Gepubliceerd op DeWereldMorgen.be (http://www.dewereldmorgen.be) 'Mensen maken de stad. Bouwstenen voor een sociaalecologische toekomst'door Dirk Holemans (do, 2012-08-30 15:22)
De toekomst ligt in de stad, dat is de overtuiging van de auteurs van het boek 'Mensen maken de stad' (verschenen bij EPO). Niet omdat er geen problemen in de stad zouden zijn. Wel omdat de stad, met haar diverse bevolking die tal van activiteiten ontwikkelt dicht bij elkaar, als creatieve bijenkorf, de juiste troeven in handen heeft. Dan moeten de bewoners, het middenveld en het beleid echter wel de handen in elkaar slaan. Want we staan voor de overgang naar een nieuwe samenleving met nieuwe vormen van solidariteit en economie binnen de grenzen van de planeet. De stad er terug boven op Wie na een buitenlands verblijf van tien jaar terugkeert, staat verbluft bij de gedaanteverwisseling die onze steden hebben ondergaan. De historische stadscentra zijn heraangelegd en ook buiten het centrum is er geïnvesteerd, maar ligt er ook nog heel wat werk op de plank. We hebben nu slagkrachtige besturen en maar ook stadsbewoners die, georganiseerd in van actiecomités, zich laten gelden. Deze groepen tonen dat heel wat mensen zich willen engageren voor een leefbare stad die duurzame levenswijzen ondersteunt. Steden dus al een tijdje terug de ‘talk of the town’. Maar toch ging er ook te weinig aandacht naar hun toekomst. Vanuit de achteloze veronderstelling dat alles wel hetzelfde zou blijven – steden die leeglopen - zagen we niet hoe de steden weer gevuld raakten. Evenmin is er voldoende aandacht voor de toename van de diversiteit: nog nooit woonden er zoveel groepen met een verschillende achtergrond in onze steden! Ook de kloof tussen arm en rijk neemt steeds maar toe. Bovendien is ook de ecologische uitdaging in grote mate aan onze steden voorbijgegaan: we gaan graag op uitstap naar ecologische woonwijken in het Duitse Freiburg maar we creëren nauwelijks zulke wijken in onze eigen steden. De potenties van de stad Onze steden hebben heel wat te bieden. Door de nabijheid en verwevenheid van functies vind je heel wat van wat je nodig hebt in je onmiddellijke omgeving. Zo kiezen niet toevallig meer en meer stadsbewoners voor autodelen. Als de school van de kinderen, de trein naar het werk en het theateroptreden zich allemaal op fiets- en loopafstand bevinden, zou je wel gek zijn nog te investeren in je eigen blik op vier wielen. Veel mensen samen hebben ook veel ideeën die ze kunnen samen leggen en vooral samen
uitwerken. En ook dat is een kwaliteit van de stad: de kansen op collectieve verandering. Na jaren van individualisering is het duidelijk dat mensen terug samen werk willen maken van verandering. Wie de bio-industrie geen warm hart toedraagt kan zelf een bewuste consument worden binnen het bestaande systeem. Maar als honderden bewoners van een zelfde stad lid worden van een voedselteam, wordt er gebouwd aan een nieuw duurzaam voedselsysteem. Steden zijn door hun structuur ook ecologisch superefficiënt. Er worden minder autokilometers afgelegd, de compacte bouwstijl is ecologisch dan de verkaveling zonder voorzieningen. Dit betekent niet dat we blind moeten zijn voor de grote ecologische voetafdruk van de huidige steden, onder meer door het eet- en reispatroon van de doorsnee stadsbewoner. Er is nog werk aan de winkel maar de bouwstenen liggen klaar. Hetzelfde geldt voor de diversiteit. Ze betekenen een rijkdom aan perspectieven, maar vereist ook een stad die investeert in het goed samenleven en het bieden van kansen voor sociale stijging voor minder fortuinlijke stadsbewoners. Zo wordt ook de toenemende dualisering gekeerd naar een meer gelijke stedelijke samenleving. Stad en stedelijkheid in de wereld Wie de kwaliteiten van de stad apprecieert, kiest voor de stedelijke