RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5157/02
STUP 3
NOTA van: aan: Betreft:
het voorzitterschap de Groep Drugshandel Ontwerp-conclusies van de Raad betreffende de noodzaak van invoering in de hele Unie van een gemeenschappelijk mechanisme voor de identificatie van gebruikers van prepaid telefooncards met het oog op de preventie van vormen van georganiseerde criminaliteit, in het bijzonder de illegale drugshandel
INLEIDING De georganiseerde criminaliteit, en met name die in verband met de illegale drugshandel, vormt een ernstige bedreiging voor de veiligheid en de vrijheid van de burgers van de Europese Unie. De Spaanse delegatie van de Groep Drugshandel is zich ervan bewust dat criminele groeperingen de nieuwe technologieën en daarmee verband houdende producten, met name op het gebied van de telecommunicatie, op oneigenlijke en illegale wijze gebruiken voor hun ongeoorloofde doeleinden, en legt daarom bijgaande Raadsconclusies voor met als belangrijkste doel de aandacht van de lidstaten van de Unie te vestigen op de noodzaak te zoeken naar vormen van overleg die moeten uitmonden in de aanneming van een gemeenschappelijk, Uniebreed mechanisme voor de identificatie van gebruikers van prepaid telefooncards met het oog op de preventie van ongeoorloofde activiteiten.
5157/02
gra/JEL/fm DG H II
1
NL
Met hetzelfde doel heeft de Nederlandse delegatie in oktober 1997 aan de Raad van de Europese Unie een document (11077/97 ENFOPOL 198) voorgelegd waarin gesteld wordt dat het onmogelijk is de resolutie van de Raad van de Unie van 17 januari 1995 uit te voeren wat betreft de interceptie van telecommunicatieverkeer dat met behulp van prepaid cards tot stand komt. De Spaanse delegatie van de Groep Drugshandel is voornemens onder het Spaanse voorzitterschap van de Unie verder te werken aan het in voornoemd document ENFOPOL 198 van 1997 vervatte initiatief en te trachten oplossingen voor dit probleem te vinden. Als aanvulling op de besprekingen terzake in de Groep Drugshandel zal de Spaanse delegatie in januari 2002 in Madrid een Europese Conferentie over het gebruik van nieuwe technologieën in verband met criminaliteit organiseren, waarbij bijzondere aandacht zal worden besteed aan de illegale drugshandel. Deze Europese Conferentie zal onder andere met name gewijd zijn aan de problematiek in verband met het criminele gebruik van prepaid cards en zal verschillende deskundigen uit de lidstaten een passende gelegenheid bieden de grondslagen te leggen voor de invoering van een gemeenschappelijk, Uniebreed mechanisme voor de identificatie van gebruikers van prepaid telefooncards.
5157/02
gra/JEL/fm DG H II
2
NL
ONTWERP-CONCLUSIES VAN DE RAAD BETREFFENDE DE NOODZAAK VAN INVOERING, IN DE HELE UNIE, VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK MECHANISME VOOR DE IDENTIFICATIE VAN GEBRUIKERS VAN PREPAID TELEFOONCARDS MET HET OOG OP DE PREVENTIE VAN VORMEN VAN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT, IN HET BIJZONDER DE ILLEGALE DRUGSHANDEL
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 1)
WIJST andermaal op de doelstelling de burgers van de Unie in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van zekerheid te verschaffen door de ontwikkeling van een gezamenlijk optreden van de lidstaten op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie;
2)
ERKENT dat de georganiseerde criminaliteit een ernstige bedreiging vormt voor de totstandbrenging van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Door te profiteren van de dynamiek van de mondialisering en de geleidelijke openstelling van de grenzen voor het vrije verkeer van goederen, kapitaal, diensten en personen heeft de georganiseerde criminaliteit een grensoverschrijdend karakter gekregen, dat vereist dat alle nationale inspanningen in een gemeenschappelijke strategie gebundeld worden;
3)
CONSTATEERT met bezorgdheid dat in verband met deze wereldwijde aanwezigheid van de georganiseerde criminaliteit technologische vernieuwingen als internet, elektronisch bankverkeer of de voortschrijdende ontwikkelingen op de telecommunicatiemarkt, die ontegenzeggelijk bevorderlijk zijn voor het bedrijfsleven, tegelijkertijd ook kunnen worden misbruikt door criminele organisaties in hun pogingen om maatschappelijke regels en wettelijke bepalingen te overtreden;
4)
HERINNERT eraan dat de wetgevingen van de lidstaten de mogelijkheid bieden het vertrouwelijke karakter van telecommunicatieverkeer te beperken en onder bepaalde omstandigheden, onder rechterlijke controle, telecommunicatieverkeer te onderscheppen met het oog op de bescherming van nationale belangen, de nationale veiligheid of het onderzoek van ernstige delicten;
5157/02
gra/JEL/fm DG H II
3
NL
5)
