Besluit van ... tot wijziging van enige op grond van de artikelen 8.40, 8.41 en 8.42, van de Wet milieubeheer gegeven algemene maatregelen van bestuur (inspectie vloeistofdichte vloeren of voorzieningen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van ..., nr. ..., Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; Gelet op de artikelen 8.40, 8.41 en 8.42 van de Wet milieubeheer; De Raad van State gehoord (advies van ..., nr. ...); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van ..., nr. ..., Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel I Het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer wordt gewijzigd als volgt: A In onderdeel A van de bijlage wordt na de begripsomschrijving van NRB ingevoegd: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een instantie van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;. In onderdeel A van de bijlage vervalt de begripsbepaling met bijbehorende begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening. B In onderdeel B van de bijlage komt voorschrift 3.2.8. te luiden: a.
b.
c.
d.
Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd vóór 1 januari 1994, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd tussen 1 januari 1994 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 december 2006 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening wordt aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring plaats binnen vijf jaar na de aanleg. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt eenmaal per vijf jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of
e. f.
g.
voorziening is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring eenmaal per zeven jaar plaats. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot vijf jaar na de keuring. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die betrekking heeft op een vloeistofdichte vloer of voorziening die is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, is geldig tot zeven jaar na de keuring. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
C In onderdeel B van de bijlage wordt in voorschrift 3.3.1., onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: i. de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening en, indien van toepassing, het bewijs van gecertificeerde aanleg als bedoeld in voorschrift 3.2.8.
Artikel II Het Besluit glastuinbouw wordt gewijzigd als volgt: A In onderdeel A van bijlage 2 wordt na de begripsomschrijving van NRB ingevoegd: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een instantie van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;. In onderdeel A van de bijlage vervalt de begripsbepaling met bijbehorende begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening. B In onderdeel B van bijlage 2 komt voorschrift 3.2.7. te luiden: a.
b.
c.
Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd vóór 1 januari 1992, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd tussen 1 januari 1992 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 april 2008 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid
d.
e. f.
g.
beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening wordt aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring plaats binnen vijf jaar na de aanleg. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt eenmaal per vijf jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring eenmaal per zeven jaar plaats. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot vijf jaar na de keuring. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die betrekking heeft op een vloeistofdichte vloer of voorziening die is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, is geldig tot zeven jaar na de keuring. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
C In onderdeel B van bijlage 2 komt onderdeel c van voorschrift 3.3.1. te luiden: c. de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening en, indien van toepassing, het bewijs van gecertificeerde aanleg als bedoeld in voorschrift 3.2.7.;.
Artikel III Het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer wordt gewijzigd als volgt: A In onderdeel A van de bijlage wordt na de begripsomschrijving van NRB ingevoegd: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een instantie van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;. In onderdeel A van de bijlage vervalt de begripsbepaling met bijbehorende begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening. B In onderdeel B van de bijlage komt onderdeel c van voorschrift 2.2.1 te luiden: c. zodanig van een antiroestbehandeling of een oppervlaktebehandeling worden voorzien dat vloeistoffen vrij kunnen komen.
C In onderdeel B van de bijlage komt voorschrift 3.2.8. te luiden: a.
b.
c.
d.
e. f.
g.
Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd vóór 1 januari 1990, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd tussen 1 januari 1990 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 oktober 2006 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening wordt aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring plaats binnen vijf jaar na de aanleg. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt eenmaal per vijf jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring eenmaal per zeven jaar plaats. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot vijf jaar na de keuring. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die betrekking heeft op een vloeistofdichte vloer of voorziening die is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, is geldig tot zeven jaar na de keuring. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
D In onderdeel B van de bijlage komt onderdeel b van voorschrift 3.3.1. te luiden: b. de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening en, indien van toepassing, het bewijs van gecertificeerde aanlegm als bedoeld in voorschrift 3.2.8.;. Artikel IV Het Besluit jachthavens wordt gewijzigd als volgt: A In onderdeel A van de bijlage wordt na de begripsomschrijving van NRB ingevoegd: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een instantie van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend
verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;. In onderdeel A van de bijlage vervalt de begripsbepaling met bijbehorende begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening. B In onderdeel B van de bijlage komt voorschrift 3.2.10. te luiden: a.
b.
c.
d.
e. f.
Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd vóór 1 januari 1992, wordt vóór 1 maart 2008 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd tussen 1 januari 1992 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 maart 2011 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening wordt aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring plaats binnen vijf jaar na de aanleg. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt eenmaal per vijf jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring eenmaal per zeven jaar plaats. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie.
C In onderdeel B van de bijlage komt onderdeel c van voorschrift 3.3.1. te luiden: c. de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening en, indien van toepassing, het bewijs van gecertificeerde aanleg en inspecties als bedoeld in voorschrift 3.2.10 en 3.2.11,.
Artikel V Het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer wordt gewijzigd als volgt: A In onderdeel A van de bijlage wordt na de begripsomschrijving van NRB ingevoegd: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een instantie van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;.
In onderdeel A van de bijlage vervalt de begripsbepaling met bijbehorende begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening. B In onderdeel B van de bijlage komt voorschrift 3.2.5. te luiden: a.
b.
c.
d.
e. f.
g.
Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd vóór 1 januari 1990, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd tussen 1 januari 1990 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 oktober 2006 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening wordt aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring plaats binnen vijf jaar na de aanleg. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt eenmaal per vijf jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring eenmaal per zeven jaar plaats. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot vijf jaar na de keuring. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die betrekking heeft op een vloeistofdichte vloer of voorziening die is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, is geldig tot zeven jaar na de keuring. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
C In onderdeel B van de bijlage komt onderdeel c van voorschrift 3.4.2. te luiden: c. de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening en, indien van toepassing, het bewijs van gecertificeerde aanleg als bedoeld in voorschrift 3.2.5;.
Artikel VI Het Besluit tankstations milieubeheer wordt gewijzigd als volgt: In onderdeel II van bijlage I komt voorschrift 1.6. te luiden:
a.
b.
c.
d. e.
f.
Van een vloeistofdichte verharding als bedoeld in voorschrift 1.1., wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte verharding als bedoeld in voorschrift 1.1., die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen drie jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte verharding als bedoeld in voorschrift 1.1., wordt eenmaal per drie jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44, af. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot drie jaar na de keuring. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
Artikel VII Het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer wordt gewijzigd als volgt: A In onderdeel A van bijlage 1 wordt na de begripsomschrijving van NRB ingevoegd: - BRL: beoordelingsrichtlijn, zijnde een door een instantie van deskundigen of een beheercommissie die één of meer beoordelingsrichtlijnen onder beheer heeft en waarin de bij certificatie belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd en beslissingsbevoegdheid hebben, bindend verklaard document dat wordt gehanteerd als grondslag voor de afgifte en instandhouding van certificaten;. In onderdeel A van de bijlage vervalt de begripsbepaling met bijbehorende begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening. B In onderdeel B van bijlage 1 komt voorschrift 3.2.6. te luiden: a.
b.
c.
Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd vóór 1 april 1990, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die is aangelegd tussen 1 april 1990 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 april 2007 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBVaanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening wordt aangelegd door een bedrijf
d.
e. f.
g.
dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring plaats binnen vijf jaar na de aanleg. Van een vloeistofdichte vloer of voorziening als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt eenmaal per vijf jaar de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een deskundig inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Indien de vloeistofdichte vloer of voorziening is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, vindt deze beoordeling en goedkeuring eenmaal per zeven jaar plaats. Bij goedkeuring geeft de deskundig inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 is afgegeven door een deskundig inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot vijf jaar na de keuring. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die betrekking heeft op een vloeistofdichte vloer of voorziening die is aangelegd door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een voor de desbetreffende BRL geaccrediteerde certificeringsinstelling, is geldig tot zeven jaar na de keuring. De rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.
C In onderdeel B van de bijlage komt onderdeel c van voorschrift 3.3.1. te luiden: c. de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening en, indien van toepassing, het bewijs van gecertificeerde aanleg als bedoeld in voorschrift 3.2.6.;.
Artikel VIII Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
drs. P.L.B.A. Van Geel
Nota van toelichting
1. Inleiding In het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer, het Besluit glastuinbouw, het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer, het Besluit jachthavens, het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, het Besluit tankstations milieubeheer en het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer zijn enkele onvolkomenheden geconstateerd met betrekking tot de inspectie van vloeistofdichte voorzieningen die directe consequenties hebben voor de toepassing van deze besluiten. Het is noodzakelijk deze onvolkomenheden te herstellen. Degenen die inrichtingen drijven die onder de reikwijdte van genoemde besluiten vallen, zijn verplicht om op bepaalde plaatsen vloeistofdichte voorzieningen of vloeren aanwezig te hebben (het Besluit tankstations milieubeheer spreekt van vloeistofdichte verhardingen; waar deze toelichting spreekt van vloeistofdichte vloeren of voorzieningen worden daaronder mede begrepen vloeistofdichte verhardingen, tenzij anders aangegeven). Teneinde te waarborgen dat deze voorzieningen en vloeren blijvend vloeistofdicht zijn, is bepaald dat deze regelmatig beoordeeld en goedgekeurd moeten worden door deskundig inspecteurs. Bij goedkeuring geven de deskundig inspecteurs een PBVVerklaring vloeistofdichte voorziening af. In de vervallen voorschriften was bepaald dat alleen deskundig inspecteurs die zijn gecertificeerd door een door de Raad voor Accreditatie (RvA) erkende certificeringsinstelling, bevoegd waren tot afgifte van een dergelijke verklaring. Op grond van internationale regels en afspraken mogen certificeringsinstellingen die inspectie-instellingen certificeren echter niet geaccrediteerd worden. De RvA heeft dan ook geen enkele certificeringsinstelling hiervoor erkend. Vanwege de ontbrekende accreditaties was het voor degenen die de inrichtingen drijven niet mogelijk om te voldoen aan deze inspectieverplichting. De voorschriften in de onderhavige besluiten die bepalen dat vloeistofdichte voorzieningen en vloeren beoordeeld en goedgekeurd moeten worden, dienen dan ook aangepast te worden. Op grond van de nieuwe voorschriften moet de rechtspersoon waarbij een deskundig inspecteur werkzaam is, niet zijn gecertificeerd maar geaccrediteerd. 