manier van leven. En deze stedelijkheid vinden we niet alleen terug in grote steden. Ook kleinere steden en zelfs gemeenten kunnen kiezen voor stedelijkheid, opgevat als een kwaliteitsvolle wijze van samenleven die nabijheid, diversiteit en ecologische compactheid evident vindt. Stedelijkheid gaat over zich thuis voelen in een wijk vanuit een ‘vreemde vertrouwdheid’: we hoeven niet iedereen te kennen om ons toch te herkennen in onze woonomgeving die deel uitmaakt van onze identiteit. Kiezen voor de stedelijke vorm van samenleven bereidt ons ook het beste voor op de toekomst. Want staan we voor een kantelmoment in de geschiedenis: zo valt de huidige migratie niet te vergelijken met die van een kwarteeuw geleden. En in dat zelfde proces van mondialisering is er de overgang naar een postindustriële samenleving, met een kenniseconomie die laaggeschoolden steeds minder kansen biedt. Waardoor de ongelijkheid in de stad toeneemt en zich ruimtelijk nog sterker neerzet. Ondertussen hebben we de ecologische grenzen overschreden en staan we aan het einde van vlot beschikbare fossiele energie en grondstoffen. De opgave voor de toekomst gaat dan ook om een transitie naar een nieuwe samenleving met nieuwe vormen van solidariteit en economie binnen de grenzen van de planeet. De oude wereld verdwijnt, een nieuwe moet worden opgebouwd. Steden zijn wereldwijd de knooppunten van de samenleving en economie van de 21ste eeuw. Zij zullen ook de veranderingsruimten zijn waar bewoners de stad als laboratorium van de toekomst hanteren. En wie goed kijkt, ziet nu al wereldwijd de kiemen van deze verandering. Waarbij op tal van vlakken nieuwe stedelijke netwerken ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan hoe de indignados in verschillende steden wereldwijd met elkaar in
verbinding treden. Maar ook bewoners die werk maken van een nieuw voedselsysteem onder de naam van stadslandbouw verenigen zich. We weten niet hoe de toekomst er zal uitzien. Maar het is overduidelijk dat netwerken van steden een cruciale rol kunnen spelen in de opbouw van een duurzame wereld. Waarbij de lokale transitie zich inschakelt in een mondiaal verhaal van sterke duurzaamheid. En dit gegeven kan enkel maar motiverend werken: wie aan de stad werkt, werkt aan de wereld. Een nieuwe wereldorde, of dichter bij huis, een nieuwe toekomst voor Europa, zou weleens gestalte kunnen krijgen uit internationaal netwerken van vooruitziende steden die er in slagen ecologische rechtvaardigheid en duurzame solidariteit als maatschappelijk project te realiseren. De terugkijkers Deze vooruitziende blik is niet bij iedereen aanwezig. Er zijn groepen in de samenleving die er nog steeds vanuit gaan dat de migratie valt af te schaffen, het wel mee valt met de dualisering, de auto het vervoermiddel van de toekomst vormt en een nieuwe tramlijn te bestrijden valt, we verder de open ruimte kunnen aansnijden en de ecologische uitdaging een luxeprobleem vormt. Of nog preciezer, nu de uitdagingen groter worden, krijgen mensen die deze illusie uitvergroten, waaronder niet zelden nationalisten en populisten, wind in de zeilen. Schrijvers als Bas Heijne geven ons inzicht hoe dit komt. De vertrouwde wereld van enkele decennia terug staat onder druk, alles verandert van job tot wijk. Heijne schrijft terecht dat als progressieve krachten onvoldoende aandacht hebben voor deze gevolgen van de veranderende tijden op de leef- en werksituatie van mensen (zoals de toenemende diversiteit in een achtergestelde wijk) ze hun geloofwaardigheid verliezen en mensen oor krijgen voor verhalen die de illusie ophangen dat de klok kan worden teruggedraaid. Alleen is Heijne blind voor het gegeven dat ter progressieve zijde heel wat beweegt. In tal van steden verenigen burgers zich en engageren ze zich voor een nieuwe toekomst. Het