Medi avoor z i eni ngen/Wor ks hopReader
2.0 Uitleg camera..................................................................... 3 2.1 Camera aanzetten ................................................................. 3 2.3 In- en uitzoomen................................................................... 4 2.4 Accu opladen ........................................................................ 5 2.5 Film bekijken ........................................................................ 6 3.0 Voor je begint .................................................................... 7 1. Check de accu. Zit er een volle accu in de camera? ...................... 7 2. Gebruik altijd je statief als je een vast kader nodig hebt. ............. 7 3. Denk je extra belichting nodig te hebben? .................................. 7 4.0 Compositie en kaders ......................................................... 7 4.1 Achtergrond.......................................................................... 7 4.2 Diepte.................................................................................. 7 4.3 Kaders ................................................................................. 8 5.3 De lift ................................................................................ 11 5.5 De zoom (geen beweging) .................................................... 12 6.0 De As ............................................................................... 13 7.0 Continuïteit ...................................................................... 15 7.1 Matchen van shots............................................................... 15 7.2 Matchen van een handeling................................................... 16 8.0 Belichting......................................................................... 17 1. Overbelicht........................................................................... 17 2. Tegenlicht ............................................................................ 17 3. Schaduwen........................................................................... 17 9.0 Opstelling / standpunten; Naar voren achter kaders ........ 18 10.0 Montagegericht filmen ................................................... 20 11.0 Belangrijke tips bij het filmen ........................................ 20
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
2.0 Uitleg camera
2.1 Camera aanzetten De camera zet je AAN en UIT d.m.v. het schuifknopje (FIG. 2.1) • • •
Recstand [●] = opnemen Playstand [►] = afspelen OFF = uitzetten
FIG.2.1
3 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
2.3 In- en uitzoomen De in- en uitzoom schuif (FIG.2.3) wordt gebruikt voor het dichterbij halen of verder weg brengen van het beeld zonder de camera te verplaatsen. Probeer zo min mogelijk gebruik te maken van deze functie om een zo rustig mogelijk beeld te creëren.
FIG. 2.3
4 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
2.4 Accu opladen Bij de camera zit een adapter. Deze kun je aan de camera (FIG.2.4) aansluiten om de accu op te laden. Tijdens het opladen knippert het rode LED lampje (POWER/CHARGE).
FIG. 2.4
5 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
2.5 Film bekijken Zet de camera in ‘play-stand’ om een filmpje te kunnen bekijken. (FIG. 2.1) De opnamen verschijnen op het LCD scherm. Indien je alle opnamen in een keer wilt bekijken, ga dan op de eerste opname staan door de navigatieknop (FIG.2.5) naar links, rechts, omhoog of omlaag te bewegen. Door de navigatieknop in te drukken start het afspelen. Terug naar de video selectie – druk op INDEX. Het volume kun je met de zoom knop (FIG.2.3) veranderen.
FIG. 2.5
6 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
3.0 Voor je begint 1. Check de accu. Zit er een volle accu in de camera? 2. Gebruik altijd je statief als je een vast kader nodig hebt. Om een stabiel beeld te creëren is het altijd aan te raden een statief te gebruiken. Het ziet er dan strakker en professioneler uit. Zorg dat je camera waterpas staat, staat je camera evenwijdig aan de horizon? Een persoon moet niet het beeld uit glijden. 3. Denk je extra belichting nodig te hebben? Verwacht je terecht te komen in een donkere situatie, neem dan een lichtset mee om de situatie uit te lichten. 4. Nightshot Bijna alle camera’s beschikken over de nightshot optie. De kleurencamera wordt dan omgeschakeld naar een infrarood-camera. Hierdoor ontstaat in de meeste gevallen een groen beeld en is filmen in absolute duisternis op korte afstand mogelijk. Let op dat je camera bij normale omstandigheden niet op deze functie staat ingesteld, gebruik deze optie alleen bij extreem weinig licht.
4.0 Compositie en kaders 4.1 Achtergrond Kies een kader met een mooie achtergrond. Zorg dat de achtergrond te maken heeft met de op te nemen scène. Een onrustige achtergrond leidt de aandacht af, maar ga ook niet tegen een witte muur filmen.
FIG.4
7 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
4.2 Diepte Probeer in je shots altijd een diepte te creëren. Zie onderstaande foto, het shot van de auto met 2 personen ziet er eenvoudig en saai uit. Door een voorwerp op de voorgrond te plaatsen/zetten maak je het shot een stuk spannender en interessanter. “Maak je shot”, verplaats voorwerpen en/of personen op een dusdanige ma nier zodat je een spannend en interessant shot krijgt. Op die manier ben je je eigen regisseur.
