WOORDENBOEK VAN DE VLAAMSE DIALECTEN UNIVERSITEIT GENT
Vragenlijst 129
Vakgroep Nederlandse Taalkunde
DECEMBER 2001
Blandijnberg 2 9000 Gent
INNERLIJK 3
Dialect van : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .(stad, dorp, gehucht, wijk), . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .(gemeente). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .(provincie)
GESPROKEN DOOR :
OPGETEKEND DOOR :
Naam : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Naam : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geboorteplaats : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geboorteplaats : . . . . . . . . . . . . . . . .
Geboortejaar : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geboortejaar : . . . . . . . . . . . . . . . . .
Waar opgegroeid : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Dialect : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
(vroeger) beroep : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
(vroeger) beroep : . . . . . . . . . . . . . . . .
In welke gemeente werd beroep uitgeoefend :. . . . . .
Ik ben naar school geweest tot . . . . .jaar.
Dialect van moeder : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoogste diploma :. . . . . . . . . . . . . . . . .
Dialect van vader : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Adres en telefoonnummer :
Dialect van echtgeno(o)t(e) : . . . . . . . . . . . . . . .
...........................
Ik ben naar school geweest tot . . . . . . jaar
...........................
Datum van invullen van vragenlijst : . . . . . . . . . . . Adres en telefoonnummer : .................................. .................................. Beste medewerker/ster, Deze vragenlijst moet dienen voor een dialectwoordenboek. Wilt u er dus zorg voor dragen dat u steeds woorden geeft die in uw dialect gebruikelijk waren of zijn. Tracht de dialectuitspraak zo goed mogelijk weer te geven. Maak u echter geen zorgen als dat soms moeilijk blijkt te zijn. Elke aanduiding, hoe onvolmaakt ook, is welkom. Vul ook de eerste bladzijde (met naam, geboorteplaats enz.) zo nauwkeurig mogelijk in. Mogen we u vragen de vragenlijst in te vullen voor slechts één plaats en niet voor een hele streek? Na 'dialect van : ...' hoort de naam te staan van één bepaalde plaats van voor de gemeentefusies, niet de naam van een streek.
Beste medewerk(st)er Bij de opvraging van de woordenschat i.v.m. het innerlijke van de mens, gaan we enigszins anders tewerk dan tot nu toe gebruikelijk was. We geven namelijk per begrip niet alleen een omschrijving, maar tussen haakjes sommen we ook (in schuine druk) een aantal dialectwoorden op die we voor dat begrip al hoorden van dialectsprekers, of aantroffen in bestaande dialectwoordenboeken. We beseffen dat het aanreiken of "voorzeggen" van woorden een gevaarlijke methode is, maar we denken dat een geheugensteuntje soms kan helpen. Het spreekt vanzelf dat er voor ieder begrip ook nog een heleboel andere antwoorden mogelijk zijn. Wij vragen u met aandrang om bij het invullen van de vragenlijst enkel diè woorden op te geven die in het dialect van uw woonplaats werkelijk gebruikt worden of werden, en wel in de betekenis die wij bedoelen. Geef dus nooit woorden op die u elders hebt gehoord, en geef een woord uit onze lijstjes enkel dàn als antwoord als het in uw dialect gebruikt wordt voor het begrip dat wij in die vraag omschrijven. Het is bovendien best mogelijk dat u in onze opsomming een woord zult opmerken dat u wel kent, maar dat in uw woonplaats een andere betekenis heeft. U zult dat woord dan terugvinden bij een verdere vraag, waar de omschrijving wél klopt met de in uw dialect gangbare betekenis. Ondanks de zorg die we besteedden aan het opstellen van deze vragenlijst en de volgende van de reeks, zijn er ongetwijfeld nog tekortkomingen aan. Mogelijk zijn er toch nog karaktertypes over het hoofd gezien, of werden bepaalde begrippen niet precies genoeg omschreven. Wij staan open voor alle mogelijke aanvullingen, verbeteringen en commentaar. En natuurlijk danken we u bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking. Inleiding pro memorie: -alléén de woorden uit uw eigen dialect, en in de juiste betekenis (soms betekent hetzelfde woord elders iets lichtjes anders) - soms zult u bij verschillende vragen hetzelfde woord invullen (doordat u de verschillen niet maakt die in de vragenlijst gemaakt worden), b.v. in sommige dialecten heeft men een verschillend woord voor (1) iemand die zijn mond niet kan houden, die alles aan iedereen (door)vertelt, en aan wie je dus geen geheim moet toevertrouwen (babbelaar, babelette), en (2) iemand die altijd over anderen spreekt in ongunstige zin, die er zijn deugd in heeft als hij iets negatiefs over iemand anders kan vertellen (komére, achterklapper/-ster). In andere dialecten echter gebruikt men b.v. babbelaar / babbelette voor allebei deze soorten van "babbelaars". C. Ongunstige karakter- en persoonlijkheidskenmerken 1 Van iemand die onoprecht is, oneerlijk in zijn gedrag en in zijn spreken, zegt men dat hij ... is. (aafs, vals, slinks, ...) 2 Welke uitdrukkingen gebruikt u voor een vals iemand? - als het een man is: ne ... (een valsaard, een slinksaard, een slinksen, een luimer, een vradsaard, ...) 3
- als het een vrouw is: een ...