2. Accreditatie versus certificatie Bij accreditatie beoordeelt de RvA of een instelling (bijvoorbeeld een certificeringsinstelling, inspectieinstelling of laboratorium) competent is om op basis van de daarvoor geldende normatieve documenten, conformiteitverklaringen (verklaringen van overeenstemming) af te geven. De RvA hanteert bij deze beoordeling internationale normen en accreditatieschema’s. Doel van de accreditatie is dat belanghebbenden een gerechtvaardigd vertrouwen kunnen hebben in alle door of onder toezicht van de RvA uitgegeven conformiteitverklaringen. In dat verband ziet de RvA er tevens op toe dat er sprake is van een evenwichtige vertegenwoordiging in de instanties van deskundigen of beheercommissies die beoordelingsrichtlijnen bindend verklaren. Zowel de betalende als verdienende partijen dienen vertegenwoordigd te zijn in deze instanties of beheercommissies en aldaar beslissingsbevoegdheid hebben. Bij certificatie maakt een certificeringsinstelling middels de afgifte van een certificaat kenbaar dat er gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een persoon of een object voldoet aan de voor de certificering geldende normen. In dat kader beoordeelt de certificeringsinstelling of de persoon of het object overeenstemt met het normatieve document dat daarvoor is vastgesteld. Indien een overeenstemming met de normen is geconstateerd geeft de instelling een conformiteitverklaring af. In de praktijk van certificatie van deskundig inspecteurs waren de belangrijkste normdocumenten de CUR/PBV-aanbeveling 44 en de BRL K1151. Het eerste document bevat de toetsingscriteria die de deskundig inspecteurs moeten toepassen bij het inspecteren van vloeistofdichte voorzieningen of
vloeren. Het tweede document bevat de toetsingscriteria die de certificeringsinstellingen hanteren bij het beoordelen van de deskundig inspecteurs. Met een accreditatieschema zijn deze normdocumenten tevens toepasbaar voor de accreditatie. In een nieuw op te zetten beheersstructuur zullen deze documenten worden aangepast. Naar verwachting zal de wijze waarop inspecties door deskundig inspecteurs worden uitgevoerd niet wezenlijk veranderen. 3. Inspectiefrequentie Op grond van de vervallen voorschriften stelde de deskundig inspecteur de termijn vast waarbinnen de voorziening of vloer opnieuw moest worden beoordeeld en goedgekeurd. De CUR/PBVaanbeveling 44 bevatte de criteria die de deskundig inspecteurs moesten betrekken bij het bepalen van de herkeuringstermijnen. De termijnen konden uiteenlopen van 1 jaar tot 10 jaar. In de praktijk is gebleken dat in de meeste gevallen relatief korte keuringstermijnen worden gesteld. De volgende oorzaken kunnen daarvoor worden aangewezen. Op de eerste plaats noodzaken sommige vormen van herstel van voorzieningen of vloeren een herkeuring na 1 jaar. Een voorbeeld daarvan is herstel met betonproducten die moeten uitharden. Op de tweede plaats is bij de deskundig inspecteurs het gevoel ontstaan dat zij verantwoordelijk zijn voor binnen de keuringstermijn ontstane bodemverontreiniging met als gevolg een angst voor het stellen van lange termijnen. Dit gevoel wordt versterkt doordat bedrijven de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening zien als een soort garantie. Op de derde plaats werd na iedere aanleg van een voorziening binnen een jaar een inspectie uitgevoerd. In de praktijk werd op basis van een verklaring van een gecertificeerd bedrijf die de voorziening heeft aangelegd, een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening afgegeven (certificaattoets). Om de verantwoordelijkheden veel duidelijker neer te leggen, worden in de voorschriften vaste termijnen opgenomen waarbinnen vloeistofdichte voorzieningen of vloeren beoordeeld en goedgekeurd moeten worden. Daarmee wordt het voor de betrokken bedrijven duidelijker dat een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening niet meer aan geeft dan dat er sprake is van een verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging en dat de bedrijven dus zelf verantwoordelijk zijn voor een eventueel ontstane bodemverontreiniging. Met het stellen van vaste termijnen wordt tevens tegemoet gekomen aan de wens van het bedrijfsleven. Een termijn van vijf jaar respectievelijk zeven jaar voor vloeren en voorzieningen die door een gecertificeerd bedrijf zijn aangelegd, is verantwoord uit oogpunt van bodembescherming en betekent bovendien dat de administratieve lastendruk wordt beperkt. Aangezien bij tankstations de vloeistofdichte verhardingen veel zwaarder worden belast dan de vloeistofdichte vloeren en voorzieningen bij overige inrichtingen, is daar gekozen voor een termijn van drie jaar. Ten aanzien van het moment waarop de eerste inspectie van een vloeistofdichte voorziening of vloer moest worden uitgevoerd, maakten alle besluiten, met uitzondering van het Besluit tankstations milieubeheer, onderscheid tussen vloeren ouder dan tien jaar, vloeren jonger dan tien jaar en nieuwe vloeren. Vloeren die ouder waren dan tien jaar moesten binnen drie jaar na inwerkingtreding van de verplichtingen worden beoordeeld en goedgekeurd. Vloeren die jonger waren dan tien jaar moesten binnen zes jaar na inwerkingtreding van de verplichtingen beoordeeld en goedgekeurd worden. Ook de nieuwe voorschriften kennen met uitzondering van het voorschrift voor het Besluit tankstations milieubeheer, verschillende tijdstippen waarop de verplichtingen in werking treden. De regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de oude regeling. 4. Gecertificeerde aanleg Het aanleggen van vloeistofdichte voorzieningen of vloeren kan zowel door gecertificeerde als nietgecertificeerde bedrijven worden uitgevoerd. Alleen op grond van het Besluit tankstations mileubeheer is het verplicht de aanleg door een gecertificeerd bedrijf te laten uitvoeren. Met de nieuwe voorschriften in de andere besluiten heeft de aanleg door een gecertificeerd bedrijf als voordeel dat de eerste inspectie daarna veel later kan plaatsvinden. Daarmee wordt meer recht gedaan aan de kwaliteitswaarborgen die samenhangen met de aanleg door een gecertificeerd bedrijf.
