Stuk 1360 (1998-1999) – Nr. 2
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1998-1999 7 mei 1999
VOORSTEL VAN RESOLUTIE – van de heren Chris Vandenbroeke, André Denys, Jean-Marie Bogaert, Julien Demeulenaere, Stefaan Platteau en Paul Van Grembergen – betreffende de weddenschappen op paardenrennen
VERSLAG namens de Commissie voor Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Leo Cannaerts
3361
Stuk 1360 (1998-1999) – Nr. 2
2
Samenstelling van de commissie : Voorzitter : de heer Norbert De Batselier. Vaste leden : de heren Leo Cannaerts, Johan De Roo, mevrouw Mia De Schamphelaere, de heren Peter Desmet en John Taylor ; de heren André Denys, Stefaan Platteau, Mandus Verlinden ; de heren Gilbert Bossuyt, Norbert De Batselier, Carlos Lisabeth ; de heren Herman De Reuse, Christian Verougstraete ; de heer Chris Vandenbroeke ; de heer Jos Geysels. Plaatsvervangers : de heren Carl Decaluwé, Leo Delcroix, Paul Deprez, Paul Dumez, Johan Weyts ; de heren Louis Bril, Leo Goovaerts, Didier Ramoudt ; de heren Marc De Laet, René Swinnen, Peter Vanvelthoven ; de heren Joris Van Hauthem, Frans Wymeersch ; de heer Jean-Marie Bogaert ; mevrouw Cecile Verwimp-Sillis.
Zie : 1360 (1998-1999) – Nr. 1 : Voorstel van resolutie
3 DAMES EN HEREN,
In haar vergadering van 20 april 1999 heeft de Commissie voor Financiën en Begroting het voorstel van resolutie – van de heren Chris Vandenbroeke, André Denys, Jean-Marie Bogaert, Julien Demeulenaere, Stefaan Platteau en Paul Van Grembergen – betreffende de weddenschappen op paardenrennen (Parl. St. VL. Parl. 1998-99, nr. 1360/1) besproken.
A. Inleiding door de heer Chris Vandenbroeke, mede-indiener De heer Chris Vandenbroeke stelt dat in dit voorstel van resolutie eerder de homo economicus in het geding is dan de homo ludens. De wereld van de paardenrennen is in België in grote mate een Vlaamse aangelegenheid : de meeste Belgische hippodromen en renstallen zijn gelegen binnen het Vlaamse Gewest. Deze activiteit brengt ook tewerkstelling met zich mee die te waardevol is om te laten verloren gaan. De hoogte van de gewestbelastingen op weddenschappen heeft geleid tot een daling van de inzetten en dus tot een daling van de prijzenpot waardoor dan weer de belangstelling van de Belgische stallen om met kwalitatief sterke paarden deel te nemen daalt, er nog minder wordt gegokt waardoor de prijzenpot nog verder daalt etc. Kortom de Vlaamse paardensport zit in een vicieuze cirkel die slechts kan doorbroken worden door een decretaal initiatief dat de belastingen op weddenschappen op paardenrennen doet dalen. Uit de tabel die gevoegd is bij het voorstel van resolutie blijkt duidelijk dat de fiscale opbrengsten van weddenschappen op paardenrennen in het buitenland constant blijft maar dat in dezelfde periode (1991-1996) de opbrengsten van weddenschappen op paardenrennen in België voor het Vlaamse Gewest met 36 % (onderlinge weddenschap) tot 56 % (weddenschap bij notering : bookmakers) teruglopen. De Vlaamse renstallen trekken daardoor meer en meer naar het buitenland. Volgens deze spreker zijn de budgettaire implicaties van een verlaging van de gewestbelastingen op weddenschappen op paardenrennen gering (150 miljoen frank) en moet bovendien rekening gehouden worden met een terugverdieneffect voor de Vlaamse schatkist.