gaat hier om mensen die concrete alternatieven ontwikkelen op niveau van het planmatige (bvb. Straten-Generaal in Antwerpen) en het alledaagse (het deelproject van bakfietsen in Gent). Vanuit een nieuw bewustzijn ontwikkelen ze nieuwe wijzen van verbondenheid die vorm krijgen in nieuwe emancipatorische praktijken. Ook de initiatieven van collectieve stadstuinen in tal van steden zijn meer dan leerrijk. Want het zijn projecten die vertrekken vanuit de concrete noden van bewonersgroepen, die tegelijk ook een antwoord bieden op de superdiversiteit en het ecologische vraagstuk. Zaak is nu deze initiatieven te laten uitdeinen over de stad en te integreren in een duidelijke toekomstvisie voor alle bewoners. Want een sociaalecologisch stadsproject moet de twee groepen verbinden die beide belang hebben bij collectieve oplossingen: het gaat zowel om de mensen die bewust voor het stedelijk leven kiezen en er graag vertoeven, als ook de groep die het moeilijk heeft in de stad en collectieve actie voor een beter leven juist nodig heeft.
Zes uitdagingen op een rij Uiteraard zijn hiermee de uitdagingen niet uit de wereld. Maar dat is ook typisch voor een transitieperiode: het oude systeem wil zich met alle moeite van de wereld in stand houden, terwijl op vele plaatsen er kiemen ontstaan van nieuwe antwoorden die zich verbinden tot precaire netwerken van de toekomst. De stad groeit fors De bevolking in de steden zal de komende twintig jaar fors groeien. Al deze mensen hebben nood aan een plek, gaan zich verplaatsen, werken, enz. Deze groei van de stad biedt een unieke kans om tot een duurzame herstructurering te komen van stedelijk gebied, om er een ecopolis van te maken. Ruimtelijk neemt deze de vorm aan van een lobbenstad, waarbij ‘blauwgroene’ lobben of vingers diep de stad binnendringen en groene zones vormen door de waterketen gedragen. Voeg daar een netwerk van duurzaam vervoer toe als dragende structuur voor de bebouwde lobben, en je krijgt een grotere stad die ook duurzamer is. Deze groei biedt ook de kans om werk te maken van een geïntegreerd sociaal woon- en stadsvernieuwingsbeleid. Anders gaan we nooit voldoende woningen kunnen voorzien. Denk aan de eindeloze wachtrijen voor sociale woningen, maar ook aan woningen op maat van gezinnen met jongere kinderen. De groei van de stad doordacht aanpakken, kan er voor zorgen dat ze een rechtvaardige stad wordt. Want het gaat niet alleen om er voor te zorgen dat er voldoende groen, maar ook of alle stadsbewoners er gelijke toegang toe hebben. Dit is het specifieke van de politiek ecologische bril: sociaal en ecologisch zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Streven naar een klimaatneutrale stad betekent dan in de eerste plaats dat er net voor mensen met lage inkomens voldoende energiezuinige woningen voorhanden zijn. En dit zal enkel mogelijk zijn als we als samenleving bereid zijn fors te investeren in de samenleving, ook de hogere overheden bereid zijn meer te investeren in stedelijk beleid. Het is absurd dat anno 2012 investeren in de stad soms in vraag worden gesteld terwijl we verder blijven verkavelen wat de kostprijs voor openbare voorzieningen in deze laatste blijft opdrijven. Denken we echt dat we klimaatneutraal kunnen worden in een versnipperde ruimte vol lintbebouwing? Dit hangt samen met een grondige wijziging van de suburbane mentaliteit, het verkavelingsdenken, dat ook terug te vinden is in de politieke geografie. De manier waarop een Vlaamse identiteit wordt uitgedrukt door het dominante Vlaamse nationalisme staat haaks op de nieuwe stedelijkheid. Een stedelijk integratiebeleid kan niet steunen op een enge monoculturele opvatting over eigenheid en normen en waarden. Inspelen op de verkleuring van onze samenleving vergt ook een nieuwe Vlaamse verbeelding. Superdiversiteit Meer dan ooit komen er uit meer landen dan ooit nieuwkomers in onze steden wonen. Dit is een opdracht voor alle overheden en actoren actief in de stad. We zullen alles hierop moeten