Indien tijdens een inspectie gebreken worden geconstateerd moeten deze binnen de genoemde termijnen worden hersteld. Na het herstel beoordeelt de deskundig inspecteur de vloer of voorziening opnieuw en geeft bij goedkeuring alsnog een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. 5. Overgangsregeling Zoals gezegd werden in het kader van de vervallen voorschriften de rechtspersonen waarbij de deskundig inspecteurs werkzaam waren gecertificeerd. Ondanks het feit dat certificeringsinstellingen niet beschikten over een accreditatie zijn in de praktijk de afgelopen periode toch PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening afgegeven. Deze verklaringen zijn tot stand gekomen in een met alle betrokken partijen afgestemd kwaliteitsborgingssysteem. Dit biedt voldoende vertrouwen dat de voorzieningen en vloeren waarop zij betrekking hebben, vloeistofdicht zijn. Teneinde te voorkomen dat bedrijven met onredelijke kosten worden geconfronteerd, voorzien de nieuwe voorschriften in een overgangsregeling. Deze regeling houdt in dat een reeds afgegeven PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening tot vijf jaar (zeven jaar indien de voorziening is aangelegd door een gecertificeerd bedrijf) respectievelijk drie jaar (voor tankstations) na de keuring geldig blijft. Een dergelijke overgangsregeling is niet voor het Besluit jachthavens opgenomen. De verplichtingen uit dit besluit treden namelijk pas later in werking zodat er nog geen vloeren en voorzieningen conform het oude systeem zijn beoordeeld en goedgekeurd. Daarnaast is een overgangsregeling opgenomen voor de deskundig inspecteurs. In overleg met de branche-organisatie voor inspectiebedrijven en de RvA is vastgesteld dat de periode tot 1 oktober 2006 ruim voldoende is om de inspectiebedrijven te accrediteren. In de voorschriften (met uitzondering van het voorschrift voor het Besluit jachthavens aangezien dat pas later in werking is getreden) is dan ook opgenomen dat de deskundig inspecteurs die zijn gecertificeerd tot 1 oktober 2006 worden gelijkgesteld met een deskundig inspecteur die werkzaam is bij een geaccrediteerd inspectiebedrijf. 6. Uitvoering en handhaving Voor de uitvoering en de handhaving zijn er ten opzichte van de situatie van voor de wijziging nauwelijks verschillen aan te geven. In de verplichtingen voor de betrokken inrichtingen om vloeistofdichte vloeren of voorzieningen te laten beoordelen en goedkeuren treden namelijk geen wijzigingen op. Om het toezicht te vergemakkelijken worden de voorschriften die betrekking hebben op het bewaren van documenten gewijzigd. Dat betekent dat afgegeven PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening of bewijzen van gecertificeerde aanleg moeten worden bewaard. Aan de hand van de aanwezige documenten kan de toezichthouder controleren of aan de voorschriften is voldaan. Door de betrokken branche-organisaties is voorgesteld om de onderhavige inspectieverplichtingen af te schaffen. Door het instandhouden van de inspectieverplichtingen worden de uitvoeringslasten voor het bevoegd gezag echter beperkt gehouden. Het bevoegd gezag kan namelijk met behulp van deze verplichtingen relatief eenvoudig vaststellen of een vloer of voorziening vloeistofdicht is. Daartoe hoeft hij immers alleen de aanwezigheid van een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening te controleren of het bewijs van gecertificeerde aanleg. Bij afschaffing van de verplichting zou het bevoegd gezag op basis van eigen deskundigheid telkens moeten beoordelen of een voorziening al dan niet vloeistofdicht is. Iedere controle kost dan veel tijd. Ook voor de betrokken bedrijven levert dit extra lasten op aangezien de toezichthouder van het bevoegd gezag moet worden begeleid tijdens zijn controlewerkzaamheden en moet worden voorzien van de nodige documenten. Bovendien zal dit aanleiding geven tot meningsverschillen en daarmee gepaard gaande lasten voor de rechterlijke macht. Ook is als alternatief naar voren gebracht om in plaats van een vloeistofdichte vloer of voorziening een bodembeschermende voorziening of maatregel voor te schrijven. In dat geval krijgt degene die de inrichting drijft de vrijheid om zelf te bepalen welke maatregelen en voorzieningen in een concreet
