Vluchtschrift tParole Feiten en signalen signaux
Oktober 2012 – juni 2013 DOSSIER
Gebroken families: de bescherming van de familie-eenheid van asielzoekers Mathieu Beys, Michèle Morel
1
Redactie: Mathieu Beys, Michèle Morel In samenwerking met: Benjamin Corhay, Anne Dussart, Florence Lobert, Matthias Vanhentenryk
Verantwoordelijke uitgever : Gonzalo Dopchie Liefdadigheidstraat, 43 1210 Brussel
Dit tijdschrift wordt gratis toegestuurd op eenvoudige aanvraag (via e-mail; de gedrukteversie wordt voor de documentatiecentra en mensen zonder toegang tot Internetvoorbehouden).U kan met uw vragen voor informatie of voor een abonnement, suggesties enbemerkingen rond een artikel of de situatie van migranten in België, terecht bij MathieuBeys. E-mail:
[email protected] Tel.: 02/229.36.15 Fax: 02/229.36.36 (met vermelding “t.a.v. Mathieu Beys”) De persoonlijke gegevens van onze abonnees (naam, voornaam, elektronisch - of postadres) worden door de vzw Caritas International (verantwoordelijk voor de verwerking) verwerkt met als doeleinde de verzending van dittijdschrift of eventueel van andere inlichtingen, die voor onze lezers van belang kunnen zijn. Krachtens de wetvan 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking vanpersoonsgegevens, hebben onze abonnees recht op toegang en op verbetering na aanvraag op het bovenvermeldeadres. Caritas International verplicht zich ertoe de persoonlijke gegevens niet ter beschikking te stellen vanderden. De artikelen van Vluchtschrift bevatten algemene informatie en moeten niet als het officiële strandpunt van deVzw Caritas International beschouwd worden, behalve met uitdrukkelijke vermelding. De reproductie van Vluchtschrift wordt aangemoedigd als het tot een niet-commercieel doel dient en met bronvermelding. Ondanksde zorgvuldigheid van de redactie kunnen sommige berichten of inlichtingen achterhaald zijn op het moment datu die leest. De raadpleging van een specialist (advocaat of jurist) wordt sterk aangeraden voor alle vragen inverband met een individuele situatie. Noch de auteurs noch de Vzw Caritas International kunnen aansprakelijkgesteld worden voor de gevolgen van het gebruik van deze informatie.
2
INHOUDSTAFEL
I. Familie-eenheid tijdens de asielprocedure .................................................................. 6 I.1. Asielzoeker in een EU-land met familie in een ander EU-land: familie-eenheid op basis van de Dublinregeling tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat .......... 6 I.1.1.
Verplichte gezinshereniging op basis van Dublincriteria ............................. 6
A. Asielzoeker is niet-begeleide minderjarige met familieleden in andere lidstaat 7 B.Gezinslid van asielzoeker als vluchteling erkend ............................................... 8 C.Gezinslid van asielzoeker heeft hangende asielprocedure .................................. 8 D.Scheiding voorkomen van gezin dat nog samen is ............................................. 8 E.Betekenis « gezinsleden » ................................................................................... 9 I.1.2.
Extra bescherming van de familie-eenheid ................................................... 9
A.Verplichte familiehereniging op basis van afhankelijkheid van familieleden .. 10 a. Drie voorwaarden: ......................................................................................... 10 b. Wie wordt beschouwd als « familieleden »? ................................................ 10 c. Wie moet afhankelijk zijn van wie? .............................................................. 10 d. Waar moet de asielzoeker zich bevinden? ................................................... 11 e. Geen verzoek tot overname vereist ............................................................... 11 B.Verplichte familiehereniging op basis van grondrechten van de asielzoeker ... 11 a. Wie wordt beschouwd als « familieleden»? .................................................. 12 b. Geen verzoek tot overname vereist ............................................................... 12 C.Mogelijke familiehereniging om humanitaire redenen ..................................... 13 I.2. Asielzoeker in een niet-EU-land met familie in een EU-land: mogelijkheid tot humanitair visum ........................................................................................................ 13 I.2.1. Het humanitair visum: een gunst maar geen recht .......................................... 14 I.2.2. Verplichting tot afleveren van humanitair visum bij risico op onmenselijke of vernederende behandelingen in herkomst- of transitland? ....................................... 14 II. Toekenning van bescherming op basis van de familie-eenheid ............................. 15 II.1. Het principe van de familie-eenheid.................................................................. 15 II.1.1. Toekenning van een « afgeleide » bescherming zonder persoonlijke vrees voor vervolging ................................................................................................................. 15 II.1.2. Familiehoofd en de kwestie van het geslacht ................................................. 16 3
II.1.3. Noodzaak om de individuele vrees te onderzoeken indien deze bestaat........ 16 II.1.4. Een recht voor elkeen of een gunst voor sommigen?..................................... 17 II.2. De criteria voor toekenning van bescherming op basis van familie-eenheid 18 II.2.1. Een familielid hebben dat erkend vluchteling is of begunstigde van subsidiaire bescherming .............................................................................................................. 18 II.2.2. Een familieband aantonen met de begunstigde van de bescherming ............. 19 II.2.3. Ten laste zijn van de begunstigde van de bescherming ................................. 21 II.2.4. Geen voorwerp uitmaken van de uitsluitingsclausule .................................... 22 II.2.5. Dezelfde nationaliteit hebben als de erkende vluchteling? ............................ 23 II.2.6. Indienen van de aanvraag kort na die van de erkende vluchteling? ............... 24 III. De voordelen van het principe van familie-eenheid in vergelijking met de procedure voor familiehereniging .................................................................................................... 25 IV.Wie moet rekening houden met de familie-eenheid en het hoger belang van het kind? ........................................................................................................................................... 26 IV.1. Moeten de asielinstanties geen rekening houden met de bescherming van het familieleven? ................................................................................................................ 26 IV.2. Moet de Dienst Vreemdelingenzaken rekening houden met het familieleven vóór het afleveren van een bevel tot verlaten van het grondgebied? .............................. 28 V.Enkele praktische aanbevelingen aan sociaal werkers en advocaten om het familieleven van asielzoekers beter te beschermen en verdedigen................................................... 29 V.1. Enkele suggesties voor de sociaal werkers ........................................................ 29 V.2. Enkele suggesties voor de advocaten ................................................................. 30 Conclusie .......................................................................................................................... 31
4
Gebroken families: de bescherming van de familie-eenheid van asielzoekers Mathieu Beys, Michèle Morel
Het vluchtparcours van asielzoekers brengt vaak de scheiding van families met zich mee. Het gebeurt vaak dat een persoon op de vlucht zijn partner of kinderen achterlaat, uit noodzaak, op eisvan een smokkelaar of door onvoorziene omstandigheden, maar slechts zelden uit vrije wil. De sociaal werkers van Caritas International worden, zoals vele advocaten en praktijkwerkers, vaak geconfronteerd met situaties van gebroken families in de context van een hangende of afgesloten asielprocedure. Recentelijk kwam een Syrisch meisje van 6 jaar aan in België terwijl haar ouders vastzaten in Griekenland in zeer precaire omstandigheden, aan hun lot overgelaten door smokkelaars. In een ander dossiermoest een jong meisje zich verborgen houden op een eiland van de Egeïsche Zee terwijl haar moeder zich een weg baande doorheen Europa om bescherming aan te vragen in België. Met de aanhoudende oorlog in Syrië komen dergelijke dramatische situaties vaak voor. De Europese grenzen worden militair bewaakt, in het bijzonder door de activiteiten van het Europees agentschap Frontex, en worden steeds moeilijker over te steken, niet alleen voor de « irreguliere migranten » maar ook voor die personen die nood hebben aan bescherming. De reis wordt daardoor steeds risicovoller en de prijs die wordt betaald door hen die asiel willen aanvragen in de Europese Unie wordt steeds hoger. Door een gebrek aan middelen is het vaakonmogelijk om te vluchten met de hele familie. Sommigen blijven dus onvermijdelijk in het herkomstland of transitland, vaak in zeer precaire omstandigheden. Volgens het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) is « het behoud van de familie-eenheid een manier om een schijn van normaliteit te verzekeren in een leven dat voor het overige volledig ontworteld is »1. Hoe kan men deze familie-eenheid bereiken? Er zijn eerst en vooral de procedures voor familiehereniging, die in essentie zijn uitgedacht om de familie-eenheid te beschermen. In de realiteit zijn deze procedures echter geen toereikende oplossing om ten minste twee redenen. Ten eerste zijn ze enkel toepasselijk op personen die reeds een stabiel verblijf in België hebben en laten ze dus niet toe de familie van asielzoekers te beschermen tijdens hun asielprocedure. Daarnaast creëren de procedures soms « onoverkomelijke obstakels voor familiehereniging », zoals het UNHCR sinds lang aanklaagt2. In België stellen verschillende NGO’s hetzelfde vast en vragen – zonder succes tot op vandaag – een versoepeling van de regels voor familieleden van Syriërs die de oorlog zijn ontvlucht3. In dit dossier bespreken we verschillende mechanismen die toelaten de familie-eenheid van asielzoekers of begunstigden van bescherming (vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming) 1
UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 15, http://www.refworld.org/docid/4ae9aca0d.html. 2 Ibid., § 21. 3 Zie voornamelijk BCHV, « Visumaanvragen van familieleden van Syrische onderdanen die bescherming genieten in België », brief aan de Dienst Vreemdelingenzaken van 10 december 2012, www.cbar-bchv.be.
5
te herstellen of te behouden, buiten het kader van de procedures voor familiehereniging in de strikte zin, die vaak minder voordelig zijn (III). Eerst onderzoeken we de mogelijkheden om de familie te herenigen terwijl een asielaanvraag loopt (I). Het gaat in essentie over de complexe mechanismen van de Dublinregeling die Staten verplichten of toelaten de familie-eenheid van asielzoekers te beschermen. Vervolgens staan we stil bij de mogelijkheid om internationale bescherming te verkrijgen op basis van de toekenning van dezelfde bescherming aan een familielid (II). Kan men bijvoorbeeld als vluchteling worden erkend als een zus of een schoonmoeder het voordeel geniet van dit statuutin België? De lezer zal hierop een antwoord krijgen op basis van een analyse van rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) en verscheidene concrete voorbeelden. Indien bepaalde familieleden een statuut hebben verkregen in het kader van de asielprocedure en sommige anderen afgewezen werden, kan dan zonder meer een bevel tot verlaten van het grondgebied (BVG) worden afgeleverd aan deze laatsten en de familie-eenheid aldus worden verbroken? Wat zijn de respectieve verantwoordelijkheden van de asielinstanties (CGVS en RVV) enerzijds, en de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) anderzijds? Op deze vragen worden mogelijke antwoordengegeven (IV), alvorens te besluiten met enkele praktische aanbevelingen ter attentie van sociaal werkers en advocaten (V). Dit werk is geschreven vanuit Belgisch perspectief. Het bekijkt met andere woorden de verschillende regels en mogelijkheden voor de bescherming van de familie-eenheid in België, waarbij zowel Belgische, Europese als internationale regelgeving aan bod komen.
I. Familie-eenheid tijdens de asielprocedure In de context van een asielprocedure kunnen zich twee situaties voordoen. Enerzijds is het mogelijk dat een asielzoeker zich in een land van de Europese Unie bevindt terwijl een of meerdere van zijn of haar familieleden zich in een ander land van de Europese Unie bevinden. Anderzijds is het mogelijk dat de asielzoeker, die een of meerdere familieleden heeft in een EUland, zichzelf bevindt in een derde land, dus niet-EU-land. Beide situaties worden hieronder achtereenvolgens besproken.
I.1.
Asielzoeker in een EU-land met familie in een ander EU-land: familie-eenheid op basis van de Dublinregeling tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat
I.1.1. Verplichte gezinshereniging op basis van Dublincriteria Op 18 februari 2003 werd door de Raad van Ministers van de Europese Unie de zogenaamde «Dublinverordening» aangenomen.4 Deze Verordening stelt de criteria en instrumenten vast om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk of bevoegd is voor de behandeling van een 4
Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria eninstrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van eenasielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend. Publicatieblad Nr. L 050 van 25/02/2003 blz. 0001 – 0010; zie ons dossier “De stand van zaken betreffende Dublin”, Vluchtschrift juli – september 2007,http://www.caritas-int.be/sites/default/files/uploads/PDF/VluchtschriftNL/vluchtschrift_september_2007.pdf.
