Overdenking op zondag 17 april 2016, Johannes 10 vers 22 – 30 (JLK) Lieve mensen, gemeente, zusters en broeders, Er was eens een meester die in de klas een wedstrijdje hield. Wie zou het slimste kind zijn in de klas. Er bleven in de laatste ronde 3 kinderen over. Een rooms-katholiek meisje, een protestantse jongen, en een joods jongetje. En er was een prijs: € 20,-, een mooi bedrag voor een kind op de basisschool. De meester vroeg: Wie was of is de grootste, de belangrijkste mens van onze wereld? Het rooms-katholieke meisje stak direct haar vinger op en zei: Maria, meester, want zij is de moeder van God! Goed, zei de meester, dat is een mooi antwoord. En wat vind jij, zei hij, tegen het protestantse jongetje? Ik denk Maarten Luther, meester, want die heeft de kerk helemaal vernieuwd. Dat is ook een heel mooi antwoord, zei de meester. En jij, Moos, wat denk jij, vroeg hij aan het joodse jongetje. Meester, ik denk, dat het Jezus is. Wauw, zei de meester, Moos, wat een geweldig antwoord; jij hebt gewonnen. En hij nam trots de € 20,- in ontvangst. Maar terwijl Moos triomfantelijk wegliep bedacht de meester zich ineens en zei: Zeg, Moos, het was wel het goeie antwoord: Jezus, maar jij bent toch een joodse jongen. Ja, zegt Moos, natuurlijk, en iedereen, meester, weet dat Mozes natuurlijk de allerbelangrijkste mens op aarde is geweest. Hij sprak nota bene met God van aangezicht tot aangezicht……. maar eehh…..business is business! Dit verhaaltje is niet alleen een leuke grap, maar is in verschillende opzichten ook leerzaam. Leerzaam, denkend aan waar het vanochtend over gaat. Want het gaat boven alles over: wie ben je? Over identiteit! De kinderen laten zien dat hun traditie hen gevormd heeft. Maria binnen de rooms-katholieke traditie, Luther binnen de protestantse traditie en Mozes in de joodse traditie. De vraag ‘wie jij bent’ en ‘waar je voor staat’ wordt voor een belangrijk deel bepaald door jouw traditie, door het nest waar je uitkomt, door je opvoeding, door hoe jij gevormd wordt. Natuurlijk is dat niet het enige. De Engelse taal spreekt prachtig over “nature” en “nurture”! Aangeboren of aangeleerd, aanleg of opvoeding! Maar onmiskenbaar speelt opvoeding, vorming een grote rol.
2 Daarnaast verraadt de figuur van de meester iets over onze hang naar 1 waarheid, 1 omvattende zienswijze. In zijn ogen is Jezus de belangrijkste mens op aarde geweest. Hij had de prijs ook kunnen verdelen, maar doet dat niet. Dat zegt iets over zijn manier van denken en ook dat speelt in de teksten een rol. En in de derde plaats laat het verhaal iets zien over onze vooroordelen. Moos, het joodse jongetje, is zakelijk slim, handiger dan de anderen. Business is business; of er geen moraal zou zijn als het gaat om geld? Daarachter zit een tot op de dag van vandaag doorlevend vooroordeel over Joden. Een van de bronnen van antisemitisme en Jodenhaat. En eerlijk is eerlijk ook de teksten van het Johannes evangelie zijn niet vrij daarvan. Het evangelie is zonder twijfel geschreven toen kerk en synagoge al uit elkaar waren gegaan. De Joden lijken merkwaardig genoeg steeds buitenstaanders. En de teksten zijn vaak heftig. Het rooster is bewust gestopt bij vers 30 in hoofdstuk 10, maar als je zou doorlezen, dan hoor je dat de Joden stenen oppakken om Jezus te stenigen. En dat hij uiteindelijk maar ternauwernood ontkomt en vlucht tot over de Jordaan. En hun houding komt voort uit hun ongeloof dat Jezus de beloofde Messias is van Israël. De teksten nemen hen hun ongeloof kwalijk. Dat vind ik op zich al vreemd, want geloof, vertrouwen moet groeien, dan kun je nooit eisen. Maar om de Joden ook nog eens als gewelddadig en moordzuchtig neer te zetten is bedenkelijk. Vooral ook omdat het niet om concrete mensen gaat, maar steeds heel massief over ‘de Joden’. Ik zeg jullie eerlijk: ik vind beide zaken problematisch in de teksten. Zowel de manier waarop de Joden worden neergezet, als ook het feit dat er geen ruimte is of lijkt voor andersdenkenden, andersgelovigen. En de waarheidsclaim van de tekst is heftig. Jezus zegt in vers 30: ik en de Vader zijn één. Dat klinkt als: er is geen verschil tussen God en mij. En ook al moet je daar volgens Calvijn geen dogma in lezen, geen wezenseenheid met God, de Vader. In spreken en handelen is er geen verschil. Wat Jezus zegt en doet, dat is precies wat God wil en doet, en niets anders. Ik heb ook daar moeite mee, vind de teksten te stellig, te absoluut. De vragende, meer aarzelende houding in de andere evangeliën is hier vervangen door duidelijke statements. Ook als het gaat om de vraag naar Jezus identiteit. Hij zegt openlijk: Ik ben de Messias. Zoals op andere plaatsen in het Johannesevangelie in allerlei metaforen klinkt:
3 Ik ben het brood dat leven geeft Ik ben het licht voor de wereld Ik ben de goede herder ik ben de opstanding en het leven ik ben de weg, de waarheid en het leven ik ben de ware wijnstok. Het zijn allemaal zinnen die iets vertellen over zijn identiteit, over ‘wie hij is’, maar niet aarzelend of vragend, maar stellig en zeker: ik ben! Persoonlijk past dat minder bij mij, maar je mag je daar ook best comfortabel bij voelen. Niet ieder mens is hetzelfde. En sommigen zijn moe van eeuwige twijfel en aarzeling en vragen. Zij zetten liever uitroeptekens dan vraagtekens. En zo kom ik ook weer terecht bij de vraag naar onze identiteit, naar wie wij zijn? Die vraag vind je ook in de tekst terug zodra Jezus begint te spreken over zijn schapen. Zijn schapen ‘horen naar zijn stem en hij kent ze en ze volgen hem’, staat er. Vandaag is die vraag ‘wie wij zijn’ weer buitengewoon actueel. Frankrijks meest invloedrijke politicoloog Dominique Moisi stelt in zijn laatste boeken, dat het tijdperk van de globalisering het tijdperk van het zoeken naar identiteit is. De twintigste eeuw was duidelijk de eeuw van de ideologieën: fascisme, nazisme, communisme. De vreselijke zelfmoord van Europa tussen 1914 en 1945. Maar inmiddels gaat het niet meer over ideologie, maar steeds meer over ‘identiteit’. Wij zijn weer op zoek naar de Nederlander, de nieuwe Nederlander misschien. Meer dan naar wereldburger zijn of Europeaan zijn, getuige ook het laatste referendum. Wij zijn ook binnen de kerk meer en meer op zoek naar identiteit. De oude grote zuilen van Rooms-Katholiek en Protestant voldoen niet meer. Er kwam deze week nog een oudere dame naar mij toe bij een uitvaart, die zei: Dominee, ik ben rooms-katholiek, maar ik vond het toch een hele mooie dienst. En één van mijn oudste gemeenteleden, al over de 90, liet mij een verhaaltje lezen wat hem zeer aansprak. Het was inderdaad ook prachtig en het was van boeddhistische origine. Wij zijn ook kerkelijk op zoek naar een nieuwe identiteit. En ik denk dat in onze drukke en hectische wereld veel mensen ook persoonlijk op zoek zijn. Velen vragen zich af: wie ben ik eigenlijk? waar sta ik voor? wat hoort bij mij en wat niet? Natuurlijk zien wij als mensen graag onze mooie kanten. Dat wij behulpzaam zijn en liefdevol, en dat wij ons ontfermen over anderen. Of dat wij opkomen voor het recht en de gerechtigheid en de vrede.
4 Maar er is ook een duistere kant in ons mensen, niemand uitgezonderd. Soms in onze gedachten, soms in onze gevoelens, soms ook in onze daden. Liefde bestaat niet zonder haat; en vergeving bestaat niet zonder wraak en wrok. zachtmoedigheid bestaat niet zonder de verharding van je hart, vertrouwen bestaat niet zonder wantrouwen. En wie van ons zonder zonden is, werpe de eerste steen. Ook een uitspraak van Jezus uit ditzelfde evangelie van Johannes. Wie wil weten wie hij is, moet dat alles onder ogen durven zien. Wat voegt de tekst daar nog aan toe? Een paar dingen. Allereerste dat de schapen ‘horen naar zijn stem’. Kenmerkend voor de schapen is niet hun afkomst, maar het leerhuis waar ze uit komen. Het gaat niet om Jood of christen of katholiek of protestant, of Nederlander of Turk of Marokkaan. Het gaat om ‘horen naar zijn stem’, dat is het leerhuis, dat is Jezus als rabbi die onderwijst. Het tweede is dat Jezus zijn schapen kent. Dat is niet beangstigend bedoeld, maar het woord ‘kennen’ zegt iets over intimiteit. Hij kent jouw kracht en zwakte, hij kent jouw goedheid en boosheid, hij kent jouw geloof en ongeloof, hij kent jouw hoop en wanhoop, hij kent jouw grootsheid, maar ook je benepenheid. Maar je bent en blijft van hem. Een van de allermooiste dingen van de Bijbel is dat wij mensen met vallen en opstaan Gods mensen blijven. In de termen van de tekst: schapen horend bij de herder; wij zijn zijn schapen. Daarin maakt Jezus perfect zichtbaar wie God is. Het derde en laatste is dat de schapen Jezus volgen. Volgen waarin? Volgen in de daden die hij doet. De tekst wordt door Johannes gezet bij het feest van de her-inwijding van de tempel, het feest van Chanoeka. Chanoeka is het feest waarbij Joodse mensen overal ter wereld hun kandelaars voor het raam zetten. Ze durven te laten zien wie zij zijn. Chanoeka vertelt het verhaal van bevrijding van elke vorm van religieuze of culturele onderdrukking. Je mag en je kunt je weer wijden aan de weg die God wijst. Dat is volgen!!! De vrijheid om te leren mens te zijn. De vrijheid ook om Maria of Luther of Mozes of wie dan ook als voorbeeld te zien. Of nog eens al die namen te zeggen en te zingen, waarmee de Bijbel hem, Jezus, bedacht en eerde.
5 De een niet minder dan de ander, de een niet beter dan de ander, maar allen naderend en zoekend naar de kern van wie hij is, wie wij zijn. Amen.