FIG.5
FIG.6
4.3 Kaders Een beeldkader kun je het beste opdelen in 9 vlakken, 2 lijnen horizontaal en 2 lijnen verticaal (op 1/3 van het beeld) Deze lijnen en snijpunten zijn de aandachtspunten van de kijker. Een voorbeeld:
8 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
FIG.7 Bij een interview kader je de persoon met de ogen altijd horizontaal op 1/3 van het scherm. Staat de interviewer rechts van de camera dan kader je de persoon links in het kader op 1/3 van het beeld. Staat de interviewer links dan andersom. Zo geef je de persoon in beeld kijkrichting naar links of naar rechts. Maak altijd gebruik van de 4 lijnen/9 vlakken. Zorg dat het punt waar de aandacht naar uit moet gaan op de lijn(en) of het kruispunt van de lijnen zit.
FIG.8 Hier volgen een aantal beelduitsnede’s met de benaming:
9 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
FIG.9
GR.TOT MED DETAIL
GROOT TOTAAL MEDIUM DETAIL
Bijvoorbeeld een hele concertzaal + orkest in de verte. Één persoon in beeld, de onderzijde van het beeld net iets onder de borsthoogte. Een extreem close instelling van een oog, neus of een willekeurig ander detail.
10 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
5.0 Bewegingen Er zijn een aantal vaste benamingen en regels voor bewegingen met de camera. Deze zijn hieronder beschreven. Zorg dat je altijd een bedoeling hebt bij het maken van een beweging of zoom, maak ‘m niet zomaar. Een pan gebruik je bijvoorbeeld als je een overzicht wilt laten zien van de hele ruimte. Een zoom gebruik je bijvoorbeeld bij een spanningselement of als je een detail wilt laten zien wat deel uitmaakt van een geheel.
5.1 De pan (panorama) Een camerabeweging die in het horizontale vlak gemaakt wordt, als de camera van links naar rechts zwenkt, waardoor het beeld van links naar rechts gaat. (een panrechts) Dit shot kan nuttig zijn voor het geven van een overzicht. Een pan moet altijd uitsluitend in één richting worden uitgevoerd, dus niet van links naar rechts en in dezelfde opname
FIG.10
FIG.11
5.3 De lift Als de cameraman niet tilt maar de camera zelf van hoogte laat veranderen. (FIG.10)
5.4 De tilt Een beweging in het verticale vlak, dus van boven naar beneden (tilt-down) of van beneden naar boven. De tilt wordt alleen in één richting uitgevoerd, en zeker niet in dezelfde opname weer terug. (FIG.11)
11 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
5.5 De zoom (geen beweging) De zoom is eigenlijk geen beweging. Wat gebeurt er met een zoom? Hier wordt de brandpuntsafstand van de lens veranderd m.a.w. het dichterbij of verder weg brengen van het beeld zonder de camera te verplaatsen. Als je de camera helemaal hebt ingezoomd, dus op de telestand hebt gezet, is het praktisch niet mogelijk het beeld stil te houden. Tijdens de opname merk je dat niet erg. Het oog houdt het object toch wel vast, maar als je de opnames op de tv bekijkt, is het even schrikken; ‘zo erg was het toch niet?’ Helaas wel. En het stoort behoorlijk. Probeer dus de zoomfunctie zo veel mogelijk te vermijden en verplaats de camera dichter naar het onderwerp voor een close-up.
FIG.12
12 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
6.0 De as Wanneer je bv. een gesprek registreert met je camera zul je altijd rekening moeten houden met de as. Denkbeeldige lijnen die je kunt trekken tussen de verschillende figuren. Bij elke situatie zul je de as opnieuw moeten bepalen. We nemen als voorbeeld een gesprek tussen twee personen die tegenover elkaar aan een tafel zitten. De as ligt in de kijkrichting tussen de twee personen
FIG.13 Als je dit gesprek registreert zul je aan één kant van de as moeten blijven met je camera om de shots in de montage goed en gemakkelijk te snijden. Een ander goed voorbeeld is een voetbalwedstrijd. Het blauwe team speelt van links naar rechts. Ga je nu ineens met je camera aan de andere kant van het veld staan dan speelt het blauwe team van rechts naar links. Dit is geen natuurlijke schakeling. Blijf dus bij voorkeur aan één kant van de as. Dit maakt het voor de kijker niet verwarrend.
