Gemeenteblad 2011 Wijziging bijlage 2 van de beleidslijn woonoverlast 2009, Gemeenteblad 2009, 133, Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2011
De burgemeester van de gemeente Rotterdam, Gelezen het voorstel van de directeur Veiligheid en gelet op de bespreking van de stuurgroep Veilig van 27 oktober 2009 en het aanvullend advies van de directeur Veiligheid d.d. 21 maart 2011; registratienummer 646250; gelet op het beleid ten aanzien van woonoverlast, neergelegd in het Actieplan woonoverlast Rotterdam; gelet op de artikelen 13b Opiumwet, 4:81 Algemene wet bestuursrecht, de Horecanota Rotterdam 2007-2011 en het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007; overwegende dat: - voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet bij een woning of een lokaal een beleidsregel wenselijk is; - gelet op de huidige ontwikkelingen aangaande het sluiten van drugspanden en gelet op de jurisprudentie het noodzakelijk is om de beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2009 aan te passen; besluit vast te stellen: Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2011 Deze beleidsregel ziet toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven. Aanpak drugspanden Rotterdam In Rotterdam kan en mag veel. Echter, het verkopen van drugs uit een woning of lokaal mag niet en is zelfs wettelijk verboden. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt Rotterdam streng op tegen handel in en het gebruik van drugs. Om de effecten van de handel in en het gebruik van drugs op de leefbaarheid aan te pakken maakt de gemeente Rotterdam gebruik van de instrumenten uit de Wet Victoria, de Wet Damocles en de Wet Victor en de Woningwet. Met de inwerkingtreding van de Wet Damocles in 1999 werd de Opiumwet uitgebreid met artikel 13b. Vanaf dat moment bestond er naast het strafrechtelijk handhaven van de Opiumwet een mogelijkheid bestuurlijk te handhaven. De burgemeester kan voortaan bestuurlijk optreden tegen verkooppunten van drugs vanuit voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. De bevoegdheid strekte zich niet uit tot woningen.
«.
....
„»„,.
Gemeenteblad 2011
Nummer 33 pagina 1
Van oudsher biedt artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) mogelijkheden om op te treden tegen de illegale verkoop van drugs in Rotterdam. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning of lokaal te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor. Er zijn echter panden van waaruit in drugs wordt gehandeld zonder dat dit voor verstoring van de openbare orde zorgt. Met de wijziging van artikel 13b Opiumwet per november 2007 kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen. De burgemeester kan bestuursdwang toepassen als drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, in of vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven, Het aantonen van overlast is geen voorwaarde bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet; de toepassing van artikel 13b Opiumwet kan wel leiden tot vermindering van overlast. Afbakening en afstemming Deze beleidsregel is een onderdeel van de beleidslijn Woonoverlast 2009. Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van: - voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven; - niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven en - woningen en bijbehorende erven. Deze beleidsregel geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de Horecanota Rotterdam 2007-2011 of in het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007. Een van de doelstellingen in de Horecanota Rotterdam 2007-2011 is het beschermen van het woon- en leefklimaat tegen aantasting door de exploitatie van een horeca-inrichting en het handhaven van de openbare orde. De Horecanota voorziet bij dergelijke aantasting in beleid voor het optreden op basis van artikel 13b Opiumwet. Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2007 beschrijft het toepassen van de Opiumwet wanneer drugs wordt verhandeld in voor publiek toegankelijke lokalen waarin een coffeeshop is gevestigd. Voor coffeeshops voorziet het coffeeshopbeleid in optreden op basis van 13b Opiumwet. Ten aanzien van handhavend optreden tegen een overtreding op basis van artikel 13b Opiumwet in een lokaal waarin een growshop is gevestigd, wordt het Handhavingsarrangement l: softdrugs of harddrugs in lokalen gevolgd, zoals in deze beleidsregel is weergegeven. Voor handhavend optreden tegen andere overtredingen blijft het Handhavingsarrangement growshops van toepassing. De burgemeester is bevoegd De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat. Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het toepassen van het beleid onredelijke gevolgen heeft, die niet voor rekening van (één van) de betrokkene(n) kunnen komen. In die gevallen heeft de burgemeester een Gemeenteblad 2011 pagina 2
