Uitvoeringsreglement
Je toekomst uitgeStiPPeld
2
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
4
Hoofdstuk 2
Wijze van vaststelling van de verschuldigde premie
5
Hoofdstuk 3
Wijze van betaling van de premie in termijnen
7
Hoofdstuk 4
Verplichting van de werkgever om informatie te verstrekken
7
Hoofdstuk 5
Procedures bij niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen
9
Hoofdstuk 6
Procedures in geval van wijziging van de Pensioenovereenkomst
10
Hoofdstuk 7
De voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt
11
Hoofdstuk 8
itgangspunten en procedures inzake besluitvorming over U vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling
11
Premiekorting, premieherziening en premieterugstorting
12
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10 Mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging van het dienstverband
13
Hoofdstuk 11 Vrijstelling van verplichte deelneming in het fonds
14
Hoofdstuk 12 Gemoedsbezwaarde werkgevers
15
Uitvoeringsreglement
3
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen ARTIKEL 1.1 Definities Voor dit reglement zijn de definities van toepassing zoals omschreven in de pensioenreglementen voor de verplichte pensioenregelingen van het fonds met uitzondering van de hieronder gede finieerde begrippen: fonds de Stichting Pensioenfonds voor Personeels diensten CAO-partijen de werkgeversvereniging en de werknemers verenigingen die partij zijn bij de CAO voor Uitzendkrachten, zijnde de Algemene Bond Uitzendondernemingen, de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen, de Vereniging Payroll Ondernemingen, FNV Bond genoten, de CNV Dienstenbond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening. pensioenovereenkomst hetgeen tussen CAO-partijen is overeengekomen met betrekking tot pensioen zoals kan blijken uit bijvoorbeeld een CAO, een protocol, of het pensi oenreglement inzake de verplichte deelneming in het fonds. Deze opsomming is niet limitatief. werkgever de onderneming die werknemers in dienst heeft die onder de verplichtstelling van het fonds vallen en niet zijn vrijgesteld van deelneming aan het fonds, danwel de onderneming die op vrijwillige basis bij
4
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
het fonds is aangesloten waarbij is overeengekomen dat het uitvoeringsreglement van toepassing is. deelnemer deelnemer aan de verplichtgestelde pensioenregeling van het fonds. actieve deelnemer de deelnemer in dienst van een werkgever. inactieve deelnemer de deelnemer die niet meer in dienst is van een werk gever maar zijn deelneming na beëindiging van het dienstverband heeft voortgezet waarbij sprake kan zijn van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid dan wel vrijwillige voortzetting. aansluitingsovereenkomst de uitvoeringsovereenkomst waarmee de vrijwillige aansluiting van een werkgever bij de verplichtgestelde pensioenregeling van het fonds wordt gerealiseerd.
ARTIKEL 1.2 De verplichtgestelde pensioenregelingen De verplichte pensioenregelingen van het fonds zijn vastgelegd in hieronder genoemde pensioenregle menten: • reglement Basisregeling, • reglement Plusregeling. Werkgevers zijn gebonden aan de bepalingen in de hierboven genoemde reglementen en tevens aan dit uitvoeringsreglement.
Hoofdstuk 2
Wijze van vaststelling van de verschuldigde premie ARTIKEL 2.1 Vaststelling van de premie voor de verplichtgestelde pensioenregelingen 1. Dit artikel heeft betrekking op de premie voor de verplichtgestelde pensioenregelingen van het fonds. 2. De verschuldigde premie is een doorsnee premie uitgedrukt in een percentage van (een gedeelte van) het loon van de deelnemer. De doorsneepremie is voor alle deelnemers aan de verplichtgestelde regelingen gelijk. De premie voor de Basisregeling is per 1 januari 2008 vastgesteld op 2,6 procent. De premie voor de Plusregeling is per 1 januari 2008 vastgesteld op 12,3 procent.
5. Een wijziging van de premie wordt doorge voerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar. Indien de kostendekkende premie hoger dreigt te worden dan de gel dende vastgestelde premie, treedt het fonds tijdig in overleg met CAO-partijen. 6. Als de premie hoger is vastgesteld dan de kostendekkende premie, kan het fonds het surplus benutten voor extra buffervorming voor herstel, of als kapitaaldekkingsopslag voor toekomstige toeslagverlening of voor andere doelen als omschreven in de actuari ële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
3. De premie die door de werkgever verschul digd is, wordt in overleg tussen het fonds en CAO-partijen vastgesteld door het bestuur van het fonds. Daarbij wordt het bepaalde in dit artikel in acht genomen. 4. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt door het fonds vastgesteld op de manier als omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
Uitvoeringsreglement
5
ARTIKEL 2.2 Verschuldigdheid van de premie 1. De verschuldigde premie voor een deelnemer aan een pensioenregeling wordt berekend aan de hand van het loon dan wel van de pensioengrondslag van de werknemer zoals vastgesteld in het betreffende pensioen reglement. In het pensioenreglement is ook opgenomen wat de premiebijdrage van de werknemer aan de betreffende regeling is.
