Verdoving Algehele en regionale anesthesie
Inhoudsopgave
Klik op het onderwerp om verder te lezen.
Wat is anesthesie? Hoe verloopt de voorbereiding op de anesthesie? Preoperatieve screening De voorbereiding Kinderen Vormen van verdoving Herstel, complicaties en risico's bij regionale anesthesie Geheugen- of concentratiestoornissen Tot slot
1 1 1 2 3 3 5 6 7
Binnenkort ondergaat u in het St. Elisabeth Ziekenhuis een operatie of onderzoek, waarbij anesthesie (verdoving) nodig is. In deze brochure staan de belangrijkste zaken hierover op een rijtje.
Wat is anesthesie? Anesthesie betekent letterlijk gevoelloosheid. Dit houdt in dat de anesthesioloog er samen met de anesthesiemedewerker voor zorgt dat u tijdens uw operatie of onderzoek geen pijn hebt en dat u u zo prettig mogelijk voelt. Tevens waken zij met behulp van geavanceerde apparatuur tijdens de ingreep continu over uw lichamelijke toestand. Er zijn verschillende vormen van anesthesie. Grofweg wordt een onderscheid gemaakt in algehele anesthesie (narcose) en regionale anesthesie (verdoving van een gedeelte van het lichaam). Bij de keuze voor de ene of de andere techniek wordt onder andere rekening gehouden met uw voorkeuren, met uw gezondheidstoestand en met de aard en duur van de operatie.
Hoe verloopt de voorbereiding op de anesthesie? De anesthesioloog beoordeelt uw medische gegevens en verschaft zich vóór de operatie een beeld van uw gezondheidstoestand. Op basis van uw lichamelijke conditie, leeftijd, voorkeuren en soort operatie bepaalt de anesthesioloog welke vorm van anesthesie voor u het meest geschikt is. In het algemeen is dit al met u besproken tijdens een bezoek aan de polikliniek Anesthesiologie.
Preoperatieve screening Waarschijnlijk bezoekt u ter voorbereiding op de operatie en verdoving de polikliniek Anesthesiologie. Daar beoordelen verpleegkundig specialisten en physician assistants uw gezondheidstoestand en nemen zij zo nodig maatregelen om uw gezondheid te verbeteren. Ook beantwoorden zij vragen over de verdoving. Soms zal het nodig zijn aanvullend onderzoek te laten doen.
terug naar de inhoudsopgave
Vaak zal dit dezelfde dag nog kunnen gebeuren, in sommige gevallen zult u op een later tijdstip nog een keer terug moeten komen naar het ziekenhuis. Er wordt geprobeerd afspraken zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. U kunt uzelf op het bezoek voorbereiden door thuis al na te denken over uw medische voorgeschiedenis, allergieën, operaties en eventuele anesthesieproblemen bij uzelf of in uw familie. Schrijf vragen die u hebt op, zodat u ze niet vergeet te stellen tijdens het gesprek. Het is belangrijk dat u eventuele medicijnen of een actueel medicijnoverzicht meeneemt, wanneer u de polikliniek Anesthesiologie bezoekt. Dat geldt ook voor middelen die u zonder recept bij apotheek of drogist of via internet koopt.
