Zoekhonden: Sorteerproeven Sinds enkele jaren is het mogelijk om bij de KNPV certi caten voor zoekhonden te behalen. Naast het certi caat basis zoekhonden kunnen voor de disciplines speuren, sorteren en reddingshonden (puin en vlakte) op twee niveaus certi caten worden behaald. De sorteerproef is altijd een moeilijk onderdeel bij de keuring of wedstrijd. Zelfs bij het NK zoekhonden valt de eindbeslissing door het wel of niet goed uitvoeren van de sorteerproef. Wanneer de resultaten van de laatste keuringen vergeleken worden, dan spreken deze voor zich: Bij Sorteerhond A met zeven deelnemers had slechts één deelnemer positief resultaat en dus een certi caat. Bij Sorteerhond B waren zeven deelnemers en niet één met een goed resultaat. Deze uitslagen geven te denken. Waardoor ontstaat een dergelijk slecht resultaat? De oorzaken hiervoor kunnen natuurlijk divers zijn. Zo kunnen er omstandigheden zijn, die altijd een rol spelen bij een keuring. Denk hierbij aan de invloed van een gespannen geleider, vreemd terrein, weersinvloeden, invloed van publiek etc. In veel Europese landen is de geurindenti catieproef lang gebruikt als ondersteunend bewijs in strafzaken. Hierdoor is er over dit onderwerp veel op schrift in de vorm van reglementen, trainingsopbouwhandleidingen en wetenschappelijk onderzoek. We gaan eens kijken of hier zaken in staan die bruikbaar zijn voor onze training. KNPV sorteerhond programma Het sorteerprogramma bestaat uit een basis-, een A en een B niveau (1 en 2). Bij de proef voor het basis certi caat moet de hond een buisje apporteren, dat uitsluitend de lucht van de spoorlegger draagt en ligt bij 2 andere geneutraliseerde buisjes. Er wordt dus een sorteerbank voor drie buisjes gebruikt. Deze proef hoeft slechts eenmaal te worden uitgevoerd. Voor sorteerhond A moet de hond moet een buisje apporteren, dat uitsluitend de lucht draagt van een persoon, die als aangewezen persoon (verdachte) fungeert. Dit buisje ligt bij vier andere gelijke buisjes met de lucht van vier andere personen. In totaal liggen er dus vijf “verschillende luchten” op de bank. Deze proef moet drie keer goed worden uitgevoerd, waarbij de beluchte buisjes steeds in een andere volgorde op de bank worden gelegd. Voor het plaatsen van de buisjes op de sorteerbank wordt altijd een tang gebruikt om vermenging van geur (hoe kort ook) te voorkomen. De buisjes zijn per vier gemerkt met een letter, zodat tijdens het luchtgeven en de proef verwarring wordt voorkomen. Een goede controle hierop kan veel fouten voorkomen. Bij sorteerhond B worden er twee sorteerbanken gebruikt. Deze banken worden met een voorgeschreven afstand naast elkaar op het veld gelegd. Op iedere bank liggen zeven buisjes, waaronder één van een controle persoon (A) en één van een aangewezen persoon (X), die als verdachte fungeert. De hond moet eerst van beide banken het buisje van de controle persoon apporteren. Als dit correct is, moet de hond daarna van iedere bank het buisje van de aangewezen persoon (verdachte X) apporteren. Dit betekent dus, dat de hond moet omschakelen naar een andere lucht. Voor het uitvoeren van deze proeven heeft men roestvrijstalen sorteerbuisjes en één of meerdere roestvrijstalen sorteerbanken nodig. Deze buisjes passen precies in de houdertjes die op de sorteerbank(en) zijn bevestigd. Om de buisjes na gebruik weer volkomen neutraal te kunnen maken, is het nodig ze goed te steriliseren bv. door ze gedurende enige tijd uit te koken. Dit om te voorkomen dat andere geuren zich
mengen met die van de personen die de buisjes opnieuw beluchten voor de proef. Voor schoon maken en opslag zie verder keuringsreglement (2). Het is van cruciaal belang, dat er bij het beluchten van de buisjes geen fouten worden gemaakt. Het is dan ook zeker de taak van de geleider (of bij een keuring/wedstrijd van de sorteervoorbereider) dat gecontroleerd wordt dat buisjes met dezelfde letter door één en dezelfde persoon worden belucht en in de juiste (schone en droge) pot terechtkomen. De letters op de buisjes en de pot (en evt. deksel) moeten met elkaar corresponderen. Tevens kan het van belang zijn de namen en de datum van de personen op de potten te noteren. Elke kans op verwarring of verwisseling moet worden voorkomen. Geur Menselijke geur (7) bestaat uit vier componenten: Individuele menselijke geur (deze is erfelijk bepaald en