2. De premie voor de actieve deelnemers is door de werkgever verschuldigd aan het fonds. De werkgever houdt de premiebijdrage van de werknemer in op het loon van de werknemer. 3. Voor zover de premie voor voortzetting van het deelnemerschap van een inactieve deel nemer niet voor rekening van het fonds komt is de premie verschuldigd door de inactieve deelnemer zelf en wordt deze tijdens de periode van voortzetting bij hem in rekening gebracht.
Hoofdstuk 3
Wijze van betaling van de premie in termijnen ARTIKEL 3.1
ARTIKEL 3.2
Betaling van de premie in termijnen 1. De werkgever is verplicht per periode van vier of vijf weken een bestand met pensioen grondslagen van actieve deelnemers aan te leveren en is verplicht de premies die uit dit bestand voortvloeien binnen de door het fonds aangegeven termijn aan het fonds te voldoen.
Overschrijding betalingstermijn Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde premie of het van hem te vorderen voorschot is de aangesloten werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het fonds is dan bevoegd te vorderen:
2. Het recht om onverschuldigd betaalde premies terug te vorderen vervalt door het enkele tijdsverloop van vijf jaren nadat deze premies zijn voldaan.
6
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
• de verschuldigde premie zoals bij de werk gever in rekening is gebracht; alsmede • rente over de verschuldigde premie vanaf de dag volgende op de dag dat de premie betaald had moeten zijn waarbij de rente wordt vastgesteld op het rendement van de beleggingen van het fonds over het laatst afgesloten boekjaar of, indien dat hoger is, op het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120, eerste
lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door het fonds wordt gevorderd; alsmede • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet, waarbij de buitengerechtelijke invorderings kosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van 3 68,-; alsmede
• vergoeding van de kosten van het vergaren en verstrekken van de door het fonds benodigde gegevens voor de vaststelling van de in te vorderen bijdrage of het gevorderde voorschot; alsmede • vergoeding van alle gerechtelijke kosten die voortvloeienuit de procedures ter incassering van de verschuldigde bijdragen; alsmede • een boete van 20% van de verschuldige premie met een minimum van 3 1.000,-.
Hoofdstuk 4
Verplichting van de werkgever om informatie te verstrekken ARTIKEL 4.1 Informatieplicht van de werkgever 1. De werkgever is verplicht om alle werkne mers die aan de verplichtgestelde pensioen regelingen deel moeten nemen bij het fonds aan te melden. Daarbij dient de werkgever ervoor zorg te dragen dat het fonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen zoveel mogelijk in uniform formaat elektronisch of schriftelijk te worden aan geleverd op de wijze die door het fonds wordt verlangd.
betrekking tot de in zijn dienst zijnde deelne mers en van correcties met betrekking tot eerder verstrekte onjuiste gegevens. 3. De werkgever is verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te ver lenen in de administratie van de werkgever met betrekking tot de zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen. 4. De werkgever dient ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens volledig, juist en tijdig worden verstrekt.
2. De aangesloten werkgever is verplicht alle informatie over wijzigingen die van invloed zijn op het pensioenkapitaal, terstond aan het fonds door te geven en tevens tijdig opgave te doen van nieuwe deelnemers, mutaties met
Uitvoeringsreglement
7
5. Er is sprake van tijdige verstrekking indien de hierna omschreven omstandigheden binnen een maand, nadat deze zich hebben voorge daan, bij de pensioenuitvoerder zijn gemeld: • indiensttreding of het bereiken van de deelnamegerechtigde leeftijd van werknemers, die als deelnemer in een pensioenregeling opgenomen moeten worden, onder opgave van de benodigde personele gegevens: • uitdiensttreding van werknemers die deelnemer in het fonds zijn; • wijzigingen in de persoonlijke gegevens van deelnemers zoals salarismutaties, verandering van deeltijdpercentage, verandering van de mate van arbeids ongeschiktheid, het opnemen van onbetaald verlof, overlijden, (deeltijd) pensionering en vervroegen of uitstellen van de pensioendatum. 6. De bij indiensttreding van een werknemer aan het fonds te verstrekken personele gegevens betreffen in ieder geval: • de naam van de deelnemer; • adres van de deelnemer; • geboortedatum van de deelnemer, • het burgerservicenummer van de deelnemer; • de salarisgegevens van de deelnemer; • datum van indiensttreding van de deel nemer; alsmede • overige gegevens waar het fonds om ver zoekt voorzover deze gegevens nodig zijn om de juiste pensioenaanspraken van een deelnemer te kunnen vaststellen. 7. De kosten die werkgever maakt voor het ver garen en aanleveren van de door het fonds benodigde gegevens op de door het fonds
8
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
voorgeschreven wijze komen voor rekening van de werkgever zelf. 8. Indien de aangesloten werkgever niet voldoet aan de in dit artikel genoemde verplichtingen en/of niet tijdig noch binnen een daartoe door het fonds in een waarschuwingsbrief gestelde termijn opgave doet van correctie met betrek king tot verstrekte onjuiste gegevens, is het bestuur bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en zijn betrokke nen aan deze vaststelling gebonden. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door het fonds gewenste gegevens, met een minimum van 3 75,-, komen voor rekening van de aangesloten werkgever.