6
asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten is ingediend.5 De Verordening is van toepassing in alle EU-lidstaten,6 alsook in Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein (30 landen in totaal).7 Het doorslaggevend doel van de Dublinverordening is de snelle vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat op basis van een duidelijke en hanteerbare methode «teneinde de daadwerkelijke toegang tot de procedures voor het toekennen van de vluchtelingenstatus te waarborgen’.8 Het basisbeginsel is dat elk asielverzoek door één enkele lidstaat wordt behandeld.9Sinds 19 juli 2013 is een nieuwe verordening van kracht (de zogenaamde Dublin IIIverordening), maar deze zal pas van toepassing zijn op verzoeken tot bescherming ingediend vanaf 1 januari 201410. In wat volgt verwijzen we enkel naar de verordening van 2003. Op basis van deze overwegingen en doelstellingen werd een hiërarchisch gestructureerde verantwoordelijkheidsregeling opgesteld: een reeks criteria, gerangschikt in volgorde van belangrijkheid, ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van een asielverzoek (hierna “de Dublincriteria”).11 Het is duidelijk dat deze rangorde het principe van de familie-eenheid voorop stelt. Hieronder bespreken we niet alle Dublincriteria, maar alleen deze die de familie-eenheid betreffen. A. Asielzoeker is niet-begeleide minderjarige met familieleden in andere lidstaat Indien de asielzoeker een niet-begeleide minderjarige is, dan is de lidstaat waar een lid van zijn of haar gezin wettig verblijft verantwoordelijk voor de behandeling van zijn of haar asielaanvraag (voor zover dit in het belang van de minderjarige is).12 Indien de niet-begeleide minderjarige asielzoeker geen wettig verblijvende gezinsleden heeft in een andere lidstaat, maar wel andere familiebanden heeft met personen die zich in een lidstaat bevinden en die voor hem kunnen zorgen, dan zijn de lidstaten verplicht de asielzoeker met deze
5
Artikel 1 Dublinverordening. Denemarken inbegrepen, hoewel dit land gewoonlijk niet deelneemt aan de gemeenschappelijke asiel- en immigratiepolitiek, op basis van een specifiek akkoord (zie JOCE, L 66, 8 maart 2006, p. 38). 7 Artikel 29 Dublinverordening. 8 Punt 3 en 4 van de considerans van de Dublinverordening. 9 Artikel 3, lid 1, tweede volzin Dublinverordening. 10 Verordening nr. 624/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, PB L 180, 29 juni 2013, pp. 31-59. 11 Artikelen 6-14 Dublinverordening. 12 Artikel 6, lid 1 Dublinverordening. Lid 2 van dit artikel stelt vervolgens dat, wanneer de minderjarige geen wettig verblijvende gezinsleden heeft in een lidstaat, de verantwoordelijkheid berust op de lidstaat waar de minderjarige zijn asielverzoek heeft ingediend. Wanneer de niet-begeleide minderjarige zonder wettig verblijvende familie in een lidstaat, asiel heeft aangevraagd in meer dan een lidstaat, dan is, volgens recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag waar de meest recente aanvraag werd gedaan. Met andere woorden, deze minderjarigen mogen niet teruggezonden worden naar het land waar ze hun eerste asielaanvraag indienden. Deze redenering is gebaseerd op het hoger belang van het kind. Zie Europees Hof van Justitie, 6 juni 2013, zaak C-648/11, prejudiciële beslissing, The Queen tegen Secretary of State for the Home Department, § 66. 6
7
familieleden te herenigen voor zover dit mogelijk is (en, opnieuw, voor zover dit in het belang van de minderjarige is).13 De «familie» is dus een ruimer begrip dan het «gezin», dat hieronder wordt uitgelegd (onderdeel E.). B.
Gezinslid van asielzoeker als vluchteling erkend
Indien een gezinslid van de asielzoeker als vluchteling is erkend in een lidstaat, dan is deze lidstaat verantwoordelijk voor het asielverzoek van de asielzoeker, op voorwaarde dat de betrokkenen dat wensen en ongeacht of het gezin reeds in het land van oorsprong was gevormd.14 Volgens de huidige stand van zaken heeft de asielzoeker geen recht op gezinshereniging met gezinsleden die subsidiaire bescherming genieten en in een andere lidstaat verblijven.Dergelijke verplichting zal voor de lidstaten bestaan voor de verzoeken tot bescherming ingediend na 1 januari 2014.15 C.
Gezinslid van asielzoeker heeft hangende asielprocedurein eerste aanleg
Indien een gezinslid van de asielzoeker in een lidstaat een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen beslissing in eerste aanleg werd genomen, dan is deze lidstaat verantwoordelijk voor de asielaanvraag, op voorwaarde dat de betrokkenen dat wensen.16 Indien reeds een beslissing in eerste aanleg is genomen, geldt deze bepaling dus niet. Om een hereniging van de familie te proberen verkrijgen in dergelijk geval, kan men zich beroepen op de « humanitaire clausule » of de «soevereiniteitsclausule» van de Dublinverordening (zie verder). D.
Scheiding voorkomen van gezin dat nog samen is
Indien meerdere leden van een gezin in dezelfde lidstaat gelijktijdig of met korte tussenpozen een asielverzoek indienen, en de toepassing van de Dublincriteria op hun situatie zou leiden tot een scheiding van de gezinsleden, dan zijn de lidstaten verplicht om het gezin bijeen te houden volgens de volgende twee regels:17
In eerste instantie is de lidstaat die volgens de Dublincriteria verantwoordelijk is voor de overname van het grootste aantal gezinsleden, verantwoordelijk voor de asielaanvragen van alle gezinsleden.
In tweede instantie, namelijk indien op grond van de eerste regel geen enkele lidstaat verantwoordelijk kan worden geacht, is de lidstaat die volgens de criteria
13
Artikel 15, lid 3 Dublinverordening. Artikel 7 Dublinverordening. 15 Verordening nr. 624/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, artikel 9. 16 Artikel 8 Dublinverordening. 17 Artikel 14 Dublinverordening. 14
8
verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van het oudste lid van de groep, verantwoordelijk voor de behandeling van alle asielaanvragen.
E.
Betekenis «gezinsleden»
Onder «gezinsleden» worden in de Dublinverordening de volgende leden van het gezin van de asielzoeker verstaan die zich op het grondgebied van een lidstaat bevinden, voor zover het gezin albestond in het land van herkomst:18
De echtgenoot van de asielzoeker of de ongehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat ongehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht.
De minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder het vorige punt, of van de asielzoeker, op voorwaarde dat zij ongehuwd en afhankelijk zijn en ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn.
De vader, moeder of voogd in het geval van een minderjarige en ongehuwde asielzoeker.
Familieleden die niet als gezinsleden kunnen worden beschouwd kunnen toch familiehereniging verkrijgen indien er een situatie van afhankelijkheid bestaat van het ene familielid ten opzichte van het andere, of indien de grondrechten van de asielzoeker dit vereisen. Deze gevallen, waarin lidstaten dus eveneens verplicht zijn om familieleden te herenigen of bijeen te houden, worden hieronder besproken.
I.1.2. Extra bescherming van de familie-eenheid Ondanks deze Dublincriteria die lidstaten verplichten om gezinnen te herenigen of bijeen te houden, is het in de praktijk mogelijk dat er zich toch nog gevallen voordoen waarin destrikte toepassing van de criteria resulteert in onaanvaardbare situaties van scheiding van familieleden.Om ook in dergelijke situaties de familie-eenheid te beschermen bestaan er aanvullende verplichtingen alsook mogelijkheden voor lidstaten om familieleden te herenigen of bijeen te houden in het kader van een asielprocedure. Deze verplichtingen en mogelijkheden zijn vervat in de «humanitaire clausule» en de «soevereiniteitsclausule» van de Dublinverordening.19
18 19
Artikel 2(i) Dublinverordening. Artikel 15 en artikel 3, lid 2 van de Dublinverordening.
9
A.
Verplichte familiehereniging op basis van afhankelijkheid van familieleden
Op basis van de «humanitaire clausule» van de Dublinverordening, zijn lidstaten verplicht20 om een asielzoeker en zijn familieleden bijeen te houden of te herenigen indien het ene familielid afhankelijk is van de hulp van het andere wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd, op voorwaarde dat er in het land van herkomst reeds familiebanden bestonden.21 a. Drie voorwaarden:22 (2) De familiebanden bestonden reeds in het land van herkomst. (3) Er bestaat een daadwerkelijke nood aan hulp omwille van een van de volgende situaties: a. Zwangerschap b. Pasgeboren kind c. Ernstige ziekte d. Zware handicap e. Hoge leeftijd (4) Het hulpverlenende familielid is werkelijk in staat die hulp te verlenen. b. Wie wordt beschouwd als « familieleden »? De term «familieleden»is veel ruimer dan de term «gezinsleden»,die wordt gebruikt in het kader van de gewone Dublincriteria. De verplichting van Staten om families te herenigen indien aan de voorwaarden is voldaan, bestaat dus ook wanneer de familiebanden minder nauw zijn dan bij «gezinsleden», zoals de banden tussen een vrouw en haar schoondochter, een vrouw en haar kleinkinderen, of ouders en hun meerderjarige kinderen.23 c. Wie moet afhankelijk zijn van wie? Het maakt niet uit welk familielid afhankelijk is en welk familielid de hulp verleent. Lidstaten zijn verplicht om familieleden te herenigen of bijeen te houden zowel wanneer het de asielzoeker
20
Een lidstaat kan alleen in uitzonderlijke situaties weigeren om familieleden te herenigen. Een lidstaat die de verantwoordelijkheid voor een asielaanvraag niet op zich neemt hoewel er zich een hierboven beschreven situatie voordoet, moet daarvoor een bijzondere motivering kunnen voorleggen. Zie Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, prejudiciële beslissing, K. tegen Bundesasylamt (federaal bestuur voor asielaangelegenheden),§ 46; Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C-245/11 van het Europees Hof van Justitie, § 47. 21 Artikel 15, lid 2 Dublinverordening; Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 46-47. 22 Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 42. 23 Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 38-41.
10
is die afhankelijk is van de hulp van een familielid dat zich in een lidstaat bevindt, als wanneer het een familielid is dat afhankelijk is van de hulp van de asielzoeker.24 d. Waar moet de asielzoeker zich bevinden? Het maakt niet uit of de asielzoeker zich op het grondgebied van de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat bevindt of in de lidstaat waar hij wenst herenigd te worden of samen te blijven met zijn familieleden. In beide situaties bestaat er een verplichting voor Staten om families te herenigen of samen te houden.25 e. Geen verzoek tot overname vereist Er is geen verzoek tot overname vereist van de ene aan de andere lidstaat opdat de laatstgenoemde lidstaat verplicht wordt om families te herenigen. Dus, wanneer de asielzoeker en een familielid die zich samen bevinden op het grondgebied van een lidstaat die op basis van de gewone Dublincriteria niet verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, kunnen bewijzen dat het ene familielid afhankelijk is van de hulp van het andere familielid omwille van een van de hierboven opgesomde redenen, dan mag die lidstaat deze situatie niet negeren door te wachten op een verzoek van de andere lidstaat die wel verantwoordelijk is op basis van de gewone Dublincriteria.De nieuw verantwoordelijke lidstaat moet de voorheen verantwoordelijke lidstaat wel in kennis stellen van de overgenomen verantwoordelijkheid.26 B.Verplichte familiehereniging op basis van grondrechten van de asielzoeker Wanneer de grondrechten van de asielzoeker, neergelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zouden geschonden worden door een lidstaat wanneer die lidstaat het asielverzoek niet zou behandelen maar overdragen aan een andere lidstaat (op basis van de Dublincriteria), dan is die
24
Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 32-36, alsook Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening nr. 343/2003, artikel 11, lid 1, dat artikel 15, lid 2 op deze manier uitlegt. Dit standpunt wordt niet gedeeld door de Advocaat-Generaal V. Trstenjak, die oordeelt dat deze bepaling enkel toepasselijk is op de situatie waarin de asielzoeker afhankelijk is van de hulp van het familielid, en niet andersom: Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C245/11 van het Europees Hof van Justitie, §49-55. De Advocaat-Generaal merkt onder andere op dat Verordening (EG) nr. 1560/2003 een uitvoeringsverordening is en dus de bepalingen van de basisverordening alleen maar kan aanvullen of verduidelijken, maar niet wezenlijk wijzigen. Het standpunt van het Hof van Justitie is met andere woorden voordeliger voor de asielzoeker en de bescherming van de familie-eenheid dan het standpunt van de Advocaat-Generaal. 25 Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 29-31. 26 Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 49-54. Volgens het Hof van Justitie zou wachten op een overnameverzoek de procedure tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat nutteloos verlengen. De snelle behandeling van asielaanvragen, een basisdoelstelling van de Dublinverordening, vereist dat de ene lidstaat automatisch verantwoordelijk wordt voor de asielaanvraag eens aan de voorwaarden van artikel 15, lid 2 van de Verordening is voldaan, ook zonder verzoek vanwege de andere lidstaat.
