LIMBURGS MILIEU 03 / 02 Een uitgave van Stichting Milieufederatie Limburg / jaargang 17 / juli 2003 / nummer 02
Limburgse natuur terug in het hok?
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
KOMMENTAAR
Natuur terug in het hok? Gedeputeerde Ger Driessen heeft meteen na zijn aantreden op ruimtelijke ordening, landbouw en natuur zijn visitekaartje afgegeven. De bouwregels in Limburg moeten worden versoepeld en vereenvoudigd, zodat met name in het buitengebied weer kan worden gebouwd. Wat zit achter deze ‘move’? Wil Driessen af van overbodige en nodeloos ingewikkelde regels, zoals hij suggereert? Dan heeft hij ieders zegen. Overbodig is overbodig. Wel s.v.p. even preciseren wat als ‘overbodig’ wordt geboekt . Of wil hij af van regels die het ene belang - van de individuele bouwer, projectontwikkelaar, plattelandsgemeenten - inperken en een ander belang, in dit geval natuur en landschap in het buitengebied, beschermen? Dan dreigt het gevaar dat met het overboord zetten van regels met het badwater ook het kind wordt weggegooid. In dat geval hebben de natuurbeschermers en de gedeputeerde (en de hem steunende politici) een fors probleem. Wij dachten tot het moment van Driessens mededeling, dat de bescherming van natuur en landschap in Limburg fatsoenlijk was geregeld. Na jaren van suburbanisatie, verrommeling en versnippering van het buitengebied en lange discussies over hoe daar paal en perk aan te stellen, werd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) gekozen voor kwaliteit. Nadrukkelijk ook voor de kwaliteit van natuur en landschap in het buitengebied. Economische waarden (tot dan toe dominant), sociale waarden en ecologische waarden zouden met elkaar in balans ontwikkeld gaan worden. Om dit voor het buitengebied handen en voeten te geven werden in ZuidLimburg rode contouren afgesproken rond de woonkernen om te verhinderen dat het Heuvelland langzaam volledig wordt dichtgebouwd en daarmee zijn voor Nederland unieke karakter verliest. Rond kwetsbare natuurgebieden kwamen groene contouren. Daar kreeg de natuur haar domein en daar mocht in elk geval niet meer worden gebouwd. Afgesproken werd dat een soortgelijke aanpak ook voor Noord- en MiddenLimburg zou gaan gelden. Met instemming van CDA en VVD. Wij schrijven twee jaar geleden. Nog recenter is het pas vastgestelde beleidsakkoord van de nieuwe coalitie: nog geen twee maanden oud. Ook hierin geen woord 2
Driessens ballon in de media. Coalitiegenoot PVDA voelt zich gepakt, ambtenaren weten niet meer welke bestuurlijke besluiten ze moeten uitvoeren, natuurbeschermingsorganisaties vragen zich af hoe betrouwbaar de overheid eigenlijk is. De partijgenoten vallen hun gedeputeerde uiteraard bij. De VVD gooit zelfs olie op het vuur en biedt steun aan mocht het tot een machtsstrijd komen met de ‘gestaalde bureaucratische kaders’. Zo liep het politieke patroon vroeger, zo loopt het nu. Het lijkt bij de Statenleden van VVD en CDA allemaal nog niet erg op het ‘duale stelsel’. Voorlopig bepaalt GS nog de agenda en hobbelen de partijgenoten braaf achter haar gedeputeerde aan in plaats van als opdrachtgever voor GS te fungeren. Als Driessens ballon blijkt wat hij lijkt, dat wil zeggen als de kern van het POL-beleid voor het landelijk gebied overboord wordt
LIMBURGS NATUURBELEID AAN DE MAAT? Bij het sluiten van de kopie ontvingen wij het boekje ‘Limburgs natuurbeleid aan de maat’. De provincie Limburg concludeert daarin op p. 62 het volgende: “De provincie Limburg heeft de afgelopen jaren hard gewerkt om ‘de natuur’ te versterken. Om haar dichter naar de mensen te brengen, om haar te verbeteren en om ecologische verstoringen uit het verleden te herstellen. Op veel plaatsen is dat gelukt. Er is veel vooruitgang geboekt en trends naar beneden zijn op veel plaatsen een halt toegeroepen en op sommige plaatsen omgebogen naar boven. Voor tevreden achterover leunen is het echter nog te vroeg. Het devies is: krachtig verder op de ingeslagen weg”. De Milieufederatie onderschrijft dat van harte.
over een breuk met het POL. Geen wonder dus dat menigeen die enthousiast aan het werk was gegaan om het Limburgse landschap op te kalefateren zijn ogen uitwreef bij
gezet, dan zit er voor de natuur- en milieuorganisaties weinig anders op dan na jaren van overleg, plussen en minnen en zoeken naar draagvlak, ook in eigen kring, de strijdbijl opnieuw op te graven. Het overlegmodel wordt dan immers eenzijdig opgezegd door wat dan weer de tegenpartij heet. Dan ontstaat exact datgene wat Driessen zegt niet te willen: een terugkeer naar de inzet van hindermacht. Zo ver zijn we nog niet. Het wordt tijd dat de gedeputeerde klip en klaar duidelijk maakt wat hij nu wel en niet wil afschaffen.
Hub Bemelmans
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Dit is een uitgave van de Stichting Milieufederatie Limburg.
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Jaargang 17 Nummer 02 | Juli 2003 Redaktieadres Stichting Milieufederatie Limburg Godsweerderstraat 2 6041 GH Roermond T (0475) 38 64 10 | F (0475) 38 64 29
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Sandra Akkermans, Hub Bemelmans, Caspar Boendermaker, Philip Bossenbroek, Bart Cobben, Léjon De Loo, Rob Franken, Marjolein Frijlink, Gabriël de Groot, Hans Heijnen, Reina Kuiper, Wim Kuipers, Loek Kusiak, Floor van Lieshout, Renate Meijers, Edwin Peeters, Guus Queisen, Toine Wuts
Advertenties Limburgs Milieu verschijnt vier maal per jaar om een oplage van 1000 exemplaren. Het blad heeft een gemotiveerde lezerskring bij de overheid, natuur- en milieubeschermers en andere organisaties. Advertenties in overleg.
Abonnement Een abonnement op Limburgs Milieu kost e12,50 per jaar, voor aangesloten organisaties is het gratis. De Stichting Milieufederatie Limburg is een overkoepelende organisatie van provinciale en lokale Limburgse natuuren milieubeschermingsorganisaties. De stichting is in 1971 opgericht met als doel: “Bevordering van natuurbehoud, landschapsbescherming en milieuzorg in de ruimste zin.” Zij wil dit doel bereiken door: “Het beoordelen, beïnvloeden en begeleiden van diverse overheden en andere instanties in de provincie.”
Medefinancier van projecten van de Milieufederatie Limburg
15
LIMBURGSE NATUURPRIJS UITGEREIKT Hub Bemelmans
5
17
NIEUWE NATUUR LANGS RIJKSWEG 73-ZUID
14
DUURZAAMONDERNEMENPRIJS LIMBURG Loek Kusiak
23
IS EEN AGROPRODUCTIEPARK HAALBAAR? Caspar Boendermaker en Gabriël de Groot
7
26
GRENSMAAS OOIT WEER ZO MOOI ALS DE FRANSE ALLIER? Floor van Lieshout / Reina Kuiper / Rob Franken / Edwin Peeters
EN VERDER:
14 Waterschapsverkiezingen 2004
26
16 10 11 13 28 29 33 35 37 39
Column Wim Kuipers Ammoniakbeleid niet versoepelen maar aanscherpen Vogelpest IJzeren Rijn op dood spoor? Hebben boeren zin in agrarisch natuurbeheer? Windenergie in Limburg Euregio Milieuprijs 2003 Weidevogelbescherming 2002 Verouderd bestemmingsplan Bloemrijke akkerranden in Zuid Limburg
WWW.MILIEUFEDERATIELIMBURG.NL
Het uitgeven van Limburgs Milieu wordt mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de Provincie Limburg. 3
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Waterschapsverkiezingen 2004
GROENE BESTUURDERS GEZOCHT! In mei 2004 vinden de verkiezingen plaats voor de besturen van de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei. Waterschappen spelen een cruciale rol spelen bij het waterbeheer. Daarom is het essentieel dat ook de stem van natuur en milieu in de waterschapsbesturen goed vertegenwoordigd is. De Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Stichtingen Het Limburgs Landschap en Limburgse Milieufederatie een ondersteunen de verkiezingscampagne van groene kandidaten voor deze besturen. De campagne start in het voorjaar van 2004. Belangstellenden dienen zich voor 1 oktober a.s. bij de Limburgse Milieufederatie aan te melden.
ten zijn dan het optimale aantal, verloopt de keuze via de volgende stappen: 1. Kandidaten worden, indien mogelijk, in een andere categorie of kiesdistrict geplaatst 2. Kandidaten trekken zich vrijwillig terug 3. Een groene kandidaat die al bestuurslid is geweest wordt geplaatst 4. Een vrouwelijke kandidaat wordt geplaatst
Het (voorlopige) groene programma in Limburg De campagne zal worden gevoerd onder de leuze: “Kies voor natuur in het waterschapsbestuur. Veilig leven met water, nu en later”. Het programma bevat de volgende hoofdpunten: 1. Meer ruimte voor het opvangen en vasthouden van water. Om te beginnen rond de verdrogende natuur. 2. Schoner water voor drinkwater, zwemwater en viswater, door het terugdringen van schadelijke bestrijdingsmiddelen en riooloverstorten en door het schoonmaken van vervuilde waterbodems 3. Ruimte voor schoon water, als sturend principe bij de planologie van stad en land. 4. Herstel en ontwikkeling van waternatuur en het karakteristieke waterlandschap, ook voor bewoners en recreanten. 5. Een rechtvaardige kostenverdeling voor een efficiënt en betaalbaar waterschap en een goede communicatie met de burgers.
Vervolgens stelt de selectiecommissie een concept-kandidatenlijst op. Elke kandidaat wordt zo snel mogelijk na 1 oktober 2003 ingelicht over kandidatuur en ondersteuning. Daarnaast stelt de commissie een lijst van potentiële leden voor het Dagelijks Bestuur op.
Selectieprocedure De ondersteunende organisaties maken een selectie van groene kandidaten. Per kiesdistrict en per categorie zal slechts één kandidaat worden ondersteund, om de kans op verkiezing zo groot mogelijk te maken. De selectie van groene kandidaten wordt uitgevoerd door een selectiecommissie bestaande uit drie personen. Deze commissie worden ingesteld door de Milieufederatie in 4
overleg met Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en het Limburgs Landschap. De leden van de selectiecommissie hebben bestuurlijke ervaring, kennis van het werkveld van de waterschappen en kennis van het netwerk waaruit de groene kandidaten komen. Gezocht worden: • gemotiveerde, actieve en ter zake kundige groene kandidaten • per waterschap en per categorie (bebouwd, ingezetenen en eventueel onbebouwd) • voldoende kandidaten met belangstelling voor het Dagelijks Bestuur • voor de categorieën ingezetenen en gebouwd in elk kiesdistrict minimaal één geschikte kandidaat (aantal vooraf te bepalen door de selectiecommissie) Tot 1 oktober kunnen gegadigden zich bij de Milieufederatie aanmelden (aanmeldingsformulier beschikbaar). De selectiecommissie toetst deze aanmeldingen vervolgens aan het profiel. De selectiecommissie kan om aanvullende informatie vragen of de kandidaat uitnodigen voor een gesprek. Mensen worden alleen gesteund als groene kandidaat als ze het vertrouwen genieten van alle ondersteunende organisaties. De selectiecommissie maakt in overleg met de kandidaten die aan het profiel voldoen een voorlopige indeling naar categorieën en kiesdistricten. Als voor een plaats meer kandida-
De conceptlijst wordt voorgelegd aan de ondersteunende organisaties. Medio november stellen deze de definitieve kandidatenlijst vast. Geïnteresseerden worden verzocht contact op te nemen met de Milieufederatie Limburg, Godsweerderstraat 2, 6071 GH Roermond, tel. (0475) 38 64 10, fax (0475) 38 64 29 of
[email protected] Op verzoek wordt u toegezonden: • Profielschets kandidaat bestuurder • Tijdsinvestering en kostenvergoeding • Kandidaatstellingsformulier
Hans Heijnen
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Limburgse Natuurprijs naar Tineke de Jong
“HÈ HÈ… EINDELIJK” “Het is natuurlijk wat raar dat over jezelf te zeggen, maar zo reageerden nu eenmaal een heleboel mensen toen ik de prijs kreeg. Kennelijk hadden zij het al eerder verwacht. Ik vind het zelf vooral een erkenning voor al die mensen waarmee ik samenwerk in Maastricht. Zonder die enthousiaste vrijwilligersgroep zou ik niets kunnen, blijft het trekken aan een dood paard”. Tineke de Jong zoals zij is. Open, teamplayer, altijd merkbaar aanwezig, niet voor eigen eer en glorie maar voor ‘de zaak’. Zij kreeg de vleermuis die bij de jaarlijkse Limburgse Natuurprijs prijs hoort vanwege haar brede inzet en het vernieuwende van haar activiteiten. Bestuurswerk in het IVN district Limburg, Limburgs landschap, het CNME Maastricht; politiek werk als het gaat om inspraak bij belangrijke projecten zoals het behoud van een boomgaard in Amby als een groene wig in een nieuwbouwwijk of het natuurlijk beheer van de Eijsder Beemden; educatief werk in buurtprojecten, het behoud en beheer van de Hoge en de Lage Fronten maar toch vooral, aldus juryvoorzitter Loek Peters, vanwege haar voortrekkersrol in de samenwerking tussen het IVN en de agrariërs rond Maastricht onder de titel ‘IVN-er de boer op’. Die samenwerking is niet vanzelfsprekend, zegt de Jong. Er zijn IVN-ers en boeren die absoluut niet door een deur kunnen. “Dat heb ik letterlijk meegemaakt. Er komen soms emoties los. Maar het is goed dat iedereen dat weet, dan kun je er rekening mee houden.” De samenwerking komt voort uit het project ‘Leren voor duurzaamheid’. Er werden 30 koppels IVN-boer gevormd om in de praktijk aan de slag te gaan met natuurbeheer door de boer. “Gezamenlijk werden kavels geinventariseerd, waardoor het de boer duidelijk werd welke rijkdom aan natuur of potentieel er nog is. En wij leren van de boer dat hij er wel een boterham aan over moet houden. Het gaat niet om natuur alleen. Een jonge boer vertelde mij dat hij zijn vader niet kan uitleggen waarom hij wil verschralen. Die man heeft zelf met een zak kunstmest op zijn schouder lopen sjouwen om de grond te verrijken.” De samenwerkingspartner van Tineke de Jong in het project is José Rompelberg uit Eijsden. Sinds kort is hij gecertificeerd agrarisch natuurbeheerder. Tineke de Jong: “Een man met visie, op zoek naar nieuwe ontwikkelingen, die her en der gaat kijken hoe anderen het doen, tot in zijn vakantie in Frankrijk toe. Zijn drijfveer is emotie, zijn hart gaat uit naar het stukje Limburgs land waarin hij is opgegroeid. Noem het nostalgie. Maar tege-
lijkertijd denkt hij commercieel. Hij moet wel, de vergoedingen voor natuurbeheersovereenkomsten zijn geen vetpot, niet meer dan een onkostenvergoeding voor de arbeidsuren. Bovendien is er de onzekerheid, na 6 jaar loopt de overeenkomst af. Wie zegt dat zij daarna wordt gecontinueerd?” Rompelberg wil een aantal raaigraspercelen in de buurt van het Savelsbos verschralen en bloemrijker maken. Ook de buren zouden moeten meedoen. De grootste daarvan is WML. “Je zou zeggen dat die belang heeft bij milieuvriendelijk beheer maar sinds de waterwinning is gestopt in dit gebied is er minder belangstelling voor”, signaleert de Jong. “Wij gaan het betrekken van de buren bij het plan nu inbrengen in het kader van het project Vitaal Platteland. Kunnen we iets met al die verschillende grondbezitters? De een spuit, de ander beheert milieuvriendelijk; de een begraast intensief, de ander extensief. Het zou mooi zijn een hele aaneengesloten strook onder natuurlijk beheer te brengen.” Gaat het werk van al die gevormde koppels lukken? Tineke de Jong: “ Van de 30 koppels zij er twintig echt actief. Wij zijn pas 1 jaar bezig, dus wij hebben er nog twee in het project te gaan. Als IVN zouden we er graag 6 jaar van willen maken, waarbij wij de ontwikkeling op 5 percelen intensief willen volgen.
Het proces loopt goed. Op een pas geleden gehouden instructiedag waren 45 boeren en IVN-ers aanwezig en die waren zonder uitzondering positief.” Doorslaggevend voor succes is volgens haar een brede, open kijk op de noodzaak tot verandering. Het overkwam haarzelf toen zij na 30 jaar werken in de technische productverbetering bij Philips, op straat kwam omdat de activiteiten werden verplaatst naar Frankrijk. “Je krijgt een jaar om rond te kijken naar iets nieuws, maar als je 50 bent wil men je niet meer.” In Wageningen ging zij twee jaar natuur- en milieueducatie studeren, bracht voor de provincie Limburg het werkveld nme in kaart, volgde in Tilburg een opleiding tot docent biologie en kwam vervolgens als zij-instromer in het onderwijs terecht. Sinds twee jaar geeft zij biologie aan Havo/VWO-leerlingen op het Maastrichtse Erasmuscollege. “Part-time, maar het kost me nog full-time, zeker nu ik eindexamenkandidaten heb. De stof gaat diep op zaken in, bijvoorbeeld op DNA, daarvan heb ik nooit in mijn leven wat gehad. Dus het studeren blijft noodzaak. Ik vind dat geen probleem. Ik heb nooit stil gezeten. Ik heb mijn hele leven lang gewerkt, en ik heb ook mijn hele leven lang vrijwilligerswerk gedaan. Eerst 15 jaar als trainer en begeleider in de sport, en sinds we 15 jaar geleden van Eindhoven naar Maastricht kwamen in de natuur- en milieueducatie. De belangstelling voor natuur is er altijd geweest, ook al kom ik uit de stad.” Hub Bemelmans
5
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
COLUMN
VEILIGHEID EN ANDERE VRAGEN Nog meer tegenvallers. Extra bezuinigen. Wie? Waar? Hoe? De gemeente Maastricht deelt me met enige trots mee dat daar nu de modernste en veiligste tunnel van Nederland te vinden is. Geen wonder: de veiligheid van het 430 meter lange onderdoortje voor auto’s heeft 2,1 miljoen gekost. Om de zeventig meter zijn vluchtwegen aangelegd. Ik citeer nog even: “De tunnel wordt elke seconde van de dag bewaakt door twee toezichthouders.” Als ik goed tel heb je daar dus negen mensen voor nodig. Ze zullen ook nog wel wat anders doen... ...ach wat zeur ik weer: veiligheid is gegarandeerd nummer één met stip en stempel voor de gemiddelde Nederlander. Moet ik me bij neerleggen, maar wat mag veiligheid kosten en welke veiligheid? De gemeente Haelen maakt een alternatief voor de ter plaatse hopeloze Napoleonsbaan. Een oude man zei: waar die weg komt is hevig gevochten in de oorlog. Alarm. Wat te doen? Er komt een gepantserde bulldozer. Begrote kosten: 600.000 euro. Toen die verbruikt waren, toog de machine terug naar Holland, zonder dat er iets gevaarlijks gevonden was. Er moet nu geld gezocht worden voor verder zoeken. Mag ik dit geldverspilling noemen? Wat zou daar overgebleven zijn van anderhalve dag krijgshandelingen? En als die man verhuisd was? Laat maar, er is zoveel meer te doen, want enkele Limburgse gemeenten hebben jaren achterstand bij het controleren van de (brand)veiligheid bij bedrijven. Buurtcafés en zo. Dat onthulden journalisten die de donkere tunnel Limburg (130 kilometer lang) dag en nacht bewaken. Ze bleken verontwaardigd. Ik begreep daar weinig van, maar toen begon het proces tegen de Volendammer Veerman. Heel Nederland boos, weshalve de officier ferm de maximale straf eiste. We hebben 7000 Bosnische moslims laten afslachten, mensen die we zouden beschermen (hadden we beloofd), maar als het om onze eigen veiligheid gaat, zijn we strenger dan middeleeuwse kluizenaars. Of moet ik het zo zien: bestuurders en politici durven na Enschede en Volendam geen enkel risico meer te nemen. Enschede en Volendam: magische, haast religieuze woorden. En waar hebben ze eigenlijk mee te maken? Eigenlijk met de manier waarop wij een nieuw jaar willen verwelkomen. Dat doen we met enorm Enschedees vuurwerk. Met permissie: geldverspilling en milieuvervuiling. Je kunt tijdens de jaarlijkse jaarwisseling ook met een aardappel op een biet slaan (zeker niet omgekeerd, dat is de goden verzoeken), en daarbij gedichten reciteren. En Volendam? Waarom moet je als dertienjarige oud en nieuw in een volle discotheek doorbrengen en niet met wat middeleeuwse gedichten? Allez: ik stel me aan als een ouwe zeurkous. Misschien hoor ik nog wel eens in welk hokje ik me hiermee plaats. Zelf weet ik dat nog niet. Ik weet ook niet precies wat knaagt. Iets van: de door de tv gek gemaakte gemiddelde Nederlander wil en eist steeds meer, maar neemt weinig of geen verantwoordelijkheid. Hij verwacht van de overheid dat die de kwaliteit van eigenlijk verboden housemiddeltjes garandeert. Zoiets. Kunt u daar wat mee? Ik moet nog naar Horst aan de Maas. Mooie gemeente, en trots, want Horst mag een landelijke proef doen met het niet meer gescheiden inzamelen van GFT. Misschien wel kartrekker voor heel de EG. Slaagt Horst, dan mogen we straks geen afval van groenten en fruit (steeltjes, onderste slabladeren, die puntjes aan de bonen, hebben die een naam?) bij het tuinafval doen. Want wat uit de keuken komt, is niet geschikt om te composteren, zegt de gemeente. Ik heb drie maal gebeld hoe dit 6
precies zit, maar kreeg geen duidelijk antwoord. Horst zelf krijgt uitleg op de website. Als keukenafval in de restzak belandt, bij het andere afval als daar zijn plastic, nog meer verpakkingsmateriaal, luiers, dan is dat GOEDKOPER. Waarom? Geen idee. Nou ja: de ENCI zal dat best kunnen gebruiken om de ovens te stoken. Misschien betalen ze er wel voor. Ik heb horen verluiden dat de EG erachter zit. Het zou gaan om restanten van gewasbeschermingsmiddelen, dus gif. Zijn we panisch voor. Maar wat moeten we met het gemaaide gras? Ik heb met bewondering horen praten over een man die een gazon heeft als een biljartlaken, zo glad. Miniscuul onkruid? Spuit hij meteen weg. Geweldig - zullen we zeggen. Maar mag dat gras in Horst wel in de bladkorven die overal geplaatst gaan worden? En slabladeren uit de tuin? Worden die bladkorven elke seconde van de dag bewaakt? Zeurkous: wat wil je nu helemaal? Nou ja: ik word hier de giftige restanten van mijn nachtelijk gepieker kwijt. Beter zou zijn als ik hier en daar antwoord kreeg, maar ik ben bang dat de eerste de beste voetbaltrainer die met 5-1 verloren heeft, veel beter kan uitleggen waarom zijn ploeg eigenlijk makkelijk had moeten winnen, dan dat de overheden mij kunnen vertellen waarom... ...nou nou rustig Kuipers. Er zijn nog meer mensen met vragen, de mensen die hun geliefde kippen, krielen, eenden, ganzen, parelhoenders moesten slachtofferen. Zou je die niet netjes voorrang geven?