ARTIKEL 4.2 Niet nakomen van informatieplicht door de werkgever 1. Bij niet voldoening aan het bepaalde in het voorgaande artikel is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te hanteren bij het vaststellen van de voorschotnota en de definitieve afrekening. De werkgever is aan deze vaststelling gebonden. 2. Het fonds is bevoegd in deze situatie een nader door het bestuur vast te stellen boete op te leggen met een minimum van 3 1.000,-. 3. De werkgever is aansprakelijk voor schade die het fonds lijdt als gevolg van het aan leveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever. Daarbij wordt tevens als schade aangemerkt de uitkeringen die het fonds onvoorzien moet doen aan
personen met betrekking tot wie de werk gever onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie heeft aangeleverd. Het fonds doet alleen een beroep op deze bepaling voorzover het feit dat het fonds de verplichting tot het doen van een uitkering niet kon voorzien een gevolg is van het feit dat de werkgever onvol doende, onjuiste of niet tijdige informatie heeft aangeleverd.
ARTIKEL 4.3 Informatieverstrekking door het fonds Het fonds draagt er voor zorg dat de deelnemers in dienst van de werkgever worden geïnformeerd conform de eisen in artikel 21 Pensioenwet. Deelnemers ontvangen van het fonds tijdig een startbrief en informatie over wijzigingen in de regeling van het fonds.
Hoofdstuk 5
Procedures bij niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen ARTIKEL 5.1 Melding premieachterstand 1. Het fonds informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemersraad wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen. 2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde situ atie informeert het fonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van alle werkgevers die nog premie aan het fonds verschuldigd zijn.
ARTIKEL 5.2 Uitoefening rechtsmiddelen ter incasso Indien de werkgever in gebreke blijft wat betreft het voldoen van de premie maakt het fonds
gebruik van de rechtsmiddelen die het ter beschikking heeft. Dat houdt onder meer in • dat zonodig een dwangbevel zal worden uitgebracht; • dat beslag kan worden gelegd op goederen van de werkgever; • dat uiteindelijk faillissement van de werkgever kan worden aangevraagd; en • dat bestuurders van de werkgever hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.
ARTIKEL 5.3 Informeren van deelnemers over betalingsachterstand Het fonds is bevoegd de actieve deelnemers te informeren over een eventuele betalingsachter stand van de werkgever ook als geen sprake is van een dekkingstekort als bedoeld in artikel 5.1. Het fonds gaat daar slechts toe over nadat een dwangbevel aan de werkgever is betekend.
Uitvoeringsreglement
9
Hoofdstuk 6
Procedures in geval van wijziging van de Pensioenovereenkomst ARTIKEL 6.1 Aanpassing van het pensioenreglement aan de pensioenovereenkomst 1. Het fonds stelt de pensioenreglementen voor de verplichtgestelde pensioenregelingen vast in overeenstemming met de pensioenover eenkomst en dit uitvoeringsreglement. 2. Het fonds adviseert CAO-partijen over aan te brengen wijzigingen in de pensioenovereen komst indien het fonds overeenkomstige wij ziging van de pensioenreglementen wenselijk vindt. 3. CAO-partijen informeren het fonds zo spoedig mogelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. De wijziging van de pensioenovereenkomst wordt in hoofdlijnen aangegeven. Het fonds is alsdan verplicht om het pensioenreglement aan te passen aan de wijziging en heeft daarbij de bevoegdheid om de details van de wijziging uit te werken. Het fonds past binnen drie maanden na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aan.
10
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
4. Het fonds is bevoegd, en daartoe door CAOpartijen gemachtigd, de pensioenreglementen te wijzigen zonder voorafgaande afstemming met CAO-partijen, indien de wijzigingen worden genoodzaakt door wetgeving of worden opgedragen door de toezichthouders en de deelnemers en de werkgevers niet benadeeld worden door de wijziging. 5. Na elke wijziging van het pensioenreglement, anders dan als bedoeld in lid 4, legt het fonds het reglement voor aan CAO-partijen om zeker te stellen dat het pensioenreglement overeenstemt met de pensioenovereenkomst. Na positieve constatering daarvan door CAOpartijen is de tekst van het pensioenreglement bepalend voor de inhoud van de pensioen overeenkomst.
Hoofdstuk 7
De voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt ARTIKEL 7.1 Voorwaarden voor toeslagverlening 1. Op de rechten op ingegaan pensioen wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van de consumenten-prijsindex (CPI), zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de inge gane pensioenen worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is
geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. 2. Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenrechten met inbegrip van eerder verleende toeslagen. 3. Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van het pensioenrecht.
Hoofdstuk 8
Uitgangspunten en procedures inzake besluitvorming over vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling ARTIKEL 8.1
ARTIKEL 8.2
Herstelplannen Bij een onderdekking respectievelijk reservetekort meldt het fonds dit terstond aan de toezicht houder. Het fonds stelt in dat geval binnen een termijn van twee respectievelijk drie maanden, of zoveel eerder als de toezichthouder bepaalt, een plan van aanpak op waaruit blijkt op welke wijze en op welke termijn de onderdekking of het reser vetekort teniet zal worden gedaan.
Sturingsmiddelen Het fonds hanteert als financiële sturingsmiddelen het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleg gingsbeleid. Tevens kan het fonds CAO-partijen adviseren de pensioenovereenkomst aan te passen waar het de opbouw van toekomstige aanspraken betreft en kan het fonds als laatste middel de pensioenaanspraken en pensioenrech ten verminderen.