(een valse, een slinkse, een valse tinke, valse
konte, ...) 4 Van iemand die achter de rug handelt, die zich van valsheid en bedrog bedient om zijn doel te bereiken, zegt men dat hij ... is. (achterbaks, geniepig, slinks, onderkotig, onderduims, schijnheilig, ...) 5 Welke uitdrukkingen kent u voor een achterbaks persoon? - als het een man is: ne ... (geniepigaard, slinksaard, schijnheiligaard, ...) 6
- als het een vrouw is: een ...
7 Van iemand die huichelt, die zich voordoet als oprecht en goedbedoelend, maar die in werkelijkheid anders denkt dan hij zegt en ook anders handelt, zegt men dat hij ... is. (schijnheilig, amelijk, djemerig, ...) 8
Een huichelaar of veinzer noemt men ne ...
(schijnheiligaard, godsbedrieger, muilentrekker, farizeeër, totentrekker, tootas, piketter, lekkeraar, een lekken, waterdubbe, amelijkaard, ...) 9 Kent u een minachtende benaming voor wie een overdreven vroom en godsdienstig leven leidt? - voor een man of een vrouw: ... (kwezel, pilaarbijter, ...) 10
- voor een man: ne ...
(kwezelaar, dibbaard, dubbaard, ...) 11
- voor een vrouw: een ...
(kwezel, dibbe, dubbe, begijnetrut, trezemoei, zurkelvijg, ...) 12 Van iemand die doortrapt en listig is, die altijd probeert om langs slinkse wegen voordeel te halen, zegt men dat hij ... is. (sluw, leep, loep, uitgeslapen, doortrapt, geslepen, uitgekookt, uitgezeekt, deurnuft, gepoetst, slonk, ..) 13 Welke uitdrukkingen gebruikt u voor zo'n listig, doortrapt iemand? - als het een man is: ne ... (een leepaard, een lepen, een lepe vos, een lepe vogel, een lepe duivel, een olijkaard, een sluwe /
geslepen vos, een slijper, een buitenslaper, een stillekensterter, een filou, ...) 14
- als het een vrouw is: een ...
(een ruffe, een lepe / olijke / geniepige / geslepen / uitgeslapen tinke / rosse / ruffe / duivelin / teef, een geslepen oortje, ...) 15 Iemand die zich door list, sluwheid en mooie praatjes uit elke netelige situatie weet te redden, noemt men een ... (paling, gladde paling, gladdigaard, rat, filou, filoer, gewiekste, ...) 16 Iemand die andere mensen bedriegt, noemt men - als het een man of een vrouw is: ... (pavane, ...) 17
- als het een man is: ne ...
(bedrieger, befazelaar, beurzensnijder, hollekensneute, beurzenluizer, ...) 18
- als het een vrouw is: een ...
19 Kent u werkwoorden met de betekenis 'iemand bedriegen'? (bedillen, foefen, kluffen, luchten, verkibbezakken, vernagelen, afvangen, verneuken, afbessemenen, verpikken, verfazelen, afderschen, afdjakken, afdrillen, afdrogen, aftrullen, beren, struffen, strussen, befazelen, ...) 20 Kent u (sterke) uitdrukkingen met de betekenis 'iemand bedriegen', zoals bv. "iemand een gemene streek lappen"? (befazelen, iemand bij/naar de bok doen, iemand bij de bok/de stier zetten, iemand bij het zeventiende zetten, iemand naaien, iemand rijden, iemand eraan doen, iemand bij het vuur zetten, iemand in den nek schuppen, iemand in de lommer leeden, iemand nen tand trekken / zetten, iemand oren aannaaien, iemand in den zak steken, iemand een col passen, iemand een kloot aftrekken / afnijpen / uitvijzen, iemand een karoot in zijn gat steken, iemand het water afnijpen, iemand een toer lappen / draaien, iemand een kerel draaien, iemand een loer draaien, iemand een vlassen baard aandoen, iemand bachten den vlinder
leiden, ...) 21 Bedrog plegen in het spel, bijvoorbeeld bij het kaarten, noemt men in het dialect ... (zeuren, valsspelen, ...) 22
Iemand die bedrog pleegt bij het spel, is ...