vastgelegd). Stofwisselingscomponent (wordt bepaald door bv. het eetpatroon, stofwisselingsstoornissen, ziekte en medicijnen). Externe component (is gerelateerd aan cosmetica, persoonlijke hygiëne en de behandeling van huidziektes). Achtergrond component (plaats waar de geur genomen is, bijvoorbeeld kantine hondenveld, net genuttigde etenswaar?). Schoon en Bruin (10) toonden al aan, dat honden betere resultaten boeken bij het herkennen van (voor de hond) bekende mensen. Schoon breidde dit onderzoek verder uit in samenwerking met het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). In zijn boek beschrijft Hartman (6) een opbouw met bekend/onbekend geurbeeld dat gebaseerd is op deze feiten. In het boek van Schoon en Haak (3) wordt het onderzoek van Schoon beschreven. De voorkeursladder van honden bij het herkennen van lucht ziet er als volgt uit: geleider, gezin, bekende mensen en mensen met dezelfde omgevingsgeur. Het resultaat van een proef met alleen onbekende geuren kan in slechts 25% van de gevallen een match geven.
7
Ook wordt er beschreven, dat individuele honden soms een sterk persoonlijke voorkeur hebben voor één bepaalde persoon. Zelfs zodanig, dat het buisje met de geur van deze persoon (die als “bijlegger” fungeert) foutief wordt geapporteerd. Bij het beluchten is het belangrijk, dat de buizen in de handen worden gehouden (3 en 10). Uit onderzoeken is gebleken, dat geur geven met behulp van bv de elleboog een veel lager percentage herkenning oplevert, dan lucht geven door buizen in de hand te houden. In het reglement van de KLPD (3) staat het volgende hierover: Alle personen houden nagenoeg gelijktijdig ieder twee geurdragers vast: ze houden er één in iedere hand stevig vast gedurende 1-2 minuten, daarna wisselen ze de buizen om naar de andere hand en houden ze weer 1-2 minuten stevig vast. Het is niet noodzakelijk (zelfs niet gewenst) dat de handen vooraf gewassen worden, daar de proef voorziet in een controle op aantrekkelijkheid van de geur van de verdachte. Een van deze personen fungeert als controlepersoon. Deze persoon belucht (nadat hij/zij de geurdragers heeft belucht) tevens een controlevoorwerp, door deze in de handen te nemen en eventueel ook in de broekzak te houden. Het verstandig na te gaan of de geurgevende personen niet kort tevoren met de handen aan bv sterk ruikende etenswaar of dieren hebben gezeten, om te voorkomen dat die lucht overheerst boven hun eigen menselijke geur.
8
Neus van de hond Er zijn nogal wat verschillen tussen de hondenneus en de mensenneus, zo is de hondenneus over het algemeen langer. Ook heeft de hond een groter neusslijmvlies ongeveer 92 tot 170 cm2, afhankelijk van het ras, tegen 4 tot 5 cm2 bij de mens. Het spreekt vanzelf dat de hondenneus hierdoor ook veel meer reukreceptoren bevat dan een mensenneus, gemiddeld 180 miljoen bij de hond tegen 20 miljoen bij de mens. Bij honden onderling komen er ook nogal wat verschillen voor, het neusslijmvlies van een Franse Bulldog (30 cm2) en andere brachiocefale honden (honden met een korte neus) is beduidend kleiner dan dat van een Duitse Herder (169 cm2). Over het algemeen kan men stellen hoe langer de neus hoe beter de reuk. De vachtkleur schijnt ook invloed te hebben op het reukvermogen van de hond. De holten in de neus versterken de geur. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat honden die veel wit in de vacht hebben minder goed in staat zijn op geursporen te volgen dan donkere honden. De genen voor pigmentatie en reukvermogen zijn kennelijk gekoppeld maar hoe het precies zit weet men niet. Het lijkt wel of een witte vachtkleur met alle zintuigen gekoppeld is, denk maar aan dove en blinde witte honden. De hersenen van de hond zijn er, meer dan mensen hersenen, op gericht om zich met geur bezig te houden. In de hersenen van de hond bevindt zich een centrum dat gebruikt wordt
Gebruik een goede werkwijze voor het beluchten van buizen. Probeer het zoveel mogelijk gelijktijdig te doen. Als er meerdere sessies van beluchten zijn, is het verstandig de handen even rust te geven, zodat de vetzuren weer kans krijgen om regenereren ( tip speurhonden geleider KLPD). Bij B proef wordt vaak (onbewust) eenzelfde volgorde gebruikt. Beter is door met behulp van twee dobbelstenen te bepalen wat de volgorde is. Een volledig schema staat vermeld in het keuringsreglement (2).