HERINNERT aan de resolutie van de Raad van 17 januari 1995, die bekendgemaakt is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 4 november 1996, inzake de legale interceptie van telecommunicatieverkeer, die een overzicht geeft van de technische mogelijkheden waarover de lidstaten moeten kunnen beschikken voor de legale interceptie van moderne telecommunicatiesystemen;
6)
BEKLEMTOONT dat anonieme prepaid telefooncards behoren tot de technologische noviteiten die door criminele organisaties het meest worden gebruikt;
7)
HERINNERT eraan dat er in overeenstemming met de vigerende regelgeving van de meeste lidstaten geen registers van prepaid cards of hun gebruikers bestaan, waardoor elk mogelijk frauduleus gebruik ervan in het kader van de georganiseerde criminaliteit een anoniem karakter heeft;
8)
ERKENT met bezorgdheid dat het huidige anonieme gebruik van prepaid telefooncards een belemmering vormt voor de toepassing van de eisen en beginselen van de resolutie van de Raad van 17 januari 1995 inzake de legale interceptie van telecommunicatieverkeer. In concreto is het ontbreken van regelgeving op het gebied van anonieme prepaid telefooncards niet te rijmen met de noodzaak dat de bevoegde autoriteiten toegang kunnen krijgen tot al het telecommunicatieverkeer van en naar het nummer of een andere identificator van de beoogde dienst die wordt gebruikt door het subject van de interceptie en daarbij kunnen beschikken over de gegevens in verband met de gebruikte diensten, de gebruikte verbinding om de oproep tot stand te brengen en de technische parameters van het type communicatie;
9)
VESTIGT DE AANDACHT op het feit dat de politieke richtsnoeren van het actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit dat op 28 april 1997 door de Raad is aangenomen, uitdrukkelijk stipuleren dat de weg moet worden geëffend voor een beleid waarmee de justitiële autoriteiten en de wetshandhavingsinstanties misbruik van de nieuwe technologieën kunnen voorkomen en bestrijden;
5157/02
gra/JEL/fm DG H II
4
NL
10)
HERHAALT dat bij de toepassing van maatregelen inzake interceptie van telecommunicatieverkeer het in de nationale wetgevingen van de lidstaten verankerde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet worden geëerbiedigd en legt derhalve de nadruk op de inhoud van Richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector die door het Europees Parlement en de Raad op 15 december 1997 is aangenomen;
11)
IS VAN OORDEEL dat de invoering van een mechanisme voor de identificatie van gebruikers van prepaid telefooncards dat voldoet aan de wettelijke bepalingen van de lidstaten betreffende zowel de bescherming van persoonsgegevens als van de persoonlijke levenssfeer, zal bijdragen tot de totstandkoming van een systeem dat de politie- en douaneautoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid biedt van een effectieve en legale interceptie van het telecommunicatieverkeer bij het onderzoek van ernstige delicten waarbij misdaadorganisaties dit type technologie gebruiken voor hun communicatie;
12)
ONDERSTREEPT dat de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens en de Europese richtlijn inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de mogelijkheden tot identificatie van de gebruikers van telefoon- of telecommunicatiediensten niet beperken maar wel de openbaarheid die in voorkomend geval aan dergelijke persoonlijke identificatiegegevens zou kunnen worden gegeven; De Raad is derhalve van oordeel dat een mechanisme voor de identificatie van gebruikers van prepaid telefooncards beide elementen moet bevatten: enerzijds de identificatie van de gebruiker en anderzijds de verwerking van de identificatiegegevens overeenkomstig de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens;
13)
ERKENT dat de invoering van een mechanisme voor de identificatie van gebruikers van prepaid telefooncards op praktische moeilijkheden stuit maar onderstreept dat het gebruik van die kaarten in een crimineel kader het onderzoek van de justitiële politie- en douaneautoriteiten der lidstaten van de georganiseerde criminaliteit zodanig bemoeilijkt dat op zijn minst overwogen moet worden te bestuderen hoe daar iets aan kan worden gedaan;
5157/02
gra/JEL/fm DG H II
5
NL
14)
HERINNERT ERAAN dat bij de commerciële contacten van gebruikers met telefoon- of internetbedrijven in elk segment een overeenkomst over de verlening van een dienst wordt gesloten waarbij de cliënt wordt geïdentificeerd door middel van gestandaardiseerde procedures en dat deze identificatievereiste door de bedrijven probleemloos gecombineerd kan worden met de vereiste bescherming van de persoonlijke gegevens van hun cliënten;
15)
BEVEELT de lidstaten AAN een studie te verrichten naar een pakket van geharmoniseerde voorschriften voor de identificatie van gebruikers van prepaid cards die bijdragen tot opheffing van de anonimiteit voorzover die onverenigbaar is met de bepalingen van de resolutie van de Raad van 17 januari 1995 inzake de legale interceptie van telecommunicatie.
_______________
5157/02
gra/JEL/fm DG H II
6
NL