(zeuraar, zeurzak, ...) 23 Bedrog plegen bij het kopen en verkopen, mensen oplichten? (strossen, struffen, tand lossen / trekken / lichten, ...) 24 Hoe noemt u een oneerlijke handelaar, iemand die bedrog pleegt bij het kopen en verkopen? 25 Bedrog plegen bij toetsen, proefwerken of examens op school, door te spieken bij je buur of door af te schrijven van spiekbriefjes die je hebt binnengesmokkeld, noemen we in het dialect ... (zeuren, tappen, afkijken, ...) 26 Hoe zegt u: "iemand beetnemen, een poets bakken"? 27 Hoe zegt u in het dialect: uit vleierij of eigenbelang dingen over anderen doorvertellen aan mensen met gezag? (overdragen, klikken, paanders dragen, koméren, achterdragen, mousen, ...) 28
Iemand die zo handelt, noemt men een ...
(overdrager, paander[s]drager, verklikker, klikspaan, klapspaan, kwade vlage, lakaai, mouser, ...) 29 Iemand die zijn zaakjes weet te regelen zonder zich te houden aan wetten en voorschriften, doordat hij overal wel een mannetje kent dat hij voor zijn kar kan spannen, noemt men een ... (foefelaar, arrangeur, ...) 30 Handelen zoals de persoon uit de vorige vraag, noemt men in het dialect ... (foefelen, sjoemelen, arrangeren, ...) 31 Een man of een vrouw die voortdurend liegt, is - als het een man is, ne ...
(leugenaar, lieger, vaardeflikker, ...) 32
- als het een vrouw is: een ...
(leugenaresse, leugenmeet, leugenmiete, leugenege, leugeninge, ...) 33 Kent u voor een leugenachtig persoon een uitdrukking die begint met: "Hij/zij liegt dat ..." (hij/zij het zelf gelooft, dat zijn/haar gat gloeit, dat 't buist, dat de molens draaien, dat het schauw geeft, dat er de brokken afvliegen, dat hij blauw ziet, ...)? 34
Liegen als / (ge)lijk een ...
(ketter, tandentrekker, ...) 35 Hebt u een uitdrukking die begint met: "Hij / zij is van één leugentje niet ..."? 36 Kent u de uitdrukking "iemand leugenachtig maken"? Zo ja, wat wordt daar in uw dialect onder verstaan? 37 Wat zegt men van iemand die zijn fantasieën als waarheden vertelt (zonder daarom altijd met opzet te willen liegen)? Kent u hiervoor een uitdrukking met de werkwoorden "drukken", "dichten" of "bouwen"? (hij drukt ze, zij drukt ze zonder inkt, hij kan ze nogal drukken / bouwen, hij is weer aan het drukken / dichten / bouwen, blazen, vijzen, karabijnen, hij schiet ze, ...) 38 Iemand die altijd van anderen wil profiteren, zonder ooit zelf eens gul en vrijgevig te zijn, b.v. die zich altijd laat trakteren op café maar zelf nooit eens een rondje betaalt, noemt men in het dialect een ... (profiteur, schuimer, trekker, ...) 39 Hoe zegt u in het dialect: "zoeterig spreken, anderen naar de mond praten om een gunstige indruk te wekken"? (flemen, vleien, slijmen, smouten, soebatten, kalienen, flamakken, fleemuilen, flinkflooien, flissen, lamoereeren, paluffen, ...) 40 Kent u een uitdrukking voor 'iemand naar de mond praten en in zijn bijzijn ophemelen, in de hoop bij hem op een goed blaadje te komen'?
Hij/zij liegt dat ...
(in iemands nek schoppen, ...) 41 Hoe noemt u iemand die vleit of fleemt, die anderen stroop aan de baard smeert? Gelieve te onderscheiden tussen woorden die gebruikt worden voor zowel mannen als vrouwen, alleen voor mannen en alleen voor vrouwen: - man en vrouw: ... (smoutbeurs, zeemplaaster, zeem, zeemkous, flemer, zemer, smouter, vleipeer, flèrepère, fleemplaaster, vleiplaaster, flikflooier, smoutpulle, zeemtoot, kaliene, ...) 42
- enkel voor een man: ne ...
(vleier, slijper, tettenlokker, lijmkenslegger, slijmer, zeemstrijker, ...) 43
- enkel voor een vrouw: een ...
(flamakke, fleemkous, vleikont, vleikerte, zeme, ...) 44 Kent u een specifieke benaming voor een kind dat vleit of fleemt, en daarmee volwassenen rond de vinger probeert te draaien? (flamakke, flos, ...) 45 Hoe zegt men in het dialect: "flemen of vleien bij mensen van macht en invloed, overdreven gedienstig en onderdanig zijn, in de hoop daar voordeel uit te halen"? (gatlikken, mouwvagen, iemand de mouw vagen, mouwfrotten, opdoen, in iemand zijn hol wonen, een vlasdrank halen, een plasdrank halen, een paander dragen, ...) 46 Iemand die handelt zoals omschreven in de vorige vraag, heet in het dialect een ... (gatlikker, gatkruiper, mouwvager, mouwfrotter, paanderdrager, ...) 47 Hoe noemt u iemand die in het beroeps- of het bedrijfsleven op een heimelijke manier anderen probeert te verdringen (b.v. een handelaar die andermans klanten afsnoept door goederen onder de prijs te verkopen, of een werknemer die bereid is te werken voor minder dan het wettelijk vastgestelde loon)?
