NL
Ultraflex®- scharniersysteem Gebruiksaanwijzing voor de instrumentmaker ___________________________________________________________________ Het Ultraflex®-systeem biedt – zowel voor kinderen als ook voor volwassenen –verschillende correctiecomponenten met lineaire, instelbare en dynamische Power Units voor het hand-, elleboog-, enkel- of kniegewricht. Een compleet Ultraflex®-scharniersysteem voor volwassenen bestaat altijd uit twee op elkaar afgestemde componenten: een platform (1) en een gepatenteerde Power Unit met instelbaar veerelement (1a). Beide componenten zijn in verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen, afgestemd op de indicatie. Het pediatrisch scharniersysteem bestaat uit slechts een enkel component: hier is de Power Unit in het scharnier geïntegreerd. De beslissing over de juiste componenten neemt de behandelend arts.
Materiaal Alle scharnieren zijn uit edelstaal geproduceerd, enkel het polsscharnier en het pediatrisch scharnier zijn uit een Duuraluminium gemaakt en voorzien van een epoxy-coating, net als de andere scharnie® ren. Alle dynamische Ultraflex -scharnieren zijn zelfsmerend. Componenten Bij het Platform (Fig. B) betreft het een vrij bewegelijk monocentrisch scharnier met vergrendelingsstop (3) en de mogelijkheid voor het instellen van een flexie- of extensiebeperking (4) (met uitzondering van het bi-directionele scharnier en het pediatrisch scharnier). Door het indrukken en uittrekken van het kleine aluminium schuifje (3) kan het scharnier vergrendeld of ontgrendeld worden. Dit kleine schuifje bevindt zich altijd aan de onderzijde van het scharnier. Door het indrukken en uittrekken van het kleine zwarte schuifje (4) kan de hoek van het platform in stappen van 7,5 graden (5), aldus een flexie-of extensiebeperking, ingesteld worden. Dit kleine zwarte schuifje (4) bevindt zich altijd aan de bovenzijde van het scharnier.
1a 1
Fig. A: Ultraflex-scharniersysteem
Fig. B: Platform bovenzijde
Inzetgebied
5
De Ultraflex®-scharniersystemen worden voor de behandeling van dynamisch corrigeerbare contracturen en contracturen als gevolg van spasmen ingezet. Ook na letsel met bijkomende contracturen en postoperatief biedt het gebruik van Ultraflex®correctiecomponenten de noodzakelijke bescherming en een veilige en stapsgewijze gewrichtmobilisatie tijdens het revalidatieproces.
4
Indicaties Neurologische aandoeningen Centraal: Cerebrale parese (CP) Cerebral Vasculair Accident (CVA) Wervelkanaalaandoeningen Multiple sclerose Spina Bifida Schedel- hersentrauma Perifeer:
3 onderzijde De Power Unit (Fig. C en D) is een spanningseenheid die een dynamische veerspanning geeft ofwel in flexierichting ofwel in extensierichting en is alleen bedoeld voor montage op het Platform (2). In het venstertje kan men de ingestelde veerspanning van 0 tot en met 7 aflezen.
Musculaire Dystrofie Arthrogryposis
Orthopedische aandoeningen Totale knieprothese Brandwonden Amputaties (flexiecontractuur van de stomp) Operatie na rupturen (b.v. ACL, PCL) Fracturen
Het instellen van de veerspanning mag alleen gedaan worden door vakpersoneel, tenzij de patiënt uitvoerig geïnformeerd wordt en toegestaan wordt zelf modificaties door te voeren.
1
NL Fig. C: Power Unit Fig. E: Bi-directionele Power Unit
9
13 boven
10 Het instellen van de veerspanning dient enkel en alleen te gebeuren d.m.v. de meegeleverde inbusschroevendraaier aan de voorzijde loodrecht in de voorziene inbusopening van de Power Unit te steken. Ook voor het monteren van de Power Unit op het platform d.m.v. de inbusschroeven aan de boven- (9) en onderzijde (10) van de Power Unit dient men eveneens deze inbusschroevendraaier te gebruiken.