Wim Kuipers
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
NIEUWE NATUUR LANGS RIJKSWEG 73-ZUID Nu met de uitspraak van de Raad van State de ligging van de Rijksweg 73-Zuid op de oostoever van de Maas een gegeven is, verschuift de aandacht naar de uitvoering. Om de nadelige gevolgen voor de natuur zoveel mogelijk te beperken, wordt een fors pakket aan natuurmaatregelen ingezet. Daar is zeventig miljoen euro voor uitgetrokken. Maar wat krijgt de natuur nu daarvoor terug? Ditmaal geen verhaal over de plussen en minnen van de Rijksweg 73-Zuid, maar een informatief artikel over de maatregelen die Rijkswaterstaat treft voor flora en fauna. Een artikel geschreven door Rijkswaterstaat, op uitnodiging van de Limburgse Milieufederatie. Zo’n honderd faunapassages Een nieuwe weg aanleggen betekent altijd een barrière voor de bewegingsvrijheid van dieren. Om de barrière te verzachten, worden onder en boven de Rijksweg 73-Zuid bijna honderd passagemogelijkheden aangelegd, over een lengte van pakweg veertig kilometer. Gemiddeld dus één per vierhonderd meter. Alle faunavoorzieningen worden juridisch beschermd, door opname in bestemmingsplannen en in de Flora- en faunawetontheffingen voor de Rijksweg. De faunavoorzieningen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke plannen aanzienlijk aangepast ten gunste van de natuur. Dit naar aanleiding van de verleende ontheffing vanuit de Natuurbeschermingswet. Daarbij is opgelegd dat Rijkswaterstaat voor de hele Rijksweg niet alleen extra, maar ook grotere faunapassages diende te realiseren. Meerkosten: ruim zesendertig miljoen euro. Zo dienen acht extra grootschalige faunapassages te worden aangelegd, waaronder een dertig meter breed ecoduct bij Beesel, een aantal reepassages over en onder de Rijksweg en een veertig meter lange brug over de Swalm. Menselijk medegebruik van de faunavoorzieningen is niet toegestaan. Daarnaast moeten alle geplande kleinwildtunnels en ecoduikers aanzienlijk ruimer worden uitgevoerd dan tot nu toe gebruikelijk in Nederland. Ook de vorm moet anders: geen ronde (dassen-)pijpen meer, maar rechthoekige. Langs de hele weg komt in de bermen een raster te staan, dat tevens tot functie heeft de
CONTACTPERSONEN GEZOCHT Rijkswaterstaat heeft de Milieufederatie verzocht mee te denken over mogelijke ad hoc-problemen die opduiken bij de uitvoering van de aanleg van de A73-Zuid. Met name als er zaken met betrekking tot natuur(compensatie) en landschap aan de orde zijn kan men behoefte hebben aan overleg. De Milieufederatie heeft haar medewerking toegezegd en de lokale organisaties gevraagd hun terreinkennis beschikbaar te houden. Wij zoeken nog enkele contactpersonen voor de sectoren Echt/Maasbracht en Reuver/Venlo. Aanmelden kan bij SML, Toine Wuts.
dieren te leiden naar de faunapassages. De bermen krijgen een ecologische functie. De te planten bomen zorgen voor de geleiding van vleermuizen en marterachtigen naar de faunapassages, of dienen als schuil- of verblijfplaats. Streekgebonden kruidachtige vegetatie komt aan de buitenzijde van het raster te staan, buiten de invloedssfeer van onder meer strooizout en verkeersemissies. In deze zone wordt extensief gemaaid. Waardevolle flora, die bij de aanleg van de Rijksweg in het gedrang komt, wordt tijdelijk in depot gezet en hier na aanleg van de weg
teruggeplaatst. Aanvullend komt langs het tracé op een aantal plekken (besdragende) stuiken te staan, om zo de meerwaarde te vergroten van de bermen als foerageergebied (met name voor de das). De totale kosten van deze faunavoorzieningen bedragen vijfenvijftig miljoen euro. Daarbij is de Roerdaltunnel niet meegerekend. Die wordt ook aangelegd om de natuur te ontzien. Ter vergelijking: de totale bouwsom voor de Rijksweg 73-Zuid wordt geraamd op zevenhonderd miljoen euro. Honderdvijfentachtig hectare aan natuurcompensatie Door de nieuwe autosnelweg wordt bestaande natuur verstoord en vernietigd. Berekeningen hebben ertoe geleid dat daarvoor honderdvijfentachtig hectare aan nieuwe natuur terug
ALLEEN VIA MINNELIJKE GRONDVERWERVING “We hebben inmiddels veertig hectare verworven in de zoekgebieden en tien nabij het tracé. De onderhandelingen zijn gaande voor nog meer hectares”, zegt Léjon De Loo, projectleider Flora en Fauna van het projectbureau Rijksweg 73-Zuid/ Rijksweg 74. “We zijn erg afhankelijk van de bereidwilligheid van particulieren tot verkoop. We kunnen alleen via de minnelijke weg grond verwerven voor het realiseren van nieuwe natuur. Onteigening voor natuurcompensatie is wettelijk niet mogelijk. De minnelijke verwerving bepaalt daardoor in belangrijke mate het tempo waarin de natuurcompensatie kan worden gerealiseerd”.
7
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
ECOLOGISCHE TRACÉBEGELEIDING Om ervoor te zorgen dat ook de aannemer straks tijdens de uitvoering zorgvuldig omgaat met de natuurbelangen, wordt hij verplicht een onafhankelijk ecoloog in te schakelen. Die moet voorafgaand aan bouwactiviteiten het tracé verkennen, om te kijken of zich hier niet opnieuw dieren hebben genesteld en mogelijk worden gedood. In dat geval dient hij deze zorgvuldig te verplaatsen. Bovendien moet de ecoloog controles uitvoeren op alle door de aannemer te treffen flora- en faunamaatregelen. “Als die niet deugen, wordt desnoods het werk stilgelegd”, zo stelt Léjon De Loo.
NIEUWE NATUUR VERGT VOORBEREIDINGSTIJD “Wat wel eens vergeten wordt, is dat ook voor de realisatie van de natuurcompensatie allerlei tijdrovende procedures doorlopen moeten worden.” Dat zegt Luc Koks, ecoloog van Rijksweg 73-Zuid. “Voor elke inrichtingsmaatregel, of het nu gaat om beplanting, aanleg van een dassenburcht of een poel, moet eerst bij de gemeente een aanlegvergunning worden aangevraagd. Voor afgravingen kan ook een ontgrondingenvergunning of -melding noodzakelijk zijn. Daarbij moet ook de kwaliteit van de grond zijn onderzocht, mogelijk is bodemsanering noodzakelijk. Voor tijdelijke opslag van grond is weer een andere vergunning nodig. Is het gebied ook nog archeologisch waardevol, dan moet de bodem zijn onderzocht op historische resten. Dit geldt ook voor mogelijke explosieven. Dit alles vereist een goede planning”. Pas nadat de noodzakelijke vergunningen zijn verkregen, en er geen bezwaren zijn aangetekend, kan - vaak maanden later pas worden gestart met de feitelijke natuurcompensatie. “Het geeft mij een extra kick als uiteindelijk kan worden begonnen met de aanleg van nieuwe natuur”.
dient te komen (Natuurcompensatieplan Rijksweg 73-Zuid, februari 2000). Honderd hectare vanwege geluidsverstoring van vogelleefgebieden, vijftig hectare als gevolg van het aansnijden van (voormalig/potentieel) hamsterleefgebied en vijfendertig hectare door verlies van kleinschalig landschap, bosplantsoenen en dergelijke. De compensatie wordt enerzijds gezocht nabij de snelweg (‘soortcompensatie’) en anderzijds op enige afstand uit de verstoringszone van de snelweg (‘areaalcompensatie’). Bij soortcompensatie gaat het vooral om het terugbrengen van soorten nabij hun oorspronkelijke plek, bijvoorbeeld door het aanleggen van vervangende dassenburchten of poelen en herinrichting van de directe omgeving. De areaalcompensatie richt zich op vijf zoekgebieden, waarbij uitbreiding en kwaliteitsverhoging van bestaand leefgebied centraal staat. De zoekgebieden zijn: de omgeving Waterloo-Meerlebroek, GansbeekMeerlebroek, landgoed Rozendaal-Linnerweerd en twee zoekgebieden voor de Hamster: ten 8
oosten van Linne en Vlodropperveld/Holsterveld. Voor de natuurcompensatie is een bedrag uitgetrokken van zo'n twaalf miljoen euro. Duurzame instandhouding nieuwe natuurgebieden Na realisatie van de natuurcompensatie worden de terreinen van Rijkswaterstaat overgedragen aan Staatsbosbeheer of Stichting Limburgs Landschap, die het beheer overnemen. Ze worden in het voortraject al betrokken bij het maken van de inrichtingsplannen. Het duurzaam instandhouden van de compensatiegebieden zal ook planologisch worden verzekerd, door de bestemmingsplannen daarop aan te passen. Vestiging van toekomstige tegenstrijdige functies is daarmee uitgesloten. De start in Swalmen In Swalmen is gestart met de aanleg van de Rijksweg 73-Zuid op de oostoever van de
Maas. De aanleg van de snelweg zelf is voorzien in 2004, maar daarvoor moet eerst nog het spoor worden verplaatst. Vanuit flora en fauna zijn daartoe enkele voorbereidende werkzaamheden getroffen. Zo is in het late najaar van 2002 de zeggekorfslak door een deskundige verplaatst naar andere geschikte plek in het Swalmdal. De slakken zijn met het maaisel van moeraszegge verplaatst. Voorafgaand aan het broedseizoen van vogels, zijn in het Swalmdal de begroeiing en bomen verwijderd op het toekomstige werkterrein. Dit om te voorkomen dat zich hier dieren zullen hervestigen en daarmee worden verstoord of gedood. Daarbij is erop gelet dat bijvoorbeeld vleermuizen en andere kleine zoogdieren niet in hun winterslaap zijn gedood. Ter compensatie van verdwenen boomholten zal de Stichting IKL in de omgeving nestkasten gaan ophangen en onderhouden. Ook wordt een vleermuiskelder gebouwd in het talud van het spoor. Voor de verplaatsing van de spoorlijn in
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
het Swalmdal, zal deze zomer nog een nieuw grondlichaam worden aangelegd. Aanwezige beschermde plantensoorten in de huidige (oostelijke) spoordijk zullen in het najaar worden afgeplagd, tijdelijk in depot worden gezet en later in de nieuwe dijk worden verwerkt. Ook wordt in het Swalmdal in het najaar een tijdelijk amfibiekerend raster aangebracht. Dit om te voorkomen dat amfibieën, bij hun najaarstrek voor de winterslaap, zich zullen vestigen op het werkterrein en worden gedood. Ook elders zullen tijdens de bouwperiode tijdelijke rasters worden geplaatst. Er bevinden zich twee dassenburchten op en nabij het werkgebied. Uit onderzoek is gebleken dat de das zich inmiddels heeft genesteld in andere burchten in de buurt. De oude burchten worden uitgerasterd om te voorkomen dat ze opnieuw worden bewoond. Om het verlies aan natuur in Swalmen te compenseren, dient vanuit de ontheffing van de Natuurbeschermingswet in Swalmen te worden gezocht naar acht hectare natuur. In de ontheffing is daarbij gesteld dat bestaande natuur- en landschapselementen, die een functie vervullen voor de ontsluiting van de faunapassages, mogen worden beschouwd als onderdeel van de te compenseren hectares. Dit levert op zichzelf zo’n vier hectare op. Voor een aantal faunapassages worden nieuwe en/of aanvullende natuurstroken aangebracht. Gebleken is dat tussen de spoorlijn en de toekomstige snelweg het biotoop van de das en de rode bosmier kan worden gespaard, zodat de bijbehorende compensatie niet noodzakelijk is. Aanvullend is drieëneenhalf hectare aangekocht voor de realisatie van nieuwe natuur (locaties Teutebeek/Hawinkel en Turfheide). Die gebieden worden binnenkort ingericht als leefgebied voor dassen, amfibieën en vleermuizen.
FINANCIËLE MOEILIJKHEDEN BIJ AANLEG A73-ZUID Eén van de argumenten die door milieuorganisaties in het verleden zijn aangevoerd tegen aanleg van de A7-Zuid op de oostoever van de Maas had betrekking op de kosten. Die dreigen kennelijk nu al uit de hand te lopen. De gemeente Roermond heeft woedend gereageerd op het voorstel van Rijkswaterstaat Limburg om de vluchtstrook in de Roerdaltunnel uit geldbesparingsmotieven te schrappen. De gemeente slaat RWS om haar oren met haar eigen rapporten uit 1998 en 1999 die tot de conclusie leidden dat de combinatie van steile hellingen, scherpe bochten én de grote lengte van de tunnel (2,5 kilometer) de kans op onveilige situaties in de tunnel vergroot. Mede daarom werd destijds gekozen voor een weg mét vluchtstroken. De gemeente vreest dat een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is en dat dit leidt tot een langdurige wijzigingsprocedure. Daarmee komt de contractueel vastgelegde ingebruikname (31 december 2007) in gevaar. Deze datum is een ‘harde’ voorwaarde die de gemeente heeft gesteld aan haar financiële bijdrage van 6,5 miljoen euro aan het project. Ook namens de gemeenten Swalmen en Ambt Montfort verzoekt Roermond niet te bezuinigen op de veiligheidsvoorzieningen voor de weggebruikers die de komende 50 tot 100 jaar gebruik maken van de A73-tunnels. WAKKER BLIJVEN Ook het CDA in Provinciale Staten is onaangenaam verrast door het voorstel om op veiligheid te bezuinigen. Maar de remedie die Statenlid Marij CoxSevenich voor het opheffen van het tekort voorstelt is te gek voor woorden. “Is het College het met ons eens dat extra financiële ruimte gezocht moet worden in de natuurcompensatie bij de aanleg van de nieuwe hoofdwegenstructuur in Midden-Limburg?”, vraagt zij namens de CDA-Statenfractie aan Gedeputeerde Staten. Voor het CDA hoeft al die natuurcompensatie niet, zo blijkt.Natuur aan de laatste mem, zogezegd. Het College van GS antwoordt op de enig juiste wijze: “De natuurmaatregelen, met de daarvoor bestemde middelen, maken onlosmakelijk deel uit van de door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verleende ontheffingen voor de wegenaanleg. Voorts zijn juist, voordat tot ontheffingverlening werd overgegaan, door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor ca 36 miljoen extra middelen aan het taakstellende budget voor mitigerende en compenserende maatregelen toegevoegd. Nu de ontheffingen, in combinatie met de extra natuurmaatregelen, daarenboven bij de Raad van State een belangrijke rol gespeeld hebben kan daar geen financiële ruimte worden gevonden.” Aldus GS, die goed begrepen hebben dat - zelfs al zou men het willen - aan de toegezegde natuurcompensatie niet getornd kan worden.
Léjon De Loo Voor meer informatie:
Hub Bemelmans
Projectbureau Rijksweg 73-Zuid/Rijksweg 74 Postbus 1138 6201 BC Maastricht tel. (043) 387 03 60 fax (043) 387 04 00
[email protected] www.vialimburg.nl
9
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Brandbrief naar regering
AMMONIAKBELEID NIET VERSOEPELEN MAAR AANSCHERPEN De roep om minder regels vanuit de nieuwe regeringscoalitie dreigt voor de natuur in landbouwgebieden verkeerd uit te pakken. Versoepeling en uitstel van het ammoniakbeleid lijkt het motto. Voor het landbouwbedrijfsleven komt die roep als een geschenk uit de hemel. Men wil liefst af van de Reconstructie van de intensieve veehouderij als er geen geld voor komt. Doorgaan met de ammoniakdump uit de landbouw vormt echter een levensgrote bedreiging voor de kwetsbare natuur. Reden voor een brede coalitie van natuur- en milieuorganisaties en de ANWB voor een brandbrief aan staatssecretaris van Geel van Ruimtelijke Ordening en minister Veerman van LNV. Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, De Landschappen, Vogelbescherming Nederland, de ANWB, Stichting Natuur en Milieu, de 12 Provinciale Milieufederaties, Vereniging Milieudefensie en Werkgroep Behoud de Peel bepleiten in de brief eendrachtig een aantal voorstellen om de natuur beter tegen ammoniak te beschermen. Met die voorstellen wordt voldaan aan Europese verplichtingen die o.a. voortvloeien uit de Habitatrichtlijn, de IPPC-richtlijn, de NECrichtlijn, de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Voldoet Nederland hier niet aan dan kan men rekenen op een nieuw conflict met Brussel, zo luidt de boodschap van de organisaties. Met andere woorden: versoepelen kan niet wil men aan de internationale verplichtingen voldoen. Op basis van de EU-richtlijnen is juist aanscherping nodig. Het behoud van de soortenrijkdom is een van de afspraken waartoe Nederland zich heeft verplicht. De ammoniakdepositie is echter gemiddeld een factor 3 te hoog om van duurzame niveaus te lkunnen spreken; in de Peel zijn overschrijdingen met een factor 10 geen uitzondering (zie kaartje). Zonder extra maatregelen zal het ammoniakplafond uit de NECrichtlijn in 2010 niet worden gehaald, laat staan de doelen uit NMP4. Daarmee is in 10
2010 slechts 20% van de natuurgebieden beschermd tegen verzurende neerslag, terwijl dit meer dan de helft zou moeten zijn. Ook de slechte waterkwaliteit vraagt om extra maatregelen in het belang van schoon oppervlaktewater en schoon kustwater voor toerisme en recreatie. Zeven voorwaarden Wil het Nederlandse ammoniakbeleid in overeenstemming zijn met internationale verplichtingen dan moet voldaan zijn aan zeven voorwaarden. Daaronder vallen: Geen hervestiging en nieuwvestiging van veehouderijbedrijven binnen 1000 meter vanaf de grens van een Habitatgebied; toepassing van de Wet Ammoniak en Veehouderij met behoud van 250- meter zones rond alle voor verzuring gevoelige gebieden; geen uitstel tot 2012/2013 van de AMvB-huisvesting (in 2008 moeten alle bestaande varkens- en pluimveestallen emissie-arm zijn); geen afschaffing van dierrechten; aanvullend ammoniakbeleid voor de melkveehouderij tot 40% reductie van ammoniak via het veevoer (de melkveehouderij veroorzaakt 55% van de ammoniakuitstaat van de totale Nederlandse veehouderij en kan dus niet worden intzien), en het instellen van een opkoopregeling in een brede zone rond de EHS.
