StadsOntwikkeling
TIO
KE
N
ST
PL
AN
OR
PA PA R PA RK PA RKE RK ER
ER
W WA T
Vaststellingsrapport LV STA SO S P OEN E
HU
EE
TH
ER
VE
Bestemmingsplan Veemarkt Juli 2011
ST
RA
WA TE R
AT
RK E
TS
WA TE R
ST
UI
S
AT
UIT
IS
OE T H VE E R G N AN IO R A P A A N G R R A S L KE KE GEBO LE PL T VIJ RE A V N ER UW M RA NTSO PL NI AN S N S E E T T H IL N AD TSO P TU G T L UIN SV OR V E TU IN E ILL S E D I T C I R N N A A TU A E T D K U T TU IN IN SVIL E B P A R L I E TA LA AN AN I R UINN X L TS DG K IST G H OE A A R A PA N N O A N N EN DP PA RKE NT G N R ST LA R R D RO A K O E WA E A N T E OK IL S O WA TER REN L V K R TE RK AN R ST
NS
Veemarkt 2.0 Inspraakreacties op Stedenbouwkundig programma van eisen en Zienswijzen op het Bestemmingsplan
Vaststellingsrapport, behorende bij het vaststellingsbesluit
StadsOntwikkeling Afdeling Stedenbouw en Monumenten Juridische zaken, juli 2011
Gemeente Utrecht
1.
Terinzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan en stedenbouwkundig programma van eisen (SPvE) Veemarkt2.0 heeft op grond van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 31 maart 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. De periode waarbinnen zienswijzen konden worden ingediend eindigde op 11 mei 2011. Naar aanleiding van de ter inzage ligging zijn zienswijzen ingediend door: 1 2 3 4 5 6
Naam Reclamant 1 St. Buurtcomité Tuindorp Oost Reclamant 3 Reclamant 4 Reclamant 5 Vereniging CPO-Veemarkt
7 8 9
Wijkraad Noord Oost Reclamant 8 Reclamant 9
10
VWE bureau voor voertuigdocumentatie en –informatie B.V., M.P. Corveleijn MBA Directeur Reclamant 11
Postcode 3571 XK 3571 NP 3572 NJ 3573 PP 3573 PN
Plaats Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht
Ontvangst 06.04.2011 10.05.2011 09.05.2011 09.05.2011 11.05.2011 06.05.2011
3503 RJ 3564 KG 3513 AB
Utrecht Utrecht Utrecht
12.05.2011 27.04.2011 10.05.2011
1700 AD
Heerhugowaard
21.05.2011
Bernadottelaan
3527 GB
Utrecht
12.05.2011
Sartreweg Sartreweg 1
3573 PN
Utrecht Utrecht
12.05.2011 12.05.2011
Utrecht
12.05.2011
18
Reclamant 12 Kneppelhout en Korthals advocaten, namens Belangenvereniging Automarkt Utrecht en Maresca B.V. Kneppelhout en Korthals advocaten, namens Belangenvereniging Automarkt Utrecht en Maresca B.V. Reclamant 15 Cosbo stad Utrecht VWE bureau voor voertuigdocumentatie en informatie Reclamant 18
19
11 12 13 14 15 16 17
Adres Kapteynlaan Van Everdingenlaan 24 Karel Doormanlaan Sartreweg Sartreweg bestuur@cpoveemarkt. nl Postbus 8395 Bostondreef Amsterdamsestraatweg Postbus 198
Sartreweg 1 Sartreweg F. van Eedenstraat 5A Postbus 198
3573 PN 3532 CL 1700 AD
Utrecht Utrecht Heerhugowaard
11.05.2011 11.05.2011 12.05.2011
Sartreweg
3573 PP
Utrecht
13.05.2011
Vereniging van eigenaren Waaier I
Sartreweg
3573 PP
Utrecht
13.05.2011
20
Reclamant 20
Sartreweg
3573 PP
Utrecht
12.05.2011
21
Reclamant 21
Sartreweg
3573 PP
Utrecht
16.05.2011
22
USV Hercules
Donkeregaarde 48
3436 ZG
Nieuwegein
18.05.2011
23
Touche Dance Company & Workout
Adelaarstraat 13
3514 CA
Utrecht
27.05.11
2.
Ontvankelijkheid
De zienswijzen van de reclamanten genoemd onder 1 t/m 18 en 21 zijn binnen de termijn van ter inzage legging bij de raad ingekomen dan wel tijdig aan dit bestuursorgaan verzonden. De zienswijzen van reclamant 18, 19, 21 t/m 23 zijn buiten de termijn binnengekomen, met dien verstande dat: van zienswijze 18 en 19 is aan de hand van het poststempel geconstateerd is dat de brieven niet tijdig verzonden zijn aan dit bestuursorgaan. brief 23 is buiten de termijn ingekomen maar moet worden opgevat als een verzoek tot voor de vestiging van een sport c.q. fitnessschool. Dit zal in de ambtelijke wijzigingen op dit plan worden meegenomen. Van brief nummer 22 kan niet met zekerheid vastgesteld worden dat hij te laat verzonden is en daarom zal de brief worden meegenomen in de behandeling. Er is geen verschoonbare reden opgegeven door reclamanten die te laat hebben ingezonden. De zienswijze is om deze reden niet ontvankelijk en blijft derhalve, conform vaste jurisprudentie, buiten behandeling. Eventuele coulance heeft geen zin: de Afdeling
2
bestuursrechtspraak van de Raad van State hanteert de wettelijke termijnen zeer strikt tijdens de beroepsprocedure. De zienswijzen genoemd onder de nummers 18, 19, 21 t/m 23 zijn als zienswijze op het bestemmingsplan te laat ingediend en moeten daarom in het kader van de zienswijze beantwoording buiten behandeling worden gelaten. In het kader van het SPvE kunnen zij eventueel wel worden meegenomen. Indien daaruit wijzigingen op het SPvE voortvloeien zullen die als ambtelijke wijzigingen in het bestemmingsplan worden meegenomen. 3.
Zienswijzen
Onderstaand zijn de ingediende zienswijzen samengevat en direct aansluitend, per onderdeel, cursief van beantwoording voorzien. Indien er sprake is van een gehele of gedeeltelijke gegrondverklaring staat dit vermeld onder de betreffende zienswijze. Tevens is aangegeven welke veranderingen in het bestemmingsplan of SPvE zijn aangebracht. Indien een zienswijze ongegrond is dan staat er hieromtrent niets vermeld. Een overzicht van alle aanpassingen wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
3
Indeling zienswijzenrapportage Samenvatting van de ingediende zienswijzen ........................................................ 5 I Reclamant 1 .................................................................................................................... 5 Reclamant 2 - St. Buurtcomité Tuindorp Oost .................................................................. 6 Reclamant 3 .................................................................................................................. 10 Reclamant 4 .................................................................................................................. 12 Reclamant 5 .................................................................................................................. 14 Reclamant 6 – Vereniging CPO- Veemarkt..................................................................... 16 Reclamant 7 – Wijkraad Noord Oost .............................................................................. 22 Reclamant 8 .................................................................................................................. 28 Reclamant 9 .................................................................................................................. 30 Reclamant 10 VWE bureau voor voertuigdocumentatie en -informatie............................ 33 Reclamant 11................................................................................................................. 37 Reclamant 12................................................................................................................. 38 Reclamant 13 Kneppelhout en Korthals advocaten, namens belangenvereniging Automarkt Utrecht en Maresca B.V. ...................................................................... 40 Reclamant 14 Kneppelhout en Korthals advocaten, namens belangenvereniging Automarkt Utrecht en Maresca B.V. ...................................................................... 48 Reclamant 15................................................................................................................. 51 Reclamant 16................................................................................................................. 56 Reclamant 17 VWE bureau voor voertuigdocumentatie en – informatie. ......................... 57 Reclamant 18................................................................................................................. 66 Reclamant 19 Bestuur VVE de Waaier ........................................................................ 69 Reclamant 20................................................................................................................. 70 Reclamant 21................................................................................................................. 71 Reclamant 22 Hoofdbestuur USV Hercules ................................................................. 72 Reclamant 23 Touche Dance Company & Workout ..................................................... 73 II Overzicht van de wijzigingen in het stedenbouwkundig programma van eisen ...... 74 III Overzicht van wijzigingen in SPVE ....................................................................... 75 IV Overzicht van de wijzigingen in het bestemmingsplan........................................... 76 A. Wijzigingen naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen ................................ 78 B. Ambtshalve wijzigingen ........................................................................................ 79 V Conclusie ............................................................................................................ 79 VI Integraal overzicht van de ingediende zienswijzen ................................................ 80
4
I
Samenvatting van de ingediende zienswijzen
Reclamant 1 1. Bezwaar tegen aanleg extra parkeerplaatsen. De reclamant maakt bezwaar tegen het Ontwerp Stedenbouwkundig Programma van Eisen Veemarktterrein2 0 m.b.t. de voorgenomen aanleg van extra parkeerplaatsen (van 75 naar 200). Deze verhoging geeft een fout signaal af. Deze verhoging verslechtert immers natuur en landschap, rust en stilte en trekt extra autogebruik aan, incl. de bijbehorende hoeveelheid extra energie. Dit is bijzonder slecht nieuws in deze tijd van mondiale aandacht voor grondstofschaarste, C02 uitstoot, energiebesparing, hoge olieprijs en klimaatverandering. Het maakt de beloften van Ministeries, gemeenteraad, van parlement en regering om te streven naar natuurbehoud en duurzaamheid volkomen belachelijk en zal het vertrouwen in politici en in de belastingmoraal verder ondermijnen. Extra autogebruik bedreigt tevens de volksgezondheid in brede zin, o.a. door stijging van geluidsoverlast en verhoogde kans op longziekten en ongevallen. Vervoer per OV en per fiets dienen gestimuleerd te worden. Reactie: Het plangebied betreft een binnenstedelijke locatie. Het is in het kader van het door reclamant aangehaalde beleid met betrekking tot natuurbehoud en duurzaamheid ook noodzakelijk om stedelijke functies zo veel mogelijk binnen de bestaande stedelijke contour op te vangen. Stedelijke functies nemen uit hun aard parkeer en verkeersdruk met zich mee. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het dan ook om de daarvoor de noodzakelijke voorzieningen mogelijk te maken. Om tegemoet te komen aan de parkeerbehoefte van de sportvoorzieningen en te voldoen aan de parkeernorm, zullen ca. 130 formele parkeerplaatsen worden toegevoegd aan de Voorveldselaan. Wat betekent dat het totaal aantal parkeerplaatsen op ca. 200 uitkomt. Dit valt binnen de bandbreedte van de gemeentelijke parkeernorm. De ontwikkelingen geven geen aanleiding om van deze normen af te wijken. Er is het plangebied geen ruimte om de totale piekbehoefte aan parkeren op te lossen. Dit zal gedeeltelijk op zaterdagochtend ook in de woonwijk gebeuren, net zoals nu in Voordorp. Er is dan sprake van wenselijk dubbelgebruik van bestaande parkeerplaatsen. Er rust ook een verantwoordelijkheid bij de clubs, zeker bij thuiswedstrijden, het autogebruik tegen te gaan. 2. De kosten van het ontwerp-besluit worden afgewenteld op de belastingbetaler. De staatsschuld is nu reeds meer dan 400 miljard EURO en zal stijgen bij voornoemde aanleg. Dit is niet kosteneffectief denken. Het kan beter besteed worden in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Reactie: Voor de nieuwe woonwijk is een financiële analyse gemaakt (een zogenaamde grondexploitatie) waar kosten (bv. bouw- en woonrijp maken) en opbrengsten (verkoop grond) tegenover elkaar zijn gezet. Uit deze analyse blijkt dat het plan haalbaar is en de gemeenschap geen geld hoeft te gaan kosten. Een verband met de staatsschuld is niet aanwezig. Conclusie De zienswijzen van reclamant 1 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
5
Reclamant 2 - St. Buurtcomité Tuindorp Oost 1. In de laatste afronding van de participatiefase zijn een aantal onderwerpen op een wijze behandeld die niet stroken in vergelijking met het reeds doorlopen participatietraject. Reactie: Op 13 december 2010 is in een grote bijeenkomst de stand van zaken van de planvorming toegelicht en zijn de keuzes toegelicht. Daarbij zijn ruimtelijke, financiële en milieutechnische kaders in evenwicht gebracht. Op deze dag werd er nog uitgegaan van behoud van de noordelijke Veemarkthal. Er is gedurende het participatietraject altijd gemeld dat behoud van de hal, mede afhankelijk zal zijn van de financiële haalbaarheid. Enkele dagen na de bijeenkomst van december, is uit de nadere onderzoeken helaas gebleken dat behoud van de hal niet haalbaar was. Er is toen een studie verricht naar enkele varianten voor een nieuwe invulling van deze plek, overigens slechts om een proefverkaveling te testen. De resultaten hiervan zijn gepresenteerd en bediscussieerd op een participatie-avond 15 februari 2011. In de gehele participatieperiode zijn in een grote regelmaat een vijftal nieuwsbrieven verschenen (november 2009, februari, juni, november 2010 en maart 2011) en themagroepen, focusgroepen en participatiebijeenkomsten geweest. Natuurlijk is het zo dat in het eindstadium van de planvorming de knopen worden doorgehakt. Deze zijn echter goed beargumenteerd, ook via de site, toegelicht en verantwoord. De gemeente herkent zich dan ook niet in hetgeen gesteld wordt. Op 30 juni 2011 zal nog een participatiebijeenkomst zijn. Er wordt dan o.a. extra stil gestaan bij de invulling van bouwveld ter vervanging van de noordelijke hal. 2. Bezwaar tegen ophoging van 50 woningen Van meet af aan heeft voor de bebouwing van het Veemarktterrein het aantal van 500 stuks woningen als uitgangspunt gediend. Tijdens de extra ingelaste bijeenkomst op 15 februari 2011, aanleiding het niet handhaven van een deel van de hallen, is en passant meegedeeld het aantal woningen te verhogen naar 550.Gelet op het beperkte aantal aanwezigen, in vergelijking met die van de Focusgroep- en brede terugkoppelingsbijeenkomsten, is hier de indruk gewekt dat van de gelegenheid gebruik is gemaakt om het fundamentele uitgangspunt van 500 woningen te wijzigen in 550. Reclamant 2 heeft dan ook bezwaar op de verhoging met 50 woningen. Reactie: Uit de reactie van de reclamant is niet duidelijk wat de inhoudelijke bezwaren zijn. De suggestie dat op de bijeenkomst van 15 februari plotsklaps het uitgangspunt van met 50 woningen is gewijzigd, klopt o.i. niet. Het is inderdaad zo dat er aan het begin van het planproces is gecommuniceerd dat er ca. 500 woningen zouden komen. De proefverkaveling laat zien dat dit aantal uiteindelijk in de proefverkaveling op 551 terecht gekomen als een resultante van keuzes die zijn gemaakt, en niet als doel op zich. Zo is er gekozen voor een compacte, stedelijke wijk, mede ingegeven door de milieusituatie en de daaruit voortvloeiende gesloten bouwblokken. Daarnaast is er voor gekozen de Sartreweg als singel te behandelen. Daardoor zijn aan de oostkant van de Sartreweg de woningen dichter bij de weg geplaatst en zijn er ook 18 woningen aan de westkant van de Sartreweg geprogrammeerd. Dit laatste is het gevolg van de verruiming van het plangebied; onderdeel van één van de kwaliteitsdoelstellingen die uit de participatie naar voren gekomen is om de wijk beter te laten aansluiten op de omgeving. Tenslotte, toen bleek dat de herontwikkeling van de hal niet door kon gaan, is een nieuwe invulling voor het noordelijke plateau gevonden, waarbij een aantal woningen extra nodig waren om de daar gevraagde hoogte te kunnen bereiken. De hal liet twee bouwlagen toe, maar was zelf door "loze ruimte" wel hoger en stedelijker. Ook de wens om werkruimtes in het plan te realiseren leidt i.v.m. de financiële haalbaarheid van het plan tot enige ophoging van het aantal woningen. Dit alles heeft geleid tot de in de proefverkaveling opgenomen 551 woningen. Bij dit stedenbouwkundig concept, de programmatische verhoudingen tussen sociaal (40%) een markt (60%) en de gestelde financiële taakstellingen zijn deze aantallen ook nodig om het plan tot uitvoering te brengen.
6
3. Ingebracht commentaar uit participatie is niet terug te vinden in keuze-invulling bebouwing centraal plateau. Tijdens de toelichting op 15 februari 2011, over twee alternatieve invullingen van het centraal plateau, zijn door verschillende aanwezigen kritische vragen gesteld en diverse suggesties gegeven. Deze zouden in een verdere uitwerking worden meegenomen en tijdens een vervolgbijeenkomst worden besproken. Inmiddels toont het SPvE een keuzeinvulling, waarvan reclamant zich afvraagt of dit een breed draagvlak heeft van de participanten. Evenmin is vast te stellen wat er is gedaan met het ingebrachte commentaar. Kortom: hier ligt nog een deel van het participatietraject dat nog moet worden uitgekristalliseerd en voltooid. Reactie: De verkaveling voor het Plateau zoals te zien is op de "proeverkaveling" is een illustratie. Het laat zien hoe het kan worden binnen het ruimtelijke en functionele kader van het SPVE. Het is een alternatief, dat is getekend nadat duidelijk is geworden dat behoud van de hallen niet haalbaar is. Er is bewust voor gekozen het stedenbouwkundig plan niet aan te passen toen bleek dat behoud van de Hal niet mogelijk was. We hebben destijds binnen deze context een paar "modellen" met de aanwezigen besproken. Indachtig voornoemde keuze, de ruimtelijke en functionele opgave, en de reacties die zijn geleverd is dit de illustratie die voorligt. De reacties die wij tijdens de inspraakperiode hebben ontvangen dat niet iedereen de gemaakte keuzes op dit onderdeel goed begrijpt of niet goed heeft kunnen volgen, heeft de gemeente doen besluiten een extra bijeenkomst te houden. Op 30 juni is aan belangstellenden de gelegenheid geboden om met de gemeente over de randvoorwaarden van het centrale plateau verder van gedachten te wisselen. 4. Ontsluiting van de nieuwe wijk In het SPvE wordt op de pagina’s 7, 19, 25 en 41 verschillende verhandelingen gegeven mbt de ontsluiting van de wijk alsmede van de verkeersvoorzieningen. Het betreft hier de beschrijvingen onder de respectievelijke aanduidingen ‘bereikbaarheid en verkeer’ pag. 7, ‘realisatie overige programmaonderdelen’ pag. 19, verbinden met omgeving’’ pag. 25, ‘bereikbaarheid, autoverkeer’ pag. 41. In de tekst op pag. 41 wordt gesproken over eventuele maatregelen in het kader van het verkeersonderzoek. Nu is de kwestie van het sluipverkeer Sartreweg, A. Romerostraat en Kapteynlaan er één, die zich inmiddels al 5 jaar voortsleept. Een van de punten die duidelijk uit het onderzoek van Bureau Oranjewoud naar voren komt, is dat het sluipverkeerprobleem integraal in samenhang met de bebouwing Veemarkt en de uitbreiding van WC De Gaard dient te worden aangepakt. In de beleving van het Buurtcomité Tuindorp Oost is de beschrijving van het SPvE, waarbij gesproken wordt over eventueel te nemen maatregelen, misleidend. Reclamant dringt erop aan, aan de hand van de verkregen inzichten door de onderzoeken van de bureaus Goudappel-Coffeng en Oranjewoud, het e.e.a. in een oplossende besluitvorming in dit SPvE op te nemen. Reactie: In het SPvE is bij het bepalen van de functionele inrichting van de Sartreweg rekening gehouden met de voorkeursmaatregelen, die in het kader van het verkeersonderzoek "Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp", samen met een bewonersgroep is geformuleerd. Eén van de voorgestelde maatregelen uit dit onderzoek bestaat uit een ingreep, waarbij barrières worden opgeworpen op de kruising Sartreweg/Kapteynlaan (een zogenaamde halve of hele knip) om zodoende het doorgaand verkeer in één of beide richtingen te ontmoedigen. Het profiel van de Sartreweg maakt het mogelijk om deze barrières uit te voeren. Maar uit de ontvangen bewonersreacties op de voorgestelde maatregelen uit het verkeersonderzoek, blijkt er op korte termijn geen draagvlak te zijn voor de uitvoering van deze maatregel. Voornaamste reden hiervoor is dat met de knip delen van de wijk niet/moeilijk bereikbaar worden. Uit de ontvangen reacties blijkt er wel draagvlak te zijn voor de andere maatregel om de verkeersregelinstallatie bij het Kardinaal Alfrinkplein aan te passen.
7
Op basis van het voorgaande kiest de gemeente ervoor eerst in te zetten op het zodanig afstemmen van de verkeersregelinstallatie dat de route via de Kardinaal de Jongweg richting Tuindorp/Overvecht aantrekkelijker wordt dan de route via de Sartreweg. Gemeente is reeds gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanpassen van de verkeerslichtenregelingen op het Kardinaal Alfrinkplein, ten behoeve van het terugdringen van het doorgaande op de route Sartreweg – Kapteynlaan. De gemeente zal het verkeer ook gaan monitoren en afhankelijk van de conclusies die de gemeente gaat verbinden aan de uitkomsten van dit monitoronderzoek en het draagvlak onder bewoners, kan in de toekomst alsnog besloten worden om één of beiden knips aan te brengen. Het functioneel profiel van de Sartreweg is hiermee rekening gehouden 5. LPG-voorziening in relatie met de dichtstbijzijnde bebouwing De beschrijving op pagina 85 ‘externe veiligheid’ van het SPvE betreffende het LPGstation, draagt nog wat onduidelijkheid in zich. Verwijzend naar de verhandeling van pag. 49 t/m 52 van het bestemmingsplan, is het niet duidelijk of het SPvE op dit punt nu wel of niet (of nog niet?) voldoet aan de gestelde voorwaarden. Verwijzend naar de navolgende tekstonderdelen uit het SPvE en het bestemmingsplan inzake dit onderwerp: • Kwantitatieve risicoanalyse • Het bepalen van het aantal toegestane woningen. • De voorgestelde verkaveling voldoet hieraan • Het uiteindelijke bouwplan moet opnieuw worden getoetst door middel van de voorgeschreven risicoberekening • De hittewerende coating van de tankauto’s is in de Wet nog niet geborgd en hier mag derhalve geen rekening mee worden gehouden • Het verplaatsen van de opslagtank • Wettelijke streefwaarden (de oriënterende waarde) • Het voldoen aan bepaalde voorwaarden (welke?) Ter toelichting verwijst de reclamant naar de situatie van Tuindorp Oost van enige jaren geleden, waarbij tengevolge van nieuwbouwplannen de LPG-voorziening van het Q8station is ontmanteld. Hierbij was de afstand van 150 meter tussen het LPG-punt en de nieuwe woningbouw doorslaggevend. De reclamant wil nadere toelichting ontvangen in hoeverre het SPvE sluitend is t.o.v. het bouwplan en in relatie tot de LPG-voorziening. Reactie: Het SPvE wordt getoetst aan het bestemmingsplan en het bestemmingsplan is sluitend voor wat betreft externe veiligheid. Het bestemmingsplan geeft o.a. aan waaraan het SPvE moet voldoen. Om de in het SPvE voorgestelde verkaveling uit te kunnen voeren moet voldaan worden aan de voorwaarden in het bestemmingsplan die gericht zijn op de waarborging van de normen voor wat betreft de externe veiligheid ter plaatse. - De LPG auto's die het station bevoorraden moeten zijn voorzien van een hittewerende coating. Zo'n coating moet kunnen worden afgedwongen. Dit is mogelijk indien dit in de Wet milieubeheer is opgenomen, of als voorschrift in de milieuvergunning is opgenomen. Bij de actualisatie van de milieuvergunning zal dit worden opgenomen. - De ondergrondse opslagtank moet enkele meters worden verplaatst om aan de wettelijke norm van het plaatsgebonden risico te kunnen voldoen. Indien aan één van deze voorwaarden niet wordt voldaan zal het plan maar ten dele kunnen worden gerealiseerd. Een en ander is geregeld in het bestemmingsplan in artikel 15.3 sub b. De wettelijke norm voor het groepsrisico houdt in dat binnen veiligheidszone-lpg 1 (zie de bestemmingsplankaart) geen kwetsbare objecten zoals woningen, gebouwd mogen worden. Die veiligheidszone bestaat uit de gezamenlijke veiligheidscontouren rond de risicobronnen: 45 m. rond het LPG vulpunt, 25m. rond de ondergrondse LPG tank en
8
15m. rond de LPG afleverzuil. Zie verder de toelichting van het bestemmingsplan art. 5.5 Externe veiligheid. De veiligheidszone-lpg 2 heeft betrekking op een gebied dat pas mag worden bebouwd zodra de hittewerende coating kan worden afgedwongen. Zodra dat het geval is kan de veiligheidszone-lpg 2 worden verwijderd. Hierin voorziet artikel 15.3.1 van het bestemmingsplan. Als programma van eisen voldoet het SPvE aan de gestelde voorwaarden. Het bestemmingsplan moet die voorwaarden vervolgens borgen. Dat is het geval zoals hierboven uiteengezet. De haalbaarheid van de in het SPvE voorgestelde verkaveling blijkt uit de risicoanalyse (QRA) die aan het plan is toegevoegd. Hierin is onderbouwd dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden indien de hittewerende coating is geborgd. Indien de coating niet is geborgd maar binnen de veiligheidszone-lpg 2 niet wordt gebouwd blijft het groepsrisico eveneens onder die waarde. De exploitant van het tankstation heeft aangegeven mee te willen werken aan borging van de coating in de vergunning en verplaatsing van de ondergrondse opslagtank. Indien bij de uiteindelijke ontwikkeling/verkaveling van het terrein wordt gekozen voor een van het SPvE afwijkende verkaveling, moet opnieuw voldaan worden aan de oriënterende waarde van het groepsrisico. Hiertoe moet dan opnieuw binnen 150 meter van de opslagtank en het vulpunt een QRA (kwantitatieve riscio analyse) worden uitgevoerd. Dit is geregeld in bestemmingsplan artikel 15.3 sub c. Conclusie De zienswijzen van reclamant 2 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
9
Reclamant 3 1. Verplaatsen van een van de twee toegangswegen naar Wijk Veemarkt2.0 In deze wijk zijn er twee wegen waarmee de woonwijk (per auto) bereikbaar is. Dat is maar aan één zijde van de wijk en zal zeer waarschijnlijk dagelijks een overbelasting aan auto's geven op de rotonde Kardinaal de Jongweg, Sartreweg en Biltse Rading. Om te euvel te verhelpen is het wellicht een aanbeveling om één van die wegen te verplaatsen aan de andere kant van de wijk, namelijk bij de weg Biltse Rading. Daarmee zorgen we niet alleen dat de overlast van autoverkeer van de Sartreweg/rotonde te reguleren maar ook een doorstroming naar de A27 te garanderen en ook het verkeer van en naar de sportvelden. Reactie: De verwachting is dat de ontsluiting zoals is opgenomen in het SPvE voldoende ruimte biedt voor het verkeer om van en naar Veemarkt 2.0 te rijden. In het verleden is er onderzoek gedaan naar het effect van een hele aansluiting (dat wil zeggen dat je zowel links als rechtsaf kunt) van Veemarkt 2.0 op de Biltse Rading, naar aanleiding van de Motie Laat Sartre met rust. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat dit grote nadelige gevolgen zou hebben op de doorstroming op de Biltse Rading en daarmee ook op de hoofdinfrastructuur van Utrecht. Een halve aansluiting (dat wil zeggen, dat je alleen rechtsaf kunt) op de Biltse Rading, zou een zwaardere belasting voor het Kardinaal Alfrinkplein betekenen. Ook dit heeft een nadelig effect op de doorstroming van het verkeer op de hoofdinfrastructuur. Daarnaast helpt een verplaatsing van een aansluiting naar de Biltse Rading sluipverkeer door de nieuwe wijk in de hand. Dit willen we voorkomen. 2. Het woningaanbod is niet divers genoeg Het woningaanbod zou divers moeten zijn en het zou een afspiegeling van de samenleving moeten worden; iedereen moet kunnen doorgroeien naar een grotere of juist kleinere woning. Daarbij zal in de toekomst de groep ouderen (ouder dan 65) steeds groter worden. Er zou een divers aantal soorten woning/appartementen moeten worden aangeboden voor een breed publiek, dus niet alleen voor mensen met kinderen, maar ook voor jongeren én ouderen. Reactie: Ook voor jongeren en 55-plussers biedt de Veemarkt ruimte. Het (voorlopige) woningbouwprogramma omvat een kleine 200 appartementen die geschikt zijn voor deze doelgroepen. Appartementen op de Veemarkt , maar ook langs de Talmalaan maken het voor senioren mogelijk om in NoordOost te blijven wonen. Voor jongeren kunnen de appartementen uitkomst bieden, maar mogelijk ook de sociale koop. Zeker in combinatie met een starterslening worden deze woningen ook bereikbaar voor starters op de woningmarkt. Het woningbouwprogramma is in lijn met de visie over de nieuwe wijk: een gemengd programma voor starters, gezinnen , ouderen en kleinere huishoudens: 20% van het programma wordt aangeboden in de sociale huur, 20% van de woningen zal een koopprijs hebben tot € 200.000,-, een klein aandeel vrije sectorhuur en verder middeldure en dure koop. De CPO/PO mogelijkheden geven daarnaast zelfbouwers de kans om het huis van hun dromen te verwezenlijken. Via de CPO-vereniging zijn enkele groepen zich aan het voorbereiden op het ontwikkelen van woningen op de Veemarkt. Ook voor nieuwbouw in de vorm van appartementen is ruimte gemaakt. 3. Wijk moet verbinden, en geen recht-toe-recht-aan opzet. De wijk moet een voorbeeld voor andere wijken zijn, ook dus verrassend. Waarom strakke, standaard rechte straten (daarmee veroorzaak je ook dat auto's te hard kunnen rijden) als je ook slingerende straten kunt maken. Laten we leren van die andere (mislukte) nieuwbouwwijken, waar alles recht-toe-recht-aan is, geen gezellige sfeer hangt en mensen niet inspireert tot een wij-gevoel of tot initiatieven om de wijk mooi en leefbaar te houden. Maak een wijk waar iedereen trots op is, die een eigen identiteit heeft, maak verrassende hoekjes, verrassende straten, gezellige ontmoetingsplaats in vorm van een park of een soort plein etc.
