Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Uitvoeringsrichtlijn Restauratie Historisch Leidak Maasdekking en Rijndekking
(URL 4010) Versie 1.1
Vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit op 20 maart 2015
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 1 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Algemene informatie bij deze uitgave Deze uitvoeringsrichtlijn beschrijft de werkzaamheden bij het dekken van daken, met natuurleien (zowel Maas als Rijndekking) ten behoeve van onderhoud en de restauratie van monumenten. Deze uitvoeringsrichtlijn is op 28 november 2014 vastgesteld door de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM). De uitvoeringsrichtlijn wordt per 1 januari 2015 gehanteerd voor het uitgeven van een procescertificaat Historische leibedekking ten behoeve van onderhoud en de restauratie van gebouwen. Een certificaathouder moet voldoen aan de eisen in deze uitvoeringsrichtlijn en in de Beoordelingsrichtlijn ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’ (BRL ERM 4000). De richtlijn kwam tot stand onder begeleiding van een werkgroep waarin zitting hadden Dominicus Zijlstra (leidekker), John Sleegers (leidekker), Harry te Lintelo (leidekker), Joop Jansen (Bureau Delfgou), Johanna Gruijthuizen-de Wijs (lei-importeur), Hans van Loon (leiimporteur), Leen Iseger (IKOB-BKB), Klaas Boeder (Adviseur Instandhouding Monumenten), Michel van Meeuwen (Bouwburo Vitruvius), Hendrik Jan Tolboom (RCE) en Walter de Koning (ERM; voorzitter). Wim Jansen trad op als rapporteur. Het beeldmateriaal is geleverd door Klaas Boeder. Voorgeschiedenis Deze uitvoeringsrichtlijn vervangt de uitvoeringsrichtlijn Rijndekking en bijlage A voor historische gebouwen (thans onderdeel van de URL Maasdekking van de BRL 1513 van 1 juni 2006). Versie 1.1 bevat een wijziging in par 3.2.6 en 3.2.7: de eisen aan natuurleien zijn verwoord conform de Verordening Bouwproducten.
Beheer Deze uitvoeringsrichtlijn wordt beheerd door de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM). Het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Restauratiekwaliteit, ondergebracht bij ERM, beheert deze uitvoeringsrichtlijn inhoudelijk. De actuele versie van deze uitvoeringsrichtlijn staat op de website van ERM (www.stichtingerm.nl) en is op elektronische wijze tegen ongewenste aanpassingen beschermd. Het is niet toegestaan om wijzigingen aan te brengen in de originele en door het CCvD Restauratiekwaliteit goedgekeurde en vastgestelde teksten met het doel hieraan rechten te (kunnen) ontlenen.
© 2014 Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg Vrijwaring Behoudens in geval van opzet of grove schuld, is ERM niet aansprakelijk voor schade die ontstaat bij de certificerende instelling, het gecertificeerde bedrijf of derden door het toepassen van deze uitvoeringsrichtlijn of bij het gebruik van de bijbehorende certificatieregeling.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 2 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 6 1.1 Onderwerp en toepassingsgebied ................................................................................................. 6 1.2 Voorwaarden ................................................................................................................................. 6 1.3 Afbakening verantwoordelijkheid ................................................................................................... 6 1.4 Deelcertificaten .............................................................................................................................. 6 1.5 Procedure ...................................................................................................................................... 6 2. Terminologie ........................................................................................................................................ 7 2.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 7 2.2 Begrippen en definities .................................................................................................................. 7 2.2.1 Algemene begrippen en definities ........................................................................................... 7 2.2.2 Specifiek voor deze URL geldende begrippen en definities ................................................ 11 3. Eisen aan het proces ......................................................................................................................... 14 3.1 Algemeen ..................................................................................................................................... 14 3.1.1 Uitgangspunten bij beslissingen over onderhoud en restauratie ......................................... 14 3.1.2 Restauratiecategorieën ......................................................................................................... 15 3.2 Voorbereiding .............................................................................................................................. 16 3.2.1 Contractvorming .................................................................................................................... 16 3.2.2 Afbakening verantwoordelijkheid (instapmomenten) ............................................................ 16 3.2.3 Verantwoordelijkheid opname ............................................................................................... 16 3.2.4 Opname bestaande situatie .................................................................................................. 17 3.2.5 Vergunningen en aanvullende eisen..................................................................................... 17 3.2.6 Kwaliteit van de te verwerken leien ....................................................................................... 18 3.2.7 Visuele keuring ...................................................................................................................... 18 3.2.8 Overdracht en garantie ......................................................................................................... 18 3.3 Voorbereidende werkzaamheden op de bouwplaats .................................................................. 18 3.3.1 Ontmantelen van constructies .............................................................................................. 18 3.3.2 Beschermende maatregelen ................................................................................................. 19 3.3.3 Rapporteren (bouwvergaderingen en/of werkoverleg) ......................................................... 19 3.3.4 Details ................................................................................................................................... 19 3.4 Werkzaamheden op de bouwplaats ............................................................................................ 20 3.4.1
Controle vooraf van de ondergrond ................................................................................... 20
3.4.2 Inspelen op onverwachte zaken en vondsten ..................................................................... 20 3.4.3
Draagconstructie ............................................................................................................... 20
3.4.4
Dakbeschot ........................................................................................................................ 21
3.4.5
Tengels en voetlatten ........................................................................................................ 21
3.4.6
Leilatten ............................................................................................................................. 21
3.4.7
Bevestigingsmiddelen dakbeschot en leilatten ................................................................. 22
3.4.8
Waterkerende laag ............................................................................................................ 22
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 3 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.4.9
Isolatiematerialen .............................................................................................................. 22
3.4.10 3.5
Eindcontrole ................................................................................................................... 22
Veiligheidsvoorzieningen ....................................................................................................... 23
3.5.1
Ladder of klimhaken .......................................................................................................... 23
3.5.2
Veiligheidsankerpunten ..................................................................................................... 23
3.6
Verwerking van leien ............................................................................................................. 23
3.6.1
Transport en opslag op de bouwplaats ............................................................................. 23
3.6.2
Verankering leibedekking .................................................................................................. 24
3.7
Maasdekking ......................................................................................................................... 25
3.7.1
Algemeen .......................................................................................................................... 25
3.7.2
Formaten ........................................................................................................................... 27
3.7.3
Minimale overlapping......................................................................................................... 27
3.7.4
Aanbrengen van de leien .................................................................................................. 28
3.8 Rijndekking .................................................................................................................................. 30 3.8.1
Bevestiging Rijndekking .................................................................................................... 30
3.8.2
Formaten ........................................................................................................................... 30
3.8.3
Minimale overdekking ........................................................................................................ 31
3.8.4
Grootte van de leien .......................................................................................................... 31
3.8.5
Bepaling stijglijn ................................................................................................................. 32
3.8.6
Aanbrengen van de voetleien ............................................................................................ 33
3.8.7
Aanbrengen van de dekleien ............................................................................................. 33
3.8.8
Aanbrengen van de beginorten .......................................................................................... 33
3.8.9 Aanbrengen van de eindorten .............................................................................................. 33 3.8.10 Uitvullen dakvlak en stroomlaag ........................................................................................ 34 3.9
Aandachtspunten bij de detaillering van zowel Maas- als Rijndekking ................................. 35
3.9.1
De goot .............................................................................................................................. 35
3.9.2
Nokaansluiting ................................................................................................................... 35
3.9.3
Dakdoorbrekingen ............................................................................................................. 36
3.9.4
Gevelaansluiting ................................................................................................................ 37
3.9.5
Kilgoten .............................................................................................................................. 37
3.9.6
Hoekkeper ......................................................................................................................... 37
3.9.7
Veiligheidsvoorzieningen ................................................................................................... 38
3.9.8 Aansluitingen bij een knik ................................................................................................... 38 3.9.9 4.
Afwerking boeiboord .......................................................................................................... 38
Eisen aan toegepaste materialen .................................................................................................. 39 4.1
Eisen aan bevestigingsmiddelen ........................................................................................... 39
4.2
Eisen aan hulpmaterialen ...................................................................................................... 40
4.2.1
Lood ................................................................................................................................... 40
4.2.2
Zinkwerken ........................................................................................................................ 40
4.2.3
Koper ................................................................................................................................. 40
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 4 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
4.2.4
Dakluiken ........................................................................................................................... 41
4.2.5
Monnikskappen ................................................................................................................. 41
4.2.6
Pironnen ............................................................................................................................ 41
4.2.7
Bekroningen ...................................................................................................................... 41
4.2.8
Bliksembeveiligingsbevestigingspunten ............................................................................ 41
5.
Eisen aan het bedrijf .................................................................................................................... 42 5.1
Opleiding en ervaring ............................................................................................................. 42
5.1.1
Algemeen ........................................................................................................................ 42
5.1.2
Disciplines, kennis en ervaring ....................................................................................... 42
5.1.3
Uitvoeren eenvoudig timmerwerk .................................................................................... 42
5.2
Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering .................................................................................. 42
5.3
Bedrijfsgrootte ........................................................................................................................ 42
5.4
Kwaliteitstoetsing door de certificerende instelling ................................................................ 43
Bijlage 1: Keuzetabel restauratiecategorieën bij een Historisch Leidak ............................................... 44 Bijlage 2: Vergunningplicht: wetten en verordeningen .......................................................................... 46 Bijlage 3: Voorbeelden Maas- en Rijndekking met aansluitingen ......................................................... 49
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 5 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
1. Inleiding 1.1 Onderwerp en toepassingsgebied Deze uitvoeringsrichtlijn heeft betrekking op de voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden voor de instandhouding van Historische Leidaken in zowel Maasdekking als Rijndekking. Het toepassingsgebied omvat de volgende delen: 1. Leibedekking in Maasdekking globaal overeenkomend met Stabu hoofdstuk 33 ‘Dakbedekkingen’ en Nl-Sfb code 27 ‘Daken’. Dit omvat: Leibedekking. 2. Leibedekking in Rijndekking globaal overeenkomend met Stabu hoofdstuk 33 ‘Dakbedekkingen’ en Nl-Sfb code 27 ‘Daken’. Dit omvat: Leibedekking.
1.2 Voorwaarden In de ERM-beoordelingsrichtlijn ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’ (BRL ERM 4000) staan de mogelijkheden beschreven om de kwaliteit van het proces bij onderhoud en restauratie van monumenten te borgen. In deze uitvoeringsrichtlijn staan de specifieke eisen beschreven die de kwaliteit borgen van historische leidaken aan cultuurhistorisch waardevolle objecten als specifiek product.
1.3 Afbakening verantwoordelijkheid In deze uitvoeringsrichtlijn worden de specifieke eisen beschreven die gelden voor de uitvoering van historische leidaken. In de ERM-beoordelingsrichtlijn ‘Onderhoud en Restauratie van Monumenten’(BRL 4000) is beschreven dat een opdracht op verschillende momenten kan worden verleend en dat de opdrachtnemer alleen verantwoordelijkheid kan nemen voor het deel van het proces waar hij bij betrokken is. Deze beperking geldt ook voor het realiseren van de uitgangspunten van het werk.
1.4 Deelcertificaten Op basis van deze uitvoeringsrichtlijn kan een procescertificaat verkregen worden voor de toepassingsgebieden zoals genoemd onder par. 1.1. Op dit procescertificaat staat of staan de toepassingsgebieden omschreven. Het gaat om de volgende deelcertificaten: - Leibedekking in Maasdekking. - Leibedekking in Rijndekking.
1.5 Procedure Voor het krijgen van het procescertificaat geldt de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 2 van de ERM-beoordelingsrichtlijn Onderhoud en Restauratie van monumenten (BRL 4000).
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 6 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
2. Terminologie 2.1 Algemeen Indien in deze publicatie gesproken wordt over leien, worden bedoeld leien van natuursteen. In 2.2 staat een groot aantal begrippen en definities benoemd. Aanvullend geldt: - Voor termen en begrippen in de kwaliteitszorg voor monumenten gelden de termen en begrippen zoals beschreven op de website van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM: www.stichtingerm.nl). - Voor de algemene termen en begrippen in de monumentenzorg gelden die zoals e beschreven in het boek ‘Bouwkundige termen’ van Haslinghuis en Janse, 5 druk, Leiden, 2004.
2.2 Begrippen en definities 2.2.1 Algemene begrippen en definities Begrippen en definities zoals onder meer genoemd in de BRL ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’ (BRL ERM 4000): Adviseur
Deskundige gericht op de instandhouding van het monument ten 1 aanzien van bouwtechnische en/of bouwhistorische aspecten.
Architect
In restauratie gespecialiseerde architect die is ingeschreven in het Architectenregister, beheerd door het Bureau Architectenregister (BA).
Bedrijfsopleidingsplan
Een periodiek te actualiseren document dat beschrijft welke kennis en kunde binnen het bedrijf aanwezig is, hoe deze kennis en ervaring op peil te houden, uit te wisselen en over te dragen, welke behoeften, tekorten, verbeterpunten en aandachtspunten er bestaan en hoe deze in te vullen, als uitvloeisel van het beleidsplan met de strategische- en operationele doelstellingen van het bedrijf en toegespitst op de bijzonderheden van het uit te voeren restauratiewerk.
Beoordelingsrichtlijn (BRL)
In deze uitvoeringsrichtlijn is dat de Beoordelingsrichtlijn ‘Onderhoud en restauratie van Monumenten’ (BRL ERM 4000).
Certificaat
De kwaliteitsverklaring zoals deze wordt afgegeven door de certificerende instelling (CI) aan een certificaathouder
Certificaathouder
De rechtspersoon aan wie het certificaat is afgegeven.
Certificerende instelling
De instelling die aan de hand van de uitgevoerde toetsen een certificaat verstrekt aan de certificaathouder.
2
1
Bij voorkeur een EMA-adviseur. Adviseurs die erkend zijn op basis van de EMA, voldoen aan de deskundigheidseisen die gelden voor het realiseren van de door ERM voorgestane restauratie-kwaliteit. 2 Bij voorkeur een GEAR-architect. Architecten die erkend zijn op basis van de GEAR, voldoen aan de ambities en uitgangspunten die gelden voor het realiseren van de door ERM voorgestane restauratiekwaliteit. URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 7 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Compatibiliteit
Mate waarin de eigenschappen van het nieuwe materiaal is afgestemd op het bestaande. Een ingreep of behandeling mag geen schade (in technische of esthetische zin) toebrengen aan het aanwezige historische materiaal. De ingreep zelf dient binnen die randvoorwaarden zo duurzaam mogelijk te zijn.
Competentie
Aangetoond vermogen om kennis, vaardigheden en/of houding en persoonlijke kwaliteiten in voorkomende situaties op adequate, doelbewuste en gemotiveerde wijze proces- en resultaatgericht toe te passen.
Conserveren
Werkzaamheden aan (onderdelen van) een gebouw om verval te stoppen of dreigende aantasting te voorkomen met als doel het zo veel mogelijk handhaven van de aanwezige verschijningsvorm.
Externe kwaliteitsbewaking Een certificerende instelling bewaakt als externe partij of het (EKB) systeem van interne kwaliteitsbewaking en de uitvoeringspraktijk van de organisatie aan de eisen van de BRL/erkenningsregeling voldoen. Fabrikant
Een natuurlijke of rechtspersoon die een bouwproduct vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en dat product onder zijn naam of merknaam verhandelt.
Herbehandelbaar(heid)
Herbehandelbaarheid betekent dat wanneer de behandeling is gedegradeerd tot een niet-acceptabel niveau, het mogelijk moet zijn om een nieuwe behandeling aan te brengen.
Hoofdaannemer
Een organisatie in het maatschappelijk verkeer die zelfstandig en voor eigen rekening en risico een bedrijf voert met inschakeling van onderaannemers.
Imiteren
Vervaardigen van een nieuw onderdeel in de oorspronkelijke vorm met gebruikmaking van nieuwe technieken en oorspronkelijke of modernere materialen.
Instandhouding
Het proces van voorbereiding en uitvoering gericht op het fysiek handhaven en laten functioneren van gebouwen of objecten en hun onderdelen door middel van conserveren, onderhouden, repareren, kopiëren, imiteren en verbeteren.
Karakteristiek gebouw of object
Een gebouw of object, dat niet als monument is beschermd, maar een kenmerkend onderdeel vormt van een stads- of dorpsgezicht (naar het oordeel van burgemeester en wethouders).
Klein bedrijf
Certificaathouder die, gedurende het laatste jaar, een bepaald maximaal aantal mensjaren eigen medewerkers werkzaam heeft in de restauratie van monumenten. Hieronder vallen ook zelfstandigen zonder personeel (zzp) en ondernemers zonder personeel (ozp). Dit maximaal aantal medewerkers wordt in de URL nader gespecificeerd
Kopiëren
Vervaardigen van een nieuw onderdeel in oorspronkelijke vorm met gebruikmaking van oorspronkelijke technieken en oorspronkelijke of gelijke(soortige) materialen.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 8 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Kwalificatie
Bewijs van persoonlijke eigenschappen, opleiding, training en/of werkervaring.
Midden- en grootbedrijf
Certificaathouder die, gedurende het laatste jaar, een bepaald minimum aantal mensjaren eigen medewerkers werkzaam heeft in de restauratie van monumenten. Dit minimum aantal medewerkers wordt in de URL nader gespecificeerd.
Monument
Een onroerend goed (gebouw of object) dat als beschermd is geregistreerd door rijk, provincie of gemeente. Onder monumenten vallen ook gebouwen en objecten die voorbescherming als monument genieten.