Uitvoeringsreglement
11
ARTIKEL 8.3 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voor zieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van actieve deelnemers, inactieve deelnemers, gewezen deel nemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar te geraken uit een situatie van onderdekking. 2. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 3. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deel nemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 9
Premiekorting, premieherziening en premieterugstorting ARTIKEL 9.1 Premiekorting Het fonds verleent geen korting op de kosten dekkende premie.
technische voorzieningen (artikel 126 Pensioen wet), het vereist eigen vermogen (artikel 132 Pensioenwet), de dekking door waarden (artikel 133 Pensioenwet) en de voorwaardelijke toeslagen kan het fonds de premie herzien door de opslagen voor risico en kosten te verlagen.
ARTIKEL 9.2 ARTIKEL 9.3 Premieherziening Indien ten aanzien van de pensioenverplichtingen wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften in de Pensioenwet betreffende toereikende
12
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
Terugstorting Het fonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting.
Hoofdstuk 10
Mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging van het dienstverband ARTIKEL 10.1 Voortzetting deelnemerschap door inactieve deelnemers 1 In geval van beëindiging van de verplichte deelneming bestaan er mogelijkheden om het deelnemerschap voor eigen rekening voort te zetten. Dan is er sprake van inactieve deel neming. 2. Voortzetting is mogelijk bij alle in artikel 1.2 genoemde verplichtgestelde pensioen regelingen. De voorwaarden waaronder vrijwillige voortzetting mogelijk is kan per pensioenregeling verschillen. De voorwaarden zijn vastgelegd in het betreffende pensioen reglement. 3. In principe is bij vrijwillige voortzetting de vol ledige premie verschuldigd door de inactieve deelnemer zelf. Het fonds kan bepalen dat indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan de premie, of een gedeelte van de premie, voor rekening komt van het fonds.
ARTIKEL 10.2
2. Van de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgeweken indien: a. de ex-werknemer ten tijde van de beëin diging van de dienstbetrekking arbeids ongeschikt is. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid indien deze langer is; of b. de ex-werknemer na de beëindiging van de dienstbetrekking een periodieke uitkering ontvangt ter vervanging van in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking gederfde inkomsten op grond van een tussen één of meer werkgevers en één of meer werknemers afgesproken regeling. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de periode waarin de uitkering wordt ontvangen indien deze langer is. 3. De ex-werknemer die vrijwillig wil voortzetten doet binnen drie maanden vanaf de beëin diging van de dienstbetrekking het verzoek daartoe bij het fonds.
Wettelijke voorwaarden bij vrijwillige voortzetting 1. De vrijwillige voortzetting van de pensioen regeling duurt ten hoogste drie jaar vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking.
Uitvoeringsreglement
13
Hoofdstuk 11
Vrijstelling van verplichte deelneming in het fonds ARTIKEL 11.1
ARTIKEL 11.3
Voorwaarden voor vrijstelling Een onderneming kan voor zijn werknemers, of voor een deel van zijn werknemers, bij het fonds een verzoek indienen om vrijstelling van de verplichte deelneming in het fonds. De situaties waarin en de voorwaarden waar onder op verzoek vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de stichting en van bijdragebetaling aan de stichting kan of moet worden verleend, zijn opgenomen in de Bijlage behorende bij dit pensi oenreglement en zijn ontleend aan het Vrijstellings besluit Wet Bpf 2000.
Procedure inzake verzoek tot vrijstelling Een verzoek tot vrijstelling dient schriftelijk en met redenen omkleed bij het fonds worden ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven wat de aanleiding voor de verzochte vrijstelling is. Bij het behandelen van het verzoek en het nemen van een besluit naar aanleiding van het verzoek handelt het fonds conform de voorschriften van de Algemene Wet Bestuursrecht.
ARTIKEL 11.2 Redenen voor vrijstelling Reden voor het verkrijgen van vrijstelling kan zijn: • vrijstelling in verband met een eigen, tijdige, pensioenvoorziening (artikel 2 Vrijstellings besluit Wet Bpf 2000); • vrijstelling in verband met concernvorming (artikel 3, Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000); • vrijstelling in verband met eigen cao (artikel 4, Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000); • vrijstelling in verband met onvoldoende beleg gingsrendement (artikel 5, Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000); of • vrijstelling om andere redenen.
14
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
Hoofdstuk 12
Gemoedsbezwaarde werkgevers ARTIKEL 12.1 Aanvraag van vrijstelling De werkgever die gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van premiebetaling aan het fonds. De situaties waarin en de voorwaarden waaronder vrijstelling wegens gemoedsbezwaren kan worden verleend van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het pensioen reglement bepaalde zijn opgenomen in de Bijlage Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren, behorende bij de pensioenreglementen.
Uitvoeringsreglement
15
Bijlage behorende bij het uitvoeringsreglement Vrijstelling van de verplichting tot deelneming en bijdragebetaling ARTIKEL 1
ARTIKEL 2
Vrijstelling in verband met bestaande pensioenvoorziening 1. Op verzoek van een werkgever wordt voor alle werknemers of een deel van de werk nemers van die werkgever met ingang van de dag dat de verplichtstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet in werking treedt, vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de stichting en van de verplichting tot pre miebetaling aan de stichting verleend, indien die werknemers van die werkgever al deel nemen in een pensioenregeling die ten minste zes maanden voor het moment van indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet, van kracht was.
