Interventie
Veiligheidsinformatiekaarten
Samenvatting Doel Het doel van het geven van voorlichting over kinderveiligheid is dat ouders zich veiligheidsbewust gedragen: voldoende toezicht, een veilige omgeving en aandacht voor veiligheid in de opvoeding Doelgroep De veiligheidskaarten zijn er voor ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar. Aanpak Er zijn vier veiligheidsinformatiekaarten die elk op een afzonderlijk moment aan de ouder worden gegeven. De kaarten zijn er voor verschillende leeftijdsfasen. Aan het begin van een fase moet de kaart uitgereikt worden door een wijkverpleegkundige of arts van het consultatiebureau. Naast de schriftelijke informatie worden de kaarten ook mondeling toegelicht. In een volgend consult kan op de kaart teruggekomen worden. Materiaal Veiligheidsinformatiekaarten: 0-6maanden (plus mapje), 6-12 maanden, 1-2 jaar en 2-4 jaar. Voor allochtone ouders zijn de kaarten gebundeld in de vorm van een brochure in het Arabisch en Turks. Onderzoek effectiviteit Er is eén Nederlandse studie in de praktijk (Beirens, T., Beeck, E., van, Dekker, R., Juttman, R., Brug, J. & Raat, H., 2005), waarvan de resultaten de hypothese kunnen ondersteunen, dat de interventie van Veiligheidsinformatiekaarten in combinatie met mondelinge toelichting op het consultatiebureau een positief effect kunnen hebben op veiligheidsbevorderend gedrag onder ouders van kinderen van 11-18 maanden. Omdat er geen voormeting is gedaan blijven er twijfels waaraan de effecten moeten worden toegeschreven. Erkenning Erkend door Panel Jeugdgezondheidszorg en Preventie d.d 06-06-2006 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: B. Prinsen (april 2006). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Veiligheidsinformatiekaarten'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie Hier zijn geen bijzonderheden te melden.
2. Doel van de interventie Het doel van het geven van voorlichting over kinderveiligheid is ouders te motiveren tot veiligheidsbewust gedrag: voldoende toezicht, een veilige omgeving en aandacht voor veiligheid in de opvoeding. Dat betekent dat ouders gemotiveerd zijn zich zodanig te gedragen dat de veiligheid van hun kind(eren) bevorderd wordt. Onder meer heeft de interventie de bedoeling ouders bewuster te maken van de gevaren die bij bepaalde
ontwikkelingsstadia horen ter vermindering van ongevallen bij kinderen.
3. Doelgroep van de interventie Voor wie en wat is de interventie bedoeld? De interventie is bedoeld voor ouders van kinderen van 0 tot 4 jaar. Prevalentie en spreiding Privé-ongevallen bij kinderen Jaarlijks overlijden gemiddeld 76 kinderen van 0-19 jaar als gevolg van een ongeval. Meer dan de helft van hen is 0-4 jaar oud (55%, 42 gevallen). Verdrinking is de belangrijkste doodsoorzaak. Gemiddeld 19 kinderen van 0-4 jaar overlijden ieder jaar als gevolg van een verdrinking. Na verdrinking is verstikking de belangrijkste doodsoorzaak voor de 0-4-jarigen en de 5-12-jarigen. Bij kinderen van 0-4 jaar gebeurt meer dan de helft van de dodelijke ongevallen in of om huis (55%, 23 gevallen). Jaarlijks worden gemiddeld 16.000 kinderen van 0-18 jaar opgenomen in het ziekenhuis. Ruim een derde van hen is 0-4 jaar oud (33%, 5.200 gevallen). Het risico op een ziekenhuisopname ten gevolge van een privéongeval is het grootst voor de kinderen van 0-4 jaar oud. Binnen deze leeftijdscategorie zijn vooral de kinderen van 1 en 2 jaar kwetsbaar. Jonge kinderen van 0-4 jaar worden relatief vaak in het ziekenhuis opgenomen omdat zij van een vaste trap of stoep zijn gevallen, door een verbranding aan een heet voorwerp, hete vloeistof of door een vergiftiging door geneesmiddelen of narcotica. Ongevallen die leiden tot ziekenhuisopnamen bij jonge kinderen