$UEHLGVYRRUZDDUGHQQRWD):0 Inleiding Niet langer floreert de Nederlandse economie zoals in de afgelopen jaren. "De Nederlandse economie mag zich verheugen in mooie rapportcijfers", zo begon vier jaar geleden de brief van de gezamenlijke werkgeversorganisaties aan de toenmalige kabinetsformateur. Hoe anders is de situatie nu. Een hoge loon-prijsspiraal is de Nederlandse economie binnengeslopen. Stijgende lonen zijn mogelijk, soms zelfs wenselijk, maar dit kan echter alleen als de omzet en productiviteit van ondernemingen in hetzelfde tempo of sneller meestijgen. Zodra omzet en productiviteit dalen of stabiliseren, maar tegelijkertijd de loonkosten blijven stijgen, dalen de rendementen van ondernemingen. Een beetje daling op zich, daar is niets zorgwekkends aan. Maar als de rendementen zodanig laag worden dat investeringen in toekomstige marktkansen uitblijven, is er reden om stil te blijven staan bij de consequenties van verdere loonkostenstijging en de wenselijkheid daarvan. Onder invloed van de zwakke ontwikkeling van de wereldhandel is de uitvoergroei in 2002 van Nederlandse bedrijven in de Metaal en Technische Bedrijfstakken volgens het CPB beperkt gebleven tot 0,5%. In 2000 bedroeg deze uitvoergroei nog ruim 13%. De verslechterde prijsconcurrentiepositie van Nederland is de hoofdoorzaak van deze spectaculaire terugval. De concurrentiepositie is over 2001 en 2002 met meer dan 3% terug gelopen. De loonkostenstijgingen van de afgelopen jaren spelen duidelijk een rol bij die verslechtering van de internationale concurrentiepositie. Vanaf 1997 zijn de loonkosten eenheid product in de Nederlandse industrie 11% sterker gestegen dan gemiddeld in de industrielanden van de Europese Unie. Ten opzichte van Duitsland, de belangrijkste handelspartner, is de concurrentiepositie zelfs met 16 procent verslechterd. Gezien de hoge component arbeid in de producten die de ondernemingen in de Metaal en Technische Bedrijfstakken produceren, reden tot bezinning op de loonkosten. Veel ondernemingen in de Metaal en Technische Bedrijfstakken hebben het de afgelopen jaren flink voor hun kiezen gekregen. We zien nu al de gevolgen bij de ondernemingen die onder druk staan van deze uiterst negatieve ontwikkeling: reorganisaties in de Metaal en Technische Bedrijfstakken nemen hand over hand toe. Willen we de werkgelegenheid in stand houden dan is loonkostenmatiging dus geboden. Een gematigde ontwikkeling van de loonkosten leidt immers tot een voorlopig verbeterde concurrentiepositie, ruimte voor rendementsontwikkeling en daarmee tot investeringsgroei. In het licht van het hierboven gememoreerde zullen de onderhandelingen over de inhoud van de arbeidsvoorwaarden CAO voor de periode 2003/2005 van cruciale betekenis zijn. Het scheppen van goede randvoorwaarden, zoals het realiseren van goede verhoudingen en het in goed overleg kiezen van de juiste CAO-inzet, zijn daarmee belangrijker dan ooit.