10
Reactie Er is in dit plangebied sprake van een relatief grote dichtheid (ca. 50 won\ha). Ter vergelijk: Voordorp ca. 40 woningen per hectare, Wittevrouwen ca. 70 woningen per hectare en Leidsche Rijn ca. 30 woningen per hectare). Indachtig het grote percentage grondgebonden woningen vraagt dit om een efficiënte verkaveling. Deze efficiënte verkaveling is passend bij de "identiteit" van het gebied. Deze identiteit kan als stedelijk worden getypeerd met een verwijzing naar de "sfeer" van de voormalige Hallen. De gekozen richting van de bouwvelden zijn oost-west en dus ook noord-zuid, refererend naar de positie van de voormalige hallen. Deze efficiënte verkavelingopzet maakt ook dat er een optimale maatvoering gaat ontstaan voor de openbare ruimte. De inrichting van de openbare ruimte gaat een sfeer krijgen van een woongebied. De straten zijn voornamelijk voor het bereikbaar maken van de woningen. Daarnaast is er een ruimte voor "ontmoeten" in het "hart" van de wijk (het zg. plateau). Dit wordt een bijzondere ruimte die identiteit aan de wijk geeft. De openbare ruimte is dus royaal gemaatvoerd. Dat is een kernkwaliteit die ook door de participatiegroepen is aangedragen voor de Veemarkt. 4. Aansprekende naam voor de wijk De naam voor de wijk mag niet Veemarkt2punt0 worden. Deze naam geeft helemaal niets weer. Er moet een naam komen voor deze wijk die mensen zal verbinden, die inspireert en die aangeeft wat deze wijk voorstelt. De opzet is duurzaam en toekomstgericht. Dus waarom niet bijvoorbeeld: - De toekomst - De groene polder - Vitalis Zorg voor een naam die leeft. Veemarkt2punt0 is dat echt niet Reactie: De naam Veemarkt sluit aan bij de historische activiteit op deze plek en is zeer ingeburgerd en landelijk bekend. In de praktijk blijkt het zeer moeilijk een ingeburgerde naam te veranderen. De naam zal dan ook niet gewijzigd worden. Conclusie De zienswijzen van reclamant 3 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
11
Reclamant 4 1. Plannen bebouwing bouwveld X en Y zijn niet (tijdig) gecommuniceerd. Op het moment dat de reclamant haar koopovereenkomst tekende, d.i. 9 november 2010, was het bebouwen van bouwveld X en Y, voor zover zij heeft kunnen nagaan overeenkomstig haar informatieplicht als aspirant koper, absoluut nog niet bekend op internet of in andere openbare documentatie. In het concept SPvE is te zien dat er tussen het appartementcomplex 'Waaier 1' en de rotonde bouwvelden met bebouwing getekend zijn. Deze bouwvelden worden specifiek X en Y genoemd en zullen 4-5 woonlagen hoog zijn (zie bijlage 1 van ingediende zienswijze). Reclamant woont sinds enkele maanden in het appartement en tijdens het kooptraject heeft zij zich goed ingelezen in de plannen voor Veemarkt 2.0. Echter de plannen voor het bouwen op bouwveld X en Y, heeft zij niet aangetroffen, alsmede haar medebewoners van Waaier 1, alsmede de oud-bewoner van mijn appartement. Zij waren dan ook erg verrast toen zij de laatste nieuwsbrief lazen. Reactie: De bebouwingsvoorstellen op de velden X en Y zijn bekend vanaf 5 juli 2010. Op de participatieavond die toen gehouden werd, zijn deze gepresenteerd. Op 31 augustus 2010 is er wederom een participatieavond gehouden waar de velden nader uitgewerkt waren en de parkeerproblematiek van de Waaijerflats meegenomen en opgelost is. De bebouwing is toen ook op de maquette aangebracht. Deze bebouwing is mede tot stand gekomen door de inbreng van de mensen van de Waaijerflats die in het participatietraject van december 2009 tot maart 2010 deelnamen. Zij vonden dat ze met hun flats nergens bij hoorden. Door de bebouwing langs de Sartreweg af te maken ten zuiden van de flats, de Sartreweg her in te richten als echte singel en de wanden langs de westzijde van de weg te ontwikkelen zou de weg met de flats onderdeel gaan uitmaken van het Veemarktterrein. De informatie die op de avonden gepresenteerd werd, stond altijd binnen 1 tot 2 weken op de gemeentelijke website van de veemarkt en daarmee ruim voor 9 november 2010. De betreffende bewoner had de mogelijkheid om zich via de website op de hoogte te laten stellen en ook via de vele avonden en haar medebewoners van de flats die meestal in ruime mate aanwezig waren. Daarnaast zijn huis aan huis in de buurt bekendmakingen verspreid. Dezelfde vertegenwoordiging van de flats is ook altijd zeer actief betrokken geweest bij de discussie over de verkeersproblematiek. Ook via die lijn had deze bewoner contact kunnen hebben. 2. Achteruitgang uitzicht vanuit woning en schaduwwerking onderliggende bouwlagen. De bebouwing van bouwveld X gaat absoluut ten koste van meer dan de helft van het uitzicht van reclamant (Waaier I, nr 110) richting de rotonde. Dit komt door relatief korte afstand vanaf de Waaier 1, de rechthoekige vorm die het gebouw zal hebben (volgens maquette) en de hoogte van 4-5 woonlagen (bouwhoogte tot 17 meter) die er voor beoogd is. In bijlage 2 van reclamant is dit gevisualiseerd. Ook de lichtinval in het appartement zal drastisch minder worden, zeker voor de bouwlagen eronder. Tevens wordt haar privacy aangetast doordat de bewoners van gebouw X van een korte afstand vrijuit in het appartement kunnen kijken. De gemeentelijke stedenbouwkundige gaf aan dat als referentiemaat voor de afstand tussen Waaier 1 en bouwveld X de huidige hart-afstand tussen Waaier 1 en Waaier 2 is gebruikt. Echter hier is geen rekening gehouden met de ronde vorm van de waaier in tegenstelling tot de beoogde rechthoekige vorm van bebouwing X die het uitzicht veel meer benadeelt. Ook is geen rekening gehouden met het feit dat de achterkant van de waaier, de berging, veel lager is en het uitzicht hier minimaal minder van wordt. De hoogte van 4-5 woonlagen is absoluut niet noodzakelijk voor enkele woningen (geen bovenwoning beoogd is, maar één woning per kavel), al dan niet met een eenmanszaak/praktijk op de onderste laag. Reactie: De afstand die is gekozen tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe bebouwing bedraagt ruim 31 meter. Dat is bijna het dubbele van de maat die de bestaande flats onderling hebben. Deze keuze maakt het mogelijk nieuwe bebouwing te ontwikkelen waarbij uitzicht en beleving in voldoende mate, voor zowel bestaand en nieuwbouw kan worden gewaarborgd.
12
De keuze voor bebouwingshoogte (4 tot 5 bouwlagen) is gemaakt vanuit het oogpunt "flexibiliteit". Flexibiliteit is een belangrijke kernkwaliteit voor de plangebied. Deze flexibele maatvoering in bouwhoogte geeft een gevarieerd stedenbouwkundig en architectuurbeeld, dat kenmerkend wordt voor dit deel van de stad. In de volumeweergave hieronder is het maximale volume aangegeven van het nieuw te bouwen bouwblok. Dit past qua maat en schaal goed bij de bestaande Waaierflats.
3. Voorstel bouwhoogte en afstand tot Waaier Beperk de bouwhoogte tot 3-4 woonlagen, maximale bouwhoogte van 10 meter. Vergroot ook de afstand van een nieuw gebouw tot onze waaier met minimaal 10-15 meter, misschien door de gebouwen X en Y samen te voegen en de tussengelegen parkeerplek tussen waaier en gebouw X te plaatsen. Hou tevens in het ontwerp van de vorm van de gebouwen rekening met ons uitzicht, bijvoorbeeld door de achterkant ook een afgeronde vorm te geven. Als de gemeente een entree van de woonwijk wil neerzetten door aan beide zijdes van de singel bouwvelden te bebouwen, wat in mijn ogen absoluut een mooie uitstraling zal geven, denk dan ook aan de huidige bewoners van de Waaier, aan hun uitzicht en het plezier dat zij hiervan hebben. Reactie: Zie antwoord punt 2 De voorgestelde suggestie van samenvoegen bouwblok X en Y is niet mogelijk in verband met de ingang (en de parkeerplekken) voor de Pioniers. Conclusie De zienswijzen van reclamant 4 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
13
Reclamant 5 1. Motie Sartre Een aantal jaar geleden is er een motie aangenomen die genoemd was "Laat Sartre met Rust". Nu word in dit nieuwe plan daar volledig over heengewalst. Reactie: In de Motie 2005/M66 "Laat Sartre met rust" spreekt de gemeenteraad haar mening uit dat: "De Sartreweg em de Voorveldselaan qua verkeersintensiteit zo veel mogelijk ontlast moet worden, bijvoorbeeld door de aanleg van een ontsluitingsroute van het huidige Veemarktterrein naar de Biltse Rading". Naar aanleiding van de motie “Laat Sartre met Rust” is onderzocht of de mogelijkheid bestond om de toekomstige Veemarktterrein te ontsluiten op de Biltse Rading. Dit bleek grote nadelige gevolgen met zich mee te brengen voor de doorstroming op de hoofdinfrastructuur van Utrecht en dus niet tot de mogelijkheden te behoren. In het SPvE is vervolgens binnen de mogelijkheden die wel bestaan rekening gehouden met de Motie “Laat Sartre met Rust.” Zo is de concentratie van de ontsluiting van Veemarkt 2.0 zo dicht mogelijk tegen het Kardinaal Alfrinkplein gesitueerd aan, zodat het verkeer voor de Veemarkt zo zuidelijk mogelijk op de Sartreweg blijft. Met de strikte scheiding van het autoverkeer ten behoeve van de sport en van het wonen en daaraan gekoppeld de ontsluiting van sport op de Biltse Rading wordt bewerkstelligd dat het sport gerelateerde autoverkeer zo veel mogelijk gebruik maakt van de ontsluiting op de Biltse Rading en daarbij de Sartreweg ontziet. Ook is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden voor het aanpassen van de verkeersregelinstallatie op het Kardinaal Alfrinkplein, één van de voorkeursmaatregelen uit het onderzoek Verkeersdruk TuindorpOost en Voordorp. Daarnaast biedt het SPvE ook de mogelijkheid voor het eventueel uitvoeren van de andere voorkeursmaatregel uit het onderzoek "Verkeersdruk TuindorpOost en Voordorp", indien daarvoor draagvlak ontstaat. De verkeersintensiteiten zullen de komende jaren worden gemeten. Zie verder ook het antwoord op reclamant 2. De Sartreweg is gezien haar functie als wijkontsluitingsweg ook de aangewezen weg om Veemarkt 2.0 op te ontsluiten, conform het verkeer- en vervoerbeleid. 2. Tweemaal zoveel verkeersverrichtingen Reclamant geeft aan dat zij en zeker de bewoners van de Sartreweg aan de straatkant nu al te leiden hebben van de vreselijke fijnstof. Dit gaat dus verdubbeld worden. Dit is kwalijk voor de gezondheid. Tevens zal er meer geluidsoverlast zijn. Een school op het veemarktterrein, een supermarkt en nog een bedrijf die zullen de verkeersbewegingen mijns inziens nog meer opvoeren. Zeker in de spitsuren, (schooltijden/ werktijden) Reactie: Het effect van de toename van het verkeer op de luchtkwaliteit en geluidsbelasting is onderzocht. Daarbij is de toename als gevolg van alle nieuwe functies meegenomen: naast de nieuwe woningen ook de school, winkel, bedrijvigheid. Daartegenover staat overigens enige afname van verkeer als gevolg van het beëindigen van de automarkt en de andere activiteiten op het Veemarktterrein. Per saldo blijft wel een toename van het verkeer over. Het effect van die toename zal zeker geen verdubbeling van fijn stof inhouden, en blijft binnen de wettelijke normen. Dit wordt acceptabel geacht, ook vanuit het ruimere begrip van een 'goede ruimtelijke ordening', waarbij ook rekening wordt gehouden met effecten voor de gezondheid, zowel voor de nieuwe als voor de bestaande woningen. 3. Huizen 1,5 zo hoog Ook worden de huizen 1,5 x zo hoog als waar ooit over gesproken is. De financiële situatie van de gemeente dwingt misschien nog wel tot een nog hogere bouw! De vrijheid van aan de Sartreweg wonen is dan totaal weg.
14
Reactie: De keuze voor bebouwingshoogte (gemiddeld 2 tot 5 bouwlagen met maximaal 3 accenten tot 10 bouwlagen is gemaakt vanuit het oogpunt "flexibiliteit". Flexibiliteit is een belangrijke kernkwaliteit voor het plangebied. Deze flexibele maatvoering in bouwhoogte geeft een gevarieerd stedenbouwkundig en architectuurbeeld, dat kenmerkend wordt voor dit deel van de stad. De mogelijkheid voor accenten zijn beperkt tot een deel van het plangebied. De accenten kunnen ter plaatse van het Plateau worden gerealiseerd. De keuze om de Veemarkt te ontwikkelen tot woningbouw leidt er inderdaad toe dat de woningen aan de Sartreweg meer worden opgenomen in de wijk. Gezien de participatie wisselen daarover de oordelen. 4. Twee gebouwen bij Waaier Tot grote verbazing van reclamant is er ineens aan de kant van de waaier woningen richting de rotonde ook ineens 2 gebouwen getekend. Die heeft zij op andere berichten niet kunnen terugvinden. Reactie: De twee bouwblokken langs de Sartreweg zijn voor de eerste keer gepresenteerd op 5 juli 2010 als resultaat van de tweede participatie sessie. Een van de kwaliteiten die vanuit de participatiebijeenkomsten naar voren is gekomen is die van "verbinding en kwaliteiten van de omgeving en randen". Heel nadrukkelijk is er voor gekozen de Satreweg als onderdeel van het plangebied te beschouwen. daar hoort bebouwing bij, inclusief het herprofileren van de Sartreweg. 5. Veemarkt karakteristiek voor Voordorp De veemarkt is karakteristiek voor de wijk voordorp en daar mag ook wel eens aan gedacht worden. Helaas worden dit soort dingen nogal een vernietigd. Alles voor het wonen. Aan de bestaande woningen wordt ook vaak niet gedacht. Reactie: In 2008 heeft de raad van de gemeente Utrecht het politieke en bestuurlijke besluit genomen de gemeentelijke exploitatie van het Veemarktcomplex (voor o.a. paardenmarkt, evenementen, automarkt) te beëindigen en de locatie te herontwikkelen tot een woonwijk. 6. Waarde woningen zal dalen Reactie: Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de waarde van de woningen eerder zal toenemen dan dalen, aangezien relatief laagwaardige functies (automarkt/ beurzen/evenementen) worden omgezet naar hoogwaardiger functies (woningbouw met bijbehorende voorzieningen als school, kinderdagverblijf etc.). Mocht er reden zijn om een planschadeclaim in te dienen, dan zal deze worden afgewikkeld volgens de Verordening over advisering aan de gemeente Utrecht bij aanvragen om tegemoetkoming in planschade (de zgn. planschadeverordening) van 2009. Conclusie De zienswijzen van reclamant 5 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
15
Reclamant 6 – Vereniging CPO- Veemarkt 1. PO + markt vragen a) Wat is de economische onderbouwing voor de aantrekkingskracht van de wijk? b) Wat is de reden om op voorhand de bouwvelden toe te wijzen aan PO/ CPO en MARKT? c) Hoe kan diversiteit worden gewaarborgd bij het inzetten van marktpartijen wanneer blijkt dat PO/CPO te duur wordt gezien de dalende koopkracht d) Waarom is de verdeling in sociaal en markt zo eenzijdig gepland in de wijk? e) Waarom is de verkaveling zo eenzijdig? Is er nog ruimte om dit anders in te vullen? Bijvoorbeeld op de Noordstrook kavels te draaien zodat ze wel in de zon komen? Ideeën i. Stel eisen aan projectontwikkelaars vanuit een beeldregieplan als het gaat om differentiatie aan de buitenzijde? Of stimuleren dat er gemengd wordt op bouwveld in doelgroepen. Of een eis aan ontwikkelaars dat er PO geïntegreerd wordt? ii. Geef aan hoe binnen dit SPVE Po en CPO met een budget tussen 250.000 en 350.000 te realiseren valt? (in relatie tot genoemde doelgroep) Of zijn deze starters, doorstromers etc. aangewezen op de markt? En hoe wordt dat de ambitie gewaarborgd? Reactie: a. Uit allerlei woningonderzoeken blijkt dat de oostkant van de stad een sterke aantrekkingskracht heeft op mensen om er te wonen. Dit blijkt ook uit de waarde van de woningen per m2.. Op dit moment zijn mensen die zich hier willen vestigen met name gebonden aan bestaande woningbouw. Met de herontwikkeling van de Veemarkt ontstaat de mogelijkheid op relatief grote schaal wijze nieuwbouwontwikkeling te realiseren. b. In de ontwikkelingsstrategie voor de Veemarkt is aangegeven op welke wijze de gemeente uitvoering wil geven aan het uitgeven van kavels/bouwvelden voor PO/CPO en mark. Mede door overleg met de CPO vereniging is de ontwikkelingstrategie (zie bijlage SPvE) aangepast en is het op voorhand aanwijzen van bouwvelden voor PO/CPO en markt geschrapt. c. Ook een marktpartij heeft baat bij afzetbare producten. Een marktpartij zal daarom in de huidige markt een mix van woonproducten aanbieden om op die manier een potentiële koper te verleiden tot koop. d. de verkaveling van het sociale woningbouwprogramma wordt met name gedicteerd door het in de toekomst efficiënt kunnen beheren en onderhouden van huurwoningen. Dit betekent dat de woningen geclusterd moeten zijn. e. Er is in dit plangebied sprake van een relatief grote dichtheid (ca. 50 won\ha). Indachtig het grote percentage grondgebonden woningen vraagt dit om een efficiënte verkaveling. Deze efficiënte verkaveling is passend bij de "identiteit" van het gebied. Deze identiteit kan als stedelijk worden getypeerd met een verwijzing naar de "sfeer" van de woonwijken van begin 20e eeuw. De gekozen richting van de bouwvelden zijn oost-west en dus ook noord-zuid. Dat betekent dat elke woning minimaal een dagdeel bezonning krijgt en elke woning geschikt is om gebruik te kunnen maken van alternatieve (zon) energie. Deze efficiënte verkavelingopzet maakt ook dat er een optimale maatvoering gaat ontstaan voor de openbare ruimte. De openbare ruimte is dus royaal gemaatvoerd. Dat is een kernkwaliteit die ook door de participatiegroepen is aangedragen voor de Veemarkt. 2. Openbare ruimte + eigen grond Vragen: a. Is er een verlichtingsplan? b. Welke jeugdvoorzieningen zijn er om hangen te voorkomen? c. Wat zijn de ruimtelijke specificaties van het ontmoetingsplein? Dat is in de plattegrond niet duidelijk nu? Wel qua beeld en gewenste functies, maar niet wat de ruimte van het plein is? d. Wat is de visie op veld G? Hoe ziet dit eruit? e. Hoe wordt het groen in de straten gewaarborgd? Wat zijn de kansen dat de Platanen het redden bijvoorbeeld en zo niet, wat is het alternatief? f. Wie betaald de collectieve binnentuinen? Is dat openbare ruimte of eigen grond?
16
g. Hoe wordt groen op de binnenterreinen gewaarborgd (dus niet verharden en niet 100% parkeren) h. Parkeren op eigen grond is een eis, wat zijn de kosten voor die grond? Particulieren lossen dit nu zelf op, wat is de tegemoetkoming? i. Uit de participatie kwamen 2 items zeer sterk naar voren: behoudt van de Veemarkthal als identiteitsdrager en een groene wijk. Vraag is wat is het alternatief voor de Veemarkthal als het gaat om identiteit? Voor de garantie op groen: zie vragen hierboven. Ideeën: i. Wenselijk in het staatprofiel is het ‘shared space’ principe: niet te veel profilering in functies. ii. Creëer een visuele en tastbare link tussen het bouwveld en de bijbehorende openbare ruimte. Dit genereert sociale veiligheid en een gevoel van gezamenlijke identiteit. iii. Haal er een landschapsarchitect bij voor het plan groen/ verharde openbare ruimte en verlichting: integraal plan, niet per bouwveld via de marktpartijen. iv. Ontsluiting van de bouwvelden zou vrij moeten zijn afhankelijk van de toekomstige verkaveling, het lijkt nu al vast te liggen. Misschien een idee om het aantal openingen vast te leggen , maar de positie nog vrij laten. Reactie: a. Er is nu nog geen verlichtingsplan. Deze wordt opgesteld in het inrichtingsplan voor de openbare ruimte b. Voor de kleinere jeugd komen er op verschillende plekken in de wijk speelplekken overeenkomstig de richtlijnen "Jantje Beton". Voor de grotere jeugd zijn er natuurlijk de sportvelden in de directe omgeving. c. De inrichting van het plein in sfeer, materiaalgebruik wordt uitgewerkt in het inrichtingsplan d. Veld G is onderdeel van het "plateau". In het SPVE is er een proefverkaveling zichtbaar. Dit is enkel een illustratie. Aanvullend hierop wordt in het beeldregieplan aanvullende spelregels gemaakt. Het basisgedachte hierbij is (net als de overige bouwvelden die onderdeel zijn van het plateau) dat deze verwijzen naar de "sfeer" van de hallen en dat dit deel afwijkend is van de omliggende bouwvelden. e. In het inrichtingsplan worden profielen opgesteld waarin parkeren, ondergrondse infrastructuur, bomen/groen, vuilcontainers en entrees op elkaar worden afgestemd. Waneer de platanen het niet redden worden nieuwe bomen in de straten geplaatst f. Collectieve binnenterreinen behoren tot het uitgeefbaar gebied en zijn derhalve niet openbaar. Dit betekent dat kopers van woningen daarvoor betalen. Een deel van de VON-prijs heeft betrekking op de inrichting van het binnenterrein. g. In het ontwikkelingsproces van de diverse bouwvelden zitten verschillende toetsmomenten voor de gemeente, waarbij naast het bouwplan ook het inrichtingsplan voor het collectieve gedeelte wordt beoordeeld. Het uiteindelijke ontwerp zal worden vastgelegd in de overeenkomst tot uitgifte in erfpacht (de zgn. bestemmingsbepaling). Daarnaast is ook nog voorstelbaar dat het binnenterrein als mandelig wordt gekenmerkt op basis waarvan een beheersreglement wordt opgenomen. Het is dan alleen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen mogelijk om wijziging te brengen in de inrichting van een binnenterrein. h. De parkeerplaats op eigen terrein is opgenomen binnen het uitgeefbaar gebied. De kosten van dit parkeren zitten derhalve opgenomen in hetzij de VON-prijs van een woning hetzij de uitgifteprijs van een kavel. De gemeente verstrekt hier geen bijdrage i. Veld G is onderdeel van het "plateau". In het SPVE is er een proefverkaveling zichtbaar. Dit is enkel een illustratie. Aanvullend hierop wordt in het beeldregieplan aanvullende spelregels gemaakt. Het basisgedachte hierbij is (net als de overige bouwvelden die onderdeel zijn van het plateau) dat deze verwijzen naar de "sfeer" van de hallen en dat dit deel afwijkend is van de omliggende bouwvelden. Het groen is voornamelijk onderdeel van de openbare ruimte. Een van de kernkwaliteiten die in het SPVE is opgenomen zijn de "randen". En dan met name de kwaliteit van de randen. De verkavelingopzet van de bouwvelden maakt dat er aan de randen een forse maat over blijft. Hier heeft het (bestaande) groen een belangrijke rol als het gaat om de groene identiteit van de wijk. Verder hebben alle straatprofielen een dusdanige maat dat er ruimte is voor bomen.
17
Deze keuze in combinatie met het feit dat een groot deel van de parkeerdruk in de bouwvelden moet worden opgelost maakt dat het beeld van de straten niet door geparkeerde auto's gedomineerd wordt. Op de plek van het plateau is er ruimte voor groen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat in dit plangebied sprake is van een relatief grote dichtheid (ca. 50 won\ha). Dat heeft geleid tot een efficiënte verkaveling die passend is bij de "identiteit" van het gebied. Deze identiteit kan als stedelijk worden getypeerd met een verwijzing naar de "sfeer" van de voormalige Hallen. i.
ii. iii. iv.
Het idee van het toepassen van shared space in deze wijk (of in delen van de wijk) zal onderzocht worden in het inrichtingsplan. Zoals in het SPvE is aangegeven wordt er sowieso gestreefd naar een eenvoudige en eenduidige inrichting van de openbare ruimte. In combinatie met het verkeersregime van 30km/u zal dit de leidraad worden voor het opstellen van de profielen. Er wordt door een landschapsarchitect een inrichtingsplan gemaakt voor de gehele openbare ruimte van de wijk in zijn geheel. Het wordt een integraal plan inclusief de verlichting Er zal een landschapsarchitect worden ingeschakeld. . In het inrichtingsplan worden indicatief een aantal entrees naar de bouwvelden opgenomen om de ruimte te reserveren. Wanneer de inritten in de bouwplannen vastliggen zullen de inrichtingsplannen hierop worden aangepast.
Het Beeldregieplan is 30 juni 2011 met de bewoners en de belanghebbenden worden overlegd en goede suggesties worden verwerkt. 3. Verkaveling + kavelpaspoort Vragen: a. Wat is de reden voor het handhaven van de oost west oriëntatie, bij het vervallen van het hergebruik van de Veemarkthallen? Waarom wordt er energietechnisch niet Noord/ Zuid verkaveld? Nu is er een duurzaamheidachterstand in relatie tot de ambitie EPC 0.3. b. Welke criteria worden gebruikt om een bouwveld aan bepaalde doelgroep toe te wijzen? c. Wat maakt dat je niet hoger mag dan 4 lagen bij veld E? Voor PO is het interessant om hoger te mogen. d. Waar zit de ruimte gezien de woningaantallen (550) in de ruimte voor differentiatie in kavelbreedte? e. Klopt het dat er meer woningen gepland (50) zijn in ruil voor het niet bouwen op locatie Gerrit Rietveld College? f. Waar hebben senioren een plek? Is daar een gedachte over? (75+) Bredere kavels zijn dan noodzaak. g. Zijn de aantallen woningen per bouwveld uitwisselbaar? h. Wat wordt bedoeld op pg 54 met bouwhoogtes nog worden aangepast? Ideeën: i. Het zou goed zijn bij blok F vast te houden aan een collectieve buitenruimte, waardoor je echt een andere identiteit introduceert en niet weer huisjes met tuintjes: gemiste kans. Reactie: a. Er is o.i. geen sprake van een oost-west oriëntatie. Voor de verkaveling is de richting van de huidige hal aangenomen, welke zuid-zuidoost is georiënteerd. Dit biedt goede mogelijkheden voor passieve zonne-energie en zonnecellen. b. In de ontwikkelingsstrategie is opgenomen welke criteria van toepassing zijn bij toewijzing van kavels/bouwvelden t.b.v. PO/CPO en markt. c. Op deze plek is het mogelijk relatief brede kavels te maken. Hiervoor is juist gekozen een minimale bouwhoogte van 2 lagen aan te houden, zodat er ten opzichte van andere kavels breed en relatief lager gebouwd mg worden. Dit komt de diversiteit van het plan ten goede. d. Die is ruim aanwezig. 550 is geen doel op zich maar een getal dat voortkomt uit de proefverkaveling. De wijze van uitgeven zal rekening houden met de differentiatie in de gewenste breedte. e. Nee, deze stelling klopt niet.
18
f. g.
h. i.
Senioren kunnen overal terecht komen in het plan. Brede kavels zijn op allerlei plekken mogelijk. De aantallen woningen zijn indicatief. De verhouding sociaal en markt en grondgebonden en appartementen zijn maatgevend. Daarbinnen is flexibiliteit, mits ook de vereiste grondwaardes voor het haalbaar maken van het plan worden gehaald. Uitwisseling kan dus alleen als elders compensatie mogelijk is. Redactioneel foutje, tekst zal worden verwijderd. De suggestie is waardevol. De proefverkaveling laat alleen zien dat het aantal woningen mogelijk is. In de tender zullen extra punten worden toegekend voor plannen met een collectieve buitenruimte, zeker als die openbaar is. Zie hiervoor de scores in de ontwikkelingsstrategie.
4. Beeld regie plan Vragen: a) Wordt de marge in mate van differentiatie bepaald door beeldregieplan of mogen bewoners dit bepalen? Is het helemaal vrij? Of zijn er regels? b) Hoe wordt kwaliteit van groen en water geborgd? c) Opties met toestaan van toevoegen van extra verdiepingen in de toekomst (uitbreiding) zou onder beeldregieplan moeten vallen. Ideeën: i. Doe een uitspraak over de invulling van het groen in de voortuinen: vastleggen, anders kan het groene karakter niet geborgd worden. ii. Erfscheidingen opnemen in beeldregieplan: gammaschuttingen? Dus opnemen in de bebouwing. iii. We hebben behoefte aan meetbare kwaliteitscriteria als onderdeel van het beeldregieplan. iv. De vereniging wil graag een beeld kwaliteitsplan waarbij we in de ontwikkeling hiervan worden betrokken. v. Indien er een beeld kwaliteitsplan komt willen we geen welstand. Reactie: Het SPVE bepaald de bandbreedte en de flexibiliteit. Het beeldregieplan is een uitwerking van het SPVE op het terrein van het gewenste beeld van de wijk. Ook daarin zal veel flexibiliteit zitten. Er is dus een bandbreedte, maar binnen de bandbreedte is er grote mate van vrijheid. b. De openbare ruimte is royaal qua maatvoering. Dat is een kernkwaliteit die ook door de participatiegroepen is aangedragen voor de Veemarkt. Binnen deze maatvoering, zowel binnen het plan als aan de randen, is er voldoende ruimte om kwaliteit voor water en groen te waarborgen. Zelfbeheer door bewoners kan daar een rol in gaan spelen. c. Flexibiliteit en de daarbij behorende variatie is het kernbegrip bij zowel het SPVE als het beeldregieplan. Toevoegen van een extra verdieping in de toekomst behoort tot de mogelijkheden, mits toegestaan in het bestemmingsplan. Specifieke spelregels hiervoor zullen in het beeldregieplan en de kavelpaspoorten worden vermeld. a.
De ideeën (I tm V) zoals vermeld zijn nader toegelicht als besproken tijdens de participatiebijeenkomst op 30 juni 2011, bij de toelichting van het beeldregieplan. 5. Overige Vragen: a. Is de epc van 0.3 een doelstelling of een ambitie. Indien het een doelstelling is, wat staat hier dan tegenover? b. Hoe honoreert de gemeente de innovatieve initiatieven waar op gericht wordt in het SPVE? Bijvoorbeeld t.a.v. energiewinning. c. Welke waarde wordt er gehecht aan de contra expertise op energiegebied? d. Er wordt geconstateerd dat er sprake is van bodemverontreiniging. Welke acties onderneemt de gemeente? e. Wordt de grond schoon opgeleverd? f. Welke bepaalde voorwaarden moeten in acht genomen worden bij de huidige verontreiniging?
19
g.