van 0-4 jaar gebeuren met name in of om huis (51%, 2.700 gevallen). Jaarlijks worden ongeveer 160.000 kinderen van 0-18 jaar behandeld op de SEH-afdeling van een ziekenhuis na een privé-ongeval. Eenderde van hen is 0-4 jaar (34%, 56.000 gevallen). Het risico op een privé-ongeval, waarvoor behandeling op de SEH-afdeling nodig is, is het grootst voor de 0-4 jarigen. Per 100.000 kinderen van deze leeftijd worden er jaarlijks 5.600 op de SEH-afdeling behandeld. Met name de 1- en 2-jarigen zijn kwetsbaar. Kinderen van 0-4 jaar hebben relatief vaak letsel aan het hoofd (41%, 23.000 gevallen), het gaat dan met name om open wonden en oppervlakkig letsel. Meer dan de helft van de SEH-behandelingen bij kinderen van 0-18 jaar is het gevolg van een val. Bij kinderen van 0-4 jaar is dit zelfs 58%. Bij jonge kinderen van 0-4 jaar oud vindt 42% van de ongevallen in huis plaats. Bron: Doodsoorzakenstatistiek 1999-2003, Centraal Bureau voor de Statistiek (doden); Landelijke Medische Registratie 1999-2003, Prismant (ziekenhuisopnamen); Letsel Informatie Systeem 1999-2003, Consument en Veiligheid (SEH-behandelingen). Indicatie- en contra-indicatiecriteria In de documentatie over de interventie zijn geen specifieke indicatie- of contra-indicatiecriteria aangegeven. Toepassing bij etnische groepen De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor ouders met een allochtone achtergrond. De interventie heeft wel speciale voorzieningen voor allochtonen. Veiligheidskaarten zijn beschikbaar in het Turks en Arabisch. De kaarten voor deze doelgroep zijn gebundeld in de vorm van een brochure in plaats van losse kaarten. Indicatie- en contra-indicatiecriteriaIn de documentatie over de interventie zijn geen specifieke indicatieof contra-indicatiecriteria aangegeven.
4. Omschrijving van de interventie Methodiek Beschrijving van de methodiek Veiligheidsinformatiekaarten bevat informatie over de vaardigheden van het kind, de ongevalsrisico's en de mogelijkheden om ongevallen te voorkomen plus eerste hulp adviezen. Elke kaart wordt aangereikt aan het begin van een ontwikkelingsfase die op de kaart staat beschreven, zodat het op dat moment relevant is en aansluit bij de ontwikkelings- en leeftijdsfase van het kind. De voorlichting is gefaseerd van opzet. Er is een protocol ontwikkeld waarin beschreven staat wat de juiste momenten van uitreiken zijn en momenten om er weer op terug te komen. Dit protocol kan aangepast worden aan de situatie van de betreffende JGZorganisatie. Gevonden is dat schriftelijke voorlichting in combinatie met mondelinge veel effectiever is.In een
consult maakt de wijkverpleegkundige ouders bewust van de risico's en het belang van veiligheidsmaatregelen. Vervolgens kunnen de ouders de informatie zelf nog eens na lezen. De methodiek is een combinatie van schriftelijke en mondelinge voorlichting. Tijdens een volgend contactmoment komt de wijkverpleegkundige terug op de gegeven informatie. Daarnaast wordt er een koppeling gemaakt met de kinderveiligheidscampagne 'Laat je niet verrassen', die iedere twee jaar plaatsvindt. Elke keer wordt een bepaald ongeval extra onder de aandacht gebracht (bijvoorbeeld veilig slapen, verdrinkingen en verbrandingen). Frequentie en intensiteitDe interventie duurt van 0 tot 4 jaar van een kind. Er zijn acht contactmomenten. Bij elke kaart zijn twee contactmomenten: het uitdelen en het terugkomen op de kaart. Protocol / handleiding Er is een werkinstructie voor de wijkverpleegkundige voor de te nemen stappen bij het uitdelen van de kaart en het er op terugkomen. Daarnaast is er ook een leidraad voor de mondelinge voorlichting aan de hand van 5 stappen Locatie van uitvoering Bij de ouders thuis (het eerste huisbezoek) of op het consultatiebureau.