Vrijstelling in verband met concernvorming 1. Op verzoek van een werkgever wordt voor alle werknemers of een deel van de werk nemers van die werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de stichting en van de verplichting tot premiebetaling aan de stichting verleend indien die werkgever deel uitmaakt of deel is gaan uitmaken van een concern en waarbij: a. zowel de bij het arbeidsvoorwaarden overleg van die werkgever betrokken vakorganisaties als de bij het arbeids voorwaardenoverleg van het concern betrokken vakorganisaties, betrokken zijn geweest bij de concernvorming; b. het concern al een pensioenvoorziening heeft, die in overleg met de bij het arbeidsvoorwaarden betrokken vak organisaties tot stand is gekomen; c. bij het concern op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend ten minste 100 werknemers werkzaam zijn die niet in de stichting deelnemen; d. het aantal actieve deelnemers waarop de pensioenvoorziening van het concern van toepassing is, op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend ten minste 25% dan wel ten minste 50 actieve deelnemers meer bedraagt, dan het aantal werknemers waarvoor de vrij stelling wordt gevraagd; en
2. Op verzoek van een werkgever wordt voor alle werknemers of een deel van de werkne mers van die werkgever vrijstelling verleend van de verplichting tot deelneming in en van de verplichting tot premiebetaling aan de pensioenregeling van de stichting, indien de verplichtstelling van de stichting als gevolg van verandering van bedrijfsactiviteiten van de werkgever op hem van toepassing is geworden en hij voor zijn werknemers al een pensioenvoorziening had getroffen die al ten minste zes maanden voor het moment dat de vrijstelling op hem van toepassing wordt, van kracht was. De vrijstelling wordt verleend met ingang van het moment waarop de verplicht stelling van toepassing wordt.
16
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
e. het verzoek om vrijstelling tevens wordt gedaan door of namens het concern en de vakorganisaties, bedoeld in onderdeel b.
2. Onder concern als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een aantal juridisch zelfstan dige ondernemingen dat aan een gemeen schappelijke leiding is onderworpen.
ARTIKEL 3 Vrijstelling in verband met cao Op verzoek van een werkgever wordt voor alle werknemers of een deel van de werknemers van die werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de stichting en van de verplich ting tot premiebetaling aan de stichting verleend voor zover een besluit tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst op die werkgever niet van toepassing is of indien dat besluit wel op hem en zijn werknemers van toepassing is, voor zover hij hiervan vrijstelling heeft gekregen en met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties een afzonderlijke pensioenvoor ziening is overeengekomen. Het verzoek om vrijstelling wordt mede door of namens de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorgani saties gedaan.
ARTIKEL 4 Vrijstelling in verband met beleggings rendement 1. Op verzoek van een werkgever wordt voor alle werknemers of een deel van de werk nemers van die werkgever vrijstelling verleend indien:
a. uit de performancetoets, uitgevoerd over een periode van 5 kalenderjaren aan de hand van bijlage 1 bij het Vrijstellings besluit, blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van de stichting in negatieve zin aanzienlijk afwijkt van het rendement van de door de stichting vastgestelde normportefeuille waarbij van een aanzienlijke afwijking in negatieve zin sprake is indien de uitkomst van de berekening van de performancetoets minder is dan -1,28; of b. blijkt dat de stichting niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan het tweede of derde lid; of c. blijkt dat de stichting, indien het vierde lid is toegepast, niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan dat vierde lid.
2. Ten behoeve van de performancetoets, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door het bestuur van de stichting jaarlijks het beleggingsbeleid voor het daarop volgende kalenderjaar vastgesteld waarbij een adequate verdeling van de beleggingen is gemaakt in vastrentende en zakelijke waarden. Van een adequate verdeling tussen vastrentende en zakelijke waarden is sprake indien aannemelijk gemaakt kan worden dat die verdeling: a. is bepaald in samenhang met het finan cieringsbeleid en is afgestemd op de pensioenverplichtingen, daarbij inbegrepen de reglementaire indexatieverplichtingen rekening houdend met het tot dan toe terzake gevoerde beleid, zodanig dat dit over een lange termijn leidt tot een lage premie en een stabiel premieverloop; b. is gekozen op basis van projecties die gebaseerd zijn op realistische en onderling consistente veronderstellingen; en
Uitvoeringsreglement
17
c. de toets op toereikendheid ten aanzien van de continue dekking van de verworven aanspraken, uitgaande van prudente ver onderstellingen, heeft doorstaan.