No.03853.CAO-04.02.03 1/7
Enkel op deze wijze is en blijft de CAO voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken het sturingsinstrument waarmee flexibel kan worden ingespeeld op de economische en maatschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. &$2LQ]HW Looptijd Met betrekking tot de looptijd gaat onze voorkeur uit naar een CAO voor een periode van 24 maanden. Een dergelijke looptijd biedt aan ondernemingen voor een langere periode duidelijkheid en op het niveau van de Metaal en Technische Bedrijfstakken biedt dat de gelegenheid gemaakte afspraken te implementeren en op hun effectiviteit te beoordelen. Een CAO met een kortere looptijd, bijvoorbeeld één jaar, is bespreekbaar mits dat in belangrijke mate een verlenging van de huidige CAO betekent. Inkomen De lonen in de Metaal en Technische Bedrijfstakken zijn per 1 maart 2002 nog met 3½% en per 1 januari 2003 met een ½% verhoogd. De kosten, verhoging per 1 januari 2003 en overloop van 2002, drukken voor een gedeelte op dit jaar. Door EIM is in opdracht van FWM een onderzoek verricht naar de loonkostenontwikkeling in de Metaal en Technische Bedrijfstakken gedurende de periode 2000 – 2003. Om de rendementen van 2000 te kunnen realiseren zouden de lonen zelfs moeten worden verlaagd, aldus EIM in bedoeld onderzoek. Op heldere wijze wordt in het onderzoek cijfermatig de negatieve ontwikkeling van de laatste 2 jaar, alsmede de ernst van de huidige economische situatie, zichtbaar gemaakt. Bij ongewijzigd beleid zal binnen de huidige conjuncturele ontwikkeling een verdere verslechtering van de rendementen optreden. Dit dwingt ons tot de keuze voor het toekennen van loonsverhogingen in de vorm van éénmalige vergoedingen. De ruimte voor het toekennen van structurele verhogingen van de lonen is minimaal. Met betrekking tot het toekennen van structurele verhogingen stellen wij voor om deze voor een belangrijk deel afhankelijk te laten zijn van de rendementsontwikkeling in de Metaal en Technische Bedrijfstakken. Wij stellen derhalve voor gezamenlijk een studie te verrichten naar de mogelijkheid van het ontwikkelen van een daartoe geschikt meetinstrument. Het door EIM gehanteerde onderzoeksmodel, waarmee de ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote (AIQ) in de Metaal en Technische Bedrijfstakken kan worden vastgesteld, zou hierbij als leidraad kunnen dienen. Voorts stellen wij voor om toekomstige structurele loonsverhogingen toe te kennen op basis van de CAO-tabellen en deze niet toe te kennen over het gedeelte dat werknemers reeds meer verdienen dan het maximum van de geldende salarisgroep.
No.03853.CAO-04.02.03 2/7
Met betrekking tot de ´Jeugdgroepen´ stellen wij voor om de arbeidsvoorwaarden in de CAO gericht aan te passen en daarmee de aantrekkelijkheid van het werken in de Metaal en Technische Bedrijfstakken voor deze doelgroep te vergroten. Derhalve stellen wij voor om de zogenoemde VMBO-schaal met een nader af te spreken percentage extra te verhogen. Kwaliteit van de arbeid Het ziekteverzuim en de instroom in de WAO blijven volop aandacht vragen. De aanpassingen van begin jaren negentig hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Het aantal WAO’ers in Nederland groeit nog steeds en is de magische grens van 1 miljoen zeer dicht genaderd. Ook in de Metaal en Technische Bedrijfstakken groeit het aantal WAO’ers. In de afgelopen jaren heeft de politiek steeds meer verantwoordelijkheid voor de aanpak van ziekte en arbeidsongeschiktheid neergelegd op het niveau van de ondernemingen. Wij zijn van mening dat alleen op dat niveau rekening kan worden gehouden met de bijzondere omstandigheden die tot een goede en effectieve aanpak van deze problematiek kunnen leiden. Daarbij is van belang: - een goede en werkbare verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgever en werknemer; - een effectieve en efficiënte inzet van de beperkt beschikbare middelen. Het