FIG.14
13 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
Wil je nu toch aan de andere kant van de as draaien (over de as gaan) zul je dit op moeten lossen door: • Een close shot te maken van een detail. • In één draaiende beweging over de as gaan (zodat de kijker begrijpt dat je aan de andere kant registreert
FIG.15
14 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
7.0 Continuïteit 7.1 Matchen van shots Om in de montage een verhaal op een vloeiende wijze te kunnen vertellen is het inhoudelijk matchen van het materiaal (uitsnede, camerahoek, brandpuntafstand en camerahoogte) een voorwaarde.
FIG.16 Als het bijvoorbeeld de bedoeling is dat twee gesprekspartners gelijkwaardig in beeld komen, moeten zij onder exact gelijke condities worden opgenomen. Als shots niet gelijkwaardig zijn wordt er ongewild een accent gelegd op diegene die closer of beter dan de ander in beeld wordt gebracht.
FIG. 17 15 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
7.2 Matchen van een handeling Als een productie op basis van 1 cameratechniek geschiedt dan zal de handeling vaker worden gespeeld, minstens 1 keer voor elke camerapositie. In dat geval moet de handeling in elke take precies identiek zijn. Bijvoorbeeld je registreert dat iemand een kopje thee inschenkt. Bij een totaalshot schenkt de acteur het kopje in met zijn rechterhand en bij een volgende take (bv een close shot) schenkt hij het kopje in met zijn linkerhand. Dit noemen we een continuïteitsfout. Dit kan een kijker opvallen. Let er dus altijd op wanneer je een sequentie in shots opdeelt in meerdere takes, dat je geen continuïteitsfouten maakt.
FIG.18
16 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
8.0 Belichting Als er geen licht is, is er geen beeld. Daarmee is de technische noodzaak van licht op de meest simpele manier aangegeven. Filmen is niets anders dan het vangen van licht. Belichten is niet alleen nodig om beeldvorming technisch mogelijk te maken, het dient ook om de sfeer te bepalen en een programma kleur te geven. Zorg altijd dat je beschikt over voldoende licht. Maak gordijnen open en de lampen aan. Houd bij het belichten van een persoon of situatie met 3 punten rekening 1. Overbelichting Is de persoon/object niet overbelicht? Zorg dan dat de achtergrond wat meer belicht wordt zodat het beeld in evenwicht is of kies voor een andere plek 2. Tegenlicht Zet je persoon/object niet voor een raam, hier krijg je te maken met tegenlicht. Zorg altijd dat je een raam, zon of lamp als cameraman in je rug hebt. 3. Schaduwen Vermijdt schaduwen. Wordt een persoon dusdanig belicht dat er schaduwen ontstaan probeer dan de afstand tussen de achtergrond en de persoon/object groter te maken of maak gebruik van een invullicht zodat de schaduw verdwijnt Wil je een persoon of situatie uitlichten dan is dit mogelijk met drie lampen, een driepuntsbelichting. (hoofdlicht, invullicht en toplicht. Verhouding lichtsterkte 3:2:1,5). Je stelt ze als volgt op:
FIG.19 17 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
9.0 Opstelling / standpunten; Naar voren achter kaders Grofweg kunnen de standpunten van de camera op drie gebieden worden ingedeeld: op ooghoogte, onder ooghoogte en boven ooghoogte. De kijker wordt door je keus voor een bepaald standpunt gedwongen te kijken zoals jij dat wilt: van bovenaf neerkijkend en dus het gefilmde object kleinmakend, of juist van onderaf opkijkend, dus het object groter makend, machtig en overheersend. Wanneer je met de camera aan de gang gaat moet je je realiseren dat of je het nou wel bewust kiest of niet, het effect wel optreedt. Het is verstandig bij het filmen hieraan aan te denken, anders maak je kleine personen ongewild kleiner tegenover de kijkers. De oplossing is eenvoudig: als je geen extra bedoeling hebt “altijd ooghoogte” aanhouden. De opeenvolging van camerastandpunten en de variëteit daarin bepalen of er tijdens de montage een overgang tussen de diverse shots gemaakt kan worden. Als twee instellingen met een verschillende uitsnede vanuit hetzelfde camerastandpunt zijn gedraaid, zijn ze in de regel moeilijk aan elkaar te monteren. Het is dan ook een goede gewoonte twee instellingen die aan elkaar gemonteerd moeten worden vanuit verschillende camerastandpunten op te nemen. Als