4.2 Onderbouwing: probleem- of risico-analyse Kenmerken risico of probleem Kinderen van 0 tot 4 jaar behoren tot de risicogroep om slachtoffer te worden van een ongeval in of om het huis. Ze zijn enthousiast, kennen geen risico's en zien geen gevaren. Bovendien zijn ze motorisch nog niet in staat om een ongeluk te voorkomen (www.veiligheid.nl). Jaarlijks worden een groot aantal kinderen van 0-4 jaar medisch behandeld en overlijden ruim 40 kinderen in deze leeftijdsgroep na een privé-ongeval. Ouders zijn zich niet (altijd) bewust van de risico's van een ontwikkelingsfase van een kind en van de mogelijheden van te nemen veiligheidsmaatregelen. Met risico of probleem samenhangende factoren De oorzaak van een ongeval van een kind is in de meeste gevallen het gevolg van een combinatie van factoren: l
l
eigenschappen van het kind: motorische en cognitieve ontwikkeling, temperament, activiteitenniveau en mate van risicogedrag. eigenschappen van de ouder/verzorger: risicoperceptie, kennis over en attitude ten aanzien van veilig gedrag, opvoedingsstijl.
l
kenmerken van de fysieke omgeving: aanwezigheid van risico's.
Uit de cijfers blijkt dat één- en tweejarigen het meeste risico lopen op een ongeval. Rond deze leeftijd gaat de ontwikkeling van de motorische vaardigheden sneller dan de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden. Jonge kinderen hebben nog geen besef hebben van gevaar. Om het risico op een ongeval te taxeren moeten ouders een goede inschatting kunnen maken van de vaardigheden van hun kind. Ouders hebben echter vaak verkeerde veronderstellingen over motorische en cognitieve vaardigheden van hun kind. Zij onderschatten vooral de motorische vaardigheden en overschatten de cognitieve vaardigheden van hun kind (Beirens c.s., 2005; Consument & veiligheid, 2003).
4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak Kinderen van 0 tot 4 jaar behoren tot de risicogroep om slachtoffer te worden van een ongeval in of om het huis. Consument en Veiligheid wil de kans op ongevallen terugdringen door ouders bewust te maken van de risico's en gevaren in en om het huis. Belangrijke elementen tot veiligheidsbewust gedrag zijn het uitoefenen van voldoende toezicht,het scheppen van een veilige omgeving en aandacht voor veiligheid in de opvoeding. In algemene zin geldt, dat als ouders zich bewust zijn van de risico's en gevaren, zij gemotiveerd raken om de veiligheid van hun kind te bevorderen. Kennis van de leeftijdgebonden risico's maakt het mogelijk maatregelen op het juiste moment te treffen. En kennis van de te treffen maatregelen maakt dat ze ook toegepast kunnen worden. Toegespitst op het bevorderen van veiligheidsbewustgedrag betekent, het dat als ouders zich bewust zijn van de risico's die bij een bepaalde ontwikkelingsfase horen en als zij op de hoogte zijn
van de veiligheidsmaatregelen die genomen kunnen worden, zij het risico kunnen verkleinen dat hun kind (eren) slachtoffer worden van zo'n ongeval. Voorlichting middels de Veiligheidsinformatiekaarten biedt daartoe de oplossing. De kaarten geven informatie over preventie van valongevallen, brandwonden, beknellingen, snijwonden, vergiftiging, verstikking, verdrinking en elektrocutie. Daarnaast geeft de kaart eerste hulp adviezen. De makers gebruiken deze methodiek, omdat is gebleken dat schriftelijke voorlichting in combinatie met mondelinge voorlichting effectief is als het doel is om mensen ergens bewust van te maken en gedragsverandering op gang te brengen. Samenvatting werkzame ingrediënten l
Schriftelijke voorlichting in combinatie met mondelinge voorlichting.
l
Voorlichten op het moment dat de informatie relevant is (juiste leeftijdsfase).
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van uitvoering en begeleiding Er gelden geen specifieke eisen ten aanzien van de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers. JGZ medewerkers kunnen zich abonneren op de nieuwsbrief Veilig Groot Worden. Deze nieuwsbrief informeert hen over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de kinderveiligheidsvoorlichting. Daarnaast kunnen JGZ organisaties bij Consument en Veiligheid een training aanvragen waarmee de deskundigheid m.b.t. het geven van veiligheidsvoorlichting bevorderd kan worden. Overige eisenDe wijze van kwaliteitsbewaking wordt (verder) bepaald door de uitvoerder.