14 onder Fig. F: Bi-directioneel platform
15b boven
Voor het bi-directionele scharnier bevestigen we de bi-directionele Power Unit (Fig. E) op het bidirectionele Platform (Fig. F) door een schroefdop bovenaan (13) en een schroefdop onderaan (14) op de Power Unit zodanig uit te lijnen dat beide schroefdoppen in de daarvoor bestemde schroefgaten passen.
16 15a onder Het pediatrische scharnier (Fig. G)
Het bi-directionele scharnier van richting veranderen
Het Ultraflex® pediatrisch scharnier bestaat uit 1 deel; de Power Unit en het Platform zijn met elkaar geïntegreerd. Doordat dit scharnier veel kleiner is dan de andere dynamische componenten kan men bij dit scharnier enkel de veerspanning van de veer verhogen of verlagen. Dit gebeurt enkel en alleen door gebruik te maken van de inbusschroevendraaier aan de voorzijde en loodrecht in de voorziene inbusopening (18) te plaatsen.
Wenst men een veerkracht in extensie (strek) richting dan moet men het Platform in een maximale extensie (strek) brengen, d.w.z. hyperextensie (overstrekking) en pas dan de 2 schroefdoppen van de Power Unit uitlijnen in de voorziene schroefgaten (15a/15b) van het bi-directionele Platform en vervolgens inschroeven. Wenst men een veerkracht in flexie (buig) richting dan moet met het Platform in maximale flexie (buig-) stand brengen en vervolgens opnieuw de schroefdoppen uitlijnen in de voorziene schroefgaten (16) van het bi-directionele Platform en vastschroeven. Daarbij komt de bovenste schroefdop (13) van de Power Unit in het speciaal voorziene schroefgat (16) en de onderste schroefdop (14) van de Power Unit in het bovenste schroefgat (15b) van het Platform.
LET OP: De 2 inbusschroefjes (19) die zich op het scharnier bevinden mogen in geen geval losgedraaid worden Fig. G: Pediatrisch scharnier
19
Zowel bij een veerkracht in flexie- als in extensierichting moet men de orthese of het scharnier kunnen bewegen over de volledige bewegingsuitslag.
18
Fig. D: Power Unit Lively-systeem of enkel-voet orthese met Subtalaire as Het Lively-systeem (20) is de combinatie van een speciaal ontworpen subtalair systeem21 met een ® dynamisch Ultraflex enkelscharnier. Deze combinatie biedt ons de mogelijkheid om spitsvarus (valgus) contracturen te corrigeren en te verbeteren. Dit betekent dat de voet van de patiënt mechanisch en automatisch gecorrigeerd kan worden maar waarbij de voet steeds de mogelijkheid heeft om in spitsvarus-/valgus-stand terug te keren.
Inbusschroevendraaier
7
2
NL Fig. H: Lively-scharnier
het meeloopscharnier (Fig. K), dat aan de mediale zijde (binnenkant) is gemonteerd. Daarbij worden de schroefjes (28) losgedraaid, (enkel en alleen door gebruik te maken van de bijgeleverde Ultraflex®- inbusschroevendraaier), vervolgens ingesteld en opnieuw vastgeschroefd in de gewenste stand. Fig. K: ROM-scharnier
28
21 Pro-/Supinatie hulp voor de onderarm De Supinator® (Fig.I) is een dynamisch systeem die pro-/supinatie contracturen corrigeert. Dit systeem is enerzijds lateraal bevestigd ter hoogte van de elleboog (23) en anderzijds bovenop de pols (24). Om de spanning te verhogen, dienen beide hendeltjes (25) in dezelfde richting te staan, vervolgens de hefboom (26) op en neer bewegen.