geval worden getroffen teneinde een verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging te realiseren. In plaats van een vloeistofdichte vloer zou dan bijvoorbeeld gekozen kunnen worden voor een vloeistofkerende voorziening in combinatie met incidentenmanagement. In de huidige algemene maatregelen van bestuur is deze keuzevrijheid voor de activiteiten die de grootste bodemrisico’ s meebrengen niet ingebouwd. Dit alternatief zal nader worden onderzocht in het kader van de op handen zijnde algehele herziening van de op grond van artikel 8.40 Wm gegeven algemene maatregelen van bestuur. Op dit moment kan dit alternatief nog niet worden doorgevoerd omdat de neveneffecten hiervan nog niet voldoende in kaart kunnen worden gebracht. Het is nu bijvoorbeeld nog niet duidelijk of dergelijke bepalingen wel handhaafbaar zijn voor het bevoegd gezag. Indien incidentenmanagement in combinatie met vloeistofkerende voorzieningen kan worden voorzien van een beproefd kwaliteitsborgingssysteem kan het bevoegd gezag zich verlaten op een verklaring van een deskundige. De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van dit alternatief zal daarmee verbeterd kunnen worden. In de volgende paragraaf worden onder meer de gevolgen voor de administratieve lastendruk van deze alternatieven kort aan de orde gesteld. De wijzigingen hebben met name gevolgen voor de deskundig inspecteurs en de certificeringsinstellingen. Alleen rechtspersonen kunnen door de RvA geaccrediteerd worden. Op grond van de vervallen voorschriften konden ook de deskundig inspecteurs zelf (de natuurlijke personen) gecertificeerd worden. In de nieuwe situatie worden dus alleen de inspectiebedrijven geaccrediteerd. 7. Bedrijfseffecten en administratieve lasten Door de invoering van vaste keuringstermijnen leidt de nieuwe regeling tot besparingen op de administratieve lasten. Met de verplichte inspecties hangen administratieve lasten samen die zijn 1 ingeschat op EUR 1023,- per inspectie . Deze lasten bestaan uit de kosten van de inspectie en de lasten als gevolg van het aanleveren van documentatie en het assisteren van de deskundige. Uit cijfers over de afgelopen twee jaar is afgeleid dat de gemiddelde keuringsfrequentie eens in de 1,6 jaar is. Conform het onderhavige besluit wordt deze frequentie eens in de vijf jaar (zeven jaar voor vloeren en voorzieningen die door een gecertificeerd bedrijf zijn aangelegd) respectievelijk eens in de drie jaar voor tankstations. Uitgaande van een keuringsfrequentie van eens in de drie jaar voor tankstations en eens in de vijf jaar voor de overige inrichtingen, bedraagt de besparing op de administratieve lasten voor de verschillende 2 besluiten circa : − Voor het Besluit bouw en houtbedrijven (27.366 inrichtingen): EUR 12 miljoen ; − Voor het Besluit glastuinbouw (9.300 inrichtingen): EUR 4 miljoen; − Voor het besluit inrichtingen voor motorvoertuigen (9.973 inrichtingen): EUR 4,3 miljoen; − Voor het Besluit jachthavens (900 inrichtingen): EUR 0,4 miljoen, en − Voor het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (15.155 inrichtingen): EUR 6,5 miljoen; − Voor het Besluit tankstations milieubeheer (3650 inrichtingen): EUR 1 miljoen; − Voor het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer (1087 inrichtingen): EUR 0,5 miljoen; De totale besparing op de administratieve lasten bedraagt derhalve circa EUR 28,7 miljoen.
1
Gebaseerd op gegevens uit de nulmeting (Kamerstukken II, 2003/04, 29 383, nr. 11) die recentelijk is uitgevoerd ten behoeve
van de administratieve lasten reductie voor het Ministerie van VROM. 2
Het aantal bedrijven is gebaseerd op gegevens die afkomstig zijn uit de nulmeting die (Kamerstukken II, 2003/04, 29 383, nr.
11).