5. Overige voorwaarden voor toepassing Indicatiestelling Voor de toepassing van de interventie is geen speciale indicatie vereist, die afwijkt van de voor de sector of aanbieder wettelijk gebruikelijke indicatie.
6. Samenvatting onderzoek en beoordeling effectiviteit 6.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Beirens, Van Beeck, Dekker, Juttman, Brug & Raat (2005) Onderzoeksvraag: In welke mate leiden de veiligheidsinformatiekaarten tot veiligheidsbevorderend gedrag bij ouders, met name het plaatsen en juist gebruiken van traphekjes en het veilig opbergen van (giftige) schoonmaakmiddelen en medicijnen. Onderzoeksmethode: Er is een vragenlijst (niet random) verstuurd naar ouders met kinderen tussen de 11 en de 14 maanden (deze groep omdat kinderen rond 1 jaar het meest kwetsbaar zijn gebleken). Deze ouders kwamen voor in het adressenbestand van zes verschillende thuiszorginstellingen. (n= 2470, response rate 70%). De vragenlijst is verstuurd naar gebieden waar wel gewerkt wordt met de veiligheidsinformatiekaarten en naar gebieden waar dat niet gebeurt. Er was dus sprake van een controlegroep. Resultaten: Er zijn geringe, maar wel significante, effecten gevonden van de veiligheidsinformatiekaarten op het kindveilig opbergen van schoonmaakmiddelen (multivariate odds ratio (OR) 1,38, 95% betrouwbaarheidsinterval 1.111,73) en op het sluiten van traphekjes boven aan de belangrijkste trap (multivariate odds ratio (OR) 1,27, 95% betrouwbaarheidsinterval 1.03-1,57). Er zijn geen significante effecten gevonden in het al dan niet kindveilig bewaren van medicatie. De onderzoekers geven aan dat hun resultaten de hypothese ondersteunen dat de interventie van de Veiligheidsinformatiekaarten - schriftelijke voorlichting in combinatie met mondelinge toelichting op het consultatiebureau - een positief effect hebben op veiligheidsbevorderend gedrag onder ouders van kinderen van 11-18 maanden. Kosten-effectiviteit: Er zijn geen gegevens beschikbaar over de kosten-effectiviteit.
Kanttekeningen Aan het onderzoek kleven een aantal problemen. Er is geen voormeting gedaan, alleen een nameting. Zonder nulmeting is niet bekend of groepen al verschilden voorafgaand aan de interventie. Er is gebruik gemaakt van gegevens die door ouders zelf zijn gerapporteerd. Er is alleen steekproefgewijs door de onderzoekers zelf geobserveerd. Dit slaat onder de geringe effecten een minder sterke basis. Samenvatting directe aanwijzingen effectiviteit Beirens, Van Beeck, Dekker, Juttman, Brug & Raat (2005):" De resultaten ondersteunen de hypothese dat de interventie van veiligheidsinformatiekaarten in combinatie met mondelinge toelichting op het consultatiebureau een positief effect kunnen hebben op veiligheidsbevorderend gedrag onder ouders van kinderen van 11-18 maanden. Die effecten gelden voor het kindveilig opbergen van schoonmaakmiddelen en het plaatsen van traphekjes bovenaan de belangrijkste trap. Voor het kindveilig opbergen van medicijnen is geen effect gevonden. Het ontbreken van een aselecte controlegroep en een nulmeting maakt de kwalificatie van het onderzoek onduidelijk. Samenvatting Nederlandse effectstudies Buskop-Kubussen & Cox (2003)° Onderzoeksvraag: Dit onderzoek heeft de volgende relevante onderzoeksvraag: " Welk effect heeft het geven van voorlichting door verpleegkundigen jeugdgezondheidszorg op de gezondheid en veiligheid van ouders en kinderen en hoe wordt die voorlichting gedaan? Onderzoeksmethode: Het gaat om een review. De auteurs hebben conclusies getrokken aan de hand van Nederlandse en internationale onderzoeksresultaten. Belangrijkste resultaten uit internationaal onderzoek: " Kennis van ouders neemt toe als men meer bezoeken krijgt en een duidelijke uitleg ontvangt met een informatiebrochure (gebleken uit onderzoek in Engeland van Hewitt, 1991 ***) " In België is meer dan 80% (n=618) van de ouders