De voorbereiding Het is erg belangrijk dat u nuchter bent voor de ingreep. Een lege maag voorkomt verslikken tijdens of direct na de operatie en voorkomt (voor een deel) dat u misselijk bent of gaat braken na de operatie. Instructies over vanaf welk moment u nuchter moet zijn, hebt u gekregen tijdens uw bezoek aan de polikliniek Anesthesiologie en in de brochure `Nuchter zijn voor een operatie? Ja, maar niet te lang’ die u op de polikliniek gekregen hebt. Het drinken van een slokje water om medicijnen in te nemen, is toegestaan. Ook tandenpoetsen is geen bezwaar. Bij voorkeur rookt u niet meer. Eventuele contactlenzen, nagellak, piercings en make-up moet u voor de operatie verwijderen. Ook uw kunstgebit moet u uit doen om te voorkomen dat dit beschadigd raakt of dat u u hierin tijdens de operatie verslikt. Uw horloge en sieraden kunt u het best thuis of op de verpleegafdeling laten. Een bril of hoorapparaat kan in sommige gevallen in overleg op- of ingelaten worden Als u medicijnen gebruikt, wordt met u op de polikliniek Anesthesiologie afgesproken welke u op de dag van de operatie moet stoppen of juist moet innemen. Wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt dan maakt uw behandelend specialist afspraken met u over het eventueel stoppen en hervatten hiervan. Ter voorbereiding op de verdoving krijgt u op de verpleegafdeling vaak een zogenaamde premedicatie, die wordt afgestemd op uw gezondheid. U wordt meestal wat slaperig en u krijgt er een droge mond van. Er zit soms ook een pijnstiller bij in de vorm van een zetpil of tabletten. Zodra u aan de beurt bent wordt u naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling gebracht. Medewerkers daar controleren of uw gegevens compleet zijn. Hier spreekt u ook nog de anesthesioloog die de verdoving gaat toedienen; eventuele vragen kunt u nog met hem of haar bespreken. Daarna wordt u naar de operatiekamer gebracht, waar u overstapt op de operatietafel en waar de anesthesiemedewerker u aansluit op de bewakingsapparatuur. Na het aanleggen van een infuus dient de anesthesioloog de narcose toe. In de regel worden spinale, epidurale en plexus anesthesie (zie verderop in deze brochure) al in de voorbereidingsruimte toegediend. Voordat de verdoving wordt toegediend, vindt een zogenaamde time-out procedure plaats. Hierbij worden samen met u nogmaals uw gegevens en de geplande operatie gecontroleerd. Waarschijnlijk zijn sommige vragen al eerder aan u gesteld, maar deze procedure is een extra controle en voor uw eigen veiligheid. Als het absoluut noodzakelijk is, krijgt u (donor)bloed toegediend. Als u hiertegen bezwaar hebt, bespreek dit dan met de anesthesioloog. In de regel zal de verpleegkundig specialist of physician assistant dit ook al met u besproken hebben op de polikliniek.
terug naar de inhoudsopgave
Kinderen Voor kinderen die een operatie of onderzoek onder narcose moeten ondergaan, geldt in grote lijnen hetzelfde als hiervoor beschreven. Enkele bijzonderheden willen wij hier wel noemen: • Het is belangrijk dat (tenminste) een van de ouders of – indien van toepassing – een voogd, samen met het kind de polikliniek Anesthesiologie bezoekt. • Een van de ouders kan mee naar de operatiekamer en bij het kind blijven totdat het onder narcose is. In de verkoeverkamer kan een van de ouders bij het ontwaken van hun kind aanwezig zijn. • Bij het onder narcose brengen, wordt bij kinderen van 4 jaar en ouder gekozen voor toediening via een infuus; vóór het prikken wordt een pleister met verdovende zalf op de handruggetjes aangebracht. Bij kinderen jonger dan 4 jaar en bij kinderen die een kortdurende ingreep door de KNO-arts ondergaan, wordt in het algemeen gekozen voor narcose via een kapje (‘inhalatie-anesthesie’). • • Neem contact op met de polikliniek Anesthesiologie, wanneer uw kind verkouden is. In het algemeen wordt een verkoudheidvrije periode van minimaal twee weken aangehouden tussen het einde van een verkoudheid en een operatie. Ook voor patiënten met een verstandelijke beperking geldt dat zij op de polikliniek en op de operatiekamer vergezeld worden door ouder(s), wettelijk vertegenwoordiger of begeleider.