LANDBOUWLOBBY CONTRA NATUUR De Wet Ammoniak en Veehouderij bepaalt dat intensieve veehouderijen binnen 250 meter van natuurgebieden die deel uitmaken van de EHS niet mogen uitbreiden. Maar wetten zijn niet heilig. Begin 2003 nam de Tweede Kamer een motie aan van CDA-lid Schreijer - boerin om de 250 meter alleen toe te passen voor bedrijven die in de buurt van zeer kwetsbare natuur liggen. De minder kwetsbare natuurgebieden (meer dan de helft van alle natuurgebeiden in Nederland) zijn daarmee vogelvrij. Hoezo ‘rentmeesterschap’, ‘normen en waarden’ en ‘de Aarde lenen van je kinderen’?
Conclusie De zeven voorwaarden zijn voor de milieuorganisaties het startpunt voor de discussie om minimaal te voldoen aan de Europese richtlijnen. Andere partijen worden uitgenodigd mee te denken over een breed gedragen ammoniakbeleid. In dat beleid moeten afspraken worden gemaakt over alle voor ammoniak relevante zaken: de Habitatrichtlijn, IPPCrichtlijn, NEC-richtlijn, etc. De 250-meter zones in de WAV moeten echter in elk geval ongewijzigd blijven en in 2010 moet het doel van de NEC-richtlijn (55% bescherming van de natuur tegen verzurende deposities en stikstof) worden gehaald..
Hans Heijnen
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Minister Veerman na vogelpest
“BREDE DISCUSSIE NOODZAKELIJK” Wat moeten we met de intensieve veehouderij? Na het drama van de vogelpest is dit een onontkoombare vraag. De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, dr. C.P. Veerman (CDA), wil daarover dan ook een brede discussie. Dit najaar nog. Het materiaal voor die discussie, zeg maar: de stenen des aanstoots, draagt hij zelf aan, in een brief aan de Kamer over “de uitbraak van Aviaire Influenza in de pluimveehouderij”, de vogelpest dus. Maar de discussie moet gaan over de hele intensieve veehouderij, over varkens, kippen en koeien, waarvan we meer dan genoeg hebben vooral letterlijk. Veerman wil niet zozeer nieuwe maatregelen, maar: een eerlijke discussie. De sector zelf zou dan met voorstellen en verbeteringen moeten komen. Zoiets als veel therapeuten zeggen: u moet uw problemen zelf oplossen, ik kan dat niet. Hij zegt het zo: we moeten met de sector en niet tegen de sector tot oplossingen komen. Bij de sector horen ook: toeleverings- en transportbedrijven, een omvangrijke verwerkende industrie, en
Veerman noemt met name de burgers die citaat: “in de huidige omstandigheden niet bereid zijn om hogere prijzen te betalen voor producten die op meer duurzame wijze zijn geproduceerd.” Hij suggereert verder dat de consument ook een deel van de maatschappelijke kosten moet betalen. Die kosten zijn hoog, overtreffen misschien wel de bijdrage van de intensieve vee-
houderij aan de vaderlandse economie. Want die is iets van één procent. Oftewel: de sector staat op wankele benen. En toch zal die - zegt Veerman nadrukkelijk - op eigen benen moeten staan. Dat betekent dat heel wat kosten niet meer door de overheid gedragen zullen worden. Hij noemt: kosten voor vermindering van de ammoniakproblematiek en kosten voor bescherming van natuurgebieden. Ook het door heel Nederland slepen met mest mag derden niets meer kosten. Of een sector die nu al marginaal is dat op kan brengen, daar zwijgt de brief angstvallig over. Wat dat betreft: de brief geeft alleen een overicht van de problematiek.
Wim Kuipers
Mening dierenarts Sjef van Bers
“HEKSENJACHT WAS RIJP MAKEN PUBLIEKE OPINIE” “Die brief, ik kan die alleen maar zien als een afleidingsmanoeuvre. Goed getimed maar pure maskerade.” Krachtig uitgesproken woorden van de Maasbreese dierenarts Sjef van Bers (66). Hij kwam in het nieuws als fervent tegenstander van de ruiming van huis- en tuinkippen, en allerlei andere dierbare gevederde vrienden in de vogelpestgebieden. Daar heeft hij uitge-
sproken meningen over. Genoeg voor uren discussie. Maar veel verder wil hij niet gaan. “Ik heb geen afgewogen visie op het hele probleem. Dat is niet eenvoudig. Ik ben niet mordicus tegen de intensieve veehouderij. Zou die vandaag plotseling in heel West-
Europa verdwijnen, totaal, dan hadden we over drie weken hongersnood. Maar die jacht op alles wat maar op kippen leek, dat was een enorme vergissing.” Vergissing of regelrecht drama: het is voorbij. Pluimveehouders willen verder - Veerman ook. Discussie. Sjef van Bers wil wel een bijdrage leveren. Maar alleen veterinair. Dat is 11
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
“DE VOGELPEST-SOAP” Nederland beleefde dit voorjaar een bijzondere crisis: de vogelpest. Zag het er aanvankelijk naar uit dat de pluimveesector misschien wel uitgeroeid zou worden, na een maand bleken de mensen die voor hun plezier kippen, krielen, eenden en pauwen hielden nog meer de dupe waren. Er ontstond in de besmette regio’s een complete jacht op deze dieren. Gedupeerden spraken van vreselijke schande (en dat is nog netjes uitgedrukt), van drama, anderen noemden het een soap. Daar was wel enige reden toe, gezien de verhalen over nachtelijke evacuaties van kippen naar niet besmette gebieden, ondergedoken pluimvee, eenden in de badkamer, een moeder overste die gearresteerd werd omdat ze kippen in veiligheid gebracht zou hebben, en een man die een actiegroep verzon om de AID te pesten. En toen, uitgerekend op the longest day, zei minister Veerman in de NRC dat de jacht per ineens gestaakt was. Geen ambtenaar echter, noch van het ministerie noch van de opsporende AID deelde dit officieel mee, zodat de mensen met verborgen kippen zeker nog drie dagen in onzekerheid verkeerden. Ook daar werd weer schande van gesproken. Het ministerie wilde zo snel mogelijk terug naar de oude situatie. Dat leverfde een nieuw woord op: klikkippen. Dat zijn kippen die als een soort verkenner in de besmette hokken gezet worden. Blijven ze gezond dan is de vogelpest verdwenen. Menen we. Intussen wordt duidelijk dat de vogelpest wel eens een miljard gekost kan hebben.
zeker niet onbelangrijk. Want de kans dat het virus terugkomt, is niet uitgesloten. Wat dan te doen? En: kun je tevoren maatregelen nemen? Dat laatste blijkt het allereenvoudigste: gewoon vaccineren. Alle landbouwdieren. “Hoogleraren hebben becijferd dat voor het geld dat de ruimingen van varkens, koeien en kippen tot nu toe gekost hebben, dat je daarvoor de hele vaderlandse veestapel een eeuw lang kunt vaccineren”, zegt Van Bers. Maar die beslissing kan Nederland niet in zijn eentje nemen. Tweede punt: zijn er andere preventieve maatregelen mogelijk tegen virussen? Dat zal volgens Van Bers niet meevallen. De minister vraagt zich wel af of “de inpassing van de intensieve veehouderij in de omgeving” niet verbeterd moet worden. Er wordt gesproken over verdere concentratie van bedrijven, afgesloten min of meer van de buitenwereld. De ondernemers zouden niet bij hun bedrijf mogen wonen, zodat bijvoorbeeld kinderen geen ziektekiemen over kunnen brengen. Van Bers: “Waar zo’n virus precies vandaan komt, weten we echt niet. ’t Kan in je oogslijmvlies zitten als je van vakantie uit Italië terugkomt. Maar denk vooral aan vrachtwagens, kratten, andere verpakkingen. Je kunt niet altijd alles ontsmetten.” Volgend punt: de barre onzin van het vernietigen van huis- en tuinkippen, pauwen, kortom: 170.000 geliefde dieren. “Dat had geen enkele zin. Wel bij de vorige besmettingen. Niet dat ik het niet betreur, dat massaal doden van dieren, maar als het om monden klauwzeer gaat, of varkenspest, en je ruimt in een straal van zoveel kilometer alle dieren, dat helpt waarschijnlijk. Maar niet bij vogelpest. Elke merel of mus kan ziek worden. Eigenlijk had Veerman moeten zeggen: ik laat in de besmette gebieden alle vogels vangen en afmaken. Maar wat hij nu gedaan heeft, ik vergelijk dat met het stofzuigen van een zaal van pakweg tien bij dertig meter. Je gaat één keer op en neer met de stofzuiger en zegt: ziezo, alles stofvrij.” Na enige aarzeling zegt hij: “Ik heb er heel wat over nagedacht, maar ik kan niet anders concluderen dan dit: ze hebben door deze heksenjacht de publieke opinie rijp willen maken voor heel ver gaande maatregelen tegen de intensieve veehouderij.”
12
Intensieve veehouderij. Daar gaat de discussie over. Baat het als alle kippen vrij buiten zouden lopen? Anders gezegd: is er dan minder kans op besmetting? De brief van de minister twijfelt, rept over “veterinair risico” voor de bedrijven zelf én voor andere bedrijven in de omgeving. “Een moeilijke vraag. Als je zegt: een merel kan de ziekte overbrengen, nou: die komt niet in zo’n legbatterij. Maar nou dit. We spreken van vogelpest, pest, maar het is een influenza. Griep. Vogels krijgen een griepje, net als mensen. Griep krijg je eerder in een volle warme disco dan wanneer je ’s winters een wandeling buiten maakt. Zo zit dat misschien ook bij de kippen. Maar bewijs dat eens. Ik denk dat zo’n virus letterlijk aan komt waaien. Feit is wel dat de kippen die bij de luchtinlaten zaten, het eerste ziek werden. Het virus werd daar dus aangezogen. En dan gaat het WHOEM. Ik zeg wel eens: of je een kan benzine uitgiet en er een lucifer bijhoudt.”
Wim Kuipers
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
IJZEREN RIJN OP DOOD SPOOR? Voor de verandering eens goed nieuws uit België over de IJzeren Rijn. De Belgische Spoorwegen zitten in grote financiële moeilijkheden en hebben zeker tot 2007 geen geld voor het investeren in de oude spoorlijn van Antwerpen naar het Ruhrgebied. Nu is leedvermaak geen ondeugd om trots op te zijn maar in dit geval zou de ellende van de een tot iets goeds kunnen leiden voor de ander. Of de aangekondigde bezuiniging het stoppen van de in gang gezette procedure bij het Internationale Hof van Arbitrage betekent is vooralsnog onduidelijk. Zouden de Belgen in samenwerking met Nederland de procedures tot uiteindelijke realisatie toch willen doorzetten, dan zouden ze op z’n vroegst in 2007 met de uitvoering kunnen beginnen.
Het is echter twijfelachtig of dat er in zit. Waarschijnlijk zullen procedures langer gaan duren. Immers, een toetsing van de MER aan de Europese Habitatrichtlijn door de rechter zal zeer waarschijnlijk leiden tot de uitspraak, dat het voorkeurstracé (ondertunneling Meinweg) zo veel schade toebrengt aan het Habitat- en Vogelrichtlijngebied, dat andere (Nederlandse) tracé’s beter bekeken hadden moeten worden. Deze visie is neergeschreven in een scriptie van een afstudeerstudent milieurecht aan de universiteit van Utrecht. Het pikante is dat de scriptie is begeleid door Prof. Chris Backes, die zelf lid is
van de MER-commissie en in die hoedanigheid het MER IJzeren Rijn heeft bestudeerd. De studentenvisie lijkt dus een hoog realiteitsgehalte te hebben. Als die interpretatie juist is leidt toetsing door de rechter ertoe dat de hele procedure (inclusief MER) overgedaan moet worden en bekeken moet worden in het kader van een internationale MER. Ook het eerder
door Van den Biesen Advocaten uitgebrachte rapport kwam tot deze conclusie. Dat betekent heel veel werk extra en een sterke vertraging van het proces. De verwachting dat er überhaupt binnen afzienbare tijd geen Belgische trein door Limburg en de Meinweg zal gaan rijden is echter geen reden om nu in zalig nietsdoen achterover te leunen. Evenmin het bericht dat de voorbereidingen van Nederlandse zijde voorlopig in de ijskast wordt gezet, naar aanleiding van Tweede Kamervragen door CDA-er Ger Koopmans.
De nieuwe situatie biedt kansen op een wat andere opstelling van Nederland Het idee is: Koppel de discussie IJzeren Rijn aam de discussie over de Betuwelijn. Het is nu definitief duidelijk dat dit prestigeobject nooit rendabel te maken is. Dat geldt in nog grotere mate voor de IJzeren Rijn. Het financiële debacle van de Betuwelijn moet de Belgen nadrukkelijk worden voorgehouden. Het zou zelfs de meest rabiate pleitbezorgers onder hen aan het denken kunnen zetten. Voor Nederland is de IJzeren Rijn een zinloze investering omdat er geen baten tegenover staan. Voor Nederland zou de veel aantrekkelijker optie zijn: liever één minder verliesgevende lijn die een beetje omrijdt (de Betuwelijn), dan twee zeer verlies gevende lijnen, waarvan er een (de IJzeren Rijn) ook nog eens veel ecologische waarden vernietigt. Steek van het geld dat je hiermee uitspaart de helft in het terugdringen van het verlies van de Betuwelijn (of zelfs het verder opknappen van de Montzenroute) en de andere helft in het versterken van de natuur in de EHS die daarmee gemoeid is. Als Nederland op dit moment zou ‘doorpakken’, zoals dat in het jargon heet, zouden we van de IJzeren Rijn af kunnen komen en tussen de Rijn-Scheldedelta en het Europese achterland eindelijk eens een benadering kunnen ontwikkelen gestoeld op een duurzame realisatie van internationale goederstromen per spoor, dat wil zeggen transport van goederen buiten woongebieden en natuurgebieden om, voor een periode van 50 tot 100 jaar. Wellicht zijn ook in Brussel daarvoor de handen op elkaar te krijgen. De IJzeren Rijn is in het Europese beleid (Trans Europese Netwerken) sowieso als ‘van secundair belang’ gekwalificeerd en door de EU-commissie voor vervoer is al eerder de suggestie gedaan om de lijn maar helemaal uit het TEN te schrappen. Waar spreken we eigenlijk nog over? Het is van het grootste belang dat deze discussie gevoerd wordt, voordat de Tweede Kamer gaat besluiten over de voorgestelde arbitrage. Het woord is aan de politiek.
Phlip Bossenbroek
13
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Onlangs werd voor de eerste keer de “Duurzaamondernemenprijs Limburg” toegekend. Limburgs Milieu besteedt er uitgebreid aandacht aan in de vorm van een zestal artikelen van de hand van journalist Loek Kusiak. Foto’s: Bert Janssen, tenzij anders vermeld.
Duurzaamondernemenprijs Limburg toegekend
HET GLAS HEFFEN OP GULPENER BIERBROUWERIJ “Duurzaam ondernemen is volgens de jury meer dan het nemen van operationele maatregelen op milieu- en sociaal vlak. Bij duurzaam ondernemen verschuift de aandacht naar een integrale aanpak op stategisch niveau. En ook in de kopgroep van duurzaam ondernemende bedrijven is sprake van goed, beter, best. Omdat Gulpener Bierbrouwerij nadrukkelijk haar missie heeft vastgelegd in een ambitiestatement en duidelijk met zowel haar klanten als medewerkers over haar visie communiceert, heeft de jury er unaniem voor gekozen de prijs uit te reiken aan Gulpener Bierbrouwerij.”
Foto: Paul Kuit
Duurzaamondernemenprijs Limburg
Met die woorden reikte jury-voorzitter Henk Vijverberg op 22 mei j.l. de eerste Limburgse Duurzaamondernemenprijs uit aan het bedrijf dat als beste uit de bus kwam van 27 inschrijvende ondernemingen uit de kring van het Limburgse Midden- en Kleinbedrijf. Voor de prijs werd bewust gekozen voor bedrijven met maximaal 150 werknemers. Het ‘grootbedrijf’ kan immers veel gemakkelijker werk maken van duurzaam ondernemen, zo was de overweging. Dat ontslaat kleinere bedrijven echter niet van hun verantwoordelijkheid. Alle bedrijven, groot en klein, dragen medeverantwoordelijkheid voor het tot stand brengen van een duurzame samenleving. Dat de Limburgse jury de juiste keuze had gemaakt, bleek een maand later. Gulpenerdirecteur Paul Rutten mocht ook nog eens de landelijke prijs voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in ontvangst nemen. Deze keer als beste van zeventig inschrijvers. Jury-voorzitter en oud-minister van milieu Pieter Winsemius prees het bedrijf voor het voorop stellen van milieuoverwegingen in het totale bedrijfsproces, in combinatie met een sterke binding aan de regio. De Duurzaamondernemenprijs Limburg is een initiatief van de Milieufederatie Limburg, samen met de Kamer van Koophandel ZuidLimburg en de Provincie Limburg. Een viermansjury, bestaande uit milieugedeputeerde Margot Hofman-Ruijters, secretaris van de Limburgse Werkgeversvereniging Lambert Zwiers, directeur Jan Rotmans van het International Centre for Integrative Studies (ICIS) en directeur Henk Vijverberg van de Milieufederatie Limburg, nomineerde drie bedrijven voor de prijs: Autoschade Peter Brouwers, Thissen Installatietechniek en Gulpener Bierbrouwerij. De selectie vond plaats aan de hand van een aantal vragen: • Is het product duurzaam? • Is het proces duurzaam? • Zijn de genomen duurzaamheidsmaatregelen innovatief? • Is duurzaam ondernemen uitgangspunt bij de bedrijfsvoering en blijkt dat uit een vastgelegde missie? • Wordt duurzaam ondernemen uitgedragen naar de klant en in het bedrijf? Via een bedrijfsbezoek werd het beeld com-
14
Duurzaamondernemenprijs Limburg
pleet gemaakt. Nieuwe verantwoordelijkheden “Er is een tijd geweest dat de verantwoordelijkheid van een bedrijf ophield bij de poort,” aldus Henk Vijverberg. “Wie de verantwoordelijkheid van zijn activiteiten nu nog beperkt opvat, kan in opspraak raken als er sociale of milieuproblemen ontstaan, of zelfs maar dreigen te ontstaan. Een hele serie voorbeelden uit het recente verleden, ook bij gerenommeerde bedrijven, onderstreept dit. Shell had zijn Brent Spar en de perikelen in Nigeria, Heineken en IC Calland veroorzaakten commotie toen zij in Birma wilden investeren en ABN-AMRO kwam onder vuur te liggen door investeringen in mijnen waarvan de sociale en milieucondities erbarmelijk bleken. IKEA, Nike en Reebok beleefden weinig vreugde aan de kinderarbeid in de fabrieken van hun toeleveranciers. Al deze gevallen illustreren dezelfde trend: bedrijven worden aangesproken op de toegevoegde waarde die zij hebben voor de hele maatschappij”.
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Gulpener Bierbrouwerij: winnaar
BIERPRODUCTIE ‘ROND DE SCHOORSTEEN’ SCHEPT NIEUWE MARKTKANSEN
Gulpener Bierbrouwerij voldoet naar de mening van de jury het meest aan de gestelde duurzaamheidseisen. En daarop werd op 22 mei en nadien nogmaals op 26 juni het glas geheven. Hub Bemelmans
GULPENER ORGANISEERT HOP-OOGSTFEEST IN REIMERSTOK Op zaterdag 13 september gaat de Gulpener Bierbrouwerij samen met haar werknemers hop oogsten, die geteeld is door de familie/agrariër Wouters in Reimerstok (Groenendalsbergweg1). Op deze dag kan iedereen een kijkje komen nemen en meer te weten komen over het telen van hop en de milieuvriendelijk teelt van gerst, tarwe en andere grondstoffen voor bier. In het gebied kunt u prachtig wandelen en na afloop kunt u genieten van een lekker pilsje en echte Limburgse vlaai! Dus noteer zaterdag 13 september in uw agenda en kom samen met uw familie eens een kijkje nemen in Reimerstok!
Duurzaam ondernemen is voor Gulpener Bierbrouwerij in Gulpen een strategische keuze bij interne en externe bedrijfsactiviteiten. Het streven naar een minimale milieubelasting bij de bierproductie begint al bij de inkoop van grondstoffen. Gulpener werkt met milieuvriendelijk geteelde gerst en hop van gecontracteerde Zuid-Limburgse boeren. Gulpener (opgericht in 1825) is met een marktaandeel van ongeveer 1 procent de grootste onder de kleine nog zelfstandige bierbrouwerijen en van oudsher verbonden met het Zuid-Limburgse heuvelland. Bekende merken van deze brouwerij zijn onder meer Gulpener Dort en het midden jaren negentig geïntroduceerde witbier Korenwolf, genoemd naar de bedreigde hamster die in graanakkers leeft. De opbrengst van het witbier ging voor een deel naar de
Vereniging Natuurmonumenten en naar activiteiten ter bescherming van de hamster. Gulpener vindt dat een bedrijf verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van haar omgeving en de mensen die daar wonen, leven en werken. Dit uitgangspunt heeft Gulpener in 2001 vastgelegd in een ‘ambitiestatement’. Daarmee is Gulpener als het ware een ‘verbond met de natuur’ aangegaan, door directeur Paul Rutten ook wel ‘produceren rond de schoorsteen’ genoemd. >> 15
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Duurzaamondernemenprijs Limburg
Zuid-Limburg, verenigd in de coöperatie TRILIGRAN, vanaf 1996 begonnen met het verbouwen van brouwersgerst dat voldoet aan het Agro-Milieukeur, oftewel een minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor deze gerst betaalt Gulpener aan de boeren een meerprijs van 10% boven de marktprijs. Voor Gulpener bedragen deze meerkosten jaarlijks 100.000 euro. Ook heeft de brouwerij enkele jaren geleden boeren financieel op weg geholpen bij de herintroductie van de hopteelt in Zuid-Limburg. Gulpener streeft ernaar 50% van zijn hop uit de regio te halen. In 2003 zijn twee telers gestart met het verbouwen van brouwgerst met het EKO-keurmerk, biologisch dus. De ketenaanpak van Gulpener draagt bij aan een duurzame en transparante wijze van landbouw: de herkomst van grondstoffen is simpel te traceren, het aantal kilometers voor transport van grondstoffen daalt en kleinschalig werkende boeren zijn verzekerd van een vaste inkomstenbron.