Welke voorzieningen treft het rijk bij de A27, nu en in de toekomst (verbreding snelweg). h. Wat is de bijdrage van de gemeente als het gaat om de bouwblokken die geen geluidsluwezijde hebben? i. Waarom is de inspraak t.a.v. sluipverkeer uit het SPVE verdwenen? j. De criteria voor CPO zijn momenteel volledig procesgericht en niet op esthetiek en ruimtelijk ambitieniveau. Ideeën: i. Faciliteren 100% energie zelfvoorziening op lange termijn. ii. Aanvullen CPO criteria met ruimtelijk en esthetische eisen. iii. We zouden graag procesvoorbeelden zien die de gemeente hanteert als referentie als het gaat om het proces, in relatie tot beeldkwaliteit, beeldregie, kavelpaspoorten etc. Wat wordt op basis van ervaringen van andere gemeenten de strategie van Utrecht en waarom? Reactie: a. EPC 0.3 kan het best omschreven worden als een harde ambitie. Het is geen wettelijk afdwingbare doelstelling. Wettelijk afdwingbaar is alleen de eis van het Bouwbesluit. Dat eist een EPC van 0.6 . Privaatrechtelijk zullen we de ambitie opnemen en het Voorlopig Ontwerp daarop toetsen. b. Wij honoreren dergelijke initiatieven met waardering en samenwerking. We verwachten dat alle betrokken partijen hun aandeel leveren in het bereiken van de, gezamenlijk opgestelde, ambities. Als gemeente dragen we daar zelf aan bij, naar vermogen en waar mogelijk substantieel. Aan initiatieven van anderen werken we mee; die bijdrage bestaat in de regel uit het mogelijk maken ervan en kennis, niet uit geld. We zullen met Eneco afspraken maken dat ca.10 tot 15% van de woningen, die energieneutraal willen bouwen, de mogelijkheid krijgen om niet op stadsverwarming te worden aangesloten, indien zij zonder stadsverwarming deze doelstelling denken te kunnen halen. c. We hebben de mogelijke oplossingen voor het energievraagstuk op Veemarkt uitgebreid en kritisch onderzocht, en we verwachten nauwelijks nieuwe inzichten voor de aanpak voor Veemarkt als geheel. We staan daar wel voor open. Zeker voor opdrachtgevers die zich hogere investeringen kunnen veroorloven en voor toepassing op kleinere schaal, zouden nog betere oplossingen mogelijk kunnen zijn. Deze mogelijkheden zijn ook aanwezig. d. Afgezien van plaatselijk sterke verontreiniging met arseen (van nature aanwezig in veen) is er alleen sprake van lichte bodemverontreinigingen, en teerhoudend asfalt. Het asfalt voeren wij af, de overige verontreiniging is zo licht dat sanering niet nodig is. e. De grond wordt geschikt voor de beoogde bestemming opgeleverd, zoals de wet verlangd. Daarbij mogen lichte verontreinigingen aanwezig zijn, als deze geen risico vormen voor de volksgezondheid bij wonen met tuin. Dat is ook het geval bij Veemarkt; 'brandschoon' is de grond dus niet (dat is in Nederland in een stedelijke omgeving ook vrijwel nooit het geval) De levering van de grond geschiedt met een geschiktheidsverklaring van de grond voor de gestelde doeleinden (in de meeste gevallen voor wonen dus). f. f) Bij een grondwateronttrekking moet afstemming plaatsvinden met het bevoegd gezag, zodat eventueel in de omgeving aanwezig verontreinigd grondwater niet onacceptabel wordt 'aangezogen'. Bij afvoer van grond geldt dat deze geschikt moet zijn voor het bedoelde hergebruik en daarvoor zonodig verder onderzocht (Besluit bodemkwaliteit). Na sloop van de huidige bebouwing moet aanvullend bodemonderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit onder deze bebouwing. Dat onderzoek is inmiddels uitgevoerd. Daarbij is gebleken dat de grond onder de hallen van eenzelfde kwaliteit is als elders in het plangebied. g) Bij verbreding van de A27 en bij eventuele latere toepassingen moet het rijk zorgen dat de geluidbelasting van de Veemarkt aan de wettelijke normen blijft voldoen. h) Elke woning moet een geluidsluwe zijde hebben. i) De kwestie van het sluipverkeer is separaat bestudeerd in het Verkeersonderzoek Noordoost. j) De criteria voor CPO zijn niet uitsluitend procesgericht. de criteria zijn zowel inhoudelijk als procesgericht uitgewerkt in de ontwikkelingsstrategie voor de Veemarkt.
20
Ideeën: i Graag! Het hoogst haalbare met nu denkbare techniek is volledige zelfvoorziening in het woninggebonden energiegebruik, dat wil zeggen inclusief verwarming en verlichting, zonder het stroomverbruik van overige apparaten. Dat vraagt ca. 25m2 zonnecellen per woning. Het dakoppervlak daarvoor is in principe al aanwezig. Ii Zie Ontwikkelingsstrategie. Iii Zie Ontwikkelingsstrategie. De gemeente heeft alle bestaande ervaringen bij andere gemeentes verwerkt in deze ontwikkelingsstrategie en zal dat blijven doen. Conclusie De zienswijzen van reclamant 6 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan. Het kopje boven de tabel bouwhoogtes wordt aangepast in het SPvE.
21
Reclamant 7 – Wijkraad Noord Oost 1. Het aantal woningen niet acceptabel In de besluiten van 2008 (Gemeenteraad 4 september en B&W 25 november) is vastgesteld dat het plan Veemarkt 2.0 450 – 500 woningen zou moeten bevatten, waarvan 40% sociale woningbouw en 80% grondgebonden woningen. Dit is ook zo als uitgangspunt voor het participatietraject gecommuniceerd (verslag Klankbordgroep herontwikkeling Veemarkt, 25 augustus 2009). Helaas bevat het SPvE een minimum aantal van 551 woningen, waarvan slechts 68% grondgebonden. In de wijk Noordoost is voorzien om in de periode 2005-2015 veel nieuwe woningen (> 1100) te realiseren. In diverse wijkraadplegingen is door bewoners aangegeven, dat men de hoogste prioriteit geeft aan openbaar groen en aan verbeterde openbare ruimte. Zoals tijdens het bezoek van de Raad in de wijk (juni 2009) bepleit en tijdens de Raadsinformatieavond van 3 september 2009 verder toegelicht is er in de wijk Noordoost ruimte voor de bouw van nieuwe woningen, vooral daar waar bestaande bebouwing (bedrijfsruimten, Veemarkt) vervangen wordt door woningbouw. Echter, het aantal nieuw te bouwen woningen dient binnen grenzen te blijven, opdat de openbare (groen) ruimte per woning c.q. per inwoner niet te zeer onder druk wordt gezet. In dit licht bezien is een toename van 10 a 20% van het aantal nieuw te bouwen woningen in het plan Veemarkt 2.0 niet acceptabel. Advies: De Wijkraad adviseert u met klem het aantal woningen in het SPvE terug te brengen naar ca. 500 woningen, zoals in het uitgangspunt voor het plan Veemarkt 2.0 in 2008 was vastgelegd en het aantal grondgebonden woningen te verhogen. Reactie: Het is inderdaad zo dat er is gecommuniceerd dat er ca. 500 woningen zouden komen. Als leidraad voor de uitwerking van het SPvE, heeft de gemeente zich gericht op de kwaliteitsdoelstellingen zoals die tijdens de participatie met betrokkenen zijn geformuleerd. Als gevolg hiervan is het aantal woningen op uiteindelijk 551 terecht gekomen in de proefverkaveling; dit als een resultante van keuzes die zijn gemaakt, en niet als doel op zich. Zo is er gekozen voor een compacte, stedelijke wijk, mede ingegeven door de milieusituatie en de daaruit voortvloeiende gesloten bouwblokken. Daarnaast is er voor gekozen de Sartreweg als singel te behandelen. Daardoor zijn aan de oostkant van de Sartreweg de woningen dichter bij de weg geplaatst en zijn er ook 18 woningen aan de westkant van de Sartreweg geprogrammeerd. Tenslotte, toen bleek dat de herontwikkeling van de hal niet door kon gaan, is een nieuwe invulling voor het noordelijke plateau gevonden, waarbij een aantal woningen extra nodig waren om de daar gevraagde hoogte te kunnen bereiken. De hal liet twee bouwlagen toe, maar was zelf door "loze ruimte" wel hoger en stedelijker". Ook de wens om werkruimtes in het plan te realiseren leidt tot enige ophoging van het aantal woningen. Dit alles heeft geleidt tot de in de proefverkaveling opgenomen 551 woningen. Bij dit stedenbouwkundig concept, de programmatische verhoudingen tussen sociaal (40%) een markt (60%) en de gestelde financiële taakstellingen zijn deze aantallen ook nodig om het plan tot uitvoering te brengen. Voor verhouding tussen grondgebonden en gestapelde woningen geldt hetzelfde. Overigens is het zo dat de maatvoering van de openbare ruimte, en met name de groenzones langs de wijk ruim gedimensioneerd zijn voor stedelijke begrippen. Hierbij speelt ook het dilemma dat hoe meer grondgebonden woningen er worden gerealiseerd -zeker in de verhouding 40% sociaal en 60% markt- de druk op de openbare ruimte -bijvoorbeeld door parkeren- toeneemt. Wij denken dat met het plan een optimum is gevonden tussen alle doelstellingen. 2. Terug naar oorspronkelijke aantal woningen en koppeling aan parkeervoorziening Een van de creatieve voorstellen uit het participatietraject betrof de handhaving van een deel van de bestaande hal. Tot vrij laat in het traject is dit voorstel onderdeel geweest van de plannen. Op het laatste moment, in januari 2011, bleek dit voornemen om (voornamelijk) financiële redenen niet gehandhaafd te worden. Tijdens de bijeenkomst van de klankbordgroep is een aantal alternatieve invullingen voor dit deel van het plan voorgesteld. Deze alternatieven waren nog niet voldoende uitgewerkt en bovendien was er weinig tijd om op deze alternatieven in te gaan. Twee belangrijke aspecten van de voorgestelde alternatieven betreffen de bouwhoogte en de oplossingen voor parkeren.
22
Doordat de bestaande constructie van de hal, als beperking, is vervallen neemt de mogelijke bebouwing ter plaatse toe van 2 lagen naar 3-5 bouwlagen. Waarschijnlijk verklaart dit, mede, de toename van het aantal woningen. Op dit moment is voor ons onvoldoende duidelijk gemaakt waar en hoe de extra parkeerruimte gevonden is om aan deze grote toename van bouwvolume en woningaantal tegemoet te komen. Tijdens overleg met de projectleider op 14 april 2011 is afgesproken dat dit onderdeel van het SPvE nog nader zal worden besproken (en waar nodig aangepast) met de meer deskundige leden van de klankbordgroep. Daarnaast is tijdens dit overleg door ons het voorstel gedaan de bebouwing ter plaatse van dit deel van het centraal plateau in principe terug te brengen tot het oorspronkelijke volume, en de mogelijke vergroting van dit volume te koppelen aan een (gebouwde) voorziening voor het parkeren. Advies: De Wijkraad adviseert u ruimte te laten voor aanpassingen en verbeteringen van dit deel van het plan, door in eerste instantie terug te gaan naar het oorspronkelijk te realiseren volume. Uitbreiding van het bouwvolume kan vervolgens gekoppeld worden aan aanvullende eisen met betrekking tot de voorzieningen voor parkeren en ruimte voor openbaar groen. Reactie: De voorstelling van de wijkraad over de gang van zaken rond het niet haalbaar zijn van de hal is juist. Inderdaad zijn er in februari twee alternatieven gepresenteerd voor een nieuwe invulling van deze plek, waarbij het meest kansrijke voorstel opgenomen is in de proefverkaveling van het SPVE. Met nadruk wordt hier gesteld de proefverkaveling, want de uiteindelijke verkaveling kan onder invloed van de creativiteit die met een prijsvraag wordt opgeroepen, een andere worden. Aangezien er bij de wijkraad vragen waren over de invulling van deze proefverkaveling -die slechts dient als toets op de haalbaarheid van het plan- is er op de participatiebijeenkomst van 30 juni 2011 ruimte om nogmaals met de stedenbouwers van gedachten te wisselen over deze proefverkaveling. De parkeerplaatsen zijn gevonden aan de rand van het plateau, waardoor het plateau zelf autovrij kan blijven. De suggestie van de wijkraad om op deze plek te onderzoeken om te gaan voor gebouwd parkeren wordt zeker meegewogen bij het bepalen van de uitgangspunten van de tender. Er zitten echter ook enkele forse nadelen aan gebouwd parkeren op deze plek, namelijk de ruimtelijke impact (verhoogd maaiveld lijkt onvermijdelijk), de kosten (het plan wil graag ook werkruimtes faciliteren op deze plek) en de relatie met het programma (grondwaarde onder de woningen). De suggestie om alleen de bouwhoogtes die in het SPVE op deze plek zijn opgenomen te koppelen aan gebouwd parkeren is op voorhand o.i. te knellend als uitgangspunt voor een tender. 3. Aanpak verkeer en parkeren opnemen in SPvE a.
Verkeer (pagina 43, SPvE) Al voor de aanvang van het participatietraject Veemarkt2.0 is veel aandacht gegeven aan de druk van het gemotoriseerd verkeer op de route Kapteynlaan – Romerostraat – Sartreweg. Dit heeft geresulteerd in de motie ‘Laat de Sartreweg met rust’ die is gekoppeld aan het besluit voor de herinrichting van het Veemarktterrein. De noodzaak voor ingrijpende maatregelen met betrekking tot het verkeer op deze route is onweerlegbaar vastgesteld in het verkeersonderzoek uitgevoerd in 2009 door het bureau GoudappalCofeng in opdracht van de gemeente. Dit onderzoek heeft o.a. het volgende aangetoond: • 60 % van het doorgaand verkeer op de route Kapteynlaan – Romerostraat – Sartreweg is sluipverkeer; • de verkeersintensiteit – 6500 mve per etmaal – is groter dan passend is, voor een weg met dit profiel (inrichting), ondanks de functie die aan deze route door de gemeente is toegekend (tot 10.000 mve); • de verkeersintensiteit in de piekuren is (in 2009, dus zonder verkeer van toekomstige bewoners van het Veemarktterrein) al ruimschoots hoger dan de norm (i/c > 0,90; norm 0,85).
23
Ook is het van belang, dat door de gemeente (afdeling verkeer, gebiedsmanager Wijk Noordoost) is aangegeven, dat men de noodzaak van maatregelen op de aangegeven route erkent, maar dat de geldelijke middelen hiervoor bij de projecten (De Gaard, Herinrichting Veemarkt) gevonden moeten worden. De al langer bestaande ongewenste situatie, de vereiste aanpassing van de inrichting van de weg (m.n. tegen sluipverkeer) alsmede het gebrek aan reguliere middelen om dit te realiseren pleiten ervoor om ‘de aanpak van verkeer’ nu op te nemen in het SPvE. Advies: De Wijkraad adviseert u om in dit SPvE passende maatregelen op te nemen om de verkeersdruk op de Sartreweg met de realisatie van de plan te verminderen en deze met de nieuwe inrichting van de Sartreweg uit te voeren. b.
Parkeren Reeds vanaf het begin van het plan Herinrichting Veemarkt (2005) is door de sportverenigingen en de direct omwonenden aangedrongen op adequate maatregelen om de parkeerdruk tijdens de weekeinden op te vangen. In het SPvE staat opgesomd hoeveel parkeerplaatsen er nu bestaan (ca 200). Na de uitbreiding van de sportaccommodaties met 1 voetbalveld (het negende) wordt in het SPvE vermeld, dat ‘de parkeerbalans een maximaal aantal van 285 parkeerplaatsen’ bedraagt en dat ‘de planontwikkeling ruimte biedt aan circa 200 parkeerplaatsen’. Allereerst is het van belang vast te stellen dat de huidige parkeercapaciteit verre van voldoende is. Zelfs met gebruik van (een deel van) het Veemarktterrein kunnen niet alle bezoekers van de sportvelden hun voertuig parkeren op de aangegeven plaatsen. Dit leidt tot gevaarlijke situaties: zoekverkeer, parkeren langs de smalle toegangswegen gecombineerd met veel (jeugdige) fietsers. Ten tweede betekent een realisatie van 200 parkeerplaatsen een achteruitgang ten opzichte van de bestaande situatie. De sportvoorzieningen nemen toe met 1 speelveld (12%), terwijl de parkeerruimte op zijn gunstigst gelijk blijft. Ten derde is een uitgangspunt van het SPvE om de verkeersstromen voor sport en woningen gescheiden te houden. De bestaande en voorspelbare toename van de parkeerdruk staan op gespannen voet met dit uitgangspunt. Het is noodzakelijk om in het SPvE niet te volstaan met de constatering, dat er maximaal 285 parkeerplaatsen nodig zijn en dat er 200 parkeerplaatsen worden ingericht zonder aan te geven waar de resterende circa 85 voertuigen dienen te blijven.
Advies: De Wijkraad adviseert u om de parkeermogelijkheden voor de sportaccommodaties uit te breiden tot minimaal 250 en tevens formeel vast te leggen, waar de overige voertuigen kunnen blijven (evt. toch in de woonbuurt?). Reactie: a.
Voor wijkontsluitingswegen hanteren wij doorgaans een capaciteit van 10.000 a 15.000 mvt/etmaal. Bij de huidige inrichting van de Sartreweg en Kapteynlaan ligt een capaciteit dichter bij 10.000 mvt als maximum dan bij de 15.000 mvt, gezien de huidige inrichting van de weg. . Overigens is dit geen harde grens, het is een richtlijn. Het klopt dus niet dat het verkeersonderzoek heeft aangetoond dat 6500 mvt/etmaal teveel is voor deze weg met haar huidige inrichting. Bij de huidige inrichting van de weg past een maximale capaciteit van 10.000 mvt/etmaal. De gemeten verkeersbewegingen van ca. 6500 mvt/etm valt binnen de richtlijnen van 10.000 mvt/etm. Ook met de ontwikkelingen van Veemarkt 2.0 blijft de verkeersintensiteit naar verwachting beneden 10.000 mvt/etmaal. ook de achttijden in de spits vindt de gemeente acceptabel. Er is geen verkeerskundige noodzaak om in te grijpen. Bij de gemeente is bekend dat een aantal bewoners overlast ervaren van de hoeveelheid verkeer die gebruikt maakt van de route Sartreweg Kapteynlaan. Met in hun ogen een verslechtering van de leefbaarheid en verkeersonveilige situaties tot gevolg. Met deze signalen bekend en de constatering dat ongeveer de helft van het verkeer op deze route doorgaand verkeer is, is er een onderzoek gehouden naar mogelijke maatregelen om het doorgaand verkeer tegen te gaan, te weten: "Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp".
24
Een van de voorgestelde maatregelen uit dit onderzoek bestaat uit een ingreep, waarbij barrières worden opgeworpen op de kruising Sartreweg/Kapteynlaan (een zogenaamde halve of hele knip) om zodoende het doorgaand verkeer in één of beide richtingen te ontmoedigen. Op korte termijn is er geen draagvlak voor deze maatregel. Wel bestaat er draagvlak voor het zodanig afstemmen van de verkeersregelinstallatie dat de route via de Kardinaal de Jongweg richting Tuindorp/Overvecht aantrekkelijker wordt dan de route via de Sartreweg. Zie ook antwoord reclamant 2. De gemeente is reeds gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanpassen van de verkeerslichtenregelingen op het Kardinaal Alfrinkplein, ten behoeve van het terugdringen van het doorgaande op de route Sartreweg – Kapteynlaan. Conform een van de voorkeursmaatregelen uit het onderzoek : Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Daarnaast biedt het SPvE ook de mogelijkheid voor het in de toekomst eventueel uitvoeren van de andere voorkeursmaatregel uit het onderzoek "Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp" mits daar draagvlak voor is. De Sartreweg is gezien haar functie als wijkontsluitingsweg ook de aangewezen weg om Veemarkt 2.0 op te ontsluiten, conform het verkeer- en vervoerbeleid. b.
Om tegemoet te komen aan de parkeerbehoefte van de sportvoorzieningen en te voldoen aan de parkeernorm, zullen ca. 130 parkeerplaatsen worden toegevoegd aan de Voorveldselaan. Wat betekent dat het totaal aantal parkeerplaatsen op ca. 200 uitkomt. Dit is conform de bandbreedte van de gemeentelijke parkeernorm. er is voor gekozen –ook door ruimtegebrek in het plan- de piek niet volledig te faciliteren. Deze piek, van rond de 280 auto's op zaterdagochtend, zal zich oplossen in de naburige woonwijken, zoals ook nu in Voordorp gebeurd. Het is een gewenste vorm van dubbelgebruik van de aanwezige parkeerplaatsen. Ook rust er een verantwoordelijkheid bij de clubs om het gebruik van de fiets te stimuleren, zeker bij thuiswedstrijden. Over het algemeen geldt: hoe meer parkeerplaatsen je faciliteert, hoe meer vervoersbewegingen.
4. Woonwagenplaatsen In het SPvE zijn 4 woonwagenplaatsen ingeruimd. Deze plaatsen zijn vooralsnog gelokaliseerd aan de Noord-oostzijde van het plan. In de nabijheid van deze locatie bevindt zich al het woonwagenkamp aan de Sandinostraat. De omwonenden en de sportvereniging Hercules hebben de afgelopen decennia buitengewoon veel overlast ondervonden van de bewoners van dit woonwagenkamp. De gemeente heeft daarbij meer dan eens moeten optreden. Hoewel het volledig van de toekomstige bewoners afhankelijk is of er daadwerkelijk overlast zal kunnen ontstaan, lijkt het zowel voor de huidige omwonenden/sporters als voor de toekomstige bewoners van de ingeplande 4 woonwagenplaatsen ongewenst deze 4 plaatsen op de gekozen locatie te realiseren. Er zijn voldoende mogelijkheden om elders in het plan een locatie te vinden, waar woonwagenplaatsen tot hun recht komen en tegelijkertijd een goede sociale inbedding wordt gevonden om overlast voor te zijn. Advies: De Wijkraad adviseert om de 4 woonwagenplaatsen op een andere lokatie in het plan op te nemen. Een goede optie is de noordwestzijde van het plan (achter blok A, waarbij blok E naar het oosten wordt opgeschoven; zie kaart p. 16). Reactie: Het SPvE houdt rekening met de realisatie van ca. 550 woningen, waarvan ongeveer 40% in de sociale sector, waaronder maximaal vier woonwagenstandplaatsen. Het SPVE van de Veemarkt is het resultaat van een proces waarin tal van keuzes zijn gemaakt. Zo is rekening gehouden met wensen ten aanzien van de ontsluiting, geluidsbelasting, bereikbaarheid van voorzieningen, bezonning, uitgeefbare grond enzovoort. Bij de keuze van een geschikte locatie voor woonwagens is rekening gehouden met de technische ontwerpeisen (vnl afmetingen), verder is gedacht aan identiteit en herkenbaarheid van de locatie. U stelt dat eventuele overlast afhangt van de bewoners, iets wat ook geldt voor de overige woningen.
25
Stedenbouwkundig is de strook langs de sportvelden van Hercules ook vanwege de milieunormen de enige stedenbouwkundig verantwoorde optie. Deze plek is gekozen omdat de standplaatsen goed in het groen in te passen zijn. De door de inspreker voorgesteld optie is op dit punt, omgeven door meer bebouwing, minder geschikt. Een andere plek kan ook leiden tot bijvoorbeeld vraagstukken van sociale veiligheid. De gekozen plek is derhalve de beste keuze. De vraag is of een eventueel beheervraagstuk zich ruimtelijk laat oplossen. Conclusie: de zienswijze leidt wel tot een aanpassing van het Stedenbouwkundig programma van eisen. SPvE p.6 in de samenvatting: inclusief maximaal vier woonwagenplaatsen. SPvE p. 57 in kader: maximaal vier woonwagenplaatsen, maximaal 900m2. 5. Duurzaamheid tot taakstelling maken Tot slot wil de Wijkraad van harte zijn waardering uitspreken voor de ambitie inzake duurzaamheid, die spreekt uit het SPvE. Reclamant dringt er op aan om van deze ambitie een taakstelling te maken. Aandacht voor duurzaamheid alleen volstaat niet; het zijn de daden (uitvoering) die tellen. Reactie: Daar zijn wij het volledig mee eens. De ambities moeten gerealiseerd worden door zowel de gemeente, particuliere opdrachtgevers als andere ontwikkelaars en betrokken partijen Als gemeente realiseren we de duurzaamheidsambities voor wat betreft de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van stadsverwarming, en door het stellen van eisen en ambities voor de bebouwing in het plangebied. De ambities voor de bebouwing moeten door de bouwende partijen worden gerealiseerd. Wij moedigen van harte aan dat ook die hun bijdrage leveren. Dat kan niet afgedwongen worden met wettelijke regelingen. We gaan wel als onderdeel van de selectie van ontwikkelende partijen, hun plannen door middel van een DPL-berekening toetsen op duurzaamheid. Dat zullen we ook in het SPvE en bestemmingsplan vastleggen. Maar uiteindelijk hangt veel af van de overtuiging en inzet van betrokkenen. Conclusie: de zienswijze leidt wel tot een aanpassing van de toelichting van het Bestemmingsplan en het Stedenbouwkundig programma van eisen. SPvE p.87 Vervolgstappen, Aanbesteding bouwvelden en kavels, na 'Aan marktpartijen zal een aanbod per bouwveld ...duurzaamheidsambitie etc.' invoegen: 'Onderdeel van de selectie van marktpartijen is een waardering van de duurzaamheid van hun plannen door middel van een DPL-berekening, en toets aan de doelen zoals gesteld in dit SPvE.' Bestemmingsplan 4.1.6 Duurzame ontwikkeling, p.23 alinea 'Die keus komt ...' aanvullen met: 'Dit houdt onder andere in dat bij de selectie van ontwikkelende partijen, hun plannen door middel van een DPL-berekening getoetst zullen worden aan de duurzaamheidsambities zoals gesteld in het bestemmingsplan, en uitgewerkt in SPvE en de bijbehorende duurzaamheidsberekening (zie 'Rapport DPL Veemarkt definitieve rapportage augustus 2010').' 6. Suggesties/opmerkingen voor verbetering van de formuleringen van het SPvE Pag 7: Er wordt vermeld dat het SPvE aan alle wettelijke milieunormen voldoet. Het is raadzaam om een tabel op te nemen waarin de wettelijk normen en de waarden voor het plan Veemarkt2.0 naast elkaar getoond worden. Pag 13: Een belangrijk aspect van participatie is ook de mobilisering van deskundigheden van deelnemende bewoners en belanghebbenden. Dit wordt gemakkelijk vergeten, maar deelnemers aan het participatietraject brengen veel deskundigheid in. Pag 40: In de laatste zin staat: ‘Als de geluidsbelasting …, moet het geluidsscherm opnieuw worden aangepast.’ We adviseren met klem dit als volgt aan te passen: ‘Als de geluidsbelasting …, zal het geluidsscherm opnieuw worden aangepast.’
26
Reactie: Pag. 7: Pag. 13:
P.40:
het voorgestelde overzicht tabel is in de bijlage van het SPVE opgenomen deelnemende bewoners en andere belanghebbenden hebben inderdaad al blijk gegeven van deskundigheid, getuige het participatietraject tot nu toe. In de volgende fase, tot en met de bouw, zal die inbreng vooral plaatsvinden via de vereniging Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Veemarkt. Zodra de nieuwe wijk bewoond raakt, kunnen initiatieven hun weg vinden vanuit en via nieuwe bewoners, met kennis (en inzet) gericht op het beheer en de verdere ontwikkeling van Veemarkt. Akkoord met de voorgestelde tekstaanpassing.
Conclusie: de zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan en wel tot aanpassing van het stedenbouwkundig programma van eisen. In het SPvE wordt op pag 38 in de laatste zin een aanpassing gedaan: 'Als de geluidsbelasting …, moet het geluidsscherm opnieuw worden aangepast.’ wijzigen in: ‘Als de geluidsbelasting …, zal het geluidsscherm opnieuw worden aangepast.’ Ook is in de bijlage een tabel met milieunormen toegevoegd. Conclusie De zienswijzen van reclamant 7 onder punt 5 leidt tot een aanpassing in het SPvE en het bestemmingsplan en punt 4 en 6 leidt tot een aanpassing in het SPvE. De overige zienswijzen van reclamant leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingplan of het SPvE. Een overzicht van alle aanpassingen wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
27
Reclamant 8 1. Natuuraspecten aan duurzaamheid verbonden Bij de ontwikkeling van het Veemarktterrein wordt hoog ingezet op duurzaamheid. Dit wordt meestal geassocieerd met bijvoorbeeld energiebesparing, goede isolatie en duurzame bouwmaterialen. Reclamant wil er op wijzen dat er aan duurzaamheid ook 'natuuraspecten' zitten. Als Stadsvogeladviseur van Vogelbescherming Nederland voor de stad Utrecht komt reclamant op voor de belangen van onder andere gebouwgebonden vogels. Huismus en gierzwaluw zijn vogelsoorten die in Nederland achteruitgaan. Ze zijn beide voor hun nestgelegenheid afhankelijk van gebouwen. In nieuwbouw wordt hen die mogelijkheid meestal niet gegeven als gevolg van het bouwbesluit (1993; vogelschroot) en het isoleren van woningen. Reactie: Duurzaamheid is een breed begrip (People, Planet, Profit) en is in Veemarkt ook op die manier geïnterpreteerd en uitgewerkt. Het SPvE vermeldt dat dit onder andere inhoudt aandacht voor ecologie. Ook het bestemmingsplan licht dit toe, zie hoofdstuk 4 Planbeschrijving, 4.1 Veemarkt als toonaangevend duurzaam plangebied, met name 4.1.6 Duurzame ontwikkeling. In de tenders en toekenning van bouwvelden aan CPO-groepen zal in de selectieleidraad worden opgenomen dat de plannen ook op duurzaamheid worden getoetst. Voorzieningen voor vogels en andere ecologische maatregelen is hier onderdeel van en zal dus positief worden beoordeeld. 2. Maatregelen om stadsvogels een plek te geven Er zijn echter diverse maatregelen mogelijk om deze vogelsoorten toch aan een huis te helpen. Voor huismussen zijn vogelvides ontworpen die onder de onderste rij dakpannen aangebracht kunnen worden. Voor gierzwaluwen zijn neststenen ontwikkeld die in de muur ingemetseld dienen te worden. Het tijdens de bouw verwerken van bovenstaande vogelvides en neststenen zorgt voor de minste kosten. De maatregelen kunnen door het rijk gesubsidieerd worden. Zie hiervoor: www.duurzaamopweg.nl/uploads/media/Milieulijst_2011.pdf artikel F7010 b op pagina 41. Hopelijk zijn bovenstaande maatregelen mogelijk. Het is belangrijk te voorkomen dat nieuwbouwwijken woestijnen worden voor stadsvogels. Reactie: Het onderliggende rapport ('Duurzaamheidsambitie voor de plannen van de Veemarkt, Utrecht' werkt uit wat de ambitie 'toonaangevend duurzaam' inhoudt, en vertaalt deze in een duurzaamheidsscore, opgebouwd uit een 17-tal duurzaamheidsaspecten. Zie de Veemarkt website, http://www.utrecht.nl/images/DSO/Veemarktterrein/Inspraak%20maart2011/DPL%20scor e%20van%20het%20SPvE%20februari%202011.pdf Een van de duurzaamheidsaspecten is 'groen / biodiversiteit' (p.8): 'De ambitie voor het Veemarkt terrein is een aantrekkelijke groene buitenruimte met een goed ontwikkelde stedelijke flora en fauna. Naast het groen langs de Biltse Rading en Sartreweg is in deze stedelijke wijk weinig ruimte voor grote groene voorzieningen. Een goede score kunnen we voor de Veemarkt krijgen met kleinschalige groene elementen, zoals natuurlijke oevers, bomen, struiken en heggen, mussenhotels en andere nestkasten, gierzwaluwdakpannen, vleermuisnissen.' We zullen dit ook explicieter opnemen in het SPvE. Conclusie: de zienswijze leidt niet tot een aanpassing van het Bestemmingsplan en leidt wel tot een aanpassing in het Stedenbouwkundig programma van eisen. In het SPvE wordt op pag 79 een aanpassing gedaan.