die het consultatiebureau bezochten tevreden over de tips, de steun, voorlichting en advies die ze gekregen hebben (evaluatieonderzoek van Putte, 1997°). Kanttekeningen: " In hoeverre zijn buitenlandse werkvormen toepasbaar in Nederland? p> Buskop-Kubussen & Cox (2003°) Onderzoeksvraag: Dit onderzoek heeft de volgende relevante onderzoeksvraag: " Welk effect heeft het geven voorlichting door verpleegkundigen jeugdgezondheidszorg op de gezondheid van ouders en kinderen en hoe wordt dit gedaan? Onderzoeksmethode: Het gaat om een review. De auteurs hebben conclusies getrokken aan de hand van Nederlandse en internationale onderzoeksresultaten. Belangrijkste resultaten uit nationaal onderzoek van soortgelijke voorlichtingsvormen: " Algemene voorlichting over gedrag en opvoeding wordt door 75% van de ouders opgevolgd (Kuiper, 1988*). " Voorlichting over wiegendood lijkt te leiden tot minder risicogedrag bij ouders. Ouders roken minder en er worden minder fopspenen aan de baby's gegeven (Buysse, 1995****; Beltman, 2000°). De voorlichtingsfolder wordt goed gelezen door ouders en er is een relatie tussen het niet op de buik leggen van de baby en het lezen van de folder. Vijfentachtig procent van de ouders zegt nieuwe informatie uit de folder te hebben gehaald (Tiesjema, 1999°). " Uit een onderzoek van Peeters e.a (1993°) is gebleken dat ouders behoefte hebben aan voorlichting en steun. 82% van de ouders vraagt op het consultatiebureau om informatie, 78% ervaart steun aan het groeiboekje, 70% wil meer informatie over de ontwikkeling van het kind. De behoefte is het grootst bij ouders met jonge baby's of peuters. " Conclusie van de review-studie is dat voorlichting geven aan ouders van jonge kinderen in de Nederlandse
samenleving effectief werkt (Buskop-Kobussen & Cox, 2003°). Kanttekening:Geen enkele werkvorm staat alleen. Voorlichting is effectief in combinatie met een andere werkvorm. Het is niet gemeten of het zonder uitleg of advies van een verpleegkundige ook effectief is (Buskop-Kobussen & Cox, 2003°). Omdat de veiligheidsvoorlichting geen af te zonderen deel is van de hier beschreven voorlichting is de additionele informatie over soortgelijke interventies lastig te wegen. Buitenlandse studies Niet bekend Nederlandse studies soortgelijke interventies Buskop-Kubussen & Cox (2003)° Onderzoeksvraag: Dit onderzoek heeft de volgende relevante onderzoeksvraag: " Welk effect heeft het geven van voorlichting door verpleegkundigen jeugdgezondheidszorg op de gezondheid en veiligheid van ouders en kinderen en hoe wordt die voorlichting gedaan? Onderzoeksmethode: Het gaat om een review. De auteurs hebben conclusies getrokken aan de hand van Nederlandse en internationale onderzoeksresultaten. Belangrijkste resultaten uit internationaal onderzoek: " Kennis van ouders neemt toe als men meer bezoeken krijgt en een duidelijke uitleg ontvangt met een informatiebrochure (gebleken uit onderzoek in Engeland van Hewitt, 1991 ***) " In België is meer dan 80% (n=618) van de ouders die het consultatiebureau bezochten tevreden over de tips, de steun, voorlichting en advies die ze gekregen hebben (evaluatieonderzoek van Putte, 1997°). Kanttekeningen: " In hoeverre zijn buitenlandse werkvormen toepasbaar in Nederland? p> Buskop-Kubussen & Cox (2003°) Onderzoeksvraag: Dit onderzoek heeft de volgende relevante onderzoeksvraag: " Welk effect heeft het geven voorlichting door verpleegkundigen jeugdgezondheidszorg op de gezondheid van ouders en kinderen en hoe wordt dit gedaan? Onderzoeksmethode: Het gaat om een review. De auteurs hebben conclusies getrokken aan de hand van Nederlandse en internationale onderzoeksresultaten. Belangrijkste resultaten uit nationaal onderzoek van soortgelijke voorlichtingsvormen: " Algemene voorlichting over gedrag en opvoeding wordt door 75% van de ouders opgevolgd (Kuiper, 1988*). " Voorlichting over wiegendood lijkt te leiden tot minder risicogedrag bij ouders. Ouders roken minder en er worden minder fopspenen aan de baby's gegeven (Buysse, 1995****; Beltman, 2000°). De voorlichtingsfolder wordt goed gelezen door ouders en er is een relatie tussen het niet op de buik leggen van de baby en het lezen van de folder. Vijfentachtig procent van de ouders zegt nieuwe informatie uit de folder te hebben gehaald (Tiesjema, 1999°). " Uit een onderzoek van Peeters e.a (1993°) is gebleken dat ouders behoefte hebben aan voorlichting en steun. 