dezelfde scène gedraaid wordt vanuit standpunten waarbij de kijkrichting van de camera 90 graden of meer op elkaar staan, dan zal dat in de montage weinig problemen opleveren. Een tweede aandachtspunt is hier ook de as: Let erop dat de camera zo staat opgesteld dat de mensen die met elkaar praten ook in het beeld naar elkaar kijken, en laat een rijdende trein niet in het ene shot naar rechts en in het volgende naar links rijden. Als deze regels niet consequent gehandhaafd worden zullen er in de montage problemen kunnen ontstaan met springers en jump-cuts. In plaats van op een onderwerp in te zoomen is het beter van wisselende standpunten (totaal, medium, close) met stationair beeldkaders gebruik te maken. Door bovendien de camera een klein beetje opzij te verplaatsen wanneer er van standpunt wordt gewisseld, wordt meer driedimensionale informatie over het onderwerp verkregen. Het bewust toepassen van standpuntwisselingen geeft extra gevoelswaarde aan de opnamen. Denk niet alleen aan opnemen op ooghoogte, maar ook aan hoge en lage camerastandpunten. Hoe verleidelijk het ook is om vanuit één standpunt een opname te maken door alleen de zoomlens te verstellen. Op die manier vertonen de opnamen geen enkel perspectief; ze worden als het ware plat.
18 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
FIG.20
FIG.21 Probeer in geval van een lange registratie een statief te gebruiken. Dit geeft rust aan het beeld en ontlast de cameraman. Analyseer de situatie en kies je standpunt a.d.h.v. licht, compositie, as en geluid. Zet bijvoorbeeld bij een interview je camera op ooghoogte met de geïnterviewde persoon en balanceer je camera. Zorg er vervolgens voor dat de vragensteller zo dicht mogelijk naast de camera komt staan zodat we de geïnterviewde met 2 ogen kunnen aankijken.
19 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
10.0 Montagegericht filmen Montage gericht filmen is niets anders dan tijdens het filmen al bezig zijn met de montage. Voordat je een sequentie (opvolging van verschillende shots) gaat schieten moet je al weten wat je ermee gaat doen in de montage. Wissel je shots af qua kader d.w.z. gebruik niet alleen totaaltjes of alleen maar close-ups. Als je in de montage 2 totaaltjes achter elkaar snijdt kun je te maken krijgen met een zgn. springer. Het ene beeld volgt het andere niet op natuurlijke wijze op. Probeer van tevoren al te bepalen welke standpunten je gaat innemen en welke kaders je hier gaat maken. Wat wil je in welk shot laten zien. Laat personen het beeld inlopen en ook weer uit. Zo creëer je in elke montage een natuurlijke overgang. Een tijdsoverbrugging kun je op die manier maken. Probeer ook altijd je camera iets langer aan te laten staan, zo heb je altijd iets meer ruimte in de montage en kom je nooit in de knoei met een te kort shot. Maak eventueel een kort storyboard. Werk in een sequentie van totaal naar close en van close weer terug naar totaal. Probeer naar een bepaald aandachtspunt (spanning) toe te gaan en kom vervolgens weer uit bij een totaalshot. Let hierbij natuurlijk ook op de continuïteit van je sequentie en op de lijnen van de as.
11.0 Belangrijke tips bij het filmen •
Laat de camera altijd een aantal seconden in rec. mode lopen voordat je met de daadwerkelijke opname start. In de montage heb je altijd een pre-roll nodig bij het digitaliseren • Beveilig je bandje na het maken van je opnamen. Dit om te voorkomen dat je er later overheen spoelt. Label ook je tapes, zo kun je ze altijd terugvinden • Gebruik geen effecten op je camera, dit kan altijd in de nabewerking. Houd je originele materiaal clean. • Zorg eventueel voor een extra accu als je veel opnames op locatie moet maken. Probeer, bij het uit de hand filmen, steun te zoeken tegen een muur of paal, of door de ellebogen te laten rusten op een tafel of ander vlak. Omdat datum en tijd naderhand op geen enkele wijze uit beeld te halen zijn, is het raadzaam er een gewoonte van te maken om, bij het opstarten van de camcorder, datum en tijd uit te schakelen. In de montage kun je immers dit soort dingen in alle geuren en kleuren toevoegen.
20 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting
Basis filmtechniek Mediavoorzieningen
2004/2008
21 Auteurs: Oscar Keulen, Mario Paiano, Ania Liesting