28
6 Duurzame ontwikkeling Kwaliteit en gebruik openbare ruimte De kwaliteit van de openbare ruimte wordt hoog door een combinatie van parkeren op eigen terrein, de verkeersluwe en verkeersveilige inrichting, de hoeveelheid groen en water in relatie tot de dichtheid en door de aandacht voor ecologie en bijzondere elementen zoals de Veemarkthal. De aandacht voor ecologie komt vooral tot uiting in natuurvriendelijke oevers en nestgelegenheid voor stadsvogels en vleermuizen. Conclusie De zienswijze van reclamant 8 onder punt 2 leiden tot een aanpassing in het SPvE. De overige zienswijzen van reclamant leiden niet tot een aanpassing bestemmingplan of SPvE. Een overzicht van alle aanpassingen wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
29
Reclamant 9 1. 550 woningen naast een snelweg is onbegrijpelijk De gemeente heeft een bestemmingsplan gemaakt voor het Veemarktterrein. Het plan voorziet in 550 woningen. Tussen die woningen en de drukke A27 ligt een strook sportvelden. Dat de gemeente, met de wetenschap die wij inmiddels hebben over het verband tussen luchtverontreiniging, verkeerslawaai en gezondheid, beslist om 550 woningen te bouwen vlak bij een drukke snelweg is onbegrijpelijk. Reactie: Bij het bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de situering van gevoelige bestemmingen. Dit betreft zowel woningen (gevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder en conform de definitie van de GG&GD) als gevoelige bestemmingen in de zin van de Wet luchtkwaliteit (Besluit gevoelige bestemmingen). Gevoelige bestemmingen in de zin van de Wet luchtkwaliteit, zoals de geplande school, komen ruim buiten het 300 en 50 meter invloedsgebied van de A27 respectievelijk de Biltse Rading/Kardinaal Alfrinkplein. Voor de afstand van woningen tot de Rijksweg is minimaal een afstand van 100 meter aangehouden (in feite minimaal ruim 150 meter). Dit is in lijn met de advisering door de GG&GD Utrecht. In het bestemmingsplan zal worden vastgelegd dat gevoelige bestemmingen, zoals kinderdagverblijven, scholen, verblijven voor ouderen en zieken niet binnen een afstand van 300 meter van de Rijksweg gerealiseerd zullen worden en niet binnen 50 meter van ander drukke wegen. Conclusie: de zienswijze leidt tot een aanpassing van het Bestemmingsplan. De volgende toevoeging zal worden gedaan: Artikel 4 van het bestemmingsplan onder lid 4.2.1. onder b zal worden toegevoegd dat gevoelige bestemmingen in verband met luchtkwaliteit niet binnen 50m van drukke gemeentelijke wegen en 300m van rijkswegen worden gerealiseerd. Aan de begripsbepalingen wordt onder 1.27 een begripsbepaling toegevoegd die beschrijft wat in dit bestemmingsplan moet worden verstaan onder gevoelige bestemmingen in verband met luchtkwaliteit. 2. Extra zware verkeersbelasting voor toekomstige bewoners Wat de verkeersbelasting extra zwaar maakt, is dat de A27 bij het Veemaktterrein de Biltse Rading kruist en ter plaatse een oprit heeft. Dat betekent dus extra files en extra luchtverontreiniging. En verder weten wij inmiddels dat het veel drukker gaat worden op de A27, omdat die bij Lunetten wordt verbreed. De toekomstige bewoners kunnen dus vanwege de geluidhinder maar het beste binnen blijven en ramen en deuren gesloten houden. Reactie: Bij de beoordeling van de milieuaspecten geluid en luchtkwaliteit is de toekomstige verkeersbelasting verdisconteerd. Door afscherming van gesloten bouwblokken en het door te trekken geluidsscherm wordt voorzien in geluidsluwe gevels en relatief stille buitenruimtes. Het advies om deuren en ramen gesloten te houden wordt niet gedeeld. 3. Geluidsscherm doortrekken te duur Het doortrekken van het geluidsscherm langs de A27 is de gemeente, zo staat in de toelichting, te duur. Reactie: Het geluidsscherm langs de A27 wordt wel degelijk doorgetrokken. In de toelichting van het bestemmingsplan staat de volgende beschrijving van een aanvullend scherm: "Om bij alle woningen op de begane grond onder de maximale ontheffingswaarde te blijven is een volgende schermconfiguratie benodigd: •
Vanaf bestaand scherm (waar het nog een hoogte heeft van 2,5 meter t.o.v. bovenkant wegdek) langs de hoofdrijbaan over een lengte van 170 meter tot en met het viaduct: 2,5 meter hoog
•
Vanaf het viaduct over een lengte van 220 meter: 1,5 meter hoog.
30
Op pagina 42 van het bestemmingsplan zijn de aanvullende schermen weergegeven. 4. Gemeente heeft geen onderzoek gedaan naar fijnstof. De gemeente heeft geen onderzoek gedaan naar de concentraties fijnstof en stikstofdioxide in en rond het plangebied. Noch naar de effecten die optreden als gevolg van de realisering van het plan (ook voor de omgeving), noch naar de luchtkwaliteit in het plan (voor de toekomstige bewoners) Reactie: Het aspect luchtkwaliteit is wel degelijk meegenomen in de planvorming. Zowel ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking van het plan als ten aanzien van de situering van (gevoelige) bestemmingen. Luchtkwaliteitseisen vormen in beginsel geen belemmering voor een ruimtelijk plan, indien aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht (Artikel 5.16 Wet milieubeheer). Dit betekent dat aannemelijk is dat de toename van de concentraties door de planontwikkeling niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). De bijlage van de Regeling NIBM geeft aan, in welke gevallen bijvoorbeeld een nieuwe woningbouwlocatie in ieder geval NIBM is; hier ligt de NIBM-grens bij 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. De planontwikkeling valt weliswaar niet rechtstreeks onder de in de Regeling NIBM genoemde lijst met categorieën van gevallen, maar vanwege de beperkte omvang van het programma (circa 550 woningen en een beperkt aanvullend programma) is het aannemelijk dat de beoogde ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen aan een toename van de concentratie NO2 en fijn stof. Deze aanname wordt ondersteund met berekeningen. Deze zijn uitgevoerd met het CAR-model (Calculation of Air pollution from Road traffic versie 9.0), ontwikkeld voor het berekenen van de luchtkwaliteit in/langs straten. Hiermee is op het maatgevende (qua luchtkwaliteit ongunstigste) wegvak van de Sartreweg (tussen de huidige zuidelijke brug en het Kardinaal Alfrinkplein) en de hierop aansluitende wegvakken van de Biltse Rading en de Kardinaal de Jongweg voor de zichtjaren 2011, 2015 en 2020 de bijdrage bepaald van de planontwikkeling aan de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de buitenlucht. De maximale bijdrage bedraagt voor stikstofdioxide in de drie zichtjaren respectievelijk 0,9 μg/m³, 0,7 en 0,5 μg/m³ en 0,2 μg/m³ voor fijn stof (2011-2020) op het wegvak van de Sartreweg. Ook op basis van deze berekeningen kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. Op grond van artikel 5.16, lid 1 onder c van de Wet milieubeheer vormen daarom luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. 5. Sport(veld) en ongezonde lucht van A27 gaan niet samen Volstrekt onbegrijpelijk is de situering van sportvelden tussen de woningen en de A27. Sport beoefenen brengt met zich mee dat je dieper en vaker ademhaalt en dat je dus veel meer ongezonde lucht inademt. Als je nu ergens géén sportvelden moet plannen, is dat naast een snelweg. Reactie: Sportvelden zijn geen gevoelige bestemming in de zin van de Wet luchtkwaliteit. De ligging van de sportvelden langs de A27 is vanuit luchtkwaliteit niet de best denkbare, maar zeker aanvaardbaar. Tijdens sporten wordt diep ingeademd, maar de verblijftijd ter plaatse is relatief kort. De gezondheidswinst van sporten weegt op tegen het nadeel van een verhoogde concentratie aan vervuilende stoffen. De vele sportvoorzieningen in de nabije omgeving worden door de GG&GD Utrecht dan ook als een kwaliteit beschouwd. Overigens is de optie verplaatsing van de sportvelden geen onderwerp van dit bestemmingsplan. Dat neemt niet weg dat verbetering van de luchtkwaliteit ter plaatse altijd zin heeft.
31
De uitbreiding van de geluidsafscherming van rijksweg A27 draagt daar aan bij . Ook ligt het nieuwe sportveld verder weg van rijksweg A27. 6. Volgens wet geen luchtonderzoek nodig bij 550 woningen, is zorgelijk i.v.m. vlak naast A27. De gemeente overweegt, zo blijkt uit de toelichting: het gaat maar om 550 woningen, de wet dwingt ons bij dat aantal ("niet-in-betekende-mate") niet om luchtonderzoek te doen en dus hoeven we dat niet doen. Dat die woningen en die sportvelden tegen de A27 aan liggen, is voor de gemeente kennelijk geen reden om zich zorgen te maken over de gezondheid van de sporters en de toekomstige bewoners. Reactie: Het is correct gesteld dat de gemeente het wettelijk kader (artikel 5.16 Wm, lid 1 onder c) heeft gevolgd. De geluidhinder en luchtverontreiniging door ondermeer rijksweg A27, voor de huidige en toekomstige bewoners, zijn in de planontwikkeling nadrukkelijk meegenomen. Daarnaast is tevens de advisering van de GG&GD met het oog op een gezonde leefomgeving betrokken in de optimalisatie van het plan. Ruimtelijke ordening blijft een kwestie van afwegen. De ideale ordening voor alle planonderdelen in alle opzichten bestaat niet. Het gaat om, zoals de Wet op de ruimtelijke ordening zegt, een 'goede ruimtelijke ordening'. 7. Gemeentebestuur is verantwoordelijk voor gezondheid van huidige en toekomstige bewoners. Er zijn meer redenen om een luchtonderzoek te doen dan het zo minimaal mogelijk aan een wettelijke verplichting te voldoen. De verantwoordelijkheid bijvoorbeeld van een gemeentebestuur voor de gezondheid van huidige en toekomstige bewoners. Reactie: Het aspect luchtkwaliteit is zowel vanwege een wettelijke verplichting als vanwege de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor een gezonde leefomgeving beschouwd in de planvorming. Zowel ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking van het plan als ten aanzien van de situering van (gevoelige) bestemmingen. Conclusie De zienswijze van reclamant 9 onder punt 1 leidt tot een aanpassing in het bestemmingsplan. De overige zienswijzen van deze reclamant leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan of van het SPvE. Een overzicht van alle aanpassingen van het bestemmingsplan c.q. SPvE wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
32
Reclamant 10 VWE bureau voor voertuigdocumentatie en -informatie 1. Afbreuk aan goede ruimtelijke ordening ter plaatse De voorgestelde hogere waardes zullen afbreuk doen aan een goede ruimtelijke ordening ter plaatse. Het gebied leent zich nu eenmaal goed voor andere functies dan Woondoeleinden, terwijl voor deze alternatieve functies niet hoeft te worden teruggegrepen op een ontheffingsmogelijkheid zoals voorzien in de Wet geluidhinder en aan deze alternatieve functies bovendien een sterke behoefte bestaat. Reactie: Toepassing van de voorgestelde hogere waarden doet geen afbreuk aan een goede ruimtelijke ordening. Toepassing geschiedt in overeenstemming met de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid. Beiden zijn erop gericht om een acceptabele geluidskwaliteit te waarborgen. Het gebied leent zich inderdaad ook voor andere dan woondoeleinden, zoals het gebruik over de afgelopen periode als onder meer automarkt laat zien. Maar de voortdurende behoefte aan binnenstedelijke woonlocaties prevaleert, zie onder meer het nieuwe Dynamisch Stedelijk Masterplan van de gemeente Utrecht (zie http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=354707). De overweging dat niet-geluidsgevoelige functies minder last zouden hebben van het geluid van omliggende wegen, hoewel op zich waar, komt daarmee in een ander perspectief te staan. Geluidbelasting is niet een onoverkomelijk probleem voor ontwikkeling als woonlocatie, of doorslaggevend argument voor gebruik in een niet-geluidsgevoelige functie. De geluidbelasting ter plekke is een beperking voor de meest gewenste functie, maar een die verholpen kan worden, zoals het plan aantoont. 2. De gemeente Utrecht heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom het gebied voor Woondoeleinden bestemd zou moeten worden. In die zin is sprake van een willekeurige toepassing van het middel van het vaststellen van een hogere waarde. Reactie: Het besluit om de Veemarkt te bestemmen voor intensiever stedelijke gebruik en met name woondoeleinden, is gestoeld op vigerend rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid. Zie bestemmingsplan hoofdtuk 2 Relevante beleidskaders, samengevat in paragraaf 2.5 Conlusie en uitgewerkt in hoofdstuk 4 Planbeschrijving, met name paragraaf 4.1 Veemarkt als toonaangevend duurzaam woongebied. 3.Ontwerpbesluit strijdig met beleid gemeente Utrecht. Niet beantwoordt de situatie in kwestie aan de toepassingsvoorwaarden zoals deze in de Geluidnota Utrecht tot uitdrukking zijn gebracht. In die zin valt vast te stellen dat de strekking van het ontwerpbesluit strijdig is met het eigen relevante beleid van de gemeente Utrecht. Deze strijdigheid wordt door geen enkele omstandigheid gerechtvaardigd. Reactie: In deze zienswijze wordt niet expliciet aangegeven aan welke toepassingsvoorwaarden van de Geluidnota Utrecht niet zou worden voldaan. Wij zijn van mening dat er wel wordt voldaan. Bovendien is via bestemmingsplanregel 15.2 geborgd dat ook bij de aanvraag om een bouwvergunning wederom getoetst zal gaan worden aan de voorwaarden uit de Geluidnota. 4. Geluidsvoorzieningen te treffen bij Sartreweg en de Biltse Rading/Kardinaal. De voorgestane gebiedsontwikkeling maakt het wel degelijk mogelijk om aan de zijde van de Sartreweg en de Biltse Rading/Kardinaal de Jongweg voorzieningen te treffen die de overdracht van geluid zullen tegengaan. Een treffen van dergelijke voorziening dient als een voorliggende voorziening in aanmerking te worden genomen. De daarmee gepaard gaande financiële offers zijn niet onoverkomelijk, mede gelet op het daarmee te dienen belang.
33
Dit laatste heeft temeer te gelden, daar de Gemeente er van uitgaat dat de door haar voorgestane gebiedsontwikkeling haar kapitale opbrengsten zal opleveren. Oftewel, er moet van uitgegaan worden dat er een ruim budget beschikbaar is voor het treffen van voorzieningen, gericht op het beperken van de overdracht van verkeersgeluid vanaf de Sartreweg en de Biltse Rading/Kardinaal de Jongweg. Reactie: De mogelijkheid voor geluidswering of geluidsafscherming langs de Biltse Rading en de Sartreweg is alsnog onderzocht. Langs de Sartreweg is geen ruimte voor een scherm. Het zou daar ook weinig effectief zijn, en stedenbouwkundig niet verantwoord. Een geluidsscherm langs de Biltse Rading is qua ruimte inpasbaar, maar pas bij een hoogte van ca. 4m. akoestisch effectief (geluidsreductie tenminste 5dB) . Een scherm van 4m. hoog (en 650m. lang) kost ca. €1 ,4 miljoen. Zie verder het aangevulde geluidsonderzoek. De vermindering van de geluidsbelasting staat niet in verhouding tot de kosten. Ook zonder een geluidsscherm is een acceptabele geluidsbelasting haalbaar. Langs de A27 wordt het scherm doorgetrokken. Conclusie: de zienswijze leidt wel tot een aanpassing van het bestemmingsplan en het stedenbouwkundig programma van eisen. SPvE p.85 par. Geluidshinder, alinea 2, invoegen vóór de laatste zin 'Zie het bestemmingsplan of de gemeentelijke Geluidnota voor verdere details over de geluidseisen': 'Langs de Sartreweg is een geluidsscherm niet inpasbaar. Langs de Biltse Rading is een geluidswerende voorziening wel inpasbaar, maar niet kosteneffectief.' SPvE p.82 afb. Milieuaspecten, legenda aanpassingen (in vet nieuwe tekst): 'geluidszone A27 geen geluidsgevoelige voorzieningen', 'geluidsonderzoekszone A27, 'geluidszone Biltse Rading geen geluidsgevoelige voorzieningen'. 'geluidsonderzoekszone Biltse Rading. Bestemmingsplan 5.3.4 Resultatenonderzoek Biltse Rading - Kardinaal de Jongweg De geluidsniveaus vanwege de Biltse Rading en de Kardinaal de Jongweg overschrijden ook de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en op een enkele locatie wordt zelfs de maximale ontheffingswaarde van 63 dB overschreden. Een akoestisch effectief geluidsscherm moet hier minimaal 4m. hoog zijn, en is niet kosteneffectief. Een ontheffing hogere waarden blijft nodig. 5. Onvoldoende onderbouwing relevante akoestische aspecten. De conclusie dat de toepassing van de voorgestelde hogere waardes niet tot een onaanvaardbare geluidbelasting zullen leiden, ontbeert dan ook een deugdelijke feitelijke grondslag, Reactie: Dit is een algemene concluderende opmerking, geen aparte zienswijze. 6. Volksgezondheid toekomstige bewoners niet voldoende beschermd. Niet is door de Gemeente aannemelijk gemaakt dat de voorgestelde verhoging van de waardes maakt dat de volksgezondheid van de toekomstige bewoners van het plangebied voldoende te beschermen valt. In die zin kent de voorbereiding van het ontwerpbesluit een gebrekkig karakter. Reactie: Voor de volksgezondheid van de toekomstige bewoners zijn van belang - Ruimte waarin bewegen wordt gestimuleerd; - Belevingskwaliteit door aanwezigheid van voldoende groen en water van voldoende kwaliteit; - Geluidskwaliteit in de vorm van stilte en rust; - Een goede luchtkwaliteit; en - Ruimte waar mensen zich prettig en sociaal veilig voelen.
34
Een gezonde leefomgeving heeft dus een gezondheidsbeschermende en een gezondheidsbevorderende kant. Een gezonde leefomgeving is een duurzame leefomgeving (Gemeentelijke Geneeskundige & GezondheidsDienst Utrecht). Het plan voor de ontwikkeling van Veemarkt houdt met al deze aspecten rekening, en maakt een afweging tussen aspecten waarin een hoge kwaliteit haalbaar is, en kwaliteiten waarin noodgedwongen een lagere, maar acceptabele kwaliteit wordt nagestreefd. Zie het SPvE hoofdstuk 6 Duurzame ontwikkeling, en het bestemmingsplan hoofdstuk 4 Planbeschrijving, par. 4.1.6 Duurzame ontwikkeling. Met name aan de voor Veemarkt kritieke kwaliteiten geluidsbelasting en luchtkwaliteit is grote aandacht besteed, zie SPvE hoofdstuk 6 Duurzame ontwikkeling, paragraaf Milieuaspecten, Luchtkwaliteit (p.85) en Geluidhinder (p.87) en bestemmingsplan hoofdstuk 5 Onderzoek en randvoorwaarden, par. 5.3 Geluidhinder en par. 5.4 Luchtkwaliteit. Zodoende is voor Veemarkt een duurzaam en gezond plan tot stand gekomen. De beoordeling door het breed erkende duurzaamheidsinstrument DuurzaamheidsPrestatie op Locatie onderstreept dit. DPL waardeert het plan voor Veemarkt met een 7.7, landelijk gezien een bijzonder goede score. 7. Een ingevuld bestemmingsplan ontbreekt. Het middel van toepassen van hogere waardes dient achterwege te worden gelaten, indien en voorzolang geen concrete fysieke situatie te duiden valt waarvoor de hogere normering zal gelden. En een bedoelde concrete fysieke situatie ontbreekt in casu. Met andere woorden, eerst zal een tot in detail ingevuld bestemmingsplan vastgesteld moeten zijn, alvorens te kunnen beoordelen of, en zo ja, in welke mate c.q. voor welke nog op te richten bouwwerken eventueel een hogere waarde mag worden aangehouden. Reactie: De gemeente heeft een grote mate van vrijheid in het bepalen van de planvorm welke hij voor een bepaalde ontwikkeling kiest. Omdat de gemeente eigenaar is van de gronden en flexibiliteit wilde houden bij de invulling van het gebied aan de hand van het participatietraject is ten behoeve van deze gebiedsontwikkeling gekozen voor een bestemmingsplan in de vorm van een globaal eindplan, waarin alleen de hoofdlijnen van de ontwikkeling en de milieurandvoorwaarden zijn vastgelegd. Voor dit soort situaties wordt een inschatting gemaakt van het aantal benodigde ontheffingen. In onderhavig geval is dit gedaan door middel van een akoestisch onderzoek met gebruik van een reële voorbeeldverkaveling. Deze voorbeeldverkaveling geeft een goede benadering van het uiteindelijke ontwerp. Bovendien is via bestemmingsplanregel 15.2 geborgd dat ook bij de aanvraag om een bouwvergunning zal gaan worden getoetst aan de verleende hogere waarden en de daarbij horende randvoorwaarden conform de Geluidnota 8. Besommingen beantwoorden niet aan de daarvoor geldende richtlijnen De betrachte besommingen die inzichtelijk zouden moeten maken dat de geluidbelasting op de te realiseren woningen het hoofd te bieden is, beantwoorden niet aan de daarvoor gelden richtlijnen. Dit met als consequentie dat de voorgenomen woningen naar aantal en aard niet realiseerbaar zullen blijken te zijn. Reactie: Reclamant geeft niet expliciet aan wat er precies niet conform de richtlijnen is uitgevoerd. De berekeningen zijn uitgevoerd middels Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder. Dit is de meest toegepaste wettelijke methode. De berekeningen zijn uitgevoerd met het volledig geaccepteerde programma WinHavik. De berekeningen beantwoorden daarom naar onze mening wel degelijk aan de daarvoor geldende richtlijnen 9. Voorgestelde hogere waardes dragen niet bij een duurzaamheid.
35
De hantering van de voorgestelde hogere waardes kan niet bijdragen aan het beoogde duurzame karakter van de met toepassing van het ontwerpbesluit te realiseren woonwijk. Ook in die zin is sprake van een besluit dat behept is met een kennelijk ondeugdelijke motivering. Reactie: Het duurzame karakter zoals dat in Veemarkt wordt nagestreefd houdt onder andere in dat een afweging wordt gemaakt welke ambities voor welke duurzaamheidsaspecten wenselijk en haalbaar zijn. Zie bestemmingsplan hoofdstuk 4 Planbeschrijving, par. 4.1.6 Duurzame ontwikkeling. Gegeven de mogelijkheden en onmogelijkheden van het plangebied, en de kosten en baten van maatregelen, is besloten te streven naar een energiezuinige wijk met een groene uitstraling, een hoog nivo aan participatie en een duurzame bouwwijze. Gegeven de hoge geluidsbelasting en kosten om deze drastisch terug te brengen, is ervoor gekozen om voor dit duurzaamheidsaspect de ambitie te leggen op het nivo van de wettelijke eisen. Conclusie De zienswijze van reclamant 10 onder punt 4 leidt tot een aanpassing in de toelichting van het bestemmingsplan en het SPvE. De overige zienswijzen van reclamant leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingplan of SPvE. Een overzicht van alle aanpassingen wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
36
Reclamant 11 1.Bouwveld A en B kunnen efficiënter voor oriëntatie bezonning en aantal woningen De schuine hoek langs water wel bebouwen i.v.m. oriëntatie op de zon en zo ook meer woningen realiseren. Reactie: De gekozen richting van de bouwvelden zijn oost-west en dus ook noord-zuid. Dat betekent dat elke woning minimaal een dagdeel bezonning krijgt en elke woning geschikt is om gebruik te kunnen maken van alternatieve (zon) energie. Deze efficiënte verkavelingopzet maakt ook dat er een optimale maatvoering gaat ontstaan voor de openbare ruimte. De bouwvelden langs de Sartreweg (B,C en D) hebben elk een deel van het blok met dezelfde richting als de Sartreweg. Ook deze richting valt binnen een marge die een goede bezonning heeft. Conclusie De zienswijzen van reclamant 11 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
37
Reclamant 12 1. Verkeersituatie: een aantal zaken niet meegenomen. Ondanks grote inspanningen vanuit de wijk en de inzet van drie projectleiders sinds 2005 zijn een aantal zaken in het plan niet meegenomen: Een oplossing voor sluipverkeer dat vanuit de Romerostraat en de Biltse Rading de Sartreweg op komt. Ontzien van de Sartreweg bij bouw van de nieuwe wijk. Ontsluiting van de wijk via de tweede brug bij waaier 2 is ons inziens niet wenselijk (zoals afgesproken is in 'laat Sartre met Rust). Reactie: Bij het bepalen van de functionele inrichting van de Sartreweg is rekening gehouden met eventuele –toekomstige- maatregelen in het kader van het verkeersonderzoek: Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Een van de voorgestelde maatregelen uit dit onderzoek bestaat uit een ingreep, waarbij barrières worden opgeworpen op de kruising Sartreweg/Kapteynlaan (een zogenaamde halve of hele knip) om zodoende het doorgaand verkeer in één of beide richtingen te ontmoedigen. Op korte termijn is er geen draagvlak voor deze maatregel. Wel bestaat er draagvlak voor het zodanig afstemmen van de verkeersregelinstallatie dat de route via de Kardinaal de Jongweg richting Tuindorp/Overvecht aantrekkelijker wordt dan de route via de Sartreweg. Gemeente is reeds gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanpassen van de verkeerslichtenregelingen op het Kardinaal Alfrinkplein, ten behoeve van het terugdringen van het doorgaande op de route Sartreweg – Kapteynlaan. Conform een van de voorkeursmaatregelen uit het onderzoek : Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Daarnaast is de concentratie van de ontsluiting van Veemarkt 2.0 zo dicht mogelijk tegen het Kardinaal Alfrinkplein aan gesitueerd. Met de strikte scheiding van het autoverkeer ten behoeve van de sport en van het wonen en daaraan gekoppeld de ontsluiting van sport op de Biltse Rading wordt bewerkstelligd dat het sport gerelateerde autoverkeer zo veel mogelijk gebruik maakt van de ontsluiting op de Biltse Rading en daarbij de Sartreweg ontziet. Hiermee is recht gedaan aan de Motie “Laat Sartre met Rust.” 2. Verkeersdruk zal toenemen als gevolg van sluipverkeer en nieuwe verkeersstromen. Reclamant verwacht dat als gevolg van het huidige sluipverkeer in combinatie met de nieuwe verkeersstromen uit de nieuwe wijk de Sartreweg de verkeersdruk verder toeneemt hetgeen leidt tot geluidsoverlast en toename van fijnstof met als gevolg de bekende gezondheidsrisico's. Reclamant en partner, hebben daarom het besluit genomen te gaan verhuizen. Reactie: De luchtverontreiniging en geluidsbelasting langs de Sartreweg neemt weliswaar toe, maar blijft onder de waarden die volgens de wettelijke normen verantwoord zijn. Daarmee wordt de Sartreweg geen weg waar luchtkwaliteit een kritieke factor wordt. De verkeersintensiteit op de Sartreweg blijft onder het nivo van 'drukke stedelijke verkeersweg' (ca. 10.000 motorvoertuigen per etmaal). Boven die grens adviseert de Gemeentelijke Geneeskundige & Gezondheidsdienst Utrecht om gevoelige bestemmingen (kinderopvang, scholen, bejaardentehuizen) op minimaal 50m. afstand te houden tot de weg in kwestie. Formeel geldt alleen een onderzoeksplicht voor rijks- en provinciale wegen: Wanneer het plan bestaat om binnen 300 m. van een snelweg of binnen 50 m. van een provinciale weg een gevoelige bestemming te realiseren én er op de desbetreffende locatie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden, dan mag de bestemming niet worden gerealiseerd. Binnen deze formele onderzoekszone is echter geen gevoelige bestemming voorzien.
38
3. Reclamant behoud het recht voor om een planschadeclaim in te dienen wegens waardevermindering van haar woning. Reactie: De gemeente gaat ervan uit dat met de omzetting van relatief laagwaardiger functies (automarkt/beurzen/evenementen) naar hoogwaardiger functies (wonen met bijbehorende voorzieningen als school, kinderdagverblijf etc.) niet echt waardevermindering van de woning zal optreden. Mocht er niettemin reden zijn om een planschadeclaim in te dienen, dan zal deze worden afgewikkeld volgens de Verordening over advisering aan de gemeente Utrecht bij aanvragen om tegemoetkoming in planschade (de zgn. planschadeverordening) van 2009. Conclusie De zienswijzen van reclamant 12 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
39
Reclamant 13 Kneppelhout en Korthals advocaten, namens belangenvereniging Automarkt Utrecht en Maresca B.V. Reclamant reageert op ontwerpbestemmingsplan en SPvE. 1. Er is niet voldaan aan motie sept 2008 dat Veemarktcomplex pas gesloten zal worden al voorzien is in vervangende locatie. De gemeenteraad heeft uw college opgedragen de begeleiding naar een nieuwe locatie te faciliteren en mogelijk te maken. Ook recent is dat door de raad nog een keer uitgesproken in de raadsvergadering van april 2011. In zoverre is het ontwikkelen van een nieuw bestemmingsplan in strijd met de materiële rechtszekerheid, nu het nieuwe bestemmingsplan het cliënten op termijn onmogelijk kan maken de exploitatie voort te zetten. Het feit dat de gemeenteraad in zijn privaatrechtelijke hoedanigheid reeds heeft besloten, wat daarvan ook zij, doet hieraan niet af. Immers het toepassen van de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan dient op zijn eigen merites met inachtneming van wet- en regelgeving alsmede algemene beginselen van behoorlijk bestuur worden beoordeeld. Reactie: De gemeente is van oordeel dat zij, op basis van bestaande overeenkomsten, gestelde toezeggingen, genomen besluiten of wettelijke grondslag niet verplicht is aan reclamant en/of andere gebruikers van het complex een alternatieve of vervangende locatie aan te bieden. De door reclamant gestelde gemeentelijke toezeggingen zijn reeds aan de orde geweest in diverse civielrechtelijke zaken en kunnen voor wat betreft het ontwerp-bestemmingsplan buiten beschouwing worden gelaten temeer omdat de door reclamant gestelde toezeggingen geen betrekking hebben op het niet zullen wijzigen van de huidige planologische bestemming van het Veemarktcomplex. De gemeente is van oordeel dat zij - mede gelet op de bestuursrechtelijke waarborgen voor reclamant- de uitkomst van de nog lopende civiele procedures -waaronder begrepen de huurbeeindigingsprocedure- niet behoeft af te wachten alvorens zij verder kan gaan met deze planologische procedure. 2. Belangen cliënt verzetten zich tegen starten van bestemmingsplanprocedure Hangende het onderzoek naar en het verplaatsen naar de vervangende locatie heeft het geen pas reeds een bestemmingsplanprocedure te beginnen die ertoe strekt dat het Veemarktcomplex niet langer kan worden geëxploiteerd. Weliswaar komt het Veemarktcomplex onder het overgangsrecht te vallen, doch daaraan kleven belangrijke beperkingen die dusdanig zijn dat het functioneren onder het overgangsrecht niet van cliënten kan worden verlangd. De belangen van cliënten verzetten zich met andere woorden tegen het thans reeds starten van de bestemmingsplanprocedure. De verplaatsing van automarkt en alle overige activiteiten binnen het Veemarktcomplex die daarmee samenhangen moet worden afgewacht. Reactie: Idem antwoord 1. 3. Geen duidelijkheid over financiële en economische uitvoerbaarheid Dit geldt te meer nu er geen enkele zekerheid is dat woningbouw op deze locatie ontwikkeld zal worden. In de toelichting bij het bestemmingsplan volgt dat u het verhaal van de ontwikkel- en inrichtingskosten door gronduitgifte tot stand wilt brengen. Dat moge zo zijn, maar alvorens tot een bestemmingsplan gekomen kan worden dient duidelijkheid te bestaan over de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan. Met betrekking tot deze uitvoerbaarheid geldt dat de gemeente Utrecht vele woningbouwontwikkelingslocaties kent die in een verdergaand stadium zijn dan het onderhavige plangebied en waarbij het nog geenszins een gegeven is dat die woningbouwontwikkelingslocaties volledig tot ontwikkeling zullen worden gebracht bij gebrek aan vraag. Reactie: Voor de herontwikkeling van de Veemarktlocatie is een sluitende financiële grondexploitatie opgesteld, waarmee voldaan is aan een deugdelijk financiële en economische onderbouwing.