Dan dient men de orthese zodanig op het ledemaat te positioneren zodat het middelpunt van het scharnier overeenstemt met het fysiologische scharnierpunt van het gewricht, vervolgens de sluitingen vastmaken. Door het scharnier te vergrendelen is het makkelijker om de orthese aan te leggen. Vergeet niet beide scharnieren (Platform + Power Unit en meeloopscharnier) opnieuw te ontgrendelen, zodanig dat het ledemaat onder veerspanning opnieuw vrij kan bewegen met de orthese er omheen.
Fig. I: Pro-/Supinatie ondersteuning
Instelling van de veerspanning In elke fase is het optimale streven een draagtijd van 7 à 8 uur per etmaal aan één stuk zonder tegenreactie. e
1 fase Gewenningsfase: de patiënt draagt de orthese zonder ingestelde veerspanning.
24 23 Fig. J: Supinator®
2e fase Werken naar submaximale veerspanning: dit is de maximale veerspanning die de patiënt kan verdragen gedurende een periode van 7 tot 8 uur per etmaal. De submaximale veerspanning zoeken gebeurt progressief. Dit betekent: starten op de laagste spanning en geleidelijk aan de veerspanning verhogen met 0,5 totdat de patiënt , na enkele dagen of weken, de gevonden veerspanning gedurende een periode van 7 tot 8 uur per etmaal niet meer verdraagt, pas dan verlagen we de spanning met 0,5 7 (af te lezen in het venster ). Alleen zo bereikt men de submaximale veerspanning.
26 25
Belangrijk: De lengte van de kabel moet lang genoeg zijn om een pronatie (handpalm niet zichtbaar) in de pols te verkrijgen. Voorzichtigheid is geboden wanneer u de orthese wil afnemen. Denk eraan dat er spanning op de kabel zit. Om deze spanning van de kabel te halen, dient u de handmanchet van de hand te nemen en deze vervolgens in beide handpalmen om z’n kabel-as te laten draaien.
e
3 fase Revalidatie: dit is de fase waarin de bewegingsuitslag van de patiënt progressief verbeterd wordt. Zolang er bewegingswinst merkbaar is, wordt de veerspanning niet verhoogd. Alleen indien er geen bewegingswinst meer is, wordt de veerspanning met maximaal een halve eenheid verhoogd op voorwaarde dat een draagtijd van 7 tot 8 uur per etmaal gerespecteerd wordt, dit gebeurt normaal gesproken slechts om de 3 à 4 weken. Dit herhalen tot het revalidatiedoel van de patiënt bereikt is.
Aanpassen Het scharnier wordt altijd ingebouwd in een naar gipsafdruk gemaakte orthese. Anlegen der Orthese Vergrendel het scharnier door het aluminium schuifje (3) in te drukken, zodanig dat het blokkeert, om zodoende de orthese comfortabel te kunnen aanleggen. Indien men het pediatrisch scharnier (Fig. G) gebruikt dan dient men de orthese te vergrendelen via
4e fase Follow-up: dit is de fase voor het behoud van het bereikte doel. Er wordt aanbevolen de orthese dagelijks 1 uur te dragen teneinde recidiverende contracturen te voorkomen.
3
NL Uitdoen van de orthese Gezien de hoog uitgeoefende krachten is het veiliger en makkelijker het scharnier te vergrendelen door het aluminium schuifje (3) in te duwen. Vervolgens de klittebanden openen en de orthese van het ledemaat te nemen. Indien men het pediatrisch scharnier (17) gebruikt, dient men eerst de orthese te vergrendelen door middel van de schroefjes (28) van het meeloopscharnier (27) los te draaien, ze te verschuiven en opnieuw vast te zetten in de gewenste stand. Voorzorgen: Het Ultraflex® -systeem is een hoog technologische orthese naar maat gemaakt door orthopedische instrumentmakers die door Ultraflex® gecertificeerd zijn. Voor het behalen van het best mogelijke resultaat dienen alle leden van het revalidatieteam betrokken te worden. De instellingen en aanpassingen zijn uitsluitend de bevoegdheid van medici of paramedici. Indien de patiënt de orthese en de vooropgestelde draagtijd niet kan verdragen dan dient u contact op te nemen met de therapeut of orthopedisch instrumentmaker. In dat geval moet de spanning verminderd worden!! Opgelet: - bij het buigen van de stangen dienen de buigijzers (bij voorkeur v.v. ronde kanten) minimaal 10 mm van het meest distaal geboorde gat geplaatst (29) te worden om zodoende het risico op breuk te voorkomen.