Tegenover deze besparing staat een relatief kleine stijging als gevolg van de hogere tarieven die de RvA hanteert in vergelijking met de tarieven van certificeringsinstellingen. De certificeringsinstellingen hebben aangegeven dat de totale kosten van certificatie EUR 4.125,- ex BTW per jaar bedragen. Deze kosten zijn exclusief de (wettelijk verplichte) accreditatie. In het huidige systeem vindt weliswaar geen accreditatie plaats, maar om de kosten van het bestaande en het nieuwe systeem te kunnen vergelijken moet de accreditatie wel in de beschouwing worden betrokken. Volgens opgave van de RvA zullen de kosten circa EUR 4.700,- per jaar bedragen per 3 certificeringsinstelling . Op dit moment zijn 23 inspectiebedrijven en 2 certificeringsinstellingen actief zodat de kosten per certificaat met EUR 409,- (2 * 4700/23) verhoogd moeten worden. De totale kosten van het huidige systeem zouden daarmee per certificaat uitkomen op EUR 4.534,-. Directe accreditatie kost EUR 8.168,- (volgens opgave van de RvA) per jaar per inspectiebedrijf (EUR 3.634,- meer dan het huidige systeem). Dat betekent dat het nieuwe systeem van directe accreditatie in totaal 23 * 3.634 = EUR 83.352,- meer kost dan het huidige systeem. Deze extra kosten kunnen worden aangemerkt als administratieve lasten. De 23 inspectiebedrijven die met deze extra kosten geconfronteerd worden, kunnen deze naar verwachting zonder problemen en zonder gevolgen voor hun concurrentiepositie doorbelasten aan de eigenaren van de vloeistofdichte vloeren of voorzieningen. Alle inspectiebedrijven moeten immers aan dezelfde eisen voldoen en worden geconfronteerd met dezelfde kosten die de Raad voor de Accreditatie in rekening brengt. De eigenaren van de vloeistofdichte vloeren of voorzieningen die normadressaat zijn van de onderhavige regeling, dragen dus uiteindelijk de extra kosten. Deze extra kosten zullen naar verwachting echter verwaarloosbaar klein zijn, gezien het aantal bedrijven dat vloeren of voorzieningen moet laten inspecteren. De inspectieverplichtingen gelden voor circa 70.000 bedrijven. Dat betekent een stijging van circa EUR 1, - per inspectie. Omdat inspecties eens in de vijf jaar (zeven jaar voor vloeren en voorzieningen die door een gecertificeerd bedrijf zijn aangelegd) worden uitgevoerd zijn de extra kosten EUR 0,20 structureel per jaar per inrichting. Op 11 juni 2004 heeft Actal geadviseerd het ontwerpbesluit niet in te dienen, tenzij met zijn opmerkingen rekening is gehouden. De opmerkingen van Actal hebben betrekking op het berekenen van de lastenstijging als gevolg van het omzetten van het stelsel van certificering naar accreditatie, het verduidelijken van de opgenomen termijnen waarbinnen keuringen moeten plaatsvinden, het berekenen van de administratieve lasten bij de mogelijke alternatieven en de berekende administratieve lasten in de nulmeting. In het voorgaande zijn de eerst genoemde opmerkingen van Actal verwerkt. De cijfers uit de 4 nulmeting zullen worden bijgesteld. Ten aanzien van de mogelijke alternatieven wordt het volgende opgemerkt. In de vorige paragraaf zijn twee alternatieven besproken, te weten afschaffing van de inspectieverplichting en invoering van de keuzevrijheid voor het treffen van de vereiste maatregelen en voorzieningen. Alternatief 1: afschaffing van de inspectieverplichting Op grond van de oude regeling bedragen de administratieve lasten circa EUR 45 miljoen. Op deze administratieve lasten wordt met het onderhavige besluit EUR 28,7 miljoen bespaard. Dat betekent dat er nog EUR 16,3 miljoen aan administratieve lasten overblijven. Bij afschaffing van de verplichting levert dit derhalve een besparing op van EUR 16,3 miljoen. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt zal dit 3
Deze kosten zijn exclusief de eenmalige kosten van registratie en contributie omdat deze niet nogmaals in rekening worden gebracht bij certificeringsinstellingen die reeds beschikken over een accreditatie. 4
Kamerstukken II, 2003/04, 29 383, nr. 11.
alternatief ertoe leiden dat het bevoegd gezag in het kader van toezicht iedere keer zal moeten beoordelen in hoeverre een vloer vloeistofdicht is. In plaats van de relatief eenvoudige vaststelling of er al dan niet een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening aanwezig is, zal de toezichthouder een onderzoek moeten instellen. De betreffende ondernemer zal aan dit onderzoek moeten meewerken. Hij zal informatie moeten aanleveren, bijvoorbeeld omtrent de aanleg van de vloer, en hij zal de toezichthouder moeten vergezellen bij de controle. Het begeleiden van de toezichthouder en het aanleveren van informatie, kunnen worden aangemerkt als administratieve lasten. Er is berekend dat dit ruim EUR 2,4 miljoen aan extra administratieve lasten oplevert. De besparing als gevolg van de afschaffing van de inspectieverplichting komt daarmee uit op EUR 13,9 miljoen (16,3 – 2,4)). Tegenover deze besparing kunnen de extra uitvoeringslasten voor het bevoegd gezag worden gezet. Zoals gezegd zal het bevoegd gezag zelf een onderzoek moeten instellen naar de mate van vloeistofdichtheid. Dit levert per controle een aantal uren meer werk op. Bovendien zullen mogelijk monsters moeten worden genomen en moeten deze worden geanalyseerd. Er is berekend dat circa 40 extra medewerkers zijn benodigd bij de bevoegde gezagsinstanties. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de specifieke deskundigheid om vloeistofdichte vloeren of voorzieningen op vloeistofdichtheid te beoordelen niet bij alle bevoegde gezagsinstanties aanwezig is. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt zou incidentenmanagement in combinatie met vloeistofkerende voorzieingen dat is voorzien van een beproefd kwaliteitsborgingssysteem de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van dit alternatief kunnen verbeteren. Veel van de bezwaren zouden daarmee kunnen vervallen. Gezien de extra uitvoeringslasten, de daarmee samenhangende problemen, het feit dat bedrijven die onder de 8.40 amvb’ s vallen nog niet beschikken over een beproefd kwaliteitsborgingssysteem en de mogelijke extra belasting voor de rechterlijke macht, wordt niet gekozen voor dit alternatief. Alternatief 2: invoering keuzevrijheid Of het tweede alternatief leidt tot een besparing op de administratieve lasten valt te bezien. Om een volwaardig alternatief te creëren dat in voldoende mate uitvoerbaar en handhaafbaar is, zal het incidenten managementsysteem moeten worden voorzien van voldoende kwaliteitswaarborgen. Door de branches is voorgesteld om dat te doen via een certificatieregeling waarbij procedures worden vastgesteld waarmee een verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging kan worden bereikt. De getroffen maatregelen dienen daarbij jaarlijks te worden geaudit. Daaraan voorafgaande zal een risico-inventarisatie moeten worden uitgevoerd. Met al deze verplichtingen hangen administratieve lasten samen. Een risico-inventarisatie (eenmalige administratieve lasten) zal moeten worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf. Hetzelfde geldt voor het opstellen van procedures (ook eenmalig). Daarnaast zal het proces gecertificeerd (eens in de drie jaar) moeten worden en zal een certificeringsinstelling jaarlijks audits moeten uitvoeren. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om de administratieve lasten die voortvloeien uit dit alternatief te kwantificeren.