Vormen van verdoving Algehele anesthesie In het geval van algehele anesthesie (ook wel narcose genoemd) bent u tijdens de operatie of het onderzoek geheel buiten bewustzijn. De anesthesioloog brengt u in slaap door toediening van medicijnen via een infuusnaald; het in slaap vallen gaat heel snel. Terwijl u onder narcose bent, bewaken de anesthesioloog en anesthesiemedewerker onder andere uw hartslag, bloeddruk en ademhaling. Afhankelijk van uw gezondheidstoestand en van de zwaarte van de operatie, worden lichaamsfuncties nog uitgebreider bewaakt. Door het toedienen van medicijnen en infuusvloeistoffen tijdens de operatie wordt uw conditie op peil gehouden en voelt u geen pijn. Tijdens de narcose ademt u door een buisje dat in de luchtpijp of keelholte is ingebracht. Dit buisje wordt ingebracht als u net onder narcose bent en wordt door de anesthesioloog verwijderd als u wakker wordt gemaakt. U merkt weinig of niets van deze handeling. Regionale anesthesie Er zijn verschillende vormen van regionale anesthesie. Welke vorm bij u wordt toegepast is afhankelijk van de aard en duur van de operatie. Spinale anesthesie Via een prikje in uw rug wordt een verdovende vloeistof ingebracht die uw onderlichaam voor 2 tot 6 uur verdooft. De pijn van deze 'ruggenprik is vergelijkbaar met het prikken van een infuus. Omdat de zenuwen naar uw spieren tijdelijk zijn uitgeschakeld, is het niet mogelijk om uw benen te bewegen. Deze verdoving maakt het mogelijk om operaties onder de navel uit te voeren.
terug naar de inhoudsopgave
Epidurale anesthesie Door middel van een prik in de rug (die vooraf plaatselijk wordt verdoofd) wordt een slangetje in de rug ingebracht. Via dit slangetje, waar u gewoon op kunt liggen, wordt de verdovingsvloeistof toegediend. Deze manier van verdoven wordt toegepast als pijnbestrijding bij bevallingen en bij sommige operaties. Soms ook wordt epidurale anesthesie gecombineerd met algehele anesthesie. Bierse anesthesie Via een infuusnaald in de hand wordt een vloeistof ingespoten die uw arm verdooft. Op de operatiekamer wordt eerst een strakke band om de bovenarm gelegd die ervoor zorgt dat de verdoving in uw arm blijft. Deze verdoving is geschikt voor kleine kortdurende ingrepen aan de hand of onderarm. Plexus anesthesie Door middel van een prik in uw oksel, hals of nek wordt uw arm verdoofd. Deze vorm van verdoving is geschikt voor langer durende operaties aan de arm of hand. Geleidingsblokken Het is mogelijk om alleen een enkel, voet, teen, pols, hand of vinger te verdoven door middel van plaatselijke injecties. Als onverhoopt de regionale anesthesie niet of onvoldoende werkt, kan de anesthesioloog alsnog besluiten tot algehele narcose. Ontwaken Met de moderne geneesmiddelen die gebruikt worden, bent u in het algemeen na een algehele anesthesie snel weer wakker. Dat gebeurt op de verkoeverkamer, ook wel uitslaapkamer of PACU (Peri Anesthesia Care Unit) genoemd, waar speciaal opgeleide verpleegkundigen uw toestand in de gaten houden en uw vitale functies en de operatiewond controleren. U krijgt meestal via een slangetje in de neus zuurstof toegediend. Zo nodig worden ook pijnstillers en medicijnen tegen misselijkheid of braken gegeven. Het kan zijn dat men ook een slangetje heeft ingebracht om de maag te ontlasten of om de urine gemakkelijk te laten wegvloeien. Soms hebt u extra infuusnaalden, die zijn ingebracht tijdens de narcose. In de regel is dat met u besproken op de polikliniek. Ook na een regionale anesthesie gaat u na de operatie enige tijd naar de uitslaapkamer. In overleg met de anesthesioloog beoordelen de verpleegkundigen wanneer u terug kunt naar de verpleegafdeling. Afhankelijk van uw algehele conditie en van het type operatie wordt er soms voor gekozen u na de operatie nog een tijdje in slaap te houden of gaat u voor extra bewaking naar de Intensive Care of Medium Care afdeling. Ook dit is meestal van tevoren met u besproken. Herstel, ongemakken en risico's bij algehele anesthesie Pijn na een operatie komt vaak voor; mocht u pijn hebben dan wordt die uiteraard bestreden. De verpleegkundigen en artsen vragen regelmatig naar eventuele pijn. De anesthesioloog regelt de pijnbestrijding tijdens het verblijf op de verkoeverkamer en in de eerste periode na de operatie op de verpleegafdeling. Pijn mag geen belemmering zijn voor doorademen, ophoesten en bewegen; goede pijnstilling bevordert het
genezingsproces.