om geuren op te slaan, de hond heeft hierdoor een groter geurgeheugen dan de mens. De hond beschikt nog over een extra reukzintuig, het orgaan van Jacobson. Dit orgaan bevindt zich op de bodem van de neusholte net achter de voorsnijtanden. Door middel van een buisje staat het direct in verbinding met de mondholte. Door voorzichtig met het puntje van de tong iets aan te raken en daarna de tong achter de tanden te brengen proeft de hond als het ware de geur van een bepaald object. Net als bij de mens is de neus van de hond door middel van het neustussenschot in twee helften verdeeld. De hond is in staat om per neusgat aparte geuren waar te nemen, een soort stereo ruiken dus. De neusvleugels van de hond zijn beweegbaar hierdoor zijn ze in staat om heel selectief geuren op te nemen. Hondengeur ligt opgeslagen in de genen, bij de hond zijn er tot nu toe ongeveer 1000 bekend. Sommige geuren zijn ras speci ek, hierdoor is de hond in staat om o.a. rasgenoten te onderscheiden van andere rassen. Voor het waarnemen van geuren is het wel belangrijk dat de neus van de hond vochtig is want met een vochtige neus kan de hond de windrichting bepalen en zodoende aanwezige geurstoffen traceren. De hond neemt overigens in het geheel beter geurstoffen waar in een vochtige omgeving. Het reukvermogen kan door allerlei factoren worden beïnvloed zoals ziekte maar kennelijk ook door voeding. Men vermoedt dat een juiste verhouding van de omega 3 en 6 vetzuren in de voeding een positieve invloed heeft op de werking van de receptorcellen in de neus. Het kan ook zo zijn dat de totale conditie van de hond verbeterd door een juiste samenstelling van het voer en de aanwezigheid van voldoende omega 3 en 6 vetzuren. (14) 1e Aanbevelingen voor een goed resultaat zijn: Begin met de door de geleider zelf belucht buisje en later (als de trainingsopbouw zover is) zoveel mogelijk vreemde mensen en/of andere omgevingsgeur.
Het lucht nemen: In het KNPV reglement staat hierover (1 en 2) het volgende: Voor iedere sorteerproef laat de geleider de hond lucht nemen van een voorwerp dat de lucht draagt van de aangewezen persoon. Dit kan zowel uit een pot als ook met een tang waarin het buisje wordt vastgeklemd. In een Pools onderzoek (7 en 8) werd de sorteerproef uitgevoerd door geur te geven aan katoenen doekjes. Deze werden dan in glazen potten gedaan. De hond moest uit vijf potten de aangeboden geur halen door zijn neus in de pot te stoppen en zo de geur op te nemen. Er deden vijf honden aan dit onderzoek mee. Het lucht nemen duurde tussen 5,7 en 21,6 seconden. Drie van de vijf honden hadden in 90% van de gevallen de ideale score van lucht nemen. De tijd van lucht nemen door de hond, komt overeen met een onderzoek bij het speuren naar de looprichting van het spoor(12). Honden hebben drie tot vijf seconden nodig om te bepalen waar het spoor heen gaat en te volgen. Snuffelen: De meeste geurmoleculen komen via de neus bij de geurreceptoren. Wanneer de hond gewoon adem haalt (15 tot 31 keer per minuut) gaat de meeste ingeademde lucht via de snelste weg naar de longen en niet langs de geurreceptoren naar het reukepitheel. Door te snuffelen (in/uitademingsfrequentie 140-200 keer per minuut) ontstaat er in de neusholte een grote luchtturbulentie, waardoor de lucht tot diep in de neus doordringt. De geurmoleculen moeten door een waterige slijmlaag heen om bij de geurreceptoren te komen. Men onderscheidt ongeveer 1000 verschillende geurreceptoren. Ter vergelijking: voor het waarnemen van kleuren bestaan ‘slechts’ 3 verschillende receptoren! Op een zintuigcel bevinden zich meerdere receptoren, alle van dezelfde soort. Deze zintuigcellen worden om de 30 à 60 dagen vernieuwd, waarbij de hoeveelheid van iedere soort wordt aangepast aan de geuren die geroken worden. Een hond heeft dus veel geurreceptoren voor geuren die hij veel tegenkomt.