2 - Zowel het Platform als het scharnierende gedeelte van het meeloopscharnier nooit als hefboom gebruiken.Voorkom beschadiging van de coating door een stukje leder tussen stang en buigijzer te gebruiken. - Als men de veerspanning instelt, nooit de veerspanning lager dan 0 of hoger dan 7 forceren. - Indien de patiënt zelf de spanning mag instellen dient hiervoor de bestemde inbusopening makkelijk bereikbaar te zijn. Montage instructies Het Platform moet zodanig op de orthese bevestigd worden zodat het aluminium schuifje zich distaal van scharnier bevindt. De Power Unit moet zodanig op het Platform geplaatst worden dat de veerspanning makkelijk kan afgelezen worden in het venstertje van de Power Unit. Topografie Er zijn zowel scharnieren voor volwassen als een aangepast kleiner systeem voor kinderen. Dit uitgebreide modulaire systeem laat toe de gewrichten van de pols, elleboog, enkel en knie te behandelen.
4
DE
Ultraflex®-Gelenksystem Gebrauchsanleitung für Techniker ___________________________________________________________________ Das Ultraflex®-System bietet – sowohl für Kinder als auch für Erwachsene –verschiedene Korrekturkomponenten mit linearen, einstellbaren und dynamischen Krafteinheiten für das Hand-, Ellenbogen-, Knöchel- oder Kniegelenk. Ein komplettes Ultraflex®-Gelenksystem für Erwachsene besteht grundsätzlich aus 2 aufeinander abgestimmte Komponenten: einem Gelenk (1) und einer patentierten Krafteinheit mit justierbarem Federelement (1a). Beide Komponenten sind in unterschiedlichen Ausführungen entsprechend der jeweiligen Indikation erhältlich. Das Kindergelenksystem bildet nur eine Komponente: Hier ist die Krafteinheit bereits in dem Gelenk integriert. Die Entscheidung über die geeigneten Komponenten trifft der behandelnde Arzt.
Duraluminium hergestellt und mit einer Epoxidbeschichtung versehen, ebenso die Schienen. Alle ® dynamischen Ultraflex -Gelenke sind selbstschmierend. Komponenten Bei dem Gelenk (Abb. B) handelt es sich um ein frei bewegliches monozentrisches Gelenk mit Verriegelungsstopp (3) und der Möglichkeit zur Einstellung der Flexions- oder Extensionsbeschränkung (4) (mit Ausnahme des bidirektionalen Gelenks und des Kindergelenks). Durch Hineindrücken und Herausziehen des kleinen Aluminiumschiebers (3) kann das Gelenk verriegelt bzw. entriegelt werden. Dieser kleine Schieber befindet sich immer an der Unterseite des Gelenks. Durch das Hinein- und Herausschieben des kleinen schwarzen Schiebers (4) kann der Winkel des Gelenks in Schritten von 7,5 Grad (5), also eine Flexions- oder Extensionsbeschränkung, eingestellt werden. Dieser kleine schwarze Schieber (4) befindet sich immer an der Oberseite des Gelenks.
1a 1
Abb. B: Gelenk oben
5
Abb. A: Ultraflex-Gelenksystem
4
Einsatzbereich Die Ultraflex®-Gelenksysteme werden zur Behandlung von dynamisch korrigierbaren Kontrakturen und Kontrakturen in Folge von Spastiken eingesetzt. Auch nach Verletzungen mit einhergehenden Kontrakturen und postoperativ bietet die Anwendung von Ultraflex®-Korrekturkomponenten den erforderlichen Schutz und eine sichere und schrittweise Gelenkmobilisation während der Rehabilitationsphase.