terug naar de inhoudsopgave
U krijgt pijnbestrijding volgens een speciaal voor u opgesteld schema. Als de pijnstilling niet voldoende is, geeft u dit dan meteen aan, zodat het schema aangepast kan worden. Voordat u teruggaat naar de afdeling moet de pijn voor u aanvaardbaar zijn. Afhankelijk van de ingreep die u ondergaat, krijgt u soms de beschikking over een infuuspompje, waarmee u uzelf pijnstillers kunt toedienen. Soms is in uw rug een zogenaamde epidurale katheter ingebracht voor pijnbestrijding. In deze gevallen bezoekt een medewerker van de Acute Pijnservice u op de afdeling. De afdelingsverpleegkundigen weten precies welke controles zij na de operatie en na de narcose bij u moeten uitvoeren. Zij weten hoeveel infuusvloeistof u eventueel nog moet krijgen en welke medicijnen tegen bijvoorbeeld pijn en misselijkheid of braken zij mogen geven. Hoewel de gebruikte narcosemiddelen binnen een dag zijn uitgewerkt, moet u er rekening mee houden dat het volledige herstel van de operatie enkele dagen tot weken kan duren, afhankelijk van het type operatie. Na de toegediende verdoving mag u 24 uur geen voertuig besturen. Regel daarom dat iemand u naar huis kan begeleiden. Als u naar huis mag op de dag van de operatie, adviseren wij om die dag/nacht niet alleen thuis te blijven. Geen enkele medische ingreep is geheel zonder risico’s. Ernstige complicaties, zoals het tekortschieten van hart en bloedsomloop, ademstoornissen en krampaanvallen, komen tegenwoordig nauwelijks voor. Toch kunnen zich grotere of kleinere ongemakken voordoen. Voorbeelden hiervan zijn: • Hoofdpijn; • Misselijkheid en braken; • Spierpijn, rugpijn; • Stoornissen in de bloeddruk; • Bloeduitstortingen, infecties en gevoelsstoornissen nabij de insteekplaats van naalden en katheters; • Slikklachten, heesheid en keelpijn door het beademingsbuisje; • Schade aan tanden en kronen, gebitsprothesen en –plaatjes door het inbrengen of verwijderen van het beademingsbuisje, vooral bij al loszittende tanden; • Allergische reacties met huiduitslag en jeuk. Laat u door deze lijst niet afschrikken. Als een of meer van deze ongemakken zich al voordoen, dan verdwijnen de meeste in de regel snel of kunnen ze met medicijnen behandeld worden. In zeldzame gevallen komt het voor dat, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, patiënten tijdens de narcose iets merken van wat zich op de operatiekamer afspeelt; dit heet “awareness”. Als u denkt dat dit ook bij u gebeurd is, neem dan contact op met de verpleegkundig specialist of physician assistant die u op de polikliniek gesproken hebt.