Onderhouden
Werkzaamheden aan (onderdelen van) een gebouw of object die in principe worden uitgevoerd met een regelmatige interval en voorzien in een periodiek voorzienbare behoefte, mede met als doel de uitstraling op peil te houden en ingrijpender werkzaamheden te voorkomen.
Ontmantelen
Als ontmantelen (of demonteren) worden alle activiteiten aangemerkt waarbij constructies uit elkaar worden genomen, materialen worden weggenomen of afwerkingen worden afgenomen, om zo veel mogelijk te worden hergebruikt.
Opdrachtgever
De opdrachtgever van de certificaathouder, in het geval van een aannemer is dit doorgaans de principaal in het bouwproces, eventueel vertegenwoordigd door zijn architect of adviseur.
Prestatie
De mate waarin een eigenschap (bijvoorbeeld sterkte of waterdichtheid) voldoet aan de eis, uitgedrukt in een grenswaarde en gemeten, berekend of beproefd volgens de bij de eis behorende 3 bepalingsmethode.
Proefstuk
Een representatief voorbeeld op welke wijze het werk wordt geconserveerd, gerepareerd, gekopieerd, geïmiteerd of verbeterd met materialen in de juiste kwaliteit, vorm en samenstelling.
Projectplan
Een document dat de planmatige samenhang beschrijft van de specifieke maatregelen, voorzieningen en volgorde van activiteiten die nodig zijn voor de realisatie en de kwaliteitszorg van een project.
Reconstrueren
Het in een vroegere verschijningsvorm terugbrengen.
Renoveren
4
Het vernieuwen van een gebouw om het te laten voldoen aan eigentijdse eisen op het gebied van: veiligheid, functionaliteit, comfort en duurzaamheid (waaronder milieubelasting). Binnen de URL valt daaronder: verbeteren.
3
Deze definitie wijkt af van de definitie in de Bouwproducten Verordening (CPR). Wanneer een ‘prestatie conform de CPR’ wordt bedoeld, dan wordt dit vermeld. 4 Onder renoveren wordt in het algemeen verstaan: het grondig opknappen en moderniseren van oude woningen, gebouwen of wijk. In de restauratiesector wordt renoveren ook wel gebruikt voor het opknappen van historische gebouwen zonder monumentenstatus. ‘Restauratieprojecten’ bij een monument of cultuurhistorisch belangrijk gebouw omvatten in toenemende mate ook werkzaamheden die als renovatie gekenschetst kunnen worden. Vooral ook wanneer sprake is van ander of intensiever gebruik. Denk aan werkzaamheden rond het isoleren en het gebruik van uit energetisch oogpunt betere installaties. URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 9 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Repareren
Plaatselijke herstelwerkzaamheden waarbij zo weinig mogelijk materiaal wordt vervangen, veranderd of toegevoegd met gebruikmaking van oorspronkelijke of modernere reparatiematerialen.
Restauratie
In het algemeen het onderhouden, herstellen, aanpassen, verbeteren of in de oorspronkelijke staat terugbrengen van een monument of historisch (kunst)object.
Restaureren
Het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan gebouwen met monumentenstatus dan wel met een duidelijke cultuurhistorische waarde, die verder gaan dan normaal onderhoud en tot doel hebben het gebouw in goede staat te brengen met behoud van cultuurhistorische waarden. Binnen deze Uitvoeringsrichtlijn (URL) vallen daaronder: conserveren, repareren, kopiëren en imiteren.
Reversibiliteit
Een ingreep moet volledig omkeerbaar zijn. Of het gaat bij de ingreep om een herkenbare toevoeging, die dankzij de herkenbaarheid weer ongedaan kan worden gemaakt.
Scholingsplan
Een periodiek te actualiseren meerjarig document (tenminste voor twee jaar) dat beschrijft welke kennis en kunde bij de certificaathouder aanwezig is, hoe deze kennis en ervaring op peil wordt gehouden en welk tekort aan kennis er is en hoe deze lacune wordt opgevuld.
Slopen
Als slopen worden alle activiteiten aangemerkt waarbij materiaal vernietigd of zodanig verwijderd wordt dat het niet meer of zeer beperkt ter plaatse voor hergebruik in aanmerking komt.
Uitvoeringsrichtlijn (URL)
Een document met uitvoeringstechnieken, methoden en de technische specificaties van materialen, gebruik van producten, verbindingen etc. Een uitvoeringsrichtlijn valt altijd onder een Beoordelingsrichtlijn en moet altijd in samenhang hiermee gelezen worden.
Verbeteren
5
5
Vervaardigen van een nieuw onderdeel in oorspronkelijke of aangepaste vorm met gebruikmaking van nieuwe technieken en oorspronkelijke of modernere materialen; waarbij de prestaties worden verbeterd ten aanzien van: veiligheid, functionaliteit, comfort en duurzaamheid (waaronder milieubelasting).
Vernieuwen
Het vervangen van het bestaande voor een nieuw vervaardigd onderdeel in een oude vorm. Vernieuwen kan door kopiëren, imiteren of verbeteren.
Vervangen
Het door nieuw gelijk(soortig) materiaal vervangen van een totaal aangetast onderdeel dat niet meer te conserveren, te repareren of opnieuw te gebruiken is.
Zie ook het begrip Renoveren. ‘Renoveren’ heeft betrekking op het gebouwniveau en ‘verbeteren’ op onderdeelniveau.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 10 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Voorbescherming
Voorbescherming houdt in dat het vergunningenstelsel van de Monumentenwet (voor archeologische monumenten) respectievelijk de Wabo (voor andere dan archeologische monumenten) gedurende de procedure tot aanwijzing als beschermd monument van overeenkomstige toepassing is.
Waardenstelling
Het vaststellen van de cultuurhistorische waarde(n) (monumentale waarden) van gebouw of bouwdeel. De waardenstelling beargumenteert waarom bepaalde bouwdelen het behouden waard zijn. Hierbij worden vijf hoofdcriteria gehanteerd: cultuurhistorische waarden, architectuur- en kunsthistorische waarden, situationele en ensemblewaarden, gaafheid en herkenbaarheid, en zeldzaamheid
Werkplan
Een plan van aanpak (omschreven planning en werkwijze) voor in ieder geval de risicovolle en restauratie-specifieke onderdelen van het werk.
2.2.2 Specifiek voor deze URL geldende begrippen en definities Voor specifieke toepassing Maasdekking zie: M Voor specifieke toepassing Rijndekking zie: R Anfangorten
Aansluiting op een topgevel of dakdoorbreking in het begin van de stijglijn (= Beginorten)
Arm geschaafde delen
Beschot waarbij de boven en onderzijde schuin afgeschaafd zijn.
Beginorten
Aansluiting op een topgevel of dakdoorbreking in het begin van de stijglijn. Torenkruizen, ijzer, lood of zinken sierelementen die voorkomen op daken.
Bekroningen
R
Bliksemafleiders steunen
Steunen ten behoeve van een bliksemafleidersinstallatie.
Borsthoek
In hoogte de schuine kant van een lei.
Dakluiken
Luiken die in een dakvlak zijn aangebracht om op dat dakvlak te komen.
Delleien
De schubvormige leien waarmee het dak wordt gedekt.
Dubbele dekking
Dekleien waarbij de lei tot het midden van de eerste laag R wordt aangebracht.
Duitse hoekafwerking
Hoekkeper waar aan beide kanten van de hoek een extra laag leien wordt aangebracht..
M
Endorten / Eindorten
Afsluitende leien tegen een hoekbeëindiging of een dakdoorbreking.
R
Enkele dekking
Dekleien waarbij de tweede laag de nagels van de eerste R laag afdekt.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 11 van 112
R
R
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Franse vlechthoek
Hoekkeper waaronder loketlood niet in het zicht is aangebracht.
Gehaakt dak
Een dak waar de leien door middel van leihaken gehaakt M zijn aangebracht.
Hiel
In hoogte de rond gehakte kant van een lei.
Ladder- klim en of veiligheidshaken
Haken die in de dakvlakken worden aangebracht, voor het inhangen van een ladder, om te gebruiken om hogerop te klimmen en als vastlegpunt voor onderhoud en reparatie van daken.
Lammekoppendak
Rechthoekige leien met afgehakte schuine kanten in het zicht.
Leihaak
Een haak waarbij aan een zijde de lei wordt ingeklemd en de andere zijde in het hout wordt geslagen.
Leinagels
Koperen of roestvrijstalen nagels met grote platte koppen.
Links- of rechtsdekkend
Afhankelijk van het overheersende windrichting wordt de stijglijn van het weer afgedekt.
Maasdekking
Bij Maasdekking wordt gebruikgemaakt van in hoofdvorm M rechthoekige leien in dubbele dekking. Bij de overlapping vallen drie leien over elkaar heen. De mate van overlapping wordt bepaald door de dakhelling en het windgebied.
Monnikskappen
Ingedekte ventilatiekappen die zorgen voor een goede ventilatie van de kapconstructie.
Normaler Hieb
Deklei met een borsthoek van 74°.
R
Oudduitse dekking
Hierbij verloopt de afmeting van grote leien bij de voet naar kleinere leien bij de nok, in breedte en hoogte.
R
Overlap
Hieronder wordt de afstand verstaan waarmee in Maasdekking de derde lei over de eerste schiet in de hoogte.
M
Piron
Loden of zinken ornament als beëindigingselement op een nok of dakkapel.
Rens
Rechthoekige lei met afgehakte ronde zijde in het zicht.
M
Rijndekking
Bij Rijndekking wordt gebruikgemaakt van schubvormige leien.
R
Ruitdak of koeverdak
Vierkante leien met een punt naar beneden (overhoeks) aangebracht.
M
Scharfer Hieb
Deklei met een borsthoek van 65°.
R
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 12 van 112
M
R
M
R
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Sjabloon- of schuppendekking
Over het geheel dakvlak aanbrengen van één maat leien R in schubvorm.
Spijkerdak
Een dak waar de leien door middel van koperen of rvsnagels genageld zijn aangebracht.
M
Stormdak
Een gehaakt dak waarbij om de drie lagen een extra nagel in zijnageling naast de lei wordt aangebracht.
M
Stroomlaag
Een extra laag langs de onderzijde van de nok, soms voorzien van een afronding en op zijn kant aangebracht.
M
Vlindernokafwerking
Hoekkeper waar loketlood in het zicht is aangebracht.
M
Voetlei
Is de eerste laag ingekorte leien aan de voet van het dakvlak.
M
Voetstenen
Apart gehakte leien bij het begin van een nieuwe rij dekleien.
R
Zijdelingse overlap
Hieronder wordt de afstand verstaan waarmee de tweede lei in Maasdekking over de eerste schiet in de breedte.
M
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 13 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3. Eisen aan het proces 3.1 Algemeen 3.1.1 Uitgangspunten bij beslissingen over onderhoud en restauratie Deze paragraaf bevat de uitgangspunten bij het vooraf nemen van beslissingen door de opdrachtgever over onderhoud en restauratie van monumenten. Voor andere partijen kan de paragraaf een hulpmiddel zijn bij overleg met de opdrachtgever. Restauratie van cultureel erfgoed is alleen zinvol als dit de betekenis ervan, wat betreft onder meer (cultuur)historische, esthetische of architectonische waarden, blijvend in stand houdt of versterkt. Essentieel hierbij is dat erfgoed op een verantwoorde wijze wordt beheerd. Het gaat bij restaureren en beheren om het zo veel mogelijk vertragen van de tand des tijds. De tand des tijds dwingt tot regelmatig ingrijpen waarbij in beginsel geldt: conserverend herstel. Bij ingrepen gelden onderstaande uitgangspunten. Deze uitgangspunten gelden zowel voor het gebouw of object als geheel, als voor een onderdeel van het gebouw of object. De eerste stap bij restauratie is waardenstelling (herkennen en erkennen van waarden) door gekwalificeerd personeel of een ingehuurde adviseur. De waardenstelling moet aantoonbaar en toetsbaar zijn. De tweede stap bij restauratie is het bepalen in welke mate wordt ingegrepen en hoe. Elke ingreep is in meer of minder mate een aantasting van de cultuurhistorische waarde(n). Eisen die gesteld moeten worden aan een ingreep zijn: Beperk de omvang van de ingreep, zo veel als noodzakelijk is en zo weinig als mogelijk is. Voer de ingreep degelijk uit, om (opnieuw) ingrijpen zo veel mogelijk te voorkomen of zo lang mogelijk uit te stellen. De ingreep moet passen (compatibel) zijn binnen de gegeven situatie (invloed op fysische processen mag niet tot schade leiden, reparaties moeten zwakker zijn dan het origineel). Vervang bij voorkeur met hetzelfde materiaal (of materiaal met dezelfde eigenschappen) en/of dezelfde techniek. Dit heeft als consequentie dat bij ingrepen beoordeeld dient te worden of een maatregel: 6 compatibel is en 7 herbehandelbaar of 8 omkeerbaar (reversibel) . Op basis van bovenstaande is een voorkeursvolgorde te definiëren voor ingrepen. Hierbij hanteren we onderstaande hiërarchie van restauratiecategorieën: de zogenaamde ‘restauratieladder’. Daarbij heeft een bepaalde regel uit oogpunt van onderhoud en restaureren steeds de voorkeur boven de regel eronder (zie Figuur 1). 6
Compatibiliteit: Een ingreep of behandeling mag geen schade (in technische of esthetische zin) toebrengen aan het aanwezige historische materiaal. De ingreep zelf dient binnen die randvoorwaarden zo duurzaam mogelijk te zijn. 7 Herbehandelbaarheid: Een ingreep of behandeling moet herhaalbaar zijn na degradatie van de ingreep tot een onacceptabel niveau. 8 Reversibiliteit: Een ingreep moet volledig omkeerbaar zijn. Of het gaat bij de ingreep om een herkenbare toevoeging, die dankzij de herkenbaarheid weer ongedaan kan worden gemaakt.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 14 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Welke restauratiecategorie van toepassing is, hangt af van de fysieke samenhang en de cultuurhistorische waardenstelling van het betreffende bouwdeel. De genoemde restauratiecategorieën zijn die zoals vastgelegd in de BRL ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’ (BRL ERM 4000, 6.1.1). Bijzonderheden specifiek voor timmerwerk worden hierna benoemd onder 3.1.2. De hier beschreven uitgangspunten vormen overigens ook een goed uitgangspunt bij ingrepen bij gebouwen en objecten zonder de status van beschermd monument. Figuur 1: Hiërarchie van restauratiecategorieën (restauratieladder) 1. 2. 3.
Conserveren / onderhoud Repareren Vernieuwen a. b. c.
Kopiëren Imiteren Verbeteren
Toelichting In deze hiërarchie van restauratiecategorieën (‘restauratieladder’) gaan conserveren, onderhoud en repareren voor vernieuwen. Het materiaal is immers de fysieke drager van de cultuurhistorische waarde. Als conserveren of onderhoud onvoldoende is, gaat men over tot repareren. Indien onderdelen niet meer gerepareerd kunnen worden, volgt vernieuwen. Dit betekent dat vernieuwing alleen plaatsvindt bij: bedreiging van het voortbestaan (verval – van gebouw of gebouwdeel – kan niet gestopt worden; technisch falen van een constructie, materiaal of afwerking (er moet bij vernieuwen – althans voor de professional – herkenbaar zijn dat sprake is van ‘later werk’). Bij vernieuwen zijn er drie opties: kopiëren, imiteren en verbeteren. Als traditionele technische middelen niet toereikend blijken om een monument te restaureren (kopiëren), dan is het aanvaardbaar om een beroep te doen op bewezen moderne conserverings- en constructiemethoden (imiteren). Het verbeteren van (onderdelen van) monumenten is alleen van toepassing indien een gebruikersdoel hierom vraagt (bijvoorbeeld eisen die voortvloeien uit het veilig kunnen gebruiken van een monument) en de waardenstelling hiervoor de ruimte geeft. Zie voor meer informatie verder de BRL ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’ (BRL ERM 4000, 6.1.1). 3.1.2 Restauratiecategorieën Zie voor algemene specificaties omtrent restauratiecategorieën hetgeen is omschreven in de ERMbeoordelingsrichtlijn (BRL ERM 4000). De specifieke eisen voor historische leidaken per toepassingsgebied worden in deze URL beschreven. Repareren: Conserveren van leibedekking is niet mogelijk. Het repareren van leiendaken is wel mogelijk. Indien er een enkele lei ontbreekt, die is weggevallen of gescheurd, dan is dit dakvlak te repareren met een bijpassende lei in kleur en formaat. Bij voorkeur worden de leien in Maasdekking gehaakt en in Rijndekking aangebracht met koperen stripjes. Vernieuwen met zo veel mogelijk behoud van de bestaande lei: Als de aanwezige leien gehaakt zijn aangebracht, de bevestiging versleten is, de geschatte uitval maximaal 30% zal bedragen en de overgebleven leien nog zeker 20 à 25 jaar meegaan, komen deze leien in aanmerking om te verdekken. Verdekken wil zeggen dat alle leien worden afgenomen, gesorteerd en de overgebleven goede leien opnieuw worden aangebracht. Een toren- en genageld dak kan niet verdekt worden. Vul de te kort komende leien aan in een bijpassende lei zowel in formaat als kleur, indien mogelijk uit dezelfde groeve. Breng deze aanvulling eventueel aan op één dakvlak.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 15 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Vernieuwen: Als de aanwezige leien op een dakvlak ‘op’ zijn en/of de bevestiging totaal versleten is, komt een dergelijk dakvlak in aanmerking voor vernieuwing. Het gehele dakvlak wordt ontdaan van leien en vervangen door een nieuwe leibedekking. Kopieer indien mogelijk de bestaande leien, dat wil zeggen bij voorkeur uit dezelfde groeve, in hetzelfde formaat en model. Is dit niet mogelijk, imiteer dan de leien in kleur en formaat. Eventueel na historisch onderzoek en geheel in overleg met de RCE de imitatie uitvoeren in historische gegevens. Verbeter indien gewenst de detaillering en overlappen, zodanig dat voorkomen wordt dat er schade aan de onderliggende constructie kan ontstaan. Dit geldt ook voor de lei-lood-zink- toegepast als koperconstructie.