inherente afwijkingsbevoegdheid en kan hij gemotiveerd afzien van het toepassen van bestuursdwang of een maatregel anders dan bestuursdwang opleggen. Last onder bestuursdwang Het opleggen van een last onder bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet is nader uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij geconstateerde drugsvondst dient er of een laatste waarschuwing of een last onder bestuursdwang gegeven te worden. Aangegeven wordt voor welke gedragingen de eigenaar verantwoordelijk wordt gehouden die in de toekomst niet meer voor dienen te komen. In de gemeente Rotterdam wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Tevens wordt door sluiting de loop uit het pand gehaald en de bekendheid als illegaal verkooppunt ongedaan gemaakt. Het sluiten van een woning of lokaal waar drugs verkocht, afgeleverd of verstrekt wordt, dan wel aanwezig is, betekent niet dat het illegale verkooppunt zich niet kan verplaatsen. Gezien de effecten op het openbare leven van de handel in en het gebruik van drugs vanuit een woning geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Van de bevoegdheid in plaats van een last onder bestuursdwang te kiezen voor een last onder dwangsom wordt als uitgangspunt geen gebruik gemaakt. Bij de sluiting wordt een termijn gegeven waarbinnen de eigenaar de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. De termijn is gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren en de handel te stoppen. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de eigenaar slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. De sluiting is feitelijk van aard, en brengt met zich mee dat de woning of lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register. Tweesporenbeleid: strafrechtelijk EN bestuursrechtelijk Strafrechtelijke sancties richten zich op de bij de verkoop betrokken personen. Het beëindigen of het opheffen van de illegale verkooppunten wordt daarmee niet bereikt. Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich wel op bij de verkoop betrokken woningen of lokalen. Het tweesporenbeleid zoals omschreven in de Horecanota Rotterdam 2007-2011 en coffeeshopbeleid geldt ook bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet. «
...
««^^
Gemeenteblad 2011
Nummer 33 pagina 3
Met het Openbaar Ministerie (OM) en de politie zal samengewerkt worden om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursdwang kan enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat na inbeslagname geen reden meer bestaat de sluitingsprocedure te starten. Handelsvoorraad drugs Lijst l bij de Opiumwet bevat een overzicht van harddrugs met een onaanvaardbaar risico. Het bezit van meer dan 0,5 gram harddrugs wordt aangemerkt als een handelsvoorraad en is strafbaar gesteld als een misdrijf. Op lijst II staan met name de hennepproducten die als softdrugs worden aangemerkt. Bezit van softdrugs is een overtreding, maar tot 5 gram bezit wordt gedoogd. Bezit van meer dan 30 gram softdrugs wordt aangemerkt als handelsvoorraad en is een misdrijf. Indien een handelsvoorraad drugs in een lokaal aangetroffen wordt, volgt sluiting van dat lokaal. Bij het aantreffen van een handelsvoorraad drugs in een woning kan sluiting volgen. Onderscheid lokalen en woningen Sluiting van het lokaal of de woning is gericht op het herstel van de gewenste situatie en gericht op het weren en terugdringen van drugshandel gerelateerd aan het betreffende pand. Bij de handhavingsarrangementen is onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen. Bij lokalen waar drugs is gevonden, wordt na de eerste overtreding direct overgegaan tot het toepassen van een last onder bestuursdwang. Bi] woningen grijpt een sluiting erger in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). De beginselen als 'recht op ongestoord woongenot' (artikel 8 van het EVRM) en 'huisvredebreuk' vereisen een zorgvuldige afweging ten aanzien van woningen. Na het voor de eerste maal aantreffen van een handelshoeveelheid verdovende middelen in een woning wordt in beginsel besloten tot een sluiting, maar zal nadrukkelijk worden bezien of gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval met een waarschuwing kan worden volstaan. Indicatoren die relevant zijn bij de zorgvuldige belangenafweging of sluiting noodzakelijk wordt geacht dan wel wordt volstaan met een waarschuwing, zijn de volgende (niet limitatief). • De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst l en/of II van de Opiumwet. Hierbij kan gedacht worden aan de aangetroffen middelen, in hoeverre is sprake van handelshoeveelheden van verschillende middelen, combinatie van hard- en softdrugs, maar ook aan de hoeveelheid. Het aantreffen van een handelshoeveelheid op zichzelf is al voldoende om handel aan te nemen en daadwerkelijke verkoop, afleveren of verstrekken hoeft niet aangetoond te worden. Echter, een minieme overschrijding van wat als handelshoeveelheid wordt aangemerkt kan een andere afweging rechtvaardigen. • De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan gedacht wordt aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of-gebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld,
Gemeenteblad 2011 pagina 4
•
•
•
•
versnijdingsmaterialen, verpakkingsmaterialen, et cetera, in de woning. Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de wet Wapens en Munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning. Hierbij kan gedacht worden aan gerelateerde feiten in de zin dat in de woning personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit gedurende de afgelopen drie jaar, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Ook kan aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen. Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoner(s)/betrokkene(n) of betrokkenheid bij personen met antecedenten. Hierbij kan gedacht worden aan aantoonbare relaties van bewoner(s)/betrokkene(n) met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit. De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of omwonende(n). Hierbij kan gedacht worden aan een buurt waarin de woning zich bevindt (staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt) of de drugsoverlast die in de directe omgeving wordt ondervonden. De eigen getroffen maatregelen door de eigenaar om de openbare orde in en rond de woning in voldoende mate te herstellen.