onlangs bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel om met ingang van 1 januari 2003 de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte van één naar twee jaar te verlengen is met het oog op de val van het kabinet controversieel verklaard en met één jaar opgeschort. Bedoeld wetsvoorstel dient in samenhang te worden bezien met het voornemen van het kabinet om op centraal niveau met de sociale partners afspraken te maken over herziening van de WAO. Wij willen met u de afspraak maken dat - in navolging van de afspraken die op centraal niveau met de sociale partners worden gemaakt over herziening van de WAO, en in het bijzonder over de beperking van de loondoorbetaling bij ziekte – deze één op één voor de periode vanaf 2004 voor de CAO Metaal en Technische Bedrijfstakken van toepassing zullen zijn. De huidige bepalingen in de CAO Metaal en Technische Bedrijfstakken betreffende arbeidsongeschiktheid bieden onvoldoende mogelijkheid om een samenhangend en evenwichtig gezondheids- en reïntegratiebeleid te voeren. Wij stellen voor om de CAO zo in te richten dat op het niveau van de individuele ondernemingen van een ruimer instrumentarium gebruik kan worden gemaakt en daarvoor aan te wenden de in 2001 en 2002 geheven 0,05% van de loonsom. In de CAO dient te worden opgenomen dat kortingen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen als gevolg van niet meewerken aan eigen herstel, werkhervatting of reïntegratie, niet ongedaan worden gemaakt door de aanvullingsverplichting van de werkgever. No.03853.CAO-04.02.03 3/7
Ook dient in de CAO te worden opgenomen dat een werknemer, die zich niet houdt aan de geldende veiligheidsvoorschriften en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt wordt, zijn recht op aanvulling verliest. Wij stellen voor om in artikel 40 lid 2 en lid 4 van de CAO een aanvullende bepaling op te nemen dat voor werknemers in dienst van een werkgever met een collectieve ziektekostenverzekering met ingang van 1 april 2003 geldt, dat het in aanmerking komen voor een bijdrage als bedoeld in artikel 40 lid 1 afhankelijk wordt gesteld van deelneming aan de van toepassing zijnde collectieve ziektekostenverzekering. Voorts willen wij samen met u een oplossing vinden voor de zogenoemde artikel 67problematiek (aanvulling van salaris); wij stellen voor hierbij de systematiek te volgen die ter zake van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten door de uitvoeringsinstelling wordt gehanteerd. Arbeidsmarkt en Scholing Inzetbaarheid, opleidingsbereidheid en veranderingszin van individuele werknemers wordt voor ondernemers steeds belangrijker. Het investeren in kennis en vaardigheden is zowel voor ondernemers als individuele werknemers van belang. Voor ondernemers draagt scholing van de werknemers bij aan versterking van het concurrentievermogen; voor werknemers leidt scholing tot een versterking van de positie op de arbeidsmarkt. De werkgever faciliteert, maar de werknemer dient voor extra scholing bereid te zijn ADV aan te wenden. Beleid op het terrein van arbeidsmarkt en scholing moet zijn gericht op een gemeenschappelijk belang van ondernemingen in de Metaal en Technische Bedrijfstakken. Het gaat daarbij om beleid dat niet door individuele ondernemingen, maar slechts door gezamenlijke inspanningen, kan worden gerealiseerd. Wij stellen derhalve voor de van toepassing zijnde basisheffing van de O&O-fondsen in de Metaal en Technische Bedrijfstakken op het huidige niveau, 0,65% van de loonsom, te continueren. Diversen Overwerkvergoeding deeltijdwerkers Wij stellen voor om de overwerkvergoeding voor deeltijdwerkers pas in te laten gaan op het moment dat langer dan 38 uur is gewerkt. Periodieke verhoging Wij stellen voor om in situaties waarin een werkgever van mening is dat een werknemer niet in aanmerking komt voor een periodieke verhoging, de werkgever deze slechts gemotiveerd zal kunnen weigeren.