3.2 Voorbereiding 3.2.1 Contractvorming Voorafgaand aan de werkzaamheden zijn er goedkeurmomenten wat betreft opname, specificaties en procedures rond onverwachte zaken, rapportage en eindverantwoording. Leg deze vast in offerte en opdrachtbevestiging, conform art. 6.3. ‘Goedkeurmomenten’ van de BRL ERM 4000. Verwijs wat betreft werkzaamheden in de offerte naar de restauratiecategorieën zoals omschreven onder 3.1.2 (en in Figuur 1). Als de werkzaamheden plaatsvinden zonder tussenkomst van een architect, adviseur of aannemer, valt de uitvoering van het leiwerk onder verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer. Deze doet een opname zoals omschreven onder 3.2.3. De opdrachtnemer legt – behalve de opname – in de aanbieding duidelijk vast: welke onderdelen van de leidaken moeten hersteld of vervangen worden; op welke wijze en voor wiens rekening worden afkomende materialen afgevoerd of opgeslagen, welke eigendom blijven van opdrachtnemer of opdrachtgever. 3.2.2 Afbakening verantwoordelijkheid (instapmomenten) Voor een goede afbakening van de feitelijke verantwoordelijkheid van de certificaathouder wordt duidelijk vastgelegd welk soort instapmoment het betreft. Hiervoor gelden de instapmomenten zoals vastgelegd in art. 6.4 van de BRL ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’. Voor een opdracht die valt onder punt 5 ‘Overige opdrachten’ van de BRL geldt par. 3.2.3 van deze URL. 3.2.3 Verantwoordelijkheid opname Als, zonder tussenkomst van een derde partij, werkzaamheden worden uitgevoerd voor een opdrachtgever, behoort het adviseren over de omvang van de werkzaamheden (op basis van de mate van de noodzakelijkheid van herstel of vervanging wat betreft de leikeuze en afmeting, detaillering en uitvoeringswijze) tot de verantwoordelijkheid van de certificaathouder. De opdrachtgever bepaalt echter of het advies niet, gedeeltelijk of geheel wordt opgevolgd. Daarbij dient ten minste, voor zover relevant, aandacht te worden besteed aan de volgende inhoudelijke aspecten: werkomschrijvingen en eventuele detailleringen en relevante schetsen; repareren; verdekken; vernieuwen; materiaalspecificaties, zoals leisoort, uit welke groeve, kwaliteit, afmeting(en) en of vorm; de uitvoeringswijze, Rijn- of Maasdekking; de bevestigingsmaterialen; afwerking van nok- en hoekkepers, dakkapellen, gootboeien, eventuele stroomlagen, versieringen en gevel beëindigingen; het vastnagelen van het dakbeschot; eventuele aanvullende eisen ten aanzien van de dikte van het aanwezige dakbeschot; alle loodaansluitingen; URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 16 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
voorzieningen: als ladder, klim of veiligheidshaken; herstelcontrole dakluiken, monnikskappen, bekroningen, pironnen en steunen van bliksemafleiders; herstelcontrole verdere dakdoorbrekingen, als dakramen, etc. tijdens de opnamen onderzoeken of er een waterkerende laag tussen de leien en het dakbeschot aanwezig is. eventuele aanvullende eisen ten aanzien van een waterkerende onderlaag, ventilatie, thermische isolatie, etc. of wel of niet een monumentenvergunning is vereist en of wie deze aanvraagt.
Als bovengenoemde werkzaamheden al zijn verricht door de architect, adviseur of aannemer, wordt gecontroleerd of voldoende duidelijk is of gewerkt is op basis van de principes van de restauratie-ethiek voor een correcte uitvoering van de werkzaamheden. Als dit niet het geval is, wordt dit schriftelijk meegedeeld aan de opdrachtgever. Afwijkingen De opdrachtgever (of een partij namens deze) kan toestemming verlenen af te wijken van deze URL. In dat geval moeten in de werkomschrijving en/of in het bestek de afwijkingen worden vermeld. Indien afwijkingen hierin niet worden vermeld, dienen deze in ieder geval schriftelijk te zijn vastgelegd. Dit kan zijn in: een goedgekeurd verslag van een werkoverleg of bouwvergadering; een nota van inlichtingen bij een bestek of werkomschrijving; een andere schriftelijk vorm zoals een opdracht of een contract. Indien in het bestek, werkomschrijving, opdracht of contract geen eisen zijn vermeld wat betreft het leidekkerswerk, legt het uitvoerend bedrijf specificaties van materiaal en uitvoeringswijzen schriftelijk vast in een document aan de opdrachtgever dan wel hoofdaannemer. 3.2.4 Opname bestaande situatie Voor zover geen of onvoldoende gegevens aangereikt zijn door de opdrachtgever/architect/adviseur, wordt door de certificaathouder voor zover van belang, aangegeven welke aspecten nader onderzocht of aangegeven moeten worden. In principe komt dit, inclusief de noodzakelijke inzet van materieel, voor rekening van de opdrachtgever. Deze opname betreft de volgende aspecten: op een dakenplan aangeven, welke dakvlakken behouden gerepareerd, verdekt of vernieuwd kunnen of moeten worden, met de omvang ervan, inclusief loodwerken; de maat- kleur- herkomst van de aanwezige leibedekking vastleggen; vaststellen welke leisoort voor vervanging in aanmerking komt; vaststellen van de dikte van het dakbeschot; eventueel de oude historische situatie vastleggen. De certificaathouder dient zich er van te vergewissen of met de opgegeven specificaties de vereiste kwaliteit kan worden vervaardigd. Bij geconstateerde afwijkingen ten aanzien van de bestaande situatie, werkomschrijving, bestek en/of tekeningen, dient dit schriftelijk te worden gemeld aan de opdrachtgever dan wel te worden opgenomen in het contract. 3.2.5 Vergunningen en aanvullende eisen Voordat met de uitvoering van het lei- en loodwerk wordt begonnen, moet bepaald worden of de werkzaamheden al dan niet vergunningsplichtig zijn.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 17 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Als een omgevingsvergunning is vereist en deze niet door de opdrachtgever is verzorgd, wijst de certificaathouder de opdrachtgever of diens gemachtigde er aantoonbaar op dat deze verantwoordelijk 9 is voor het (laten) verzorgen van de omgevingsvergunning. Ook kunnen zich in het werk onverwachte zaken voordoen, waardoor afgeweken moet worden van de vooraf vastgelegde restauratiecategorie, bijvoorbeeld van repareren naar vernieuwen. Dit dient met de opdrachtgever afgestemd te worden (afwijkende zaken). 3.2.6 Kwaliteit van de te verwerken leien Leien moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in hEN 12326-1 (2004) & EN 12326-2 (2011) overeenkomende met code T1, S1 en W1 3.2.7 Visuele keuring De leidekker dient aan de leverancier aan te geven, dat de te leveren partij leien moet voldoen aan code T1, S1 en W1 De leverancier van de leien is verantwoordelijk voor het afleveren van een partij leien die voldoen aan deze code. De leidekker of directie kan ter controle een visuele keuring doen laten uitvoeren door een onafhankelijke ter zake kundige partij volgens het ‘Protocol voor het visueel keuren van natuursteenleien in Maasdekking en Rijndekking 2006’. Zie bijlage4. Uit het verslag van deze visuele keuring moet blijken dat de partij geschikt is voor toepassing op monumenten. Het verslag van een visuele keuring dient voor de levering van de leien op het werk te worden verstrekt door de leverancier of de leidekker aan de opdrachtgever. De opdrachtgever tekent voor ontvangst hiervan. Na levering dient een Certificaat van oorsprong (conform de geldende Europese richtlijnen) met de eindafrekening te worden overhandigd aan de opdrachtgever. Levering van de partij leien dient, indien mogelijk, in één keer te geschieden en uit dezelfde groeve afkomstig te zijn. 3.2.8 Overdracht en garantie Het te vervaardigen leiwerk wordt geleverd en aangebracht binnen een keten waarin wordt samengewerkt met andere gecertificeerde bedrijven, hierin gelden de vastgelegde garanties. Als leiwerk in rechtstreekse opdracht van de eigenaar (opdrachtgever) wordt uitgevoerd, geleverd en/of geplaatst, worden garanties verstrekt. Van de importeur wordt een certificaat van herkomst verlangd en een garantieverklaring met een garantie voor tenminste 30 jaar op de kwaliteit van de natuursteenleien. Van het leidekkersbedrijf wordt een schriftelijke garantieverklaring verlangd met een garantie voor tenminste 25 jaar wat betreft de waterdichtheid. Op lood-, zink- en koperwerken wordt een schriftelijke garantieverklaring verlangd met een garantie voor tenminste 10 jaar ten aanzien van de waterdichtheid. De leidekker overhandigt deze garantieverklaringen bij de eerste oplevering aan de opdrachtgever.
3.3 Voorbereidende werkzaamheden op de bouwplaats 3.3.1 Ontmantelen van constructies Voor het ontmantelen van kapconstructies en verwijderen van leibedekking geldt het volgende: Bij repareren (categorie 1) en bij vernieuwen (categorie 3): schade van aanliggende bouwdelen of te handhaven onderdelen zo veel mogelijk beperken bij het verwijderen van de leibedekking en het wegnemen van onderdelen zoals bekroningen, pironnen, goten en hemelwaterafvoeren; bij het verwijderen of uit elkaar halen van houten onderdelen geldt de volgende hiërarchie: loshalen van te vernieuwen onderdelen op basis van aanwezige verbindingen; loszagen van hout of verbindingen; wegzagen van onderdelen; 9
Informatie over de vergunningplicht van werkzaamheden staat op www.monumententoezicht.nl. Van het Bouwbesluit 2012 kan ontheffing verleend worden als monumentale waarden in het geding zijn. Zie hiervoor BRL 4000, bijlage 4 Wet- en regelgeving (informatief) en Bijlage 7 bij deze URL. URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 18 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
alle ontmantelde materialen afvoeren volgens de wettelijke eisen of eisen die de betreffende gemeente stelt.
3.3.2 Beschermende maatregelen Waar leibedekking is weggenomen, worden de dakopeningen zodanig dichtgelegd tegen regen en wind, dat er geen lekkage en schade kan ontstaan. Ook wordt gezorgd dat derden geen toegang tot het gebouw krijgen via steigers of opengelegde delen van de kapconstructie. Er mag op geen enkele manier inwatering plaatsvinden van nog aanwezig (en nog niet weggenomen) houtwerk van de kapconstructie. 3.3.3 Rapporteren (bouwvergaderingen en/of werkoverleg) De uitvoering volgt de met de opdrachtgever overeengekomen werkwijze. Er wordt gerapporteerd als: de schade en of breuk van de leien veel groter is dan opgegeven; de gekozen werkwijze door omstandigheden niet uitvoerbaar blijkt, zoals dakbeschot wat vanaf de bovenzijde is aangetast, evenals gootbodems, aansluitingen bij hoek en of kilkepers, etc.; tussentijdse wijzigingen door opdrachtgever, architect, adviseur of aannemer, die een kwaliteitsvermindering inhouden of risico’s voor de toekomst; tussentijdse wijzigingen worden voorgesteld die van invloed zijn op de kwaliteit en op de prijs. Afspraken over het vervolg van de werkzaamheden worden schriftelijk vastgelegd. 3.3.4 Details In deze verwerkingsrichtlijnen voor leien en bijbehorende hulpmaterialen zijn alleen details opgenomen die betrekking hebben op het verwerken van leien. Uitdrukkelijk zij vermeld, dat details van de onderliggende constructie geen deel uitmaken van deze verwerkingsrichtlijnen en evenmin ter verantwoording zijn van de leidekker. Ze zijn alleen opgenomen ter informatie van de leidekker om zo nodig aan te kunnen geven waar de leidekker op moet letten (visuele controle), alvorens over te gaan op het daadwerkelijke aanbrengen van de leien (zie ook par 3.2 Voorbereiding). N.B. Indien de leidekker problemen voorziet bij de verwerking van de leien, dan moet een en ander vooraf schriftelijk kenbaar gemaakt te worden aan de architect, adviseur, eigenaar of diens gemachtigde.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 19 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.4 Werkzaamheden op de bouwplaats 3.4.1
Controle vooraf van de ondergrond Het is van groot belang dat de leidekker vooraf een visuele controle uitvoert op de ondergrond, het dakbeschot of leilatten, respectievelijk dakconstructie en op de materialen. Deze ondergrond dient dusdanig te zijn, dat een goed en waterdicht leidak kan worden aangebracht en gewaarborgd. Let daarbij op vlakheid, hoogteverschillen, doorbuigingen en sterkte. Hierbij valt te denken aan: technische gebreken aan de kapconstructie (spanten, sporen, platen, gordingen, muurplaten en dergelijke); technische gebreken aan het dakbeschot (bijvoorbeeld de dikte en de spijkerbaarheid); grote doorbuigingen in kapconstructie en dakbeschot, die het aanzicht en de kwaliteit van het gerestaureerde dak negatief kunnen beïnvloeden; technische gebreken bij de diverse aansluitingsdetails. Indien niet wordt voldaan aan de gestelde eisen of afwijkingen worden geconstateerd, moet de bouwdirectie of opdrachtgever (schriftelijk) worden gewaarschuwd.
3.4.2 Inspelen op onverwachte zaken en vondsten Als bij het ontmantelen van lei- en loodwerken sporen vrijkomen van eerdere reparaties en aanpassingen, stelt de leidekker de opdrachtgever hierover direct in kennis en geeft deze in overweging de werkzaamheden op dat onderdeel te staken en de gegevens te documenteren. 3.4.3
Draagconstructie Het ondersteunende gedeelte van het dakschild, zoals gordingen, sporen, spanten en muurplaten, moet constructief verantwoord worden uitgevoerd. Doorgezakte sporen, gordingen en dergelijke, en (andere) onderlinge hoogteverschillen in de draagconstructie groter dan 5 of 10 mm kunnen wellicht bij het aanbrengen van de leien een probleem geven of het aanzicht en de kwaliteit van het leiendak negatief beïnvloeden. Bij deze of grotere hoogteverschillen is contact met de opdrachtgever noodzakelijk, evenals vastlegging op het formulier ten behoeve van de interne kwaliteitsbewaking van het leidekkersbedrijf. Van geval tot geval dient door de leidekker te worden beoordeeld, afhankelijk van de situatie, of een water- en regendichte constructie kan worden gerealiseerd. Indien bij een visuele controle doorbuigingen worden geconstateerd die groter zijn dan 1/500 van de overspanning (ca. 2 mm/m¹), is eveneens contact met de opdrachtgever noodzakelijk, evenals het vastleggen van de situatie op het formulier ten behoeve van interne kwaliteitsbewaking van het leidekkers-bedrijf. Indien afwijkingen worden geconstateerd die constructief geen gevolgen hebben, maar het aanzicht van het afgewerkte leiendak nadelig kunnen beïnvloeden, zal de leidekker op basis van zijn ervaring de opdrachtgever schriftelijk moeten attenderen op de eventuele gevolgen. Bij de sterkteberekening van de dakconstructie dient men rekening te houden met het gewicht van de leibedekking, te weten: Rijndekking – Oudduits in dubbele dekking 45 kg/m²; Rijndekking – Oudduits in enkele dekking 35 kg/m²; Rijndekking – sjabloon in enkele dekking 35 kg/m²; 2 Maasdekking – in dubbele dekking 20-60 kg/m .
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 20 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.4.4
Dakbeschot Leien moeten worden aangebracht op een vlakke, egale en schone ondergrond (dakbeschot) van horizontale delen, bij voorkeur met een minimale dikte van 24 tot 28 mm bij Maasdekking en 28 tot 32 mm bij Rijndekking. De delen zijn ten minste 180 mm breed, rekening houdend met de lengte van de leinagel en/of de inslagpen van de leihaak. Als de leien rechtstreeks op het dakbeschot worden aangebracht, moeten de bij voorkeur arm geschaafde houten delen horizontaal worden aangebracht. Bij gedeeltelijke vervanging van het bestaande dakbeschot moeten de houten delen worden aangepast aan de vorm en afmeting van het bestaande dakbeschot. Voor een goede nokaansluiting en bevestiging van de leien moet het bovenste houten deel van het dakbeschot een volledig beschotdeel zijn. Eventueel uitvullen van het dakvlak dient daaronder pas te gebeuren. De houtkwaliteit van de houten delen moet minimaal voldoen aan hEN 14081-1:2005+A1:2011. De houten delen moeten met de hartzijde naar boven gericht verwerkt worden om ‘schotelen’ te voorkomen. Om schotelen te voorkomen, kunnen de delen ook ‘om en om’ gelegd worden. N.B. In uitzonderlijke gevallen is Rijndekking op staand beschot toegepast. Om problemen bij de bevestiging van de dekleien te voorkomen, moet vooraf schriftelijk worden vastgelegd of de ondergrond (dakbeschot) geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de bevestiging van de dekleien. Voor de leien worden aangebracht, moet al het aanwezige dakbeschot opnieuw doorgenageld worden.