11
eerstgenoemde lidstaat verplicht om zelf het asielverzoek te behandelen.27In de familiecontext gaat het om een mogelijke schending van het recht op privé-, familie- en gezinsleven.28 Een scheiding van familieleden leidt niet automatisch tot een schending van het recht op familieleven.29 Er moet altijd een afweging gemaakt worden tussen de belangen van de familie enerzijds (de bescherming van de familie-eenheid), en de belangen van de Staten anderzijds (strikte toepassing van de Dublincriteria). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens was bijvoorbeeld van mening dat een scheiding van een koppel gedurende 5 jaren een schending uitmaakte van het recht op familieleven, op basis van de redenering dat « de voordelige gevolgen van het systeem [van spreiding van asielzoekers over de Zwitserse kantons] voor de Staat (…) minder zwaar doorwegen, in de afweging van belangen, dan de privébelangen van de verzoekster ».30 Relevante elementen in de beoordeling van de situatie zijn bijvoorbeeld de duur van de scheiding en de eventuele bijzondere kwetsbaarheid van de asielzoeker. a. Wie wordt beschouwd als «familieleden»? Het recht op familieleven beschermt ruimere familiebanden dan diegene die bestaan tussen «gezinsleden» zoals gebruikt in het kader van de gewone Dublincriteria. De verplichting van Staten om families bijeen te houden indien het recht op familieleven van de asielzoeker dit vereist, bestaat dus bijvoorbeeld ook in het geval van een familieband tussen een vrouw en haar schoondochter, een vrouw en haar kleinkinderen, of ouders en hun meerderjarige kinderen.31 b.Geen verzoek tot overname vereist Een expliciet verzoek tot overname vanwege de oorspronkelijk verantwoordelijke lidstaat is in deze gevallen niet vereist. De nieuw verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van de asielaanvraag moet de andere lidstaat wel op de hoogte stellen van de situatie.32
27
Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C-245/11 van het Europees Hof van Justitie, § 77 en 85. Zie ook Europees Hof van Justitie, 21 december 2011, N.S. tegen Secretary of State for the Home Department, zaak C-411/10; en Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 21 januari 2011, nr. 30696/09, M.S.S tegen België en Griekenland. 28 Artikel 7 Handvest van de Grondrechten van de EU; artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. 29 Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C-245/11 van het Europees Hof van Justitie, § 75, alsook het arrest N.S. e.a. tegen Secretary of State for the Home Department van het Europees Hof van Justitie, 21 december 2011, zaak C-411/10, § 77. De advocaat kan het recht op familieleven inroepen samen met de humanitaire clausule of de soevereiniteitsclausule van de Dublinverordening (artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten van de EU, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 15, lid 1 van de Dublinverordening en artikel 3, lid 2 van de Dublinverordening). Het is aan te raden ook verwijzing te maken naar de zaak K. tegen Bundesasylamt van het Europees Hof van Justitie voor de interpretatie van en relatie tussen de genoemde bepalingen. 30 Europees Hof voor de Rechten van de Mens, MengeshaKimfe tegen Zwitserland, 29 juli 2010, nr. 24404/05, § 70. 31 Europees Hof van Justitie, 6 november 2012, zaak C-245/11, § 38-41; Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C-245/11 van het Europees Hof van Justitie, § 60-62. 32 Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C-245/11 van het Europees Hof van Justitie, § 78-81.
12
C.
Mogelijke familiehereniging om humanitaire redenen
Een asielzoeker die zich niet kan beroepen op de gewone Dublincriteria, een situatie van afhankelijkheid of op het recht op familieleven om te worden herenigd met of niet te worden gescheiden van zijn familieleden, heeft mogelijks nog een laatste uitweg. Op verzoek van de lidstaat die op basis van de Dublincriteria verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag,33 kan een andere lidstaat (maar hij moet niet)34om humanitaire redenen en met instemming van de familieleden beslissen om de asielaanvraag over te nemen en zo de asielzoeker te herenigen met zijn gezinsleden of andere (verdere) afhankelijke familieleden.35 Deze mogelijkheid tot familiehereniging is gebaseerd op de humanitaire clausule van de Dublinverordening. Daarnaast kan elke lidstaat (zonder verplichting), ook zonder voorafgaand verzoek van de op basis van de Dublincriteria verantwoordelijke lidstaat,36 een asielaanvraag van een derdelander die bij hem is ingediend, behandelen.37 Deze mogelijkheid bestaat op grond van de soevereiniteitsclausule van de Dublinverordening. Het verschil met de humanitaire clausule is dat de soevereiniteitsclausule slechts kan worden ingeroepen door een lidstaat wanneer de asielzoeker reeds een asielaanvraag heeft gedaan in die lidstaat.38
I.2.
Asielzoeker in een niet-EU-land met familie in een EU-land: mogelijkheid tothumanitair visum
Wanneer de asielzoeker zich bevindt in een land buiten de Europese Unie (enbuiten Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein) terwijl zijn familieleden wel verblijven in een EU-land (of in Noorwegen, IJsland, Zwitserland of Liechtenstein), dan kan hij zich niet beroepen op de Dublinregeling om familiehereniging te bekomen. Dit is evenzeer het geval wanneer de asielzoeker zich bevindt in een EU-land (of een van de vier andere Dublin-lidstaten) waar de effectieve toegang tot de asielprocedure (een voorwaarde voor de toepassing van de Dublinregeling) niet is gegarandeerd, bijvoorbeeld in Griekenland. In dergelijke gevallen kan de
33
Lidstaten kunnen niet zonder meer beslissen om een asielaanvraag over te nemen met het oog op familiehereniging zonder dat hen daartoe een verzoek is gericht door de op basis van de Dublincriteria verantwoordelijke lidstaat. Dit volgt duidelijk uit de tekst van artikel 15, lid 1 van de Dublinverordening. 34 Hof van Justitie, 6 november 2012, C-245/11, § 27. Dit volgt ook duidelijk uit de tekst van artikel 15, lid 1 van de Dublinverordening. 35 Artikel 15, lid 1 Dublinverordening. 36 De eerstgenoemde Staat moet de andere lidstaat wel op de hoogte brengen van deze overgenomen verantwoordelijkheid. 37 Artikel 3, lid 2 Dublinverordening. Terwijl de humanitaire clausule enkel kan worden ingeroepen op humanitaire gronden, waaronder familiebanden, kan de soevereiniteitsclausule daarnaast ook ingeroepen worden om politieke of praktische redenen: Conclusie van Advocaat-Generaal V. Trstenjak, 27 juni 2012, zaak C-245/11 van het Europees Hof van Justitie, § 30 en 37-38 en Voorstel van de Europese Commissie voor een verordening van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, COM(2001) 447 def., toelichting op artikel 3. 38 Artikel 3, lid 2 Dublinverordening stelt expliciet dat « elke lidstaat een bij hem ingediend asielverzoek van een onderdaan van een derde land » kan behandelen (eigen nadruk).
13
asielzoekerwel een aanvraag doen tot het verkrijgen van een humanitair visum bij de Belgische ambassade of consulaat in het land waar hij verblijft.39
I.2.1. Het humanitair visum: een gunst maar geen recht Een humanitair visum is in principe geen recht maar een gunst. De Dienst Vreemdelingenzaken beoordeelt elk dossier op individuele basis. Een geval waarin een humanitair visum zou kunnen worden toegekend is de situatie van een meerderjarig kind dat alleen is achtergebleven in een niet-EU-land, terwijl zijn hele familie het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire bescherming heeft verkregen in België. Eenmaal in België met een humanitair visum kan het familielid in principe het voordeel genieten van een lang verblijf (meestal één jaar, verlengbaar), wat hem niet verhindert een asielaanvraag in te dienen om persoonlijke redenen of op basis van het principe van familie-eenheid (zie verder). Familiehereniging bekomen via een humanitair visum is veel moeilijker en vergt meer formaliteiten dan wanneer de asielzoeker via de Dublinregeling kan worden herenigd met zijn familie. De praktijk toont dat België slechts uitzonderlijk een humanitair visum aflevert. Het blijkt bijvoorbeeld geen evidentie voor familieleden van Syriërs die bescherming hebben verkregen in België.
I.2.2. Verplichting tot afleveren van humanitair visum bij risico op onmenselijke of vernederende behandelingen in herkomst- of transitland? Wanneer het humanitair visum geweigerd wordt, kan een beroep tot schorsing en annulatie worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV). Als de leden van de familie40 aantonen dat zij een moeilijk te herstellen ernstig nadeel ondergaan (of een ernstig risico daarop lopen), in het bijzonder onmenselijke of vernederende behandelingen, in het herkomst- of transitland, omwille van de weigering van het visum (humanitair of familiehereniging), dan kan de RVV de beslissing in uiterst dringende noodzakelijkheid schorsen. De RVV zou de Dienst Vreemdelingenzaken kunnen opdragen een visum af te leveren bij wijze van dringende voorlopige maatregelen, maar weigert dit te doen tot op vandaag41. In de 39
Artikel 9 Belgische Vreemdelingenwet van 15 december 1980. Het eenvoudige feit van de toekenning van subsidiaire bescherming aan de echtgenoot één jaar voordien omwille van willekeurig geweld, volstaat niet: men moet een ernstig nadeel en de uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen aantonen in de concrete situatie (RVV nr. 81 793 van 25 mei 2012; RVV nr. 87 148 van 7 september 2012; RVV nr. 93 827 van 17 december 2012). 41 De RVV (in het bijzonder nr. 74 258 van 31 januari 2012, § 4.2) is van mening dat zij de appreciatiebevoegdheid van de administratie niet kan schenden (op basis van het werkstuk van Michel LEROY, Contentieux administratif, 4de editie, p. 899). Nochtans had de Raad van State de Dienst Vreemdelingenzaken reeds opgedragen een visum uit te vaardigen als voorlopige maatregel « er van uitgaand dat de uitvaardiging van een toekenning van beperkt verblijf voor drie maanden de verzoekers toelaat zich te onttrekken aan het ingeroepen risico van een moeilijk te herstellen 40
14
praktijk verplicht de RVV de Dienst Vreemdelingenzaken om een nieuwe beslissing te nemen binnen een zeer korte termijn (bijvoorbeeld 5 dagen), hetgeen zich in praktijk meestal vertaalt in de aflevering van een visum. De RVV heeft bijvoorbeeld een visumweigering geschorst en de Dienst Vreemdelingenzaken opgedragen een nieuwe beslissing te nemen binnen de 5 dagen met betrekking tot: - de vrouw en kinderen van een Irakees die de subsidiaire bescherming in België heeft verkregen, omdat hun verlengd verblijf in Damas (Syrië) in 2012 het risico inhield dat ze zouden blootgesteld worden aan gewelddaden, in het bijzonder omwille van de onderdrukking van de betogingen met vuurwapens;42 - een bejaarde en zieke Irakesevrouw wiens zoon als vluchteling is erkend in België en wiens man en schoondochter werden vermoord in Irak, en die alleen in Damas verbleef terwijl de andere familieleden een visum voor familiehereniging hebben kunnen verkrijgen;43 - een vrouw en de drie kinderen van een Irakees die de subsidiaire bescherming heeft verkregen, die aantoont dat ze in gevaar verkeren in Bagdad omdat ze sjiiet zijn, na een golf van aanslagen gericht tegen de sjiieten;44 - de man en drie kinderen van een Somalische vrouw, erkend vluchteling in België, omdat ze in zeer precaire omstandigheden leefden in een vluchtelingenkamp in Kenia, waar de kinderen niet naar school gaan en het meisje het risico loopt op genitale verminking;45 - de moeder van een kind dat zich in België bevindt met een ernstige ziekte, op basis van een medisch certificaat dat aantoont dat de afwezigheid van de moeder de kans op genezing in gevaar brengt.46
II. Toekenning van bescherming op basis van de familie-eenheid II.1. Het principe van de familie-eenheid II.1.1. Toekenning van een « afgeleide » bescherming zonder persoonlijke vrees voor vervolging Volgens de definitie gegeven door de RVV kan« de toepassing van het principe van de familieeenheid (…) een uitbreiding van de internationale bescherming met zich meebrengen ten voordele van personen aan wie geen bewijs wordt gevraagd van persoonlijke redenen voor vervolgingsvrees» en moet dit principe begrepen worden « als een vorm van afgeleide ernstig nadeel, terwijl de administratie de mogelijkheid behoudt om de aanvraag tot gezinshereniging te behandelen volgens de normale voorwaarden » (RvSt nr. 144.175 van 4 mei 2005). Het is straf te bemerken dat de magistraat die dit arrest van de Raad van State heeft geveld niemand minder dan Michel Leroy was... 42 RVV nr. 73 660 van 20 januari 2012. Zie ook RVV (3 rechters) nr. 74 796 van 9 februari 2012, RVV nr. 76 023 van 28 februari 2012 (de RVV heeft deze visumweigeringen geannuleerd bij arrest nr. 84 096 van 29 juni 2012) en RVV nr. 97 746 van 22 februari 2013. 43 RVV nr. 82 114 van 31 mei 2012. 44 RVV nr. 90 509 van 26 oktober 2012. 45 RVV nr. 77 449 van 16 maart 2012 (er moet worden opgemerkt dat de RVV toestaat deze zaak te behandelen in uiterst dringende noodzakelijkheid terwijl het verzoek meer dan drie maanden na het notifiëren van de beslissing tot weigering van het visum werd ingediend). 46 RVV nr. 74 258 van 31 januari 2012.