Artikelsgewijze toelichting Artikel I tot en met V en VII, onderdelen A De definitie van BRL is gebaseerd op de definitie van het Besluit tankstations milieubeheer. Deze definitie is opgenomen omdat in de voorschriften naar het begrip BRL wordt verwezen. De definitie van vloeistofdichte vloer of voorziening vervalt omdat deze niet spoort met de bedoeling van de verschillende voorschriften die bepalen dat handelingen boven een vloeistofdichte vloer of voorziening moeten worden uitgevoerd. Het is immers de bedoeling geweest dat naast een vloer ook andere voorzieningen konden worden toegepast, zoals bijvoorbeeld een lekbak. Volgens de definitie van vloeistofdichte vloer of voorziening moesten deze zijn beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Overeenkomstig de CUR/PBV-aanbeveling 44 worden echter alleen voorzieningen beoordeeld die een vaste verbinding vormen met het bouwwerk, zoals vloeren, wanden, rioleringen. Via de begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening werden de mogelijkheden voor bedrijven om alternatieve, geen vaste verbinding vormende,
voorzieningen te treffen dus ten onrechte teniet gedaan. Met de reparatie wordt deze onvolkomenheid hersteld. Artikel I, II, IV en V, onderdelen B, artikel VII, onderdeel B en artikel III, onderdeel C Net als de vervallen voorschriften kennen de nieuwe voorschriften verschillende tijdstippen waarop de vloeren of voorzieningen beoordeeld en goedgekeurd moeten zijn of worden. In afwijking van de vervallen voorschriften zijn vaste termijnen opgenomen waarbinnen inspecties moeten plaatsvinden. De termijnen zijn in de navolgende tabellen weergegeven. Besluit bouw en houtbedrijven milieubeheer Voorziening aangelegd Voor 1 januari 1994
Eerste beoordeling en goedkeuring Voor 1 oktober 2005
Tussen 1 januari 1994 en 1 maart 2005
Voor 1 december 2006
Vanaf 1 maart 2005
Binnen 2 jaar na aanleg, of binnen 5 jaar na aanleg indien de voorziening is aangelegd door een gecertificeerd bedrijf
Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling
Besluit glastuinbouw Voorziening aangelegd Voor 1 januari 1992
Eerste beoordeling en goedkeuring Voor 1 oktober 2005
Tussen 1 januari 1992 en 1 maart 2005
Voor 1 april 2008
Vanaf 1 maart 2005
Binnen 2 jaar na aanleg, of binnen 5 jaar na aanleg indien de voorziening is aangelegd door een gecertificeerd bedrijf
Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling
Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer en Besluit opslag en transportbedrijven milieubeheer Voorziening aangelegd Voor 1 januari 1990
Eerste beoordeling en goedkeuring Voor 1 oktober 2005
Tussen 1 januari 1990 en 1 maart 2005
Voor 1 oktober 2006
Vanaf 1 maart 2005
Binnen 2 jaar na aanleg, of binnen 5 jaar na aanleg indien
Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de
de voorziening is aangelegd door een gecertificeerd bedrijf
vorige beoordeling
Eerste beoordeling en goedkeuring Voor 1 maart 2008
Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling
Besluit jachthavens Voorziening aangelegd Voor 1 januari 1992
Tussen 1 januari 1992 en 1 maart 2005
Voor 1 maart 2011
Vanaf 1 maart 2005
Binnen 2 jaar na aanleg, of binnen 5 jaar na aanleg indien de voorziening is aangelegd door een gecertificeerd bedrijf
Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer Voorziening aangelegd Voor 1 april 1990
Eerste beoordeling en goedkeuring Voor 1 oktober 2005
Tussen 1 april 1990 en 1 maart 2005
Voor 1 april 2007
Vanaf 1 maart 2005
Binnen 2 jaar na aanleg, of binnen 5 jaar na aanleg indien de voorziening is aangelegd door een gecertificeerd bedrijf
Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling Binnen 5 jaar (of 7 jaar bij gecertificeerde aanleg) na de vorige beoordeling