3
Indikationen unten
Neurologische Indikationen zentral: Zerebralparese Schlaganfall Spinalkanalverletzung Multiple Sklerose Spina Bifida Schädel-Hirntrauma peripher:
Bei der Krafteinheit (Abb. C und D) handelt es sich um eine Feder, die für eine dynamische Federspannung entweder in Flexions- oder in Extensionsrichtung sorgt und nur für die Montage auf dem Gelenk (Abb. B) vorgesehen ist. In dem kleinen Fenster kann die eingestellte Federspannung von 0 bis 7 abgelesen werden (7).
Muskuläre Dystrophie Arthrogryposis
Das Einstellen der Federspannung darf nur durch das Fachpersonal erfolgen, es sei denn, der Patient wird umfassend informiert und erhält eine entsprechende Genehmigung des für ihn Verantwortlichen. Abb. C: Krafteinheit
Orthopädische Indikationen Nach dem Einsatz einer Kniegelenksprothese Verbrennung Amputation OP nach Bandruptur (z.B. ACL, PCL) Fraktur Material Alle Gelenke bestehen aus Edelstahl, nur das Gelenk für die Hand und das Kinder-gelenk sind aus
5
DE
13 oben
9
10 14 unten
Zur Einstellung wird der mitgelieferte Innensechskantschraubendreher senkrecht in die auf der Vorderseite vorgesehene Öffnung (8) der Krafteinheit eingeführt. Auch die Befestigung der Krafteinheit auf dem Gelenk erfolgt einzig und allein mit dem Innensechskantschraubendreher und mit Hilfe einer Innensechskantschraube oben (9) und unten (10) an der Krafteinheit.
Abb. F: Bidirektionales Gelenk
15b oben
Bei dem bidirektionalen Gelenk wird die bidirektionale Krafteinheit (Abb. E) auf dem bidirektionalen Gelenk (Abb. F) befestigt, indem eine Schraubkappe oben (13) und eine Schraubkappe unten (14) an der Krafteinheit so ausgerichtet werden, dass beide Schraubkappen in die hierfür vorgesehenen Schraubenlöcher passen.
16 15a unten
Richtungsänderung beim bidirektionalen Gelenk
Das Kindergelenk (Abb. G)
Wird eine Federkraft in Extensionsrichtung (Streckung) gewünscht, ist das Gelenk in eine maximale Extension (Streckung) zu bringen. Erst dann sind die beiden Schraubkappen der Krafteinheit auf die vorgesehenen Schraubenöffnungen (15a, 15b) des bidirektionalen Gelenks auszurichten und anschließend einzuschrauben.
Das Ultraflex®-Kindergelenksystem (Abb. G) besteht aus nur einem Teil; Gelenk und Krafteinheit bilden hier eine Einheit. Da das Kindergelenk wesentlich kleiner ist als die anderen dynamischen Komponenten, kann bei diesem Gelenk nur die Federspannung der Feder erhöht oder verringert werden. Dies darf ausschließlich nur geschehen, indem der Innensechskantschraubendreher senkrecht in die auf der Vorderseite vorgesehene Öffnung (18) eingeführt wird.
Wird eine Federkraft in Flexionsrichtung (Beugung) gewünscht, ist das Gelenk in maximale Flexionsstellung (Beugestellung) zu bringen. Anschließend die Schraubkappen auf die vorgesehenen Schraubenlöcher (16) des bidirektionalen Gelenks ausrichten und festschrauben. Dabei wird die obere Schraubkappe (13) der Krafteinheit in die speziell vorgesehene Schraubenöffnung (16) und die untere Schraubkappe (14) der Krafteinheit in die obere Schraubenöffnung (15b) des Gelenks eingesetzt.