15
bescherming, als gevolg van de kwetsbare situatie waarin zij zich bevinden omwille van het gedwongen vertrek van hun echtgenoot of echtgenote of hun natuurlijke beschermer».47Volgens het UNHCR« verkrijgen de familieleden die ten laste zijn van» het hoofd van de familie, dat erkend is als vluchteling,« normaliter het vluchtelingenstatuut ».48De familieledenvan wie het « hoofd » erkend vluchteling is genieten aldus normaliter dezelfde bescherming zonder een individuele vrees voor vervolging te moeten staven.49
II.1.2. Familiehoofd en de kwestie van het geslacht Het « familiehoofd » kan de man of de vrouw zijn, de moeder of de vader,of zelfs andere familieleden.Men moet er op letten dat men niet automatisch, ook niet onbewust, de man altijd beschouwt als diegene in wiens hoofde de voornaamste redenen bestaan voor de asielaanvraag, terwijl dit niet steeds het geval is.50De RVV heeft bijvoorbeeld al eens de subsidiaire bescherming toegekend aan de man van een vrouw die deze bescherming had verkregen op grond van een gewelddadige aanval met zuur.51
II.1.3. Noodzaak om de individuele vrees te onderzoeken indien deze bestaat Het principe van de familie-eenheid laat een persoon toe om het vluchtelingenstatuut « zijdelings » te verkrijgen terwijl die persoon op zichzelf niet voldoet aan de vluchtelingendefinitie van het Vluchtelingenverdrag van 1951. Anderzijds staat dit principe het de asielinstanties niet toe om de aanvragen tot bescherming automatisch te weigeren onder het voorwendsel dat het principe van familie-eenheid niet toepasselijk is.Met andere woorden, elk lid van de familie moet de mogelijkheid hebben om zijn eigen asielaanvraag te doen als hij daar redenen voor heeft52. En deze redenen kunnen uiteraard in het bijzonder gebaseerd zijn op de 47
Zie bijvoorbeeld RVV nr. 45 644 van 29 juni 2010, § 4.3. UNHCR, Handboek betreffende procedures en criteria, § 181. Dit principe komt voor in de Slotakte van de Conferentie die het Vluchtelingenverdrag van 1951 heeft aangenomen, en die « overheden aanbeveelt de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van de familie van de vluchteling en in het bijzonder om (…) het behoud van de familie-eenheid van de vluchteling te verzekeren, voornamelijk in het geval waarin het familiehoofd aan de gestelde voorwaarden voor zijn toelating tot een land heeft voldaan » (Aanbeveling B). 49 UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 9. Een beslissing van de RVV beweert – ten onrechte volgens ons – dat de toepassing van het principe van familie-eenheid afhangt van de kwestie van de geloofwaardigheid en het aantonen van gebeurtenissen, ingeroepen door een persoon wiens moeder en zus tien jaar voordien als vluchteling waren erkend (RVV nr.88 113 van 25 september 2012, § 4.4, 4.11). De toepassing van het principe van familie-eenheid afhankelijk stellen van het geloofwaardig bewijs van persoonlijke vrees slaat nergens op, omdat dit principe net dient om bescherming te verlenen – onder bepaalde voorwaarden – aan een familielid dat geen persoonlijke vrees aantoont. In dat geval doet de DVZ geen onderzoek van haar voorwaarden (ze onderzoekt bijvoorbeeld niet of een persoon ten laste is van haar moeder en zus). 50 UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 11; UNHCR, Bescherming van familie: uitdagingen in het implementeren van het beleid in de context van hervestiging, juni 2001, § 6. 51 RVV nr. 38 335 van 8 februari 2010, samenvatting aangehaald in het overzicht van rechtspraak 2009-2010 van de RVV, p. 78 http://www.cce-rvv.be. 52 UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 10 et 27 iv). 48
16
erkenning van een familielid53. Met andere woorden, het principe van familie-eenheid speelt in het voordeel van personen ten laste, maar niet in hun nadeel54. Een voorbeeld verduidelijkt dit. Het principe van familie-eenheid wordt geweigerd aan een asielzoekster wiens zoon erkend vluchteling is in België omdat zij niet kan bewijzen dat ze ten laste is van haar zoon. Daarentegen merkt de RVV op dat meerdere leden van haar familie en schoonfamilie ernstige vervolging hebben ondergaan in Rwanda en dat het « waarschijnlijk[is] dat deze vervolging voornamelijk haar oorsprong vindt in het feit dat de slachtoffers behoorden tot de familie van haar man [die in asielprocedure is in Frankrijk] die belangrijke politieke en administratieve functies heeft uitgeoefend onder het regime van president Habyarimana, en wie dus beschouwd wordt als een politiek tegenstander van het actuele regime in Rwanda ».Dit laat deze persoon toe om erkend te worden, niet alleen omwille van de erkenning van haar zoon, maar omdat « zij in het geval van terugkeer naar Rwanda terecht vreest te worden vervolgd door de nationale autoriteiten omwille van het feit dat ze behoort tot de sociale groep van de familie van een politiek tegenstander »55. Voor de praktijkwerkers is het dus belangrijk om altijd elk lid van de familie,bij voorkeur afzonderlijk,te bevragen, om vast te stellen of zij geen persoonlijke redenen kunnen doen gelden voor een asielaanvraag. Een vrouw die in eerste instantie verklaart dat ze nooit problemen heeft gehad in haar land en dat ze enkel haar man volgt, zou bijvoorbeeld kunnen behoren tot een familie, een religie of een sociale groep die risico loopt op vervolging, onafhankelijk van het koppel.
II.1.4. Een recht voor elkeen of een gunst voor sommigen? Het principe van familie-eenheid wordt door de auteurs van het Vluchtelingenverdrag van Genève van 1951 beschouwd als « een essentieel recht van de vluchteling »56.De uitdrukking is misleidend, want volgens de huidige stand van het recht kunnen we niet stellen dat de Staat de verplichting heeft om het vluchtelingenstatuut toe te kennen aan een persoon enkel en alleen omdat een familielid reeds erkend vluchteling is57. In de praktijk van de Belgische asielinstanties 53
De « kwalificatierichtlijn » erkent uitdrukkelijk dat « de familieleden, door het feit van hun band met de vluchteling, over het algemeen een risico lopen om blootgesteld te worden aan vervolgingsdaden die mogelijks de toekenning van het vluchtelingenstatuut rechtvaardigen » (Richtlijn 2004/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, 27ste considerans). 54 UNHCR, Handboek betreffende procedures en criteria, § 185. 55 RVV (3 rechters), nr.68 866 van 20 oktober 2011, § 6.2 – 6.7. 56 Slotakte van de Conferentie die het Vluchtelingenverdrag van 1951, aanbeveling B; UNHCR, Handboek betreffende procedures en criteria, § 185 ; UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 6. 57 De Raad van State stelt in dit verband het volgende: « zelfs in de veronderstelling dat de aanbeveling van de conferentie [die het Vluchtelingenverdrag van Genève van 1951 heeft aangenomen] (…) een dwingende natuur heeft in België, heeft ze niet tot gevolg dat de bevoegde autoriteiten verplicht zijn een persoon als vluchteling te erkennen om het eenvoudige feit dat dit statuut toegekend werd aan een familielid » (RvSt nr. 197.893 van 17 november 2009). Een bepaald arrest van de Raad van State (RvStnr. 118.506 van 22 april 2003) wordt vaak ingeroepen om het idee te ondersteunen dat het principe van familie-eenheid geen recht is omdat het niet is ingeschreven in de tekst van het Verdrag van 1951. Niettemin moet de reikwijdte van dit arrest beperkt worden want het limiteert zich tot het bevestigen van de weigering tot toekenning van het vluchtelingenstatuut aan een persoon omdat de situatie in het herkomstland substantieel gewijzigd was sinds de erkenning van de twee broers. De
17
wordt het principe soms quasi-automatisch toegepast alsof het om een recht ging, namelijk wanneer de leden van het kerngezin hun asielaanvraag linken aan die van de voornaamste asielzoeker58, terwijl het in andere gevallen als gunst wordt beschouwd…
II.2. De criteria voor toekenning van bescherming op basis van familie-eenheid Er bestaat geen bindende lijst van criteria waaraan de toekenning van het vluchtelingenstatuut op basis van familie-eenheid wordt gekoppeld. Een analyse van de rechtspraak van de RVV laat ons wel toe bepaalde voorwaarden te identificeren, waarvan er vier telkens terugkomen en twee vaak gebruikt worden maar betwistbaar zijn. De wijze waarop deze voorwaarden worden toegepast en de mate waarin de rechters eisen dat deze zijn voldaan kunnen variëren per individueel geval. De hier gegeven voorbeelden laten toe bepaalde tendensen te illustreren maar zijn soms zeer specifiek. Het moet hier worden herhaald dat praktijkwerkers de bestaande rechtspraak uiteraard kunnen inroepen om een dossier te ondersteunen, maar dat niets de rechters verplicht om bescherming toe te kennen alleen omdat een collega het in een vorige, vergelijkbare zaak heeft gedaan.
II.2.1. Een familielid hebben dat erkend vluchteling is of begunstigde van subsidiaire bescherming Om een « afgeleide » bescherming te verkrijgen op basis van het principe van familie-eenheid, moet er logischerwijs een familielid zijn die geniet van het vluchtelingenstatuut 59of de subsidiaire bescherming60. Deze erkenning kan plaatsvinden op hetzelfde moment of meerdere jaren terug verkregen zijn.
voorwaarden voor toepassing van het principe van familie-eenheid, zoals de vraag of de persoon ten laste was van de broers, werden niet onderzocht. 58 De RVV beperkt zich er bijvoorbeeld toe vast te stellen dat « de verzoeker de band met de moeder heeft aangetoond die haar verenigt met Meneer [erkend vluchteling bij beslissing van dezelfde dag], en niets zich er tegen verzet dat zij het voordeel van de toepassing van het principe geniet » (RVV nr. 45 644 van 29 juni 2010, § 4.4). Voor de Franstalige Raad van State « legt dit algemeen rechtsbeginsel, toepasselijk op vluchtelingen, wat in het bijzonder voortkomt uit bepalingen van het Verdrag van Genève, op dat, met het oog op het absoluut verzekeren aan vluchtelingen van de bescherming voorzien door het voormelde verdrag, hetzelfde statuut wordt toegekend aan de persoon van dezelfde nationaliteit die verenigd was met een vluchteling via een huwelijk op het moment waarop deze zijn erkenning heeft aangevraagd, alsook aan minderjarige kinderen van deze vluchteling » (RvSt Fr. Nr.28 3246, 23 februari 2009, www.refworld.org/pdfid/4a72ebd42.pdf). 59 Een persoon wiens ouders zich in België bevinden zonder als vluchteling te zijn erkend kan logischerwijze niet van het voordeel genieten van het principe van familie-eenheid (RVV nr. 63 198 van 16 juni 2011, § 3.6). De vader van een Belgisch kind kan uiteraard niet als vluchteling worden erkend om deze reden (RVV nr. 64 948 van 15 juli 2011, § 2.6). 60 Voor een recent geval, zie RVV nr. 100 714 van 10 april 2013, § 2.5. In het vervolgdeel van de tekst van punt II beperkt men zich er toe de « erkende vluchteling » te vermelden, waarbij men dus eveneens de begunstigde van subsidiaire bescherming bedoelt.