3.4.5
Tengels en voetlatten Breng tegen het kantelen ter plaatse van de voetlei en bovenzijde stroomlaag een voetlat of tengel aan. Voor tengels en voetlatten bij de dakvoet en stroomlaag zijn de minimale afmetingen 6 x 25 tot 10 x 52 mm, tenzij het bestek anders voorschrijft. De houtkwaliteit van de tengels moet minimaal voldoen aan hEN 14081-1:2005+A1:2011. De tengels moeten met de hartzijde naar boven gericht verwerkt worden.
3.4.6
Leilatten Voordat leien worden aangebracht, moeten (indien aanwezig) de bestaande leilatten worden gecontroleerd op dikte en gebreken en opnieuw worden doorgenageld. Indien het aanwezige dakbeschot onvoldoende van dikte is, kunnen over het bestaande dakbeschot leilatten worden aangebracht. Dit kan ook bij staand smal dakbeschot. Besteed hierbij aandacht aan: het plaatsen van de leilatten (evenwijdig); het lassen van de leilatten; onder de las leilatstukken bijplaatsen over drie tengels c.q. ribben in verband met de veiligheid; De afmetingen en/of de h.o.h.-afstanden van de tengels en de leilatten zijn afhankelijk van: het onderliggende dakbeschot; de dakhelling; het type lei, de afmetingen van de lei en de overlap en dekkingswijze. De minimale afmeting van leilatten is 28 x 52 mm, tenzij het bestek anders voorschrijft. Indien de leilatten reeds aanwezig zijn, dienen zij in één lijn te liggen, op de juiste plaats te zijn aangebracht en de juiste afmetingen te hebben. Leilatten moeten aan de naar boven gekeerde zijde scherpkantig zijn (rondom geschaafd). De kwaliteit moet minimaal voldoen aan hEN 14081-1:2005+A1:2011.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 21 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Wanneer er geen dakbeschot aanwezig is, dienen de leilatten over meer dan twee steunpunten door te lopen. Stuiknaden tussen de leilatten moeten altijd verspringend op de sporen worden aangebracht en zo nodig worden ondersteund. 3.4.7
Bevestigingsmiddelen dakbeschot en leilatten Gebruik voor het doorspijkeren van bestaand dakbeschot of leilatten op de onderliggende dakconstructie bij voorkeur geribbelde of getordeerde (schroef)daadnagels of spreidnieten van roestvast staal (tenminste AISI 316 of gelijkwaardig aan NEN-En 10088-3), die voldoen aan hEN A1:2012, met de volgende minimale afmetingen: Bij dakbeschot met een dikte van 28 mm: lang 65 mm; Bij dakbeschot met een dikte van 32 mm: lang 70 mm. Gebruik voor de bevestiging van de leilatten nagels met geperste platte kop met de volgende minimale afmetingen: bij een leilat van 28 mm x 52 mm; lang 65 mm; bij een leilat van 32 mm x 52 mm: lang 70 mm; In afwijkende gevallen (bijv. als nagels onder het dakbeschot uitsteken, of onvoldoende hechtlengte aanwezig is) dienen de afmetingen te worden aangepast (bijv. dikker, zodat eenzelfde uittrekwaarde wordt verkregen). Ga bij de bevestiging van het dakbeschot op de sporen uit van 3 nagels per spoor, waarbij de delen 180 mm of breder zijn (zie 3.4.4). Daarbij wordt uitgegaan van een hartafstand van de sporen variërend tussen de 300 tot 600 mm. Bij toepassing van schietspijkers (al of niet geribd) en schroeven worden de afmetingen vastgesteld conform NEN-EN 1990 en NEN-EN 1991-1-4
3.4.8
Waterkerende laag Eventuele waterkerend damp-open folie dient te bestaan uit een zogenaamd spinvliesfolie met een zeer lage µd-waarde (< 0,2 m). De folie moet voldoen aan hEN 13984:2013 BRL 4708 deel W1 (Klasse W1:slagregendicht), met een treksterkte in lengte- en breedterichting bij klasse P ≥ 125 N/50mm en < 250 N/50mm; en bij klasse Q ≥ 250 N/50mm. Deze spinvliesfolie kan worden gebruikt in de volgende toepassingen: Ter vervanging van een oude bestaande waterkerende laag (bijvoorbeeld asfaltpapier); bij flauwe dakhellingen (helling van minder dan of gelijk aan 30 graden) als een waterdicht onderdak noodzakelijk is; ten behoeve van de bescherming tegen weersinvloeden in de bouwfase en daarna als bescherming tegen stuifsneeuw, stof en eventuele lekkage.
3.4.9
Isolatiematerialen Indien isolatiemateriaal op het dakbeschot moet worden aangebracht, moet dit geschieden conform de voorschriften van de desbetreffende producent. Het materiaal moet zijn voorzien van een CE-markering die voldoet aan hEN 13984:2013.
3.4.10 Eindcontrole Alvorens het werk te verlaten, voert de persoon die verantwoordelijk is voor de interne kwaliteitsbewaking van het leidekkersbedrijf een eindcontrole uit, waarbij onder andere de volgende zaken worden afgecheckt en vastgelegd: Zijn de voorgeschreven verankeringen aangebracht? Is de voorgeschreven ventilatie aanwezig? Is er visuele schade aan de leibedekking, ontstaan bij de verwerking en/of afwerking? URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 22 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Is er voldoende overdekking in hoogte en breedte? Zijn de afdichtingen goed aangebracht bij aansluitingen, doorvoeren e.d..? Zijn de dakdoorbrekingen goed aangebracht? Zijn de goten e.d. schoon opgeleverd? Is het puin e.d., afkomstig van de leidekker, afgevoerd?
Zorg bij oplevering van een verdekt of vernieuwd dak ervoor dat reserveleien worden opgeslagen in de kapconstructie voor latere reparaties; bij Maasdekking 50 stuks en Rijndekking 75 stuks leien. Het spreekt voor zich dat als gebreken worden geconstateerd, corrigerende maatregelen moeten worden getroffen.
3.5
Veiligheidsvoorzieningen
3.5.1
Ladder of klimhaken Indien ladder- of klimhaken (ook wel veiligheidshaken genoemd) worden toegepast, dienen deze haken te voldoen aan NEN-EN 517-2006 ‘Geprefabriceerde toebehoren voor daken. Veiligheidshaken’. Ze worden toegepast op daken van monumenten voor het veilig kunnen uitvoeren van onderhoud en inspectie.
3.5.2
Veiligheidsankerpunten Veiligheidsankerpunten (verankeringsogen, kabelsystemen, railsystemen) worden dikwijls aangebracht op daken van gebouwen voor het veilig kunnen uitvoeren van onderhoud en inspectie. Als deze worden aangebracht, moeten ze voldoen aan NEN-EN 717-2006 ‘Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Verankeringsvoorzieningen – Eisen en beproeving’.
3.6
Verwerking van leien
3.6.1
Transport en opslag op de bouwplaats
Na aflevering van de leien in kratten op de bouwplaats dient het volgende gewaarborgd te zijn: Opslag van de kratten op een vlakke en droge ondergrond. De kratten mogen voor de visuele keuring niet op elkaar gestapeld worden en moeten voldoende bereikbaar zijn voor controle. Alle kratten dienen afgedekt te worden met een dekzeil om het indringen van water te voorkomen. Alle kratten met maasleien of sjabloonleien dienen eerst gesorteerd te worden in minimaal 3 diktes, alvorens met het aanbrengen van de leien kan worden begonnen. Bij Rijndekking in Oudduits de dekleien sorteren in hoogte, aflopend per 10 mm. Tijdens het transport op de bouwplaats moeten de leien met zorg behandeld worden om breuk en krassen te voorkomen. Op de steiger waar de leien worden verwerkt, worden de leien zo veel mogelijk staand opgeslagen om breuk te voorkomen De leidekker dient bij aflevering van de leien op de volgende punten te controleren: Een visuele controle om na te gaan of de geleverde lei overeenkomt met wat is besteld, aan de hand van een eerder door de importeur ter hand gesteld monster. Het gaat hierbij met name om kleur, vorm en afmeting. Bij aanvoer nagaan of de leien geen zichtbare gebreken vertonen als gevolg van transport en opslag. Nagaan of het keuringsrapport aanwezig is. Dit is een schriftelijk verslag van de visuele keuring. (Dit is niet van toepassing voor leien die op de markt zijn gebracht na het in werking treden van de Bouwproductenverordering (1 juli 2013).); URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 23 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Nagaan of de labels van de gemerkte kratten overeenstemmen met het keuringsrapport. (Dit is niet van toepassing voor leien die op de markt zijn gebracht na het in werking treden van de Bouwproductenverordering (1 juli 2013).)
Verder dient een visuele controle te worden uitgevoerd op onder andere de volgende aspecten: Oppervlak: Het oppervlak van voor- en achterzijde moet vrij zijn van carbonaat gevulde scheuren; 2 insluitsels groter dan 4 mm anders dan kubusvormig pyriet mogen niet voorkomen; 2 open defecten, schilfers groter dan 5 cm en barsten mogen niet voorkomen; de leien moeten helder klinken; maasleien moeten vlak en haaks zijn; controleer bij Rijndekking of de spijkergaten op de juiste plaats zijn aangebracht, namelijk minimaal 20 mm vanaf de rand; controleer of de leien met afgeschuinde hoeken op een juiste maat zijn afgeschuind. Afmetingen: De dikte van de leien dient individueel minimaal 3,0 mm en nominaal 4,1 mm te bedragen, als weergegeven in ‘Brochure Techniek 13, 2009’, gemeten volgens paragraaf 8.2 van de NEN-EN 12326-2-2011. (Dit is niet van toepassing voor leien die op de markt zijn gebracht na het in werking treden van de Bouwproductenverordering (1 juli 2013).) 3.6.2
Verankering leibedekking Conform het Bouwbesluit moet de dakbedekking worden verankerd zoals aangegeven in NEN 6707 ‘Bevestiging van dakbedekkingen. Eisen en bepalingsmethoden’. Op basis van deze norm is een Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) opgesteld, NPR 6708 ‘Bevestiging van dakbedekkingen. Richtlijnen’. Indien men dakbedekking verankert conform deze NPR, mag worden aangenomen dat aan de eisen uit het Bouwbesluit wordt voldaan. Een NPR heeft echter geen status, zodat bij geschillen, schadegevallen, e.d. altijd NEN 6707 de beoordelingsgrondslag zal vormen. Conform het ‘Besluit indieningvereisten aanvraag bouwvergunning’ dient bij een bouwaanvraag onder andere een berekening van de verankering en de bevestiging van de dakbedekking aangeleverd te worden, zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Indien geen bouwaanvraag vereist is (bijv. bij meldingsplichtige bouwwerken), dient men echter wel altijd aan dezelfde eisen te voldoen. Voorbeelden van meldingsplichtige bouwwerken zijn, onder bepaalde voorwaarden, garages, schuurtjes, fietsenhokken, serres, etc. (zie hiervoor Bouwbesluit Meldingsplichtige bouwwerken, Staatsblad 196 d.d. 27-4-1992 en de toelichting op de Model-bouwverordening 1992). De verankering van de leien op de onderconstructie dient te geschieden met verankeringsmiddelen zoals gespecificeerd in hoofdstuk 4.2.1.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 24 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.7
Maasdekking
3.7.1
Algemeen Bij Maasdekking kunnen leien volgens diverse dekkingspatronen worden verwerkt, afhankelijk van de beoogde toepassing en esthetische voorkeuren. Bij Maasdekking worden rechthoekige leien gebruikt, meestal van dezelfde afmetingen. Soms zijn de leien aan twee zijden afgehakt. Bij afgeronde leien spreekt men dan van een ‘Rensdak’ en bij afgehakte hoeken in het zicht van een ‘Lammekoppendak’. De leien worden altijd ‘in verband’ gelegd; de regen- en windrichting spelen bij Maasdekking geen rol. Deze varianten kunnen samen voorkomen in één dakschild, uitgevoerd in verschillende kleuren leien van dezelfde kwaliteit. Maasdekking is mogelijk bij dakhellingen van 30° tot 90°. Dakhellingen tussen 22° en 30° zijn toegestaan mits een waterdicht onderdak wordt aangebracht (bijvoorbeeld een spinvliesfolie). Bij spitsen en uivormige bekroningen op torens dient de bedekking stormvast bevestigd te zijn. e Bij de toepassing van leihaken wordt dit gerealiseerd door de leien van elke 3 rij te voorzien van 2 extra leinagels of 1 haak (zogenaamde zijnageling). Leien in Maasdekking worden aangebracht op een vlak dakbeschot of op leilatten. De leien worden vastgezet met leinagels of met leihaken, of een combinatie hiervan. De lengte van de leihaken wordt bepaald door de minimumoverlap van de leien, die afhankelijk is van de dakhelling, de dakschildlengte en de afmetingen van de lei (zie par. 3.7.3, o.a. Tabel 2 en 3). Tabel 1 geeft het minimaal aantal toe te passen leihaken en leinagels weer, afhankelijk van de gebouwhoogte en het windgebied, voor zadeldaken en lessenaarsdaken. Hou voor andere dakvormen dan zadel- of lessenaarsdaken het aantal leihaken of leinagels aan dat in de tabel staat voor lessenaarsdaken. Voor Maasdekking gelden verder de volgende voorwaarden: de leien worden aangebracht op een gesloten onderconstructie (gangbaar dakbeschot voldoet hieraan); de rekenwaarde voor het gewicht van de leien is ten minste 200 N/m² (enkele dekking), of; bij een lagere rekenwaarde wordt het aantal leihaken verhoogd met 1 haak voor iedere 54 N (of deel daarvan) dat de rekenwaarde lager is dan 200 N/m² (tussen 146 en 200 met 1 haak, tussen 92 en 146 met 2 haken, enzovoort); bij dakhellingen flauwer dan 30 graden en bij leien op latten zonder onderliggend beschot dient de bevestiging per geval te worden berekend, volgens de NEN 6707 ‘Bevestiging van dakbedekkingen. Eisen en bepalingsmethoden’.
Bij Tabel 1 geldt deze indeling van windgebieden. URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 25 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Tabel 1. Minimumaantal leihaken/nagels per m² dakvlak bij Maasdekking, afhankelijk van nokhoogte, windgebied en dakvorm
Nokhoogte gebouw in meters
windgebied I
zadeldak 0-2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 110 120 130 140 150
7 8 9 10 11 12 13 13 14 14 15 15 16 16 16 17 17 17 18 19 20 21 22 23 23 24 24 25 26 26 26 27 27 28 28 29 29 30 30 31
lessenaarsdak 9 11 12 14 15 16 17 18 19 19 20 20 21 22 22 22 23 23 24 26 27 28 29 30 31 32 33 34 34 35 35 36 36 37 37 38 39 40 40 41
windgebied II
windgebied III
zadeldak
lessenaarsdak
zadeldak
lessenaarsdak
5 5 7 8 8 9 10 10 11 11 12 12 13 13 13 14 14 14 15 16 17 18 19 19 20 21 21 22 22 23 23 23 24 24 25 25 26 26 27 27
7 7 9 10 11 12 13 14 15 15 16 16 17 18 18 18 19 19 20 21 23 24 25 26 27 28 28 29 30 30 31 31 32 32 33 34 34 35 36 36
4 4 4 5 6 7 7 8 8 9 9 10 10 10 11 11 11 11 12 13 14 15 15 16 17 17 18 18 19 19 19 20 20 20 21 21 22 22 23 23
5 5 6 7 8 9 10 11 11 12 12 13 13 14 14 15 15 15 16 17 19 20 21 22 22 23 24 24 25 26 26 26 27 27 28 29 29 30 31 31
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 26 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.7.2
Formaten De afmetingen van rechthoekige natuursteenleien zijn afhankelijk van de herkomst; zie hiervoor de documentatie van de betreffende leverancier/fabrikant. Hou bij voorkeur de historische aanwezige maat aan. Voor de Maasdekking moet de leihoogte ten minste drie maal de overlapping zijn en de breedte ten minste twee maal de overlap (zie Tabel 2 en 3).
3.7.3
Minimale overlapping De minimale overlap van de leien is afhankelijk van: de dakhelling: Naarmate de dakhelling afneemt (flauwer wordt) zal de minimumoverlap toenemen. de lente van het dakschild in horizontale projectie: Naarmate het dakvlak langer wordt, zal er meer water moeten worden afgevoerd en ontstaat er een grotere stroomsnelheid; de afmetingen van de lei: Over het algemeen zal men bij flauwere dakhellingen grotere leiafmetingen toepassen. Bij grotere leiafmetingen wordt ook een grotere overlap toegepast. de bevestigingswijze van de lei: Bij de bevestiging van de leien met leihaken dient de overlap groter te zijn dan bij een bevestiging met leinagels. Met de overlap (ook wel veiligheidswaarde genoemd) wordt bedoeld de overdekking van de leien van de derde rij over de leien van de eerste rij, zie onderstaande schetsen. Bij zijdelingse overlapping mogen de passtukken niet smaller zijn dan de helft van de breedte van de toegepaste lei. Bovendien bedraagt de minimale zijdelingse overlapping 5 cm. Hou bij het bestellen van de leien rekening met noodzakelijke bredere passtukken, door extra brede leien te bestellen. In Tabel 2 en 3 zijn de minimumoverlappen gegeven afhankelijk van de dakhelling, de lengte van het dakvlak in horizontale projectie, het windgebied en genagelde (Tabel 2) of gehaakte uitvoering (Tabel 3).
