plaatselijke handwerksbedrijven en de plaatselijke bouwmaterialenhandel. • De plaatselijke schepping van waarde wordt gestimuleerd; zo wort bijvoorbeeld bij verlenging van de levensduur intensief onderhoud en instandhouding noodzakelijk, die normalerwijze door plaatselijke arbeidskrachten worden geleverd.
Gemeenten hebben een groot vraagpotentieel naar producten. Bij allerhande inkoop van producten kunnen door gemeenten eisen ten aanzien van grondstoffenproductiviteit worden gesteld. Daar de leveranciers informatie over grondstoffeneffectiviteit moeten leveren over de levenscyclus van het product, zouden ook inlichtingen gevraagd moeten worden over levenscycluskosten. Aldus worden merendeels grondstofeffectievere contracting-aanbiedingen transparant, vergelijkbaar met inkoop-opties. Beleidsterrein bouwen en wonen De verreweg grootste grondstoffenstromen doen zich voor op het gebied van bouwen en wonen. Hier kunnen gemeenten echter pioniersarbeid verrichten. Zij kunnen analoog aan de vele jaren geleden voor het eerst geëiste isolatiewaardecertificaat een grondstoffeneffectiviteitscertificaat eisen. Gebouwen die een zekere maximale hoeveelheid nietvernieuwbare grondstoffen per vierkante meter vloeroppervlak overschrijden, zouden dan niet meer in aanmerking komen voor een vergunning. Na doorontwikkeling van de technische vooruitgang zou deze maximumgrens, zoals dat ook bij de isolatieverordening gebeurt, stapsgewijs verlaagd kunnen worden.
Actiemogelijkheden voor gemeenten Voor een stijging van de grondstofproductiviteit zullen wezenlijke impulsen moeten uitgaan van de nationale regeringen, die economische voorwaarden moeten definiëren zoals op het gebied van belastingwetgeving en heffingen. Desondanks zijn er op lokaal niveau een aantal mogelijkheden om signalen voor een duidelijke verbetering van de grondstofproductiviteit af te geven. De macht van de gemeente als consument 37
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
SML-NIEUWS
Bloeiende planten gebaat bij maaibeheer
IKL AAN DE SLAG IN BUITENGEBIED PARKSTAD De stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg, IKL spant zich de komende zomer met zeis en bosmaaier in voor het behoud van de bloemrijke natuurelementen in de buitengebieden van Parkstad. De IKL-medewerkers maaien deze zomer meer dan 50 natuurterreintjes in Zuid-Limburg. Het maaisel wordt afgevoerd. De stichting IKL krijgt daarbij de hulp van de gemeenten Simpelveld, Kerkrade, Heerlen, Nuth en Voerendaal, maar ook van actieve IVN-afdelingen en andere vrijwilligers. De op dit ogenblik in bloei staande bloemrijke hooilanden,kalkgraslanden, schraallanden en moerasgebiedjes zijn op dit ogenblik hele aantrekkelijke, maar ook buitengewoon belangrijke groene schakels. De rijkdom aan planten is namelijk heel groot, bovendien zijn heel veel vlinders, bijen en andere insekten afhankelijk van deze bloemen en vliegterreinen. Door de planten gericht te maaien, zorgt IKL er voor dat de karakteristieke flora en fauna behouden blijft. Rijkdom aan soorten Het lijkt in strijd met elkaar, het maaien of begrazen van plantenrijke hooilanden, kalkgraslanden, schraallanden en moerassen tijdens de zomerse bloei. Wanneer er echter niet begraasd of gemaaid zou worden, dan zouden de gebieden snel verruigen. De rijkdom aan soorten neemt daarmee zienderogen af. Dit inzicht leeft niet alleen bij ervaren tuiniers, maar evenzeer bij professionele natuurbeheerders die schapen op de kalkgraslandjes of runderen in de natte hooilanden inzetten. Grotere natuurgebieden als beekdalgraslanden, bonte bloemenweiden en kalkgraslanden worden ook wel machinaal gemaaid, waarna het maaisel in hooibalen of in plasticfolie gewikkelde pakken wordt verzameld als veevoer. Maatwerk met de zeis Machinaal maaien is vanwege de variatie aan terreinomstandigheden echter niet overal mogelijk. Vandaar dat IKL in particuliere of gemeentelijke landschapselementen maatwerk levert. Plaatselijk met de zeis, maar door die gerichte aanpak juist heel effectief. Dat is het geval in gebieden die te vochtig zijn als