(onderkruiper, ...)
48 Kent u in het dialect een minachtende benaming voor een werknemer die nooit meedoet aan sociale acties, die b.v. bij stakingen altijd werkwillig is? (een rat, een mol, een onderkruiper, ...) 49 Hoe noemt u iemand die met alle winden meedraait, die van houding en van mening verandert naargelang van de omstandigheden en het gezelschap? (draaier, draainagel, draaischamel, torendraaier, plakwaaier, windmolen, windhaan, windvaan, windwijzer, windzot, top, zweihaak, wielewaal, ...) 50 Hebt u ook uitdrukkingen voor iemand die zich zo gedraagt? ... (naar alle winden draaien, den duivel en god uit éénen pot schilderen, ...) 51 Iemand die uit puur eigenbelang zijn oude overtuiging opgeeft en zich bij een andere opvatting aansluit, noemt men een ... (kazakkenkeerder, kazakkendraaier, ...) 52 Hoe zegt u: "uit eigenbelang van partij of gezindheid veranderen"? (zijn kazak keren, zijn kazak draaien, ...) 53 Van iemand die zich op sleeptouw laat nemen door nieuwigheden, die gemakkelijk iets of iemand verlaat, in de overtuiging dat iets nieuws ook iets beters zal zijn, zegt men dat hij/zij ... is. (nieuwloopte, nieuwlooptig, nieuwsteertig, ...) 54 Van iemand die veranderlijk is, die onstandvastig is, die niet goed weet wat hij wil en regelmatig van mening verandert, zegt men dat hij ... is. (wijlig, ...) 55 Hoe zegt u: "pochen, grootspraak over zichzelf verkopen, zichzelf ophemelen"? (boffen, stoefen, bluffen, blaaien, ...) 56
Iemand die zo handelt, noemt men een ...
(boffer, stoefer, bluffer, blaai, blageur, ...)
57 Kent u een uitdrukking voor iemand met pretentie, iemand die van zichzelf vindt dat hij/zij beter is dan de anderen, die op de anderen neerkijkt en ze zelfs misprijst? - als het een man of een vrouw is: ... (een dikke nek, een pretentie, een stuk pretentie, een hoge bol, een stront, een glazen fis, ...) 58
- als het een man is: ne ...
(een grootsigaard, een grootdoender, een groot man, een pretentieuze zot, een verwaande zot, een pretheer, een pretvent, een prethaan[tje], een kakvent, een strontvent, een koronel, ...) 59
- als het een vrouw is: een ...
(een grootsige / grootse / grootse rosse / ruffe / tinke, een grote madam / matante, een kak-, schijtmadam, een pretmadam, een strontwijf, een stuk stront, ...) 60
Hoe zegt u: "hoogmoedig, verwaand"?
(groots, grots, grootsig, grotsig, verwaand, pretentieus, hovaardig, fellig, schits, hooggeleed, hooggeleid, hooggelegen, spits, ...) 61 Van iemand die verwaand is en pretentieus, zegt men dat hij / zij (veel) ... heeft. (toepee, pret, pretentie, kak aan zijn/haar gat, een air (over zich), ...) 62 Welke andere uitdrukkingen kent u voor "hoogmoedig zijn, verwaand zijn"? (hij/zij heeft het hoog op, heeft het hoog in de bol / hoog in de ster, heeft veel kak aan zijn/haar gat, heeft een groot hart, heeft een groot gedacht van zijn eigen, heeft het op zijn lijf, hij peinst dat hij 't is, hij geeft hem veel toe, zij peinst dat 's keizers kat haar nicht is, hij meent dat hij Clovis is, 't is gelijk ene met een kar goud achter zijn/haar gat, hij peinst dat hij 't al is, hij staat wel met zijn zelven, hij staat te hoog in de wapens, hij zet te veel op zijne kop, hij kroonhalst van hovaardij, hij barst van glorie, zij is zot van glorie, ...)
63 Kent u een spotnaam voor iemand die zich belangrijker, rijker, verstandiger en voornamer wil voordoen dan hij/zij werkelijk is, en zich daardoor belachelijk maakt? - als het een man is: ne ... (een baas ganzendonk, een baron zeep, een gleisheertje, een polkaheertje, een groot beslag in een klein theeteiltje, een grote lantaarn met een klein lichtje, ...) 64
- als het een vrouw is: een ...