Paul Rutten
Regionaal brouwersgerst Op initiatief van de brouwerij zijn boeren in
Groene energie Interne milieuzorg is voor Gulpener minstens zo belangrijk. Er wordt scherp gekeken naar mogelijkheden voor de besparing van van gas, water en elektriciteit. Zo is de brouwerij sinds 2003 volledig overgeschakeld op groene energie. Vijftien procent wordt opgewekt door waterkracht van Limburgse
molens. Voor de zomer van 2003 worden op de brouwerij zelfs zonnepanelen geplaatst. Bovendien wordt onderzocht of de lichtbakken van horecazaken met Gulpener in hun assortiment op zonnecellen kunnen werken. De betrokkenheid van Gulpener bij het welzijn van dorp en regio komt tot uitdrukking in het sponsorbeleid. Verenigingen en stichtingen uit Gulpen en omgeving met activiteiten op het gebied van natuur, recreatie en toerisme kunnen rekenen op financiële ondersteuning. Verder mogen de medewerkers jaarlijks een budget besteden aan activiteiten in hun leefomgeving die raakvlakken hebben met de hierboven genoemde thema’s. Nieuwe marktkansen Natuurlijk heeft Gulpener bij duurzaam ondernemen ook commerciële motieven. De Nederlandse markt voor speciaalbieren waarop Gulpener ooit pionier was, is inmiddels verzadigd. Daarbij neemt de bierconsumptie in Nederland af. Milieuverantwoord ondernemen is een middel om het ambachtelijke en natuurzuivere imago van het biermerk Gulpener te versterken. Als nichespeler met een sterke maatschappelijke traditie verwacht Gulpener nieuwe kansen te creëren in de markt voor speciaalbieren. Gulpener Bierbrouwerij Postbus 51, 6270 AB Gulpen, tel. (043) 450 7575
Autoschade Peter Brouwers: genomineerd
NIEUWE LAKKEN ONTZIEN MILIEU EN GEZONDHEID AUTOSPUITERS Met de slogan ‘Wat goed is voor het milieu is ook goed voor de mensen’ kan Autoschadebedrijf Peter Brouwers in Roermond de eigen doelen op het gebied van duurzaam ondernemen nauwelijks treffender verwoorden. Naast de introductie van nieuwe uitdeuk- en spuittechnieken, is Brouwers omgeschakeld naar lakken op waterbasis. Daardoor is de uitstoot van oplosmiddelen met de helft gereduceerd. Een forse milieuwinst maar ook een verbetering in de arbeidsomstandigheden. Het repareren van autoschade is secuur werk: uitdeuken, richten, lassen, schuren, lakken. Daarvoor staat een scala aan hulpmiddelen ter beschikking, die echter bij lange na niet allemaal even milieu- en arbeidsvriendelijk zijn. Toch bereiken de branche (2500 bedrijven) steeds meer alternatieve hulpstoffen en spuittechnieken. Maar waar andere bedrijven nog vaak de kat uit de boom kijken, is pionie16
ren voor Autoschade Peter Brouwers - een van de grootste schadeherstelbedrijven in de Benelux - de gewoonste zaak van de wereld. Lakspuiten reinigen met thinner op basis van stoffen uit suikerbieten? Weinigen hadden er nog van gehoord, maar Brouwers begon er mee. Zo fungeerde het in 1985 opgerichte bedrijf op verzoek van het ministerie van VROM
enkele jaren geleden ook als proeftuin voor het uittesten van milieuvriendelijke, watergedragen lakken. Deze lakken, inmiddels wettelijk verplicht, moesten de oplosmiddelrijke verven vervangen. Dat zou niet alleen de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) reduceren maar ook de gezondheid van de spuiters ten goede komen. Van oplosmiddelen is bekend dat ze bij langdurige blootstelling leiden tot aandoeningen als concentratieen geheugenverlies (‘Organo-Psycho Syndroom, OPS’) en uitstroom naar de WAO. Hergebruik onderdelen Door de omschakeling naar de nieuwe lakken en de aanschaf van een nieuw, van filters >>
Duurzaamondernemenprijs Limburg
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
voorzien lakverwerkingssysteem heeft Brouwers in 2002 - bij een omzetstijging van 20 procent - de VOS-emissies met bijna 50% teruggebracht ten opzichte van 2001. “Het nieuwe systeem,” zegt Peter Brouwers, “is weliswaar duurder dan het oude maar dat wordt rijkelijk gecompenseerd door een kortere schoonmaaktijd en de voordelen voor gezondheid en milieu. Goed en verantwoord materiaal is per definitie een rendabele investering.” In 1998 had Brouwers zijn voortrekkersrol al bevestigd door het behalen van ‘milieucertificaten rendementsspuiten’ voor 15 medewerkers, een gevolg van nieuwe arbo- en milieuregels. Inmiddels is Brouwers ook erkend als groene reparateur door het intensieve gebruik van gerecycelde kunststofonderdelen. Revolutionair is ook de techniek ‘uitdeuken zonder spuiten’, waarbij kleine deukjes zonder schuur en spuitwerk onzichtbaar worden weggewerkt. Lager schadebedrag Voor het herstel van beschadigde wanden van caravans heeft Brouwers een reparatietechniek onder de knie die neerkomt op herstel in plaats van vervanging, een zeer korte reparatietijd en een lager schadebedrag. Daarnaast zijn sinds kort 20 medewerkers gecertificeerd voor het werken met aluminium, een licht materiaal dat steeds meer in auto’s voorkomt en die het brandstofverbruik vermindert. Duurzaam ondernemen betekent voor Peter Brouwers ook kennis uitdragen en betrokkenheid tonen bij de lokale gemeenschap. Informatie over milieuvriendelijke schadehersteltechnieken wisselt Peter Brouwers persoonlijk uit met branche-organisaties en onderzoeksinstituten in binnen- en buitenland. Om de twee jaar stelt Brouwers zijn bedrijf ook open voor scholieren in het kader van het gemeentelijk Milieuontmoetingsprogramma. En toen de harmonie uit de buurtschap Leeuwen bij Roermond geen oefenruimte meer had, konden de muzikanten lange tijd voor hun repetities terecht in de bedrijfs/reparatiehal van Brouwers. Zo ruim, akoestisch verantwoord en schoon was (en is) het er.
Peter Brouwers
Autoschade Peter Brouwers Schouwberg 55, 6042 EW Roermond tel. (0475) 32 84 47
17
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Duurzaamondernemenprijs Limburg
Thissen Installatietechniek: genomineerd
KOELEN MET GRONDWATER IS DE DUURZAME TOEKOMST Een verwarmings- en aircoysteem waar geen fossiele brandstoffen meer aan te pas komen en dus ook geen uitstoot van CO2, maar dat gebruik maakt van bodemwarmte. Bijkomend voordeel is een prettiger binnencomfort. Dat is een notendop het duurzame karakter van een door Thissen Installatietechniek in Venlo ontwikkeld energieconcept. Het is toegepast in het eigen kantoorpand maar ook in andere nieuwe kantoorgebouwen en in woningen. Duurzame energie wordt steeds belangrijker. De overheid wil voor 2020 een energiebesparing van 10% realiseren om daarmee de uitstoot van het broeikasgas CO2 reduceren. Om die reden krijgt de toepassing van warmtepompen in de utiliteits- en woningbouw de laatste jaren steeds meer navolging. Een warmtepompsysteem kan, mits een gebouw optimaal is geïsoleerd, een grote besparing opleveren ten opzichte van de huidige HR CV-ketel. Omdat de overheid energiezuinige systemen met subsidies stimuleert, is dit een interessant marktsegment voor bedrijven als < Peter Thissen (Foto: Lé Thissen)
Thissen Installatietechniek in Venlo, met Geleen als nevenvestiging. In samenwerking met Stichting Dubotechniek in Zaltbommel en ondersteund door subsidie van Novem, ontwikkelde Thissen een warmtepompsysteem zonder een hulp CV-ketel en zonder een koelmachine. Geen gasaansluiting Het door Thissen als ‘revolutionair’ omschreven systeem is voor het eerst in 2002 toegepast in het eigen kantoorpand met bedrijfshal op industrieterrein Trade Port West in Venlo. Door toepassing van het systeem in het eigen gebouw wilde Thissen allereerst >>
SCHONE WAS VAN JARDON MET DUURZAME MACHINE Duurzaam ondernemen is voor wasserij Jardon (50 werknemers) in Vaals begonnen met een keuze voor niet-milieuschadelijke hulpstoffen. Dankzij de aanschaf van een volautomatisch doseersysteem is Jardon niet meer afhankelijk van chloorbleekloog. Voordelen ook voor het personeel, want sjouwen met zakjes van 20 kilo is er niet meer bij. Tafellakens, servetten, beddengoed, bedrijfskleding en andere stukken textiel. En dat wekelijks in een hoeveelheid van 50.000 kilo. Kraakhelder en gevouwen gaat het terug naar de klant. Wasserij Jardon in Vaals doet de was voor onder meer horecazaken (80 procent van de omzet) en Limburgse ambulancediensten. Op voorspraak van de gemeente Vaals stelde Jardon zich enige tijd geleden kandidaat voor de Duurzaam Ondernemen Prijs Limburg. Hoewel de prijs naar een ander bedrijf ging, was Jardon lange tijd in de race. Het familiebedrijf (opgericht in 1926) was duidelijk zijn tijd vooruit toen het tien jaar 18
geleden besloot om de voor het milieu schadelijke stof chloorbleekloog - voor het verwijderen van de zeer vuile vlekken - te vervangen door waterstofperoxyde. Daartoe investeerde de Vaalser horecawasserij indertijd ruim 200.000 gulden in de installatie van een volautomatisch doseersysteem van leverancier Ecolab Henkel. Computergestuurd worden de benodigde hulpstoffen met een gesloten systeem in het wasproces gebracht. Wasmiddel, wasversterker en andere toevoegingen kunnen tot op de liter nauwkeurig worden gedoseerd. Verspilling, wat geld kost, is verleden tijd.
Verbod “De keuze om met chloorbleekloog te stoppen,” vertelt directeur Marcel Jardon, “was ingegeven door de veronderstelling dat de overheid deze stof zou verbieden. Dus waren opeens duurzame oplossingen aan de orde. Het verbod op chloorbleekloog is er weliswaar niet gekomen, maar de investering is er niet minder lonend om geweest. De besparingen op wasmiddel, water en energie zijn aanzienlijk. Alleen al het waterverbruik is met 25 procent verminderd. En naar de riolering gaat alleen nog schoon afvalwater.” Ander voordeel is dat het doseersysteem niet valt onder de strenge CPR-richtlijnen voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Doorgaan met chloorbleekloog had betekend dat Jardon voor de opslag lekbakken zou moeten plaatsen, zelfs voor de lege vaten. “En daar moet je maar net de ruimte voor hebben,” aldus >>
Duurzaamondernemenprijs Limburg
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Foto: Lé Thissen
het systeem uittesten en ook een voorbeeld stellen voor andere bedrijven binnen en buiten de branche. Het gebouw heeft geen gasaansluiting voor de centrale verwarmingsinstallatie. Deze installatie heeft ook geen CVketel, radiatoren en schoorsteen. Voor de airconditioning wordt ook geen gebruik gemaakt van een elektriciteitsverslindende koelmachine. Daarmee wordt een besparing van circa 40% op primaire energie behaald. De installatie van Thissen onttrekt 75 tot 80% van de benodigde energie uit de eigen bodem om het gebouw te verwarmen en te koelen. Het
grondwater wordt met een constante temperatuur van circa 11 graden onttrokken op een diepte van 125 meter. De warmtepomp waardeert deze energie op naar een bruikbare temperatuur, die het kantoor verwarmt en in de zomer koelt. Per saldo wordt dus geen grondwater onttrokken, maar warmte of koude. Lage energielast De warmtepomp van Thissen is een innovatieve manier van gebouw- en comfortbeheersing: nooit benauwd in de zomer, nooit te
koud in winter. “Een simpele en toch perfecte manier,” concludeert directeur Peter Thissen, “om de temperatuur dag en nacht op 21 graden te houden en tegelijk een energielast van minus 30% te realiseren.” Wat zich in eerste instantie beperkt tot een gebouwmaatregel door Thissen zelf, is uitgegroeid tot een duurzaam product dat bovenaan de lijst van adviezen aan de klant staat. Opdrachtgevers van Thissen zijn door het systeem enthousiast geraakt en hebben het ook in hun nieuwe panden laten installeren, onder meer bij Scheidegger in Venlo, de Rabobank in Panningen, de Stichting Thuiszorg NoordLimburg in Venray en Berkers Keukencentrum in Deurne. In Maasbree zijn 19 woningen met de installatie van Thissen uitgerust. “Tot voor kort,” zegt Thissen, “was in onze branche de uitdaging hoe je een gebouw van binnen warm krijgt. Wij draaien dat om: hoe haal je de warmte uit het gebouw. En dan moet je koelen met bodemwater. Conventionele installaties bevatten bovendien vaak milieuonvriendelijke koelmiddelen. Gelet op de lagere energielasten voor de klant, heeft onze installatie een snelle terugverdientijd.” Thissen Installatietechniek Postbus 3188, 5902 RD Venlo tel. (077) 467 70 00
Jardon. “De doseerinstallatie die er nu staat, past mooi in de hoek van de voorraadkelder en wordt geregeld vanuit aangeleverde 200 liter-vaten bijgevuld. Op een beeldscherm kan de bedrijfsleider exact aflezen hoe het met de voorraad is gesteld.” Sjouwen Voor de werknemers van Jardon is de installatie eveneens een verbetering in werkomstandigheden. Marcel Jardon: “Vroeger moesten de mensen sjouwen met kleine containers en met zakjes van 20 kilo. Al dat gesleep is er nu niet meer bij. De helft van ons personeel is langer dan tien jaar in dienst. Dat willen we graag zo houden. Duurzaamheid betekent ook dat je het werk aantrekkelijk houdt. Arbo, veiligheid, kwaliteit en economisch gebruik zijn dankzij de doseerinstallatie integraal gewaarborgd.” Het aantal wasserijen in Nederland dat werkt met de installatie van Ecolab, is nog betrekkelijk klein. >> Marcel Jardon >
19
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Duurzaamondernemenprijs Limburg
Leon Castermans
Koploper zijn heeft volgens Jardon echter zo zijn voordelen. Inhaalslag “Recent heeft de overheid met de branche van textielwasserijen een nieuw meerjarenconvenant afgesloten voor de reductie van water- en energiegebruik. Veel wasserijen moeten nog een inhaalslag plegen, terwijl wij nu al aan de doelstellingen voldoen. Dat geeft voorsprong.” Als duurzaam werkend bedrijf wil Jardon ook rekening met zijn omgeving houden. Zo produceert de wasserij veel warme lucht. Die is goed opnieuw te gebruiken, bijvoorbeeld om er de tochtige hallen in de woonflats naast het bedrijf mee te verwarmen “We hebben de woningstichting de warme lucht gratis aangeboden. ‘Doe er maar iets mee.’ Maar er is nog niet op gereageerd.” Wasserij Jardon Selzerbeeklaan 4, 6291 HW Vaals tel. (043) 306 13 01
20
CHROMIN GEEFT METAAL DUURZAME BEHANDELING Chromin Maastricht is een bedrijf dat duurzaam ondernemen zeer letterlijk neemt. Metalen die met de speciale technologie van Chromin ‘verduurzaamd’ zijn tegen roest en slijtage kunnen weer jaren mee. Reststoffen worden hergebruikt en nieuwe technieken drukken het energiegebruik. Schoner produceren verschaft Chromin (13 werknemers) in binnen- en buitenland een sterke marktpositie. Het idee om zijn bedrijf in te schrijven voor de Duurzaam Ondernemen Prijs Limburg kwam eigenlijk van de gemeente Maastricht en de Stichting Adviescentrum Metaal. “Zelf waren we een tikje verbaasd,” zegt directeur Leon Castermans van het in de Maastrichtse Beatrixhaven gevestigde Chromin, “want de integrale aandacht voor milieu, arbo en kwaliteit is hier al jaren een vanzelfsprekende zaak. Maar wel leuk als anderen over jou vaststellen dat je duurzaam bezig bent.” Chromin behoorde dan weliswaar net niet tot de drie bedrijven die voor de prijs genomineerd werden, maar dat maakt de werkwijze van het bedrijf er niet minder bijzonder om.
Het dertien werknemers tellende bedrijf (jaaromzet circa 2 miljoen euro) is in Nederland en daarbuiten een van de marktleiders in oppervlaktebehandeling van metalen en voorbeeldbedrijf op het gebied van kennisuitwisseling voor de Metaalunie en de Novem. Inchromeren Of het nu DSM, Stork, Volkswagen, het Japanse concern Hokosawa of andere opdrachtgevers zijn uit met name de chemie en voedingsmiddelenindustrie: allemaal weten ze de weg naar de Chromin te vinden voor het roestvrij en slijtvast laten maken van ovenplaten, kleppen, buizen, bouten van zeecontai-
Duurzaamondernemenprijs Limburg
ners, pompen en nog veel meer machineonderdelen. Voor de consumentenmarkt verduurzaamt Chromin kettingen van mountainbikes. De techniek die Chromin gebruikt, >> als enige loonbedrijf in Europa, heet inchromeren. “De te behandelen onderdelen, ” legt Castermans uit, “gaan in een container en via een ovenproces van circa 900 graden wordt chroom ingebracht, ook wel diffusie genoemd. Chroom is geschikt om corrosiebestendigheid en slijtvastheid te verkijgen. Onze werkwijze verschilt wezenlijk met gangbare processen van andere bedrijven waarbij de chroomlaag òp het metaal wordt aangebracht. De behandelde onderdelen kunnen dan hooguit drie of vier maanden mee. Maar bij onze manier van verduurzamen is dat drie tot vier jaar.” Afbladdering Vervanging van dure onderdelen kan dus door toepassing van de Chromin-technologie lang worden uitgesteld. En hoe langer onderdelen meegaan, des te minder kostbare productiestops nodig zijn. Bovendien voorkomt de behandeltechniek van Chromin dat door afbladdering van miniscule deeltjes metaal in leidingen terechtkomen en daar verontreini-
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
gingen veroorzaken. “Vooral voor buizen in mengmachines voor levensmiddelen is dat enorm belangrijk,” zegt Castermans. Een opvallend kenmerk van Chromin is het schone productieproces dankzij afvalpreventie. Het weinige reststof dat vrijkomt is chroompoeder. Zo’n 50 kilo per week wordt in het proces hergebruikt. En de warme lucht die bij het productieproces vrijkomt gaat niet naar buiten maar gebruikt Chromin voor het verwarmen van zijn drie hallen.
dag productiewinst en ook nog eens 60 tot 70% minder energiegebruik. Producten kunnen we goedkoper maken en naar de klant ontstaat een betere service door snellere levertijden. Nee, van recessie hebben wij geen last.” Chromin Maastricht Sleperweg 31, 6222 NK Maastricht tel. (043) 363 20 21
Productiewinst Innovatie is een ander kenmerk. Drie jaar geleden is Chromin met ondersteuning van TNO begonnen met een in de Oekraïne ontwikkelde techniek van oppervlaktebehandeling, ook wel 'vanaderen' genoemd. Hierbij worden machine-onderdelen niet meer los in containers verpakt maar in baden met een vloeistof (vanadium) gehangen. “Hierdoor wordt in ruim drie uur,” zegt Castermans, “hetzelfde resultaat bereikt als waar anders 20 uur voor nodig is. Tel je daarbij ook nog de tijd die nodig is voor afkoelen, dan scheelt dit proces ons gauw anderhalve
21
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Duurzaamondernemenprijs Limburg
BONGERS MEDIA OP WEG NAAR DUURZAAM UITGEVEN EN DRUKKEN Van een pure rotatiedrukkerij is Bongers Media Productie in Kelpen-Oler in enkele jaren uitgegroeid naar een uitgeverij annex internet publishing-bedrijf. Wekelijks rollen er ruim 1 miljoen special interest- en andere huis-aan-huisbladen van de persen, gedrukt op 100% gerecyceld papier. Ook bij andere investeringen kijkt Bongers naar de gevolgen van het milieu. ‘Duurzaam ondernemen moet iets heel vanzelfsprekends worden.’