Termijn sluiting Voor de termijn van sluiting wordt aansluiting gezocht bij de termijnen die door de burgemeester worden gehanteerd in overig Rotterdams handhavingsbeleid. Dat wil zeggen dat in beginsel een sluiting geldt van 6 maanden. Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester besluiten tot een sluiting van maximaal 12 maanden. In geval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de sluiting worden beperkt tot een periode van 3 maanden. Te allen tijde is het de verantwoordelijkheid voor zijn eigendom waarop de eigenaar wordt aangesproken. Enkel aangeven wel te willen maar niet te kunnen is geen reden voor matigen. Niet betreden Na de sluiting is het verboden de woning of het lokaal te betreden op basis van artikel 2.4.1 APV Rotterdam 2009. Zorgvuldigheid Voorafgaand aan het besluit tot toepassing van een last onder bestuursdwang worden betrokkenen {bewoner en eigenaar) uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Dit gesprek vindt plaats met de burgemeester of een vertegenwoordiger die namens de burgemeester optreedt, een vertegenwoordiger van een desbetreffende deelgemeente en een vertegenwoordiger van de politie. De burgemeester maakt van zijn bevoegdheid tot sluiten pas gebruik als er geen ander, minder ingrijpend, middel voorhanden is om de overlast te bestrijden. «
....
«„....
Gemeenteblad 2011
Nummer 33 pagina 5
De deelgemeenten vervullen een coördinerende rol in het proces van het aanpakken van drugspanden. De samenwerking tussen deelgemeenten en wijkpolitie zorgt voor een optimale bekendheid met de situatie. Bij vermoedens van drugshandel wordt overlegd met de eigenaar en de overlastgevende bewoner indien dit een ander is. Het inzetten van de procedure op basis van artikel 13b Opiumwet vindt plaats als laatste middel en nadat aannemelijk is geworden dat vanuit een lokaal of woning drugs verhandeld wordt. De deelgemeenten houden een dossier bij over het pand ten aanzien waarvan situaties zijn geconstateerd waarop deze beleidsregel toe ziet. Het sluiten van een woning of lokaal kan alleen dan gerechtvaardigd worden wanneer sprake is van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen zoals het verkopen, afleveren of verstrekken van drugs vanuit de woning of het lokaal, of wanneer de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen zo groot is dat gesproken kan worden van een handelshoeveelheid. Aantreffen van een handelshoeveelheid is immers volgens de jurisprudentie voldoende om handel aan te nemen. In dat geval hoeft de daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking niet aangetoond te worden. Een dossier bij een deelgemeente bestaat zoveel mogelijk uit concreet omschreven waarnemingen, waarbij de tijd en datum genoteerd worden, die gecontroleerd zijn door een andere partij en waarvan foto's of andere opnamen beschikbaar zijn. Bij het inzetten van de procedure op basis van artikel 13b Opiumwet, voert de deelgemeente nauw overleg met de politie ten aanzien van het dossier. De deelgemeente zendt het dossier naar de politie waarna het dossier compleet wordt gemaakt. De politie zorgt vervolgens voor het aanleveren van een dossier aan de burgemeester met het verzoek tot sluiting van het drugspand. Wanneer de zorgvuldige afweging resulteert in een waarschuwing wordt deze gegeven door de deelgemeente of de politie wanneer men met de eigenaren en overlastgevers in contact treedt en kan resulteren in een gele kaart van de burgemeester op basis van de aanpak woonoverlast, waarin de concrete waarschuwing staat welk gedrag achterwege moet blijven om niet over te gaan tot sluiting van de woning. De rode kaart ingevolge de aanpak woonoverlast is het effectieve sluitingbevel van de woning door de burgemeester. Verschil woningen De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. De burgemeester verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Gemeentelijk Basis Administratie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal. Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist. Op basis van de Awb is het bestuursorgaan dat een last onder bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een dergelijke machtiging. In het geval van artikel 13b Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend tot het binnentreden in «
..