(madam de baronesse, miss grasplein, de keizerin / koningin van Marokken, chichimadam, ...) 65 Iemand die uit pure hooghartigheid geen woord teveel zegt, en zeker geen vriendelijk woord over heeft voor een ander noemt men een ... (mompe, monke, moefte, krop, bomme, ...) 66 Hoe zegt u: "indruk willen maken op anderen door uiterlijk vertoon en grootspraak (meestal om de eigen onbenulligheid te verbergen)"? (blagaaien, bagaaien, baleien, blagaai maken, blaai maken, balei maken, balleganten, beslag maken, pret maken, van de man maken, wind maken, ...) 67 Iemand die indruk wil maken op anderen door uiterlijk vertoon en grootspraak (meestal om zijn/haar eigen onbenulligheid te verbergen), noemt men in het dialect - als het een man of een vrouw is: ... (beslagmaker, beslag, pretmaker, parettenmaker, blagaaimaker, bagaaimaker, stuk blagaai, blaas, windblaas, blagge, jeste/djeste, feite, neuzemaker, lawijt, groot lawijt, spits, slagorge, ...) 68
- als het een man is: ne ...
(blageur, blagaai, blagaaimaker, blaaimaker, blaaivent, bagamaker, windbroek, glorieu, pretvent, jestevent, feitevent, geestgetuiger, ...) 69
- als het een vrouw is: een ...
(ballegante, pretmadam, jestewijf, feitemadam, ...)
70 Iemand die altijd een grote mond opzet, die luidkeels beweert voor elk probleem de juiste oplossing te kennen en voor niets achteruit te gaan (terwijl hij in werkelijkheid vaak weinig weet en een klein hartje heeft), noemt men in het dialect een ... (geruchtenmaker, lawaaimaker, lawijt, lawijtmaker, wijde muil, broehaha, groot laweit, ...) 71 Een vrouw die een grote mond opzet en veel lawaai maakt, noemt men een ... (lawijtege, lawijtinge, ...) 72 Kent u een bijvoeglijk naamwoord om uit te drukken dat iemand altijd dwars, tegendraads is? B.v. Met hem wil ik niet meer discussiëren, want hij is altijd ... (dwars, dwars-in-de-zak, van dweersten, tegenstrijdig, averechts, averechts-in-de-zak, averechts gebreid, contrarie, konte-verkeerd, kraafs, kontekraafs, tegendrijf[s], verdraaid, konte-verdraaid, kontravers, tegen fortuine, tegentjok, ...) 73 Iemand die altijd dwars gaat liggen, noemt men een ... (dwarszak, dwarsdrijver, averechtse[n], dwarsigaard, kreizer, dwarsligger, peetje-kontrarie, dwarser, dweerzerik, drijkantige, tegenstrijdigaard, ritsepeeuwe, ...) 74
Hoe zegt u: "dwars zijn"?
(dweersdrijven, kreizen, kreizeren, ritsepeeuwen, ...) 75 Van iemand die niet van zijn gedacht af te brengen is, die tegen alle redelijkheid in zijn eigen wil doorzet, ook al blijkt duidelijk dat hij ongelijk heeft, zegt men dat hij/zij ... is. (koppig, kopachtig, apijnig, opijnig, eigenzinnig, obstinaat, steeg, eenzinnig, eenzelvig, ...) 76 Een koppig persoon noemt men in het dialect - als het een man is: ne ... (koppigaard, koppige ezel, achtkantigaard,
eigenzinnige zot, kei, keikop, apijnigaard, opijnigaard, tatsekop, eigenzinnigaard, eenzinnigaard, eenzelvigaard, harde kop, dwarsdoor, doordrijver, den, kop, ...) 77
- als het een vrouw is: een ...
(een koppig wijf, een koppige rosse / tinke, een keikop van een vrouwmens / wijf, ...) 78
Kent u een uitdrukking voor "koppig zijn"?
(een kop hebben, op zijnen poot spelen, ...) 79 Hoe zegt u in het dialect: "bokken, geen vriendelijk woord willen zeggen omdat men zich verongelijkt voelt"? Vul het juiste woord in het volgende zinnetje in: Jacques is niet aan te spreken, hij zit al twee dagen te ... (bokken, kroppen, prollen, bronken, ...) 80 Iemand die zich zo gedraagt zoals hierboven beschreven; zich stug en nors gedraagt omdat hij zich verongelijkt voelt, zegt men dat hij een ... is. (bok, krop, kropper, prol, ...) 81 Hoe zegt u dat iemand zich gedraagt zoals hierboven beschreven? B.v. Jan mag niet naar buiten om te spelen, en nu is hij al heel de dag ... (bokkig, ...) 82 Van iemand die nors, stug, onvriendelijk, dus allerminst hartelijk is in de omgang, zegt men dat hij ... is. (steur[s], vies, zuur, bats, nots, nijsterachtig, nis, steeg, ...) 83
Zo iemand noemt men:
- als het een man is: ne ... (een viezen, een viezekloot, een vieze jan, grinspot, feze ...) 84
- als het een vrouw is: een ...