V. Nijpels-Bongers en Edward Bongers
Wonen, Werken en de Regionale Uitwijzer zijn ‘special interest’ huis-aan-huis bladen van Bongers Media Productie die in ieder Limburgs huishouden in de bus glijden. Wonen richt zich op het woningaanbod in de provincie, waarvoor wordt samengewerkt met makelaars. Werken geeft een overzicht van het vacature-aanbod bij bedrijven, terwijl de Uitwijzer dat doet voor toeristische evenementen waarvoor de Limburgse VVV’s de informatie aanleveren. Met deze speciale bladen heeft Bongers sinds 1998 een gat in de uitgeversmarkt aangeboord. Gedrukte en electronische media worden doelmatig gecombineerd. “Het nieuwe van dit concept is,” legt directeur Edward Bongers uit, “dat de advertenties voor Wonen en voor Werken ook op internetsites worden geplaatst. Je kunt met een www.code heel klein adverteren en die paar regels verwijzen weer naar uitvoeriger infor22
matie op internet. De sites en een persoonlijke e-mailservice zorgen zo dus naast de kranten voor een aanvullend bereik. Je kunt nu veel makkelijker gericht zoeken. Omdat de advertenties electronisch worden opgemaakt, is bovendien veel arbeidsintensief werk vervallen.” Nichemarkten De omslag van een pure rotatiedrukkerij - de kleinste van de drie die Limburg rijk is - naar de combinatie met een krantenuitgeverij met mediatoolbox heeft Bongers (50 medewerkers) geen windeieren gelegd. “Rond 1999,” aldus Bongers, “ontdekten we dat drukken voor derden steeds risicovoller werd en ook steeds goedkoper moest. We zagen kansen bij het uitgeven door het bedienen van nichemarkten.” Op dit moment rollen er van de twee rotatiepersen in Kelpen-Oler wekelijks 25 titels in een oplage van 1,3 miljoen stuks. “De forse capaciteitsgroei heeft ons aangezet tot een wijze van investeren
waarin het milieu-aspect steeds de toetssteen is,” zegt Edward Bongers. Toen hij hoorde van de Duurzaamondernemenprijs Limburg was hij direct geïnteresseerd en besloot zijn bedrijf te laten meedingen. “Ik wist op voorhand dat we geen kans zouden maken. We zitten nog in een beginfase en diverse maatregelen zijn los van elkaar ingevoerd. Maar ik zie het wel als kans om de voordelen van duurzaam ondernemen naar klanten en leveranciers te communiceren. Misschien dat we hen inspireren hetzelfde te doen zodat de keten duurzamer wordt.” Milieukeurmerk Voor de verwarming van kantoorruimtes en drukhal heeft Bongers geïnvesteerd in twee warmtepompen. Warmte die de compressoren de drukpers afgeven wordt ook niet naar buiten gesluisd maar slim aangewend voor koeling. Het energiegebruik is ondanks de productieuitbreiding gehalveerd. De installatie van rollenwisselaars op de zorgt voor een afnamen van productie-uitval van 10 naar 7 procent. “Per jaar,” zegt Bongers, “scheelt ons dat 50 ton papier.” Ook de overstap op 100 procent gerecyceld krantenpapier is een opvallend duurzame vernieuwing. Het papier wordt geleverd door een Duitse firma die in het bezit is van het milieukeurmerk Blaue Engel. “Economisch levert het je niks op, maar het is ook niet duurder. Dus waarom zou je het dan niet doen?” Alle bedrijfsafval, zoals inkten en aluminium drukplaten, wordt alleen aangeboden aan bedrijven die het kunnen recyclen. Milieuwinst en materiaalbesparing wordt ook geboekt door de digitale opmaakprocessen met een Computer-to-Plate systeem. Bongers: “Vanuit het beeldscherm maken we via belichting met laser meteen de printplaten. Vroeger deed je dat met film en chemicaliën. Dankzij een investering waarvoor we via de Vamil-regeling milieusubsidie kregen, besparen we op jaarbasis 7500 vierkante meter aan printplaat en grote hoeveelheden chemische baden.” Gratis krantjes willen over het algmeen nog wel eens met stapels door gemakzuchtige bezorgers gedumpt worden. Afval dus. “Om dit probleem tegen te gaan, houden we de huis-aan-huisbezorging in de gaten. Via een informatiesysteem met onze bezorgdiensten kunnen we dit soort klachten snel opsporen en oplossen. Ook naar onze adverteerders zijn we dat verplicht.” Bongers Media Productie Postbus 3048, 6093 ZG Heythuysen tel. (0495) 65 22 17
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
IS EEN AGROPRODUCTIEPARK HAALBAAR? Een aantal trends (intensivering van de intensieve veehouderij, schaalvergroting bij agrarische ondernemers, liberalisering van internationale markten voor agrarische produkten) in combinatie met enkele veterinaire drama’s (BSE, MKZ, vogelpest) hebben de transitie van de agrarische sector nadrukkelijk op de agenda gezet. Het rapport “Agroproductieparken: perspectieven en dilemma’s” vormde het startsein van een maatschappelijke discussie m.b.t. de ruimtelijke clustering van agro- en niet-agro activiteiten. In deze maatschappelijke discussie zijn zowel voorstanders als tegenstanders te onderkennen. Agroproductieparken kenmerken zich door een ruimtelijke clustering van agrarische activiteiten. Het betreft het clusteren van soortgelijke agrarische bedrijven in een gebied (Agrarisch vestigingsgebied Nederweert) of het clusteren van bedrijven uit een keten op een locatie (pluimveebedrijven en slachterij op een locatie) tot een meerlaags agrarisch bedrijfsverzamelgebouw. In het belang van de discussie over agroproductieparken heeft NIBConsult een globaal business plan opgesteld voor een ‘papieren’ agroproductiepark. Het ging daarbij primair om het bepalen van de financiële haalbaarheid van het concept, inclusief de daaraan gerelateerde maatschappelijke baten en de risico’s. Het concept: agro-center Startpunt van de analyse was het selecteren van een voorkeursconcept van het agroproductiepark. Daarbij is bewust gekozen voor een analyse van een van de meest ambitieuze concepten: een meerlaags agrarisch bedrijfsverzamelgebouw. Gekozen is voor de werktitel agro-center, omdat dit naar onze mening een minder negatieve connotatie heeft dan agroproductiepark. Bovendien geeft deze term aan waar het gebouw voor is bedoeld: een centrum van agrarische activiteiten. Uit oogpunt van flexibiliteit is gekozen voor een modulair concept. Elke module kent een schaal die past bij de koplopers in hun sector en bestaat uit ‘basiseenheden’ die tezamen een ‘unit’ vormen en willekeurig aan elkaar te koppelen zijn. Hierdoor kan optimaal worden ingespeeld op de vraag van de agrarische ondernemers en kan het complex in fasen worden opgebouwd. Een module agro-center bestaat uit 14 units overkapt door 1 laag glastuinbouw. Een modu-
le telt dan per bouwlaag 35.000 m2 (3,5 ha.) bruto vloeroppervlak. Er zijn twee bouwlagen bovengronds en één ondergronds. Een module omvat derhalve: • Glastuinbouw verdieping (35.000 m2 + 5.000 m2) bovenste laag • Kippen op de middelste bouwlaag (35.000 m2) middenetage • Varkens op de begane grond (35.000 m2) begane grond • Mestkelder en Palingkweek (17.500 m2 mestkelder en 17.500 m2 palingkweek) onder de grond Daarnaast is er ruimte nodig voor installaties (verwarming, koeling, ventilatie e.d.) en logistieke functies (expeditie, liften, trappen, leidingschachten). Het agro-center is in beginsel een gesloten systeem. Dat betekent dat bij de varkens en het pluimvee is uitgegaan van een zelfvoorzienend concept. Tevens is bij het bepalen van de onderlinge verhoudingen rekening gehouden met een koppeling van de verschillende agrarische functies. Nadere specificatie van de onderdelen:
KLEIN LAND, VEEL DIEREN Een klein land, veel mensen en bedrijvigheid, weinig vrije ruimte, veel conflicterende belangen. Nood maakt creatief, dus wordt gezocht naar oplossingen voor die conflicten, meestal het sparen van de kool en de geit. Onlangs speelde in Nederweert de discussie over clustering van een aantal intensieve veehouderijbedrijven op een ‘agrarisch bedrijventerrein’. De Milieufederatie Limburg is er voorstander van om daarmee op andere plekken natuur en landschap te ontzien en milieuwinst te boeken. Onder omwonenden en in de gemeenteraad is verzet. Verleden jaar was er het verhaal over ‘pig-city’, een torenhoge varkensflat, die de nadelen van de over het buitengebied verbreide varkensstallen moest opheffen. Daarvan is de Milieufederatie Limburg geen voorstander. Het nieuwste concept is het idee van de agro-productieparken. NIBConsult ontwierp een ‘papieren’ concept: een gesloten systeem op basis van een combinatie van glastuinbouw, kippenteelt, varkenshouderij en palingkwekerij. De Milieufederatie vroeg de schrijvers het futuristische plan toe te lichten. Wij hebben er nog geen mening over maar komen er in een latere uitgave van Limburgs Milieu op terug.
• Glastuinbouw: uit oogpunt van energie- en mestverbruik en benutbaarheid van de afvalstromen is gekozen voor een producent van glasgroente. Verondersteld is dat in de toekomst een bedrijfsoppervlak van 23
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
• Er moet een vorm van energieproductie in de directe omgeving plaats-vinden (i.v.m. CO2 en warmteleverantie); • Er moet een afvalverwerkingsbedrijf in de directe omgeving gevestigd zijn; • Er moet 200 à 300 ha “beschikbaar” land aanwezig zijn (tegen industrieële grondprijs) als uitbreidingspotentieel; • Er is in de omgeving mogelijkheid om glastuinbouw te ontwikkelen (opdat koppelingen zinvol zijn); • Er moet een grote agro-food producent nabij zijn (i.v.m. te realiseren besparingen op voer en transport).
Agro-center, 3-D voorstelling unit(s) totaal oppervlak center afhankelijk, locatie samen te stellen uit units, van 50 x 50 = 2500 m2 bruto
ca. 80.000 m2 voor een glasgroenteteler de optimale schaal zal zijn. Dat betekent dat voor het agro-center is uitgegaan van de bouw van twee modules, waarbij één glasgroenteteler alle beschikbare m2 groentekas boven op de bebouwing zal afnemen. • Varkenshouderij: per module is 35.000 m2 bruto vloeroppervlak beschikbaar, waarvan ca. 5.000 m2 beschikbaar is voor overige functies (kantoor, opslag, veterinair, e.d.). Gekozen is voor een zelfvoorzienend concept, waardoor biggen niet hoeven te worden aangevoerd. Anticipe-rend op nieuwe richtlijnen die in 2013 verplicht worden is er per module ruimte voor 1.750 zeugen en ruim 14.000 vleesvarkens. • Pluimveehouderij: gekozen is voor een zelfvoorzienend concept, waarin naast vleeskuikens tevens plaats is voor vleeskuikenouderdieren en een broederij. Uitgaande van de huidige afmeting van een module kunnen twee vleeskuiken-bedrijven zich in één module vestigen, die elk de beschikking hebben over drie stallen van ca. 5.000 m2. Uitgaande van gem. 23 vleeskuikens per m2 is er per module ruimte voor 690.000 vleeskuikens. Voor de vleeskuikenouderdieren en de broederij is in totaal ruim 2.300 m2 benodigd. De resterende 2.700 m2 is beschikbaar voor andere functies (zoals kantoren, opslag, transport etc.). • Palingkwekerij: verondersteld is dat een of meerdere palingkwekers tezamen de 17.500 m2 die hen per module ter beschikking 24
staan gebruiken voor de palingkweek (waarvan ca. 2.500 m2 in gebruik t.b.v. opslag en kantoren). Van deze 15.000 m2 is ongeveer de helft in gebruik als teeltbassin (dus 7.500 m2 teeltbassin). Dat betekent een jaarlijkse productiecapaciteit per unit van 7,5 miljoen stuks paling van gemiddeld 200 gram (1,5 ton). • Mestkelders: Deze zijn primair bedoeld voor de varkenshouders en zijn verrekend in de huur van de varkenshouderij. Per 2 m2 varkensruimte is er 1 m2 mestkelder beschikbaar. Verondersteld is dat het complex in handen is van een ontwikkelbedrijf dan wel projectontwikkelaar. Deze verhuurt het complex aan agrarische ondernemers. Er is gekozen voor een verhuurder-huurder relatie omdat een agro-center meerdere agrarische ondernemers zal moeten huisvesten en laten samenwerken. Indien deze agrarische ondernemers individueel moeten investeren in de huisvesting zal het vrijwel onmogelijk blijken de financiering rond te krijgen. Een ervaren ontwikkelaar en exploitant die als risicodragende initiatiefnemer optreedt, heeft meer kans op succes. Om maximaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden tot optimalisatie van het concept zijn tevens een aantal ideaaltypische randvoorwaarden gedefinieerd met betrekking tot de locatie. Dit zijn: • Ligging in directe nabijheid van een (binnen)haven (uit logistiek oogpunt);
Globale investeringsraming Op basis van kengetallen en databases is een globale investeringsraming en een exploitatiebegroting opgesteld. Op basis hiervan is een financieel model opgesteld wat het mogelijk maakte de business-case indicatief door te rekenen. In een consultatieronde met ondernemers, vermogensverschaffers en (maatschappelijke) belanghebbenden zijn zowel het concept als de gebruikte aannames getoetst en waar mogelijk aangescherpt en/of nader onderbouwd. De bouwkosten zijn geraamd op ca. EUR 66,2 mln, inclusief grondaankoop. Daarbij is uitgegaan van een betonconstructie met daarbij alle sectorspecifieke investeringen t.a.v. vaste inrichting en benodigde installaties. Door architecten en constructeurs wordt benadrukt dat een goed inzicht in de precieze indeling, de hoogte van het gebouw, de benodigde hoeveelheid daglicht voor de dieren en de benodigde installaties van essentieel belang is om een zuivere inschatting te kunnen maken. Daar is in deze calculaties nog nauwelijks rekening mee gehouden. Indicatieve raming operationele kosten Op basis van de huidige kostenstructuur van agrarische ondernemers is een eerste inschatting gemaakt van de huurprijs per m2 die agrarische ondernemers kunnen betalen. Uitgaande van deze huurprijzen en de geprognosticeerde bouw- en exploitatiekosten is het agrocenter financieel niet haalbaar. In deze berekeningen is echter geen rekening gehouden met potentiële besparingen die binnen het agro-center gerealiseerd kunnen worden. Potentiële besparingen Het agro-center biedt voor de deelnemende agro-ondernemers mogelijkheden om besparingen te realiseren op hun operationele kosten. Deze besparingen zijn het gevolg van
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
ketenintegratie (het samenvoegen van schakels in de keten) en van het combineren van verschillende agro-functies. Bovendien biedt de schaal van het complex mogelijkheden om schaalvoordelen te realiseren. In totaal kan het agro-center een besparingspotentieel genereren van ca. EUR 3,4 mln per jaar, weergegeven in onderstaande tabel. Met nadruk wordt opgemerkt dat de gehanteerde bedragen indicatief zijn. Kostenpost
Besparing (EUR/jr)
Voerkosten Energiekosten Transportkosten Vang- en laadkosten Mestverwerking Totale besparingen
1.281.774 1.913.106 227.784 22.716 pm 3.445.380
Indien deze besparingen mogelijk zijn lijkt het reëel om een hogere huurbijdrage in rekening te brengen aan de agrarische ondernemers. Dankzij de besparingen zijn de agrarische ondernemers, ondanks de hogere huur, per saldo voordeliger uit ten opzichte van de huidige situatie. Door deze additionele huurbijdrages wordt de totale huuropbrengst voldoende om een netto contante waarde te genereren. Dat betekent, op basis van de veronderstelde efficiency winst, dat de business case haalbaar lijkt. Maatschappelijke baten De maatschappelijke baten van een agrocenter zijn groot. De belangrijkste maatschappelijke baten zijn: het verbeteren van de voedselveiligheid, vermindering van de transportbehoefte en de mogelijkheid om energie- en milieubesparingen te realiseren. Daarnaast zijn er diverse andere maatschappelijke baten te onderkennen (o.a. verbetering dierenwelzijn, hergebruik van mest en afvalproducten uit glastuinbouw, intensief en meervoudig ruimtegebruik, verbetering landschappelijke kwaliteit landelijk gebied, prikkel tot innovatie- en integratiedenken in de agrarische sector. Omdat met de realisatie van het Agro-center een aantal maatschappelijke belangen gediend zijn, kan de overheid - vanwege de publieke baten en als behartiger van de maatschappelijke belangen - worden aangesproken op een deel van de financieringsbehoefte van het agro-center in de vorm van het verlenen
van subsidies in de voorbereidingsfase (ondersteuning studies, demonstratieprojecten), maar ook in de vorm van een bijdrage in de investeringen (o.a. investeringspremieregelingen). Globale risico-analyse Er is een globale risico-analyse uitgevoerd voor het concept agro-center. De meerderheid van de meest zwaarwegende risico’s treedt op gedurende de voorbereidingsfase. Het betreft de volgdende risico’s: • geen maatschappelijke accepatie • geen commercieel bewezen succes op vergelijkbare schaal • risico dat er geen agro-ondernemers worden gevonden die bereid zijn om mee te doen • risico dat agro-ondernemers niet willen huren • noodzakelijke procedures bestemmingsplan en bouw- en milieuvergunningen • voorfinanciering komt niet rond In het rapport worden t.a.v. deze en andere risico’s maatregelen besproken die genomen kunnen worden om de risico’s te beheersen. Indien de voorbereidingsfase succesvol wordt doorlopen zijn de belangrijkste risico’s geëlimineerd. Dit heeft een gunstig effect op de financiële haalbaarheid van het agro-center. Conclusies Uitgaande van de door ons gehanteerde aannames zijn er een aantal conclusies te trekken ten aanzien van het agro-center: • De aannames die zijn gehanteerd in dit onderzoek voor zowel de kosten (investeringen en exploitatiekosten) als de inkomsten (huurprijzen, efficiency-winst) zijn grove inschattingen en moeten nog in detail worden uitgezocht en onderbouwd. Als gevolg hiervan zijn de eerste conclusies slechts indicatief van aard. De gevoeligheidsanalyse wijst uit dat de business case met name gevoelig is voor mutaties in de huuropbrengst, de vermogenskosten (WACC) en de bouwkosten. • Indien de in het agro-center veronderstelde besparingen daadwerkelijk zijn te realiseren, dan kunnen de agrarische ondernemers een hogere huur betalen. Het agrocenter lijkt dan kostendekkend te exploiteren. Dankzij de besparingen zijn de agrarische ondernemers, ondanks de hogere huur, per saldo voordeliger uit ten opzichte van de huidige situatie.
• De meerderheid van de meest zwaarwegende risico’s ten aanzien van het agro-center treedt op gedurende de voorbereidingsfase. Indien de voorbereidingsfase succesvol wordt doorlopen zijn derhalve de belang-rijkste risico’s geëlimineerd. Dit heeft een gunstig effect op de financiële haalbaarheid. • De maatschappelijke baten van een agrocenter zijn groot. De mate waarin deze baten daadwerkelijk gerealiseerd worden zijn sterk afhankelijk van de schaal waarop de agro-centers gerealiseerd kunnen worden. • Er zijn diverse mogelijkheden om de business case van een agro-center te optimaliseren. Zo kunnen de risico’s deels worden afgedekt door het beschikbaar stellen van een overheidsbijdrage in de voorbereidingkosten c.q. in de investeringskosten. Verder kunnen de bouwkosten worden verlaagd d.m.v. alternatieve constructies. Bovendien is het mogelijk om additionele inkomsten te genereren, door de besparingsmogelijkheden (die kunnen resulteren in hogere huuropbrengsten) te optimaliseren, of door hogere prijzen voor de producten uit het agro-center in rekening te brengen. De productie in het agrocenter gebeurt immers volgens normen die strenger zijn dan wettelijk voorgeschreven, waardoor hogere prijzen in rekening kunnen worden gebracht aan afnemers.
Caspar Boendermaker en Gabriël de Groot Caspar en Gabriël werken bij NIBConsult, het adviesbedrijf van NIB Capital (voorheen de Nationale Investeringsbank). NIBConsult heeft in opdracht van het Ministerie van LNV en het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster een globaal businessplan opgesteld voor een fictief agroproductiepark: een agro-center. Het rapport is op te vragen bij
[email protected]
25
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
GRENSMAAS OOIT WEER ZO MOOI ALS DE FRANSE ALLIER? De Grensmaas leek lang geleden op de prachtig slingerende, natuurrijke rivier de Allier. Bij de lopende discussie over natuurontwikkeling van de Grensmaas wordt dan ook met een scheef oog gekeken naar deze Franse rivier. Sterker nog: de Allier stond model bij de ontwikkeling van het plan. Dat lijkt niet terecht, zo toont een recent onderzoek van de Universiteit Wageningen in samenwerking met de Stichting Reinwater. Het artikel verscheen eerder in Reinwater, tijdschrift voor duurzaam waterbeheer. De Grensmaas heeft de kenmerken van een natuurlijke rivier verloren. Voordat de loop van de rivier in de 19e eeuw geheel werd vastgelegd leek zij op het meanderende deel van 26
de Allier in Midden-Frankrijk. Er waren sterke overeenkomsten in de vorm van de bochten, de plaats van oevererosie en de ligging van banken en nevengeulen.