.«
A AJJ Gemeenteblad 2011
Nummer 33 pagina 6
een woning zonder toestemming van de bewoner. Hij kan een schriftelijke machtiging verlenen. Eigenaar betaalt Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. De kosten van voorbereiding van de last onder bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last onder bestuursdwang geen bestuursdwang is toegepast. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 van de Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van zaken opgeschort worden. Overige bewoners Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Uitgangspunt is dat het een zaak betreft tussen eigenaar en bewoners indien er overgaan wordt tot sluiting van een woning. Met de eigenaar worden de afspraken gemaakt aangezien het de eigenaar betreft die een uiteindelijke sluiting van zijn woning krijgt opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) zal er, indien tot een sluiting wordt besloten, tevens aandacht dienen te zijn voor de vraag of voor een bewoner vervangende woonruimte aangeboden dient te worden. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Tevens wordt de zorg ingelicht daar waar het bewoners betreft die zorgbehoevend zijn (verslaafden/prostituees). Spoedeisendheid Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan de burgemeester besluiten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last onder bestuursdwang, zie hiervoor artikel 5:31, eerste lid, van de Awb. Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb geeft het geval dat zelfs een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. Het betreft dan een spoedsluiting. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt. Na traject Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg met de eigenaar plaats. Tijdens dit overleg worden afspraken gemaakt om nieuwe overlastsituaties in de toekomst te voorkomen. Indien er sprake is van een ernstige vrees voor herhaling kan er sprake zijn van verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkene worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord. Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling uitgesloten is, kan de sluitingstermijn worden opgeheven. Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Gemeenteblad 2011 pagina 7
Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders. Handhavingsarrangement l: softdrugs of harddrugs in lokalen Het verkopen, afle veren of verstrekken van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst l of II in voor publiek teïegankelijke lokalen en bijbeho rende erven OF niet voor publiek toegan <elijke lokalen en bijbehorende erve n. Politie Openbaar Gemeente Ministerie 1 . constateren 1e overtreding 1 . evt. na 1. sluiting overtreding schriftelijk maximaal 12 verzoek van maanden op 2. inbeslagname 3. opmaken burgemeester basis van artikel proces-verbaal toezenden van 13b Opiumwet 4. melding en proces-verbaal toezenden 2. in beginsel politierapport aan vervolging burgemeester 1. + 2. + 3. + 4. 1. + 2. 1. sluiting voor 2e overtreding binnen 3 jaar onbepaalde tijd Handhavingsarrangement II: softdrugs of harddrugs in woningen Het verkopen, afleveren of verstrekken van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst l of II woninqen en bijbehorende erven. Politie Openbaar Gemeente Ministerie 1e overtreding 1 . constateren 1 . evt. na 1. sluiting maximaal overtreding schriftelijk 12 maanden op basis 2. inbeslagname verzoek van van artikel 13b 3. opmaken burgemeester Opiumwet/bestuurlijke proces-verbaal toezenden van waarschuwing gelet 4. melding en proces-verbaal op specifieke toezenden 2. in beginsel omstandigheden van politierapport vervolging geval aan burgemeester 2e overtreding 1 . constateren 1. + 2. 1. sluiting voor binnen 3 jaar overtreding onbepaalde tijd/ of 2. inbeslagname sluiting maximaal 12 3. opmaken maanden na een proces-verbaal eerdere 4. melding aan waarschuwing op burgemeester basis van artikel 13b en toezenden Opiumwet politierapport 3e overtreding 1. + 2. + 3. + 4. 1. + 2. 1. sluiting voor binnen 3 jaar onbepaalde tijd
Gemeenteblad 2011
Nummer 33 pagina 8
Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking. Aldus vastgesteld op 15 april 2011. De burgemeester van Rotterdam,
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 20 april 2011 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie) (Zie ook: www.bds.rotterdam.ni - Gemeentebladen) Gemeenteblad 2011
Nummer 33 pagina 9