9
Tijdens het snuffelen naar de geur zou de hond genoeg informatie moeten krijgen. De hond moet dan in staat zijn om de verkregen lucht te matchen met die in de sorteeropstelling. Het snuffelen aan de uitgangslucht (geur nemen) wordt gezien als het belangrijkste onderdeel voor een goede match. Het geur nemen kan stress veroorzaken. De hond wil dan niet spontaan snuffelen en weigert de neus in de pot te steken. Proberen om de hond met druk de neus in de pot te steken kan ertoe leiden, dat de hond negatieve associatie krijgt met het lucht nemen. Hij zal dan niet de juiste informatie over de lucht krijgen en zal proberen deze onprettige situatie te vermijden. De hond is dan meer bezig met verzet dan met geur opnemen hetgeen een goed resultaat in de weg staat. In de handleiding van de KLPD staan hier een aantal oplossingen voor (4). Deze zullen later nog worden toegelicht. De geleider moet goed observeren of de hond daadwerkelijk goed snuffelt, of dat hij zijn neus slechts in de pot steekt en adem haalt. Te lang luchtnemen kan leiden tot verzadiging, vergelijkbaar met in de keuken staan als er bv spruitjes worden gekookt. De honden die goed lucht opnamen, gingen gemiddeld ook beter de rij potten af. Dit kan worden verklaard, doordat honden die langer bezig zijn, vergeten wat de uitgangslucht was. Een ander potentieel probleem is, het lezen van de lichaamssignalen van de geleider als de proef niet blind word uitgevoerd. Dit wordt het Kluge Hans effect genoemd. Honden zijn meesters in het lezen van signalen voor het verkrijgen van informatie. Die signalen worden vaak onbewust door de geleider afgegeven, zodat de hond bij de keuze van het buisje beïnvloed kan worden en de uitslag niet als betrouwbaar kan worden aangemerkt (ze gingen al de onderzoeken potten af). Lange tijden zoeken leiden tot slechtere resultaten voor de goede match en korte tijd zoeken langs de potten leverde meer goede resultaten op. Honden die likken nemen extra informatie op. De combinatie van lucht nemen en proeven geeft de hond extra informatie. Handen die aan sterk ruikende etenswaar of dieren hebben gezeten en dan lucht geven kunnen de sorteerproef beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor mensen die medicijnen gebruiken, andere eetgewoontes hebben en dergelijke. Het kan nodig zijn om honden die te lang moeten zoeken of twijfelen, opnieuw de te sorteren lucht aan te bieden. Dit mag conform het keuringsreglement, maar leidt tot 1 punt aftrek (1 en 2). De ouderdom van geuren heeft invloed op het prestatievermogen van de hond. Uit een onderzoek van Schoon (9) is gebleken, dat honden zonder moeite geuren tot vijf dagen oud kunnen herkennen. Voor het werken met oudere geuren moet extra getraind worden. 2e serie aanbevelingen: Lucht geven (4): Om een goede koppeling te kunnen maken tussen de geur op het uitgangsvoorwerp en de geuren in de rij, is het essentieel dat de hond goed lucht neemt. De manier waarop dat doorgaans
10
wordt gedaan is voor de hond niet altijd prettig: de hand van de geleider wordt veelal over de neus van de hond gelegd waarbij (ongemerkt) de ogen worden afgedekt. De neus wordt daarna in de richting van het voorwerp geduwd (een zeer dominante handeling ten opzichte van de hond). Het ruiken aan het buisje kan echter niet worden afgedwongen. Het is daarom belangrijk de aandacht van de hond voor het voorwerp te stimuleren. Tips voor de juiste manier van lucht laten nemen: Begin met buiten lucht te geven bv door het te koppelen aan een zoekspelletje. Deze methode is beschreven door Dick Hartman (6): nadat de hond lucht heeft genomen van het voorwerp, wordt het in eerste instantie weggegooid en mag het geapporteerd worden. Later wordt het verstopt en mag de hond het voorwerp zoeken en apporteren. Hierdoor wordt het lucht geven gekoppeld aan zoeken naar dezelfde geur, maar niet aan het uitvoeren van sorteerproeven. Verstop het voorwerp (buis) voor aanvang van de proef in één van bijvoorbeeld drie potten. Laat de hond eerst daar zoeken en beloon hem voor het vinden van het