Grootschalige ingrepen in de Maas, zoals de aanleg van de bovenstroomse stuw bij Lixhe en het vastleggen van de rivierbedding hebben de natuurlijke dynamiek echter sterk verminderd. Zo ontbreken tegenwoordig gevarieerde bochten met gradiënten in stroomsnelheid, complexe oeverstructuren, grindbanken nevengeulen en rivierbegeleidende bossen. De erosie en de diversiteit in bodemmateriaal is verminderd. Mede hierdoor verschillen beide rivieren ook in ecologisch opzicht van elkaar. In de Allier komen
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
nog gemeenschappen van ongewervelde zoetwaterdieren voor die kenmerkend zijn voor natuurlijk stromende rivieren. Terwijl de zoetwaterdieren in de Grensmaas meer overeenkomen met gemeenschappen van stilstaande wateren. Hoewel de Allier al vaak als referentie bij natuurontwikkelingsprojecten is gebruikt, was er tot nu toe weinig bekend over de verschillen in het ecologisch functioneren van beide rivieren. De Universiteit van Wageningen heeft in samenwerking met Stichting Reinwater een onderzoek uitgevoerd naar de ongewervelde zoetwaterdieren in beide rivieren. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de bruikbaarheid van de Allier als referentie voor het ecologisch herstel van de Grensmaas. Ecologische problemen in de Grensmaas Het onderzoek toont aan dat veel karakteristieke riviersoorten die in de Allier nog voorkomen, zijn verdwenen uit de Grensmaas. De ongewervelde zoetwaterdieren in de huidige Grensmaas hebben te lijden onder de nog steeds te slechte waterkwaliteit en onder de onnatuurlijke waterstandfluctuatie door de stuw van Lixhe. Mede als gevolg van dit stuwbeheer ontbreken geschikte leefomstandigheden voor de diertjes, zoals voldoende stroming, de aanwezigheid van waterplanten en verschil in bodemmateriaal. Ook het voedingspatroon van de ongewervelde zoetwaterdieren in de huidige Grensmaas is anders dan in de Allier en ook anders dan in de vroegere Grensmaas. Zoetwaterdieren
die fijn organisch materiaal uit de bodem als voedselbron gebruiken zijn sterk verminderd in de huidige Grensmaas. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan verontreiniging van de Maasbodem, onder andere met zware metalen. De gehaltes aan zware metalenin de bodem liggen doorgaans boven de norm en dit heeft negatieve effecten op het voorkomen van macrofauna. Dit zijn echter niet de enige oorzaken voor de afwijkende samenstelling van levensgemeenschappen in de Grensmaas. Ook de aanwezigheid van zogenaamde exoten heeft de levensgemeenschap verstoord. Exoten zijn organismen die van nature niet in het ecosysteem thuishoren maar vanuit andere gebieden het systeem koloniseren. Zo is de vlokreeft Dikerogammarus villosus recent op een aantal plakken in de Grensmaas in grote aantallen aangetroffen. Deze vlokreeft is afkomstig uit het stroomgebied van de Donau en heeft zijn verspreidingsgebied enorm vergroot na de aanleg van het Donau-Main kanaal. Exoten vormen een mogelijke bedreiging voor allerlei natuurlijk aanwezige waterdieren. Verdringing van soorten kan de biodiversiteit in de Grensmaas aantasten en het functioneren van het hele voedselweb verstoren. Knelpunten bij ecologisch herstel Uit het onderzoek blijkt dat naast de te slechte waterkwaliteit, het gebrek aan variatie in leefgebieden de belangrijkste oorzaak is van de afwezigheid van de oorspronkelijke gemeenschap van ongewervelde zoetwater-
dieren. De grootste boosdoener is de stuw bij de waterkrachtcentrale in Lixhe. Dit onderzoek bevestigt de ongunstige effecten van het stuwbeheer op de gemeenschap van waterdieren. Verder is gebleken, dat de verontreinigde waterbodem en de invasie van exoten belangrijke problemen zijn voor het herstel van de Grensmaas. De meeste van de ze problemen zouden grotendeels kunnen worden opgelost door het nemen van gerichte maatregelen. Dit geldt echter niet voor het voorkomen van de exoten, zoals de vlokreeft. Dergelijke invasies zijn een onzekere factor in het ecologisch herstelproces van de Grensmaas, aangezien ze nauwelijks voorspeld kunnen worden. Ongestoorde gemeenschap In de Allier spelen deze knelpunten een veel minder belangrijke rol. Alleen de waterkwaliteit is hier niet optimaal, hoewel deze nog steeds veel beter is dan die van de Grensmaas. De Allier kent daarom een relatief ongestoorde gemeenschap van ongewervelde zoetwaterdieren. Vanuit dat perspectief zou zij kunnen worden gezien als een referentiebeeld. Echter, de Allier kan geen compleet streefbeeld zijn voor de Grensmaas. De genoemde essentiële verschillen tussen beide rivieren zijn daarvoor te groot.
Floor van Lieshout Reina Kuiper Rob Franken Edwin Peeters
27
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Landschapspark De Graven
HEBBEN BOEREN ZIN IN AGRARISCH NATUURBEHEER? Area-Advies is in opdracht van de Stichting Landschapspark De Graven (LDG) een onderzoek gestart onder alle boeren in het LDG-werkgebied (de gemeenten SittardGeleen en Schinnen) naar de mogelijke interesse in diverse vormen van agrarisch natuurbeheer. Alle boeren die grond bewerken in LDG hebben van Area-Advies een vragenformulier ontvangen. Tijdens het hierop volgende bedrijfsbezoek neemt een medewerker van Area Advies het inventarisatieformulier met de betrokken boer door en verstrekt tevens informatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van agrarisch natuurbeheer op de percelen. Onderzoek Bedrijven die in de gemeenten Sittard-Geleen en Schinnen zijn gehuisvest zijn persoonlijk door medewerkers van Area-Advies bezocht. Met boeren die buiten het gebied wonen, maar wel grond in De Graven bewerken, zijn telefonisch gesprekken gevoerd. Naast algemene bedrijfsgegevens en toekomstverwachtingen komen tijdens de vertrouwelijke gesprekken andere zaken aan de orde, zoals interesse in natuuractiviteiten of in de vrijwillige realisatie van elementen uit het Deelgebiedsplan De Graven. Als dat zo is wordt bekeken op welke percelen dit mogelijk is. Aan de hand van een percelenoverzicht worden de mogelijkheden voor ‘Programma Beheer’, hamsterbeheer of bosaanleg bezien. Ook kunnen boeren aangeven of ze interesse hebben in herverkaveling van percelen. Begin september zijn de resultaten van het onderzoek bekend. “De onderzoeksresultaten moeten LDG inzicht geven op welke wijze, en onder welke voorwaarden, grondgebruikers kunnen en willen overgaan tot realisatie van natuurlijke elementen”, vatten Carla van Herten en Geert van der Veer van AreaAdvies de opdracht samen. Bevorderen Het bestuur van Landschapspark De Graven (LDG) wil agrarisch natuurbeheer bevorderen. Ze wil landbouwers stimuleren om te komen tot concrete toepassingen van de vele regelingen. Het opzetten van een projectgroep agrarisch natuurbeheer begin dit jaar was een 28
eerste aanzet hiertoe. Onder agrarisch natuurbeheer vallen alle activiteiten van boeren die het behoud en/of de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden beogen. Daaronder vallen bijvoorbeeld weidevogelbescherming, aanleg en onderhoud van poelen, houtwallen en graften. Het Rijksbeleid legt ook een steeds grotere nadruk op agrarisch natuurbeheer. Een duidelijk signaal hiertoe gaf LNV minister Veerman door een stop op de aankoop van gronden voor natuurdoeleinden af te kondigen. Via Programma Beheer heeft het Ministerie van LNV een beleid ontwikkeld waarbij boeren in een georganiseerd verband ook natuurgebieden kunnen beheren. Daarnaast biedt de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) en de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN) individuele boeren mogelijkheden tot diverse vormen van natuurbeheer. De animo van boeren uit het LDG-gebied om deel te nemen aan een van deze subsidieregelingen is tot nu toe minimaal. Leon Frederix heeft hiervoor een verklaring. “De regels zijn erg bureaucratisch en voor velen niet aantrekkelijk. Dit weerhoudt boeren hieraan deel te nemen.” LDG wil zorgen voor een omslag bij de boeren. “Om deze omslag te realiseren moeten de boeren meer kennis kunnen verwerven over hun nieuwe rol. Daarnaast moeten we hun nieuwe rol aantrekkelijk maken. De basis hiervoor vormen in eerste instantie een goede projectorganisatie, voldoende budget en mogelijkheden om de noodzakelijke kennis op te doen. Overigens moeten we hier-
bij niet het wiel opnieuw uitvinden maar succesvolle ervaringen van elders benutten.” Één van de succesvolle ervaringen is de oprichting van een corporatie van boeren. Zo'n corporatie kan talloze zaken regelen en voorfinancieren, die voor individuele boeren moeilijk zijn in te vullen of te kostbaar zijn. De winst van de corporatie is bestemd voor de deelnemende boeren. Sleutelrol Met het inzetten van het instrument agrarisch natuurbeheer wil LDG boeren een duidelijke sleutelrol gaan geven bij de ontwikkeling van natuur. Daarnaast moet agrarisch natuurbeheer boeren duidelijke kansen bieden bij de ontwikkeling van nieuwe activiteiten. Om dit niet te laten verzanden in een bureaucratisch en stroperig systeem wil LDG in de dagelijkse praktijk makkelijk toepasbare instrumenten ontwikkelen. De regels moeten makkelijker en beter toepasbaar zijn dan de huidige landelijke regels de SN en de SAN. LDG-directeur Leon Frederix denkt in dit kader aan een landelijk proefproject binnen De Graven. “Wij willen een eenvoudig, duurzaam en concreet toepasbaar instrument dat zowel aansluit op het LDG-Deelgebiedsplan als op de wensen van de boeren. Een instrument dat boeren bovendien reële kansen biedt. Van bureaucratische toestanden moeten we niets hebben”, besluit Frederix.
Guus Queisen
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Windenergie in Limburg
LAAT DE WIND NIET WEGWAAIEN! Het duurt lang, maar het gaat er toch van komen. Zoals elke provincie in Nederland heeft ook Limburg de verplichting op zich genomen om een deel van de benodigde elektriciteit op te wekken met gebruikmaking van wind, zon en water (duurzame energiedragers) en biomassa. Ook in Limburg is er voldoende wind aanwezig, alleen op grotere hoogte dan aan zee. De molens zullen hier dus groter zijn, zo’n 100 meter. Molens van die hoogte staan al op vele plaatsen langs onze oostgrens op Duits grondgebied. De Provincie heeft in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) een eerste aanzet gegeven tot het realiseren van windmolenlocaties. Haar voorkeur gaat uit naar het zoveel mogelijk clusteren van windmolens voor een zo hoog mogelijke opbrengsten per locatie. De Provincie wil de windmolens zo goed mogelijk inpassen in het landschap, parallel aan bestaande infrastructuur (weg, water, spoor), grenzend aan industrieterreinen en passend bij de cultuurlijke opbouw van het landschap. Daarnaast zijn er een aantal harde en zachte criteria geformuleerd. De harde criteria zijn o.a.: geen molens in waardevolle landschappen zoals die vermeld zijn in het POL; niet in wetlands, nationale parken en begrensde EHS/PES-gebieden; een afstand van minimaal 300 m moet worden aangehouden tot woningen en woongebieden. Tot de zachte criteria worden o.a. gerekend: liever geen plaatsing in bufferzones rond natuurgebieden, in (weide)vogelgebieden en trekroutes. Daarnaast moet rekening worden gehouden met hinderaspecten zoals geluid, schaduw, reflectie en veiligheid. Samen op zoek Bij het zoeken naar geschikte locaties is de provincie onderverdeeld in regio’s en per regio zijn werkgroepen aan het werk gezet. De regio Weert, Nederweert, Heythuysen e.o. zit momenteel in de opstartfase. De eerste oriënterende gespreken hebben plaatsgevonden. Roggel en Neer beraden zich nog.
In die gemeente ligt er een particulier initiatief om 8 windmolens te plaatsen langs de kanaaldijk. Toetsing aan de harde en zachte criteria moet nog plaatsvinden. In de regio Parkstad ging in november j.l. een werkgroep van start. Uit de inventarisatie die inmiddels aan de hand van de harde criteria heeft plaats gevonden, blijkt een potentieel van 20 locaties. De toetsing op de zachte criteria zal leiden tot conclusies over een definitieve keuze. Twee locaties - in Brunssum en Kerkrade - bevinden zich in een gevorderd stadium van planning, maar voordat de molens daadwerkelijk draaien zal er nog heel wat wind onbenut overwaaien.
hinder voor bezoekers van een overdekte speeltuin. Zodra bovengenoemde bestuurlijke afweging is gemaakt zullen de burgers uit NoordLimburg door hun gemeente worden geïnformeerd. De Milieufederatie Limburg zal daarnaast een apart informatietraject richting natuur- en milieuorganisaties uitzetten. Deze informatieronden zullen zo spoedig mogelijk na de zomervakantie van start gaan, in ieder
DE ZEVEN POTENTIËLE LOCATIES IN NOORD-LIMBURG Vredepeel Kempensberg De Kuluut/Grutto Steegbergerheide A67 Trade Port Noord Spoorlijn Sevenum Totaal
7 4 6/3 4 5 5 3
molens molens molens molens molens molens molens
37 molens (55 tot 75 MW
Dat het lang duurt blijkt ook uit de ervaringen in de regio Noord-Limburg. De werkgroep is hier in 2000 van start gegaan. De potentiële locaties zijn getoetst op de harde en zachte criteria en vervolgens op ruimtelijke inpasbaarheid. Er heeft een landschapsstudie plaatsgevonden. De invloed op de vogeltrekroutes moet voor enkele locaties nog worden bekeken. De initiatiefnemers zijn bekend. De plannen zijn nu zo vergevorderd dat er een bestuurlijke afweging gemaakt moet worden. Bij Venlo moet een keuze worden gemaakt tussen een vliegstrip voor ultra light vliegtuigjes en het opwekken van duurzame energie. Voor de Milieufederatie is die keuze niet moeilijk en dat hebben wij aan de gemeente Venlo laten weten. Een andere afweging in de regio is die tussen duurzame energie en mogelijk te verwachten visuele
elektriciteit)
geval ruim voordat de plannen de inspraakprocedures ingaan. Acceptatiegraad zeer hoog Draaien de molens eenmaal, dan smelt eventueel verzet weg als sneeuw voor de zon. Dat blijkt uit onderzoek elders in den lande. Staan de molens er nog niet, dan heeft ruim 60% van de burgers geen bezwaar tegen het plaatsen ervan. Dat verandert sterk na realisatie. In gemeenten waar al molens staan heeft bijna 90% geen bezwaar meer tegen de molens. Koningsbosch (gemeente Echt) heeft al jaren uitzicht op de Duitse windmolens bij Wald29
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
100% 80% 60% 40% 20% 0% Geen turbines in gemeente Slecht
Goed
Wel turbines in gemeente
Weet niet
Acceptatie van windmolens bij de bevolking
PARTICULIER WINDPARK IN ROGGEL Twee particulieren (uit Neer en St. Joost) en twee bedrijven (uit Beesel en Biddinghuizen) willen in het Middenlimburgse Neer een windmolenpark realiseren langs de Kanaaldijk. Het is de bedoeling om de molens op een smalle strook agrarische grond zo dicht mogelijk tegen het Afwateringskanaal te plaatsen. De betrokken boeren zijn positief over het plan en willen ruimte beschikbaar stellen op hun percelen. Om rendabel te zijn worden de turbines op een mast geplaatst met een hoogte van 90 tot 100 meter. Bij elkaar zullen de turbines voor zeker 10.000 huishoudens groene stroom gaan opwekken. Dat komt ongeveer neer op groene stroom voor alle inwoners van Roggel & Neer en het aangrenzende Helden samen. De groene stroom voorkomt het verstoken van circa 10 miljoen kubieke meter aardgas per jaar. De uitstoot van het broeikasgas CO2 (kooldioxide) vermindert met bijna 20 miljoen kilogram. Ook ontstaat er geen verzuring, zoals wel het geval is bij de gangbare electriciteitscentrales. Begin mei heeft de gemeente laten weten dat het plan, voorzien van een overzicht van de effecten op de omgeving, kan worden ingediend. Onder die voorwaarde wil de gemeente meewerken aan het opstarten van de wettelijke procedures. Informatieavonden en inspraakmogelijkheden maken daarvan deel uit. Volgens de Provincie Limburg sluit het plan bij de uitgangspunten van het POL. Nadere informatie: Har Geenen (0475) 59 74 64
30
feucht. In Koningsbosch is de firma Windvision van plan ten zuiden van het dorp 6 windmolens te plaatsen, deels op een plek die in de Ecologische Hoofdstructuur is gelegen en dus strijdigheid oplevert met een van de harde criteria van de provincie Limburg. Desondanks hebben wij er geen bezwaar tegen. De desbetreffende plek is in de EHS opgenomen omdat het om een hamstergebied gaat. Dergelijke aangewezen gebieden vallen per definitie binnen de EHS. Maar in dit geval is het bijzondere dat windmolens de leefomstandigheden van de hamster niet nadelig beinvloeden. Die leeft immers op en onder de grond. De rotorbladen draaien 50 meter erboven. Een andere factor is de acceptatie door de bewoners van Koningsbosch. Zij accepteren molens aan de oostkant, grenzend aan het Duitse windpark. Die plek lijkt echter te klein. Een eerder plan om windmolens te plaatsen ten noord-westen van het dorp stuitte op fors verzet. Men wenst niet door molens te worden omringd. De nu in discussie zijnde zuidzijde van Koningsbosch lijkt op meer instemming te kunnen rekenen. De Hamsterwerkgroep Limburg en de Vogelwerkgroep de Haeselaar, beide aangesloten bij de Milieufederatie Limburg, zien geen bezwaar in een keuze voor deze plek. Voor de Milieufederatie Limburg is het kiezen voor windenergie een vanzelfsprekendheid. Zolang wij energie blijven gebruiken zullen wij ook moeten zorgen dat deze energie opgewekt wordt, en wel zo milieuvriendelijk mogelijk. De milieueffecten van opwekking door kolen, olie, gas en kernenergie zijn vele malen schadelijker dan door wind, zon en schone biomassa. Bij wind gaat de discussie slechts over één factor: visuele hinder. Dat bezwaar blijkt niet alleen erg subjectief, maar ook slechts bij een zeer beperkt deel van de bevolking aanwezig. Bijna negentig procent waardeert windenergie uiteindelijk positief.
Toine Wuts
SML-NIEUWS
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Sittard-Geleen:
LANDSCHAPSPARK DE GRAVEN PRIORITEIT AF! De gemeente Sittard-Geleen dreigt haar groene gezicht te verliezen. De stad die twee jaar geleden werd uitgeroepen tot de groenste stad van Nederland heeft een bezuiniging met 50 procent aangekondigd op de investeringen in het buitengebied. Als de gemeenteraad dit laat passeren betekent dat een streep door deze allerwege bewierookte poging om de versteende Westelijke Mijnstreek een aantrekkelijker leefklimaat te geven. De aanleg van 300 hectare bos en 300 hectare landschapselementen binnen tien jaar moesten daar borg voor staan. De voorgenomen halvering betekent een verlies van 1.6 miljoen euro over een periode van vier jaar, plus zeker nog eens dit bedrag aan misgelopen subsidies. dat haar beleid wordt doorkruist. Stagnatie is niet alleen strijdig met de ontwikkeling van een goed woon- en leefklimaat maar ook met de uitvoering van anti-erosiemaatregelen en het bieden van nieuwe perspectieven aan agrariërs.