Tabel 2. Minimale overlap bij Maasdekking, afhankelijk van dekhelling en lengte dakvlak en windgebied in genagelde uitvoering Dakhelling in graden
Lengte dakvlak tot 5,50 m Windgebied
Lengte verticale leioverlap in mm Lengte dakvlak 5,51 m tot 11 Lengte dakvlak groter dan 11 m m Windgebied windgebied
Gebied III
Gebied II
Gebied I
≥ 22° ≥ 25° ≥ 30°
100 95 85
115 110 95
130 120 105
Gebied III
115 110 95
Gebied II
130 120 105
Gebied I
145 130 115
130 120 105
145 130 115
155 145 125
≥ 35° ≥ 40° ≥ 45° ≥ 50° ≥ 55° ≥ 60° ≥ 65° ≥70° ≥75° ≥80° ≥85° ≥90°
80 75 70 70 70 65 65 60 60 55 55 55
90 85 80 75 75 70 70 70 65 65 65 70
100 90 85 85 85 75 75 75 70 70 70 65
90 85 80 75 75 70 70 70 65 65 65 60
100 90 85 85 85 75 75 75 70 70 70 65
105 100 95 90 85 80 80 80 75 75 75 70
100 90 85 85 85 75 75 75 70 70 70 65
105 100 95 90 85 80 80 80 75 75 75 70
115 105 100 95 90 90 85 85 80 80 80 75
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 27 van 112
Gebied III
Gebied II
Gebied I
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Tabel 3. Minimale overlap bij Maasdekking, afhankelijk van dakhelling en lengte dakvlak en windgebied in gehaakte uitvoering Dakhelling in graden
Lengte dakvlak tot 5,50 m Windgebied Gebied III
Gebied II
≥ 22° ≥ 25° ≥ 30°
125 115 95
140 125 105
≥ 35° ≥ 40° ≥ 45° ≥ 50° ≥ 55° ≥ 60° ≥ 65° ≥70° ≥75° ≥80° ≥85° ≥90°
85 75 70 70 70 65 65 60 60 55 55 55
95 85 80 75 75 70 70 70 65 65 65 70
Gebied I
Lengte verticale leioverlap in mm Lengte dakvlak 5,51 m - 11 m Lengte dakvlak groter dan 11 m Windgebied windgebied Gebied III
Gebied II
Gebied I
Gebied III
Gebied II
Gebied I
*) 135 105
140 125 105
*) 135 115
*) 150 125
*) 135 115
*) 150 125
*) *) 135
100 90 85 85 85 75 75 75 70 70 70 65
95 85 80 75 75 70 70 70 65 65 65 60
100 90 85 85 85 75 75 75 70 70 70 65
110 100 95 90 85 80 80 80 75 75 75 70
100 90 85 85 85 75 75 75 70 70 70 65
110 100 95 90 85 80 80 80 75 75 75 70
120 110 100 95 90 90 85 85 80 80 80 75
Opm 1:*): Er is geen grotere lengte leihaak dan 150 mm. In die gevallen nagelen. Opm 2: Bij de cursief gedrukte dakhellingen (22º tot 35º) gaat het bijvoorbeeld om dakvlakonderbrekingen (zoals dakkapellen). Bij deze dakvlakken is een waterdicht onderdak verplicht.
3.7.3
Aanbrengen van de leilatten Na het eventueel aanbrengen van de tengels worden de leilatten van de juiste afmeting aangebracht (zie par. 4.1.4 en 4.1.5). De hart-op-hartafstand van de leilatten is afhankelijk van het formaat van de leien en de minimaal vereiste verticale overlap. De hart-op-hartafstand van de leilatten is te berekenen met de volgende formule: hoogte leioverlap –––––––––––––– 2
(+ 0,5 cm)
Indien men leien rechtstreeks met leihaken op het dakbeschot aanbrengt, dient men rekening te houden met 0,5 cm speling tussen bovenkant lei en de leihaak.
3.7.4
Aanbrengen van de leien Verwerk de gesorteerde leien als volgt: De dikste leien komen onderaan en de dunste bovenaan het dakvlak. Dit gaat het ontstaan tegen van ‘gapers’ (openstaande lei-onderzijden door dikteverschillen van de leien onderling). Transporteer de leien, in verband met breukgevaar, voorzichtig naar het dak. Breng vervolgens de smetlijnen aan, zowel horizontaal als verticaal. Gebruik leinagels voor de bevestiging van de voetleien, de hoekleien en de kopleien. De gaatjes worden vanaf de achterzijde van de leien aangebracht. De leinagel kan
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 28 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
-
-
-
hierdoor ‘los-vast’ verzonken worden ingeslagen (bij te los ingeslagen nagels kunnen de leien gaan klepperen). Breng de onderste rij leien (de voetleien) als eerste aan, met daartussen de onderste rij haken. De hoogte van deze leien komt overeen met het zichtvlak plus de overlap. Zet de voetleien vast met nagels. Tussen deze leien wordt dan de eerste rij leihaken geplaatst. Om het keperen van de onderste leien te voorkomen, laat men de muurplaat iets doorlopen of wordt er onderaan de voet van het dakbeschot een tengel van 6 tot 12 mm dik aangebracht. Dit geeft de eerste laag leien de nodige schuinte. Breng het voetlood over deze tengel aan. Breng leihaken aan in de voegen tussen de leien. Schuif de leien in de leihaken. De leien moeten losvast in de haak zitten. De leien worden van onder naar boven (trapsgewijs) aangebracht. Bevestig de leihaken steeds op de snijpunten van de verticale en horizontale smetlijnen, of op 5 mm van bovenkant leilat op de horizontale smetlijn. De leien worden zijdelings gesteund door de haken van de bovenliggende rij leien. De afstand tussen de leien (horizontaal) is niet groter dan de dikte van de leihaak. Zorg dat de haken niet in de naden van het dakbeschot terecht komen.
Bij gebruik van leinagels in plaats van leihaken werkt men in dezelfde volgorde. De nagels moeten tenminste 40 mm van de rand van de lei worden aangebracht, vlak boven de onderliggende lei. Bij genagelde uitvoering dient het dakbeschot, bestaande uit houten delen, bij voorkeur horizontaal te lopen.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 29 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.8 Rijndekking 3.8.1 Bevestiging Rijndekking Voor de bevestiging van leien dient de leidekker bij Rijndekking aan de volgende minimale voorwaarden te voldoen: Voor dekleien, afhankelijk van de grootte, minimaal 3, resp. 4 leinagels per lei. Bevestig op windgevoelige plekken (zoals achter opgaand muurwerk van torens) dekleien met minimaal 4, resp. 5 leinagels over een breedte van minimaal 5 meter, tenzij nadrukkelijk anders in het bestek is voorgeschreven. Begin- en eindorten: minimaal 3 leinagels per lei, of meer als de grootte en vorm van de leien dit in bepaalde situaties vereist. Voetleien: minimaal 3 leinagels per lei, of meer als de grootte en vorm van de leien dit vereist. Uitvulleien: minimaal 3 leinagels per lei, of meer al de grootte van de leien dit vereist. Stroomleien: minimaal 4 leinagels per lei, of meer als de grootte van de leien dit vereist. De lengte van de leinagels is minimaal 30 mm en voor orten 40 mm. De leidekker die deze richtlijnen voor bevestiging volgt, voldoet daarmee ruimschoots aan de eisen in 2 NPR 6708 wat betreft het minimumaantal leinagels per m dakvlak – gerekend naar het aantal leien per m². Voor leien in grootte 1/4 volgen uit bovenstaande aanwijzingen bij een aantal van 23 leien per m² al minimaal 68 bevestigingspunten. Dit loopt bij leien in grootte 1/16 op tot minimaal 105 bevestigingspunten.
3.8.2
Formaten De toepassing van Rijndekking is sterk gebonden aan de hoogte van het gebouw, de daklengte en de vorm van het dakvlak, zie afb MR 01 ‘Benamingen dakvlak’ in Bijlage 3. Hou de afmetingen uit Tabel 4 aan, tenzij anders in het bestek wordt voorgeschreven: Tabel 4. Toepassing verloop in de grootte van leien bij Rijndekking, in relatie tot daklengte van voet tot nok Lengte dakvlak Tot 5 meter
Oudduits normale Hieb 1/12 tot 1/16
Tot 10 meter
1/8 tot 1/12
Tot 15 meter
1/4 tot 1/12
Meer dan 15 meter
1/2 tot 1/12
Torenspitsen tot 10 meter Torenspitsen tot 15 meter Torenspitsen tot 25 meter
1/12 tot 1/32 1/8 tot 1/32 1/4 tot 1/32
Sjabloon 280 x 230 mm of 260 x 210 mm 320 x 250 mm of 300 x 250 mm 340 x 280 mm of 320 x 250 mm 400 x 300 mm of 340 x 280 mm 280 x 230 mm of 260 x 210 mm 320 x 250 mm of 280 x 230 mm 340 x 280 mm of 320 x 250 mm
Scherpe Hieb Grootte 3 en 4 Grootte 3 en 4 Grootte 2 t/m 4 Grootte 1 t/m 4 Grootte 3 t/m 5 Grootte 2 t/m 5 Grootte 2 t/m 5
Opm. Bij torenspitsen tot 10 meter hoogte is uitgegaan van een grondvlak van 4 x 4 meter, tot 15 meter van een grondvlak van 6 x 6 meter en tot 25 meter van een grondvlak van 7,5 x 7,5 meter.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 30 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.8.3
Minimale overdekking De minimale overdekking in procenten bij Rijndekking (zie Tabel 5) is afhankelijk van: enkele of dubbele dekking; normale Hieb of scherpe Hieb bij een flauwere dakhelling. Met overdekking (ook wel veiligheidswaarde genoemd) wordt bedoeld: de overdekking van de leien in de hoogte en zijwaarts in procenten. Bij de zijdelingse overdekking en de overdekking in de hoogte zijn de procenten afgeleid van de vorm van de deklei in een normale Hieb of een scherpe Hieb, en niet van de breedte van de lei. Zie afb. RD02 en RD03 in Bijlage 3.
3.8.4
Grootte van de leien De grootte van de leien is afhankelijk van toegepaste dakhelling. Naarmate de leien kleiner worden, kunnen deze alleen bij een steilere dakhelling worden toegepast. Als richtlijn gelden onderstaande Tabel 6 voor Rijndekking in Oudduits en Tabel 7 voor Rijndekking in sjabloon.
Tabel 5. De overdekking in mm’s in relatie tot de grootte van de lei bij rijndekking in Oudduits Hoogte lei
420 410 400 390 380 370 360 350 340 330 320 310 300 290 280 270 260 250 240 230 220 210 200 190 180 170 160 150
Overdekking normale Hieb in hoogte en zijdelings normale Hieb 29% 122 119 116 113 110 107 104 101 99 96 93 90 87 84 81 78 75 73 70 67 64 61 58 55 52 50 50 50
Zijdelingse overdekking scherpe Hieb 38%
160 156 152 148 144 141 137 133 129 125 122 118 114 110 106 103 99 95 91 87 84 80 76 72 68 65 61 57
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 31 van 112
Overdekking in hoogte scherpe Hieb 34%
143 139 136 133 129 126 122 119 116 112 109 105 102 99 95 92 88 85 82 78 75 70 68 65 60 58 54 51
Grootte
1/1
1/2
1/4
1/8
1/12
1/16
1/32
1/64
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Tabel 6. Grootte dekleien bij Rijndekking in Oudduits met Rheinnische Hieb Sortering 1/1 ½ ¼ 1/8 1/12 1/16 1/32 1/64
Hoogte deklei in mm 500-400 420-360 380-320 340-280 300-240 260-200 220-160 180-110
Breedte deklei in mm 420-320 380-280 340-250 300-230 260-200 220-170 180-130 160-110
Toegelaten dekhelling alleen dubbele dekking 22-30° * 25-35° 30-40° 35-50° 40-60° 50-90° 60-90°
Tabel 7. Grootte en overdekking dekleien bij Rijndekking in sjabloon Grootte in hoogte en breedte in mm 360 x 280 340 x 280 320 x 280 320 x 250 300 x 250 280 x 230 260 x 210 240 x 210 240 x 190 220 x 190 220 x 170 200 x 150 180 x 150
Overdekking, zijdelings en in hoogte 29% 104 99 93 93 87 81 75 70 70 64 64 58 52
Toegelaten dakhelling 25-35° * 30-40° 30-40° 30-40° 35-50° 35-50° 40-60° 40-60° 40-60° 50-90° 50-90° 50-90° 60-90°
* NB Bij deze dakhelling is een waterdicht onderdak vereist.
3.8.5
Bepaling stijglijn Voor begonnen wordt met dekken, moet eerst de juiste hellingshoek van de opgaande rijen dekleien (stijglijn) bepaald worden. Over het algemeen geldt: hoe steiler de helling van het dakvlak, hoe flauwer de benodigde stijglijn. Bij aankappingen geldt dat het grote dakvlak bepalend is voor het uitzetten van de stijglijn. Bij wanden en trommels van toren- of koepelbekroningen geldt geen stijglijn, maar worden de leien in horizontale banen bevestigd, met inachtneming van de heersende windrichting. Bepaal de windrichtingen per dakvlak met een kompas. Voor het bepalen van de stijglijn wordt gebruikgemaakt van 2 methoden: Methode A, zie Bijlage 3: afb. RD05 en RD06 Op het dakbeschot wordt op een horizontale lijn AB 2 loodlijnen AC en BD opgericht. Vanuit B wordt een lijn BE getrokken, zodanig dat BE gelijk is aan de dakhelling ten opzichte van de horizon. Daarna wordt een kwart cirkel getrokken vanuit B met AB als straal. Deze snijdt BE en BD respectievelijk in Q en R. Trek vervolgens door Q een lijn evenwijdig aan AB naar snijpunt S op AC. De lijn die dan door S en R wordt getrokken, is de hellingshoek van de schubleien. Methode B, zie Bijlage 3: afb. RD08
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 32 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Hierbij wordt de stijglijn bepaald met behulp van een tabel. Daarbij wordt de dakhelling in graden over 1 meter horizontaal op het dakvlak uitgezet. Vervolgens word aan één zijde een hoogte uitgezet uit de tabel (bijvoorbeeld 140 mm bij een dakhelling van 60°), waarna beide punten door een schuine lijn (= de stijglijn) worden verbonden. 3.8.6
Aanbrengen van de voetleien Eerst wordt de stijglijn bepaald en door middel van een smetlijn op het beschot aangebracht. Vervolgens wordt de voet aangebracht met behulp van voetstenen. Het begin van de dekleien moet minimaal 70 mm boven de dakvoet beginnen (zie Bijlage 3: afb. RD10). De voetleien moeten worden geleverd of gehakt in de voorgeschreven vormen, afhankelijk van de uitgezette stijglijn (zie Bijlage 3: afb. RD10). Hou hierbij rekening met de ‘draad’ of structuur van de lei.
3.8.7
Aanbrengen van de dekleien Elke deklei tot grootte 1/4 bij normale Hieb, tot grootte 2 bij scherpe Hieb of sjabloon 300 x 280 mm, moet minimaal met 4 leinagels worden vastgezet. Kleinere dekleien moeten minimaal met 3 leinagels worden vastgezet, waarbij de bevestiging zodanig moet zijn dat minimaal 50% van de hoogte van de lei met nagels op het beschot is bevestigd. De nagelgaten dienen minimaal 20 mm van de zijden aangebracht te zijn, waarbij de gaten aan de achterzijde van de leien zijn aangebracht. De leinagels kunnen hierdoor ‘los-vast’ verzonken worden ingeslagen, zie Bijlage 3: afb. RD02. Dekleien tot 5 meter achter torens en andere hoog opgaande muren moeten, in verband met sterke zuiging van de wind, met minimaal 5 respectievelijk 4 leinagels, afhankelijk van de grootte, worden vastgezet. Dek de dekleien met de hiel van de lei iets doorhangend, zodat een druippunt wordt geformeerd, zie Bijlage 3: afb. RD05. De dekleien moeten aan de onderkant een gesloten vlak vertonen, er mogen geen gapers zichtbaar zijn. Begin waar de beginorten komen met brede dekleien en pas schuin naar boven toe de smallere dekleien toe. Beginorten sluiten beter aan op brede dekleien en eindorten zijn gemakkelijker te bevestigen bij smallere dekleien. Smalle dekleien mogen over brede leien gezet worden, of brede dekleien over smalle, volgens Bijlage 3, afb. RD04. Breng dekleien aan van de heersende windrichting (regen/windzijde) af, met links of rechtsdekkende leien, zie Bijlage 3: afb. RD09.