het Rennemigerveld in Heerlen; het ‘hangveen’ de Peschbeemden in Kerkrade en het gebied van de Platsbeek in Nuth. Bij de Karstraat in Voerendaal en de Keverberg in Simpelveld is het gebruik van machines niet gewenst, vanwege de oneffenheden in het terrein en de aanwezigheid van mierenhopen. Ook de toegangkelijkheid van de deze veelal afgelegen natuurgebiedjes, zoals de groevewand van het WML terrein in Craubeek (Klimmen) en het schraalland bij het voormalig zwembad in Dentgenbach (Kerkrade) kan een reden zijn om dit specifiek maaibeheer door IKL uit te laten voeren. Mozaïkplekken In overleg met een actieve IVN-groep wordt het maaibeheer vastgesteld. Daarbij kan gekozen worden om 38
de meest bloemrijke stukjes van een terrein in dat jaar bewust niet te maaien. Op deze, niet te maaien delen kunnen alle voorkomende plantensoorten tot bloei komen en zaad vormen. Deze zogenaamde ‘mozaïekplekken’ vormen dus de zaadbronnen voor het terrein en de naaste omgeving. Bovendien kunnen in deze ongemaaide stukken de eitjes van vlinders, kevers, zweefvliegen en andere diersoorten overleven en hun verdere ontwikkeling afmaken. Wanneer er veel tweejarige planten groeien, kan gekozen worden voor een gefaseerd beheer. Hierbij wordt de ene helft van het terrein het ene jaar gemaaid en de andere helft het jaar erop. Hiermee wordt de ontwikkeling van tweejarige kruiden optimaal bevordert. Tweejarige planten zijn soorten die het eerste jaar van hun bestaan een wortelrozet vormen en pas het jaar daarop in bloei komen. Natte hooilanden In de beekdalen met een hoge grondwaterstand treffen we her en der nog natte hooilanden aan, die het restant zijn van een oude landbouwmethode. Wanneer ze om economische redenen niet meer gemaaid of beweid worden, raken ze snel overwoekerd door ruigtekruiden en wilg en vlieropslag. Zonder ingrijpen (beheer) verwordt zo’n bloemrijk hooiland tot bos. Vanwege de grote verscheidenheid aan dit soort landschapselementen en de hiermee samenhangende natuurwaarden, acht IKL het van belang dat deze historisch gegroeide terreinen behouden blijven. Het maaien van de hooilanden vindt plaats rond juni omdat de grassen en kruiden tot de meest maximale productie zijn gekomen. Het maaisel wordt vervolgens afgevoerd, zodat de grond schraal blijft en minder concurrentiekrachtige planten als de koekoeksbloem, moerasspirea, grote kattenstaart, moerasrolklaver, wilde Bertram profiteren en ook tot kieming kunnen komen.
Kalkgraslanden Van nationale betekenis is de plantenrijkdom van onze karakteristieke kalkgraslanden. Daarbij kunnen we denken aan de grotere natuurterreinen als de Kunder- en Vrakelberg, het Gerendal en de St. Pietersberg. Deze terreinen spreken tot onze verbeelding vanwege de massale aanwezigheid van allerlei soorten orchideeën en de vele klokjes, thijmen zeggesoorten. Daarnaast zijn er ook andere, minder bekende kalkgraslandjes die al circa 20 jaar door IKL als klein landschapselement beheerd worden. Door de enorme verscheidenheid aan kalkrijkdom in de bodem, expositie ten opzichte van de zon en historisch gebruik is de verscheidenheid van deze terreintjes ten opzichte van elkaar zeer groot. Er komen terreinen voor met een zeer schrale, open en kleine begroeiing (Karstraat in Ransdaal) maar ook terreintjes met een meer dichte en hogere begroeiing (spoortalud miljoenenlijn Simpelveld en Wijlre). Vanwege deze variatie en de latere bloei van de diverse plantensoorten kan de maaiperiode zich tot en met september uitstrekken. Evenals voor natte hooilanden geldt ook voor kalkgraslanden dat mozaïekbeheer en gefaseerd maaibeheer onlosmakelijk verbonden zijn met het veldwerk aan deze natuureilandjes. Zij bevatten namelijk hele belangrijke natuurwaarden die als basis- en bronkapitaal kunnen fungeren voor de omliggende, vaak nu nog soortenarme omgeving. Daarvoor is het wel van belang dat ook wegbermen, randen van weilanden en akkers en overhoeken verbonden worden met deze natuurterreinen. Zolang dit nog niet het geval is, moet er uiterst zorgvuldig beheer plaatsvinden. Overig IKL zomerwerk