De Milieufederatie Limburg laat in een brief aan de gemeenteraad weten ernstig verontrust te zijn over het plan van BenW. In het project Landschapspark De Graven is door de deelnemende partners (provincie, gemeenten Geleen-Sittard en Schinnen, Recron, LLTB en Milieufederatie Limburg) overeengekomen dat de doelstellingen van de ontwikkelingsvisie over een periode van tien jaar gerealiseerd zouden worden. Nog zeer onlangs - begin 2003 - is deze ontwikkelingsvisie vastgelegd in een aan nieuw beleid aangepast Deelgebiedsplan Landschapspark De Graven. Dit is mede geaccordeerd door de gemeente Sittard-Geleen. De overige partners zijn op geen enkele wijze in het bezuinigingsplan gekend. De gang van zaken kan niet anders dan een verkeerd signaal zijn aan de andere medefinancierende partners, de gemeente Schinnen en de provincie Limburg. Strijdig met POL-beleid Met het op de lange baan schuiven van de uitvoering van het Deelgebiedsplan wordt in feite gebroken met het uitgangspunt om via LDG een kwalitatief tegenwicht te bieden tegen het stedelijk-industrieel karakter van de regio. De groene aankleding van de streek stagneert en daarmee de ontwikkeling van de regio in de richting van een hoogwaardig woon- en leefklimaat. Dit is strijdig met de kwaliteitsuitgangspunten van het voormalige Streekplan en het vigerende POL. Wij zijn dan ook zeer benieuwd wat de Provincie Limburg ervan vindt
De Milieufederatie schrijft de gemeenteraad zich te kunnen voorstellen dat bij economische tegenwind gezocht wordt naar mogelijkheden de tering naar de nering te zetten. Dat zou echter evenwichtig moeten gebeuren en zeker niet eenzijdig. Daar lijkt het nu wel op. De stedelijke projecten worden nagenoeg ongemoeid gelaten terwijl het buitengebied het gelag betaalt. Het resultaat zal zijn dat de kwaliteitsverbetering van het buitengebied - waar niet alleen volgens de Milieufederatie een inhaalslag moet worden gemaakt om qua leefklimaat te kunnen meetellen in Limburg - zich nog enkele decennia in slakkengang zal voltrekken. Dat is ongetwijfeld ook strijdig met het economisch belang van de streek. Uit financiële overwegingen is het schrappen van de gelden buitengewoon onverstandig. De ervaring leert dat de gemeentelijke bijdragen in Landschapspark De Graven 100% extra middelen genereren. Alleen al daarom is het snijden in Landschapspark De Graven onmiddellijk het reduceren van kostbare kansen op toonaangevende projecten. De Milieufederatie vraagt de gemeenteraad de aangekondigde bezuinigingen voor Landschapspark De Graven te heroverwegen. De status van ‘Groenste stad van Nederland’ staat op de tocht. Adel verplicht, zo luidt het gezegde. Ook in moeilijke tijden. Hub Bemelmans
Duurzame energie
SITTARDGELEEN OPNIEUW KOPLOPER Sittard-Geleen maakt haar uitverkiezing tot zonneboilerstad van Nederland in 2002 opnieuw waar. Door de actie zonne-energie 2003 is het voor consumenten mogelijk voor een ongekend lage prijs zonnepanelen aan te schaffen. De terugverdientijd in energiebesparing bedraagt volgens de gemeente niet meer dan vier jaar, waar dat vroeger vijf maal zo lang was. Op de normale aanschafprijs van 1.870 euro per paneel kan de consument 1.680 euro aan subsidies en kortingen vangen. De zeer lage restprijs van 190 euro wordt bereikt door samenwerking met Scheuten Solar Systems en Eneco, leverancier van groene stroom. Omdat Eneco haar marktaandeel in Limburg graag wil uitbreiden geeft het bedrijf 475 euro korting bij een groene stroomcontract voor twee jaar. Met de andere gemeentelijke subsidies komt men tot het lage restantbedrag. De consument moet in eerste instantie het totaalbedrag voorschieten. Vervolgens krijgt hij de hem toekomende subsidies van de gemeente terug op zijn rekening. Zo de energiebewuste consument het al niet doet om het geld, dan kan hij het doen voor het milieu. Hij helpt de gemeente tevens met het halen van haar doelstelling: 10 procent duurzame energie in 2010. Ook andere middelen moeten daaraan bijdragen: de inzet van windmolens, een vergasser van biomassa (uitsluitend snoeihout), warmtekrachtkoppeling, warmtepompen, zonneboilerprojecten, etc.
31
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
SML-nieuws
RAAD VAN STATE ONDUIDELIJKHEID OVER GRONDOM OORDEEL WATERGEGEVENS IN JEKERDAL GEVRAAGD In een brief aan Gedeputeerde Staten van betekent. Momenteel wordt daarvoor een De Milieufederatie Limburg heeft bij de Raad van State beroep aangetekend tegen een onderdeel van het provinciale plan om industrieterrein De Loop bij Echt te vergroten ten koste van de natuurwaarden rond de Echter Molenbeek. In een eerdere reactie had de Milieufederatie aan de provincie Limburg laten weten dat in het gebied veel meer beschermde planten en dieren leven dan de provincie doet voorkomen. Toen deze daarop niet reageerde besloot de Milieufederatie - samen met het Natuur Historisch Genootschap - naar de Raad van State te stappen. Belangrijk onderdeel van de argumentatie is de aanwezigheid van de Europees beschermde kamsalamander. De provincie heeft slechts gekeken naar bescherming van de voortplantingsplaatsen van de salamander. Buiten het voortplantingsseizoen echter leeft de volwassen kamsalamander op het omringende land. Ook jonge en onvolwassen dieren zwermen uit. De eerste twee of drie jaar zijn ze vrijwel uitsluitend aanwezig in de landbiotoop. De actieradius van de dieren kan 500 tot 800 meter bedragen en soms zelfs meer. En dat is precies het gebied waar het bedrijventerrein is gedacht. Inmiddels heeft de Milieufederatie in een brief aan de provincie Limburg om een gesprek gevraagd. Wellicht dat nader overleg, waarbij bescherming van de habitat (leefgebied) van de kamsalamander het uitgangspunt is, tot een vergelijk kan leiden. Koppensneller Het bericht over het Raad van State-beroep Bedrijventerrein St. Joost verscheen op 30 mei in het Limburgs Dagblad onder de kop “Milieufederatie tegen Bedrijven”. Kennelijk heeft de koppensnellende redacteur niet in de gaten dat de Milieufederatie zich niet verzet tegen 'bedrijven' maar tegen een verkeerd gepland bedrijventerrein. De Milieufederatie komt op voor het toepassen van de wet. Van toepassing zijn zowel de Europese Habitatrichtlijn als de Nederlandse Flora en Faunawet.
32
Limburg attendeert de Milieufederatie op elkaar tegensprekende gegevens over de historische grondwaterstanden (1977) in het Jekerdal. Helderheid hierover is van belang om de bijdrage aan de grondwaterstandsverlaging in het Jekerdal door onttrekkingen van ENCI te kunnen inschatten, ook in de toekomst. Een onlangs door ENCI gepresenteerd onderzoek concludeert dat de verlaging van het grondwater in het dal dateert van voor 1970. Aangezien ENCI pas in 1973 is begonnen met onttrekkingen, kan de daling niet aan het bedrijf worden toegerekend, aldus Royal Haskoning, het bureau dat in opdracht van ENCI het grondwateronderzoek uitvoerde. Deze constatering is van belang omdat ENCI mergel wil gaan winnen tot een diepte van 40 meter beneden NAP. Daarvoor moet de grondwaterspiegel kunstmatig worden verlaagd. De natuur- en milieuorganisaties in Maastricht vrezen dat dit een verdere verdroging van het Jekerdal en schade aan de natuur
milieueffectenrapport opgesteld. Inmiddels is twijfel ontstaan over de juistheid van het door Haskoning gehanteerde rekenmodel. Het model komt voor het jaar 1977 tot een aanzienlijk lagere grondwaterstand (een verschil van circa 1.30 meter) dan grondwaterstandsmetingen die in dat jaar werden uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Het model lijkt dus af te wijken van de feiten. De Milieufederatie, ENCI-Stop, Natuurmonumenten en het Limburgs Landschap hebben aan Gedeputeerde Staten gevraagd nieuwe metingen uit te voeren op de plekken die in 1977 door RWS werden bemonsterd. Dan kan op basis van feiten worden bepaald hoeveel de grondwaterstand sinds de jaren 70 daadwerkelijk is gedaald en welke de bijdrage van ENCI daaraan is. Dit inzicht wordt van groot belang geacht om de effecten van verdergaande grondwateronttrekking door ENCI in de toekomst te kunnen inschatten.
WEERT WEIGERACHTIG De Milieufederatie is niet te spreken over de weigerachtige houding van de gemeente Weert om het rapport “Marktonderzoek bedrijventerrein KampershoekNoord” (februari 2003) over te leggen. Om het rapport ter beschikking te krijgen heeft de Milieufederatie een beroep gedaan op de Wet Openbaarheid Bestuur. Het rapport is opgesteld door ETIL en vormt mede de onderbouwing van het ontwerp-bestemmingsplan Kampershoek-Noord. Het rapport gaat met name in op de motivatie voor de behoefte aan het bedrijventerrein. Deze zou minder zijn dan de gemeente Weert veronderstelt.
MINISTERIES VROM EN LNV: ’t ROOTH TE GROOT De ministeries van VROM en LNV vinden een uitbreiding met 17 hectare van mergelgroeve ’t Rooth op het Plateau van Margraten veel te groot. Zij hebben bij de Raad van State beroep aangetekend tegen het besluit van Provinciale Staten, een opmerkelijke stap. Beide ministeries scharen zich daarmee achter de gemeente Margraten, de Stichting Verontruste Plateaubewoners en de Milieufederatie Limburg, die ook beroep aantekenden. LNV en VROM vinden de afweging van de provincie onevenwichtig en te zwaar gestoeld op economische argumenten. “Er is onvoldoende oog voor de natuurlandschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en recreatieve waarden van het heuvelland”, aldus de ministeries. Bovendien vinden zij dat het niet om een ‘beperkte’ uitbreiding gaat, zoals de provincie stelt. Gedeputeerde Ger Driessen kan de opstelling van VROM en LNV niet waarderen. “Het Rijk is bezig met een kruistocht tegen regionale besturen”, zegt hij in Dagblad De Limburger van 7 juli. Hij ziet de behandeling bij de Raad van State met vertrouwen tegemoet.
SML-nieuws
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
RECONSTRUCTIEPLAN: LANDBOUW EEN ACHT, NATUUR EN MILIEU EEN MAGERE VIJF De Milieufederatie Limburg, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Limburgs Landschap zijn van mening dat het medio juli gepresenteerde Concept-ontwerp Reconstructieplan voor Noord- en Midden-Limburg onevenwichtig is. Landbouw scoort een acht, natuur, milieu en water komen niet verder dan een magere vijf. En dat was toch niet de bedoeling van het Rijk. Reconstructie van het platteland in Noord- en Midden-Limburg zou immers zowel de landbouw- als de natuur- en milieuproblemen oplossen. Tot deze conclusie komen de natuurorganisaties nadat de eerste resultaten van het Milieu Effect rapport (MER) bekend zijn geworden. Uit het MER kan worden afgeleid dat het plan veel milieuvriendelijker kan. Met de MER-uitkomsten is nog geen rekening gehouden, zodat het conceptplan kan worden beschouwd als onvolledig en wellicht zelfs als voorbarig. Intensieve veehouderij Uit de MER-cijfers blijkt, dat in de toekomst veel intensieve veehouderijbedrijven zullen verdwijnen maar dat de productie gelijk zal blijven. Het gevolg is een sterke schaalvergroting, dus grotere bedrijven. Voor de natuur ongunstig gelegen bedrijven zouden moeten worden verplaatst naar betere plekken. Het reconstructie-
plan geeft hier onvoldoende sturing aan. Ten opzichte van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg krijgen veel bedrijven op hun locatie zelfs meer uitbreidingsmogelijkheden. De natuurorganisaties bepleiten grotere bufferzones rond de meest kwetsbare natuur, vooral daar waar er sprake is van een bijzondere status (Natuurbeschermingswet, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), zoals de Groote Peel. Water Waterconservering zou een veel nadrukkelijker plaats in het reconstructieplan moeten krijgen. Dit kan onder meer door rondom alle voor verdroging gevoelige natuurgebieden geen nieuwe wateronttrekkingen toe te staan.. Door extra te stimuleren via het project Optimaal
Waterbeheer in de Landbouw zal er een nog positiever beeld ontstaan. Geld Van het "vrij toe te delen budget" van ca. 225 miljoen euro is ca. 175 miljoen gereserveerd voor de landbouw, tegen ongeveer 20 miljoen voor water en 20 miljoen voor natuur en landschap. De organisaties zijn van mening dat in het uiteindelijke plan evenwichtiger dient te worden geprioriteerd. Als voorbeeld: Vijfentwintig bedrijven minder verplaatsen levert een besparing op van 50 miljoen euro. Hiermee zou het natuuralternatief met betrekking tot de vernatting van natuurgebieden voor 100% gerealiseerd kunnen worden. Milieufederatie Limburg, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Limburgs Landschap willen in een later stadium hun visie toelichten over de reconstructie tijdens een terreinexcursie.
Hans Heijnen
NIEUW PROBLEEM ALS GEVOLG VAN BRUINKOOLWINNING De grootschalige winning van bruinkool in open dagbouwmijnen bij onze oosterburen, brengt niet alleen kolenstof en verzurende stoffen in de lucht maar ook radioactiviteit. Op een bijeenkomst op 12 juni in de gemeente Niederzier over de gevolgen van de mijn Hambach voor de gezondheid werd duidelijk dat een bijzonder gezondheidsrisico wordt gevormd door fijnstof dat diep in de longen en in het bloed dringt en aldus tot gezondheidsschade leidt. Dit probleem werd lange tijd niet serieus genomen. Sinds kort echter is het Bundesimmisionsschutzgezetz (TA-Luft) in werking getreden dat betekent dat er rechtsnormen zijn ter bescherming van de burger tegen fijnstof. Dit fijnstof is in het verleden door grootschalige en extreem diepe bodembewegingen belast met radioactiviteit. Alleen al in het jaar 2002 ging het om 250 miljoen kubieke meter verplaatste grond. Het bijzondere van het probleem is de continue belasting; het gaat niet om een incidentele gebeurtenis. Een alphaspectrometrisch onderzoek laat een 10-voudige overschrijding zien van de wettelijk toegestane waarden. De vraag aan hoeveel gezondheidsrisico's de omwonenden van de Hambachmijn zijn blootgesteld, bleef onbeantwoord. De meeste aanwezigen onderschreven de eis voor langlopend en diepgaand onderzoek naar de blootstelling aan fijnstof en radioactiviteit door een onafhankelijke overheidsinstelling.
33
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
SML-nieuws
EUREGIO MILIEUPRIJS 2003 Sinds 1995 reikt de Aachener Stiftung Kathy Beys de Akense Milieuprijs uit voor de Regio Aken en de in de nabijheid van de Nederlandse en Belgische grens gelegen gebieden. Dit jaar wordt de Akense Milieuprijs voor het eerst voor de gehele Euregio Maas-Rijn uitgeschreven.
Projecten gezocht Heeft u een project waarmee de leefomstandigheden en het milieu in de Euregio Maas-Rijn duurzaam worden verbeterd? Kijk voor meer informatie op de Internetpagina van de Stiftung op www.aup. aachener-stiftung.de. Hier worden ook de prijswinnaars vermeld van 1995 t/m 2002. Deelname De wijze waarop wordt deelgenomen aan de
Akense Milieuprijs voor de Euregio staat vrij. De inschrijving dient echter minimaal de volgende informatie te bevatten: • een nauwkeurige beschrijving van het project, • een opsomming van de ecologische effecten resp. de duurzaamheid, • een beschrijving van de voorbeeldfunctie, • de geplande besteding van het prijzengeld, • een korte beschrijving van de deelnemer(s), • voor projecten in de planningsfase: Hoe wordt de realisatie gewaarborgd? De taal van de prijsvraag is Duits. Verklarende teksten en documenten kunnen echter in de talen van de betreffende landen worden ingediend. Sluitingsdatum is 30 september 2003. De jury neemt haar beslissing in oktober. De uitreiking vindt half november plaats in het Rathaus van Aken.
Voorbeeldfunctie Met de Akense Milieuprijs voor de Euregio maakt de Aachener Stiftung Kathy Beys het mogelijk om milieugerelateerde projecten aan een breed publiek te presenteren en zo de bevolking te stimuleren ook dergelijke projecten op te zetten of hieraan hun medewerking te verlenen. Het door de prijswinnaars gegeven goede voorbeeld doet wellicht volgen, dankzij de publiciteit in de media en via internet. Beschermheer van de Akense Milieuprijs voor de Euregio is de huidige Voorzitter van de Euregio Maas-Rijn, Regierungspräsident Jürgen Roters (Keulen). Tot de leden van de jury behoort mevr. Odile Wolfs, Gedeputeerde van Nederlands Limburg. De Akense Milieuprijs voor de Euregio is met 5.000 EURO gedoteerd. Het prijzengeld wordt uitgekeerd ten behoeve van het doel van het betreffende project. De jury kan het prijzengeld over meerdere deelnemers verdelen.
Aachener Stiftung Kathy Beys Schmiedstraße 3, D 52062 Aachen tel. +49 (0) 241 - 40929-0, fax +49 (0) 241 - 40929-20 www.aachener-stiftung.de
KARELSPRIJS 2003 VOOR ATOOMLOBBYIST Duitse natuur- milieuorganisaties hebben kritiek geuit op de toekenning van de 44e internationale Karelsprijs van de stad Aken aan Valéry Giscard d’Estaing. De voorzitter van de Europese Conventie, het gezelschap dat een grondwet voor Europa voorbereidt, ontving op de prijs op 29 mei in de kroningszaal van het Akense stadhuis vanwege zijn verdiensten voor de Europese eenwording. Volgens de milieuorganisaties echter doet Giscard d’Estaing zich ook kennen als eenzijdig lobbyist pro kernenergie en wil hij de toepassing van deze omstreden vorm van energie-opwekking vastleggen in de nieuwe EUgrondwet, tegen de meerderheid van de burgers in. “Met zijn atoomplannen handelt Giscard d’Estaing tegen de wil van de meerderheid van de burgers in de EU en legt hij een achterhaalde technologie vast in een ondemocratisch verdrag”, aldus Britta Steffenhagen, energieexpert van de Deutsche Naturschutzring (DNR).
Duitsland en België hebben besloten ermee te stoppen. Alleen Frankrijk, Finland, Spanje en Engeland houden nog aan kernenergie vast. Het voorstel van Giscard d’Estaing is erop gericht het Europese Verdrag voor Atoomenergie (EURATOM) onveranderd op te nemen in de nieuwe EU-grondwet. EURATOM werd 45 jaar geleden aangenomen als een van de basisovereenkomsten van de latere EU, en werd sindsdien nooit gemoderniseerd. Het verdrag is niet onderworpen aan parlementaire controle, noch aan de regels van de Europese binnenmarkt.
De meerheid van de huidige EU-lidstaten wil stoppen met de risicovolle kernenergie of kan het reeds zonder kernenergie stellen. Ook
“Giscard houdt vast aan zijn atoomplannen, ofschoon verschillende leden van de Conventie zich reeds ertegen hebben uitgesproken. Ook
34
in andere kwesties met betrekking tot de grondwetsvorming heeft hij geprobeerd het democratisch gehalte te beperken”, aldus Steffenhagen. “Het reglement van orde wilde hij alleen vastleggen, werkgroepen achtte hij overbodig. In de Conventie wordt hij daarom ook wel de ‘Zonnekoning’ genoemd.” De milieuorganisaties eisen dat het economisch bevoordelen van kernenergie wordt afgeschaft en dat EURATOM uiterlijk in 2007 wordt beëindigd. Europa dient in haar nieuwe grondwet uit te gaan van een energiebeleid dat toekomstvast is en gekenmerkt wordt door rationele energietoepassing en vernieuwbare energiebronnen. Het protest werd mede ondertekend door de Bund fur Umwelt und Naturschutz Deutschland (BUND), het Bundesverband Burgerinitiatieven Umweltschutz (BBU), de Deutsche Naturschutzring (DNR), Germanwatch, Greenpeace, GRUNE LIGA, Naturschutzbund (NABU), Robin Wood en Urgewald.
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
Weidevogelbescherming 2002
KRITISCHE SOORTEN ALS GRUTTO EN WULP NEMEN IN LIMBURG AF Boeren en vrijwilligers die zich inzetten voor het behoud van de weidevogel in Limburg maken zich zorgen over het voortbestaan van weidevogels als de grutto en de wulp in Limburg. Dat staat in het jaarverslag weidevogelbescherming dat de stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg, IKL over 2002 opstelde met 22 lokale samenwerkingsverbanden van boeren en vrijwilligers. Sinds 1995 spannen vrijwilligers en boeren zich in voor de bescherming van weidevogels als de kievit, wulp, grutto en scholekster. In de meeste gevallen sporen vrijwilligers de nesten op, die vervolgens worden gemarkeerd met stokken. Op deze wijze kan de boer tijdens de voorjaarsdrukte van ploegen, maaien en de onkruidbestrijding de nesten en jonge vogels ontzien. In totaal werd er vorig jaar op 2.403 hectare aan landbouwgronden 1300 nesten van akkeren weidevogels gevonden en indien nodig beschermd. Twee jaar geleden ging het nog om 2900 ha, waar toen 1302 nesten werden gevonden. De kievit is de meest algemene weidevogel die beschermd werd. Het ging daarbij om 1185 nesten van deze vogel. De meeste kieviten (1014) werden overigens op de bouwlanden aangetroffen. Opvallend is de afname van markante weidevogels als de grutto en de wulp. Zo werden er in 2000 nog 48 nesten van de grutto gevonden. Afgelopen jaar waren dit er nog maar 34. Van de wulp vonden de beschermers slechts 17 nesten, tegenover 44 in 2000. Deze twee vogels zijn kritisch vanwege hun voorkeur voor natte graslanden en open landschappen. De afname van grutto en wulp in Limburg wordt mede veroorzaakt door de uitbreiding van industrieterreinen in voormalige weidevogelgebieden en het afnemend areaal van geschikte graslanden. Overigens werden voor het eerst nesten gemeld van de geelgors, roodborsttapuit, en witte kwikstaart.