40
4. BAU en Maresca activiteiten voortzetten tot aan verplaatsing. Zolang de vraag niet duidelijk is en - met andere woorden - zolang er geen deugdelijke financiële en economische onderbouwing is gegeven aan het plan kunnen de belangen van cliënten bij een ongestoorde voortzetting van hun activiteiten niet terzijde worden geschoven. Er dient afgezien te worden van het bestemmingsplan althans in het plan zal moeten worden voorzien dat het Veemarktcomplex verder geëxploiteerd kan worden (let wel: in volle omvang en niet onder het overgangsrecht) tot aan het moment dat de automarkt en alle overige activiteiten waaruit Maresca haar inkomsten ontvangt, verplaatst zijn. Reactie: Idem antwoord punt 1. 5. Locatie niet geschikt voor woningbouw. Hiervoor spreekt tevens dat de locatie als zodanig door zijn ligging tussen doorgaande wegen waaronder de (nog sterk te verbreden) A27 geenszins geschikt is voor een grootschalige ontwikkeling naar woningbouw. Reactie: De gemeente deelt deze mening niet. De ruimtelijke onderbouwing bij het bestemmingsplan toont aan de locatie wel degelijk geschikt is voor woningbouw. 6. Planschadeverzoeken Al met al: voor zover u al tot planvorming wenst te komen, geldt dat rekening moet worden gehouden met de belangen van cliënten. Er is alle reden de ontwikkeling van het bestemmingsplan te vertragen totdat zekerheid bestaat over verplaatsing van de activiteiten van het Veemarktcomplex. Zo die verplaatsing niet tot stand komt, kan er niet tot een nieuw bestemmingsplan worden gekomen. Het anderszins gebruiken van de bevoegdheid is strijdig met het verbod van détournement de pouvoir. Cliënten behouden zich ter onderbouwing van dat belang en die stelling alle rechten en weren voor. Daaronder valt in ieder geval ook het indienen van planschadeverzoeken door cliënten. Zij lijden bij beëindiging van de exploitatie van het Veemarktcomplex aanzienlijke schade. Zij zullen vergoeding daarvan verzoeken bij uw gemeente. Eerder hebben zij u dat reeds kenbaar gemaakt. Cliënten wijzen u op de berekeningen die ten behoeve van hen dienaangaande zijn opgesteld door de heer L.T. de Lange. Reactie: Zie voor een deel onder 14.1 en 14.2. Het is de wettelijke taak van de gemeente om te voorzien in een goede ruimtelijke ordening voor het gemeentelijke grondgebied. Deze goede ruimtelijke ordening wordt met de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan beoogt. Nu de gemeenteraad door het vaststellen van dit bestemmingsplan een verplichte wettelijke taak uitoefent kan er geen sprake zijn van een detournement de pouvoir. Mocht reclamant überhaupt aanspraak kunnen maken op planschade dan zal de gemeente een dergelijk planschadeverzoek -met in achtneming van de wettelijke bepalingen daaromtrent- in behandeling nemen. 7. Niet voldaan aan de wet Om thans geen rechten verloren te laten gaan, zal ook op specifieke punten van het ontwerpbestemmingsplan ingegaan worden. Zoals al aangegeven zijn cliënten van mening dat het ontwerpbestemmingsplan op een aantal punten niet voldoende is onderbouwd waardoor niet wordt voldaan aan de wet, althans niet wordt voorzien in een goede ruimtelijke ordening. Reactie: Dit betreft geen vraag maar een algemene inleiding voor de zienswijzen 14.8 e.v. 8. Geluidhinder Het plangebied ligt ingesloten tussen twee gemeentelijke binnenwegen en een rijksweg. Ten zuiden wordt het plangebied begrenst door de Kardinaal de Jongweg en de Biltse Rading. Ten westen door de Sartreweg. Ten oosten grens het plangebied aan de rijksweg A27. Bij de berekening van de te verwachten geluidhinder is rekening gehouden met de drie binnenwegen
41
door een zone van respectievelijk 200 meter en 350 meter aan te houden. Dit is in overeenstemming met artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh). Hoewel er ten aanzien van de A27 tevens in overeenstemming met de Wgh een zone van 600 meter is aangehouden, zijn cliënten van mening dat het bestemmingsplan op dit punt niet kan voldoen aan de norm. Er is geen rekening gehouden met de geplande verbreding van de A27, dit terwijl de plannen voor de wegverbreding in ieder geval vanaf 2008 (start inspraakprocedure) kenbaar waren. Reactie: Momenteel is er nog geen besluitvorming over een eventuele verbreding van de A27. Waar een verbreding komt, wat de geluidsgevolgen zullen zijn, of die onacceptabel hoog worden en welke eventueel nodige maatregelen mogelijk en het meest geschikt zijn, is nog niet bekend. Dit alles moet duidelijk worden in de loop van de verdere planontwikkeling en besluitvorming voor de aanpak van de A27. Ook de verantwoordelijkheid ervoor ligt daar en dan. Er kan daarom in dit kader nog geen rekening mee worden gehouden. 9. Opschuiven A27 naar oostelijk deel plangebied Verwacht wordt dat de plannen voor de verbreding van de A27 in 2010 worden uitgevoerd. Wanneer de wegverbreding wordt uitgevoerd in de richting van het plangebied zal de gehanteerde zonering niet meer voldoen. De grens waarvan de zonering op grond van artikel 75 Wgh gemeten dient te worden verschuift dan mogelijk richting het plangebied waardoor woningbouw in het oosten van het plangebied niet mogelijk zal zijn. Reactie: Momenteel is er nog geen besluitvorming over een eventuele verbreding van de A27. Er kan daarom in dit kader nog geen rekening mee worden gehouden. Als bij een eventueel besluit tot verbreding volgt dat de 600 meter-zone van de rijksweg opschuift, dan zal er in dát kader worden bekeken welke gevolgen dit heeft. Als bestaande of geprojecteerde woningen binnen die nieuwe zone gaan vallen, dan zullen die conform de Wet geluidhinder worden beschouwd. 10. Bestemmingsplan sluit niet aan bij geluidnota Utrecht Daarnaast zijn cliënten van mening dat er niet wordt voldaan aan de voorwaarden die de Geluidnota Utrecht stelt aan een besluit tot vaststelling van hogere waarden op grond van de Wgh. Cliënten zullen daartoe tevens afzonderlijk bij het college een zienswijze indienen tegen het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarden. In onderhavige procedure willen zij met betrekking tot het besluit hogere waarden wel opmerken dat gezien het voorgaande met betrekking tot de verbreding van de A27 en de berekende geluidhinder ook met een besluit tot vaststelling van hogere waarden niet kan worden voldaan aan de grenzen die op grond van de Wgh gelden. Het bestemmingsplan dient om de reden te worden herzien. Reactie: In deze zienswijze wordt niet expliciet aangegeven aan welk onderdeel van de Geluidnota Utrecht niet zou worden voldaan. Wij zijn van mening dat er wel wordt voldaan. Bovendien is via bestemmingsplanregel 15.2 geborgd dat ook bij de aanvraag om een bouwvergunning wederom getoetst zal gaan worden aan de voorwaarden uit de Geluidnota 11. Luchtkwaliteit Het beroep op het Besluit niet in betekenende mate (NBIM) is gestoeld op enkele aannames die niet te verifiëren zijn. Cliënten stellen zich op het standpunt dat wel degelijk ten aanzien van het gehele plangebied onderzoek moet worden gedaan naar de luchtkwaliteit, gezien, zo volgt uit het bestemmingsplan, de overbelaste situatie waarin het plangebied verkeert. Zolang er niet deugdelijk onderzoek is gepleegd, kan het bestemmingsplan niet worden vastgesteld.
42
Reactie: Luchtkwaliteitseisen vormen in beginsel geen belemmering voor een ruimtelijke plan, indien aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht (Artikel 5.16 Wet milieubeheer). Dit betekent dat aannemelijk is dat de toename van de concentraties door de planontwikkeling niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). De bijlage van de Regeling NIBM geeft aan, in welke gevallen bijvoorbeeld een nieuwe woningbouwlocatie in ieder geval NIBM is; hier ligt de NIBM-grens bij 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. De planontwikkeling valt weliswaar niet rechtstreeks onder de in de Regeling NIBM genoemde lijst met categorieën van gevallen, maar vanwege de beperkte omvang van het programma (circa 550 woningen en een beperkt aanvullend programma) is het aannemelijk dat de beoogde ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen aan een toename van de concentratie NO2 en fijn stof. Deze aanname wordt ondersteund met berekeningen. De berekeningen zijn uitgevoerd met het CAR-model (Calculation of Air pollution from Road traffic versie 9.0). Dit is ontwikkeld voor het berekenen van de luchtkwaliteit in/langs straten. Hiermee is op het maatgevende (qua luchtkwaliteit meest ongunstige) wegvak van de Sartreweg (tussen de huidige zuidelijke brug en het Kardinaal Alfrinkplein) en de hierop aansluitende wegvakken van de Biltse Rading en de Kardinaal de Jongweg voor de zichtjaren 2011, 2015 en 2020 de bijdrage bepaald van de planontwikkeling aan de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de buitenlucht. De maximale bijdrage bedraagt voor stikstofdioxide in de drie zichtjaren respectievelijk 0,9 μg/m³, 0,7 en 0,5 μg/m³ en 0,2 μg/m³ voor fijn stof (2011-2020) op het wegvak van de Sartreweg. Ook op basis van deze berekeningen kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. Op grond van artikel 5.16, lid 1 onder c van de Wet milieubeheer vormen daarom luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. 12. Verbreding A27 en gevoelige bestemmingen (basisschool, BSO, etc) Verder, zoals reeds aangehaald is op korte termijn een verbreding van de A27 voorzien. Dit is een ontwikkeling die meegenomen moet worden in de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. Als gevolg van de verbreding van de A27 moet uitgegaan worden van een verschuiving van de onderzoekszone in westelijke richting over het plangebied. Het gehele plangebied komt onder de onderzoekszone te liggen en dan in het bijzonder de gevoelige bestemmingen die worden voorzien. Deze zullen met andere woorden verwezenlijkt worden in een zone waar sprake zal zijn van een overschrijding of dreigende overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit. In het plangebied is een aantal van dit soort gevoelige bestemmingen geprojecteerd, te weten (onder meer) een basisschool, een BSO en een bejaardentehuis. Met betrekking tot deze gevoelige bestemmingen dient derhalve zonder meer er onderzocht te worden of er sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit.Het beroep op het Besluit niet in betekenende mate (NBIM) op het punt dat de gevoelige bestemmingenregeling niet aan de orde is, zoals thans in de toelichting wordt gedaan, is met andere woorden strijdig met de wet. Er dient onderzoek plaats te vinden. Reactie: De beoordeling conform het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) bij een mogelijke verschuiving van rijksweg A27 komt aan de orde bij de ruimtelijke planprocedures die hierop betrekking hebben. In de bestemmingsplanprocedure voor Veemarkt geldt een onderzoekszone uit het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) van 300 meter vanaf de huidige rand van de rijksweg. Een mogelijke verschuiving van de rijksweg waardoor het hele plangebied binnen deze zone komt te liggen is overigens niet aan de orde. Hiervoor zou de toekomstige A27 ongeveer midden door het plangebied moeten lopen. Wellicht wordt door de reclamant per abuis de 600 meter zone uit de Wet geluidhinder aangehouden. Ook de 300m. onderzoekszone luchtkwaliteit zal bij een eventuele verbreding van de rijksweg niet over de zone komen te liggen waar de gevoelige bestemmingen gepland zijn.
43
Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is niet aan de orde om reden dat er geen gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone vallen. Er is ook geen relatie met het besluit NIBM, zoals gesuggereerd in de zienswijze. Het besluit NIBM heeft alleen betrekking op de invloed van de planontwikkeling zelf op de luchtkwaliteit. NIBM staat los van een eventueel effect van luchtkwaliteit op gevoelige bestemmingen. 13. Flora en fauna Cliënten zijn van mening dat de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het onderzoek naar de flora- en fauna in het gebied gedateerd en tevens te globaal zijn. De quickscan naar floraen fauna in het plangebied dateert van april 2006 en is hiermee sterk verouderd. Het toont niet van zorgvuldigheid dat een omvangrijk bestemmingsplan als onderhavige wordt voorbereid met gedateerde onderzoeken. Cliënten zijn dan ook van mening dat de raad in het kader van de zorgvuldigheid gehouden is de quikscan opnieuw uit te (laten) voeren. Zolang dat niet plaats heeft gevonden, kan vaststelling niet plaats vinden. Tevens zijn cliënten van mening dat het nadere soortenonderzoek naar vleermuizen (mei 2006) inmiddels gedateerd is. Bij de uitbreiding van het plan naar het zuidelijke deel van de strook ten westen van de Sartreweg heeft er slechts een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek ten aanzien van het oorspronkelijke plangebied is hierbij niet herzien. In de ruimtelijke onderbouwing is geen aandacht besteed aan de mogelijke verstoring van het jachten paargebied van de vleermuis ten gevolge van de voorziene bebouwing en bouwwerkzaamheden, dit terwijl uit het nader onderzoek is gebleken dat in het gebied wel degelijk vleermuis verblijfplaatsen aanwezig zijn. Cliënten zijn van mening dat alvorens het plan wordt vastgesteld er opnieuw onderzoek dient plaats te vinden naar de aanwezigheid van vleermuizen. Voorts dient er alvorens het plan wordt vastgesteld een ontheffing te worden verleend, waarbij duidelijk moet worden welke mitigerende maatregelen zullen worden getroffen om de soort te behouden. Ten slotte willen cliënten uw raad erop wijzen dat de groenstroken aan de A27 en de Biltse Rading aangewezen als stedelijke ecologische hoofdstructuur. Hier wordt geen aandacht aan besteed in de paragraaf met betrekking tot de flora- en fauna. Reactie: De flora- en faunaonderzoeken uit 2006 zijn in 2010 aangevuld en geactualiseerd, zie 'Flora en fauna op de Veemarkt – Onderzoek naar beschermde soorten op het Veemarktterrein in Utrecht (F.L.A. Brekelmans, Bureau Waardenburg, 14 april 2011)'. De aanwezigheid van onder andere vleermuizen is daarbij bevestigd. Wij doen dan ook een aanvraag voor een ontheffing onder de Flora- en faunawet. Deze aanvraag is inmiddels in gang gezet. Daarbij stellen wij een aantal niet alleen mitigerende maatregelen voor om de soort voor Veemarkt te behouden, maar ook maatregelen om vleermuizen, en andere dieren en planten, betere kansen te bieden in de nieuw te bouwen wijk. Zie ook de uitwerking van de duurzaamheidsambities in 'Duurzaamheidsambitie voor de plannen van de Veemarkt, Utrecht (Jaap Kortman IVAM en Freek Deuss, Gemeente Utrecht, 2 juni 2010)'. De groenstroken langs de Biltse Rading en de A27 vormen geen onderdeel van de formele stedelijke groenstructuur (zie SPvE, Flora en fauna, p.110 – 111, bijlage 'Flora en fauna op de Veemarkt – Onderzoek naar beschermde soorten op het Veemarktterrein in Utrecht (F.L.A. Brekelmans, Bureau Waardenburg, 14 april 2011)'). De vermelding als zodanig in het bestemmingsplan (figuur 5 hoofdstuk 4.2) is fout, dat zullen we herstellen. Het SPvE besteedt wel aandacht aan met name de ecologische kwaliteit van de groenstrook langs de Biltse Rading, zie p.29, 37. Ook het bestemmingsplan gaat hier op in: - hoofdstuk 3 Bestaande situatie, par. 3.5, - hoofdstuk 4 Planbeschrijving, par. 4.2.2, 4.2.3, 4.2.6, - hoofdstuk 5 Onderzoek en randvoorwaarden, par. 5.7, - hoofdstuk 7 Juridische planopzet, art.5 Groen. Zowel de groenzones langs de Biltse Rading als die langs de A27 blijven groenzone, zie de groenkaart op p.68 in het SPvE en de bestemmingsplankaart.
44
Conclusie: de zienswijze leidt tot aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan in paragraaf 4.2.6. Tekstvoorstel Bestemmingsplan 4.2.6 Groen en openbare ruimte, figuur 5, legenda, 'stedelijke groenstructuur met ecologische waarde' veranderen in 'groen met ecologische waarde' 7.4 juridische toelichting op artikel 5 Groen ' Langs de Biltse Rading en de A27 is de bestemming Groen opgenomen,...' aanvullen tot ' Langs de Biltse Rading, de A27 en de watergang langs de Sartreweg is de bestemming Groen opgenomen,... 'De zone langs de A27 en een deel langs de Biltse Rading is onderdeel van de stedelijke ecologische structuur.' verwijderen. 14. Bodem: delen sterk verontreinigd Delen van het plangebied zijn sterk verontreinigd. Nu na sloop van de aanwezige opstallen nader onderzoek benodigd is naar de gronden van het bestemmingsplan, is niet uitgesloten dat er meer delen van het plangebied verontreinigd zijn. Nu nog geen volledig onderzoek naar de bodem heeft kunnen plaatsvinden is geenszins zeker dat het ontwerpbestemmingsplan uitvoerbaar is zoals het nu voorligt. Ook te dien aanzien geldt eens te meer dat het plan niet vastgesteld kan worden. Reactie: Het bodemonderzoek toont aan dat er hoofdzakelijk lichte verontreinigingen zijn. Er zijn plaatselijk sterke verontreinigingen met arseen (van nature aanwezig).Die vormen geen bedreiging voor de gezondheid, en hoeven niet gesaneerd te worden. De verwachting was dat de bodemkwaliteit buiten de bebouwing overeenkomt met onder de bebouwing. Dit moet door onderzoek in het kader van de sloop geverifieerd worden Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd, en heeft bevestigd dat de bodem onder de hal van eenzelfde kwaliteit is als onder de rest van het terrein. De bodemkwaliteit vormt dus geen belemmering voor de uitvoerbaarheid, praktisch en financieel, van dit bestemmingsplan. 15. LPG Er is in het plan voorzien in een ingewikkelde regeling met betrekking tot het inpassen van woningbouw gegeven de aanwezigheid van een benzinestation met daarin een LPG-installatie. Uw college is in 'veiligheidszone - Ipg 3' gerechtigd nadere eisen te stellen ten behoeve van de verwezenlijking van woningbouw. De regels die gesteld kunnen worden, worden echter niet gesteld, zodat in zoverre de regeling rechtsonzeker is. Reactie: Reclamant verwijst vermoedelijk naar artikel 4.3 van het bestemmingsplan. De regels die gesteld worden gaan niet in detail, dat is in deze fase van het plan ook niet mogelijk. Maar ze geven wel aan welke strekking die nadere eisen kunnen hebben. Zo staat in de aanhef van dat artikel dat nadere eisen kunnen worden gesteld aan afmeting, de situering, de toegelaten functies en de gevelindeling van de bebouwing. Ook de onderdelen 2. en 3. onder artikel 4.3 sub c. geven nadrukkelijk aan waartoe nadere eisen gesteld kunnen worden, o.a. om als dat nodig is, met die bijkomende maatregelen te voldoen aan de oriënterende waarden van het groepsrisico. Naast artikel 4.3 geeft artikel 15.3 sub c de mogelijkheid om de verwezenlijking van de woningbouw te reguleren/beheersen. De essentie van deze artikelen is om de ontwikkeling van het gebied de nodige speelruimte te geven, maar wel zodanig, dat het risico als gevolg van de aanwezigheid van het LPG vulpunt, wettelijk geborgd aanvaardbaar blijft. 16. Water: watergang behouden en overstromingsgevaar. In het kader van de watertoets is er wateradvies gevraagd aan het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In het advies van het HHR van 26 augustus 2010 is geadviseerd dat de watergang die ten oosten van de sportvelden door het plangebied loopt en het gemaal in de plantekening moet worden opgenomen met daarbij de vermelding water/kunstwerk. De plantekening laat zulks niet zien. Het is dan ook niet duidelijk of het de bedoeling van de raad is om het water weg te bestemmen.
45
Cliënten wijzen erop dat de watergang in beheer is bij het hoogheemraadschap en dat er geen toestemming is de bestemming te wijzigen van water naar gemengde doeleinden of de watergang te verleggen. Daarnaast wordt er in de waterparagraaf geen aandacht besteed aan mogelijke calamiteiten zoals overstromingen. Dit terwijl het plan is gelegen is een gebied met een hoog overstromingsrisico. Ook de provincie heeft tijdens de behandeling van het ontwerpplan op 10 augustus 2010 opmerkingen geplaatst bij de waterparagraaf en is van mening dat er aandacht besteed dient te worden aan het overstromingsgevaar. Uw raad heeft zich op het standpunt gesteld dat preventieve inrichtingsmaatregelen met name van toepassing zijn op grote nieuwbouwwijken met meer dan 2000 woningen. Er is echter geen getal gekoppeld aan de term "grootschalig" zoals de gemeente in haar reactie aangeeft. Gezien de grote toename van woningen in het gebied, namelijk 550 tot 580, zijn cliënten van mening dat er in het plan zorgvuldig dient te worden gekeken naar de preventie van overstromingen. Reactie: In het plan wordt de watergang langs de Voorveldselaan grotendeels verlegd en hiervoor wordt vergunning aangevraagd bij de beheerder HDSR. Het plan voorziet in de bouw van 550 woningen en omdat dit ruim onder de 2000 is worden er voor eventuele overstromingen geen preventieve inrichtingsmaatregelen toegepast. Er is ook geen sprake van vitale kwetsbare objecten. Neerslagpieken zijn zeldzaam en hiervoor wordt openbare ruimte gebruikt of sportvelden. De reclamant doelt op de vooroverlegreactie van de provincie. Deze heeft betrekking op het overstromingsrobuust inrichten, van vitale en kwetsbare objecten (met name op gebied van infrastructuur, communicatie en gezondheidszorg) alsmede van nieuwe grootschalige woonbouwlocaties. Daarbij wordt in de provinciale richtlijn woningaantallen van meer dan 2000 woningen genoemd. In het plangebied is echter geen sprake van dergelijke kwetsbare vitale objecten en ook het woningaantal blijft met zijn 550 ver onder de getallen zoals genoemd in de richtlijn. Daarbij ligt het Veemarkt op dezelfde hoogte als de aanliggende wijken en daarom is de gemeente van mening dat eventuele maatregelen met betrekking tot overstromingsgevaar op stedelijk niveau bekeken moeten worden. Met betrekking tot de verlegging van de watergang is reeds overleg geweest met HDSR. Daarin heeft het Hoogheemraadschap aangegeven te kunnen instemmen met de verlegging van de watergang indien de totale hoeveelheid oppervlaktewater niet vermindert en de watergang weer zal worden aangesloten op de waterstructuur in het noordelijke gedeelte van het plan. Deze voorwaarde is opgenomen in het bestemmingsplan onder artikel 4.5.7. Hierdoor zal aan de door HDSR gestelde voorwaarde worden voldaan. 17. SPvE en Bestemmingsplan te globaal opgesteld. Cliënten zijn van mening dat het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPVE), net als het bestemmingsplan, te globaal is opgesteld. Doordat er slechts een proefverkaveling is opgenomen en er geen definitieve verkaveling is opgenomen in het SPVE geeft deze geen goede ruimtelijke onderbouwing aan het bestemmingsplan. Cliënten willen hierbij tevens benadrukken dat zij deze zienswijze ook indienen tegen het gehele SPVE zoals dit ter inzage is gelegd. Reactie: Gezien het participatietraject met betrekking tot de totstandkoming van het SPvE, de fasering van de gewenste ontwikkeling en de wijze waarop de gronden uitgegeven zullen gaan, zijn wij van mening dat een globaal bestemmingsplan het meest passende instrument vormt om tot realisatie van deze gebiedsontwikkeling te komen. Naar onze mening biedt het bestemmingsplan ondanks zijn globale karakter voldoende rechtszekerheid omtrent de toekomstige invulling van het gebied toekomstige woongebied. In het plan is namelijk het maximale aantal woningen vastgelegd, het gebied waarin die gebouwd mogen worden, de maximale hoogte van die woningen en de geldende milieurandvoorwaarden. De gemeente is van mening dat niet met rede kan worden gesteld dat het bestemmingsplan te globaal is opgesteld.
46
18. Economische uitvoerbaarheid onvoldoende Tot slot zijn cliënten van mening dat de inhoud van SPVE niet kan worden vastgesteld nu de economische en financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende zeker is. Met andere woorden: ten aanzien van de keuzes die in het SPVE met betrekking tot de inrichting worden gemaakt, is niet zeker dat deze tot een haalbaar plan leiden. SPVE en bestemmingsplan dienen een logisch vervolg op elkaar te zijn en dat is thans niet te toetsen. Reactie: Ten aanzien van het woningaantal en de gewenste prijsklassen zijn diverse proefverkavelingen doorgerekend en op basis daarvan blijkt het plan economisch uitvoerbaar. De proefverkaveling zoals opgenomen in het SPVE is doorgerekend en hieruit blijkt dat het SPVE ook in financiële zin een haalbaar plan is. 19. Reclamant verzoekt af te zien van bestemmingsplan Reclamanten verzoeken de raad af te zien van het vaststellen van het bestemmingsplan. Tevens verzoeken zij de raad om met hun zienswijze in ieder geval rekening te houden bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Reactie: De gemeente is van mening dat het bestemmingsplan kan worden vastgesteld. Conform de antwoorden zoals verwoord in dit vaststellingsrapport zal rekening gehouden worden met de zienswijze. Conclusie De zienswijze van reclamant 13 onder punt 13 leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De overige zienswijzen van reclamant leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan of van het SPvE.
47
Reclamant 14
Kneppelhout en Korthals advocaten, namens belangenvereniging Automarkt Utrecht en Maresca B.V.
Reclamant reageert op het "Ontwerpbesluit hogere waarden" ingevolge artikel 83 Wgh en artikel 3.2 Besluit geluidhinder voor de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan Veemarktcomplex. 1. Ontwerpbesluit hogere waarden i.v.m. geplande verbreding A27. Het plangebied ligt ingesloten tussen twee gemeentelijke binnenwegen en een rijksweg. Ten zuiden wordt het plangebied begrensd door de Kardinaal de Jongweg en de Biltse Rading. Ten westen door de Sartreweg. Ten oosten grenst het plangebied aan de rijksweg A27. Bij de berekening van de te verwachten geluidhinder is rekening gehouden met de drie binnenwegen door een zone van resp. 200 meter en 350 meter aan te houden. Dit is in overeenstemming met artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh). Hoewel er ten aanzien van de A27 tevens in overeenstemming met de Wgh een zone van 600 meter is aangehouden, zijn cliënten van mening dat het bestemmingsplan op dit punt niet zal voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot de geluidnorm. Er is geen rekening gehouden de geplande verbreding van de A27, dit terwijl de plannen voor de wegverbreding in ieder geval vanaf 2008 (start inspraakprocedure) kenbaar waren. Reactie: Bij verbreding van de A27 en bij eventuele latere toepassingen moet het rijk zorgen dat de geluidbelasting van de Veemarkt aan de wettelijke normen blijft voldoen. Momenteel is er nog geen besluitvorming over een eventuele verbreding van de A27. Er kan daarom in dit kader nog geen rekening mee worden gehouden. Als bij een eventueel besluit tot verbreding volgt dat de 600 meter-zone van de rijksweg opschuift, dan zal er in dát kader worden bekeken welke gevolgen dit heeft. Als bestaande of geprojecteerde woningen binnen die nieuwe zone gaan vallen, dan zullen die conform de Wet geluidhinder worden beschouwd. Conclusie: de zienswijze leidt tot een nadere onderbouwing van het geluidsrapport bij het van het Bestemmingsplan, en het ontwerpbesluit HW, en niet tot aan aanpassing van het Stedenbouwkundig programma van eisen. Aanpassing zal plaatsvinden niet aan het bestemmingsplan als zodanig, wel aan het Ontwerpbesluit hogere waarden; daarin zullen de ontheffingscriteria uit bijlage 4 van de Geluidnota Utrecht worden opgenomen. 2. Gemeentelijk beleid: ontheffingen Wet geluidhinder De gemeente Utrecht heeft een gemeentelijk beleid ten aanzien van het verlenen van ontheffingen van de grenswaarden van de Wet geluidhinder. In de Geluidnota Utrecht 2008 is een aantal voorwaarden opgenomen waaraan een project moet voldoen alvorens het college kan overgegaan tot het verlenen van de ontheffing. Op pagina 15 van de Geluidnota is opgenomen dat het college ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verleent ais de ruimtelijke ontwikkelingen een positieve betekenis voor de stedelijke structuur of een gunstig effect op de akoestische kwaliteit van bestaande woningen in Utrecht hebben. Het college heeft in de overwegingen bij het ontwerpbesluit geen aandacht besteed aan deze ontheffingscriteria. Cliënten zijn van mening dat het college niet kan overgaan tot de verlening van ontheffing omdat niet is aangetoond dat is voldaan aan deze criteria. Voorts zijn cliënten van mening dat het college geen ontheffing kan verlenen, omdat er geen sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling met een positieve betekenis voor de stedelijke structuur. Reactie: In het Ontwerpbesluit hogere waarden is inderdaad geen melding gemaakt van de ontheffingscriteria. Wij zijn echter van mening dat er wel degelijk sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling met een positieve betekenis voor de stedelijke structuur zie bestemmingsplan hoofdstuk 4 Planbeschrijving, met name par. 4.1.2 Wonen als nieuwe functie voor de Veemarkt. Bovendien hebben de geluidsschermen, die in dit kader worden opgericht, ook een gunstig effect op de bestaande woningen.