inrichten, met onderwijs op de eerste plaats, maar ook elke werkvloer zal er mee te maken krijgen. Het vergt aandacht voor zones van aankomst om voor en door mensen die het moeilijk hebben, reële vormen van sociale stijging te realiseren. Het vergt het herdenken van het stedelijk weefsel waar men werk maakt van innovatieve vormen van solidariteit in zogenaamde diversiteitknooppunten. Buurtcentra, sociaalartistieke werkplaatsen en volkstuinen zijn hier concrete vormen van. Mensen met verschillende achtergronden worden er aangemoedigd om werk te maken van een gezamenlijk project. Gemengde buurten worden de realiteit en worden door beleidsmakers best als vertrekpunt genomen. Want de doelstelling van sociale mix is zowel een fixatie als een illusie. Het willen bevorderen van de komst van middenklasse in een achtergestelde buurt leidt meestal tot verdringing van de meest kwetsbare bewoners … die dan weer hun leven op een andere plek in de stad moeizaam moeten opbouwen. Alle groepen in de samenleving, allochtonen en autochtonen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en kiezen voor stedelijkheid. Hierbij is de boodschap van het boek The Spirit Level belangrijk: een meer gelijke samenleving scoort beter op zowat alle dimensies die relevant zijn voor goed samenleven: gezondheidszorg, onderwijs, (lagere) criminaliteit, … Stedelijk burgerschap Het is niet omdat mensen geen stem krijgen dat ze geen plannen voor hun buurt hebben. Dit erkennen betekent werk maken van de derde uitdaging van stedelijk burgerschap: burgers leren omgaan met diversiteit en onvoorspelbaarheid zodat ze hun leefomgeving terug in handen nemen. Dit leren draait niet zozeer om communicatie of opleidingen, maar vooral om gezamenlijke projecten vanuit innovatieve vormen van samenlevingsopbouw. En het openstaan vanuit de stedelijke overheid voor burgers die best in staat zijn zich zelf te organiseren. De volksraadpleging in Antwerpen heeft geleerd dat als stadsbewoners zich verenigen en al hun energie en kennis versmelten, een klassieke en brutale vorm van representatieve democratie afgedaan heeft. Ook dit is een voorbeeld van de oude wereld die verdwijnt en de nieuwe die langzaam oprijst. Hierbij is het zaak om een verscheidenheid aan participatiemogelijkheden te voorzien met een verweving van vormen van vertegenwoordigende en participatieve democratie. Dit gaat dit over het realiseren van nieuwe publieke dialoogruimtes, zoals innovatieve vormen van buurtoverleg waarbij de diverse bewoners aan deel nemen, het beheer van diversiteitsknooppunten, een stedelijke voedselraad maar ook participatie van bij de start van de noodzakelijke stadsvernieuwingsprojecten. Stadsvernieuwing 2.0 Stadsvernieuwing besteedde bij haar aanvang grote aandacht aan participatie van onder uit, waarbij verschillende groepen uit eenzelfde wijk met elkaar in dialoog gingen. En het waren
deze groepen die een reële zeg hadden over wat er moest gebeuren in hun gebied. Met de evolutie van stadsvernieuwing naar stadsontwikkeling is deze veel meer in de greep gekomen van andere actoren zoals bouwpromotoren. Samen met de inzet van internationale architecten gebeuren ingrepen op vlak van stadsontwikkeling vandaag de dag niet zelden boven de hoofden van de huidige bewoners. Stedelijke vernieuwing moet opnieuw vertrekken vanuit de ambities van huidige bewoners. En het zijn niet de stenen en het geld dat hiermee te verdienen valt dat de agenda mag bepalen. Stadsvernieuwing 2.0. vertrekt opnieuw vanuit een sociale ontwikkelingsagenda waarop de fysiek-ruimtelijke ingrepen volgen en niet omgekeerd.. Zo is het eindelijk tijd dat