(een vieze, een vies gat, een vieze trien / konte / geit / gespe / kerte / kous / tinke, ...) 85 Van iemand die in het spreken kortaf is op een bitse, ruwe manier, zegt men dat hij/zij ... is. (aafs, bot, kort, kortaf, botaf, knakaf, amper, bats,
kort als kaf, snakachtig, ...) 86 Kent u een werkwoord voor "iemand ruw, bits, kortaf toespreken"? (snakken, bijten, bassen, snakken en bijten, ...) 87 Iemand die zich zo gedraagt in de omgang, noemt men in het dialect - als het een man is: ne
...
(botterik, snakker, bijter, bietebauw, hofhond, korte zot, loerderik, stoppestier, ...) 88
- als het een vrouw is: een ...
(norre, snakpinte, korte zotte, ...) 89 Van iemand die op een onbeschaamde manier stoutmoedig is in zijn spreken en zijn handelen, zegt men dat hij ... is. (frank, vrank, geassureerd, aschrant, astrant, ...) 90 Iemand die zich zo gedraagt, noemt men in het dialect - als het een man is: ne ... (een frankerik, een franke duvel, ...) 91
-als het een vrouw is: een ...
(bette, tinke, rosse, franke brank, franke bet, franke prij, ...) 92 Hoe zegt u: geen beleefdheid of wellevendheid kennend? B.v. Ik durf met die jongen niet bij fatsoenlijke mensen komen, want hij is veel te ... (onbeleefd, ...) 93 Een onbeleefd persoon noemt men in het dialect ook een ... (onbeleefderik, onbeleefde pollepel, ...) 94 Van iemand die niet alleen onbeleefd is, maar ook geen beetje manieren heeft, die onbeschoft en ruw is in de omgang met anderen, zegt men dat hij/zij ... is. (ongemanierd, ongesnoekt, onkoots, vierkant, achtkant[ig], bruut, ui(t)vallig, loevig, loeverig, lomp, onbelompen, ongelikt, onbeschoft, ongeschoeft, onbesuistig, onpatjuistig,
onpetjuistig, ...)
95 Een onbeschofte, ongemanierde persoon noemt men in het dialect: - als het een man of een vrouw is: ... (buffel, boddeis, gekraakte kloef, muifel, ...) 96
- als het een man is: ne ...
(apsjaart, ongesnoekten, achtkanter, buffel, brenten, bruften, loebas, loerderik, lumpe, lompe, leurelubben, lubben, lobben, labben, labbedezwier, loster, lummel, bruutzak, boddeis, kloef, gekraakte kloef, klunten, stoffel, muifel, gestampte boer, bosmens, bosbeer, bamiskalf, lorias, kuifel, loef, loeften, loeftie, loefer, luifer, monteflok, ongelikten, ongelikte beer, onpetjuistigaard, stomperik, ...) 97
- als het een vrouw is: een ...
(ongesnoekte, achtkantige, ...) 98 Van iemand die vervelend is in de omgang, die anderen steeds op de zenuwen werkt, zegt men dat hij ... is. (ambetant, beu, ...) 99
Zo iemand noemt men in het dialect,
- als het een man is: ne ... (ambetantigaard, ambetanterik, beuërik, verveligaard, een beuen, knokkelpot, ...) 100 - als het een vrouw is: een ... (een ambetante, een beue, een vies kraam, een griselde, ...) 101 Iemand die altijd alles beter weet, noemt men in het dialect een ... (alweter, beterweter, bestweter, welweter, vrijzegger, weetal, alleweet, wijsneus, ...) 102 Kent u een uitdrukking voor iemand die denkt dat hij alles weet? Hij denkt / peinst dat hij ... ('t evangelie is, god is, 't orakel is, dat hij 't al weet, ...) 103 Een losbol, iemand zonder verstand in zijn
Hij denkt / peinst dat hij ...
kop, die zich onbezonnen en onnozel gedraagt, noemt men een ... - als het een man of een vrouw is: ... 104 - als het een man is: ne ... (gaai, wijstergaai, windgaai, poepgaai, pipo, weiten, wieten, wuiten, wietewaai, wietlawaai, roesoesoe, rutepetu, klaai, klabouw, kolen, taartenklaai, onnozelaar, perluut, losbolligaard, wieteldewaai, zothalfvasten, vlieguit, schuiferluit, woepgaai, wiepgaai, kwiestebiebel, sissen, apsjakoo, ...) 105 - als het een vrouw is: een ... (toep, tuit, zottemuts, lichtoor, drilnoot, draainoot, vilte, vulte, ...) 106 - als het een jonge kerel is: ... (een blinder, een blinderse jongen, ...) 107 Kent u een uitdrukking van het type: "Zo zot als / of /(ge)lijk ..."