voorwerp door een (in principe onbeluchte) buis uit de pot te “toveren”. Door direct daarna een proef met hetzelfde voorwerp als uitgangspunt te doen, wordt de koppeling tussen de lucht op het uitgangsvoorwerp en de lucht op de buis duidelijk. Leg het voorwerp voor de bank op de grond en leg de hond in de buurt van dit voorwerp af. Hij zal op een gegeven ogenblik zelf aan het voorwerp ruiken. Dit kan langer duren, heb geduld. Het uitvoeren van de sorteerproef (4) is een activiteit, waarbij de hond zelf geconcentreerd op zoek moet gaan naar een geur. Met dwang lukt dit niet: de hond let dan meer op de geleider en de omgeving dan op de geur. In principe moet de hond het (sorteer)spel leuk vinden (zoals elk spel). Sommige honden vinden andere activiteiten misschien leuker (bv. speuren of appèl) en dan moeten er misschien keuzes worden gemaakt. Werkmotivatie kan beïnvloed worden door de relatie hond-geleider, maar ook door fysieke problemen, loopsheid of loopse teef in de buurt. Stel vast wat de oorzaak van het gebrek aan motivatie kan zijn, pas de training aan en heb geduld. Om tot een goed resultaat te komen bij het sorteren (6), is het noodzakelijk een systematische en (voor de hond) logische volgorde in de verschillende oefeningen aan te houden. Een hond kan bij het leren sorteren van geuren en voorwerpen alleen voldoende succes hebben als de omstandigheden daarvoor gunstig zijn. Deze gunstige omstandigheden kunnen aldus nader worden aangegeven: * De hond moet voldoende onder appèl staan. * De geleider moet ten volle beseffen dat niet hij, maar de hond de “speurder” is. * De geleider dient er goed van doordrongen te zijn, dat de hond niet een “universeel”, maar een zeer bijzonder middel is, dat slechts dienst kan doen onder daarvoor gunstige omstandigheden.
* De geleider moet ervan doordrongen zijn, dat de hond er slechts is om de mens waardevolle aanwijzingen te geven die de mens moet uitwerken en gebruiken. Een absolute voorwaarde voor een goede proef is de rust en concentratie van de geleider. De sorteerproef mag nooit even” worden gedaan. De proef verdient alle goede omstandigheden die voorhanden kunnen zijn voor het slagen, zeker in de aanleerfase. Wanneer de hond weet wat van hem verwacht wordt kan de proef moeilijker worden gemaakt door de invloeden om hem heen te veranderen. De hond kan hier zekerder en daardoor betrouwbaarder van worden. Mocht de hond een fout maken, probeer te achterhalen waardoor die fout is ontstaan. Niet zelden wordt die veroorzaakt door onnauwkeurigheid van de geleider of helpers. Sommige honden worden zo apporteergek gemaakt op het buisje, dat dit het sorteren beïnvloed. Ze willen zo graag apporteren dat ze niet sorteren maar willekeurig een buisje pakken. Jan Reuvekamp (met dank aan Francien Christophersen voor de hulp, aanvullende informatie en kritisch nakijken)
Bronnen Koninklijke Politie Hond Vereniging KNPV 1 Keuringsreglement basis zoekhonden (2011) 2 Keuringsreglement Zoekhonden (2008) Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) 3 Keuringsreglement politiespeurhond menselijke geur (2008) 4 Trainingsopbouw geurindenti catie proeven, beschrijving werkwijze (1997-1999) Boeken 5 K9 suspect Discrimination (Schoon en Haak 2002) 6 Honden leren speuren en sorteren (Hartman 1991) Wetenschappelijke artikelen 7 Operant conditioning of dogs (Canis familiaris) for identi cation of humans using scent lineup* ( Polen 2010) 8 Information-seeking behaviour of sniffer dogs during match-to-sample training in the scent lineup ( Polen 2008) 9 The effect of the ageing of crime scene objects on the results of scent identi cation line-ups using trained dogs ( Schoon 2004) 10 The ability of dogs to recognize and cross-match human odours (Schoon en Bruin 1994) 11 Dogs discriminate identical Twins ( Ludvik 2011) 12 Behavior of dogs during olfactory tracking ( Thesen 1993) 13 Scent identi cation line–ups using trained dogs in the Netherlands (Schoon 2001) 14 Diverse edities Dogma
Jong geleerd is oud gedaan
Ingestuurd door: Jack en Suzanne Schreurs
11