18
II.2.2. Een familieband aantonen met de begunstigde van de bescherming De persoon die bescherming verzoekt op basis van familie-eenheid, moet zijn familieband aantonen met de erkende vluchteling of subsidiair beschermde. De RVV heeft bijvoorbeeld bescherming geweigerd aan: - een verzoekster die beweert dat ze de zus is van twee personen (die ze voorstelt als haar broer en zus) die het vluchtelingenstatuut 10 jaar vroeger hebben verkregen, zonder het bewijs te leveren van haar verwantschapsband met hen en terwijl ze ernstige tegenstrijdigheden vertelt met hun verhaal61; - een meerderjarige verzoeker die beweert dat « al zijn familieleden »erkend zijn als vluchteling in België, zonder hen te identificeren62; - een vrouw wiens aanvraag tot familiehereniging met een erkende vluchteling in België geweigerd werd op basis van verdenking van schijnhuwelijk, zonder dat ze deze weigering heeft aangevochten63. Welke familieleden kunnen bescherming verkrijgen op basis van het principe van familieeenheid?Er bestaat geen exhaustieve lijst. Het is duidelijk dat het principe de leden van het « kerngezin » dekt (man, vrouw en minderjarige kinderen). Het is niet noodzakelijk dat men officieel gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft om het voordeel te genieten van de bescherming. Het UNHCR is van mening dat « de koppels die werkelijk verloofd zijn, die traditioneel gehuwd zijn of die sinds lange tijd samenwonen worden beschouwd (…) als zijnde een familie met het oog op de herinstallatie »64. Meerderjarige kinderen genieten het voordeel van de bescherming indien ze ten laste zijn van hun ouders65. In bepaalde gevallen kunnen ook leden van de uitgebreide familie (ouders, broers, zussen, nonkels, tantes, neven en nichten, geadopteerde kinderen…) in aanmerking komen in functie van de culturele context en de specifieke situatie. Volgens het UNHCR zou met affectieve banden en banden van afhankelijkheid op dezelfde manier rekening moeten worden gehouden als met officiële of biologische titels van familiebanden66. Het overleggen van officiële documenten die de familieband aantonen wordt niet systematisch vereist. In de praktijk heeft de RVV reeds bescherming verleend op basis van de familie-eenheid aan:
61
RVV nr. 13.845 van 8 juli 2008, § 3.3. - 3.5. RVV nr. 54 282 van 12 januari 2011, § 3.3, 3.4. 63 RVV nr. 101 701 van 25 april 2013, § 2.6. en 2.8. 64 UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 3, noot 3. 65 UNHCR, Bescherming van familie: uitdagingen in het implementeren van beleid in de context van resettlement, juni 2001, § 21, http://www.refworld.org/docid/4ae9aca12.html. 66 UNHCR, Bescherming van familie: uitdagingen in het implementeren van beleid in de context van resettlement, juni 2001, § 1 c), 10-12, 46, http://www.refworld.org/docid/4ae9aca12.html. Het UNHCR betreurt de beperkte definitie van de familie aangenomen door de kwalificatierichtlijn en moedigt Staten aan een statuut te verlenen aan leden van de uitgebreide familie die ten laste zijn, in overeenstemming met het recht op familieleven vastgelegd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (UNHCR, UNHCR AnnotatedComments on the EC Council Directive 2004/83/EC of 29 April 2004 on Minimum Standards for the Qualificationand Status of Third Country Nationals or Stateless Persons as Refugees or as Persons WhoOtherwiseNeed International Protectionand the Content of the ProtectionGranted (OJ L 304/12 of 30.9.2004), 28 januari 2005, art. 23 http://www.refworld.org/docid/4200d8354.html). 62
19
-
-
een ongehuwde partner van een 3 jaar voordien erkende vluchteling in België67; het minderjarige zusje van een erkende broer die haar enige natuurlijke beschermer is68; een nicht die haar familieband aantoont met een familiesamenstelling opgesteld door een tante in tempore non suspectoop het moment van haar asielaanvraag 8 jaar voordien en een samenstelling van het huidige huishouden door de gemeente69; de meerderjarige gehandicapte zoon en de schoondochter van ouders die erkend vluchteling zijn70; een zus die een samenstelling van het huishouden voorlegt die aantoont dat ze samenwoont met haar broer die als vluchteling werd erkend 2 jaar voordien71.
De RVV is van mening dat het principe van familie-eenheid « toepasselijk is op personen die ten laste waren van de vluchteling voor het vertrek van deze laatste uit het land van herkomst » maar ook « op personen wiens situatie, ná dat vertrek, op zo’n manier is geëvolueerd dat deze hen afhankelijk maakt van zijn bijstand »72. Volgens de meeste rechters van de RVV zou de familieband (officieel of niet) dus reeds moeten bestaan op het moment van de vlucht vanuit het herkomstland. De RVV heeft bijvoorbeeld geweigerd om bescherming toe te kennen aan: - een echtgenote die haar man, erkend vluchteling, niet kende voor zijn vertrek uit zijn herkomstland73; - een vrouw die in 2011 gehuwd is met een sinds 2009 erkend vluchteling in België en die openlijk verklaart dat ze geen enkel probleem ervaart in haar herkomstland maar enkel haar echtgenoot komt vervoegen74. Soms toont de RVV zich milder. Zo heeft de Raad bijvoorbeeld de subsidiaire bescherming toegekend aan een Afghaanse vrouw, getrouwd in 2010 met een Afghaan die begunstigde was van de subsidiaire bescherming en in België verbleef sinds 200775. Deze brede interpretatie stemt overeen met het standpunt van het UNHCR, dat pleit voor de toepassing van het principe van familie-eenheid ook ten opzichte van families die gevormd worden tijdens de vlucht of bij aankomst in het ontvangstland76. 67
De RVV kent bescherming toe terwijl de verzoekster duidelijk weergeeft dat ze geen persoonlijke vrees heeft: « Ik heb geen enkel probleem in het land, ik ben mijn man in België komen vervoegen. Ik ben aangekomen in 2011. Ik heb verschillende stappen ondernomen om te huwen maar dat heeft problemen gesteld. Daarom heb ik een asielaanvraag ingediend, om mijn situatie te regulariseren. » (RVV nr. 98 069 van 28 februari 2013, § 5.8). 68 RVV nr. 25.068 van 26 maart 2009, § 3.3 et 3.4. 69 RVV nr. 63.643 van 23 juni 2011, § 5.7. 70 RVV nr. 85 165 van 25 juli 2012, § 5.9. 71 RVV nr. 19.287 van 26 november 2008; § 3.1 – 3.4. 72 RVV nr. 67 402 van 28 september 2011, § 3.6. 73 Volgens het CGVS « speelt het principe van familie-eenheid enkel in het voordeel van de personen ten laste, wat het bestaan veronderstelt, tussen de « afgeleide » verzoeker en de erkende vluchteling, van vroegere of huidige sterke banden met de erkende vluchteling » (wat de RVV bevestigt, arrest nr. 63 013 van 14 juni 2011, § 4.5; zie ook RVV nr. 67 469 van 28 september 2011, § 5.10). 74 RVV nr. 91 774 van 20 november 2012, § 2.2; RVV nr. 89 618 van 12 oktober 2012, § 2.6 (vergelijkbaar geval). 75 RVV nr. 100 714 van 10 april 2013, § 2.5. 76 UNHCR, UNHCR comments on the European Commission's proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on minimum standards for the qualification and status of third country nationals or stateless persons as beneficiaries of international protection and the content of the protection granted (COM(2009)551, 21 October 2009), 29 juli 2010, pp. 10-11, http://www.refworld.org/docid/4c503db52.html.
20
II.2.3. Ten laste zijn van de begunstigde van de bescherming Het bewijs van familieband met de erkende vluchteling is niet genoeg om een zijdelingse of afgeleide bescherming te verkrijgen. Men moet ook « ten laste » zijn van de erkende vluchteling. Volgens het UNHCR betekent dit niet noodzakelijk een directe financiële afhankelijkheid voor de essentiële behoeften, maar moet ook een affectieve afhankelijkheid in overweging worden genomen77. De definitie van de RVV lijkt beperkter te zijn: « onder persoon ten laste begrijpt de Raad een persoon die, omwille van zijn leeftijd, een handicap of een gebrek aan eigen bestaansmiddelen, materieel of financieel afhangt van de bijstand die hem verleend wordt door het familielid dat erkend vluchteling is, of een persoon die juridisch onder het gezag staat van deze laatste »78. In de praktijk variëren de bewijsmiddelen in functie van de verwantschapsband en de specifieke situatie. Kinderen jonger dan 18 jaar en gehandicapte personen van welke leeftijd ook worden verondersteld ten laste te zijn van de erkende vluchteling79. De instanties tonen zich veeleisender ten opzichte van meerderjarige kinderen of leden van de uitgebreide familie (neven of nichten, ouders of grootouders, broers en zussen…). De RVV heeft bijvoorbeeld geoordeeld dat de voorwaarde van ten laste te zijn voldaan was toen: - een minderjarig meisje in België aangekomen was onder begeleiding van haar moeder(en toevertrouwd was aan de zorg van haar moeder door een rechtbank)80; - een nicht aantoonde dat ze had samengewoond met haar tante, erkend vluchteling, vóór haar vlucht uit het herkomstland; ze met de tante voorkwam op een samenstelling van de huidige huishouding; en bovendien aantoonde dat haar tante haar schoolgeld had betaald81; - een meerderjarig meisje met zware gezondheidsproblemen door uitbuiting in de prostitutie, samenwoonde met haar ouders die erkende vluchtelingen waren82; - een echtgenote een samenstelling van huishouden door de gemeente voorlegde die de samenwoonst aantoonde met haar man, die erkend vluchteling was sinds 2 jaar83. De RVV heeft de bescherming daarentegen geweigerd in het geval van: - een zoon van 30 jaar die leefde van zijn beroepsinkomsten als boekhouder in zijn land van herkomst, geen beroep heeft gedaan op zijn ouders, erkende vluchtelingen in België, om een tenlasteneming en een visum te bekomen, en die, eens aangekomen, verbleven
77
UNHCR, Bescherming van familie: uitdagingen in het implementeren van beleid in de context van resettlement, juni 2001, § 13. 78 RVV nr. 66 620 van 13 september 2011, § 6.7; RVV nr. 67 469 van 28 september 2011, § 5.10. 79 UNHCR, Bescherming van familie: uitdagingen in het implementeren van beleid in de context van resettlement, juni 2001, § 13. 80 RVV nr. 73 249 van 13 januari 2012, § 6.4. 81 RVV nr. 63 643 van 23 juni 2011, § 5.9. 82 CCE nr. 88 021 van 24 september 2012, § 4.11 (voor een beknopte commentaar, zie Sylvie SAROLEA, « Het principe van familie-eenheid in het asielrecht », Newsletter van l’EDEM, oktober 2012, https://www.uclouvain.be/cps/ucl/doc/ssh-cdie/documents/NewsletterEDEMoctobre.pdf). 83 RVV nr. 11 528 van 22 mei 2008, § 5.4.
21
-
-
-
heeft in de opvangstructuren zonder aan zijn ouders te vragen om hem onderdak te verlenen84; een moeder die een medisch certificaat voorlegt dat aantoont dat ze gewond is geweest door een kogel in de rugin Irak zonder aan te tonen dat haar situatie een opvang bij haar dochter, begunstigde van de subsidiaire bescherming, noodzaakt85; een moeder die niet aantoont ten laste te zijn van haar dochter86; een moeder die het feit inroept dat « in haar cultuur, een moeder bij de zonen, die zelf in België verblijven, moet leven »,zonder aan te tonen dat ze ten laste is van haar zonen87; een persoon die niet aantoont dat ze een huishouden vormt met de vader van haar kind, die allebei erkend vluchteling zijn88; een meerderjarig kind dat zich er toe beperkt te vermelden dat zijn vader erkend vluchteling is in Frankrijk sinds6 jaar zonder te bewijzen dat hij ten laste is van de vader89; de partner van een Guinese vrouw, erkend vluchteling, die niet aantoont ten laste te zijn van haar en die evenmin aantoont de vader te zijn van haar dochter90.