108 Hoe zegt u: bruusk, onvoorzichtig, sprekende van iemands manier van werken en van doen. B.v. Ik zal die kristallen glaasjes zelf wel afwassen, want jij bent daar veel te ... voor. (bruut, geweldig, schierewierachtig, schierloos, schietuitig, schietuitachtig, schijverachtig, schommelachtig, schurig, druistig, ...) 109 Iemand die haastig en bruusk is in zijn manier van doen en daardoor dikwijls dingen breekt of beschadigt, noemt men -
als het een man of vrouw is: ...
(schietuit, schijveraar, schurdigaard, geweldigaard, druistigaard, ...) 110 - als het een man is: ne ...
111 - als het een vrouw is: een ... (schietse, ...) 112 Van iemand die voortvarend, driest en roekeloos is, die voor niets achteruit gaat en grote risico's neemt zonder aan de gevolgen te denken, zegt men dat hij ... is.
Zo zot als / of /(ge)lijk ...
(ruilokte, schursig, schurdig, resoluut, roekeloos, voortvarend, ruisig, druistig, avondant, avondantig, aalwaarde, rieschaalde, rieschalig, ...) 113 Zo'n roekeloos iemand noemt men een ... (een reeuwal, een ravasjol, een ruiskabuis, een ruistebuiste, een geweldigaard, een aalwaardigaard, een druistigaard, een resoluuten, een ruiloktigaard, een rutepetu, een voortvarenden, een leeuw, een schurdigaard, een schursigaard, een brigand, saveldegerre, ...) 114 Iemand die geen beetje vooruitziend is, noemt men een ... mens. (onvoorzienig, onverzienig, ...) 115 Hoe zegt u in het dialect: "mensen tegen elkaar opzetten, ruzie stoken"? (leertje steken, ruzie stoken, laaien, strootje steken, rekesteken, stoken, luizepoken, vunzen, veuzen, tinzen, titsen, ritsepreeuwen, kritsen, kwaad vier stoken, aanvunzen, aanveuzen, opvunzen, opveuzen, ...) 116 Iemand die ruzie stookt tussen anderen, heet in het dialect een ... (laaier, stoker, kwaadstoker, luizepoke, leertjessteker, strootjessteker, rekesteker, opstoker, opmaker, ruziestoker, tinser, titser, kritser, vunzer, veuzer, opvunzer, opveuzer,aanvunzer, aanveurzer, ...) 117 Kent u specifieke benamingen voor een vrouw die ruzie stookt tussen mensen? (leertjessteekster, stooksterege, stookege, ...) 118 Hoe zegt u in het dialect "iemand een vijandige houding aanpraten tegenover iemand of iets"? Vul het juiste dialectwoord in het volgende zinnetje in: -"Die heks van een nicht heeft heel de familie tegen mij ... " (opgemaakt, opgestookt, opgevunsd, aangeveusd, ...) 119 Iemand die altijd ruzie zoekt met anderen, noemt men een ... (ruziezoeker, kwestiezoeker, ruziemaker, kwestiemaker, boelmaker, boelzoeker,
ambrasmaker, haskas, ...) 120 Welke specifieke benamingen kent u voor een vrouw die altijd ruzie maakt? 121 Hoe zegt u in het dialect: "mensen op een gemene manier uitlachen, tergen en uitdagen"? (treiten, treiteren, gerrebekken, tinsen en pinsen, [be]schimpen, greiten, tinsen, ruffen, zeerden, ...) 122 Iemand die zo handelt, noemt men een ... (treiter, greiter, tinzer, gerrebekker, hersenpikker, ...) 123 Hoe zegt u: "iemand voor de gek houden"? (iemand voor de zot houden, met iemand de beer leden, rondrijden met iemand, met iemand zijn voeten / kloten spelen, met iemand de zot houden, ...) 124 Iemand die graag anderen, en vooral kinderen, plaagt zonder daar echt kwade bedoelingen mee te hebben, noemt men een ... (plaagsteert, plaagstok, plaagpens, pelseplager, klootoor, kulder, mensenkloter, ...) 125 Hoe zegt u "plagen" in het dialect? (plagen, kullen, kloten, keuteren, pierelen, duvelen, mensenkloten, palullen, pieteren, ...) 126 Kent u een aparte uitdrukking voor "iemand op een gemene manier pesten, met de bedoeling te kwetsen"? (iemand de duivel aandoen, iemand judassen, iemand duvelen, tinsen en pinsen, ...) 127 Hoe zegt u: "iemands goede naam aantasten door lasterpraat over hem te vertellen". Vul het juiste dialectwoord in het volgende zinnetje in: "Ik ben er zeker van dat die mouwveger mij bij de baas is gaan ..." (zwartmaken, slechtmaken, vuilmaken, ...) 128 Kent u ook een uitdrukking voor kwaad spreken over iemand? (op iemands kap rijden, op iemands kap bezig zijn, ...) 129 Iemand die de goede naam van anderen besmeurt door gemene lasterpraat, heet in het
dialect: - als het een man of een vrouw is: ... (vuile tong, vuile tote, vuile muil, ...)