Met de zinsnede “als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44” in de onderdelen a tot en met d, wordt duidelijk gemaakt dat de keuringsverplichting alleen geldt voor vloeren of voorzieningen waarop de CUR/PBV-aanbeveling 44 betrekking heeft, namelijk vloeren of voorzieningen die een vaste verbinding vormen met het bouwwerk, zoals vloeren, verhardingen, wanden en rioleringen. Voorzieningen die geen vaste verbinding vormen, zoals bijvoorbeeld lekbakken, kunnen wel als bodembeschermende voorziening worden toegepast maar hoeven niet te worden gekeurd. Dergelijke voorzieningen kunnen namelijk betrekkelijk eenvoudig op vloeistofdichtheid worden getest. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening is gedefinieerd in de definitiebepalingen. Deze verklaring dient als bewijsmiddel dat bijvoorbeeld aan het bevoegd gezag kan worden overgelegd in het kader van een controle. De PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 zijn afgegeven blijven gelden als bewijsmiddel totdat vijf jaren respectievelijk zeven jaren indien de vloeren of voorzieningen door een gecertificeerd bedrijf zijn aangelegd, zijn verstreken na de keuring. Aangezien de verplichtingen uit het Besluit jachthavens pas later in werking zijn getreden en er dus nog geen PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening zijn afgegeven, geldt het voorgaande niet voor dit besluit.
Inspectiebedrijven krijgen tot 1 oktober 2006 de tijd om geaccrediteerd te worden (om dezelfde reden als hiervoor genoemd geldt dit niet voor het Besluit jachthavens). Alleen rechtspersonen kunnen geaccrediteerd worden. Daarom is bepaald dat de rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur werkzaam is, moet zijn geaccrediteerd. Overigens was het in het kader van de vervallen voorschriften ook al zo dat alleen de rechtspersonen gecertificeerd waren. Artikel III, onderdeel B Op grond van het vervallen voorschrift moesten allerlei niet bodembedreigende handelingen boven een vloeistofdichte vloer of voorziening worden uitgevoerd, zoals het lakken van voertuigen (of delen daarvan), het droog schuren en slijpen. Voorzover bij deze handelingen geen vloeistoffen vrij kunnen komen leveren zij geen risico op voor bodemverontreiniging.
Artikel I, II, IV ,V en VII, onderdelen C en artikel III, onderdeel D Indien deze documenten zijn afgegeven dienen deze binnen de inrichting aanwezig te zijn. Het doel hiervan is om de controle door het bevoegd gezag te vergemakkelijken. Aan de hand van deze documenten kan het bevoegd gezag namelijk vaststellen of voldaan wordt aan de inspectievoorschriften. Indien een vloer of voorziening door een gecertificeerd bedrijf is aangelegd dient het bewijs daarvoor ook binnen de inrichting te worden bewaard. Voor dergelijke vloeren en voorzieningen gelden immers ruimere keuringstermijnen. Het Besluit tankstations milieubeheer behoeft geen wijzing aangezien dit besluit al is voorzien van deze verplichting. Artikel VI Het voorschrift kent verschillende tijdstippen waarop de vloeistofdichte verhardingen beoordeeld en goedgekeurd moeten zijn of worden. Vloeistofdichte verhardingen die voor 1 maart 2005 zijn aangelegd moeten voor 1 oktober 2005 worden beoordeeld en goedgekeurd. Nieuwe vloeistofdichte verhardingen moeten voor het eerst binnen drie jaar na aanleg worden beoordeeld en goedgekeurd. In afwijking van het vervallen voorschrift geeft onderdeel c een vaste termijn van drie jaar waarbinnen de vervolginspecties moeten plaatsvinden. Iedere vloeistofdichte verharding moet dus in elk geval iedere drie jaar worden beoordeeld en goedgekeurd. De termijnen zijn in de navolgende tabel weergegeven. Verharding aangelegd Voor 1 maart 2005
Eerste beoordeling en goedkeuring Voor 1 oktober 2005
Vanaf 1 maart 2005
Binnen 3 jaar na aanleg
Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen Binnen 3 jaar na de vorige beoordeling Binnen 3 jaar na de vo rige beoordeling
De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening dient als bewijsmiddel dat bijvoorbeeld aan het bevoegd gezag kan worden overgelegd in het kader van een controle. De PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening die voor 1 maart 2005 zijn afgegeven blijven gelden totdat drie jaren zijn verstreken na de keuring. Inspectiebedrijven krijgen tot 1 oktober 2006 de tijd om geaccrediteerd te worden. Alleen rechtspersonen kunnen geaccrediteerd worden. Daarom is bepaald dat de rechtspersoon waarbij de deskundig inspecteur werkzaam is, moet zijn geaccrediteerd. Overigens was het in het kader van het vervallen voorschrift ook al zo dat alleen de rechtspersonen gecertificeerd waren.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
drs. P.L.B.A. Van Geel