3. De normportefeuille, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt jaarlijks door het bestuur van de stichting voor het daarop volgende kalenderjaar vastgesteld en is gebaseerd op de in het tweede lid bedoelde verdeling van beleggingen in vastrentende waarden en zakelijke waarden, waarbij deze verdeling verder onderverdeeld wordt naar beleggings categorieën en landen of sectoren waarin belegd wordt en waarbij deze onderverdeling voorzien wordt van herbeleggingsindices voor het daarop volgende jaar die breed samen gesteld, belegbaar en objectief meetbaar zijn. Indien geen representatieve openbare her beleggingsindex bestaat of van toepassing is, kan een representatieve lokale rentemarktindex gebruikt vermeerderd met één procentpunt of een representatieve niet-openbare her beleggingsindex worden gebruikt. 4. In afwijking van het tweede en derde lid kan het bestuur van de stichting een eenmaal vast gesteld beleggingsbeleid respectievelijk vast gestelde normportefeuille in de loop van een jaar voor het dan nog resterende deel van dat jaar éénmalig opnieuw vaststellen indien door een onvoorziene substantiële wijziging in de verplichtingenstructuur of door een substantiële wijziging in de waarde van de beleggingen niet langer sprake is van een adequate verdeling tussen vastrentende en zakelijke waarden als bedoeld in het tweede en derde lid. De noodzaak tot het op korte termijn opnieuw
18
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
vaststellen blijkt uit een na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar opgestelde Asset Liability Managementstudie, uitgevoerd naar aanleiding van de gewijzigde verplich tingenstructuur of de gewijzigde waarde van de beleggingen, en uit een verklaring van een externe deskundige die niet bij die studie betrokken is geweest, waarin de uitkomst van die studie wordt onderschreven. 5. Het bestuur van de stichting: a. deelt op verzoek vanaf 1 april van het desbetreffende jaar schriftelijk mee welk beleggingsbeleid als bedoeld in het tweede lid het heeft gekozen waarbij de gemaakte keuzes met een toelichting zijn onder bouwd; b. overlegt op verzoek vanaf 1 april van het desbetreffende jaar een verklaring van een externe accountant die voldoet aan artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat een normportefeuille als bedoeld in het derde lid is vastgesteld en voorzien van een toelichting, waarbij de gemaakte keuzes zijn onderbouwd; c. deelt op verzoek vanaf 1 januari schriftelijk mee welke normportefeuille als bedoeld in het derde lid het over het daaraan voor afgaande jaar had gekozen waarbij de gemaakte keuzes met een toelichting zijn onderbouwd; d. stelt op verzoek vanaf 1 april de over het voorafgaande jaar gehanteerde niet-openbare herbeleggingsindices, bedoeld in het derde lid, ter beschikking zonder hiervoor op enigerlei wijze kosten in rekening te brengen;
e. deelt op verzoek vanaf 1 april schriftelijk het feitelijke rendement van de stichting en het ren dement van de gekozen normportefeuille als bedoeld in punt 3 van bij lage 1 bij het Vrijstellingsbesluit mee; f. deelt op verzoek vanaf 1 april schriftelijk de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, mee; en g. doet, in het geval het beleggingsbeleid en de normportefeuille opnieuw zijn vast gesteld als bedoeld in het vierde lid, 1e de mededeling, bedoeld in onderdeel a, vanaf de 15de dag na totstand koming van het nieuwe beleggingsbe leid; 2e de verklaring, bedoeld in onderdeel b, vanaf de 15de dag na totstandkoming van het nieuwe normportefeuille; 3e een mededeling van het opnieuw vast stellen van het beleggingsbeleid en de norm-portefeuille in de Staatscourant uiterlijk de 15de dag na de vaststelling; en 4e doet aan de aangesloten werkgevers binnen twee maanden na het opnieuw vaststellen van het beleggingsbeleid en de normportefeuille een schriftelijke mededeling toekomen.
ARTIKEL 5 Vrijstelling om andere redenen Op verzoek van een werkgever kan voor alle werknemers of een deel van de werknemers van die werkgever ook om andere redenen dan genoemd in de artikelen 1 tot en met 4 vrijstelling worden verleend.
ARTIKEL 6 Voorschriften bij het verlenen van vrijstelling Onder pensioenuitvoerder wordt in dit artikel ver staan: een ondernemingspensioenfonds dat, een bedrijfstakpensioenfonds dat, of een verzekeraar die zetel heeft in Nederland. 1. Aan de vrijstelling kunnen met inachtneming van het in dit artikel bepaalde door de stich ting nadere voorschriften worden verbonden ter verzekering van een goede uitvoering van de wet. 2. Aan de vrijstelling wordt het voorschrift ver bonden dat de werkgever of, in het geval pensioenrechten worden ontleend aan een ondernemingspensioenfonds of een ander bedrijfstakpensioenfonds, het bestuur van het desbetreffende fonds, aan De Nederlandsche Bank N.V. en aan het bestuur van het bedrijfs takpensioenfonds dat vrijstelling verleent inlichtingen zal verstrekken, die De Nederland sche Bank N.V. of laatstgenoemd bestuur ter verzekering van een goede uitvoering van de wet verlangt. De inlichtingen worden desver langd schriftelijk en door middel van ingevulde en ondertekende formulieren binnen een door De Nederlandsche Bank N.V. onderscheiden lijk door bedoeld bestuur, schriftelijk te stellen termijn verstrekt. 3. Aan de vrijstelling wordt het voorschrift ver bonden dat de werkgever ten behoeve van zijn werknemers een andere pensioenvoor ziening heeft of deze zal treffen en deze heeft ondergebracht of zal onderbrengen bij een ander bedrijfstakpensioenfonds, een onder nemingspensioenfonds of een verzekeraar als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pensi
Uitvoeringsreglement
19
oenwet dan wel dat de werkgever ten behoeve van zijn werknemers binnen 12 maanden na het moment waarop de vrijstelling wordt verleend een andere pen sioenvoorziening zal treffen en deze zal onderbrengen bij een ander bedrijfstak pensioenfonds, een ondernemingspensioen fonds of een verzekeraar als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pensioenwet. 4. Aan de vrijstelling, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, eerste lid en 5, kan de stichting het voorschrift verbinden dat de werkgever een financiële bijdrage betaalt ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel dat de stichting bij de vrijstelling lijdt. De hoogte van deze bijdrage wordt berekend volgens bijlage 2 bij het Vrijstellingsbesluit, tenzij partijen anders overeenkomen. 5. Aan de vrijstelling, bedoeld in de artikelen 1 en 5 wordt het voorschrift verbonden dat de pensioenregeling van de werkgever volgens de berekening aan de hand van bijlage 3 bij het Vrijstellingsbesluit te allen tijde ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan die van de stichting. 6. Aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt het voorschrift verbonden dat aan de pensioenregeling van de werkgever ten minste dezelfde aanspraken worden ontleend als aan de pensioenregeling van de stichting.