Achtung: Die 2 Innensechskantschrauben (19), die sich an dem Gelenk befinden, dürfen auf keinen Fall gelöst werden. Abb. G: Kindergelenk
19
Sowohl bei einer Federkraft in Flexionsrichtung als auch bei einer Federkraft in Extensionsrichtung muss die Orthese oder das Gelenk über den vollständigen Bewegungsumfang bewegt werden können.
18
Abb. D: Krafteinheit
Lively-Gelenk oder Knöchel-/ Fußorthese mit subtalarer Achse
8
Das Lively-Gelenk (Abb. H) ist eine Kombination aus einem speziell konzipierten subtalaren System ® (21) und einem dynamischen Ultraflex Knöchelgelenk. Diese Kombination bietet die Möglichkeit, Spitzfuß- und Varus-(Valgus-)Kontrak-turen zu korrigieren und zu verbessern. Das bedeutet, dass der Fuß des Patienten mechanisch und automatisch korrigiert werden kann, wobei jedoch der Fuß immer die Möglichkeit hat, in die Fehlstellung zurückzukehren.
Innensechskantschraubendreher
7 Abb. E: Birektionale Krafteinheit
6
DE Abb. H: Lively-Gelenk ckiert. Auf diese Weise lässt sich die Orthese bequem anlegen. Bei Anwendung des Kindergelenks (Abb. G) muss die Orthese über dem ROM-Gelenk (Abb. K) verriegelt werden, das auf der medialen Seite (Innenseite) angebracht ist. Dabei werden die kleinen Schrauben (28) gelöst (ausschließlich mit Hilfe des mitgelieferten Innensechskantschraubendrehers), anschließend eingestellt und in der gewünschten Stellung erneut festgezogen.
21 Pro-/Supinationshilfe für Unterarm
Abb. K: ROM-Gelenk (Mitläufer)
Die Pro-/Supinationshilfe (Abb. I) ist ein dynamisches System, das Pronations-/ Supinationskontrakturen korrigiert. Dieses System ist auf der einen Seite lateral in der Höhe des Ellenbogens (23) und auf der anderen Seite oben auf dem Handgelenk (24) befestigt. Um die Spannung zu erhöhen, müssen beide kleinen Hebel (25) in der gleichen Richtung stehen und anschließend ist der Hebel (26) auf und ab zu bewegen.
28
Danach ist die Orthese so auf dem Gliedmaß zu positionieren, dass der Mittelpunkt des Gelenks mit dem physiologischen Drehpunkt des Gelenks übereinstimmt; anschließend sind die Klettverschlüsse zu schließen.
Abb. I: Pro-/Supinationshilfe
Durch Verriegeln des Gelenks lässt sich die Orthese einfacher anlegen. Vergessen Sie nicht, alle Komponenten (Gelenk, Krafteinheit und ROMGelenk) wieder zu entriegeln, so dass sich das Gliedmaß unter Federspannung wieder mit der angelegten Orthese bewegen lässt.
23
Einstellung der Federspannung In jeder Phase wird im Optimalfall eine ununterbrochene Tragedauer von 7 bis 8 Stunden täglich ohne Komplikationen angestrebt.
24 Abb. J: Pro-/Supinationshilfe
1. Phase Gewöhnungsphase: Der Patient trägt die Orthese ohne eingestellte Federspannung. 2. Phase
26
Arbeiten Sie auf eine submaximale Federspannung hin: Dies ist die maximale Federspannung, die der Patient während eines Zeitraums von 7 bis 8 Stunden täglich ertragen kann. Die submaximale Federspannung ist fortlaufend zu ermitteln. Das bedeutet: Beginnen Sie mit der geringsten Spannung und steigern Sie allmählich die Federspannung um 0,5, bis der Patient nach einigen Tagen (oder Wochen) die ermittelte Federspannung während eines Zeitraums von 7 bis 8 Stunden täglich nicht mehr erträgt; erst dann verringern Sie die Spannung um 0,5 (abzulesen im Fenster [7]). Nur so wird die submaximale Federspannung erreicht.