II.2.4. Geen voorwerp uitmaken van de uitsluitingsclausule Wanneer de asielinstanties « ernstige redenen hebben om te denken » dat de persoon die bescherming vraagt op basis van familie-eenheid een oorlogsmisdrijf (of een daarmee gelijkgesteld misdrijf) heeft begaan, een ernstig niet-politiek misdrijfbuiten België of « handelingen in strijd met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties », dan zal deze persoon uitgesloten worden van het vluchtelingenstatuut, zoals de « uitsluitingsclausule » van het Verdrag van Genève van 1951 voorziet91. Daarentegen strekt de uitsluiting van het familiehoofd op deze grond zich niet uit tot zijn familieleden die niet hebben deelgenomen aan een misdrijf of een handeling bedoeld door de uitsluitingsgronden. Dus, wanneer een familielid (meestal de vader, echtgenoot of broer) uitgesloten is van het vluchtelingenstatuut, zullen de personen ten laste van hem (bijvoorbeeld de echtgenote en de kinderen) het vluchtelingenstatuut kunnen verkrijgen indien zij een individuele vrees voor vervolging aantonen, die mogelijks gelinkt is aan de feiten die tot de uitsluiting van het familielid hebben geleid92. De RVV heeft 84
RVV nr. 66 620 van 13 september 2011, § 6.8. RVV nr. 100 862 van 11 april 2013, § 2.6, waarbij wordt gesuggereerd dat dit soort situatie moet worden behandeld in het kader van een aanvraag tot regularisatie. 86 RVV nr. 67 469 van 28 september 2011, § 5.10. 87 RVV nr. 67 402 van 28 september 2011, § 3.6. 88 RVV nr. 58 081 van 18 mars 2011, § 2.7, 2.8. 89 RVV nr. 58 831 van 29 mars 2011, § 4.3.2.2. 90 RVV nr. 65 402 van 5 augustus 2011, § 5.8. 91 De uitsluiting richt zich ook op « personen die de aanstokers zijn van misdrijven of handelingen opgesomd in artikel 1 F van het Verdrag van Genève, of die er aan hebben deelgenomen op een of andere manier » (Wet van 15 december 1980, art. 55/2). 92 UNHCR, Richtlijnen over de internationale bescherming nr. 5: toepassing van de uitsluitingsclausules: artikel 1F van het Verdrag van 1951 betreffende het vluchtelingenstatuut, 4 september 2003, HCR/GIP/03/05, § 29, http://www.refworld.org/docid/4110bc314.html; Geoff GILBERT, « Current issues in the application of the exclusionclauses », E. FELLER, V. TÜRK, F. NICHOLSON, RefugeeProtection in International Law: UNHCR's Global Consultations on International Protection, Cambridge University Press, 2003, p. 474. 85
22
bijvoorbeeld de meerderjarige zoon erkend van een vader die uitgesloten was omwille van zijn rol tijdens het repressieve regime van Saddam Hussein93. II.2.5. Dezelfde nationaliteit hebben als de erkende vluchteling? Volgens de RVV94 kan de toekenning van een afgeleide bescherming aan een familielid van een vluchteling in toepassing van het principe van familie-eenheid niet gebeuren indien het persoonlijke statuut van de persoon daartoe een obstakel vormt, in het bijzonder omdat die persoon een andere nationaliteit zou bezitten. Zo hebben de rechters geweigerd het vluchtelingenstatuut toe te kennen aan: - een Congolese vrouw wiens partner en zoon, allebei Burundees, als vluchteling erkend zijn, omdat haar vrees in geval van terugkeer naar Congo niet geloofwaardig is (terwijl ze stelt Congo verlaten te hebben aan de leeftijd van 7 jaar)95; - een Bosnische vrouw wiens echtgenoot erkend is als vluchteling omwille van terechte vrees ten opzichte van Kosovo, omdat zij « niet aantoont dat de Bosnische autoriteiten geen redelijke maatregelen nemen om vervolging en ernstige schade te verhinderen (…) [die zij] zegt persoonlijk te vrezen »96. In tegenstelling tot deze beperkte interpretatie, zouden we kunnen stellen dat met de familieeenheid moet worden rekening gehouden zelfs indien de familieleden verschillende nationaliteiten hebben. In een bepaalde zaak had het CGVS geweigerd om het principe van familie-eenheid toe te passen en werd asiel dus geweigerd aan een Senegalees meisje van 6 jaar wiens Guinese moeder erkend vluchteling in België was, op basis van de redenering dat zij zonder vrees kon terugkeren naar haar vader in Senegal. De RVV stelde dat « het eenvoudige feit van de jonge leeftijd van de verzoekende partij, hetgeen de tenlasteneming door een van beide ouders vereist, het feit dat de verwantschaptussen deze laatste en haar moeder, erkend vluchteling in België, niet in twijfel wordt getrokken, en de totale afwezigheid van de vader in de opvoeding van het kind » rechtvaardigende toekenning « op grond van de familie-eenheid, van het statuut van een van haar twee ouders dat het meest voordelig is voor haar, namelijk dat van vluchteling toegekend aan de moeder »97. 93
RVV nr. 90 822 van 30 oktober 2012, § 2.5.3. RVV nr. 45 095 van 18 juni 2010, § 4.6. 95 VBCV, beslissing nr. 02-2012/R11620/cd, van 23 mei 2003 (bevestigd door RvSt nr. 197 893 van 17 november 2009). 96 RVV nr. 45 095 van 18 juni 2010, § 4.4- 4.10. Volgens de RVV heeft artikel 23 van de Richtlijn 2004/83/EC van de Raad van de EU (« De lidstaten zorgen ervoor dat de familieleden van een begunstigde van het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire bescherming die, individueel, de voorwaarden niet vervullen om dat statuut te verkrijgen, aanspraak kunnen maken op de voordelen bedoeld in artikelen 24 tot 34 [in het bijzonder de toekenning van een verblijfstitel], in overeenstemming met nationale procedures en in de mate waarin dat verenigbaar is met het persoonlijk juridisch statuut van het familielid ») « geen directe werking », « doet het geen enkel recht ontstaan in hoofde van het familielid van een begunstigde van het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire bescherming om het voordeel te genieten van ditzelfde statuut » en « herinnert het de lidstaten aan de noodzaak rekening te houden met het persoonlijk juridisch statuut van het familielid » (ibid., § 4.6). 97 RVV nr. 92 565 van 30 november 2012, § 5.8 (Revue du droit des étrangers, nr. 170, pp. 612-616). Aan het CGVS, dat zich steunt op het Handboek betreffende procedures en criteria van het UNHCR, dat een toekenning van het vluchtelingenstatuut lijkt uit te sluiten voor een verzoeker die bescherming kan verkrijgen in het land van zijn 94
23
II.2.6. Indienen van de aanvraag kort na die van de erkende vluchteling? Het principe van familie-eenheid is niet alleen van toepassing wanneer alle leden van de familie op hetzelfde moment een asielaanvraag indienen, maar ook in een procedure ingediend na een eerste erkenning als vluchteling van een of meerdere familieleden na een tijdelijke scheiding98. De RVV heeft bijvoorbeeld bescherming toegekend aan: - een echtgenote aangekomen één jaar nadat haar man het vluchtelingenstatuut had verkregen (terwijl het CGVS zich er toe beperkte te stellen dat deze erkenning « niet kon volstaan om » haar het vluchtelingenstatuut toe te kennen,zonder enige analyse van het principe van familie-eenheid99; - een vrouw, gehuwd in 2010 met een Afghaan die in België verblijft sinds 2007 op basis van de subsidiaire bescherming (terwijl het CGVS de aanvraag had geweigerd om de reden dat zij zich niet in dezelfde situatie bevond als haar man en dat ze een procedure tot familiehereniging moest doorlopen)100. In de praktijk stellen we helaas vast dat de beslissingen van de asielinstanties vaak strenger zijn voor familieleden die aangekomen zijn lang na de toekenning van bescherming aan het familiehoofd.
nationaliteit (§ 185), antwoordt de RVV dat « het handboek betreffende procedures als doel heeft om niet-bindende richtlijnen te verschaffen die toelaten het Verdrag van Genève toe te passen in alle duidelijkheid en in het belang van de vluchteling » en dat « het van belang is de geest van de tekst te begrijpen en de conclusies van het genoemde handboek in overweging te nemen », die in het bijzonder stellen dat men rekening moet houden met persoonlijke elementen eigen aan elke verzoeker, dat de vaststelling van het vluchtelingenstatuut geen eenvoudige formaliteit is, noch een automatisch proces en dat ze rekening moet houden met menselijke factoren die aanwezig zijn. Wij zijn van mening dat de benadering van de RVV correct is. In de realiteit verzet geen enkele tekst zich tegen de toekenning van het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire bescherming aan een persoon die een andere nationaliteit heeft dan de voornaamste begunstigde van de bescherming op basis van de familie-eenheid. Indien het UNHCR deze toekenning weigert omdat het persoonlijk statuut van de persoon zich er tegen verzet (UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 9), lijkt het UNHCR in realiteit voornamelijk de situatie op het oog te hebben waarin dit persoonlijk statuut de persoon een sterkere bescherming zou kunnen verschaffen dan het vluchtelingenstatuut, bijvoorbeeld het feit het voordeel te genieten van de nationaliteit van het land van herkomst. Het UNHCR herinnert er overigens aan dat men het Verdrag van Genève moet interpreteren in lijn met het recht op familieleven en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (UNHCR, UNHCR AnnotatedComments on the EC Council Directive 2004/83/EC of 29 April 2004 on Minimum Standards for the Qualificationand Status of Third Country Nationals or Stateless Persons as Refugees or as Persons WhoOtherwiseNeed International Protectionand the Content of the ProtectionGranted (OJ L 304/12 of 30.9.2004), 28 januari 2005, art. 23 http://www.refworld.org/docid/4200d8354.html). 98 UNHCR, Handboek betreffende procedures en criteria, § 186. 99 RVV nr. 11 528 van 22 mei 2008, § 1 (de RVV heeft de echtgenote erkend als vluchteling). 100 RVV nr. 100 714 van 10 april 2013, § 2.5.
24
III.De voordelen van het principe van familie-eenheid in vergelijking met de procedure voor familiehereniging
Voor de personen in kwestie is het voordeliger om een « afgeleide » bescherming te verkrijgen van die van het familielid of om via een Dublinprocedure te worden herenigd, dan om de lastige weg af te leggen van familiehereniging in de strikte zin101. De toepassing van het principe van familie-eenheid in het kader van de asielprocedure biedt in het bijzonder voordelen met betrekking tot de volgende aspecten: -
De « afgeleide » internationale bescherming kan worden toegekend aan een persoon die een effectief familieleven deelt met de begunstigde van een bescherming zelfs zonder formeel bewijs, terwijl familiehereniging een huwelijk of geregistreerd partnerschap vereist102.
-
De begunstigde van de « afgeleide » bescherming moet geen behoorlijke huisvesting, ziektekostenverzekering of stabiele en toereikendebestaansmiddelen aantonen, in tegenstelling tot de verzoeker van familiehereniging die zijn aanvraag indient meer dan een jaar na het verkrijgen van de bescherming door zijn ouder103.
-
De internationale bescherming biedt in principe een autonomer en stabieler verblijf104dan de familiehereniging, die recht geeft op een verblijf van één jaar(verlengbaar) en met mogelijke intrekking tijdens de eerste drie jaren indien de voorwaarden voor toekenning niet langer voldaan zijn105.
-
De kostprijs van het transport wordt ten laste genomen van de Staat in het kader van de Dublinregeling, terwijl deze door de persoon zelf wordt betaald in het kader van familiehereniging.