48
De mogelijke ontheffingscriteria zijn opgenomen in bijlage 4 van de Geluidnota Utrecht. Het plan voldoet aan criteria 4 en 6 waarin wordt aangegeven dat ontheffing kan worden verleend wanneer een deel van de woningen een doelmatige afscherming vervullen voor andere woningen (4) en dat alle woningen een luwe gevel hebben (6). Wij zullen in het definitieve besluit hogere waarden nog aangeven dat deze ontheffingscriteria van toepassing zijn. Conclusie: de zienswijze leidt tot een nadere onderbouwing van het geluidsrapport bij het van het Bestemmingsplan, en het ontwerpbesluit HW, en niet tot een aanpassing van het Stedenbouwkundig programma van eisen. Aanpassing zal plaatsvinden niet aan het bestemmingsplan als zodanig, wel aan het Ontwerpbesluit hogere waarden; daarin zullen de ontheffingscriteria uit bijlage 4 van de Geluidnota Utrecht worden opgenomen. 3. Voorwaarden hogere waarden onvoldoende ingevuld. Verder zijn er in het beleid voorwaarden opgenomen ten aanzien van de hogere waarde. De volgende voorwaarden zijn in de nota opgenomen: geluidluwe gevel; woningindeling; buitenruimte. Hoewel het college in de overwegingen bij het ontwerpbesluit aandacht besteedt aan de voornoemde voorwaarden, zijn cliënten van mening dat deze voorwaarden onvoldoende zijn ingevuld door het onderliggende bestemmingsplan en Stedenbouwkundig Programma van Eisen. Reactie: In het bestemmingsplan en het SPvE wordt meermalen aangegeven dat er zoveel mogelijk gesloten bouwblokken zullen worden toegepast. Deze vorm van bouwen maakt het zeer goed mogelijk om aan de genoemde voorwaarden te voldoen. Bovendien wordt via bestemmingsplanregel 15.2 geborgd dat bij de aanvraag om een bouwvergunning getoetst zal gaan worden aan de voorwaarden uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota Utrecht. 4. Akoestisch rapport Voor het onderzoek met betrekking tot het geluidniveau in het plangebied is een proefverkaveling gebruikt. Zowel het bestemmingsplan als de bijbehorende regels geven geen zekerheid dat deze proefverkaveling de uiteindelijke verkaveling zal zijn. In zoverre komt aan het akoestisch onderzoek niet de waarde toe die u hieraan meent te kunnen hechten. Nu reeds sprake is van een voornemen tot vaststelling van aanzienlijke grenswaarden en onduidelijk is of deze proefverkaveling zo gekozen is dat er gunstige resultaten uitkomen, kan, gegeven de mogelijkheid van wijziging van de verkaveling, niet uitgegaan worden het akoestisch rapport. Cliënten betwisten om die reden ook de juistheid van het akoestisch rapport. Ook overigens zijn zij van mening dat het akoestisch rapport niet gevolgd mag worden. De gebruikte methode is onduidelijk en de resultaten zijn niet verifieerbaar. Reactie: De proefverkaveling zal wellicht niet exact op deze wijze worden gerealiseerd, maar de afwijking zal beperkt zijn. De proefverkaveling geeft bovendien wel aan welke bouwvormen er zullen worden toegepast. Het akoestisch onderzoek laat zien dat het in ieder geval mógelijk is om met dergelijke bouwvormen een wijk te creëren die aan de randvoorwaarden voor geluid kan voldoen. Verder wordt via bestemmingsplanregel 15.2 geborgd dat bij de aanvraag om een bouwvergunning getoetst zal worden aan de voorwaarden. In het rapport is in paragraaf 3.1 aangegeven dat de geluidsbelastingen zijn bepaald met Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder. Dit is de meest toegepaste methode. De berekeningen zijn uitgevoerd met het volledig geaccepteerde programma WinHavik. De in de bijlage opgenomen verkeersgegevens in combinatie met de grafische weergaves geven de mogelijkheid om de berekeningen te verifiëren.
49
5. Onwerpbesluit voldoet niet aan geldende wet- en regelgeving. Reclamanten zijn van mening dat het ontwerpbesluit hogere grenswaarden niet voldoet aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving. Cliënten verzoeken B&W dan ook af te zien van de ontheffingverlening. Reactie: De gemeente deelt, gezien bovenstaande antwoorden, deze mening niet. Wij zijn van oordeel dat het ontwerpbesluit wel voldoet aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving, en zullen daarom doorgaan met de aanvraag voor ontheffingverlening. Zie verder onze beantwoording van zienswijzen 1 t/m 4 hierboven.. Conclusie De zienswijze van reclamant 14 onder punt 1 en 2 leidt tot een aanpassing in het geluidsonderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan en de Hogere Waarde procedure. De overige zienswijzen van reclamant leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan of van het SPvE. Een overzicht van alle aanpassingen van het bestemmingsplan c.q. SPvE wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
50
Reclamant 15 1. Geen uitvoering Motie Sartreweg: meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen In 2008 is de "Motie Sartreweg (2005)", B&W besluit november 2008, aangenomen. De raad besloot dat de Sartreweg en de Voorveldselaan qua verkeersintensiteit zoveel mogelijk ontlast moesten worden. Voor het sluipverkeer is daar, ondanks uitgebreid onderzoek, geen concrete oplossing voor gevonden, dus wat dat betreft is de verkeersintensiteit niet minder geworden. Nu wordt een complete nieuwe woonwijk op de Sartreweg aangesloten. In het ontwerp bestemmingsplan wordt er over gesproken dat dit 4.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal extra gaat opleveren. Hiermee zou binnen de norm van 10.000 gebleven worden. In de brief van B&W van 22 maart 2011 wordt echter gesproken over een huidige belasting van 6.500 voertuigen. De norm van 10.000, wordt dus volgens eigen berekeningen al ruimschoots overschreden. Mijns inziens zal die norm nog verder worden overschreden door lacunes in de berekeningen en onjuiste inzichten die de gemeente hanteert. Zo wordt uitgegaan van extra bewegingen op het zuidelijke deel van de Sartreweg door komst van de nieuwe wijk. Echter zal dat extra verkeer ook volop het noordelijke deel van de Sartreweg gaan benutten. Te denken valt aan bewoners die, bijvoorbeeld komende vanuit het werk, doorrijden naar winkelcentrum De Gaard voor boodschappen. Diezelfde auto's komen ook weer terug over de noordelijke Sartreweg. Ook de school, BSO, supermarkt en eventueel het bedrijfsverzamelgebouw zal voor extra verkeer gaan zorgen. Juist ook op het noordelijke deel van de Sartreweg omdat bestemmingsverkeer naar Tuindorp/-Oost, Overvecht etcetera wil. Reactie: Bij de huidige inrichting van de Sartreweg past een maximale capaciteit van ca. 10.000 mvt/etmaal. De gemeten verkeersbewegingen van ca. 6500 mvt/etm valt binnen de richtlijnen van 10.000 mvt/etm. Uit Verkeersmodelberekeningen, t.b.v. lucht en geluidberekeningen blijkt dat de verkeersintensiteit op de Sartreweg de komende jaren niet boven de 10.000 mvt/etmaal komt, inclusief de komst van Veemarkt 2.0. De eerder genoemde toename van 4000 geldt voor de verkeersaantrekkende werking van het SPVE als geheel. Deze auto's verdelen zich echter over de verschillende wegvakken. Ook leidt het sluiten van het Veemarktcomplex tot afname van het aantal verkeersbewegingen. Hierdoor geven de modelberekeningen aan dat er minder dan 10.000 mvt per etmaal zullen komen. Middels een monitoringsprogramma zullen we de intensiteiten op de Sartreweg komende jaren volgen. Bij het bepalen van de functionele inrichting van de Sartreweg is rekening gehouden met eventuele –toekomstige- maatregelen in het kader van het verkeersonderzoek: Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Een van de voorgestelde maatregelen uit dit onderzoek bestaat uit een ingreep, waarbij barrières worden opgeworpen op de kruising Sartreweg/Kapteynlaan (een zogenoaamde halve of hele knip) om zodoende het doorgaand verkeer in één of beide richtingen te ontmoedigen. Op korte termijn is er geen draagvlak voor deze maatregel. Wel bestaat er draagvlak voor het zodanig afstemmen van de verkeersregelinstallatie dat de route via de Kardinaal de Jongweg richting Tuindorp/Overvecht aantrekkelijker wordt dan de route via de Sartreweg. Gemeente is reeds gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanpassen van de verkeerslichtenregelingen op het Kardinaal Alfrinkplein, ten behoeve van het terugdringen van het doorgaande op de route Sartreweg – Kapteynlaan. Conform een van de voorkeursmaatregelen uit het onderzoek : Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Komende jaren zullen de verkeersintensiteiten worden gemonitord. Daarnaast is de concentratie van de ontsluiting van Veemarkt 2.0 zo dicht mogelijk tegen het Kardinaal Alfrinkplein aan gesitueerd. Met de strikte scheiding van het autoverkeer ten behoeve van de sport en van het wonen en daaraan gekoppeld de ontsluiting van sport op de Biltse Rading wordt bewerkstelligd dat het sport gerelateerde autoverkeer zo veel mogelijk gebruik maakt van de ontsluiting op de Biltse Rading en daarbij de Sartreweg ontziet. Hiermee is recht gedaan aan de Motie “Laat Sartre met Rust.”
51
2. Geen uitvoering Motie Sartreweg: voorgestelde route niet realistisch Voor de sportvelden wordt de volgende aanname gedaan: "Verkeer vanuit de westelijke richting kan, door middel van twee keer linksaf slaan ter hoogte van de aansluiting Biltse Rading – rijkSartreweg,A27, de noordelijke rijbaan van de Biltse Rading bereiken ". Dit is een vrij onrealistische kijk op praktijkgedrag van automobilisten. Verkeer vanuit de stad (Kard. De Jongweg en zuidelijke deel Sartreweg) zal via de Sartreweg, Habib Bourguibastraat naar de sportvelden gaan rijden en zeker niet gaan keren bij de A27. Alleen gevoelsmatig al rijd je dan om (stad uit en dan weer terug) en daarnaast is de route Sartreweg-Habib Bourguibastraat vrij van stoplichten en dus zullen mensen zeker niet via de Biltse Rading gaan rijden waar je minstens drie stoplichten moet passeren. De inschatting van de verwachte verkeerstoename op de Sartreweg houdt hier geen rekening, dus kloppen die cijfers niet. Er zijn dus meerdere redenen om aan te nemen, dat de verkeersintensiteit van de Sartreweg gaat worden overschreden en dus wordt aan de motie geen uitvoering gegeven. Reactie: Uit Verkeersmodelberekeningen, t.b.v. lucht en geluidberekeningen blijkt dat de verkeersintensiteit op de Sartreweg de komende jaren niet boven de 10.000 mvt/etmaal komt, inclusief de komst van Veemarkt 2.0. Het door de reclamant gestelde kan juist zijn, daarentegen leidt het aanbrengen van een halve aansluiting tot een veel logischere en rechtstreeksere route richting stad bij vertrek vanaf de sportvelden. Monitoring zal uitwijzen hoe de precieze effecten zullen zijn. 3. Parkeerdruk Volgens de cijfers, zal de piekbelasting bij de sportvelden een tekort van zo'n 85 parkeerplaatsen laten zien. Deze automobilisten zullen gaan uitwijken en meest waarschijnlijk naar de nieuwe woonwijk. Daar zal dus een verschuivend probleem gaan optreden wat zal uitvloeien richting Sartreweg en mogelijk verder Voordorp in. Als je nu wat later thuis komt, kun je meestal al niet meer parkeren op de Sartreweg, dus is de parkeerdruk hier al vrij hoog. Daarnaast zullen de plekjeszoekers gaan rondrijden, wat extra vervuiling met zich meebrengt. Reactie: Om tegemoet te komen aan de parkeerbehoefte van de sportvoorzieningen en te voldoen aan de parkeernorm, zullen ca. 130 parkeerplaatsen worden toegevoegd aan de Voorveldselaan. Wat betekent dat het totaal aantal parkeerplaatsen op ca. 200 uitkomt. Dit is conform de bandbreedte van de gemeentelijke parkeernorm. er is voor gekozen – ook door ruimtegebrek in het plan- de piek niet volledig te faciliteren. Deze piek, van rond de 280 auto's op zaterdagochtend, zal zich oplossen in de naburige woonwijken, zoals ook nu in Voordorp gebeurd. Het is een gewenste vorm van dubbelgebruik van de aanwezige parkeerplaatsen. Ook rust er een verantwoordelijkheid bij de clubs om het gebruik van de fiets te stimuleren, zeker bij thuiswedstrijden. Over het algemeen geldt: hoe meer parkeerplaatsen je faciliteert, hoe meer vervoersbewegingen. 4. Luchtkwaliteit Volgens de gemeente Utrecht gaat het al jarenlang steeds beter met de luchtkwaliteit. Echter heeft het RIVM in een rapport (RIVM Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2009) aangegeven, dat er sinds 2010 geen significante daling van de concentraties N02 zijn waargenomen. De Sartreweg ligt dicht bij diverse zeer vervuilde zones. Te weten de N230/Albert Schweizerdreef, Kardinaal de Jongweg/Kardinaal Alfrinkplein en uiteraard de snelweg A27. Voor de laatste staat nog een verbreding in de nabije toekomst op het programma, dus daarvan kan aangenomen worden, dat de vervuiling nog significant gaat toenemen. Daar bovenop komt nu dan een woonwijk met circa 550 woningen. Dit betekent extra vervuiling/uitstoot in allerlei vormen. Uiteraard het extra verkeer (toename zo'n 4.500 bewegingen, 40%), maar ook alle uitstoot als schoorstenen (cv.-installaties) etcetera. Op onze kozijnen vind je nu al continu een zwart laagje; het tastbare bewijs van de vervuiling. De achteruitgang in luchtkwaliteit kan met een extra woonwijk alleen maar fors toenemen.
52
Reactie: Hoewel de nieuwe ontwikkeling van Veemarkt gepaard gaat met een toename van luchtverontreiniging, geldt dat deze ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. Deze conclusie wordt ondersteund met berekeningen met het CAR-model (Calculation of Air pollution from Road traffic). Hiermee is op het maatgevende wegvak van de Sartreweg (tussen de huidige zuidelijke brug en het Kardinaal Alfrinkplein) en de hierop aansluitende wegvakken van de Biltse Rading en de Kardinaal de Jongweg voor de zichtjaren 2011, 2015 en 2020 de bijdrage bepaald van de planontwikkeling aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht. De maximale bijdrage bedraagt voor stikstofdioxide in de drie zichtjaren respectievelijk 0,9 μg/m³, 0,7 en 0,5 μg/m³ en 0,2 μg/m³ voor fijn stof (2011-2020) op het wegvak van de Sartreweg. Pas boven de 1,2 μg/m³ is sprake van een bijdrage in betekenende mate. Overige activiteiten in het plangebied zullen vrijwel geen luchtverontreiniging veroorzaken. CV-installaties zullen niet worden geïnstalleerd, het gebied zal op stadsverwarming worden aangesloten. 5. Weg verkeerslawaai Er is uitgebreid akoestisch onderzoek gedaan. Echter alleen voor de nieuw te bouwen gebouwen. De bestaande bouw aan de Sartreweg is hier volledig buiten gebleven. De verkeersintensiteit zal op de Sartreweg echter fors toenemen, zo'n 40%. De gevolgen hiervan voor bestaande bewoners, meer geluidsoverlast, zie ik nergens terugkomen in de stukken. In de berekeningen is overigens uitgegaan van bouwblokken langs de Sartreweg tot 10,5 meter hoog. Echter geldt een maximale bouwhoogte van 17 meter. Hoe realistisch, en dus betrouwbaar, zijn de modelcijfers als de bebouwing ruim de helft hoger mag zijn als waar mee gerekend is? Uit de plaatjes blijkt, dat op de Sartreweg de norm van 63dB ruim wordt overschreden. Tot wel 66dB aan toe. Voor de nieuwe woningen wordt hier bij de bouw zo veel mogelijk rekening mee gehouden. Voor onze woningen is dat niet het geval, wordt de geluidsoverlast niet ondervangen en zal de overlast dus navenant zijn. Zeker als in ogenschouw genomen wordt, dat de nieuwe gebouwen langs de Sartreweg tot wel 17 meter hoog kunnen gaan worden, wat ruim 50% hoger is dan de bestaande drie Waaierappartementgebouwen. Dit in combinatie met dat de Waaier-gebouwen ook nog halfrond zijn, kan wel eens een versterkend effect op de geluidsoverlast hebben. Reactie De norm van 63 dB wordt op de Sartreweg niet overschreden. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt inderdaad tot 66 dB. Maar deze waarde mag niet worden vergeleken met de eerder genoemde norm. Ten eerste gelden de normen per weg en niet voor cumulatie. Ten tweede moet voor toetsing aan de normen een aftrek cf art 110g van de Wet geluidhinder worden toegepast die bij de bepaling van de cumulatie achterweg moet blijven. Getalsmatig kunnen gecumuleerde niveaus dan ook makkelijk hoger zijn dan de normen. Het akoestisch onderzoek is uitgebreid naar aanleiding van de zienswijze. Daarbij zijn, ten behoeve van de ruimtelijke afweging, de effecten van het plan op de bestaande woontorens langs de Sartreweg beter in beeld gebracht. De geluidsbelasting op de bestaande woontorens bedraagt maximaal 58 dB. De toename bedraagt maximaal 1 dB. De toename is beperkt vanwege de beperkte toename van het verkeer op het wegvak langs de waaierflats: van circa 6600 naar circa 8300 mvt/etmaal (de grootste toename ligt niet voor de Sartreweg flats maar tussen de zuidelijke brug en het Alfrinkplein). Een dergelijke toename van het geluid is in het kader van een ruimtelijke afweging niet significant. Reflectie van verkeersgeluid op mogelijke. extra woonlagen (tot 17m. hoog) die de geplande bebouwing aan de overkant (aan de oostkant van de Sartreweg kan krijgen, heeft geen effect, die reflectie gaat over de flats heen.
53
6. Financiële onderbouwing In deze en de komende tijd is het, gegeven de marktomstandigheden, nog maar de vraag, of de percelen wel verkocht gaan worden. Ook in de brief van B&W van 22 maart 2011 wordt hieraan openlijk getwijfeld. Is het hele project daarmee wel rendabel en aantrekkelijk t.o.v. van de nu jaarlijkse opbrengst van € 1.000.000? Ook de sportvoorzieningen zijn nu ook nog niet dekkend gefinancierd, zo blijkt uit de brief. Hiermee ontstaat het risico, dat als de plannen niet haalbaar blijken te zijn, het gebied, dat nu nuttig gebruikt wordt, jarenlang braak komt te liggen omdat nu al wordt begonnen met de ontmanteling van de Veemarkt en haar activiteiten, terwijl het hele plan nog niet rond is. Van lang braakliggende terreinen zijn al vele voorbeelden in de stad te vinden (o.a. Talmalaan). Het zou toch zonde zijn, als daar de Veemarkt aan toegevoegd moet worden. De financiële haalbaarheid van het plan is voor mij als burger verder niet te toetsen omdat, zoals de genoemde brief aangeeft: 'De financiële analyse vindt u in het postvak geheime stukken'. Dan laat ik hier de verloren gaande arbeidsplaatsen verder buiten beschouwing. Reactie: Als vanzelfsprekend heeft de Veemarktlocatie ook te maken met de huidige marktsituatie. De financiële analyse op basis van de kennis van nu is sluitend. De sportvoorzieningen zijn ondertussen middels de voorjaarsnota gedekt. Ook voor de 1 miljoen inkomstenderving is voor enkele jaren een voorziening getroffen. De gemeente is van mening dat het plan economisch uitvoerbaar is. 7. Woonkwaliteit/uitzicht In de diverse stukken lees ik, dat de Veemarkt niet zou passen in 'het karakter' van de omgeving. Het Veemarkt-terrein is echter tientallen jaren ouder dan de wijk Voordorp. Kennelijk gold de afweging bij de bouw van Voordorp niet, of de wijk wel paste bij het karakter van de hallen. Nu is dat plots wel een probleem. Zelf woon ik al 15 jaar aan de Sartreweg en voor mij is de Veemarkt gewoon onderdeel van de omgeving. Als karakter een norm is voor de inrichting van een omgeving, dan lijkt mij het slopen van de Jaarbeurs, zo centraal in de stad, een veel groter (bouw)potentieel hebben dan de Veemarkt. Daarnaast wordt bij het karakter van de huidige invulling van de ruimte volledig voorbij gegaan aan de rust en ruimte/het zicht, wat het huidige terrein heeft. Waar er nu nog vrij en groen uitzicht is, zie bijlage 1, kijken wij straks, aan de overzijde van onze straat, tegen mogelijk 17 meter hoge gevels aan, met daarachter hoogteaccenten van 32 meter. Ook al hebben de meeste appartementen het woonkameruitzicht aan de achterzijde, toch wijzigt dit het totale aangezicht van onze omgeving. Ter illustratie, ons gebouw is zo'n 11 meter hoog en de Veemarkthallen zo'n 8 meter. Reactie: Bij de verdere ontwikkeling van de stad Utrecht is het Veemarktterrein een van de binnenstedelijke locaties waaraan veranderend gebruik wordt gedacht. Het is een van de plekken waar een intensiever ruimtegebruik tot de mogelijkheden behoort (geldt voor meerdere plekken in de stad). Voor de stad Utrecht is dit dus een van de weinige plekken waar groei van de stad niet ten koste hoeft te gaan van het omliggend landschap. Het is niet een kwestie dat het beeld niet meer past maar meer het extensieve ruimtegebruik. De huidige planfase (het SPVE) kenmerkt zich in een grote mate van flexibiliteit. Het grootste gedeelte van de woningen (ca 70%) zijn zg. grondgebonden woningen. Deze hebben een gemiddelde hoogte van 3 tot 4 bouwlagen (10 tot 12 meter). Daarnaast komen er gestapelde woningen (ca 30 %) hiervan bedraagt de gemiddelde hoogte 4 tot 5 bouwlagen (12 tot 15 meter). Binnen het laatst genoemde percentage (dus een beperkt deel) is er de mogelijkheid van maximaal 3 accenten van 8 tot 10 bouwlagen (24 tot 30 meter). 8. Planschadeclaim Tot slot behoud ik mij het recht voor om een planschadeclaim in te dienen wegens waardevermindering van mijn woning. Ik zal dit t.z.t. dan ook mijn medebewoners adviseren te doen. In de stukken wordt verder aangegeven: 'Deze accenten zullen niet aan de Sartreweg worden gesitueerd. Hier wordt de bebouwingshoogte afgestemd op de omgeving.'. Ik kan mij
54
niet vinden in het feit dat 17 meter hoogte in overeenstemming is met 11 meter hoogte van onze gebouwen. Reactie: Zie antwoord punt 7 en voor de planschadeprocedure antwoord reclamant 5.6 Conclusie De zienswijzen van reclamant 15, onder 5 leiden tot een aanpassing in in de toelichting van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan aanpassen: p.41 5.3.4 Resultaten onderzoek Sartreweg De geluidsbelasting vanwege de Sartreweg op de geplande woningen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. De hoogst berekende waarde is 60 dB en blijft hiermee wel binnen de maximale ontheffingswaarde. De geluidsbelasting op de bestaande woningen is ca. 58 dB. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van het plan, hoofdzakelijk vanwege de verkeerstoename, is ca. 1 dB. Die toename is in het kader van de ruimtelijke afweging niet significant.
55
Reclamant 16 1. Duurzaam bouwen: levensloopbestendigheid Onder duurzaam bouwen verstaat COSBO (naast de milieu- en energiebehoud definitie daarvan) het bouwen voor een lange wooncarrière. Dat betekent dat de nieuwbouw in deze wijk, levensloopbestendig moet zijn. Daarover leest COSBO niets in de plannen. Levensloopbestendig bouwen van nieuwbouw levert langer woongenot, niet alleen voor senioren, maar ook voor mensen met kinderen en starters. Is levensloopbestendigheid een bouwvoorwaarde in het plan Veemarkt 2.0? Reactie: Voor alle bouwactiviteiten gelden de voorwaarden zoals vastgesteld in de 'Integrale Woning kwaliteit'. Daarin is levensloopbestendig bouwen in opgenomen. Hét kenmerk van het SPvE is flexibiliteit, een zeer belangrijke randvoorwaarde voor levensloopbestendig bouwen. 2. 10% van woningen labelen voor senioren Er zullen 550 woningen worden gerealiseerd in het plan Veemarkt 2.0. In het collegeprogramma wordt gerept van het bouwen van 500 woningen voor senioren in de collegeperiode. Het COSBO vraagt u om 10% van genoemde 550 woningen te labelen voor senioren. Uit diverse studies blijkt dat, wanneer senioren verhuizen, er een verhuisketen op gang komt die soms tot vijf vervolgverhuizingen kan leiden. Dat opent weer perspectieven voor andere woningzoekenden. Een bijkomend voordeel van de doorstroming is dat de "verlaten" woningen ook weer bouwkundig opgeknapt en gemoderniseerd worden. Dat betekent weer een economische stimulans voor de bouw en de aan de bouw gelieerde sectoren. Reactie: Indien de vraag manifest is tijdens de ontwikkeling van de Veemarkt, zal het College deze suggesties nader afwegen. 3. Binnen 10% groepswonen van ouderen realiseren. Tevens vraagt COSBO u om binnen die 10% een project groepswonen van ouderen te realiseren. Vanuit de prestatieafspraken 2007-2010 moeten er nog 3 projecten worden gerealiseerd. Dit plan kan voor één groep een oplossing zijn. Wanneer aan deze zienswijzen gevolg wordt gegeven, dan geeft dit meteen vorm aan de gewenste diversiteit in bewonerssamenstelling van de wijk. Reactie: De ontwikkelingsstrategie voor de Veemarkt is erop gebaseerd dat veel ruimte wordt gegeven aan groepen, en dus ook groepen ouderen, om hun woonwens op de Veemarkt te bouwen. Concreet is momenteel het initiatief Marktmeesters aan de orde, die een appartementgebouw voor senioren met collectieve ruimtes probeert te realiseren. Of dit ook leidt tot groepswoningen voor ouderen hangt af van de betrokken deelnemers aan dit initiatief. Bij de verschillend uit te schrijven tenders zal door de ontwikkelaars ook de behoefte aan groepswonen van ouderen worden afgewogen tegenover andere woonwensen. Conclusie De zienswijzen van reclamant 16 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
56
Reclamant 17 VWE bureau voor voertuigdocumentatie en – informatie. 1. Reclamant is belanghebbende omdat in verleden door GU toezeggingen en/of opgewekte verwachtingen zijn gedaan. VWE bureau voor voertuigdocumentatie en - informatie B.V., gevestigd te (1703 AZ) Heerhugowaard aan de Bevelandseweg 10, wenst de haar aldus geboden mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen graag te benutten. Reclamant stelt daartoe vooraf vast dat zij zichzelf als belanghebbende bij het ontwerpbestemmingsplan in aanmerking neemt, omdat zij binnen het gebied waarop het ontwerpbestemmingsplan betrekking heeft een onderneming drijft en omdat zij als adressant in aanmerking te nemen is van in het verleden door de Gemeente gedane toezeggingen en/of opgewekte verwachtingen met betrekking tot de functionaliteit van een gedeelte van de in het plangebied betrokken gronden. Reactie: Gezien het feit dat reclamant in het verleden een onderneming exploiteerde in het gebied kan hij beschouwd worden als belanghebbende. 2. Reclamant stelt dat diverse uitgangspunten ten aanzien van ontwerpbestemmingsplan worden geschonden. Een ontwerpbestemmingsplan behoort voorwaarden te scheppen voor een goede ruimtelijke ordening. Voorts mag de strekking van een (ontwerp)bestemmingsplan geen afbreuk doen aan het rechtszekerheidsbeginsel. Verder dient een (ontwerp)bestemmingsplan het resultaat te zijn van een zorgvuldige belangenafweging. VWE meent dat elk van opgemelde uitgangspunten met het voorliggende ontwerpbestemmingsplan in ernstige c.q. niet te billijken mate wordt geschonden. Reactie: Het bestemmingsplan biedt naar onze mening voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke inrichting van het plangebied. De regels zijn zodanig geformuleerd dat de in het gebied te realiseren bebouwing binnen de daarvoor geldende milieunormen zal worden opgericht. Tevens biedt het bestemmingsplan, hoewel globaal vormgegeven voldoende rechtszekerheid aan belanghebbenden voor wat betreft de plannen de ter plaatse kunnen worden gerealiseerd. 3. Bijstelling van het ontwerpbestemmingsplan is geboden, stelt reclamant Op 1 september 2005 nam uw Raad het volgende besluit: Besluit: 1. de Veemarkt naar de locatie Haarrijn in Leidsche Rijn te verplaatsen: a. tenzij uit een nadere rapportage aan de commissie Stedelijke Ontwikkeling blijkt dat op basis van locatie, werkgelegenheid, exploitatie-uitkomst en beheersvorm betere alternatieven voorhanden zijn; b. deze rapportage nog voor een begrotingshandeling aan de raad voor te leggen: Het betreffende besluit werd gedragen door de gedachte dat de functionaliteit van het Veemarktcomplex elders in de gemeente Utrecht zou worden ondergebracht en dat de functie van het Veemarktcomplex op de locatie Sartreweg 1-3 behouden zou blijven indien er zich geen geschikte alternatieve vestigingsplaats zou aandienen. Uw Raad is weliswaar op 4 september 2008 min of meer op deze beslissing teruggekomen, maar dat stond Uw Raad feitelijk alstoen niet meer vrij. Het een en ander kent als consequenties dat een herontwikkeling waarin ook het Veemarktcomplex betrokken is theoretisch pas aan de orde kan zijn, indien de functionaliteit van het Veemarktcomplex, waaronder de Automarkt Utrecht, duurzaam elders gevestigd zal zijn. Van dit laatste is geen sprake, noch bestaat daarop op dit moment (voldoende) concreet zicht. In die zin zou het ontwerpbestemmingsplan moeten uitgaan van een positieve bestemming van het huidige gebruik, oftewel van een bestendiging van de bestaande bestemming. De in artikel 4.1 van het ontwerpbestemmingsplan neergelegde bestemming verdraagt zich volstrekt niet met dit uitgangspunt. In die zin kent het ontwerpbestemmingsplan een willekeurig karakter en verdraagt de strekking zich niet met het door uw Gemeente in acht te nemen rechtszekerheidsbeginsel.