3.8.8
Aanbrengen van de beginorten Beginorten moeten in de juiste vorm gehakt worden volgens Bijlage 3, afb. RD11 t/m 15. De beginorten mogen ook met een peervormige beëindiging worden gehakt. In het bestek wordt omschreven welke vorm wordt toegepast. Beginorten moeten toegepast worden bij opgaande muren en topgevels, bij hoekkepers, langs kilgoten en langs alle dakdoorbrekingen zoals dakhuizen, dakkapellen, dakvensters, lichtstraten, luiken, schoorstenen, ladder- en klimhaken, etc.. Er kan voor gekozen worden om bij ladder- en klimhaken en killen geen begin- of eindort toe te passen.
3.8.9 Aanbrengen van de eindorten Eindorten moeten in de juiste vorm gehakt worden volgens Bijlage 3, afb. RD16 t/m 22. De eindorten mogen ook met een peervormige beëindiging worden gehakt. In het bestek wordt omschreven welke vorm wordt toegepast. Eindorten moeten gestaffeld worden aangebracht, waarbij afhankelijk van de aanwezig of gewenste situatie 2 eindorten per rij, 3 eindorten per 2 rijen of 4 eindorten aflopend per 2 rijen kunnen worden aangebracht. In het bestek staat aangegeven voor welke situatie is gekozen. Eindorten moeten toegepast worden bij opgaande muren en topgevels, bij hoekkepers, langs URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 33 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
kilgoten en langs alle dakdoorbrekingen zoals dakhuizen, dakkapellen, dakvensters, lichtstraten, luiken, schoorstenen, ladder- en klimhaken, etc.. 3.8.10 Uitvullen dakvlak en stroomlaag Breng vulleien aan om dakvlak horizontaal af te werken tot op de stroomlaag. Breng de stroomlaag aan van de heersende windrichting af, met op het eind een beginlei en een sluitlei. De vorm van de sluitleien is, afhankelijk van de dekleien, in respectievelijk normale Hieb of scherpe Hieb, zie Bijlage 3: afb. RD23. Vernagel alle sluitleien met 4 koperen nagels van minimaal 40 mm, over een hoogte van 75% van de lei, zie Bijlage 3: afb. RD23.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 34 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.9
Aandachtspunten bij de detaillering van zowel Maas- als Rijndekking
3.9.1
De goot Zie Bijlage 3: MR02 en MR04. Om het keperen van de onderste leien te voorkomen, wordt onderaan de voet van het dakbeschot een tengel van 10 tot 12 mm dik aangebracht, om de eerste laag leien de nodige schuinte te geven. Dit latje moet onder het voetlood worden aangebracht. Soms is het onderste deel van het dakbeschot opgedikt door toepassing van een schegstuk. Vóór het plaatsen van de voetleien wordt het voetlood aangebracht en voorzien van een felskant of ingewerkt tussen de houten delen van het dakbeschot. Breng de voetlood aan met een overlap van tenminste 100 mm en niet langer dan 1 m. Het voetlood moet van de overheersende windrichting afgedekt zijn. De breedte van het voetlood is in het bestek omschreven. Er mag niet met nagels door het voetlood worden gespijkerd, met uitzondering van de vernageling van het voetlood zelf aan de ondergrond. De onderkant van de voetleien eindigen tenminste 30 mm boven de vooropstand van de goot en steken circa 10 mm voorbij de onderzijde van het dakbeschot. De voetleien worden in het midden (verticaal gezien) van de voetleihoogte bevestigd. In de breedte worden de voetleien op circa 40 mm vanuit de zijkant van de lei van een nagel voorzien. De leidekker begint aan de linker- en rechterzijde van het dak met het plaatsen van een halve voetlei om de daaropvolgende overlappende hele lei goed te kunnen verankeren. Bij bevestiging met leihaken worden tussen de voetleien leihaken geplaatst voor de overlappende leien. Deze leihaken steken circa 10 mm voorbij de voetleien, zodat deze door de overdekkende rij geheel wordt afgedekt. Vervolgens kan het dak met hele leien worden gedekt.
3.9.2
Nokaansluiting Zie Bijlage 3: detail MD10 en detail MR7. De nokaansluiting kan op de volgende manieren worden uitgevoerd, namelijk: a. met noklood over een ruiter; b. met stroomlaag en lood; Voor een goede nokaansluiting en bevestiging van de leien dient het bovenste houten deel van het dakbeschot een hele plank te zijn. Eventueel uitvullen van het dakvlak dient daaronder pas te gebeuren. a. Nok met noklood over een ruiter Op de ruiter is aan weerszijden een afgeronde lat bevestigd. De ruiter dient op de ondergrond mechanisch te worden bevestigd, overeenkomstig NEN 6707, bijvoorbeeld met ruitersteunen (rekenwaarde voor de bevestiging tenminste 1.000 N/m). Het bekleden van de ruiter kan met lood dat uit drie delen bestaat, maar ook met lood dat uit één stuk bestaat (loodkwaliteit minimaal Code 25 rood (kg/m²). Bij de bekleding van de ruiter met lood uit één stuk dient de ontwikkelde loodbreedte te worden opgemeten. De lengte van de loodstroken mag in verband met de werking van het lood niet groter zijn dan 1 m en moet worden aangebracht met een overlap van tenminste 100 mm, rekening houdend met de meest voorkomende windrichting. Voer de bevestiging van het lood op de zijkant van de ruiter uit met rvs-nagels waarbij over de nagel een trotseerloodje wordt gesoldeerd. Bij de aansluiting van het lood op de leien kan bij toepassing van leihaken het lood in de leihaak worden geschoven. Indien de leien worden bevestigd door middel van nagels, dient aan de onderzijde van de loodstroken een felskant te worden aangebracht. De overlapping van het lood over de leien moet minimaal 50 mm bedragen.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 35 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
Bij de montage van de driedelige loodnokconstructie wordt eerst ter weerszijden van de nok de strook lood bevestigd en tegen de ruiter vastgezet. Hierna wordt de strook zodanig op de ruiter geplaatst dat de onderliggende strook tenminste 70 mm wordt overlapt. Ook bij deze constructie mag de loodstrook niet langer zijn dan 1 m en wordt bij de verwerking rekening gehouden met de meest voorkomende windrichting. b. Nok met stroomlaag en lood Door het plaatsen van een stroomlaag met verticaal of horizontaal geplaatste leien kan een soms voorkomend maatprobleem worden opgelost. De onderzijde van de bovenste lei die niet wordt overdekt kan aan de onderzijde worden afgerond. De verticale overlap van de stroomlaag op de onderliggende leien dient dezelfde te zijn als op het overige dak is toegepast. Voor de horizontale overlap van de leien die in de stroomlaag worden toegepast wordt ‘maashoogte’ aangehouden. De sluitlei van de stroomlaag wordt altijd een volle lei uit de gevel geplaatst. Het lood moet worden aangebracht met een overlap tot de hoogte van de maas van de dakleien. 3.9.3
Dakdoorbrekingen Zie Bijlage 3: detail MD11 en 12 en detail RD28, 29 en 30. Beëindigingen naast dakdoorbrekingen moeten bij een Maasdekking altijd worden uitgevoerd met een hele lei (en daaronder en boven een halve lei). Hierna weer zo snel mogelijk terug naar het halfsteens verband. Beëindigingen naast dakdoorbrekingen, zoals schoorstenen, dakkapellen, dakvensters, luiken, monnikskappen, ladder of klimhaken, dienen uitgevoerd te worden met begin- en eindorten zoals bij het begin en beëindiging van dakvlakken. Bij de aansluiting met opgaand metselwerk en dakkapellen wordt (bij het gebruik van indeklood) om de leienrij een indeklood geplaatst met een breedte van tenminste 75 mm en een verticale opstand van tenminste 75 mm. De lengte van het indeklood dient dezelfde maat te hebben als de lengte van de lei. Hierbij moet het indeklood steeds 10 mm terug liggen van de onderzijde van de overlappende lei, zodat het lood uit het zicht blijft. Eventueel te plaatsen loketten in het metselwerk worden tenminste 45 tot 50 mm in het metselwerk ingeslepen en voorzien van een felskant met loodproppen of loodklemmen in de voeg vastgezet. De loodloketten worden verzwaard met een kliskant en moeten doorlopen tot op de leibedekking. Breng de loodslabben aan met een overlap van minimaal 100 mm. Bij aansluiting van het voetlood dient een overlap op de onderliggende leien aanwezig te zijn net als de overlap van de leien onderling. Bij bevestiging van de leien met leihaken kan het lood doorlopen tot in de haak. Aansluitingen met dakdoorvoeren en dakvensters worden op dezelfde wijze uitgevoerd. Bij dakvensters worden veelal speciale gootstukken en loketten geleverd ten behoeve van het indekken in leien. Indien de opgaande aansluiting tussen het leiendak en het metselwerk met een verholen goot plaatsvindt, dan moeten de leien tenminste 30 mm doorsteken over de breedte van deze verholen goot. Extra aandacht is nodig voor de aansluiting aan de onderzijde van deze dakdoorbrekingen, omdat hier het water uit de verholen goot op het leien dak wordt teruggevoerd. Om deze aansluiting goed af te dichten moet de verholen goot op tenminste 150 mm voor het uitlooppunt worden geknikt (opstanden inknippen en solderen) waardoor de uitloop naar boven op het leiniveau komt en de hoekaansluiting afgedicht blijft (let op stuifsneeuwdichtheid).
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 36 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
3.9.4
Gevelaansluiting Zie Bijlage 3: detail MR13, 14 en 15. Bij de gevelbeëindiging van leien met een windveer kunnen de leien op dezelfde wijze worden beëindigd als bij de normale dakdoorbreking. Bij Rijndekking met begin- en eindorten. De in te voegen loodloketten moeten echter breder zijn, omdat zij over de windveer heen gedekt moeten worden (kwaliteit lood is tenminste 25 kg/m²). De overlap van de loketten is als de overlap van de leien. Eventueel kunnen de loodloketten worden vastgezet met leinagels. Het is ook mogelijk het lood alleen verticaal op te zetten tegen de windveer en dat een zinken of koperen klemlijst over de windveer wordt bevestigd.
3.9.5
Kilgoten Zie Bijlage 3: detail MD08 en detail RD20. Het kilgootdetail kan worden uitgevoerd als open kilgoot van zink, lood of koper of als een gesloten kilgoot met loden vliegers. a. Open kilgoot De breedte van de kil is afhankelijk van de lengte van het dakvlak. De lengte van het lood bedraagt nooit meer dan 1 m. Ter weerszijden van de kilgoot moet een felskant worden aangebracht, enerzijds om een opstand tegen opstuwend water te krijgen en anderzijds om deze met klangen vast te kunnen zetten. Breng na montage van de kilgoot ter weerszijden een strook lood aan met een breedte van tenminste 150 mm, voorzien van een felskant. De strook lood dient de kil tenminste 70 mm te overlappen, terwijl de breedte over het naast de kil gelegen houtwerk ook tenminste 70 mm dient te zijn. De loodstroken overlappen elkaar tenminste 100 mm en worden vastgezet met – rvs-nagels. Doordat de loodbreedte 2 x 70 mm wordt, kan de leibedekking gelijk met de zijkant van de kilgoot worden beëindigd. Bij een dakhelling van 90° of meer, dan wel bij een nauwe kil, dient men een brug aan te brengen in het diepste punt van de kil, die dienst doet als waterkering. Hou de leien die aansluiten bij de kilgoot zo groot mogelijk en gelijk van afmetingen. Alleen bij steile daken (met een helling van meer dan ca. 60 graden) kunnen leidelen van dezelfde grootte met een maatverschil (in de breedte) van een halve lei verspringend worden toegepast. Bevestig leidelen langs de kilgoot altijd met tenminste 3 leinagels. b. Gesloten kilgoot Bij deze kiluitvoering, waarbij geen metalen kilgoot wordt toegepast, loopt de leibedekking tot in het kilsnijpunt door. Begin ook hier met de grootst mogelijke leiafmeting. Tussen de leirijen worden loodloketten verwerkt van minimaal Code 20 blauw kg/m² en een hoogte gelijk aan de leihoogte. Hou het lood 10 mm vrij van onderkant lei. c. Doorgedekte kil Documenteer met leien doorgedekte killen vóór het verwijderen. Pas deze indien nodig in overleg met de directie aan qua detaillering en breng ze op dezelfde wijze weer aan.
3.9.6
Hoekkeper Zie Bijlage 3: detail MD06 en 07. Voor de hoekkeperdetails geldt hetzelfde als voor de nokdetails. Hoekkepers kunnen worden uitgevoerd met lood over de hoekkeper (ruiter), met vlinders van lood of met een stroomlaag en lood of als Duitse hoek. Hou de leien die aansluiten aan hoekkeper zo groot mogelijk en gelijk van afmetingen. Bevestiging met tenminste drie nagels. Daarna zo snel mogelijk terug naar het halfsteens verband. Bij Rijndekking met begin- en eindorten.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 37 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
De afdekking van hoekkepers kan worden uitgevoerd met indekloketten die over de keperlatten zijn gezet of tegen de keperlat zijn opgezet. De indekloketten mogen nergens onder de leien uitkomen. De afmetingen en de zwaarte van het lood staan in het bestek omschreven. De keper wordt daarna afgedekt stroken lood van 1 m, gefelst of met een lapnaad. Voor de lapnaad geldt een overlap van 100 mm. De afdekking van hoekkepers kan uitgevoerd worden met indekloketten die tot 30 mm boven de keperlat worden opgezet, vervolgens omgezet mee worden gefelst met een dekroef en langs de keperlat naar beneden geklopt. Breng de dekroef in lengte van maximaal 1 m aan. De indekloketten mogen nergens onder de leien uitkomen. De afdekking van hoekkepers kan uitgevoerd worden met lood in lengte van 1 meter, onder de leien op het dakbeschot vastgezet, ballonvormig opgezet en na het aanbrengen van de leien plat over de leien wordt gedreven. Voor de lapnaad geldt een overlap van 100 mm. 3.9.7
Veiligheidsvoorzieningen Zie Bijlage 3: afb. MD13 en afb. MR26 en 27. Zie voor de plaatsing en bevestiging paragraaf 7.1. Dekleien sluiten op de ladder- klim- en veiligheidshaken aan met beginorten en eindorten volgens afbeelding 26 en 27. Er kan gekozen worden om bij ladder- en klimhaken en killen geen begin of eindort toe te passen. Het indeklood dient zodanig aangebracht te worden dat nergens lood onder de leien uitsteekt. Het lood mag alleen onder en over de ladder- of klimhaak zichtbaar zijn. Zie afbeelding MR27.
3.9.8 Aansluitingen bij een knik Zie Bijlage 3: afb. MR11 en 12. Knikken naar binnen komen onder andere voor bij aankappingen en bij insnoeringen van torens. Deze dienen zodanig uitgevlakt te worden met hout of plaatmateriaal dat een vloeiend verloop ontstaat voor het doordekken van de leien. Het formaat van de leien dient hierop wel aangepast te zijn. Bij sterkere knikken: het dakvlak tot de knik aan de bovenzijde uitvullen en voorzien van een stroomlaag, een strook lood boven de knik bevestigen en erboven weer met voetleien de bedekking opnieuw opzetten. De breedte van het lood is in het bestek voorgeschreven. De lengte van de loodstroken mag in verband met de werking van het lood niet groter zijn dan 1 m en moet worden aangebracht met een overlap van tenminste 100 mm, rekening houdend met de heersende windrichting. 3.9.9
Afwerking boeiboord Zie Bijlage 3: afb RD33. Breng leien in de voorgeschreven grootte en vorm aan voordat de gootbekleding wordt aangebracht. Vernagel de leien met minimaal 4 nagels per lei over een hoogte van 75% op dezelfde wijze als een stroomlaag. Zet de leien tegen wegvallen per lei vast met een leihaak van minimaal 80 mm. Dek de bovenzijde onder de kraal af met een strook lood, lengte 1 m, zwaar 15 kg/m², rekening houdend met de heersende windrichting.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 38 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
4.