-
Het familielid vraagt internationale bescherming aan asielinstanties in België, hetgeen hem toelaat zijn familieleven te leiden tijdens de duur van de procedure, terwijl familiehereniging moet aangevraagd worden bij de bevoegde diplomatieke post in het buitenland en enkel in beperkte gevallen in België kan worden aangevraagd(indien de
101
Wet van 15 december 1980, art. 10 tot 12bis. De wet verbiedt de Dienst Vreemdelingenzaken om familiehereniging te weigeren aan vluchtelingen of begunstigden van de subsidiaire beschermingom reden van afwezigheid van officiële documenten die de (bloed)verwantschapsband bewijzen (Wet van 15 december 1980, art. 11 § 1 al. 2), wat niet alle praktische problemen oplost (zie BCHV, Contributionto theconsultation on the right to family reunification of third-country nationals living in the European Union (Directive 2003/86/EC), http://www.cbar-bchv.be, pp. 5-6). 103 Wet van 15 december 1980, art. 10 § 2, al. 5. 104 De mogelijkheden tot intrekking van het vluchtelingenstatuut en de subsidiaire bescherming zijn beperkt en kunnen het voorwerp uitmaken van een beroep in volle rechtsmacht bij de RVV (Wet van 15 december 1980, art. 39/2 et 57/6, nr. 4 et nr. 7). In principe behouden de familieleden die het vluchtelingenstatuut hebben verkregen op basis van het principe van familie-eenheid dit statuut zelfs in het geval dat de familieband verdwijnt (echtscheiding, uiteengaan…) of in geval van overlijden van het familiehoofd (UNHCR, Handboek betreffende procedures en criteria, § 187). 105 Wet van 15 december 1980, art. 11. 102
25
persoon reeds een wettig verblijf in België heeft of in het geval van « buitengewone omstandigheden » die zeer beperkt worden geïnterpreteerd)106. Volgens het UNHCR en het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV) kunnen de wetgeving en de praktijk van de Dienst Vreemdelingenzaken betreffende familiehereniging leiden tot « complexe en dure procedures, te lange scheidingen»en maken ze «het recht op familiehereniging voor deze begunstigden van bescherming in bepaalde mate bijzonder moeilijk »107. De strikte voorwaarden toegepast op familiehereniging komen soms onmenselijk over in crisissituaties zoals voor de slachtoffers van de oorlog in Syrië, reden waarom NGO’s hun versoepeling vragen, helaas zonder succes tot op vandaag108. Wanneer de asielinstanties weigeren om bescherming toe te kennen op basis van het principe van familie-eenheid, kan deze weigering de persoon soms dwingen terug te keren naar zijn land van herkomst om een visumaanvraag in te dienen tot familiehereniging (of een humanitair visum), wat een scheiding met de partner of kinderen met zich meebrengt die meerdere maanden kan duren.In bepaalde gevallen kan dergelijke weigering disproportionele gevolgen hebben, in het bijzonder indien de persoon niet de middelen heeft om zijn verblijf in het buitenland te financieren tijdens de maanden van de procedure tot aflevering van het visum109.
IV. Wie moet rekening houden met de familie-eenheid en het hoger belang van het kind? IV.1. Moeten de asielinstanties geen rekening houden met de bescherming van het familieleven?
106
Wet van 15 december 1980, art. 12 bis, § 1; KB van 8 oktober 1981, art. 26/2 § 1. Buitengewone omstandigheden zijn omstandigheden die het onmogelijk of bijzonder moeilijk maken om de aanvraag in het land van herkomst in te dienen. Zo kunnen bijvoorbeeld het verlies van een schooljaar, bepaalde medische redenen of een toelaatbaar cassatieberoep tegen de weigering van een asielaanvraag, buitengewone omstandigheden uitmaken. Anderzijds wordt de lange duur van het verblijf of de asielprocedure in België niet zomaar als buitengewone omstandigheid aanvaard, noch een goede integratie, het zoeken naar werk of het hebben van een sociaal netwerk in België. Zie L. DENYS, Overzicht van het vreemdelingenrecht, 2012, UGA, Kortrijk-Heule, p. 158 en 91-97, en de aangehaalde rechtspraak. In praktijk heerst grote onzekerheid. Het schoolgaan van kinderen wordt bijvoorbeeld niet noodzakelijkerwijs als buitengewone omstandigheid beschouwd die toelaat een aanvraag vanuit België te doen (RVV nr. 39 361 van 25 februari 2010), ook al moet de Dienst Vreemdelingenzaken rekening houden met het hoger belang van kinderen (RVV nr. 45 618 van 29 juni 2010). 107 Deze organisaties beschrijven de volgende problemen : “de strengere voorwaarden voor gezinshereniging die van toepassing zijn op personen die subsidiaire bescherming genieten; de enge definitie van gezinsleden van een begunstigde van internationale bescherming en de lange, onzekere procedure voor de aanvraag van humanitaire visa; de strenge voorwaarden voor gezinshereniging die gelden wanneer de aanvraag niet binnen het jaar na de toekenning van het statuut kan worden ingediend; de complexe problematiek van het aantonen van familiebanden en het frequente gebruik van DNA-tests; het probleem van de financiering van de kosten van een gezinshereniging en (…) het statuut dat gezinsleden van een begunstigde van internationale bescherming krijgen na hun aankomst in België en de verlenging van hun verblijf” (UNHCR en BCHV, “Gezinshereniging van begunstigden van internationale bescherming in België – Vaststellingen en aanbevelingen”, juni 2013, 29 p.) 108 Zie voornamelijk BCHV, « Visumaanvragen van familieleden van Syrische onderdanen die bescherming genieten in België », brief aan de Dienst Vreemdelingenzaken van 10 december 2012. 109 Het recht op familieleven zou moeten worden gegarandeerd zonder discriminatie op basis van vermogen (EVRM, artikelen 8 en 14; Grondwet, artikelen 10, 11, 22 en 22bis; Kinderrechtenverdrag, artikelen 2 en 9).
26
De toepassing van het principe van familie-eenheid gebeurt niet automatisch. Het is noodzakelijk om dit uitdrukkelijk te vragen vanaf de eerste fase van de asielprocedure om argumenten te kunnen ontwikkelen met betrekking tot elk criterium, in het bijzonder in het geval van beroep bij de RVV. Volgens bepaalde beslissingen van de RVV heeft het CGVS de verplichting om te onderzoeken of het principe van familie-eenheid kan worden toegepast indien de verzoeker dit heeft ingeroepen. De RVV heeft bijvoorbeeld beslissingen van het CGVS geannuleerd die deze kwestie niet voldoende hadden onderzocht: - toen de broer van een NBMV, erkend vluchteling, twee jaar na diens erkenning een asielaanvraag had ingediend110; - toen de zoon van een Congolees erkend vluchteling en een Rwandese afgewezen asielzoekster het nadelige statuut volgde van zijn moeder terwijl niets aantoonde dat hij de Rwandese nationaliteit had en niet de Congolese nationaliteit (wat hem zou toelaten dezelfde bescherming als zijn vader te verkrijgen)111. Anderzijds lijken sommige rechters van de RVV weigerachtig om het principe van familieeenheid toe te passen en laten zij verstaan dat de asielprocedure niet moet dienen om de regels van familiehereniging te omzeilen.De RVV herhaalt vaak dat « de asielprocedure niet tot doel heeft de erkenning van het recht op familieleven vast te stellen, maar wel zich uit te spreken over het bestaan van redenen in hoofde van een persoon voor vervolgingsvrees in zijn herkomstland »112. De weigering tot toekenning van bescherming aan een persoon maakt geen schending uit van zijn familieleven aangezien deze weigering geen bevel tot verlaten van het grondgebied is, en dus de persoon niet van zijn familie scheidt, volgens de rechtspraak. 113. Om het sterker te stellen, het familieleven is niet het probleem van de asielinstanties, maar van de DVZ die als enige bevoegd is voor de verwijdering van het grondgebied. Deze redenering, gebaseerd op een strakke scheiding tussen asiel enerzijds en de bescherming van het familieleven anderzijds is niet helemaal overtuigend: het respect voor het familieleven zou ook deel moeten uitmaken van de bezorgdheid van de asielinstanties114, zoals ook het hoger 110
De RVV annuleert een beslissing van het CGVS dat zich er toe beperkt het statuut te weigeren zonder de toepassing van het principe van familie-eenheid te onderzoeken noch uit te leggen waarom dit principe niet van toepassing zou zijn (RVV nr. 66 456 van 12 september 2011, § 3.1 et 3.3). 111 RVV nr. 73 452 van 17 januari 2012, § 5. 112 Zie bijvoorbeeld RVV nr. 14 006 van 11 juli 2008; RVV nr. 63 643 van 23 juni 2011, § 3; RVV nr. 65 402 van 5 augustus 2011, § 5.8. 113 Volgens vaste rechtspraak zou « de enige omstandigheid voor de administratieve autoriteit van een vreemdeling niet het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire bescherming toe te kennen (…), geen schending kunnen uitmaken van het recht op respect voor het privé- en familieleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag voor de Bescherming van de Mensenrechten en de Fundamentele Vrijheden » (zie bijvoorbeeld RVV nr. 66 620 van 13 september 2011, § 5.1; RVV nr. 28 582 van 11 juni 2009; RvSt nr. 176 706, 12 november 2007; RvSt nr. 181 984, 11 april 2008). 114 De principes van het Verdrag van Genève van 1951 moeten begrepen worden in het licht van de evolutie van het algemeen internationaal recht dat het familieleven beschermt van elke persoon, inclusief vluchtelingen en vreemdelingen (Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 over het verdragenrecht, art. 31 § 3). Volgens artikel 5 van het Verdrag van Genève van 1951 kan « geen enkele bepaling van dit Verdrag schade toebrengen aan andere rechten en voordelen toegekend, onafhankelijk van dit Verdrag, aan vluchtelingen » (K. JASTRAN, K. NEWLAND, « L’unité de la famille et la protection des réfugiés », in E. FELLER, V. TÜRK, F. NICHOLSON (red.), La protection des réfugiés en droitinternational, Bruxelles, Larcier, 2008, p. 637). Bijgevolg kunnen – en, volgens ons, moeten – de asielinstanties de regels van de bescherming toepassen in het licht van het recht op familieleven, wat een uitgebreid gebruik met zich meebrengt van de « afgeleide » bescherming in toepassing van het principe van familie-eenheid.
27
belang van het kind115. Bovendien is deze redenering zoals ze ons voorkomt onverbiddelijk want ze neemt niet in aanmerking dat de weigering van bescherming door het CGVS of de RVV in praktijk betekent dat de DVZ automatisch een bevel tot verlaten van het grondgebied aflevert of uitvoert,waarbij niet noodzakelijk de impact van de terugkeer op het familieleven wordt onderzocht.In praktijk worden wealdus soms geconfronteerd met situaties waarbij het risico op ernstige schending van het familieleven in geval van terugkeer nooit wordt onderzocht116.
IV.2. De Dienst Vreemdelingenzaken moet rekening houden met het familieleven vóór het afleveren van een bevel tot verlaten van het grondgebied Na de weigeringsbeslissing van het CGVS « moet DVZ zonder verwijl een bevel tot verlaten van het grondgebied afleveren » dat niet uitvoerbaar zal zijn alseen schorsend beroep wordt ingediend bij de RVV. Als de RVV de weigering van bescherming bevestigt, wordt ditzelfde bevel (BVG) verlengd en vervolgens uitgevoerd, en wordt geen tweede bevel afgeleverd zoals vroeger117. De DVZ heeft dus de verplichting een BVG af te leveren als een negatieve beslissing genomen is door het CGVS, zonder dat daarop uitzonderingen zijn voorzien. Maar anderzijds legt de wet ook op aan de DVZ om rekening te houden met het hoger belang van het kind en het familieleven wanneer ze beslist een BVG af te leveren118. Deze laatste verplichting moet geacht worden te primeren op de eerste: de DVZ moet altijd rekening houden met alle gekende elementen betreffende het familieleven119, inclusief voor het afleveren (of uitvoeren) van een BVG aan afgewezen asielzoekers120. Aangezien de DVZ slechts verplicht is om met elementen rekening te houden die ze ter haar beschikking heeft op het moment van het nemen van de beslissing, hebben de advocaten en zij die advies verlenen aan vreemdelingen er alle baat bij om alle elementen betreffende het familieleven aan de DVZ toe te sturen vóór de beslissing van het CGVS en, nadien, eventueel een beroep in te dienen bij de RVV tegen het BVG. In de praktijk is het niet evident om het familieleven te doen respecteren. De DVZ heeft bijvoorbeeld een BVG afgeleverd aan een Russische moeder en haar twee kinderen terwijl de 115
Grondwet, artikel 22bis. Om het vluchtelingenstatuut toe te kennen aan een kind van 6 jaar met een andere nationaliteit dan zijn moeder op basis van de familie-eenheid, baseert de RVV zich ook op artikel 9 van het Verdrag van 20 november 1989 betreffende de Rechten van het Kind, dat Staten verbiedt om kinderen te scheiden van hun ouders tegen hun wil behalve indien hun hoger belang het vereist (RVV nr. 92 565 van 30 november 2012, § 5.7).Over de draagwijdte van artikel 22bis van de Grondwet, zie noot 120. 116 Deze afwezigheid van onderzoek schendt in het bijzonder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (art. 8 en 13). 117 Wet van 8 mei 2013 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn, artikel 11. 118 Wet van 15 december 1980, art. 74/13. 119 Zie RVV nr. 65 417 van 5 augustus 2011 en de aangehaalde rechtspraak. 120 De verplichting van voornoemd artikel 52/3 vervaagt bij hogere rechtsregels (in het bijzonder de Grondwet, art. 22 en 22 bis; en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, art. 8 en 13). De RVV moet de verenigbaarheid onderzoeken van genomen maatregelen op basis van de wet van 1980 met het recht op familieleven (RvSt nr. 210 029 van 22 december 2010, dat de beslissing annuleert van RVV nr. 33 654 van 30 oktober 2009 en dus de absurde redenering volgens dewelke een maatregel geen schending uitmaakt van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens indien deze in overeenstemming is met de wet van 1980).