20
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
ARTIKEL 6a Fusie ondernemingen met vrijstellingen van zelfde bedrijfstakpensioenfonds 1. In dit artikel alsmede in de artikelen 6b en 6c wordt verstaan onder: a. fusie: de fusie, bedoeld in Boek 2, titel 7, afdeling 2 en 3 van het Burgerlijk Wet boek of het samengaan van twee of meer ondernemingen via een activa- en pas sivatransactie waardoor bedrijfsactiviteiten samensmelten zonder dat een of meer van de fuserende rechtspersonen ophoudt te bestaan; b. nieuwe onderneming: de onderneming bij welke de werknemers voor wie vrijstelling was verleend na een fusie in dienst komen; c. oude onderneming: de voor een fusie bestaande onderneming bij welke de werknemers in dienst waren voor wie vrijstelling was verleend; d. verplichte vrijstelling: een vrijstelling welke is verleend op een van de gronden, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4. 2. Na een fusie tussen oude ondernemingen aan welke voor hun werknemers door eenzelfde bedrijfstakpensioenfonds een verplichte vrijstel ling is verleend, gaan de verleende vrijstellingen over op de nieuwe onderneming en blijven deze in stand zolang voldaan wordt aan de voorschriften, bedoeld in artikel 6. De nieuwe onderneming deelt het bedrijfstakpensioen fonds mee dat de voor de fusie bestaande pensioenregelingen worden voortgezet en welke pensioenregeling van toepassing zal zijn op na de fusie in dienst tredende werknemers.
3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt op verzoek van de nieuwe onderneming in de situatie dat voor alle werknemers van de nieuwe onderneming dezelfde bestaande pensioenregeling gaat gelden, de daarvoor verleende vrijstelling, met de voorschriften, bedoeld in artikel 6, van toepassing op alle huidige en toekomstige werknemers van die nieuwe onderneming.
ARTIKEL 6b Fusie ondernemingen met en zonder vrijstel lingen van zelfde bedrijfstakpensioenfonds 1. Na een fusie tussen oude ondernemingen op welke dezelfde verplichtstelling van toepassing is en waarbij niet aan alle oude ondernemingen een verplichte vrijstelling is verleend, vervallen de vrijstellingen. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt op verzoek van de nieuwe onderneming van welke ten minste 50% van de werknemers voor de fusie in dienst was bij een of meer oude ondernemingen aan welke een verplichte vrijstelling was verleend: a. de vrijstelling uitgebreid tot alle huidige en toekomstige werknemers van de nieuwe onderneming, of b. de vrijstelling gehandhaafd voor de op het tijdstip van fusie in dienst zijnde werk nemers van de oude onderneming of oude ondernemingen met een vrijstelling. 3. Indien de nieuwe onderneming een verzoek doet tot uitbreiding van de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan de stichting daaraan de voorwaarde verbinden dat de nieuwe onderneming een financiële bijdrage
betaalt ter vergoeding van het verzekerings technisch nadeel dat de stichting hierdoor lijdt. De hoogte van deze bijdrage wordt berekend volgens bijlage 2 bij het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000, tenzij partijen anders overeenkomen. 4. In geval van uitbreiding of handhaving van de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, blijven de voorschriften, bedoeld in artikel 6, van toepas sing en wordt de vrijstelling vanaf het tijdstip van fusie geacht te zijn verleend aan de nieuwe onderneming.
ARTIKEL 6c Fusie ondernemingen met en zonder vrijstellingen van verschillende bedrijfstak pensioenfondsen 1. Op verzoek van een nieuwe onderneming die is ontstaan na een fusie tussen oude onder nemingen op welke verschillende verplichtstel lingen van toepassing waren en op welke na de fusie één verplichtstelling van toepassing wordt, wordt een aan een oude onderneming in het kader van dezelfde verplichtstelling verleende vrijstelling uitgebreid tot alle huidige en toekomstige werknemers van de nieuwe onderneming. 2. Op verzoek van een nieuwe onderneming die is ontstaan na een fusie tussen oude onder nemingen op welke verschillende verplichtstel lingen van toepassing waren en op welke na de fusie één verplichtstelling van toepassing wordt, wordt een aan één of meer oude onder nemingen in het kader van dezelfde verplicht stelling verleende vrijstelling gehandhaafd voor alle werknemers van die oude onderneming.