Naast dit maaibeheer komt de IKL-ploeg deze zomer ook bij een aantal eigenaren van recent aangeplante hoogstambomen langs voor de vormsnoei van de fruitbomen. Ter voorkoming van loodglans mogen de steenvruchten als kers en pruim alleen gedurende de zomermaanden worden gesnoeid. In heel Parkstad wordt op deze wijze vormsnoei uitgevoerd aan 860 fruitbomen. Tenslotte gaan de IKL-medewerkers ook nog aan de slag in landschapselementen als graften en bosjes, waar herplant heeft plaatsgevonden met jonge struiken bosplantsoen. Tussen dit bosplantsoen wordt gemaaid om ervoor te zorgen dat deze nieuwe bomen en struiken ongehinderd door kunnen groeien. Voor meer informatie (0475) 38 64 30 of
[email protected]
SML-NIEUWS
LIMBURGS MILIEU 04 / 02
Cursus voor verenigingen en instellingen die in de natuur aan de slag willen
PRAKTIJKCURSUS LANDSCHAPSBEHEER De stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen (IKL) organiseert dit najaar een praktijkcursus landschapsbeheer. De cursus is voor mensen die zich samen met anderen in willen zetten voor het beheer van natuur en landschap in hun eigen omgeving. Met name voor jeugdorganisaties kan dit werk als een spannende activiteit aan het jaarlijkse activiteitenprogramma worden toegevoegd. Zo kan een vereniging bijvoorbeeld een paddenpoel of bosje in de omgeving adopteren en er jaarlijks in werken. Mensen die praktisch willen werken in natuur en landschap kunnen door de cursus een nieuwe kijk op hun omgeving krijgen. Voorkennis van natuur en landschap is niet noodzakelijk. Het is de bedoeling om samen met anderen het werk uit te voeren. Ieder maakt voor zichzelf de keuze met wie. Met deze cursus wil IKL natuurverenigingen, scholen, serviceclubs en buurtverenigingen maar bovenal ook om verenigingen binnen het jeugd en jongerenwerk verder op weg helpen. Werken in de natuur is een belevenis voor jong en oud. Een dagje inspanning met direct en zichtbaar resultaat voor de natuur.
“Onze jeugdgroep beleeft onvergetelijke dagen in de natuur. Kinderen leven naar de werkdag toe, je ziet dat omdat minder goed weer makkelijk op de koop toe wordt genomen. Ze vinden het uitdagend om met echt gereedschap een boom om te zagen of zijn nieuwsgierig wat er allemaal voor leven in de bagger zit die ze uit de poel trekken. Bovendien zien ze na afloop het resultaat van het werk. Het leuke is dat ze de dieren waarvoor ze werken ook tegenkomen en vast kunnen pakken tijdens het werk.” Een oud-cursist na afloop van de cursus.
Korte cursus, veel praktijk Tijdens tien bijeenkomsten komt de theorie en de praktijk van het landschapsbeheer aan de orde. De achtergronden en de praktijk van het onderhoud worden uitgewerkt. Alles is gericht op het organiseren van een werk-
activiteit. De voorbereiding, instructie en het verdelen van het werk wordt in de praktijk geoefend. Hoe kom je aan een project, hoe leg je contacten met de terreineigenaar en hoe kom je aan geld? Hoe werf je deelnemers en maak je hierbij gebruik van pers en publiciteit? Aan het einde van de cursus kunnen de deelnemers hun eigen project voorbereiden en uitvoeren. Daar waar nodig kan de stichting IKL hen verder ondersteunen.
Aanmelding 30 euro (inclusief cursusmap) overmaken op gironummer 52.41.531, t.n.v. stichting IKL Roermond, onder vermelding van praktijkcursus landschapsbeheer. Het maximum aantal deelnemers is 25. Informatie stichting IKL 0475 - 38 64 30 of
[email protected],
De theorieavonden woensdags (20.00 tot 22.00 uur) vinden plaats in Born. Tijdens de zaterdagochtenden (9.00 tot 13.00 uur) komt de praktijk van het onderhoudswerk aan de orde. De cursus begint op 15 september.
zie ook www.ikl-limburg.nl
PROGRAMMA 15 september les 1 Introductie landschapsbeheer
23 oktober les 7 Hout praktijk
22 september les 2 Grasland
3 november les 8 Werving en publiciteit
2 oktober les 3 Grasland praktijk
10 november les 9 Natuurbeheer, regelgeving en subsidies
6 oktober les 4 Poelen 16 oktober les 5 Poelen praktijk
13 november les 10 Excursie (evalueren en inventariseren)
20 oktober les 6 Houtachtige opstanden
39