Eisen aan toegepaste materialen
4.1
Eisen aan bevestigingsmiddelen Voor de bevestiging van de leien kunnen de volgende verankeringsmiddelen worden toegepast: a. Leihaken: type B216 die ten minste uit rvs-draad Ø 2,7 mm gevormd worden (zie Bijlage 3: afb. MD03). De haken hebben ten minste kwaliteit AISI 316. De overige afmetingen van de leihaak zijn afhankelijk van de leioverlap en de dikte van de lei. b. Leinagels koper: type platkopnagel met gekartelde stift. Draaddiameter ten minste 3 mm met een lengte van 32 mm voor natuursteenleien met een dikte tot 7 mm. Voor dikkere leien dient de leidekker de afmetingen van de leinagels dusdanig aan te passen, dat deze voldoen aan de prestatie-eis conform NEN 6707. c. Leinagels rvs: type platkopnagel met gekartelde stift. Draaddiameter ten minste 2,8 mm met een lengte van 32 mm. Indien het dakbeschot te hard is voor de toepassing van koperen leinagels (bijvoorbeeld eiken) kunnen leinagels van rvs worden toegepast. - Functionele eis: voldoende weerstand bieden tegen windbelasting conform NEN 6702, NEN 6707 en NPR 6708. - Prestatie-eis: aantonen door middel van berekening of beproeving (zie NEN 6707). Kwaliteit: a. Leihaken: roestvast staal (rvs), ten minste AISI 316 conform UA Steel Products Manual of gelijkwaardig aan NEN–EN 10088-3. b. Leinagels koper: koper, 99,9% zuiver rood koper dan wel een aantoonbaar vergelijkbare kwaliteit. c. Leinagels rvs: roestvast staal (rvs) ten minste AISI 316 conform USA Steel Product Manuel, of gelijkwaardig aan NEN-EN 10088-3, die voldoen aan hEN A1. d. De lengte (L) van de leihaak (binnenmaat) is de vereiste overlap + 2x de draaddiameter. De bekbreedte (binnenmaat) van de leihaak is de gemiddelde leidikte + 1 mm. In afwijkende gevallen (bijvoorbeeld als de nagels onder het dakbeschot doorsteken, of onvoldoende hechtlengte aanwezig is) dienen de afmetingen te worden aangepast (bijvoorbeeld dikker, zodat dezelfde uittrekwaarde wordt verkregen). Bij renovatie dienen de afmetingen te worden bepaald, rekening houdend met de dikte van het dakbeschot. Eventueel kunnen schroefdraadnagels worden toegepast. Toelichting Van de toegepaste verankeringsmiddelen anders dan de hiervoor omschreven leihaak Type B2316 en leinagels, dient een gecertificeerd bedrijf ten genoegen van de certificatie-instelling een beproevingsrapport te overleggen, waarin de beproevingsresultaten zijn weergegeven conform NEN 6707.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 39 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
4.2
Eisen aan hulpmaterialen
4.2.1
Lood Voor het toegepaste lood voor loketten en dergelijke dient minimaal de navolgende kwaliteit te worden gebruikt (overeenkomstig NEN-EN 12588 en Informatieblad Bouwlood van de Stichting Bouwlood, laatste uitgave), voor zover niet elders (bestek o.i.d.) is bepaald. Voor: noklood: minimaal Code 25 rood (kg/m²); vlindernok: Code 18 geel (kg/m²); hoekkeperlood: minimaal Code 20 blauw (kg/m²); afhankelijk van de situatie en detaillering; killen en verholen goten (zgn. Keulse goot): Code 25 rood (kg/m²); indek- of onderloketten verdekt tegen opgaand werk: minimaal Code 15 groen (kg/m²); afhankelijk van de situatie en detaillering; kil en leigoten: minimaal Code 25 rood (kg/m²); afhankelijk van de situatie en detaillering; invlechten (bijv. vlechthoek bij hoekkepers): Code 12 (kg/m²); vlinderloketten op hoekkepers met leien gedekt: Code 20 blauw (kg/m²); voetlood en muurloketten: Code 25 rood (kg/m²); lodenmutsen: minimaal Code 30 zwart (kg/m²); afdeklood boeiboord: minimaal Code 15 groen (kg/m²); afhankelijk van de situatie en detaillering; goten: minimaal Code 30 zwart (kg/m²); kniklood: Code 25 rood (kg/m²); toepassen boven de 45°.
Om de kruipweerstand te verhogen, dient het lood 0,03 tot 0,06% koper te bevatten. Op plaatsen waar het lood rechtstreeks in aanraking kan komen met het buitenklimaat, verdient het aanbeveling om het lood te patineren of te behandelen met een daarvoor geschikte beschermlaag (NEN-EN 12588). Ter informatie wordt verwezen naar RCE-info nr. 35 ‘Bladlood op monumenten, loodaansluitingen’. 4.2.2
Zinkwerken Het bladzink dat wordt toegepast, moet bestaan uit bandgewalst titaanzink (dit is zink met een zuiverheid van ten minste 99,7% waaraan circa 0,3% andere materialen zijn toegevoegd, waaronder titaan). Het kwaliteit van het bladzink moet voldoen aan NEN-EN 988 en BRL 2034. De dikte is afhankelijk van de toepassing, maar mag in geen geval dunner zijn dan 1.1 mm, zie onder andere BRL 5212. Ingeval leien worden toegepast waarin kiezelzuur voorkomt, dient het zink te worden voorzien van een daarvoor geëigende coating. Ter informatie wordt verwezen naar RCE-info nr. 35 ‘Bladzink op monumenten’.
4.2.3
Koper Voor bladkoper wordt alleen zuurstofvrij fosfor geoxideerd koper toegepast, volgens de Europese norm NEN-EN 1172, bekend onder de code SF-Cu of Cu-DHP, laatste uitgave. Het bladkoper dat wordt toegepast dient te bestaan uit halfhard koper (R240 of F24) voor voetkoper en goten. Voor complexe dakvormen dient dit te bestaan uit zacht koper (R220 of F22). De dikte van het bladkoper is afhankelijk van de toepassing, maar mag in geen geval dunner zijn dan 0,8 mm. Zie o.a. BRL 5212. Ie voor meer informatie RCE-info nr. 33 ‘Bladkoper op monumenten’.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 40 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
4.2.4
Dakluiken Dakluiken worden bij voorkeur in zink of koperafwerking uitgevoerd. Voer herstellingen uit met geëigende materialen die voldoen aan hEN 13659:2004+A1:2008A1:2012.
4.2.5
Monnikskappen Monnikskappen worden bij voorkeur in lood of koper uitgevoerd. Voer herstellingen uit met geëigende materialen.
4.2.6
Pironnen Herstel zinken, loden en of koperen pironnen met geëigende materialen.
4.2.7
Bekroningen Bekroningen zijn onder andere torenkruizen. Verwijder deze alvorens een onderliggende leibedekking te vernieuwen.
4.2.8
Bliksembeveiligingsbevestigingspunten Controleer aanwezige bliksembeveiligingsbevestigingspunten op gebreken en/of vervang deze door messing leidingdragers van of overeenkomstig het type Alpa, met non-ferrobevestigingsmiddelen. Om inwatering te voorkomen, dienen waterdichte loden tussenplaten te worden toegepast. Bij het vervangen van een leiendak kunnen bij het bevestigen van de afgaande leidingen rvsbevestigingssteunen (zonder kunststof onderdelen) voor leien worden toegepast. Deze bevestigingssteunen dienen aangebracht te worden door de leidekker, die de steunen boven iedere lei nagelt in het dakbeschot. Afstemming tussen leidekker en bliksembeveiligingsinstallateur is hierbij van groot belang. Bevestig leidingen op loden nokken en hoekkepers met opgesoldeerde messing blokjes van 50 x 20 x 5 mm en roodkoperen zadels. Breng het aantal steunen aan volgens NEN-EN-IEC 62305-4:2011.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 41 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
5.
Eisen aan het bedrijf
5.1
Opleiding en ervaring
5.1.1
Algemeen Binnen het bedrijf is toereikende kennis aanwezig, toegespitst op de eisen en uitvoering van leidekkerswerk en klein onderhoudstimmerwerk zoals in deze URL is weergegeven. Elk bedrijf heeft de kennis beschikbaar en toegankelijk zoals vermeld in deze bijlage.
5.1.2
Disciplines, kennis en ervaring Het bedrijf bezit de kennis en ervaring van de volgende disciplines en heeft daarvoor eigen personeel in dienst: 1. Bedrijfsvoering onder verantwoordelijkheid van een persoon met minimaal 5 jaar aantoonbare vakbekwaamheid in het vernieuwen en onderhouden van leibedekking op monumenten, waarbij kennis en vaardigheid afgestemd is op de grootte en complexiteit van de werkzaamheden. 2. Kaderfunctie voorbereiding overall: 1. technische opname van uit te voeren leidekkerswerk; 2. voor het werk relevante kennis van wet- en regelgeving bouwen en monumenten; 3. het maken van een technisch en historisch verantwoord plan van aanpak voor het onderhoud en/of vernieuwen van leibedekking; 4. het begroten en plannen van deze werkzaamheden; 5. het consulteren van specialisten/deskundigen; 6. de communicatie en informatie bij de uitvoering van onderhoud en vernieuwen van leibedekking. 3. Kaderfunctie uitvoering overall: 1. het op historische ethisch verantwoorde wijze onderhouden en vernieuwen van het gevraagde leidekkerswerk; 2. verwijderen van leibedekking, geheel of partieel; 3. werken volgens relevante vergunningen, richtlijnen en deze uitvoeringsrichtlijn; 4. uitvoeren van het leidekkerswerk op een historische en duurzame wijze; 5. inzetten en aansturen van de leidekkers tijdens de uitvoering en het bewaken van hun kwaliteit; 6. communicatie en informatie voor zover het leidekkerswerk betreft. 4. Leidekkerswerk: voorbereiden en uitvoeren van leidekkerswerk (in opslag en ter plaatse ) op een technisch en historisch verantwoorde wijze, onder andere: beoordelen van de visuele staat van leidekking met aansluitingen, bepalen van geëigende werkmethoden voor, repareren en vernieuwen van leibedekking in de juiste omvang, uitvoeren van eenvoudige timmerwerk, verwerken en aanbrengen van riet en hiermee samenhangende materialen op duurzame wijze. De gemiddelde ervaring van het personeel met leidekkerswerk in de restauratie bedraagt 5 jaar. Hierbij geldt: voor aankomend (niveau 2) minimaal 1 jaar; voor (niveau 3) minimaal 3 jaar; voor middenkader (niveau 4) minimaal 5 jaar; voor bedrijfsvoering minimaal 5 jaar.
5.1.3
Uitvoeren eenvoudig timmerwerk Voor het uitvoeren van eenvoudige timmerwerk aan de kapconstructie is aantoonbaar een cursus of opleiding gevolgd of is aantoonbare ervaring aanwezig.
5.2
Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering In aansluiting op paragraaf 4.7 van de BRL 4000 ‘Onderhoud en restauratie’ is de minimale dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering voor een klein bedrijf € 1.000.000 en voor een groot bedrijf € 2.5000.000.
5.3
Bedrijfsgrootte In aansluiting op paragraaf 4.8 van de BRL 4000 ‘Onderhoud en restauratie’ is de bedrijfsgrootte van een klein bedrijf inclusief administratief personeel (maar zonder leerlingen of stagiaires) minder of gelijk aan dan 3 fte en de bedrijfsgrootte voor een midden- of groot bedrijf meer dan 3 fte.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 42 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingerm.nl
5.4
Kwaliteitstoetsing door de certificerende instelling In aansluiting op paragraaf 9.2 van de BRL 4000 ‘Onderhoud en restauratie’ is de tijdsbesteding van de certificatie-instelling standaard één dag. Indien de certificaathouder is gecertificeerd volgens meerdere uitvoeringsrichtlijnen, kan de systeemaudit worden gecombineerd in één bezoek met een standaard tijdsbesteding van een halve dag. Indien ook werkzaamheden op de bouwplaats worden verricht, wordt tijdens een controletoets ten minste één project bezocht om de vakkundigheid in de praktijk te beoordelen. De controletoets vindt onaangekondigd plaats. Tussen certificaathouder en certificatie-instelling dient afstemming plaats te vinden over in welke periode(n) werkzaamheden worden uitgevoerd die onder deze richtlijn vallen. Bij de planning van de controletoets wordt door de certificerende instelling rekening gehouden met deze periode(n).
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1 pagina 43 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Bijlage 1: Keuzetabel restauratiecategorieën bij een Historisch Leidak Onderhoud en restauratie van een leidak Deze bijlage hoort bij paragraaf 3.1.2 Paragraaf 3.1.1 bevat de uitgangspunten bij het vooraf nemen van beslissingen door de opdrachtgever over onderhoud en restauratie van monumenten en bij het (laten) schrijven van een bestek , inclusief de voorkeursvolgorde voor het kiezen van een restauratiecategorie (zie Figuur 1 in par 3.1.1). Zie voor de omschreven restauratiecategorieën de BRL ‘Onderhoud en restauratie van monumenten’ (BRL ERM 4000, 6.1.1. In paragraaf 3.1.2 van deze URL is voor leidak uitgewerkt wat een restauratiecategorie inhoudt. Wanneer van een werk is bepaald van welke restauratiecategorie hierbij sprake is, volgt uit onderstaande tabel welke werkzaamheden daarbij mogelijk aan de orde komen.
Toelichting ‘Ja’ = ‘van toepassing’; dit wil zeggen: van deze werkzaamheden kan sprake zijn bij een werk in deze categorie. ‘Nee’ = ‘niet van toepassing’; dit wil zeggen: bij een werk in deze categorie (bijvoorbeeld ‘Conserveren’) zal geen sprake zijn van deze werkzaamheden of deze zijn niet te verenigen met deze categorie.
Nr
1 2
Repareren leien Vernieuwen leibedekking
Ja Nee
3 Vernieuwen 3a 3b Kopiëren Imiteren Ja Ja Ja Ja
3 4 5
Vernieuwen leibedekking Schoonmaken dakbeschot Herstel kapconstructie / eenvoudig timmerwerk Herstel dakbeschot Doornagelen dakbeschot Herstel leilatten Aanbrengen leilatten
Nee Ja Nee
Ja Ja Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja Nee Ja Nee
Ja Ja Ja Nee
Ja Ja Ja Nee
Ja Ja Ja Ja
6 7 8 9
Omschrijving
1 Conserveren
2 Repareren
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 28 november 2014, versie 1.0
Toelichting / nadere specificatie 3c Verbeteren Nee Ja
Vernieuwen met zo veel mogelijk behoud van de bestaande lei Vernieuwen van alle aanwezige leien
Mits aanwezig Indien dakbeschot te dun is
pagina 44 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Nr
11 12 13 14 15
Aanbrengen waterkerende laag Aanbrengen tengels/voetlatten Controle leien bij aflevering Visuele keuring Sorteren leien in dikte
Nee Ja Nee Nee Nee
3 Vernieuwen 3a 3b Kopiëren Imiteren Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Sorteren leien in hoogte Loodaansluitingen herstellen Loodaansluitingen vernieuwen Zink werken herstellen Zink werken vernieuwen Koperwerken herstellen Koperwerken vernieuwen Dakluiken herstellen Dakluiken vernieuwen Monnikskappen herstellen Monnikskappen vernieuwen Pironnen herstellen Pironnen vernieuwen Muts bekroningen vernieuwen Bliksembeveiligingsbevestigingspunten vernieuwen Veiligheidshaken aanbrengen Veiligheidsankerpunten aanbrengen
Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja. Ja Ja Ja
Nee Nee
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
31 32
Omschrijving
1 Conserveren
2 Repareren
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 28 november 2014, versie 1.0
Toelichting / nadere specificatie 3c Verbeteren Ja Ja Ja Ja Ja
Indien noodzakelijk
Bij Maasdekking en bij Rijndekking in sjabloon Bij Rijndekking Oudduits
Met plakker Door soldeerwerk
Afnemen voor vernieuwen leibedekking
pagina 45 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Bijlage 2: Vergunningplicht: wetten en verordeningen Deze bijlage hoort bij paragraaf 3.2.5. Vergunningplicht Overeenkomstig artikel 2.1, 1e lid, onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is er een vergunningplicht voor het afbreken, verstoren, verplaatsen, in enig opzicht wijzigen of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd gebouwd monument op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Als een monument gewijzigd wordt, valt dit onder het 'wijzigen van een monument' en/of de activiteit 'bouwen'. Op grond van artikel 2.2. 1e lid, onder b van de Wabo kan een college van GS of B&W deze vergunningplicht ook van toepassing verklaren op de aangewezen provinciale en gemeentelijke monumenten. Een deel van de werkzaamheden aan monumenten valt onder de categorie Vergunningvrij. Het gaat daarbij om de volgende vergunningvrije activiteiten: 1. Gewoon onderhoud en een aantal wijzigingen overeenkomstig bijlage 2 artikel 3a van het Besluit omgevingsrecht (Bor): onderhoud waarbij materiaalsoort, vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen. Bijvoorbeeld: - het schilderen in dezelfde kleur/verfsysteem; - het vervangen van kapotte ruiten of kozijnen door hetzelfde type/materiaalsoort ; - het opstoppen van rieten daken; - het vervangen van enkele dakpannen. 2. Bouwen in, aan, op of bij een monument: activiteiten in, aan of op onderdelen zonder monumentale waarde, maar die wel deel uitmaken van een monument. Dit overeenkomstig Bijlage 2 artikel 4a van het Bor. 3. Bouwen in rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten: inpandige veranderingen en bepaalde activiteiten op achtererven, mits dit niet zichtbaar is vanaf het openbaar gebied overeenkomstig bijlage 2 artikel 4a van het Bor. Constructieve wijzigingen zijn altijd vergunningplichtig. Indien sprake is van ‘kleine’ vergunningvrije bouwactiviteiten conform Bijlage II artikel 2 Bor, zijn deze ook toegestaan indien de bouwactiviteiten in strijd zijn met het bestemmingsplan. Er is in die gevallen geen omgevingsvergunning vereist voor planologische afwijking op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Bij de ‘omvangrijkere’ vergunningvrije bouwactiviteiten als bedoeld in Bijlage II artikel 3 Bor is bij strijd met het bestemmingsplan of beheersverordening nog wel een omgevingsvergunning voor planologische afwijking vereist. De website www.monumententoezicht.nl geeft voor verschillende werkzaamheden aan gebouwde monumenten praktische handvatten om te beoordelen of aan de vergunningplicht wordt voldaan. Monumenten in relatie tot het Bouwbesluit 2012 Voor de restauratie van een monument gelden in beginsel ook de voorschriften voor een verbouwing zoals omschreven in het Bouwbesluit 2012. Op grond van artikel 1.13 van het Bouwbesluit 2012 blijft een voorschrift voor een verbouwing echter buiten beschouwing als aan de omgevingsvergunning voor de restauratie van een monument een voorschrift is verbonden dat afwijkt van het voorschrift in het Bouwbesluit 2012. Het voorschrift dat aan de omgevingsvergunning voor de restauratie van een monument verbonden is, komt hiervoor als het ware in de plaats. Omdat hiermee mogelijkerwijs niet wordt voldaan aan alle voorschriften uit het Bouwbesluit, kan dit tot gevolg hebben dat de gebruiksmogelijkheden van het monument worden beperkt. Onderhoud wordt beschouwd als een vorm van verbouwen, waarbij uiterlijk – beoordeeld naar de detaillering, profilering en vormgeving – gelijk blijft. Hiervoor is geen omgevingsvergunning noodzakelijk, behoudens de eisen die gelden voor door het Rijk beschermde monumenten, zoals beschreven in de brochure ‘Vergunningvrij, informatie voor professionals’, versie 0.1., RCE, september 2011. URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 46 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Verordening bouwproducten De Europese Verordening bouwproducten nr. 305/2011/EU, CPR (hierna: de Verordening) is de opvolger van de Richtlijn bouwproducten (89/106/EEG) uit 1989. De Richtlijn bouwproducten introduceerde de CE-markering voor bouwproducten en was bedoeld om de handelsbarrières bij het in de handel brengen van bouwproducten weg te nemen en nationale voorschriften en eisen aan bouwproducten te harmoniseren. De richtlijn liet echter veel ruimte aan de lidstaten voor eigen invulling. Het gevolg was dat de CE-markering in sommige landen niet verplicht was, of dat er zelfs nationale of private keurmerken voor bouwproducten werden voorgeschreven om de conformiteit aan eisen in de regelgeving aan te tonen. Het doel van harmonisatie werd zo niet bereikt. Met de Verordening is er nu een systeem met regels en voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten. De Verordening kan worden gezien als een Europese wet en heeft een rechtstreekse werking. De Verordening is van toepassing in alle landen van de Europese Unie (en in de landen die zijn geassocieerd aan de EU, zoals Noorwegen en Zwitserland) en hoeft dus niet eerst in nationale wetgeving omgezet te worden. Het systeem laat geen ruimte voor verschillende interpretaties van lidstaten. En in de regelgeving mag niet langer worden verwezen naar (private of nationale) keurmerken, voor wat betreft de prestaties ten aanzien van de essentiële kenmerken (producteigenschappen). De