de schandvlek van de 21ste eeuw, namelijk de 19de eeuwse gordel met ondermaatse huisjes twee eeuwen terug door toenmalige speculanten opgetrokken, eindelijk vervangen worden door nieuwbouw. Het sociale en het economische terug verweven om dualisering terug te dringen In discussies over de toekomst van de stad wordt zelden gewezen op de verantwoordelijkheid van bedrijven. Nochtans is het duidelijk dat om de dualisering tegen te gaan in de hedendaagse stad die ook baken is van de kenniseconomie, er jobs gecreëerd moeten worden voor laaggeschoolden. Dit is meteen de vijfde uitdaging: het sociale en het economische beleid terug verweven om dualiteit tegen te gaan. Dit betekent een verweving op het niveau van het stedelijk beleid op haar geheel, niet het zoveelste – wellicht zinvolle - project op vlak van sociale economie in de marge. Een toetsingspunt voor de verweving is of men er in slaagt grote economische spelers te responsabiliseren, zoals gebeurt in een aantal buitenlandse steden. Een duurzame stad is ook gebaat bij een veelheid aan kleinschalige projecten en ondernemingen die goed ingebed zitten in het stedelijk weefsel. Als bijvoorbeeld elke aannemer in de stad die voor overheden en grote bedrijven werkt plaats(en) biedt voor de kansengroepen om via een werkervaringsplek de stap te zetten naar de arbeidsmarkt, dan zouden we al een hele stap vooruit zijn. Zeker in het licht van de reusachtige renovatie-operatie die voor ons ligt om te zorgen dat elke stadsbewoner een energiearme woning heeft, liggen hier kansen voor het grijpen. Het sociaaleconomische eindelijk verweven met het ecologische Deze uitdaging vereist een klimaatneutrale stad die zuinig omspringt met grondstoffen en ruimte. Op economisch vlak betekent dit de transitie naar een koolstofarme en meer gelokaliseerde economie. Tim Jackson omschrijft dit in zijn boek Welvaart zonder Groei als een economie waar aandacht is voor menselijke ontplooiing. Zaden van dergelijke economie zijn volgens Jackson terug te vinden in op gemeenschappen gebaseerde sociale ondernemingen: gemeenschappelijke energieprojecten, lokale voedselmarkten, plaatselijke reparatie- en onderhoudsdiensten.
Om deze ecologische ondernemingen vorm te geven ligt de organisatievorm van coöperatieven voor de hand. Dit biedt de stadsbewoners de gelegenheid om op verschillende vlakken te participeren in deze bedrijven (als werknemer, klant, aandeelhouder, …) en biedt een bescherming tegen overnames. Maar het economische is breder dan datgene wat zich op de markt afspeelt. Ook zogenaamde ‘soft structures’ (plekken van ruilen, delen en solidariteit) kunnen er voor zorgen dat heel wat behoeften in de stad worden ingevuld zonder dit via de marktgerichte wijze moet gebeuren. Als mensen in een wijk een ‘bibliotheek van het gereedschap’ oprichten hebben ze minder koopkracht nodig om toch over het materiaal te beschikken dat ze soms nodig hebben. Hetzelfde met autodelen en huizenruil. En wie zich inzet voor een collectieve moestuin gaat in de zomer naar huis met gezonde en gratis voeding. Ook hier zijn er bestaande organisatievormen die we best vatten onder de term urban commons. Het gaat over vormen van organisatie en beheer die burgers zelf in handen hebben, en dus niet verlopen via de twee klassieke vormen, namelijk overheid of markt. Zo kan je heel wat noden en vaardigheden uitwisselen via systemen van LETS of lokale complementaire munten. En in het teken van de huidige financieel-economische systeemcrisis zouden deze lokale alternatieven wel eens kunnen uitgroeien tot de economische steunpilaren van de toekomst. Het haalbare, het wenselijke en het noodzakelijke De bovenstaande opsomming kan de indruk wekken dat het gaat om los van elkaar staande uitdagingen. Niets is echter minder waar: het zijn nauw met elkaar verweven