Uitvoeringsreglement
21
3. Op verzoek van een nieuwe onderneming die is ontstaan na een fusie tussen oude ondernemingen op welke verschillende ver plichtstellingen van toepassing waren en op welke na de fusie verschillende verplichtstel lingen van toepassing blijven, wordt een aan één of meer oude ondernemingen verleende vrijstelling gehandhaafd voor alle werknemers van die oude onderneming en voor de toe komstige werknemers van de nieuwe onder neming die onder dezelfde verplichtstelling vallen. 4. In geval van uitbreiding of handhaving van de vrijstelling, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, blijven de voorschriften, bedoeld in artikel 6, van toepassing en wordt de vrijstel ling vanaf het tijdstip van fusie geacht te zijn verleend aan de nieuwe onderneming.
ARTIKEL 6d Vrijstelling na splitsing 1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. zuivere splitsing: een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 334a, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; b. afsplitsing: een afsplitsing als bedoeld in artikel 334a, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; c. oude onderneming: de voor een zuivere splitsing of afsplitsing bestaande onder neming; d. nieuwe onderneming: de na een zuivere splitsing of afsplitsing ontstane onder neming; e. verplichte vrijstelling: een vrijstelling welke is verleend op een van de gronden, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4.
22
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
2. In geval van zuivere splitsing blijft op verzoek van de nieuwe ondernemingen een aan een oude onderneming verleende verplichte vrijstelling met de daarbij behorende voor schriften, bedoeld in artikel 6, in stand, indien op de nieuwe ondernemingen dezelfde verplichtstelling van toepassing blijft. De nieuwe ondernemingen delen de stichting mee welke werknemers bij hen in dienst zijn. 3. De vrijstelling wordt vanaf het tijdstip van de splitsing geacht te zijn verleend aan de nieuwe ondernemingen en geldt voor de huidige en toekomstige werknemers. 4. In geval van een afsplitsing blijft een aan een oude onderneming verleende verplichte vrijstelling met de daarbij behorende voor schriften, bedoeld in artikel 6, in stand, indien de voor de afsplitsing bestaande pensioen regeling wordt voortgezet. De oude onder neming deelt dit mede aan de stichting. 5. In geval van een afsplitsing wordt op verzoek van een nieuwe onderneming, welke onder dezelfde verplichtstelling valt als de oude onderneming, aan de nieuwe onderneming een vrijstelling verleend voor haar huidige en toekomstige werknemers onder dezelfde voorwaarden als welke zijn verbonden aan de aan de oude onderneming verleende vrijstel ling. Deze vrijstelling wordt vanaf het moment van afsplitsing geacht te zijn verleend aan de nieuwe onderneming.
ARTIKEL 6e Vrijstelling na doorstart 1. Op verzoek van een onderneming op welke een verplichtstelling van toepassing is, wordt een verplichte vrijstelling gehandhaafd die is verleend aan een gefailleerde onderneming wier activiteiten zij geheel of nagenoeg geheel voortzet in het kader van een doorstart, mits: a. de doorstart plaatsvindt binnen één jaar na het faillissement, en b. ten minste 50% van de werknemers van de gefailleerde onderneming in dienst is gekomen bij die onderneming. Onder een verplichte vrijstelling wordt in dit verband verstaan: een vrijstelling welke is verleend op een van de gronden, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4.
2. De vrijstelling, bedoeld in artikel 4 wordt uitsluitend op verzoek van de werkgever voor wiens werknemers vrijstelling is verleend ingetrokken. 3. In afwijking van het tweede lid kan de vrijstel ling, bedoeld in artikel 4 door de stichting worden ingetrokken indien wordt gehandeld in strijd met de voorschriften die aan de vrij stelling zijn verbonden.
Aldus besproken en besloten in de bestuurs vergadering van 17 december 2007 A.L. Muntz Voorzitter
M.J.M. Nuyten vice-voorzitter
2. Bij de handhaving van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, blijven de voorschriften, bedoeld in artikel 6, van toepassing en wordt de vrijstelling vanaf het tijdstip van doorstart geacht te zijn verleend aan de onderneming die de doorstart maakt voor haar huidige en toekomstige werknemers.
ARTIKEL 7 Intrekking van de vrijstelling 1. Een vrijstelling kan door de stichting worden ingetrokken, indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, 2 of 3, indien niet meer wordt voldaan aan de reden tot vrijstelling bedoeld in artikel 5 of indien wordt gehandeld in strijd met een of meer aan de vrijstelling verbonden voor schriften.
Uitvoeringsreglement
23
Aantekeningen
24
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
Aantekeningen
Uitvoeringsreglement
25
Colofon Redactie: Syntrus Achmea Tekst: Syntrus Achmea Vormgeving: Vormplan Design bno, Amsterdam 1e druk: januari 2008
26
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten
Postbus 9251 1006 AG Amsterdam (020) 607 27 77
www.stippensioen.nl
[email protected]