57
Reactie: De gemeente heeft in 2008 duidelijk besloten om het Veemarktcomplex te sluiten. De gemeente is van oordeel dat zij, op basis van bestaande overeenkomsten, gestelde toezeggingen, genomen besluiten of wettelijke grondslag niet verplicht is aan reclamant en/of andere gebruikers van het complex een alternatieve of vervangende locatie aan te bieden. De gemeente acht zich gerechtigd de herontwikkeling van het Veemarktcomplex, planologisch mogelijk te maken en is van oordeel dat zij - mede gelet op de bestuursrechtelijke waarborgen voor reclamant- de uitkomst van de nog lopende civiele procedures -waaronder begrepen de huurbeëindigingsprocedure- niet behoeft af te wachten alvorens zij verder kan gaan met deze planologische procedure. 4. Veemarkt niet geschikt voor woondoeleinde i.v.m. hoge concentraties geluid, fijnstof en stikstofdioxide en juist wel voor niet-gevoelige functies en/of niet gevoelige bouwwerken. Het ontwerpbestemmingsplan kan niet als het resultaat van goede ruimtelijke afwegingen worden aangemerkt, omdat geen weldenkend gemeentebestuur er voor zou kiezen om een in milieutechnisch opzicht zo zwaar belaste locatie voor (duurzame) Woondoeleinden te bestemmen. VWE doelt hierbij vanzelfsprekend op de hoge concentraties geluid, fijnstof en stikstofdioxide waaraan het gedachte woongebied blootgesteld zal raken. Elk weldenkend gemeentebestuur zou er voor kiezen om een locatie met de omgevingsparameters zoals die aan de orde zijn te bestemmen voor een z.g. niet-gevoelige functies en/of niet-gevoelige bouwwerken. Dit, terwijl de bestaande bestemming, met name voor zover dat het Veemarktcomplex betreft, zich optimaal verdraagt met de omgevingsparameters zoals die aan de orde zijn. Ook om die reden zou juist een positieve bestemming van de bestaande functionaliteit (sterk) geïndiceerd zijn. Reactie: Ontwikkeling van een duurzame woonwijk op de Veemarkt is zeer goed mogelijk, zie onder meer het bestemmingsplan, hoofdstuk 4 Planbeschrijving, par. 4.1.6 Duurzame ontwikkeling. De toegevoegde kwaliteiten liggen daarbij vooral in de bouw van een energiezuinige wijk met een groene uitstraling, een hoog nivo aan participatie die met name tot uiting komt in veel ruimte voor particulier opdrachtgeverschap, en een duurzame bouwwijze. De wijk is daarnaast goed bereikbaar en flexibel in opzet. Ondanks de nabijheid van diverse drukke wegen, met daardoor onvermijdelijk een hoge geluidsbelasting en matige luchtkwaliteit (overigens zoals op veel plaatsen in Utrecht), zal het plan voldoen aan de wettelijk gestelde eisen. Hiervoor zijn passende maatregelen genomen zoals doortrekken geluidsscherm langs A27, het bouwen met gesloten bouwblokken en het programmeren van de school en bso in het wat luchtkwaliteit en geluid betreft beste deel van het plan. 5. Ontwerpbestemmingsplan motiveert niet voldoende hoe rechten en belangen van gevestigde gebruikers en omwonenden in aanmerking zijn genomen. Niet maakt het ontwerp op inzichtelijke/navolgbare wijze duidelijk hoe de rechten en belangen van de gevestigde gebruikers van het plangebied en van hen die als omwonenden van het plangebied in aanmerking zijn te nemen, zijn meegewogen bij het nemen van de beslissing om de bestaande bestemming te wijzigen naar die van een woongebied. Aldus kleeft er een motiveringsgebrek aan het ontwerpbestemmingsplan en valt het ontwerpbestemmingsplan als het resultaat van een onzorgvuldige voorbereiding in aanmerking te nemen. Reactie: De gevestigde gebruikers van de Veemarkthallen zijn al enkele jaren op de hoogte van de plannen van de gemeente om de Veemarkt een andere bestemming te geven. De huurovereenkomst met bestaande gebruikers is dan ook opgezegd. In het kader van de beëindiging van het huurcontract zijn de daarvoor geldende regels en voorwaarden in acht genomen. Daarmee zijn de belangen van de huidige gebruikers voldoende gewaarborgd. Voor de omwonenden bieden de participatie en de rechtsbescherming in het kader van de bestemmingplanprocedure voldoende waarborgen om hun belangen onder de aandacht te brengen bij de gemeente. Een aantal ideeën die door omwonenden
58
naar voren zijn gebracht in het participatietraject zijn ook verwerkt in het SPvE en het bestemmingsplan. 6. Het ontwerpbestemmingsplan staat haaks op het Rijksbeleid De strekking van het ontwerpbestemmingsplan staat haaks op het Rijksbeleid, dat er van uitgaat dat grootschalige woningbouwprojecten niet gerealiseerd zullen worden met toepassing van ontheffing van streefwaarden welke uit hoofde van de milieuwetgeving voorgeschreven zijn. Toch wordt dit met het ontwerpbestemmingsplan voorgestaan. Deze ontwikkeling verdient om in de kiem gesmoord te worden. De gesignaleerde strijdigheid impliceert tevens dat sprake is van een ontwerpbestemmingsplan dat in aanleg een goede ruimtelijke ordening niet kan dienen. Dit, terwijl het ontwerpbestemmingsplan geen zwaarwegende omstandigheden noemt die maken dat de voorgestane afwijking van de norm door dringende omstandigheden gerechtvaardigd wordt. Reactie: Rijksbeleid is om uitbreiding van woongebieden zoveel mogelijk te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied. Dit spaart open ruimte en natuur en beperkt vervoersbewegingen, wat leidt tot minder verkeersemissies (geluid, luchtverontreiniging) en energiegebruik. Onvermijdelijk daarbij is dat de milieubelasting als gevolg van verkeersemissies op de nieuwe woonlocaties daarbij hoger ligt dan in het buitengebied het geval zou zijn ('De paradox van de compacte stad'). De wetgever geeft daarom specifiek voor geluidbelasting de ruimte door naast een voorkeursgrenswaarde, de mogelijkheid te bieden om een hogere geluidbelasting toe te staan ('ontheffingswaarde'). In grote delen van Utrecht en andere steden zouden zonder die regeling heel weinig woningen gebouwd kunnen worden. Het geluidsbeleid van de gemeente Utrecht stelt daarbij als voorwaarde, dat toepassing van de ontheffingswaarde alleen toegestaan is mits elke woning een geluidluwe gevel heeft, met een geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde. Zodoende wordt in Veemarkt gebouwd volgens het beleid van de compacte stad, met toepassing van de ontheffingswaarde voor geluid, maar met de toegevoegde Utrechtse kwaliteitseis van de geluidluwe gevel. Voorgaande geldt niet voor luchtkwaliteit; daarvoor geldt geen ontheffingswaarde en moet ook in de stad voldaan worden aan één wettelijke norm. 7.
Er zijn locaties binnen de stadsgrenzen te duiden die zich naar objectieve maatstaven beoordeeld beter lenen voor vestiging van duurzame woonfuncties. Er zijn locaties binnen de stadsgrenzen te duiden die zich naar objectieve maatstaven beoordeeld beter lenen voor vestiging van duurzame woonfuncties. Elk weldenkend gemeentebestuur zou allereerst de ontwikkeling van die locaties ter hand nemen. Dit met als consequentie dat de bestaande functies in het plangebied gedurende de komende planperiode (van 10 jaar) bestendiging verdienen.
Reactie: Veemarkt is een van een beperkt aantal relatief grootschalige binnenstedelijke bouwlocaties. Gegeven een uitgebalanceerd ontwerp, waarbij keuzes gemaakt worden tussen ambities die wel (energie, groene uitstraling, flexibel programma, bereikbaarheid) en niet op hoog nivo haalbaar zijn (geluidsbelasting, luchtkwaliteit), kan hier een woonwijk van hoge kwaliteit worden ontwikkeld. De beoordeling door het breed erkende duurzaamheidsinstrument DuurzaamheidsPrestatie op Locatie onderstreept dit. DPL waardeert het plan voor Veemarkt met een 7.7, landelijk gezien een bijzonder goede score. Zie SPvE hoofdstuk 6 Duurzame ontwikkeling. 8.
Het ontwerpbestemmingsplan is innerlijk tegenstrijdig : duurzaamheid versus bloot staan aan milieubelasting Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedragen door het begrip "Duurzaamheid", maar dat begrip staat haaks op de zware milieubelasting waaraan het plangebied bloot staat. In die zin is het ontwerpbestemmingsplan behept met een innerlijke tegenstrijdigheid en kan ook om die reden niet het resultaat zijn van een gedegen voorbereiding en/of gedegen belangenafweging.
59
Reactie: Duurzame ontwikkeling omvat milieu in engere zin ('Planet'), waaronder luchtkwaliteit en geluidbelasting, sociale duurzaamheid ('People') en economische duurzaamheid ('Profit'). Deze benadering van duurzame ontwikkeling is die van de Verenigde naties ('Our common future', Commissie Brundlandt) en ook in Nederland breed geaccepteerd. Deze benadering van duurzame ontwikkeling houdt in dat een ontwikkeling niet alleen milieuvriendelijk moet zijn, maar ook sociaal gewenst en economisch verantwoord, dus (op de lange duur) betaalbaar. Duurzame ontwikkeling is daarmee ook een kwestie van keuzes maken. Dat kan uitmonden in het accepteren van een (acceptabele) milieubelasting. Ontwikkeling van een duurzame woonwijk in die zin is op de Veemarkt zeer goed mogelijk, zie bestemmingsplan hoofdstuk 4 Planbeschrijving, par. 4.1.6 Duurzame ontwikkeling. De toegevoegde kwaliteiten liggen in Veemarkt vooral in de bouw van een energiezuinige wijk met een groene uitstraling, een hoog nivo aan participatie die met name tot uiting komt in veel ruimte voor particulier opdrachtgeverschap, en een duurzame bouwwijze. De wijk is daarnaast goed bereikbaar en flexibel in opzet. Gegeven de nabijheid van diverse drukke wegen, daardoor onvermijdelijk een hoge geluidsbelasting en matige luchtkwaliteit (overigens zoals op veel plaatsen in grote steden), is ervoor gekozen om voor deze duurzaamheidaspecten de ambitie te leggen op het nivo van de wettelijke eisen. Daaraan wordt voldaan. Dat Veemarkt is deze brede zin duurzaam is, wordt aangetoond door de beoordeling van het plan door het breed erkende duurzaamheidsinstrument DuurzaamheidsPrestatie op Locatie. DPL waardeert het plan voor Veemarkt met een 7.7, landelijk gezien een bijzonder goede score. Zie SPvE hoofdstuk 6 Duurzame ontwikkeling. 9. De relevante akoestische aspecten welke tot uitgangspunt van het ontwerpbestemmingsplan zijn genomen, zijn onvoldoende draagkrachtig onderbouwd. Reactie: Het is niet duidelijk op welke relevante akoestische aspecten reclamant doelt. In het akoestisch onderzoek zijn alle relevante akoestische aspecten opgenomen die worden voorgeschreven in de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 10.
De strekking van het ontwerpbestemmingsplan is strijdig met de uitgangspunten welke aan de beleidsnotitie Geluidnota Utrecht ten grondslag liggen. De strekking van het ontwerpbestemmingsplan is strijdig met de uitgangspunten welke aan de beleidsnotitie Geluidnota Utrecht ten grondslag liggen (= onder meer voorkomen van belastende situaties). Voor die omstandigheid bestaat geen rechtvaardiging. Dit betekent tevens dat er geen ruimte is gegeven om ontheffing te verlenen ten aanzien van de voorkeursgrenswaarden zoals die in en krachtens de Wet geluidhinder worden gehanteerd. Bestendiging van de actuele bestemming is ook om die reden geïndiceerd.
Reactie: De Geluidnota Utrecht geeft aan in welke situaties er een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde kan worden verleend. Onderhavig plan voldoet hieraan. Zie verder antwoord 15.2. 11. Het ontwerpbestemmingsplan maakt niet duidelijk op welke wijze de gedachte functies daadwerkelijk in het plangebied gerealiseerd zullen kunnen worden. Het ontwerpbestemmingsplan maakt niet duidelijk op welke wijze de gedachte functies daadwerkelijk in het plangebied gerealiseerd zullen kunnen worden. Een concrete invulling ontbreekt nu eenmaal, terwijl wel reeds duidelijk is dat tal van bedreigende omstandigheden het hoofd geboden zullen moeten kunnen worden. Op dit moment valt mitsdien niet uit te sluiten dat de gedachte functies na goedkeuring van het ontwerpbestemmingsplan überhaupt niet realiseerbaar blijken te zijn. Kortom, ten aanzien van een plangebied met omgevingsparameters als aan de orde zou nooit voor de vaststelling van een globaal bestemmingsplan mogen worden gekozen, althans niet zonder dat stedenbouwkundige visie
60
beschikbaar is, dan valt niet te billijken dat die visie niet in het ontwerpbestemmingsplan vertaald is naar concrete bouwvoorschriften. Reactie: De bewering van reclamant wordt niet onderbouwd met relevante onderzoeken en is dan ook niet gebaseerd op een deugdelijke motivering. Het bestemmingsplan is zodanig opgesteld dat de toekomstige bebouwing voorziet in een goede ruimtelijke ordening en aan de wettelijke randvoorwaarden vanuit de milieuwetgeving zoals onder andere geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid zal voldoen. Hiervoor is een groot aantal onderzoeken ten behoeve van het bestemmingsplan gedaan die zijn opgenomen in de bijlage van het plan. De uit de betreffende onderzoeken voortvloeiende randvoorwaarden zijn zodanig in het plan verwerkt dat bij de invulling van het gebied voldaan moet worden aan een goede ruimtelijke ordening. Dat gekozen is voor een globaal bestemmingsplan doet daarom dan ook niets af aan de uitvoerbaarheid van het plan. 12. Bij gebreke van een concrete invulling, kan niet op overtuigende wijze de stelling worden betrokken dat economische uitvoerbaarheid van het in het ontwerp gevatte plan, de vele bezwarende omstandigheden mede in acht genomen, in voldoende mate gewaarborgd is. Reactie: De gemeente deelt deze mening, gezien bovenstaande antwoorden niet. 13. Er blijkt uit niets dat er behoefte bestaat aan dergelijke woningen, economische haalbaarheid is niet gewaarborgd. Het ontwerpbestemmingsplan beoogt de bouw te animeren van woningen met tenminste één dove gevel en beperkte mogelijkheden om rustig buiten te verkeren. Uit niets blijkt dat behoefte bestaat aan dergelijke woningen. Ook in die zin ontbeert het ontwerpbestemmingsplan een gedegen/zorgvuldige voorbereiding. Tevens impliceert deze omstandigheid evenzeer dat de economische haalbaarheid van de met het ontwerpbestemmingsplan voorgestane functieverandering geenszins gewaarborgd is. Reactie: Uit marktanalyse en de financiële analyse blijkt een sluitend plan. In diverse nota's van het Rijk, Provincie en gemeente wordt gepleit om de woningvraag binnenstedelijk op te lossen, zoals bijvoorbeeld de Structuurvisie randstad 2040. Conclusie: de zienswijze leidt niet tot een aanpassing van het Bestemmingsplan en Stedenbouwkundig programma van eisen. 14. Geen gedegen onderbouwing of uitvoerbaar is. De conclusie dat het plan economisch uitvoerbaar is, zonder dat er op inzichtelijke wijze tot uitdrukking is gebracht wat de te totale ontwikkelings- en bouwkosten zullen zijn, ontbeert een gedegen onderbouwing. De omstandigheid dat de Gemeente grondeigenaar is, komt in dit verband hoe dan ook geen enkele betekenis toe. Reactie: Voor de financiële analyse is een kosten/baten analyse van het plan opgesteld. Deze geeft aan dat het plan financieel haalbaar is. 15. De bodemgesteldheid kan aanmerkelijk kostbaarder saneringswerkzaamheden opleveren. De bodemgesteldheid kan eenvoudig aanleiding geven tot het brengen van zware financiële offers, doordat veel zwaardere (lees: aanmerkelijk kostbaarder) saneringswerkzaamheden zullen blijken te moeten worden uitgevoerd ter realisering van de voorgenomen functies dan op basis van de beschikbare gegevens wordt aangenomen. Ook in dat opzicht ontbeert het ontwerpbestemmingsplan een gedegen financieel-economische onderbouwing c.q. valt het ontwerpbestemmingsplan niet in aanmerking te nemen als het resultaat van een gedegen voorbereiding. Deze tekortkoming valt niet verschoonbaar te oordelen, temeer niet nu een bestaande functionaliteit, waarbij alleen al vanwege de Automarkt Utrecht meer dan 500
61
belanghebbenden betrokken zijn, zou moeten wijken voor de nagestreefde nieuwe bestemming.
Reactie: Het uitgevoerde bodemonderzoek toont afdoende aan dat er redelijkerwijs geen bodemsaneringskosten zijn te verwachten, of andere kosten vanwege aanwezige bodemverontreiniging, die de uitvoering van het plan financieel in gevaar kunnen brengen. Het bodemonderzoek toont aan dat er hoofdzakelijk lichte verontreinigingen zijn. Er zijn plaatselijk sterke verontreinigingen met arseen (van nature aanwezig)die geen gezondheidsgevaar vormen. De verwachting is dat de bodemkwaliteit onder de bebouwing overeenkomt met die buiten de bebouwing. Dit is inmiddels geverifieerd. 16. Er ontbreekt een rapportage aangaande de te verwachten claims. Aan het plan ontbreekt een rapportage aangaande te verwachten claims op grond van artikel 7:309 BW. Het gaat hierbij om schadeloosstellingen ten belope van vele miljoenen euro's, oftewel om claims die eenvoudig een zware wissel kunnen trekken op de stelling dat het ontwerpbestemmingsplan in economisch opzicht haalbaar zou zijn. Reactie: De gemeente is van oordeel dat artikel 7:309 Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is bij de herontwikkeling van het Veemarktcomplex, de gemeente is immers sinds jaar en dag eigenaresse van het complex. 17. De aangedragen geluidswaarden komen niet overeen met de werkelijke waarden. De in het ontwerp aangedragen geluidswaarden welke in het plangebied het hoofd te bieden zouden zijn, komen niet overeen met de werkelijke waarden. De in het ontwerpbestemmingsplan gehanteerde waarden zijn als geflatteerd in aanmerking te nemen. Bij hantering van de werkelijke waarden, zou duidelijk worden dat zelfs het bouwen van huizen met een enkele dove gevel geen oplossing zou bieden. Reactie: Het is niet duidelijk op welke "werkelijke waarden" reclamant doelt. De geluidsberekeningen zijn, zoals vereist, uitgevoerd voor de toekomstige situatie. Daaruit blijkt dat de geluidsbelasting acceptabel is dan wel, door de nodige maatregelen (geluidsscherm, afschermend bouwen, toepassing hogere waarden) tot acceptabele nivo's teruggebracht. 18. Besommingen beantwoorden niet aan de daarvoor geldende richtlijnen De betrachte besommingen die inzichtelijk zouden moeten maken dat de geluidbelasting op de te realiseren woningen het hoofd te bieden is, beantwoorden niet aan de daarvoor gelden richtlijnen. Dit met als consequentie dat de voorgenomen woningen naar aantal en aard niet realiseerbaar zullen blijken te zijn. Reactie: Reclamant geeft niet expliciet aan wat er precies niet conform de richtlijnen zou zijn uitgevoerd. De berekeningen zijn uitgevoerd middels Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder. Dit is de meest toegepaste wettelijke methode. De berekeningen zijn uitgevoerd met het volledig geaccepteerde programma WinHavik. De berekeningen beantwoorden daarom naar onze mening wel degelijk aan de daarvoor geldende richtlijnen.
62
19.
De belasting aan fijnstof en stikstofdioxide in het plangebied zal veel groter zijn dan het ontwerpbestemmingsplan tot uitgangspunt neemt. Ook op dit punt valt het ontwerpbestemmingsplan een zekere manipulatieve strekking niet te ontzeggen. Nader onderzoek is geïndiceerd. Zonder een dergelijk onderzoek is geen plaats voor de gedachte dat het ontwerpbestemmingsplan dienstig zou kunnen zijn aan het realiseren van een goede ruimtelijke ordening. Dit, terwijl bovendien vaststaat dat een positieve bestemming van de bestaande functies buiten twijfel een goede ruimtelijke ordening oplevert. Reactie: Het aspect luchtkwaliteit is meegenomen in de planvorming. Zowel ten aanzien van de belasting aan luchtverontreinigende stoffen (fijn stof en stikstofdioxide) door de verkeersaantrekkende werking van het plan als ten aanzien van de situering van (gevoelige) bestemmingen. Hoewel de nieuwe ontwikkeling van Veemarkt gepaard gaat met een toename van luchtverontreiniging, geldt dat deze ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. Deze conclusie wordt ondersteund met berekeningen. Met het CAR-model (Calculation of Air pollution from Road traffic) is op het maatgevende wegvak van de Sartreweg (tussen de huidige zuidelijke brug en het Kardinaal Alfrinkplein) en de hierop aansluitende wegvakken van de Biltse Rading en de Kardinaal de Jongweg voor de zichtjaren 2011, 2015 en 2020 de bijdrage bepaald van de planontwikkeling aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht. De maximale bijdrage bedraagt voor stikstofdioxide in de drie zichtjaren respectievelijk 0,9 μg/m³, 0,7 en 0,5 μg/m³ en 0,2 μg/m³ voor fijn stof (2011-2020) op het wegvak van de Sartreweg. Pas boven de 1,2 μg/m³ is sprake van een bijdrage in betekenende mate. Bij het bestemmingsplan is ook zoveel mogelijk rekening gehouden met de situering van gevoelige bestemmingen. Gevoelige bestemmingen in de zin van de Wet luchtkwaliteit, zoals de geplande school, komen ruim buiten het 300 en 50 meter invloedsgebied van de A27 respectievelijk de Biltse Rading/Kardinaal Alfrinkplein. Voor de afstand tot woningen is minimaal een afstand van 100 meter tot de rijksweg aangehouden (in feite minimaal ruim 150 meter). Dit is in lijn met de advisering door de GG&GD Utrecht. 20. Op basis van het bestemmingsplan Voordorp mocht VWE verwachten dat het Veemarktcomplex haar functie tot 2013 zou behouden. Het in procedure zijnde bestemmingsplan geldt ter vervanging van het bestemmingsplan Voordorp - Voorveldsepolder. Laatstgemeld bestemmingsplan werd op 16 januari 2003 door Uw Raad vastgesteld en trad op 23 oktober 2003 in werking. In het bestemmingsplan Voordorp - Voorveldsepolder is onder meer het navolgende tot uitdrukking gebracht (pagina 8 van toelichting): De problemen zijn inmiddels opgelost en verplaatsing van de Veemarkt is niet meer aan de orde. Op deze locatie zijn geen ingrijpende wijzigingen te verwachten binnen de planperiode. De planperiode waaraan in opgemeld citaat wordt gerefereerd is de planperiode als bedoeld in artikel 33 van de indertijd nog toepasselijke Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Tekst artikel 33 WRO: 1. En structuurplan en een bestemmingsplan worden, onverminderd het bepaalde bij artikel 37, eerste en vierde lid, tenminste eenmaal in de tien jaar herzien. 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de gemeenteraad voor ten hoogste tien jaren vrijstelling verlenen voor de verplichting, bedoeld in het eerste lid. 3. () Met andere woorden, behoudens de situatie dat er zich na 16 januari 2003 ingrijpende gewijzigde omstandigheden met een planologische inslag zouden aandienen, mocht VWE verwachten dat het Veemarktcomplex haar functie tenminste over de periode van 16 januari 2003 t/m 15 januari 2013 zou behouden. Uit niets blijkt dat het ontwerpbestemmingsplan niet met ingang van een eerdere datum dan 15 januari 2013 effectief beoogt te zijn. Evenmin doet het ontwerpbestemmingsplan er van blijken dat er zich sinds 16 januari 2003 een zodanige planologische omstandigheid heeft aangediend dat het gerechtvaardigd zou zijn om van de eerder gepleegde toezegging terug te komen.
63
64
Reactie: Op basis van de Wet ruimtelijke ordening wordt de gemeenteraad aangewezen als het orgaan dat op gemeentelijk niveau het primaat heeft bij de inrichting van het grondgebied van de gemeente. Daarbij bestaat de plicht om het bestemmingsplan eens in de tien jaar te herzien, maar heeft de gemeenteraad ook de mogelijkheid een bestemmingsplan eerder te herzien indien dat noodzakelijk is voor een goede ruimtelijke ordening. Voor het Veemarktterrein is enige jaren geleden reeds door de gemeenteraad aangegeven dat hij het gebied op den duur wilde transformeren naar een woongebied. Reden hiervoor is onder andere de binnenstedelijke woningbouw verdichtingopgave, die volgt uit onder meer beleid van het Rijk en van de provincie. Vervolgens zijn door de gemeenteraad stappen ondernomen om het bestaande gebruik van het terrein te beëindigen teneinde het terrein aan te kunnen wenden voor een nieuwe bestemming. Eind juni heeft de gemeente besloten mee te werken aan een vestiging van de automarkt in Beverwijk. 21. Reclamant verzoekt van vaststellen bestemmingsplan af te zien. Derhalve verzoekt reclamant de raad af te zien van het vaststellen van het bestemmingsplan en verzoekt met haar zienswijze in ieder geval rekening te houden bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Reactie: Gezien de woningbouwopgave vanuit het Rijk en de provincie, alsmede gezien het volkshuisvestingsbelang is de gemeenteraad is van mening dat de belangen die gediend zijn bij het kunnen gebruiken van het Veemarkt ten behoeve van woningbouw , groter zijn dan de belangen die gediend zijn bij een ongewijzigde instandhouding van het huidige gebruik van het Veemarktterrein. Op grond daarvan is de gemeenteraad van mening dat hij een zwaarder belang mag toekennen aan het voortzetten van deze bestemmingsplanprocedure ten behoeve van woningbouw dan aan het ongewijzigd in stand houden van het vigerende bestemmingsplan. Conclusie De zienswijzen van reclamant 17 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
65
Reclamant 18 1. Opeens woningbouw op groenvoorziening Wat reclamant erg bevreemdt is dat er op een gegeven moment "opeens" woningbouw geprojecteerd werd tussen de Waaierflat 1 en de rotonde Kardinaal Alfrinkplein. Volgens reclamant rust er nog steeds een groenvoorziening op deze locatie in het bestemmingsplan en is bebouwing dus niet zonder meer mogelijk. Reactie: Hoewel de locatie ten zuiden van de meest zuidelijke waaierflat in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "Groen" heeft, moet opgemerkt worden dat in het vigerende plan deze bestemming ter plaatse wel voorzien was van een wijzigingsbevoegdheid, waarbij de bouw van nog een extra appartementengebouw zou kunnen worden mogelijk gemaakt. Voor het gebiedje aan de westzijde van de Sartreweg is in het kader van de stedenbouwkundige invulling van het gebied een nieuwe invulling gewenst. Dit heeft er toe geleid de gemengde bestemming op dit gebied te leggen waarbij onder andere woningen kunnen worden gerealiseerd. In het vigerende bestemmingsplan Voordorp Voorveldsepolder was voor de betreffende locatie een wijzigingsbevoegdheid naar de woonbestemming opgenomen. 2. Uitzicht Waaierflat achteruit door veel hogere nieuwe woningen Daarnaast zouden deze woningen maar liefst maximaal 17 meter hoog kunnen worden (4 of 5 woonlagen). Reclamant is van mening achteruit te gaan in de kwaliteit van het uitzicht dat op dit moment het geval is, specifiek het uitzicht richting de rotonde door bebouwing van bouwveld X en Y. Reactie: Er is voor gekozen de Satreweg bij het plangebied te betrekken. Vanaf de rotonde worden daarom woningen gedacht die zijn georiënteerd op de Sartreweg. Op deze wijze is de Satreweg de entree van de wijk. De bestaande "Waaierflats" hebben een bouwhoogte van 4 bouwlagen (met een liftschacht met een extra 5e bouwlaag (12 tot 15 meter). De afstand die is gekozen tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe bebouwing bedraagt ruim 31 meter. Dat bijna het dubbele van de maat die de bestaande flats onderling hebben. Deze keuze maakt het mogelijk nieuwe bebouwing te ontwikkelen waarbij uitzicht en beleving in voldoende mate, voor zowel bestaand en nieuwbouw kan worden gewaarborgd. Zie ook de illustratie bij reclamant 4.2.. De keuze voor bebouwingshoogte (4 tot 5 bouwlagen) is gemaakt vanuit het oogpunt "flexibiliteit". Flexibiliteit is een belangrijke kernkwaliteit voor de plangebied. Deze flexibele maatvoering in bouwhoogte geeft een gevarieerd stedenbouwkundig en architectuurbeeld, dat kenmerkend wordt voor dit deel van de stad. 3. Geen eenheid Een mogelijke hoogte van 17 meter én de geplande rechthoekige vorm die het gebouw zal hebben (volgens maquette) stroken niet met de bouw van de 3 Waaierflats. Op de inloopavond van 21 april 2011 in hotel Mitland werd door leden van het projectteam gesproken over "een eenheid" als je vanaf de rotonde naar de Sartreweg kijkt. Dit is in de bovenomschreven situatie juist niet het geval. Aan de oostzijde van de Sartreweg is ook bebouwing tot maximaal 5 woonlagen gepland. Dit in combinatie met de hierboven omschreven woningbouw aan de westzijde van de Sartreweg, leidt ertoe dat de Waaierflats juist "erbuiten" vallen met 4 woonlagen en een afwijkende (ronde) bouwstijl. M.i. is er dan juist minder sprake is van "eenheid". Reclamant stelt voor om de bouwhoogte van bouwveld X en Y gefaseerd te laten oplopen van 2 woonlagen aan de zijde van de Waaierflat tot maximaal 4 woonlagen aan de zijde van de rotonde. Daarbij kan ook de afstand van een gebouw tot onze Waaier met minimaal 10 meter vergroot worden, misschien kunnen de gebouwen X en Y zelfs samengevoegd worden en kan de tussengelegen parkeerplek tussen Waaier en gebouw X geplaatst worden. Dit betekent dat de capaciteit van het huidige parkeerterrein ook niet aangetast hoeft te worden.