uitdagingen die enkel in samenhang zullen leiden tot een duurzame stad die klaar is voor de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw. En het is de verantwoordelijkheid van alle betrokken organisaties om hier werk van te maken. Langs de kant van de overheid kunnen administraties hun ruimte gebruiken om lange termijn scenario’s en stappenplannen te ontwikkelen, terwijl verkozen politici terug de moed vinden om met visie de noodzakelijke beleidswijzigingen door te voeren. Als deze sporen met de stappen die burgers zetten komt de samenleving in beweging. In de twintigste eeuw waar de natiestaat het centrale kader vormde, waren de vakbonden de drijvende kracht achter sociale innovatie en de opbouw van de welvaartstaat. Zij verschuilden zich niet achter wat haalbaar was – fabrieksdirecteurs vonden de afschaffing van kinderarbeid onhaalbaar, want slecht voor de concurrentiepositie - om te strijden voor wat wenselijk en noodzakelijk is: het recht op een goed leven met eigen ontplooiingskansen. In de eenentwintigste eeuw vormen steden de knooppunten van het centrale netwerk. Ze vormen een bijzondere verknoping tussen enerzijds zeer globale processen en netwerken en anderzijds zeer lokale geschiedenissen en omstandigheden. Elke stad is anders en het politieke project en de maatschappelijke context waarmee de steden de transitie ingaan doet er sterk toe. En door samen te werken in netwerken van sociaalecologische steden kunnen zij hun stempel drukken op de wereld van morgen. Dat betekent ook dat het stedelijke politieke veld niet simpelweg mag worden gedacht als de lokale afdeling van de nationale politiek. De uitdagingen moeten vertaald worden in een
concrete lokale visie. Beter nog, een glocale visie, een stadsproject dat ten volle ingeschreven is in de globale verbanden. Een dergelijke visie structureert niet alleen een politiek debat, maar ook de civiele maatschappij. Het moet een maatschappelijk project worden waarin een coalitie van verschillende partners een draagvlak creëren voor een strategische visie, een proces van begeleide overgang inzetten. Het doorkruist de klassieke politieke opvatting, waarin de bevolking tot electoraat wordt herleidt, de politieke zich inlaat met de instellingen en het beheer, en het middenveld moet zorgen voor belangenverdediging enerzijds en beleidsuitvoering anderzijds. De ontwikkelingscoalities vergen een accent op de maatschappelijke werking, op de dagelijkse samenlevingsopbouw, op onderneming en projecten. Die moeten worden ingeschreven in een strategische visie, een concrete utopie. En de bevolking worden anderzijds burgers door zich te positioneren tegenover die maatschappelijke projecten en visies. Steden hebben in deze transitie nood aan hun eigen, divers middenveld dat inzet op de sociaaleconomische emancipatie, zelfrealisatie en het verwerven van maatschappelijke zekerheid. Hier ligt een grote waaier aan opdrachten voor de verschillende actoren in de stedelijke civiele samenleving. Zo is het zaak alle groepen in de samenleving, in al hun diversiteit, te stimuleren om hun plaats op te eisen in de stad. Maar ook werkgevers kunnen door onder meer taalinitiatieven hun bedrijven openstellen voor alle stadsbewoners. Langs de andere kant is het de verantwoordelijkheid van de overheid om de diverse groepen in de stad serieus te nemen en ze een plaats te geven in de identiteit en de activiteiten van de stad. Als de actoren uit het stedelijk middenveld zich kunnen verbinden toch een slagkrachtige beweging, dan is het opnieuw mogelijk het noodzakelijke te realiseren als we dit wensen. Want wat er haalbaar is hangt af van wat mensen willen halen. En wie goed kijkt naar de nieuwe stadspioniers, weet dat dit heel veel is. Deze tekst is een verkorte versie van het eindhoofdstuk van 'Mensen maken de stad'.