Stuk 1360 (1998-1999) – Nr. 2
B. Bespreking De heer Gilbert Bossuyt begrijpt niet waarom de indieners geen voorstel van decreet hebben uitgewerkt in plaats van een voorstel van resolutie dat aan de Vlaamse regering vraagt om een ontwerp dienaangaande in te dienen. Deze werkwijze houdt minachting in voor de eigen assemblée. Gezien ook het tijdstip van indiening van het voorstel van resolutie lijkt het raadzaam decretale initiatieven te nemen in de volgende legislatuur. De heer Stefaan Platteau, mede-indiener, meent dat ook de tewerkstelling bij de nevenbedrijven van de sector van de paardenrennen niet mag onderschat worden. Paardenrennen zijn ook een mooi tijdverdrijf hoewel het niet de vaart moet nemen van het Verenigd Koninkrijk waar men dagelijks geconfronteerd wordt met wedstrijden. Kortom deze sector verdient ook een fiscaal steuntje net zoals de duivensport. De heer John Taylor sluit zich aan bij de zienswijze van de heer Gilbert Bossuyt. Verder wenst deze spreker het belang van de negatieve effecten van gokverslaving te benadrukken. Gokverslaving mag door het beleid niet gestimuleerd te worden. Indien een voorstel van decreet zou worden ingediend zou het goed zijn volgens deze spreker dat alle aspecten van deze problematiek via een hoorzitting aan bod zouden komen. De heer Chris Vandenbroeke meent dat sommige collega’s het economisch belang van de sector verkeerd inschatten om het nog niet te hebben over de sportieve aspecten van de uitwijking van de renstallen naar Frankrijk. Gezien de kwaliteit van de Vlaamse hippodromen zou het zonde zijn dat deze sector verder zou teloorgaan. De bemerkingen van de heer John Taylor inzake de gevaren van gokverslaving zijn terecht maar doen niets af van het feit dat wie wil wedden in Vlaanderen ook op de buitenlandse wedrennen kan gokken. In tegenstelling tot de weddenschappen in België gaan de ingezette sommen op de buitenlandse wedrennen niet achteruit. Dus het gevaar voor gokverslaving is niet weggenomen en onze gewestbelastingen boeren achteruit. Wat het tijdstip van indiening betreft, erkent de heer Chris Vandenbroeke de kritiek maar hij wijst erop dat de discussie rond de algemene regeling voor de volksvermakelijkheden dit voorstel van resolutie heeft vertraagd. Het feit dat aan de Vlaamse regering wordt gevraagd om een decretaal initia-
Stuk 1360 (1998-1999) – Nr. 2
4
tief te nemen is volgens deze spreker het gevolg van het feit dat de Vlaamse regering in het programmadecreet 1991 (art. 63 Decr. Vl. P. 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, B.S., 29 december 1990) de aanslagvoet voor weddenschappen heeft opgetrokken. De afbouw van de sector is een gevolg van de fiscale maatregel voorgesteld door de Vlaamse regering. Het is dan ook aan de Vlaamse regering om een initiatief te nemen om dit recht te zetten. De heer André Denys, mede-indiener, verwijst naar de discussie in de Kamer van Volksvertegenwoordigers inzake een voorstel van decreet betreffende het welzijn van dieren. Uit de toenmalige discussie werd eensgezind afgeleid dat klassieke paardenwedrennen niet ingaan tegen het welzijn van de paarden. Wat de gokverslaving betreft – een argument opgeworpen door de heer John Taylor – deelt de heer André Denys de stelling van de heer Chris Vandenbroeke : de gokkers zullen nog meer op buitenlandse wedrennen wedden. Gezien de sportieve en economische argumenten die pleiten voor een verlaging van de belasting pleit deze spreker ervoor om dit voorstel van resolutie eensgezind goed te keuren. De heer John Taylor meent dat het gevaar op gokverslaving door de indieners worden onderschat. De spreker herhaalt zijn voorstel betreffende een hoorzitting. De heer Leo Cannaerts stelt dat de werkgroep volksvermakelijkheden als een van zijn uitgangspunten had genomen dat gokverslaving zeker niet mocht worden aangemoedigd. Deze spreker wenst ook te weten in welke mate het budgettaire plaatje voorgespiegeld door de indieners (met name een verlies van 150 miljoen frank aan inkomsten) wordt bevestigd door mevrouw de minister. Ten slotte wenst deze spreker te vernemen of er echt een correlatie bestaat tussen de hoogte van aanslagvoet en de lagere activiteitsgraad op de Vlaamse hippodromen. De heer Stefaan Platteau meent dat de activiteiten op de Vlaamse hippodromen zeer scherp teruglopen. De oorzaken hiertoe zijn velerlei maar stellen dat de aanslagvoet op de weddenschappen hier niet toe heeft bijgedragen is de waarheid geweld aandoen. De verwijzingen naar de situatie in het Verenigd Koninkrijk en de daarmee verband hou-