66
Reactie: Idem antwoord punt 2 4. Parkeergelegenheid onder druk De parkeergelegenheid op de Sartreweg komt door deze bebouwing verder onder druk te staan. Zeker als een deel van het parkeerterrein van de Pioniers wordt opgeofferd aan nieuwbouw. Als tijdens het seizoen weer veel bezoekers naar het tuincomplex komen is het parkeerterrein vaak vol. In combinatie met het aantal "vreemdparkeerders" waar we nu al op de Sartreweg mee te maken hebben wordt de stap naar betaald parkeren steeds kleiner. En daar zit echt niemand op te wachten (zoals uit een eerder enquête is gebleken). Reactie: Uitgangspunt wat betreft het parkeren aan de Sartreweg is het volgende: het huidige aantal parkeerplaatsen zal worden gehandhaafd. Daarnaast worden ten behoeve van de nieuwbouw extra parkeerplaatsen gerealiseerd, conform de gemeentelijke parkeernormen. Betaald parkeren is vooralsnog niet aan de orde bij de Veemarkt. 5. Bouwverkeer. Met nadruk wil reclamant verzoeken om de Sartreweg zoveel mogelijk te ontzien als het gaat om aan- en afvoerroute van bouwverkeer tijdens de bouwtijd. Inclusief de tijd van bouwrijp maken spreken we dan totaal over een periode van +/- 2 jaar. Een mogelijkheid is gebruik te maken van de zuidelijke brug op de Sarteweg voor ingaand verkeer en de uitgang van het Veemarktterrein naar de Biltse Rading te gebruiken voor uitgaand verkeer. Reactie: De uitrit op de Biltse rading wordt uitgebreid met een inrit, zodat het bouwverkeer zoveel mogelijk via de Biltse Rading het bouwterrein op en af kan rijden. 6. Ontsluiting van Voordorp Zuid. Verder pleit reclamant ervoor om vanuit het nieuwe Voordorp Zuid toch ook een enkelvoudige verkeersontsluiting op de Biltse Rading te overwegen (alleen richting rotonde). Volgens de verkeersdeskundige zou dit met name in de ochtendspits tot een ongewenste verkeersdruk op de Biltse Rading leiden. Maar hierdoor wordt de verkeersstroom uit Voordorp Zuid wel beter gespreid en komt niet alle verkeersdruk op de Sartreweg te liggen zoals in het huidige voorstel de bedoeling is. Enige toelichting met wat cijfers: Als we uitgaan van 440 uitgaande verkeersbewegingen vanuit Voordorp Zuid tussen 6.30 en 9.30 uur waarbij 4 uitgangen van de wijk mogelijk zijn, dan gaat het om gemiddeld 110 voertuigen per uitgang. Dit verdeeld over 3 uur betekent +/-1 voertuig per 2 minuten. In mijn visie moet de Biltse Rading dat kunnen verwerken. En anders komt de druk alléén op de Sartreweg te liggen. Reactie: Voorgestelde leidt inderdaad tot een grotere verkeersdruk op het Kardinaal Alfrinkplein, met name in de ochtendspits. Een extra aansluiting, vier in plaats van 3, leidt niet tot een dermate grotere spreiding van het verkeer om deze keuze te overwegen. Ook is het daadwerkelijke gebruik van de voorgestelde extra aansluiting twijfelachtig. Zo is de verwachting dat verkeer vanaf het Veemarktterrein richting A27, Utrecht centrum en in noordelijke richting de ontsluiting via de Sartreweg zal prefereren. Daarnaast is er voor gekozen om de autostructuur zo helder en begrijpbaar mogelijk te houden. Hierdoor is deze extra aansluiting niet wenselijk. 7. Verkeersdruk Sartreweq De Sartreweg komt in de toekomst toch al onder (verkeers)druk te staan, zeker als we er ook rekening mee houden dat naast de toekomstige bewoners ook bezoekers aan de geplande supermarkt voor extra verkeer op de Sarteweg gaan zorgen. Logischerwijs kunnen we er namelijk van uitgaan dat de supermarkt niet alleen voor direct omwonenden is maar ook voor allerlei passanten. Zeker als er t.o.v. Albert Heijn op de Gaard een concurrerende supermarkt komt kan dit extra winkelend publiek aantrekken. De bewoners van de Sartreweg
67
vertrouwen erop dat de aangenomen motie "Laat Sartre met rust" wordt nageleefd, zowel zoveel mogelijk tijdens de bouwtijd als zeker in de periode daarna. Reactie: Bij het bepalen van de functionele inrichting van de Sartreweg is rekening gehouden met eventuele –toekomstige- maatregelen in het kader van het verkeersonderzoek: Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Een van de voorgestelde maatregelen uit dit onderzoek bestaat uit een ingreep, waarbij barrières worden opgeworpen op de kruising Sartreweg/Kapteynlaan (een zogenaamde halve of hele knip) om zodoende het doorgaand verkeer in één of beide richtingen te ontmoedigen. Op korte termijn is er geen draagvlak voor deze maatregel. Wel bestaat er draagvlak voor het zodanig afstemmen van de verkeersregelinstallatie dat de route via de Kardinaal de Jongweg richting Tuindorp/Overvecht aantrekkelijker wordt dan de route via de Sartreweg. Gemeente is reeds gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanpassen van de verkeerslichtenregelingen op het Kardinaal Alfrinkplein, ten behoeve van het terugdringen van het doorgaande op de route Sartreweg – Kapteynlaan. Conform een van de voorkeursmaatregelen uit het onderzoek : Verkeersdruk Tuindorp-Oost en Voordorp. Daarnaast is de concentratie van de ontsluiting van Veemarkt 2.0 zo dicht mogelijk tegen het Kardinaal Alfrinkplein aan gesitueerd. Met de strikte scheiding van het autoverkeer ten behoeve van de sport en van het wonen en daaraan gekoppeld de ontsluiting van sport op de Biltse Rading wordt bewerkstelligd dat het sport gerelateerde autoverkeer zo veel mogelijk gebruik maakt van de ontsluiting op de Biltse Rading en daarbij de Sartreweg ontziet. Hiermee is recht gedaan aan de Motie “Laat Sartre met Rust.” Conclusie De zienswijzen van reclamant 18 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
68
Reclamant 19 Bestuur VVE de Waaier 1. Onzorgvuldige procedure en parkeerproblemen Tot november 2010 ging het in de beleving van reclamant altijd over uitsluitend het Veemarktterrein. Tijdens de eerste voorlichtingsbijeenkomsten over de bebouwing van het veemarktterrein werd uitdrukkelijk benoemd en geroemd het behoud van de groenvoorziening van en rondom de Pioniers. Wat schetst de verbazing: eind 2010 kwam reclamant bij de voorlichtingsbijeenkomst in Mitland ter ore dat er plannen zijn voor bebouwing van het voormalige hostelterrein. Dit is niet conform de visie zoals gepresenteerd bij de allereerste voorlichtingsbijeenkomsten. Tijdens die bijeenkomsten kon men reclamant niet vertellen hoe die bebouwing zou worden, men had het wel over laagbouw. Nu, na de laatste bijeenkomst dd 21 april 2011 blijkt dat het gaat over hoogbouw, te weten tot en met 17 meter hoog en slechts op 34 meter afstand van Waaier I. Daarenboven: reclamant voorzien problemen rondom de parkeergelegenheid. Dit heeft reclamant ook benoemd tijdens de bijeenkomst eind 2010. Er is aangegeven dat er vanzelfsprekend gekeken wordt naar en rekening gehouden wordt met de parkeergelegenheid. Tot de teleurstelling van reclamant, heeft zij op de vergadering van 21 april jl moeten vernemen dat het aantal parkeerplekken met meer mensen gedeeld moet gaan worden, namelijk de bezoekers van de bouwvelden X en Y, terwijl er nu al in de weekend onvoldoende parkeergelegenheid is. Het een en ander is onacceptabel: zowel de bouw zelf als de zeer onzorgvuldige procedure. Reactie: Zie voor antwoord reactie op reclamant 4 en reclamant 18 punt 2. Conclusie De zienswijzen van reclamant 19 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
69
Reclamant 20 1. Recessie Wordt er rekening gehouden met de recessie? Zijn er wel 550 woningen nodig? In de buurt staan zeer veel huizen te koop. Reactie: De gemeente ziet het plan Veemarkt als belangrijk onderdeel van haar binnenstedelijke woningopgave voor de komende jaren. Zie hiervoor onder andere het recent gepubliceerde Dynamisch Stedelijk Masterplan. Conclusie De zienswijzen van reclamant 20 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
70
Reclamant 21 1. Groenbestemming Met betrekking tot de huizenbouw aan de Sartreweg, naast parkeerterrein neemt reclamant aan dat bestemmingsplan nog wordt aangepast aangezien deze plek een groenbestemming heeft. Reactie: Voor het gebiedje aan de westzijde van de Sartreweg is in het kader van de stedenbouwkundige invulling van het gebied een nieuwe invulling gewenst. Dit heeft er toe geleid de gemengde bestemming op dit gebied te leggen waarbij onder andere woningen kunnen worden gerealiseerd. In het vigerende bestemmingsplan Voordorp Voorveldsepolder was voor de betreffende locatie een wijzigingsbevoegdheid naar de woonbestemming opgenomen. 2. Verkeersdrukte Sartreweg Reclamant hoopt dat er nogmaals goed onderzoek wordt gedaan naar de verkeersdrukte. Reactie: In het kader van de uitwerking van een van de voorkeursmaatregelen uit het verkeersonderzoek Noordoost, uitgevoerd door Oranjewoud, te weten: het aanpassen van de verkeerslichten op het Kardinaal Alfrinkplein zal in de komende jaren ook de verkeersintensiteit op de Sartreweg en de Kaptyenlaan gemeten worden, om zodoende inzicht te krijgen in het effect van de te treffen maatregelen en de ontwikkelingen van het autoverkeer op de Sartreweg. Conclusie De zienswijzen van reclamant 21 leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en het SPvE.
71
Reclamant 22 Hoofdbestuur USV Hercules 1. Bezwaar woonwagenstandplaatsen Het Hoofdbestuur van de USV Hercules (sportvelden en -hal gelegen aan de Voorveldselaan) maakt bezwaar tegen de woonwagenstandplaatsen die in het plan zijn opgenomen. Naast het USV Hercules complex is reeds een terrein met woonwagens aanwezig waar regelmatig overlast van is (hierover is van tijd tot tijd contact met o.a de wijkagent). Wij voorzien dan ook extra problemen wanneer nog een dergelijk terrein in de directe omgeving wordt gepland. Reactie: Het SPvE houdt rekening met de realisatie van ca. 550 woningen, waarvan ongeveer 40% in de sociale sector, waaronder maximaal vier woonwagenstandplaatsen Het SPVE van de Veemarkt is het resultaat van een proces waarin tal van keuzes zijn gemaakt. Zo is rekening gehouden met wensen ten aanzien van de ontsluiting, geluidsbelasting, bereikbaarheid van voorzieningen, bezonning, uitgeefbare grond enzovoort. Bij de keuze van een geschikte locatie voor woonwagens is rekening gehouden met de technische ontwerpeisen (vnl afmetingen), verder is gedacht aan identiteit en herkenbaarheid van de locatie. U stelt dat eventuele overlast afhangt van de bewoners, iets wat ook geldt voor de overige woningen. Stedenbouwkundig is de strook langs de sportvelden van Hercules ook vanwege de milieunormen de enige stedenbouwkundig verantwoorde optie. Deze plek is gekozen omdat de standplaatsen goed in het groen in te passen zijn. De door de inspreker voorgesteld optie is op dit punt, omgeven door meer bebouwing, minder geschikt. Een andere plek kan ook leiden tot bijvoorbeeld vraagstukken van sociale veiligheid. De gekozen plek is derhalve de beste keuze. Conclusie: de zienswijze leidt wel tot een aanpassing van het Stedenbouwkundig programma van eisen. SPvE p.6 in de samenvatting: inclusief maximaal vier woonwagenplaatsen. SPvE p. 57 in kader: maximaal vier woonwagenplaatsen, maximaal 900m2.
Conclusie De zienswijze van reclamant 22 leidtniet tot een aanpassing in het bestemmingsplan en wel tot een aanpassing in het SPvE.
72
Reclamant 23 Touche Dance Company & Workout 1. Verzoek plan opnemen in bestemmingsplan Reclamant wil middels deze aanvraag, blijk geven van serieuze interesse, om in de herontwikkeling van het veemarkt, opgenomen te worden in het bestemmingsplan. Reclamant wil graag een unieke combinatie voor de stad Utrecht starten ter plaatse, van dansen, fitness en ontspanning: Stoere dansstijlen gericht op kinderen vanaf 4 jaar t/m ouderen van 60 jaar. Nu al een bereik van ongeveer 1200 leden die elke week hun passie komen delen. Gecombineerd met vrouwvriendelijke cardio-fitness waar je 7 dagen per week aan je gezondheid en beweging kan werken.Naast deze vormen van lichamelijke inspanning wil reclamant de klanten op deze plek ook op kleinschalige wijze wellness aanbieden (sauna en massages). Om deze kombinatie goed tot haar recht te laten komen zal ongeveer 1200/1500 m2 nodig zijn. Reclamant ziet hier twee mogelijkheden voor: 1. op het terrein van voetbalvereniging Sporting; 2. in de plaats van de eventueel geplande Supermarkt. Voor optie 2 is reclamant zich ervan bewust van het feit dat het hier gaat om de ontwikkeling van meer dan de sportfaciliteit alleen. Reclamant is dan ook tevens de mogelijkheden tot ontwikkeling van appartementen aan het verkennen. In de bijlage van de zienswijze staat op de plankaart uit het SPVE de 2 voorkeurslocaties aangegeven. Reactie: De gemeente vindt het initiatief goed passen in de ambitie om van de Veemarkt een levendige stadswijk te maken. Het initiatief kan goed gecombineerd worden met de voorzieningen van Sporting. Het gevraagde volume is hier wellicht iets te groot, nadere studies zullen dit moeten uitwijzen. Analyses leren dat een enkele laag, boven het bestaande paviljoen van Sporting en de bijbehorende beheergebouwen tot de mogelijkheden behoort en vanwege intensief ruimtegebruik en sociale veiligheid ook wenselijk is. Qua beheer moeten er nadrukkelijk afspraken gemaakt worden over zeer beperkt gebruik van de extra faciliteiten op zaterdag, dit in verband met de parkeerdruk. Voor de andere dagen lijkt dubbel gebruik van de parkeerplaatsen een mogelijke kans. In het bestemmingsplan zal de mogelijkheid tot realisatie van een sport/dansschool worden geboden. Op de tweede locatie is vooralsnog een supermarkt gepland. Zodra deze, om welke reden dan ook, geen doorgang kan vinden, zou een dansschool op deze plek hier goed passen Als zienswijze is de reactie van reclamant te laat binnen gekomen en daarom niet ontvankelijk. Omdat de gemeente het initiatief echter goed vindt passen zal 23 onder punt 1 als ambtelijke wijziging van het bestemmingsplan worden meegenomen. Binnen het bestemmingsplan is voor de locatie Sporting de bouwhoogte verhoogd tot 8 meter zodat de fitnessschool eventueel op de verdieping gevestigd kan worden. Binnen de bestemming "Gemengd" is het reeds mogelijk maximaal 1500 m² aan gebouwde sportvoorzieningen te realiseren ten behoeve van een sport of fitnessschool. Tevens zullen enkele verwijzingen worden opgenomen in het SPvE. Conclusie De zienswijze van reclamant 23 onder punt 1 leidt tot een ambtelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Tevens zullen enkele verwijzingen worden opgenomen in het SPvE. De overige zienswijzen van reclamant leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan of van het SPvE. Een overzicht van alle aanpassingen van het bestemmingsplan c.q. SPvE wordt gegeven in hoofdstuk 2 van dit vaststellingsrapport.
73
II Overzicht van de wijzigingen in het stedenbouwkundig programma van eisen Reclamant 6 Het kopje boven de tabel bouwhoogtes wordt aangepast in het SPvE. Reclamant 7 zienswijze 4: SPvE p.6 in de samenvatting: inclusief maximaal vier woonwagenplaatsen. SPvE p. 57 in kader: maximaal vier woonwagenplaatsen, maximaal 900m2. Reclamant 7 zienswijze 5: SPvE p.89 Vervolgstappen, Aanbesteding bouwvelden en kavels, na 'Aan marktpartijen zal een aanbod per bouwveld ...duurzaamheidsambitie etc.' invoegen: 'Onderdeel van de selectie van marktpartijen is een waardering van de duurzaamheid van hun plannen door middel van een DPL-berekening, en toets aan de doelen zoals gesteld in dit SPvE.' Reclamant 7 zienswijze 6: SPvE p. 40 laatste zin Als de geluidsbelasting …, moet het geluidsscherm opnieuw worden aangepast.’ wijzigen in: ‘Als de geluidsbelasting …, zal het geluidsscherm opnieuw worden aangepast.’ Reclamant 8 zienswijze 2: Tekstvoorstel SPvE p.81 6 Duurzame ontwikkeling Kwaliteit en gebruik openbare ruimte De kwaliteit van de openbare ruimte wordt hoog door een combinatie van parkeren op eigen terrein, de verkeersluwe en verkeersveilige inrichting, de hoeveelheid groen en water in relatie tot de dichtheid en door de aandacht voor ecologie en bijzondere elementen zoals de Veemarkthal. De aandacht voor ecologie komt vooral tot uiting in natuurvriendelijke oevers en nestgelegenheid voor stadsvogels en vleermuizen. Reclamant 10 zienswijze 4: Aanpassing SPvE: Onderzoeken of geluidsafscherming langs de Biltse Rading mogelijk is. Geluidsreducerend asfalt is niet mogelijk, dit kan alleen aangebracht worden op enige afstand van bochten en afritten. Die liggen hier zo dicht opeen dat er een nauwelijks effectieve lengte over zou blijven. Een wal of scherm (gebruik makend van sloopmateriaal van de hal?) zou hier ruimtelijk en qua functie mogelijk kunnen passen. De betreffende teksten en aanduidingen in SPvE en bestemmingsplan dienen na de verrichting van aanvullend onderzoek en haalbaarheidsafweging hierop te worden aangepast. SPvE p.87 par. Geluidshinder, alinea 2, invoegen vóór de laatste zin 'Zie het bestemmingsplan of de gemeentelijke Geluidnotia voor verdere details over de geluidseisen': 'Onderzocht wordt of ook langs de Biltse Rading een geluidswerende voorziening mogelijk en haalbaar is' SPvE p.84 afb. Milieuaspecten, legendaaanpassingen (in vet nieuwe tekst): 'geluidszone A27 geen geluidsgevoelige voorzieningen', 'geluidsonderzoekszone A27, 'geluidszone Biltse Rading geen geluidsgevoelige voorzieningen'. 'geluidsonderzoekszone Biltse Rading. Reclamant 22 zienswijze 1 SPvE p.6 in de samenvatting: inclusief maximaal vier woonwagenplaatsen. SPvE p. 57 in kader: maximaal vier woonwagenplaatsen, maximaal 900m2. Reclamant 23 zienswijze 1 Verwijzingen in SPvE: Binnen het bestemmingsplan is voor de locatie Sporting de bouwhoogte verhoogd tot 8 meter zodat de fitnessschool eventueel op de verdieping gevestigd kan worden. Binnen de bestemming "Gemengd" is het reeds mogelijk maximaal 1500 m² aan gebouwde sportvoorzieningen te realiseren ten behoeve van een sport of fitnessschool. Tevens zullen enkele verwijzingen worden opgenomen in het SPvE.
74
III Overzicht van wijzigingen in SPVE 1. Pagina 18, kaartje aangepast en bouwroutes ingetekend. Tekst aangepast. 2. Pagina 19: ontwikkelingsstrategie geactualiseerd. Kaartje met aanduiding PO/CPO en markt vervallen. 3. Pagina 42: loopafstanden openbaar vervoer toegevoegd. 4. Pagina 85: ontwikkelingsstrategie geactualiseerd. 5. Pagina 87/88, planning aangepast aan nieuwste inzichten en besluitvorming sluiting Veemarkt. Bijlagen: toegevoegd bomenkaart, tabel milieunormen. Door het hele rapport redactionele aanpassingen en actualisaties.
75
IV Overzicht van de wijzigingen in het bestemmingsplan Reclamant 7 zienswijze 5: Aanpassing bestemmingsplan: 4.1.6 Duurzame ontwikkeling, p.23 alinea 'Die keus komt ...' aanvullen met: 'Dit houdt onder andere in dat bij de selectie van ontwikkelende partijen, hun plannen door middel van een DPL-berekening getoetst zullen worden aan de duurzaamheidsambities zoals gesteld in het bestemmingsplan, en uitgewerkt in SPvE en de bijbehorende duurzaamheidsberekening (zie 'Rapport DPL Veemarkt definitieve rapportage augustus 2010').' Reclamant 9 zienswijze 1: Toevoeging bestemmingsplan: Artikel 4 van het bestemmingsplan zal een nieuw lid 4.5.7 worden toegevoegd: gevoelige bestemmingen in verband met luchtkwaliteit. Hierin wordt bepaald dat: Gevoelige bestemmingen als bedoeld in artikel 1.27 worden niet binnen 50m. van drukke gemeentelijke wegen en 300m. van rijkswegen gerealiseerd;. Aan de begripsbepalingen wordt onder 1.27 een begripsbepaling toegevoegd die beschrijft wat in dit bestemmingsplan moet worden verstaan onder gevoelige bestemmingen in verband met luchtkwaliteit. Reclamant 10 zienswijze 4: Aanpassing bestemmingsplan: Onderzoeken of geluidsafscherming langs de Biltse Rading mogelijk is. Geluidsreducerend asfalt is niet mogelijk, dit kan alleen aangebracht worden op enige afstand van bochten en afritten. Die liggen hier zo dicht opeen dat er een nauwelijks effectieve lengte over zou blijven. Een wal of scherm (gebruik makend van sloopmateriaal van de hal?) zou hier ruimtelijk en qua functie mogelijk kunnen passen. De betreffende teksten en aanduidingen in SPvE en bestemmingsplan dienen na de verrichting van aanvullend onderzoek en haalbaarheidsafweging hierop te worden aangepast. Bestemmingsplan 5.3.4 Resultaten onderzoek Sartreweg p.41 aanvullen met: 'Ook de toename van de geluidsbelasting als gevolg van de aanpassing van de Sartreweg binnen het plangebied blijft binnen de toelaatbare grens (1.5 dB )op de bestaande woningen langs de Sartreweg zal vanwege de beperkte toename van het verkeer (van circa 5200 naar circa 6200 mvt/etmaal) minder dan 1 dB bedragen. Een dergelijke toename is in het kader van een ruimtelijke afweging als niet significant te kwalificeren.' 5.3.4 Resultaten onderzoek – vervangen door: Biltse Rading - Kardinaal de Jongweg De geluidsniveaus vanwege de Biltse Rading en de Kardinaal de Jongweg overschrijden ook de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en op een enkele locatie wordt zelfs de maximale ontheffingswaarde van 63 dB overschreden. Een akoestisch effectief geluidsscherm moet hier minimaal 4m. hoog zijn, en is niet kosteneffectief. Een ontheffing hogere waarden blijft nodig. Reclamant 13 zienswijze 13: Aanpassing bestemmingsplan: 4.2.6 Groen en openbare ruimte, figuur 5, legenda, 'stedelijke groenstructuur met ecologische waarde' veranderen in 'groen met ecologische waarde' 7.4 juridische toelichting op artikel 5 Groen ' Langs de Biltse Rading en de A27 is de bestemming Groen opgenomen,...' aanvullen tot ' Langs de Biltse Rading, de A27 en de watergang langs de Sartreweg is de bestemming Groen opgenomen,... 'De zone langs de A27 en een deel langs de Biltse Rading is onderdeel van de stedelijke ecologische structuur.' verwijderen.
76
Reclamant 14 zienswijze 1 en 2 (aanpassing HW besluit) Bestemmingsplan: Aanpassing zal plaatsvinden niet aan het bestemmingsplan als zodanig, wel aan het Ontwerpbesluit hogere waarden; daarin zullen de ontheffingscriteria uit bijlage 4 van de Geluidnota Utrecht worden opgenomen. Reclamant 15, zienswijze 15 Toevoeging aan bestemmingsplan: De geluidsbelasting vanwege de Sartreweg op de geplande woningen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. De hoogst berekende waarde is 60 dB en blijft hiermee wel binnen de maximale ontheffingswaarde. De geluidsbelasting op de bestaande woningen is ca. 58 dB. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van het plan, hoofdzakelijk vanwege de verkeerstoename, is ca. 1 dB. Die toename is in het kader van de ruimtelijke afweging niet significant. Reclamant 23 zienswijze 1 Bestemmingsplan: Binnen het bestemmingsplan is voor de locatie Sporting de bouwhoogte verhoogd tot 8 meter zodat de fitnessschool eventueel op de verdieping gevestigd kan worden. Daarnaast is het noodzakelijk het bouwblok ten behoeve van deze functie enigszins te vergroten. Binnen de bestemming "Gemengd" is het reeds mogelijk maximaal 1500 m² aan gebouwde sportvoorzieningen te realiseren ten behoeve van een sport of fitnessschool.
77
A.
Wijzigingen naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen
1. Wijzigingen in de toelichting van het bestemmingsplan – 4.1.6 Duurzame ontwikkeling, p.23 alinea 'Die keus komt ...' aanvullen met: 'Dit houdt onder andere in dat bij de selectie van ontwikkelende partijen, hun plannen door middel van een DPL-berekening getoetst zullen worden aan de duurzaamheidsambities zoals gesteld in het bestemmingsplan, en uitgewerkt in SPvE en de bijbehorende duurzaamheidsberekening (zie 'Rapport DPL Veemarkt definitieve rapportage augustus 2010').' – Bestemmingsplan 5.3.4 Resultaten onderzoek Sartreweg p.41 aanvullen met: 'Ook de toename van de geluidsbelasting als gevolg van de aanpassing van de Sartreweg binnen het plangebied blijft binnen de toelaatbare grens (1.5 dB )op de bestaande woningen langs de Sartreweg zal vanwege de beperkte toename van het verkeer (van circa 5200 naar circa 6200 mvt/etmaal) minder dan 1 dB bedragen. Een dergelijke toename is in het kader van een ruimtelijke afweging als niet significant te kwalificeren. – '4.2.6 Groen en openbare ruimte, figuur 5, legenda, 'stedelijke groenstructuur met ecologische waarde' veranderen in 'groen met ecologische waarde' – 7.4 juridische toelichting artikel 5 Groen ' Langs de Biltse Rading en de A27 is de bestemming Groen opgenomen,...' aanvullen tot ' Langs de Biltse Rading, de A27 en de watergang langs de Sartreweg is de bestemming Groen opgenomen,... 'De zone langs de A27 en een deel langs de Biltse Rading is onderdeel van de stedelijke ecologische structuur.' verwijderen. – Als gevolg van een aanpassing van het HW besluit (zie Reclamant 14 zienswijze 1 en 2 (aanpassing HW besluit) zal een aanpassing plaatsvinden niet aan het bestemmingsplan als zodanig, wel aan het Ontwerpbesluit hogere waarden; daarin zullen de ontheffingscriteria uit bijlage 4 van de Geluidnota Utrecht worden opgenomen. Daarnaast wordt het akoestisch onderzoek dat zowel bij het bestemmingsplan als bij de Hogere Waarde hoort, aangevuld met een nadere motivering omtrent de mogelijkheden van akoestische maatregelen langs de Biltse Rading.
2. Wijzigingen in de regels a) Aan artikel 4 van het bestemmingsplan zal een nieuw lid 4.5.7 worden toegevoegd: gevoelige bestemmingen in verband met luchtkwaliteit. Hierin wordt bepaald dat: Gevoelige bestemmingen als bedoeld in artikel 1.27 worden niet binnen 50m. van drukke gemeentelijke wegen en 300m. van rijkswegen gerealiseerd. Er wordt een nieuwe begripsbepaling toegevoegd. De overige begripsbepalingen worden hernummerd. b) Aan de begripsbepalingen wordt onder 1.27 een begripsbepaling toegevoegd die beschrijft wat in dit bestemmingsplan moet worden verstaan onder gevoelige bestemmingen in verband met luchtkwaliteit. dit luidt: het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit verbiedt de bouw van bestemmingen waar kinderen, ouderen of zieken langdurig verblijven, binnen 300m. van rijkswegen en 50m. van provinciale wegen, als daar de normen voor luchtkwaliteit dreigen te worden overschreden. Het advies van de GG&GD Utrecht verruimt de landelijke richtlijn tot gemeentelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigen/etmaal. Het bestemmingsplan Veemarkt volgt de GG&GD richtlijn, en interpreteert het landelijke besluit streng, en verbiedt gevoelige bestemmingen in beide zones.
78
B. Ambtshalve wijzigingen Van ambtelijke zijde worden voor het plan de volgende wijzigingen voorgesteld. Toelichting: 1. In de toelichtingen worden enkele redactionele wijzigingen uitgevoerd, daarnaast zijn enkele onderzoeken (geluid en lucht) geactualiseerd naar aanleiding van het nieuwe verkeersmodel.
Verbeelding: 1. Op meest zuidelijke deel van de bestemming "Gemengd" ten westen van de Sartreweg, staan een aantal bomen en deze groenstructuur sluit aan op de groenstructuur langs de Biltse Rading aan de overzijde van de Sartreweg. Deze dient behouden te worden en zal de bestemming "Groen" krijgen. 2. Voor een goede verkeersontsluiting van het gebied is het wenselijk om een strook grond die nu behoort bij de bestemming "Maatschappelijk – Openbare dienstverlening" (t.b.v. de brandweer), bij de bestemming "Gemengd" worden getrokken. 3. Een kleine strook van de bestemming Gemengd ten westen van de Sartreweg wordt onder de bestemming Verkeer gebracht ten behoeve van een betere inpassing van deSartreweg. 4. De bouwhoogte van het zuidelijke bouwblok in de bestemming sport wordt verhoogd naar 8 meter om de vestiging van een fitness/dansschool mogelijk te maken. Het bouwvlak wordt ook enigszins vergroot zodat de toekomstige functie past.
Regels a. Ten behoeve van eventuele ballenvangers en verlichting bij het nieuwe sportveld is in artikel 4.2.3. bouwwerken geen gebouw zijnde onder c het volgende opgenomen:
in afwijking van het gestelde onder a. mag de bouwhoogte van palen en masten en ballenvangers niet meer dan 6 meter bedragen, met dien verstande dat lichtmasten ten behoeve van sportvoorzieningen maximaal 15 meter mogen bedragen.
V
Conclusie
Op grond van de hoofdstukken I en II wordt voorgesteld: Samenvatting geven die letterlijk overeenkomst met de beslispunten in het bijbehorende bestuursadvies: 1 2 3 4 5 6 7
De zienswijze onder nummer 18, 19, 21 t/m 23, voor wat betreft de bestemmingsplan procedure niet ontvankelijk te verklaren; De zienswijze van reclamant 7 onder 5, 9 onder 1 en 4, 10 onder 4, 13 onder 11 en 13, 14 onder 1 en 2, voor wat betreft de bestemmingsplan procedure deels gegrond te verklaren; De overige zienswijzen op het bestemmingsplan ongegrond te verklaren; In te stemmen met het vaststellingsrapport, inclusief de voorstellen voor ambtshalve wijzigingen, en deze tot integraal onderdeel van het vaststellingsbesluit te verklaren; Te besluiten dat het plan economisch uitvoerbaar is en er geen exploitatieplan behoeft te worden opgesteld; Het bestemmingsplan Veemarkt als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0344.BPVEEMARKT-0401 gegeven de beslispunten 1 tot en met 5 gewijzigd vast te stellen. In verband met de gewijzigde vaststelling de inspectie ruimtelijke ordeningen en de provincie verzoeken een versnelde publicatie mogelijk te maken.
Geen van de beslispunten is referendabel.
79
StadsOntwikkeling
Uitgave Gemeente Utrecht Bezoekadres Ravellaan 1, 3533 JE Utrecht Postadres Postbus 8406, 3505 RK Utrecht Telefoon 030 - 286 48 02 Mail
[email protected]