Verordening maakt een eerlijke concurrentie zonder handelsbarrières mogelijk, en versterkt op die manier de interne Europese markt voor het verhandelen van bouwproducten. De resultaten die zijn verkregen uit testen en productbeoordelingen voor het bepalen van de prestaties van het bouwproduct, zijn in ieder land te gebruiken. Daarnaast is de CE-markering met prestatieverklaring voldoende bewijs dat het product de prestaties levert in de toepassingen waarvoor de fabrikant het product geschikt acht. Met de CE-markering en de daaraan gekoppelde prestatieverklaring geeft een fabrikant de prestaties van de essentiële kenmerken (producteigenschappen) van zijn bouwproduct weer. Deze essentiële kenmerken zijn afgeleid van de fundamentele eisen of basiseisen voor bouwwerken die voortvloeien uit de nationale (bouw)regelgevingen in de lidstaten van de EU, zoals in Nederland het Bouwbesluit 2012. Het betreft eisen op zowel productniveau als op het niveau van bouwwerken. Deze eisen hebben onder meer betrekking op sterkte (constructieve veiligheid), brandveiligheid, gezondheid, hygiëne, energiezuinigheid en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De essentiële kenmerken zijn van belang omdat ze aangeven welke eigenschappen een bouwproduct moet bezitten voor mogelijke toepassing in het bouwwerk. De essentiële kenmerken van een product staan in de Annex ZA van de geharmoniseerde Europese productnormen. Indien het bouwproduct onder meerdere wetgevingen valt die de CE-markering opleggen, geeft de CE-markering aan dat het product in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van deze verschillende wetgevingen. Zo betekent de CE-markering op een elektrische garagedeur concreet dat deze in overeenstemming is met de bepalingen van de Verordening, maar ook met de eisen die vermeld staan in de richtlijnen voor laagspanning, machines en elektromagnetische compatibiliteit. De Verordening regelt bijvoorbeeld de sterkte en brandveiligheid, en de richtlijn voor laagspanning dat de deur veilig te bedienen is. CE-gemarkeerde bouwproducten met een prestatieverklaring kunnen in Nederland niet zonder meer worden toegepast in een gebouw of bouwwerk. Toepassing hangt namelijk af van de vraag of de opgegeven productprestaties toereikend zijn om te kunnen voldoen aan de prestatie-eisen uit het Bouwbesluit 2012 en bijvoorbeeld de Monumentenwet. Weliswaar zijn die eisen vaak op gebouwniveau, maar ze hebben ook een relatie met de eisen die gesteld worden op productniveau. Immers een veilig gebouw kun je alleen realiseren wanneer je weet hoe het product presteert op de essentiële kenmerken die van belang zijn voor de toepassing van het product binnen het bouwwerk. In een URL moet daarom kenbaar worden gemaakt welke essentiële kenmerken van een product voor de ‘verbouwing’ van belang zijn en welke minimumprestatie die kenmerken moeten hebben. URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 47 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Alleen fabrikanten van producten die onder een geharmoniseerde norm vallen zijn verplicht om een CE-markering op hun product aan te brengen en een prestatieverklaring op te stellen. Voor fabrikanten van producten die niet onder een Europese geharmoniseerde norm vallen geldt die verplichting niet, ze kunnen wel vrijwillig kiezen voor de CE-markering op hun product . Daarvoor kunnen ze gebruik maken van de Europese technische beoordeling (ETB) op basis van een Europees Beoordelingsdocument (EBD). Als een fabrikant gekozen heeft voor een Europese Technische Beoordeling gelden de regels voor de CE-markering en een prestatieverklaring ook voor producten waarvoor geen geharmoniseerde norm bestaat (zie artikel 4 van de Verordening), maar die wel in overeenstemming zijn met hun ETB. Op het vereiste van CE-markering geldt in bijzondere gevallen voor toepassing in monumenten een uitzondering:
CPR Artikel 5 Afwijkingen van het opstellen van een prestatieverklaring Indien uniale of nationale bepalingen er niet toe verplichten de essentiële kenmerken aan te geven waar de bouwproducten zullen worden gebruikt, kan een fabrikant in afwijking van artikel 4, lid 1, bij het in de handel brengen van een onder een geharmoniseerde norm vallend bouwproduct afzien van de opstelling van een prestatieverklaring wanneer: c) het bouwproduct op een traditionele manier of met het oog op monumentenzorg in een nietindustrieel proces is vervaardigd voor de deugdelijke renovatie van bouwwerken die, overeenkomstig de toepasselijke nationale regels, als onderdeel van een geklasseerd gebied of vanwege hun bijzondere architecturale of historische waarde, officieel beschermd zijn.
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 48 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Bijlage 3: Voorbeelden Maas- en Rijndekking met aansluitingen In deze bijlage zijn de belangrijkste details weergegeven die betrekking hebben op het dekken van Maasdekking en Rijndekking
Tekeningen die alleen gelden voor Maasdekking MD01 Wijze van dekken, zowel genageld als gehaakt MD02 Vormvarianten Maasdekking MD03 Constructie van leihaken, afmetingen bek en leihaak voor bevestiging op latten MD04 Aansluiting op kepers en kilgoten met minimale zijdelingse overlap MD05 Leien gehaakt op latten MD06 Keper afgewerkt met Franse vlechthoek in 2 varianten MD07 Keper afgewerkt met Duitse vlechthoek MD08 Constructie kilgoot met dichtgedekte en doorgedekte kil MD09 Beëindiging van overstek in 2 varianten MD10 Afdekking nok met natuurstenen noksteen MD11 Constructie inliggend luik in Maasdekking MD12 Constructie opliggend luik in Maasdekking MD13 Aansluiting en bevestiging van ladder- en klimhaken in Maasbedekking
Tekeningen die zowel gelden voor Maasdekking als Rijndekking MR01 Benamingen dakvlak MR02 Constructie dakvoet aansluitend op goot, schegstuk + voetlat MR03 Constructie dakvoet sporenkap zonder goot + variant aankapping MR04 Constructie dakvoet van toren + variant met voetkoper MR05 Constructie dakvoet aansluitend op platdak MR06 Constructie dakvoet aansluitend op een roevendak MR07 Loodafdekking nok met gefelst lood in 2 varianten MR08 Keper met gefelste afdekking in lood MR09 Kepers afgedekt met lood in diverse varianten MR10 Aansluiting bij knik mansardekap op bovenvlak met zinken roevendak MR11 Aansluiting bij knik mansardekap op bovenvlak gedekt met leien MR12 Aansluiting in knik van insnoering toren of een scherpe aankapping MR13 Aansluiting muur met indekloketten en stroken muurlood MR14 Aansluiting muur met oplopende leien met speciekraag MR15 Aansluiting muur met oplopende leien onder muizentrap MR16 Aansluiting met opgaand muurwerk met indekloketten en stroken muurlood MR17 Aansluiting met opgaand muurwerk in specie met uitkraging in het metselwerk MR18 Aansluiting met schoorsteen en zalinggoot MR19 Aansluiting op constructie van kilgoot MR20 Aansluiting op constructie met verdiepte kilgoot
Tekening die gelden voor Rijndekking RD01 Leigrootte Oudduits met Rheinische Hieb RD02 Leien met ‘normale’ Hieb en ‘scharfe’ Hieb, met vereiste overdekking RD03 Dubbele dekking met dekleien RD04 Brede en smalle dekleien, twee over één en éen over twee, verbreden RD05 Aanzicht bepaling maximale stijglijn en formeren druippunten RD06 Bepaling hellingshoek stijglijn steile/flauwe dakhelling, in normale Hieb RD07 Bepaling hellingshoek stijflijn flauwe dakhelling, in scharfe Hieb RD08 Bepaling hellingshoek (volgens leidekkersmethode) RD09 Windroos met dekrichting bij toren en kruisvormig dak RD10 Opbouw van dakvoet bij steile en flauwe dakhelling URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 49 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD11 Aanzicht staande beginorten bij keper. rechtsdekkend RD12 Aanzicht liggend gestaffelde beginorten bij keper, rechtsdekkend RD13 Aanzicht beginorten bij topgevel, rechtsdekkend RD14 Aanzicht variant peervormige beginorten bij topgevel, rechtsdekkend RD15 Aanzicht beginorten bij kilgot, rechtsdekkend RD16 Opbouw van eindorten bij kepers met gestaffelde leien RD17 Aanzicht eindorten bij flauwe dakhelling van insnoering toren RD18 Aanzicht eindorten bij steile dakhelling RD19 Aanzicht eindorten bij topgevel, rechtsdekkend RD20 Aanzicht eindorten bij torenspits, linksdekkend RD21 Variant aanzicht met peervormige eindorten topgevel, rechtsdekkend RD22 Aanzicht eindorten bij kilgoot rechtsdekkend RD23 Beëindiging bij nok met vorstleien en ‘Ausspitzer’ RD24 Doorsnede monnikskap schaal 1 : 5, ingedekt in Oudduitse dekking RD25 Aanzicht monnikskap, ingedekte in Oudduitse dekking RD26 Doorsnede ingedekte ladderhaak schaal 1 : 5 in Oudduitse dekking RD27 Aanzicht ingedekte ladderhaak in Oudduitse dekking RD28 Aanzicht inliggende luik ingedekt in Oudduit dekking (ook opliggend) RD29 Doorsnede inliggende luik, schaal 1 : 5 in Oudduitse dekking RD30 Doorsnede opliggend luik, schaal 1 : 5 in Oudduitse dekking RD31 Doorsnede dekleien in Oudduitse dekking op uivormige bekroning RD32 Aanzicht met beginorten en eindorten van steunbeer, linksdekkend RD33 Aanzicht en doorsnede van stroomlaag langs boeiboord van een goot
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 50 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Tekeningen die alleen gelden voor Maasdekking MD01 Wijze van dekken, zowel genageld als gehaakt
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 51 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD02 Vormvarianten Maasdekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 52 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD03 Constructie van leihaken, afmetingen bek en leihaak voor bevestiging op latten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 53 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD04 Aansluiting op kepers en kilgoten met minimale zijdelingse overlap
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 54 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD05 Leien gehaakt op latten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 55 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD06 Keper afgewerkt met Franse vlechthoek in 2 varianten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 56 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD07 Keper afgewerkt met Duitse vlechthoek
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 57 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD08 Constructie kilgoot met dichtgedekte en doorgedekte kil
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 58 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD09 Beëindiging van overstek in 2 varianten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 59 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD10 Afdekking nok met natuurstenen noksteen
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 60 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD11 Constructie inliggend luik in Maasdekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 61 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD12 Constructie opliggend luik in Maasdekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 62 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MD13 Aansluiting en bevestiging van ladder- en klimhaken in Maasbedekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 63 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Tekeningen die zowel gelden voor Maasdekking als Rijndekking MR01 Benamingen dakvlak
MR02 Constructie dakvoet aansluitend op goot, schegstuk + voetlat
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 64 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR03 Constructie dakvoet sporenkap zonder goot + variant aankapping
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 65 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR04 Constructie dakvoet van toren + variant met voetkoper
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 66 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR05 Constructie dakvoet aansluitend op platdak
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 67 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR06 Constructie dakvoet aansluitend op een roevendak
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 68 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR07 Loodafdekking nok met gefelst lood in 2 varianten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 69 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR08 Keper met gefelste afdekking in lood
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 70 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR09 Kepers afgedekt met lood in diverse varianten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 71 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR10 Aansluiting bij knik mansardekap op bovenvlak met zinken roevendak
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 72 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR11 Aansluiting bij knik mansardekap op bovenvlak gedekt met leien
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 73 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR12 Aansluiting in knik van insnoering toren of een scherpe aankapping
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 74 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR13 Aansluiting muur met indekloketten en stroken muurlood
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 75 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR14 Aansluiting muur met oplopende leien met speciekraag
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 76 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR15 Aansluiting muur met oplopende leien onder muizentrap
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 77 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR16 Aansluiting met opgaand muurwerk met indekloketten en stroken muurlood
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 78 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR17 Aansluiting met opgaand muurwerk in specie met uitkraging in het metselwerk
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 79 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR18 Aansluiting met schoorsteen en zalinggoot
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 80 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
MR19 Aansluiting op constructie van kilgoot
MR20 Aansluiting op constructie met verdiepte kilgoot
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 81 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
Tekening die gelden voor Rijndekking RD01 Leigrootte Oudduits met Rheinische Hieb
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 82 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD02 Leien met ‘normale’ Hieb en ‘scharfe’ Hieb, met vereiste overdekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 83 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD03 Dubbele dekking met dekleien
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 84 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD04 Brede en smalle dekleien, twee over één en één over twee, verbreden
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 85 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD05 Aanzicht bepaling maximale stijglijn en formeren druippunten
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 86 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD06 Bepaling hellingshoek stijglijn steile/flauwe dakhelling, in normale Hieb
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 87 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 88 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD07 Bepaling hellingshoek stijflijn flauwe dakhelling, in scharfe Hieb
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 89 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD08 Bepaling hellingshoek (volgens leidekkersmethode)
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 90 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD09 Windroos met dekrichting bij toren en kruisvormig dak
RD10 Opbouw van dakvoet bij steile en flauwe dakhelling
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 91 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD11 Aanzicht staande beginorten bij keper. rechtsdekkend
RD12 Aanzicht liggend gestaffelde beginorten bij keper, rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 92 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD13 Aanzicht beginorten bij topgevel, rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 93 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD14 Aanzicht variant peervormige beginorten bij topgevel, rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 94 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD15 Aanzicht beginorten bij kilgot, rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 95 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD16 Opbouw van eindorten bij kepers met gestaffelde leien
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 96 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD17 Aanzicht eindorten bij flauwe dakhelling van insnoering toren
RD18 Aanzicht eindorten bij steile dakhelling
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 97 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD19 Aanzicht eindorten bij topgevel, rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 98 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD20 Aanzicht eindorten bij torenspits, linksdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 99 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD21 Variant aanzicht met peervormige eindorten topgevel, rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 100 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD22 Aanzicht eindorten bij kilgoot rechtsdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 101 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD23 Beëindiging bij nok met vorstleien en ‘Ausspitzer’
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 102 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD24 Doorsnede monnikskap schaal 1 : 5, ingedekt in Oudduitse dekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 103 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD25 Aanzicht monnikskap, ingedekte in Oudduitse dekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 104 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD26 Doorsnede ingedekte ladderhaak schaal 1 : 5 in Oudduitse dekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 105 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD27 Aanzicht ingedekte ladderhaak in Oudduitse dekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 106 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD28 Aanzicht inliggende luik ingedekt in Oudduit dekking (ook opliggend)
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 107 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD29 Doorsnede inliggende luik, schaal 1 : 5 in Oudduitse dekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 108 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD30 Doorsnede opliggend luik, schaal 1 : 5 in Oudduitse dekking
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 109 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD31 Doorsnede dekleien in Oudduitse dekking op uivormige bekroning
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 110 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD32 Aanzicht met beginorten en eindorten van steunbeer, linksdekkend
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 111 van 112
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg www.stichtingERM.nl
RD33 Aanzicht en doorsnede van stroomlaag langs boeiboord van een goot
URL 4010 Historisch Leidak d.d. 20 maart 2015, versie 1.1
pagina 112 van 112