25
Wichtiger Hinweis: Das Kabel muss lang genug sein, um eine Pronation ausführen zu können Gehen Sie vorsichtig beim Abnehmen der Orthese vor. Denken Sie daran, dass das Kabel unter Spannung steht. Um diese Spannung vom Kabel zu entfernen, nehmen Sie die Handmanschette von der Hand ab und lassen Sie diese anschließend in beiden Handinnenflächen um seine Kabelachse drehen.
3. Phase Rehabilitation: Dies ist die Phase, in der sich das Bewegungsausmaß des Patienten schrittweise verbessern wird. Solange ein Bewegungsgewinn zu beobachten ist, wird die Federspannung nicht erhöht. Erst wenn kein Bewegungsgewinn mehr festzustellen ist, wird die Federspannung - unter der Bedingung, dass eine Tragedauer von 7 bis 8 Stunden täglich eingehalten wird, - um maximal eine halbe Einheit erhöht. Dies geschieht normalerweise nur alle 3 bis 4 Wochen. Wiederholen Sie dies, bis das Rehabilitationsziel des Patienten erreicht ist.
Anpassung Das Gelenk wird grundsätzlich in eine nach Gipsabdruck gefertigte Orthese eingebaut. Anlegen der Orthese Das Gelenk wird durch Eindrücken des kleinen Aluminiumschiebers (3) verriegelt, so dass es blo-
7
DE 4. Phase Erhaltungsphase: Dies ist die Phase zur Aufrechterhaltung des erreichten Ziels. Es wird empfohlen, die Orthese täglich 1 Stunde zu tragen, um rezidivierende Kontrakturen zu vermeiden. Ablegen der Orthese Angesichts der ausgeübten hohen Kräfte ist es sicherer und einfacher, das Gelenk durch Hineindrücken des kleinen Aluminiumschiebers (3) zu verriegeln. Danach öffnen Sie die Klettverschlüsse und nehmen die Orthese ab. Bei Anwendung des Kindergelenks (Abb. G) muss zuerst die Orthese verriegelt werden, indem die kleinen Schrauben (28) des ROM-Gelenks (Abb. K) gelöst, dann verschoben und in der gewünschten Stellung neu festgezogen werden. Hinweis: Eine Orthese mit einem Ultraflex®-Gelenksystem ist eine hochtechnische Orthese, die durch einen zertifizierten Orthopädietechniker maßgefertigt wird. Um das bestmögliche Ergebnis zu erzielen, müssen alle an dem Rehabilitationsprozess Beteiligten hinzugezogen werden. Die Einstellungen und Anpassungen dürfen ausschließlich vom Fachpersonal vorgenommen werden. Wenn der Patient die Orthese und die vorgegebene Tragedauer nicht verträgt, muss die Spannung unbedingt verringert werden. Achtung: Beim Biegen der Schienen müssen das Schränkeisen (vorzugsweise mit runden Kanten) mindestens 10 mm von dem am weitesten distal gebohrten Loch platziert (29) werden, um einem möglichen Bruch vorzubeugen. Abb. L
29 Sowohl das Gelenk als auch der Gelenkbereich des ROM-Gelenks dürfen niemals als Hebel verwendet werden. Vermeiden Sie eine Beschädigung der Beschichtung, indem Sie ein Stück Leder zwischen Schiene und Schränkeisen legen. Beim Einstellen der Federspannung erzwingen Sie niemals einen Einstellwert unter 0 oder über 7. Wenn der Patient die Spannung selbst einstellen darf, muss die hierfür vorgesehene Öffnung gut zu erreichen sein. Montageanleitung Das Gelenk muss so an der Orthese befestigt werden, dass sich der kleine Aluminiumschieber distal vom Gelenk befindet. Die Krafteinheit muss so auf dem Gelenk befestigt werden, dass die Federspannung problemlos in dem Fenster der Krafteinheit abgelesen werden kann
8