130 - als het een man is: ne ... (kwaadspreker, achterklapper, ...) 131 - als het een vrouw is: een ... (kwaadspreekster, achterklappinge, achterklapigge, achterklapsterigge, ...) 132 Hoe zegt u: "praten over derden in ongunstige zin, alles wat men aan slechts meent te weten over iemand doorvertellen aan allen die het horen willen"? Vul het juiste dialectwoord in het volgende zinnetje: Vertrouw niets toe aan dat mens, want ze doet niets anders dan ... en morgen weet de hele straat het. (koméren, roddelen, achterdragen, ...) 133 Iemand die voortdurend roddelt, heet in het dialect, - als het een man of een vrouw is: ... (komére, ...) 134 - als het een vrouw is: een ... (klabette, klapeie, komére, roddelwijf, kwatong, ...) 135 - als het een man is: ne ...
136 Iemand die schunnige, onzedelijke praat vertelt, noemt men een ... (vuilemuil, vuile tote, vuilbek, uivalligaard, ...) 137 Hoe zegt u: "onzedelijke en schunnige praat vertellen"? (vuilbekken, vuilemuilen, vuiltongen, zwarte school houden, ...) 138 Hoe zegt u "onzedelijke praat"? (vuile / kijzige / onbeklokerde / onbetaamde / uivallige / smerige klap / klaps / praat / redens, ...) 139 Iemand die durft over te gaan tot ongewenste intimiteiten en handtastelijkheden, noemt men een ...
(vuilaard, vuile pitoe, kijzigaard, kijszak, smeerlap, uivalligaard, ...)
140 Welke uitdrukking(en) gebruikt men voor zo iemand? (hij kan zijn handen / poten niet thuishouden, ...)
141 Een jongen of een man die voortdurend achter de meisjes of de vrouwen aanzit (zonder daarom onzedelijke dingen te willen doen), noemt men een ... (meisjeszot, vrouwenzot, rokkenzot, blauwbaard, loper, vrouwenloper, rokkenloper, rokkenjager, ...) 142 Iemand die bekend staat als de grootste vrouwenloper van de gemeenschap, die alle vrouwen zou versieren en zelfs meer dan dat, noemt men wel eens een/de ... (parochiestier, parochiebok, ...) 143 Hoe noemt men een vrouw met een zedeloze levenswandel? (een foef, een slepe, een fronse, een slons, een loopster - loopege - loopeie - loperege - loperinge, schoteldoek, sleept-de-falie, plaaster, vlaag, ...) 144 Hebt u een benaming voor een wulpse jonge vrouw, die graag met mannen meegaat, en zich ongepast gedraagt? (speelkat, soldatenmos, ...) 145 Hoe noemt u iemand die alles aan de grote klok hangt, die geen geheim kan bewaren maar alles uitbrengt? Vul de juiste dialectwoorden (voor een man en een vrouw) in het volgende zinnetje: Als je wil hebben dat het een verrassing blijft, dan moet je het vooral niet vertellen aan Jan en Katrien, want hij is een veel te grote ... (babbelaar, beggelaar, kommere, ...) 146
en zij een onverbeterlijke ...
(babbelette, babbelege, babbelkonte, babbelwijf, babbelkerte, babbelesse, babbelinne, babbelinge, beggelette, beggelege, beggelinge, klappette,
klapege, klapeie, klappinge, kommere, ...) 147 Iemand die aan één stuk door babbelt, waar je geen speld tussen kunt krijgen, heet in het dialect: - als het een man of een vrouw is: ... (beggel, snaterbek, ...) 148 - als het een vrouw is: een ... (babbelette, kletsebelle, kletsmoere, kletskous, snetse, snebbergat, snetsebelle, tatergat, spoel, wekker, reveillie, ...) 149 - als het een man is: ne ...
150 Iemand die altijd alle nieuwtjes weet van het hele dorp of de hele stad, en die met plezier doorvertelt, noemt men een/de ... (gazet, ...) 151 Iemand die onverstandige en onsamenhangende praat uitslaat, die denkt dat hij interessant is met zijn gebazel, maar anderen alleen maar op de zenuwen werkt, noemt men in het dialect - als het een man is: ne ... (zeveraar, swatelaar, zeiker, zeikviool, lulleman, ...) 152 - als het een vrouw is: een ... (zeveresse, zeverigge, zeveringe, zeverkous, zeverlutte, zeverklette, swatelwijf, swateligge, zeikkous, zeikviool, spinnette, ...) 153 Hoe zegt u: "domme praat uitslaan, die anderen op de zenuwen werkt"? (zeveren, swatelen, zeiken, lullen, prietpraten, razianen, ...)