Verder werden ook nesten gevonden van de patrijs, kleine plevier en veldleeuwerik. In 2002 pakte een afgenomen aantal vrijwilligers de lijn van de weidevogelbescherming weer op. In 2001 was het beschermingswerk vanwege de MKZ-crisis nauwelijks mogelijk. Het jaar daarvoor was er nog sprake van 108 vrijwilligers en 203 boeren. In 2002 was dit teruggelopen tot 94 vrijwilligers en 157 boeren. Meer dan driekwart van de beschermde nesten was succesvol. Dat wil zeggen dat er
een of meer eieren uitkwamen. In totaal ging 24 procent verloren. Van dit verlies wordt 11 procent toegeschreven aan ei-roof door kraaien en vossen, werkzaamheden op het land (6 procent). Eenzelfde percentage werd verlaten door de oudervogels en van een procent is het niet bekend. Het project vrijwillige weidevogelbescherming is mede mogelijk met financiering door de Provincie Limburg en het ministerie van LNV. Voor meer informatie: Stichting IKL tel. (0475) 38 64 30
[email protected]
35
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
SML-NIEUWS
25 JAAR Tot eind jaren zeventig werd er nog machinaal turf gestoken in de Deurnese Peel. De mensen van het eerste uur van WBdP (Werkgroep Behoud de Peel) hebben er voor gezorgd dat de commerciële turfwinning werd gestopt en dat de Deurnese Peel in 1980 door het Rijk werd aangewezen als beschermd natuurmonument. De toenmalige eigenaar, de gemeente Deurne, was maar al te blij dat zij het beheer van dit inmiddels onrendabele bezit uit handen kon geven. WBdP ontwikkelde een beheersvisie: vernatten, verschralen en open houden/maken, zodat de hoogveenmoerasnatuur zich kan herstellen. Een groep van vrijwilligers werd op de been gebracht om dammen te bouwen teneinde het natuurlijke regenwater vast te houden en veel, heel veel berken te kappen en af te voeren. Beheer in de Peel zelf bleek echter niet voldoende. WBdP ontwikkelde zich in de jaren tachtig ook tot aktiegroep die de bedreigingen van buitenaf te lijf ging. WBdP werd berucht onder de intensieve veehouders in het werkgebied, dat inmiddels uit drie Brabantse (Asten, Bakel en Deurne) en zeven Limburgse (Helden, Heythuysen, Horst, Meijel, Sevenum en Nederweert) gemeenten bestond. Meer dieren en meer ammoniakuitstoot werd bestreden met wettige middelen. WBdP bedacht een moderne schandpaal voor gemeenten: ‘de smeerlappentop-tien’. Bovenaan prijkte de gemeente die in een jaar de meeste aangevochten vergunningen had afgegeven. Het hielp, want gemeenten gingen zich, ook zonder tussenkomst van WBdP, beter aan eigen beleid en wettelijke regels houden. Het juridische vernuft en de beleidsmatige
en politieke lobby van de werkgroep werd niet alleen aangewend om de neerslag van ammoniak uit stallen te verminderen. Bestemmingsplannen, waterhuishouding, beregening en drainage konden rekenen op kritische belangstelling van de werkgroep. De laatste tien jaar heeft WBdP zich meer en meer gericht op het realiseren van natuurontwikkeling. WBdP ontwikkelde het plan de ‘Verheven Peel’, bedoeld om van de Deurnese- en Mariapeel en omgeving één groot natuurgebied te maken. WBdP zag in dat je zoiets niet alleen voor elkaar krijgt en ging de dialoog aan met de boeren. Het wantrouwen verminderde, partijen zagen ook gemeenschappelijke doelen. Om die te bereiken werd zelfs de samenwerking geformaliseerd in ‘Stichting Peelland’, die met overheidssubsidie o.a. projecten uitvoerde op het gebied van glas-
tuinbouw. Die samenwerking maakte het oprichten van een Streekcommissie, later gepromoveerd tot wettelijke Landinrichtingscommissie Peelvenen een stuk gemakkelijker. De landinrichtingscommissie, waarin ook WBdP vertegenwoordigd is, zal dit jaar een inrichtingsplan Peelvenen ter visie leggen, waarin de glastuinbouw en rundveehouderij tussen Deurnese- en Mariapeel is verdwenen om plaats te maken voor natuurontwikkeling, waarin cultuurhistorie en recreatie een ondersteunende rol krijgen en waarin buiten de Verheven Peel de landbouw en veeteelt nieuwe kansen krijgen. Onder het motto ‘genoeg gepraat’ viert WBdP haar jubileum met een aktiviteit die zij vanaf het prilste begin heeft volgehouden: Peelwerk. Op zaterdag 20 september van 9.00 tot 12.00 uur komen vrijwilligers van vroeger en nu berken zagen in de Mariapeel. Van 12.00 tot 14.00 een peelwerkerslunch in het Biologisch Station aldaar, met doorlopende voorstelling over nut en noodzaak van beheerswerk en over de tastbare geschiedenis van Werkgroep Behoud de Peel. Speciale gasten zijn bestuurders, die op een of ander manier betrokken zijn (geweest) bij het behoud van de peel. Informatie:
[email protected] / tel. (0493) 35 44 11
GEHANDICAPTEN RECREËREN IN DE NATUUR In de drie nationale parken van Limburg valt heel wat te bekijken en te genieten. Dit geldt voor iedereen, ook voor mensen met een beperking, ongeacht of er sprake is van een lichamelijke of een verstandelijke handicap. Het Consulentschap voor natuur- en milieueducatie wijst op de mogelijkheden. Drie nationale parken in Limburg Drie nationale parken in één provincie, dat is een hele rijkdom aan aantrekkelijke landschappen. Verdeeld over de verschillende nationale parken zijn er prachtige bossen, duinen, vennen, beken, hoogveengebieden, heide- en beekdallandschappen. En natuurlijk de erbij behorende dierenwereld van roofvogels tot reptielen en amfibieën. Het nationaal park De Meinweg ligt ten oosten van Roermond, het nationaal park De Groote Peel op de grens van de provincies Limburg en Brabant te Ospel / Nederweert. Het nationaal 36
park De Maasduinen is een schitterend rivierduinen gebied ten oosten van de Maas tussen de gemeenten Arcen en Gennep. Natuurgerichte recreatie voor mensen met een beperking De nationale parken zijn ook voor mensen in een rolstoel goed toegankelijk. In De Groote Peel staan speciale terrein-rolstoelen ter beschikking. Bij de route rondom het Eendenmeer in nationaal park De Maasduinen hoort de speelse speurtocht voor kinderen “Op pad met Eddy Eend”.
Excursies voor iedereen De excursieleiders verzorgen actieve excursies op maat. Voor mensen met een visuele handicap is er een natuurgericht ‘zintuigenpad’. Voor mensen met een verstandelijke handicap is het natuurspel “Draai om de Boom” ontwikkeld. Dit spel bestaat uit een memoryspel, een kringloopspel en uit het invullen van een boomposter (wie hoort waar?). Na afloop van het spel gaan de spelers op pad en tijdens de tocht worden verschillende onderdelen uit het spel zichtbaar gemaakt.
Informatie: IVN Consulentschap Limburg. tel. (0475) 38 64 60,
[email protected]
SML-nieuws
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
VENLO IN DE TANG DOOR VEROUDERD BESTEMMINGSPLAN Volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening moeten bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar worden herzien. Aan het overschrijden van deze termijn zijn echter geen sancties verbonden. Tot welke gevolgen dit kan leiden, laat het voorbeeld van een ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente Venlo zien. Bouw glastuinbouwbedrijf De gemeente Venlo heeft onlangs aan een Maatschap een bouwvergunning verleend voor de bouw van een tuinbouwkas van 6,5 ha. groot in het landelijk gebied aan de noordoostkant van de gemeente, tussen het natuurgebied Zwartwater / Venkoelen en de Duitse grens.
binding gepland voor het verbinden van het natuurgebied de Meinweg met de Ravenvennen. Voor de totstandkoming hiervan heeft ook de gemeente Venlo zich het afgelopen jaar sterk gemaakt. Realisatie van de tuinbouwkas zal de totstandkoming van de robuuste verbinding in ernstige mate frustreren.
De plek ligt in de Provinciale Ecologische Structuur (PES). In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) heeft het gebied de aanduiding ‘ecologische ontwikkelingszone’. Het is de bedoeling dat de hier liggende landbouwgronden in de toekomst een natuurgericht beheer krijgen. De kavel is daarnaast ook nog eens concreet begrensd als RBONgebied (beheersgebied) en maakt daarmee onderdeel uit van de EHS. Zowel voor de EHS als de PES geldt een planologische basisbescherming. Ook op een andere wijze is de kas strijdig met beleid. In het POL zijn nieuwe glastuinbouwbedrijven alleen nog toegestaan in de twee projectvestigingsgebieden Californië en Siberië en in een aantal aangewezen concentratiegebieden glastuinbouw. Van beide categorieën gebieden is hier geen sprake. De conclusie kan geen andere zijn dan dat de bouw van het glastuinbouwbedrijf op de voorgenomen plek in strijd is met vastgesteld rijks- en provinciaal beleid.
Bestemmingsplan De gemeente Venlo zegt de bouwvergunning niet te kunnen weigeren omdat het vigerend bestemmingsplan de bouw van de tuinbouwkas mogelijk maakt. Formeel is dit juist, maar het gaat hier wel om een bestemmingsplan van meer dan 30 jaar oud, dat beleidsmatig sterk verouderd is. Doordat de gemeente heeft verzuimd het bestemmingsplan te actualiseren of een voorbereidingsbesluit te nemen (waardoor bouwvergunningen kunnen worden aangehouden), wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt die niemand wenselijk acht, ook de provincie en de gemeente niet. De gemeente schrijft letterlijk in haar besluit op het bezwaarschrift tegen de bouwvergunning: “Wij erkennen dat de beoogde bebouwing niet past in de gewenste ontwikkeling (zoals o.a. verwoord in de ontwerp Integrale Natuurvisie Venlo) van het gebied, doch wij hebben de op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan bestaande rechten van de aanvrager te respecteren”.
Robuuste verbindingszone In aansluiting op het rijksbeleid streeft de provincie naar robuuste ecologische verbindingen langs de oostgrens van Limburg. Daarvoor zijn vorig jaar in opdracht van de provincie een aantal verkenningen uitgevoerd. Volgens één van die verkenningen is ten oosten van Venlo een robuuste ecologische ver-
Beroep Milieufederatie De Milieufederatie Limburg en het Limburgs Landschap hebben tegen het verlenen van de bouwvergunning bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door B&W van Venlo ongegrond verklaard. Vervolgens werd beroep ingesteld bij de Rechtbank. Gesteld wordt dat het
bestemmingsplan, waaraan getoetst is, sterk verouderd en daarmee achterhaald is. Het is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur om te toetsen aan een bestemmingsplan van meer dan 30 jaar oud, terwijl de inhoud hiervan in strijd is met het huidige beleid. Een bestemmingsplan heeft meerdere functies, waaronder een planningsfunctie. Dat wil zeggen dat een bestemmingsplan toekomstgericht dient te zijn; het dient een beeld te geven van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die welkom zijn kunnen door middel van het bestemmingsplan worden gestimuleerd, ontwikkelingen die niet welkom zijn - bijvoorbeeld omdat zij in strijd zijn met hoger beleid - moeten worden afgeremd of verhinderd. Het bestemmingsplan, waaraan de gemeente Venlo de bouwvergunning heeft getoetst, voldoet hier niet aan en vervult zijn planningsfunctie dus niet naar behoren. Of het beroep op dit argument kans van slagen heeft, moet worden betwijfeld. Er bestaan immers geen sancties tegen gemeenten, die hun bestemmingsplannen niet om de tien jaar herzien. Mogelijk dat dit verandert bij de aanstaande herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In het beroep tegen het afgeven van de bouwvergunning hebben de Milieufederatie en Limburgs Landschap echter nog een argument gebruikt. De te bebouwen kavel maakt onderdeel uit van het fourageer- en leefgebied van de das. Omdat de das een diersoort is die valt onder de bescherming van de Flora- en Faunawet, is naar alle waarschijnlijkheid een ontheffing nodig. Volgens de natuurbeschermingsganisaties dient eerst duidelijk te zijn of deze ontheffing verleend kan worden alvorens een besluit te nemen over de bouwvergunning. Het is immers niet ondenkbaar dat van de bouwvergunning al gebruik is gemaakt, terwijl achteraf blijkt dat de ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet niet wordt verleend. In dat geval kunnen de landschappelijke en natuurwaarden >> 37
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
schade hebben opgelopen die niet meer hersteld kan worden. De rechter zal op korte termijn uitspraak doen over het verzoek om voorlopige voorziening. Actualisering bestemmingsplannen Bij de vaststelling van het POL twee jaar geleden heeft de Milieufederatie betoogd dat het essentiëel is dat de gemeentelijke bestemmingsplannen binnen afzienbare tijd geactualiseerd worden. Als dat niet gebeurt, dan ligt er een provinciaal beleidsplan met mooie en ambitieuze voornemens, maar kunnen hiermee strijdige ontwikkelingen gewoon doorgang vinden. Het voorbeeld in Venlo is voor de Milieufederatie aanleiding om de gemeenten in Limburg nog eens nadrukkelijk te vragen om te onderzoeken of vergelijkbare problemen zoals in Venlo zich kunnen voordoen en zo ja, om dan maatregelen te treffen (i.c. actualiseren van bestemmingsplannen en / of het nemen van een voorbereidingsbesluit). Ook de provincie dient bij het periodiek overleg met gemeenten hierop te wijzen en dient een terughoudend beleid te voeren bij de afgifte van verklaringen van geen bezwaar ten behoeve van vrijstellingen van bestemmingsplannen ouder dan tien jaar.
SML-NIEUWS
GEZOCHT Nog geen 24 uur nadat bij Guttecoven langs de A2 het nieuwe actiebord GRAETHEIDE GROEN was geplaatst lag het alweer tegen de grond. Een jaar eerder al deelden drie borden hetzelfde lot. Kennelijk stoort iemand zich aan de boodschap GRAETHEIDE GROEN en is hij of zij meer geporteerd voor GRAETHEIDE CHEMIE. Slim kan de dader niet zijn. Als hij de boodschap van het Graetheidecomité wil bestrijden bereikt hij met zijn aanslagen op de actieborden een averechts resultaat. Het omvertrekken van het bord leidde tot meer publiciteit dan het plaatsen ervan. De gemolesteerde borden staan er inmiddels 25 jaar. Zij zijn een vast onderdeel van het Limburgse landschap geworden. Het comité wil graag in contact komen met deze stille helper.
Bart Cobben Foto’s: Ria Dielissen
NIEUWE LOOT AAN NME-STAM Op 24 maart van dit jaar werd in Sittard de Stichting Centrum voor Natuur- en Milieueducatie Westelijke Mijnstreek opgericht. Daarmee beschikt nu ook de Westelijke Mijnstreek over een zelfstandige uitvoeringsorganisatie voor professioneel nme-werk. Het Centrum is gevestigd in de gerestaureerde steenfabriek Plinthos in Daniken. Het is een ideale plek om de natuur in te trekken met allerlei educatieve activiteiten, zoals die de afgelopen jaren onder coordinatorschap van Jet Joris al gestalte kregen. Het stichtingsbestuur bestaat uit personen die hun sporen hebben verdiend in de politiek, het onderwijs, op financieel en juridisch gebied. Zo fungeert b.v. Hein Kerkhoffs uit Schinnen oud-voorzitter van de Milieufederatie Limburg, als secretaris/penningmeester. Wij wensen de nieuwe stichting veel succes toe. Dat zal nog moeilijk genoeg zijn in deze tijd van bezuinigingen en in een situatie waarin nog niet alle regiogemeenten bereid zijn het Centrum mede te financieren.
TELEURSTELLEND RESULTAAT Eén gebied extra op de definitieve aanmeldingslijst van Nederlandse Limburgse Habitatgebieden, het natuurgebied SintJansberg in de gemeenten Gennep en Mook en Middelaar, is het magere resultaat van de actie van de Milieufederatie Limburg en de Limburgse terreinbeherende instanties om meer Limburgse gebieden te brengen onder 38
de bescherming van de Europese Habitatrichtlijn. Weliswaar werden her en der enkele wijzigingen (verruimingen) aangebracht in de begrenzing van enkele gebieden (Geuldal, Kunderberg en Roerdal) maar van het voorstel om 13 gebieden aan de voorgestelde lijst toe te voegen is weinig terecht gekomen. Voor sommige gebieden is de begrenzing zelfs
ingekrompen. Zo werd het gebied Sint Pietersberg/Jekerdal verkleind. De Milieufederatie was een van de duizend organisaties en particulieren die op de ontwerp-Habitatlijst reageerden. De lijst bevat nu 24 Limburgse terreinen het een totale oppervlakte van 13.000 hectare. Het natuurgebied SintJansberg, 225 hectare groot, werd aangemeld omdat het een belangrijk leefgebied is voor het vliegend hert, een van de grootste en zeldzaamste kevers in Nederland.
LIMBURGS MILIEU 03 / 02
BLOEMRIJKE RANDEN IN ZUID LIMBURG
Het project bloemrijke akkerranden floreert. Zo'n 115 agrariërs in Zuid-Limburg hebben dit jaar op 500 locaties 102,4 ha (dit is ruim 1.000.000 m2) ingezaaid met een bloemenmengsel. De samenstelling kwam tot stand in overleg met meerdere sectoren: agrariërs, IVN-ers, bijenverenigingen, provincie en gemeenten. In juni bloeide het geel van de gele mosterd. Nu bloeien ook de meeste andere soorten: bijenplant (Phacelia paars), komkommerkruid (blauw), echte kamille, rode klaver en luzerne. Als akkergewassen kunt U boekweit en haver in de randen vinden. En natuurlijk ontbreken de bekende akkerbloemen wilde klaproos en korenbloem niet. Van erosiebeperking naar meer functies In eerste instantie werden de Akkerranden aangelegd om te voorkomen dat bij stortbuien grond van de akkers afspoelt en modderoverlast in de dalen veroorzaakt. Inmiddels vervullen de randen een meervoudige functie. Fleurige akkerranden zijn een verfraaiïng van het agrarische landschap en een aanwinst voor flora en fauna (denk aan de vele wilde bijen en dagvlinders) of als dekking en fourageergebied, bijvoorbeeld voor vogels. Door mee te doen aan dit project van de Mergellandcorporatie dragen de deelnemers bovendien bij aan imagoverbetering van de agrarische sector. Een nieuwe ontwikkeling dient zich aan in de vorm van diversificatie in verschillende soorten randen. Diverse soorten akkerranden en ook weideranden met meerdere functies. Eind juni zijn de ideeën voorgelegd aan een breed gezelschap: provincie, regio’s, gemeenten, Zuiveringschap, Waterschap, agrariërs, biologen, IVN-ers, DLG, DLV bijenvereniging en IKL. In de nieuwe verbrede opzet worden randen meer gebiedsgericht aangelegd. Dit betekent dat erosieranden op erosiegevoelige plekken worden geprojecteerd en toeristische randen waar veel wordt gewandeld en gefietst. Andere randen versterken de natuurwaarde
van het cultuurlandschap, sluiten aan op de ecologische hoofdstructuur Habitatgebieden. Functieverbreding kan ook door de randen als buffer te gebruiken langs wegen en waterlopen, waarmee kan worden voorkomen dat oppervlaktewater wordt verontreinigd door het overwaaien van mest, bestrijdingsmiddelen of zaden. Meerjarige randen op dezelfde locatie dragen bij aan een duurzame verbetering van de situatie. Klaprozen en korenbloemen in graanranden Langs graanpercelen zullen graanranden worden aangelegd. Door de randen extensief te bewerken (minder mest en minder bestrijdingsmiddelen) en dunner in te zaaien van het graangewas gemengd met een bloemenmengsel, krijgen akkeronkruiden weer een kans. Deze bloeiende graanranden zijn een aanwinst voor het landschap en kunnen dienen als ecologische verbinding. Wij zien niet langer een monotoon veld, maar een rand met kleurrijke akkeronkruiden. De bloemen in de rand komen insecten en vogels ten goede en bieden dekking aan dassen en kleine zoogdieren. De cultuurhistorische, natuur- en belevingswaarde van het landschap neemt bij ‘ouderwetse’ graanranden toe.
gen van de wegbermen door inzaaien en extensief beheer van weilandranden of langs voetpaden. Door het versterken van bermen ontstaan waardevolle lijnvormige elementen. De berm kan beheerd worden door op de juiste tijdstippen te maaien en het maaisel af te voeren. De werkzaamheden kunnen door de boer zelf, door een agrarische natuurvereniging of door het IKL worden uitgevoerd. Meerdere soorten weidebloemen kunnen zich in deze randen ontwikkelen, waardoor bloemen kruidenrijke weideranden ontstaan. De verwachting is dat met deze verbreding en verduurzaming van bloemrijke akkerranden en kruidenrijke weideranden een bredere basis kan worden gelegd voor structurele financiering en een groter draagvlak bij boeren, burgers en buitenlui.
Marjolein Frijlink Nadere informatie:
Van weiderand tot bonte berm Een volgende actie richt zich op het verstevi-
Mergellandcorporatie, tel. (045) 544 71 61
39