Herstel, complicaties en risico's bij regionale anesthesie Herstel na regionale anesthesie merkt u door terugkeer van het 'normale' gevoel in uw arm of been. Afhankelijk van de vorm van regionale verdoving die u gehad hebt, varieert dit herstel van enkele minuten tot enkele uren en bij de plexus anesthesie (zie eerdere uitleg) soms wel een dag. Geen enkele medische ingreep is geheel zonder risico’s. Ernstige complicaties, zoals het tekortschieten van hart en bloedsomloop, ademstoornissen en krampaanvallen, komen tegenwoordig nauwelijks voor. Toch kunnen zich, ook na regionale anesthesie, grotere of
kleinere ongemakken voordoen. Voorbeelden hiervan zijn de volgende:
•
•
• • • • • • •
terug naar de inhoudsopgave
Na een spinale of epidurale anesthesie kan het voorkomen dat het plassen niet vanzelf op gang komt. Om de vulling van de blaas in de gaten te houden, kan een echo-onderzoek gewenst zijn; bij te grote vulling kan het noodzakelijk zijn om tijdelijk een blaaskatheter in te brengen. Na spinale anesthesie kunt u last krijgen van hoofdpijn. Hoewel dit hinderlijk kan zijn, verdwijnt deze pijn altijd spontaan, meestal binnen vijf dagen. Als dit niet het geval is, laat het de afdelingsverpleegkundige dan weten. Als u thuis bent, neem dan contact op met de polikliniek Anesthesiologie (013) 539 22 91 of met de afdeling Spoedeisende Hulp (013) 539 80 10. Na plexus anesthesie moet u de eerste dag na de operatie extra voorzichtig zijn. Het kan zijn dat het gevoel in de arm nog niet helemaal is teruggekeerd. Draag de arm in dat geval de eerste dag in een draagdoek (mitella). Spierpijn en/of rugpijn; Stoornissen in de bloeddruk. Bloeduitstortingen, infecties en gevoelsstoornissen nabij de insteekplaats van naalden en katheters; Allergische reacties met huiduitslag en jeuk; Langer aanhoudende (maar in het algemeen tijdelijke) gevoelsstoornissen of tintelingen in arm of benen, na respectievelijk een armverdoving of spinale/epidurale anesthesie; Zelden komt een beschadiging van de long voor (bij plexus anesthesie).
Laat u niet afschrikken door deze lijst. Als een of meer van deze ongemakken zich al voordoen, dan verdwijnen de meeste in de regel snel of kunnen ze met medicijnen behandeld worden. Wanneer onverhoopt de regionale anesthesie niet of onvoldoende zou werken, kan de anesthesioloog eventueel alsnog besluiten tot algehele anesthesie.
Geheugen- of concentratiestoornissen In tegenstelling tot wat wel eens gedacht wordt, is er geen relatie bewezen tussen narcose en geheugen- of concentratiestoornissen. Toch komen deze problemen wel eens voor, soms zelfs zodanig dat sprake kan zijn van acute verwardheid, ook wel delier genoemd. Het risico op een delier is groter als u: • 70 jaar of ouder bent; • Geheugenstoornissen hebt; • Eerder na een operatie in de war geweest bent; • Uzelf de afgelopen 24 uur niet goed meer hebt kunnen verzorgen. Op de polikliniek Anesthesiologie brengt de verpleegkundig specialist of physician assistant dergelijke risico’s in kaart en bespreekt deze met u. Bij het anesthesiebeleid en op de verpleegafdeling wordt hiermee rekening gehouden. Soms kan het gewenst zijn u aan te melden bij het delierteam. Een delierteam houdt zich bezig met patiënten die in de war zijn na een operatie of die een verhoogd risico hebben op verwardheid. Meer informatie over wat delier is, hoe het zich uit en hoe het voorkomen en behandeld kan worden, leest u in de brochure `Acute verwardheid/delier’. In dit kader willen wij hier ook kort stilstaan bij eventueel alcoholgebruik. Een overmatig alcoholgebruik kan schadelijk zijn voor uw gezondheid en voor het welslagen van de
operatie en kan ook leiden tot het al eerder genoemde delier. De verpleegkundig specialist of physi-cian assistant op de polikliniek zal risico’s in kaart brengen en met u, voor zover dat natuurlijk voor u van toepassing is, bespreken welke ondersteuning men u hierin kan bieden. Meer hierover kunt u lezen in de brochure Alcoholgebruik en een operatie.
Tot slot
terug naar de inhoudsopgave
Als u na het lezen van deze brochure nog vragen hebt, dan kunt u op werkdagen tussen 08.00 en 17.00 uur contact opnemen met de polikliniek Anesthesiologie. Deze brochure is net als de eerdergenoemde brochures en brochures over preoperatieve screening, pijnmeting en pijnbehandeling te downloaden via de website van het ziekenhuis (www.elisabeth.nl).
Belangrijke telefoonnummers St. Elisabeth Ziekenhuis (algemeen):
(013) 539 13 13
route 1 polikliniek Anesthesiologie:
(013) 539 22 91
route 53 afdeling Spoedeisende Hulp:
(013) 539 80 10
Anesthesiologie 1.049 11-12
Copyright© St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg afdeling Communicatie Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.