dende graad van gokverslaving kan geen argument zijn om van de wederom stuit te stellen dat indien men de aanslagvoet zou verlagen men in Vlaanderen naar Engelse toestanden zou afglijden. De toestand is dermate erg dat in Vlaanderen eerder sprake moet zijn van een redding eerder dan een afremming zoals in het Verenigd Koninkrijk opportuun zou zijn. Paardenrennen vormen een mooie vorm van vrije tijdsbesteding en kunnen een voorbeeldfunctie vormen voor de jeugd zoals Eddy Merckx een voorbeeld vormt voor verschillende generaties Vlaamse wielrenners. De heer André Denys twijfelt aan de voorbeeldfunctie van de paardensport. Deze spreker wijst er verder op dat het economisch belang van deze sector krimpt door het negatieve fiscale omgevingskader. Daarnaast stelt zich echter ook het probleem van de slechte structuur van de federaties inzake paardenrennen. Het is niet de rol van het Vlaams Parlement om aan deze structurele problemen van de federaties een oplossing te geven. Wat de werkgroep volksvermakelijkheden betreft, meent de heer André Denys dat deze werkgroep een onderscheid heeft gemaakt tussen de problematiek inzake de volksvermakelijkheden enerzijds en de problematiek van de weddenschappen anderzijds. Het verwijt dat dit voorstel van resolutie tot gokverslaving zou aanzetten is weinig geloofwaardig wanneer men tegelijkertijd vaststelt dat in de Senaat een wetsvoorstel inzake de plaatsing van bingotoestellen in cafés werd aangenomen. De heer André Denys is geen voorstander van dit wetsontwerp hoewel ook senatoren van de VLD dit wetsontwerp hebben gesteund. Daarom pleit deze spreker voor realiteitszin voor het benaderen van weddenschappen op paardenrennen. Wanneer men er te sterk tegen optreedt, riskeert men dat het circuit in de illegaliteit terecht komt. De heer André Denys stelt tenslotte dat gezien het korte tijdsbestek en de complexiteit van de materie het volgens hem aangewezen is dat dit voorstel van resolutie zou worden gestemd opdat de Vlaamse regering een initiatief zou nemen. De heer John Taylor stemt in met de stelling van de heer André Denys dat het wetsvoorstel dat in de Senaat werd goedgekeurd geen wetsvoorstel is dat de gokverslaving zal inperken. De heer Gilbert Bossuyt meent dat de moeilijkheden die de paardensport momenteel kent, niets te maken met de aanslagvoet op de weddenschappen voor paardenrennen. De argumentatie aangebracht door de heer André Denys om dit voorstel van resolutie door de Commissie te doen aanvaarden
5 geeft juist aan dat de juiste weg een voorstel van decreet is. De heer Norbert De Batselier, commissievoorzitter, meent dat het aannemen van dit voorstel van resolutie geen zin meer heeft omdat de Vlaamse regering ook een ontwerp van decreet moet indienen om dit te realiseren en de tijdspanne tekort is om dit nog te realiseren. Beter is de draad na de verkiezingen terug op te nemen via het nieuwe regeerakkoord of via nieuwe parlementaire initiatieven. De heer André Denys meent dat het stemmen van dit voorstel van resolutie ook de toekomstige Vlaamse regering bindt en dus dat het stemmen van het voorstel van resolutie wel degelijk zin heeft. Deze werkwijze wordt wel vaker toegepast. Er is dus geen reden om van deze werkwijze nu plots af te wijken. De heer John Taylor wijst er verder op dat bij elke begrotingbespreking de mogelijkheid bestaat om wijzigingen inzake fiscaliteit door te voeren.
C. Stemming Het voorstel van resolutie van de heren Chris Vandenbroeke, André Denys, Jean-Marie Bogaert, Julien Demeulenaere, Stefaan Platteau en Paul Van Grembergen betreffende de weddenschappen op paardenrennen (Parl. St. Vl. P. 1998-1999, nr 1360/1) wordt verworpen met 5 stemmen tegen 2 bij 1 onthouding.
De verslaggever, Leo CANNAERTS
De voorzitter, Norbert DE BATSELIER
Stuk 1360 (1998-1999) – Nr. 2