82% van de ouders vraagt op het consultatiebureau om informatie, 78% ervaart steun aan het groeiboekje, 70% wil meer informatie over de ontwikkeling van het kind. De behoefte is het grootst bij ouders met jonge baby's of peuters. " Conclusie van de review-studie is dat voorlichting geven aan ouders van jonge kinderen in de Nederlandse samenleving effectief werkt (Buskop-Kobussen & Cox, 2003°). Kanttekening:Geen enkele werkvorm staat alleen. Voorlichting is effectief in combinatie met een andere werkvorm. Het is niet gemeten of het zonder uitleg of advies van een verpleegkundige ook effectief is
(Buskop-Kobussen & Cox, 2003°). Omdat de veiligheidsvoorlichting geen af te zonderen deel is van de hier beschreven voorlichting is de additionele informatie over soortgelijke interventies lastig te wegen.
7. Toepassing (uitvoerende organisaties) De interventie wordt uitgevoerd door 90% van de organisaties voor jeugdgezondheidszorg in Nederland.
8. Overeenkomsten met andere interventies Er is een overeenkomst met voorlichting aan ouders over wiegendood. Dit gaat ook om veiligheid en risico's die ouders vaak niet kennen. Andere vormen van voorlichting zijn het groeiboekje. Al deze vormen zijn schriftelijk en bedoeld voor ouders van kinderen van 0 tot 4 jaar. Deze vorm van interventie heeft als doel bij ouders het zelfvertrouwen te vergroten, bezorgdheid te verminderen of voorkomen, het probleemoplossend vermogen te vergroten en tenslotte om negatieve gevolgen van moeilijke opvoedingssituaties (bijvoorbeeld verwaarlozing) te minimaliseren (Prinsen, Verhegge en Ten Thije, 2002).Ook in het buitenland (bijvoorbeeld Engeland, Zweden en België) zijn er soortgelijke interventies om ouders van jonge kinderen voor te lichten. Zo krijgt iedere ouder in België na de geboorte 'het boekje van het kind' en 'folderpakket' (Prinsen, Verhegge en Ten Thije, 2002).
9. Overige informatie Ontwikkeld door Consument en veiligheid Rijswijkstraat 2 1059 GK Amsterdam Telefoon algemeen: 020 - 511 45 11 e-mail:
[email protected] Materialen Veiligheidsinformatiekaarten en een mapje. HTML links: www.veiligheid.nl
10. Lijst met aangehaalde literatuur Beirens, T., Beeck, E., van, Dekker, R., Juttman, R., Brug, J. & Raat, H. (2005). Effectiviteit van veiligheidsvoorlichting op het consultatiebureau volgens de methodiek veiligheidsinformatiekaarten. Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus Universitair Medisch Centrum & Consument en Veiligheid. In press. Beirens, T.M.J. (2008). Home-related Injury Prevention and Safety Promotion in the Setting of Preventive Youth Health Care. Rotterdam: Erasmus MC. Buskop-Kobussen, M.P.M.H. & Cox, K. (2003). Jeugdgezondheidszorg, effectiviteit van de verpleegkundige voorlichting. In: State of the art study van verzorging en verpleging: Eindrapportage. 382-425. Maarssen/Utrecht: Elsevier/LEVV. Consument & Veiligheid (2003). Protocol veilig groot worden: Methodiek veiligheidsinformatiekaarten. Amsterdam: Consument en Veiligheid. Prinsen, B., Verhegge, K. & Thije, I., ten. (2002). Met ouders samen. Opvoedingsondersteuning in de preventieve zorg in Nederland en Vlaanderen. Utrecht: NIZW.Vriezen, S. (2003). Werkinstructie veilig groot worden, methodiek veiligheidsinformatiekaarten. Doetinchem: Yunio.
Deze informatie is op 21 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.