28
Afghaanse man en vader erkend was als vluchteling, zonder uit te leggen waarom de kinderen het nadelige statuut van hun moeder volgden en niet dat van hun vader. De RVV is daar niet tegeningegaan, maar is vervolgens tot de orde geroepen door de Raad van State121.
V. Enkele praktische aanbevelingen aan sociaal werkers en advocaten om het familieleven van asielzoekers beter te beschermen en verdedigen
Zelfs indien de Belgische Staat (in praktijk de asielinstanties en de Dienst Vreemdelingenzaken) bepaalde verplichtingen hebben om het familieleven te beschermen, is het duidelijk dat families waarvan de leden verspreid zijn over meerdere landen, in praktijk zelden herenigd kunnen worden zonder dat daartoe stappen, en soms procedures, worden ondernomen. Hieronder geven we enkele opties en suggesties aan sociaal werkers die de families van asielzoekers begeleiden en aan advocaten die hen verdedigen.
V.1. Enkele suggesties voor de sociaal werkers De sociaal werkers zijn de eerste lijn voor het onderzoeken van de familiale situatie en om essentiële stappen te ondernemen in het belang van de familie-eenheid. In functie van de omstandigheden kunnen zij in het bijzonder: -
tijdens de voorbereiding van de asielprocedure, elk familielid ondervragen, indien nodig afzonderlijk, om zich ervan te verzekeren dat er wel of geen redenen bestaan voor eigen bescherming of bescherming gelinkt aan een ander familielid;
-
het indienen van een asielaanvraag overwegen op basis van het principe van familieeenheid, wanneer een familielid een persoon vervoegt die reeds bescherming in België heeft verkregen;
-
zich inlichten over de situatie en het statuut van andere familieleden die zich in andere landen bevinden (herkomstland, transitland of EU-land);
-
in geval van gebroken families, algemene informatie verzamelen (in het bijzonder via de websites www.ecoi.net ofwww.refworld.org) over de landen waar de familieleden zich bevinden;
-
bijzondere informatie verzamelen over de precaire situatie – en over een eventuele situatie van afhankelijkheid – van familieleden die in het buitenland zijn gebleven of van asielzoekers in België (medische certificaten, eventueel ten laste genomen door het UNHCR, attesten van sociale diensten of advocaten ter plekke…);
121
RvSt nr. 221 809 van 18 december 2012, dat de beslissing annuleert van RVV nr. 72 405 van 21 december 2011, waarbij wordt gesteld dat de DVZ het BVG niet moest motiveren in relatie tot het familieleven omdat de personen geen aanvraag tot verblijf hadden gedaan op basis van artikel 10 van de vreemdelingenwet.
29
-
relevante informatie doorgeven aan de advocaat en deze wijzen op het belang van acties om de familie-eenheid te behouden of herstellen.
V.2. Enkele suggesties voor de advocaten Gezien de complexiteit van de mechanismen en procedures kunnen de advocaten een essentiële rol spelen en de instanties proberen overhalen om meer rekening te houden met het belang van de familie-eenheid van asielzoekers. In functie van de omstandigheden, kunnen zij in het bijzonder: -
een of meerdere stappen ondernemen zoals in het vorige onderdeel uiteengezet;
-
tijdens de voorbereiding van het interview van de asielprocedure, de tijd nemen om voor elk lid van de familie (inclusief de kinderen) te bekijken of er bijzondere redenen zijn voor internationale bescherming en proberen de asielinstanties te overtuigen ermee rekening te houden;
-
de asielinstanties aanmoedigen om de toekenning van afgeleide bescherming op basis van het principe van familie-eenheid op een ruime wijze toe te passen, en beroep aantekenen indien dit niet het geval is;
-
in geval van de « Dublinprocedure », de asielzoeker informeren over alle mogelijkheden (in het bijzonder deze die voortkomen uit de soevereiniteitsclausule en de humanitaire clausule), eventueel een aanvraag doen per fax of aangetekend schrijven opdat België afwijkt van de toepassing van de strikte « Dublincriteria », en beroep aantekenen in geval van weigering;
-
indien geen of onvoldoende rekening werd gehouden door de asielinstanties met de elementen betreffende het recht op familieleven, de Dienst Vreemdelingenzaken informeren over deze elementen en systematisch beroep indienen tegen het bevel tot verlaten van het grondgebied dat er evenmin rekening mee hield;
-
wanneer een familielid zich in een zeer precaire situatie bevindt in het buitenland, de algemene en bijzondere informatie gebruiken over het land in kwestie om een procedure te starten die toelaat de familie te herenigen, en een beroep bij de RVV indienen, eventueel in uiterst dringende noodzakelijkheid, in geval van weigering;
-
in het kader van de procedures, alle relevante bepalingen inroepen, in het bijzonder de Grondwet122, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Handvest van de Grondrechten van de EU123of het Internationaal Kinderrechtenverdrag;
122
Artikelen 22 et 22bis. Volgens het Grondwettelijk Hof « leggen zowel artikel 22bis, alinea 4, van de Grondwet als artikel 3, paragraaf 1, van het Verdrag betreffende de Rechten van het Kind rechterlijke instanties op om rekening te houden, op primordiale wijze, met het belang van het kind in de procedures die hem aanbelangen » (arrest nr. 30/2013 van 7 maart 2013, punt B. 5.3 en de rechtspraak aangehaald in B.8). 123 De bescherming geboden door het Handvest van de Grondrechten van de EU kan niet beperkter zijn dan deze geboden door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, maar kan wel ruimer zijn (artikel 52 alinea 3 van het Handvest). Het Handvest is toepasselijk vanaf het geschil in het toepassingsgebied van het recht van de EU komt (Hof van Justitie [GK], ÅkerbergFransson, 26 februari 2013, C-617/10, § 17-23). Indien de advocaat bijvoorbeeld
30
-
beroepen indienen bij internationale gerechtshoven of instanties indien men van oordeel is dat de Belgische autoriteiten en gerechtshoven het recht op familieleven niet respecteren.
Conclusie
De breuk van families is bijna inherent aan de vlucht en de vervolgingsvrees. Het kan een gevolg zijn van een bewuste keuze van de familie, maar vaak is het een ongewild resultaat van de omstandigheden, zoals een gebrek aan middelen om de reis voor de hele familie te betalen,124 de keuze van de smokkelaars… In dit dossier hebben we een poging ondernomen om een overzicht te geven van bepaalde procedures die, buiten het kader van familiehereniging in de strikte zin, toelaten om gebroken families weer samen te brengen of de familie-eenheid te behouden van personen die internationale bescherming aanvragen of genieten. Bij het afsluiten van dit onderzoek stellen we vast dat er bepaalde lacunes bestaan in de praktijk van de Belgische instanties. In het bijzonder is het te betreuren dat het principe van familie-eenheid soms te beperkt wordt toegepast door de asielinstanties. Zo lijkt het bijvoorbeeld in strijd met het principe van familieeenheid om een « afgeleide » bescherming van deze van een erkende vluchteling te weigeren aan familieleden ten laste die niet de kans hadden om « op tijd » aan te komen. Het principe van familie-eenheid heeft namelijk precies als doelstelling om het samenzijn van families te bevorderen.Gebroken families als gevolg van een vlucht zijn de meest kwetsbare et lopen grotere risico’s op een verslechtering van levensomstandigheden, uitbuiting of slechte behandelingen (in het bijzonder voor vrouwen en kinderen) dan families die erin slagen om samen te blijven tijdens de vlucht125. Bijgevolg zou het principe van familie-eenheid even flexibel moeten worden toegepast op familieleden die aangekomen zijn na de toekenning van bescherming aan de ouder of partner. De huidige praktijk van de Belgische instanties, die de dossiers vaakverschillendbehandelen volgens het moment van indiening van de asielaanvraag, lijkt moeilijk te rechtvaardigen126. Daarnaast moeten we ook betreuren dat met het recht op familieleven niet systematisch noch voldoende rekening wordt gehouden. Enerzijds beweren de asielinstanties dat hun opdracht zich oordeelt dat de Belgische autoriteiten het recht op familieleven van asielzoekers (verzekerd door artikel 7 van het Handvest) fout interpreteren, kan hij aan de Belgische rechters vragen om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de EU. 124 K. JASTRAN, K. NEWLAND, « L’unité de la famille et la protection des réfugiés », in E. FELLER, V. TÜRK, F. NICHOLSON (eds.), La protection des réfugiés en droit international, Bruxelles, Larcier, 2008, pp. 625-627. 125 UNHCR, Vragen betreffende de bescherming van de familie, 4 juni 1999, EC/49/SC/CRP.14, § 14 – 16. 126 Wanneer een Staat een voordeel toekent dat het niet formeel verplicht is toe te kennen door het internationaal recht, zoals het geval is met de afgeleide bescherming op basis van het principe van familie-eenheid, dan is aan die Staat elke vorm van discriminatie verboden (zie in het bijzonder het Verdrag van Genève van 1951, artikel 3, en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 14). Een verschillende behandeling gebaseerd op het moment van indienen van de asielaanvraag zou kunnen beschouwd worden als discriminerend, zoals ook het verschil in behandeling op basis van de datum van huwelijk discriminerend werd geacht (EHRM, Hode en Abdi tegen Verenigd Koninkrijk, 6 november 2012, § 48-56).
31
beperkt tot de definitie van vluchteling en subsidiaire bescherming, en zich niet uitstrekt tot het recht op familieleven, daarbij impliciet de vinger wijzend naar de Dienst Vreemdelingenzaken. En de Dienst Vreemdelingenzaken, die dus rekening zou moeten houden met de situatie van de familie voor een bevel tot verlaten van het grondgebied af te leveren na een negatieve beslissing in de asielprocedure, « vergeet » dit te doen. Resultaat: het recht op familieleven geraakt verloren in een procedureel limbo. Zoals het UNHCR opmerkt, « is een flexibele en brede benadering van familiehereniging niet alleen in het voordeel van vluchtelingen en hun gemeenschappen maar ook van de landen die hen opvangen, via het versterken van de kansen op integratie en het verminderen van de sociale kosten op lange termijn »127. Daarentegen schaadt een te beperkte toepassing van het recht op familie-eenheid en de tijdspassage evenzeer de families als de Staat, want het risico op sociale problemen of familiale breuken wordt groter naarmate de periode van scheiding langer is, wat extra kosten met zich kan meebrengen voor de sociale diensten van de Staat128. Wij hopen dat dit dossier praktijkwerkers zal toelaten de rechten van mensen en hun families beter te doen gelden.
127
UNHCR, Bescherming van Familie: uitdagingen in het implementeren van het beleid in de context van hervestiging, juni 2001, § 1(e), aangehaald door K. JASTRAN, K. NEWLAND, « L’unité de la famille et la protection des réfugiés », in E. FELLER, V. TÜRK, F. NICHOLSON (eds.), La protection des réfugiés en droitinternational, Bruxelles, Larcier, 2008, pp. 624-625. 128 K. JASTRAN, K. NEWLAND, « L’unité de la famille et la protection des réfugiés », in E. FELLER, V. TÜRK, F. NICHOLSON (eds.), La protection des réfugiés en droit international, Bruxelles, Larcier, 2008, p. 626.
32