No.03853.CAO-04.02.03 4/7
Bijzondere positie m.b.t. het werken op zaterdag Wij stellen voor de bijzondere positie in artikel 18 lid 7 “als regel wordt des zaterdags geen arbeid verricht” te schrappen. Arbeid op zondagen en feestdagen, artikel 19 Gelet op de wetswijziging inzake zondagsarbeid stellen wij voor om in artikel 19 niet langer te spreken van zondagen. Arbeidstijden Wij stellen voor in de eerste zin van artikel 18 lid 4 de toevoeging “in overleg met de v.v.” te laten vervallen. Dienstbetrekking voor bepaalde tijd, artikel 14 Vanwege onduidelijkheid doen zich in de praktijk regelmatig problemen voor rondom het thema dienstbetrekking voor bepaalde tijd in relatie tot eerder verricht uitzendwerk. Om aan deze onduidelijkheid een eind te kunnen maken en ter voorkoming van ongewenste problemen, stellen wij voor, om een voorafgaande uitzendrelatie met eenzelfde werknemer waarmee een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, in de keten van arbeidsovereenkomsten niet mee te rekenen. Dienstbetrekking voor bepaalde tijd, artikel 14 lid 8 Wij stellen voor om artikel 14 lid 8 zodanig te herformuleren dat deze inhoudelijk aansluit bij artikel 7:667 lid 4 BW. Kinderopvang Wij stellen voor om een zodanige regeling kinderopvang af te spreken waardoor de huidige knelpunten worden opgelost. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de regeling kinderopvang ook in de toekomst houdbaar en betaalbaar dient te zijn. Kiezen en ruilen Wij stellen voor om de op 31 oktober jl. ter zake in het DB MTB gemaakte afspraken duidelijker in de CAO vast te leggen. Voorts stellen wij voor om de beperking in artikel 30 lid 2.a. van de CAO, die thans nog louter technisch van aard is, te schrappen. Sociaal Fonds Wij stellen voor de huidige regelingen te continueren maar het niveau van de heffing voor SFM en FMV terug te brengen van 0,2% tot 0,1% van de loonsom. Tot slot Zorgvuldig omgaan met de arbeidsvoorwaarden is met name bij economische teruggang van belang, voor werkgevers en werknemers. Juist die ondernemingen die de rendementen fors zien dalen, hebben nu de financiële ruimte nodig om een omslag te kunnen maken naar toekomstig rendementsherstel. No.03853.CAO-04.02.03 5/7
%JHGHHOWHV &$2/RRGJLHWHUV)LWWHUV&HQWUDOH9HUZDUPLQJVEHGULMIHQ.RHOWHFKQLVFK ,QVWDOODWLHEHGULMI &$2(OHNWURWHFKQLVFK%HGULMI • Wij stellen voor om de bovengenoemde CAO’ s samen te voegen tot één CAO. • Wij stellen voor om in overeenstemming met de andere MTB CAO’ s de heffing voor de O&O-fondsen vast te stellen op hetzelfde percentage zoals dat wordt afgesproken tijdens het CAO-overleg. Tevens wordt voorgesteld om de egalisatieheffing voor beide fondsen vast te stellen op 0,5%. • Wij stellen voor om artikel 77 CAO Loodgieters als volgt te wijzigen: In sub a tot en met c toevoegen ontwerpen. Dit indien dit plaatsvindt ten behoeve van door de werkgever zelf aan te leggen, te wijzigen, te demonteren, te herstellen, te onderhouden of bedrijfsvaardig op te leveren installaties. In sub a toevoegen riool infrastructuur. In sub a huisrioleringen wijzigen in binnenriolering. • Wij stellen voor om het gestelde in artikel 79 Loodgieters te wijzigen. Lid 1 komt te vervallen en aan lid 2 wordt toegevoegd dat dit ook betrekking heeft op de in artikel 77 sub a vermelde werkzaamheden. • In de nieuwe CAO wordt het huidige artikel 82 inzake Gereedschapsvergoeding opgenomen. Dit conform de CAO voor het Elektrotechnisch bedrijf. • Het gestelde in artikel 86 van de CAO voor het Elektrotechnisch bedrijf is uitsluitend van toepassing ten aanzien van de huidige werkingssfeer van de CAO voor het Elektrotechnisch bedrijf. • Het gestelde in artikel 83 lid 2 van de CAO voor het Elektrotechnisch bedrijf inzake de verschuldigde bijdrage wordt niet meer opgenomen in de CAO maar wordt zoals bij het OLC opgenomen in het bijdragereglement. • Het gestelde in art. 83 lid 3b (elektrotechnisch bedrijf) en 2b (loodgieters) wordt gewijzigd. Doen organiseren wordt gewijzigd in organiseren. En het innen en beheren van gelden komt in deze bepaling te vervallen. • De CAO, de statuten, het bijdragereglement en het uitkeringsreglement van OFE worden als bijlage in de CAO opgenomen. • Art. 84 van de CAO inzake scholingsverlof voor het Elektrotechnisch bedrijf wordt opgenomen als bijlage in de CAO. Dit als onderdeel van de CAO OFE. &$20RWRUYRHUWXLJHQEHGULMIHQ7ZHHZLHOHUEHGULMI 1. Wij stellen voor om de CAO Veton per 1 september 2003 te integreren in de CAO voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf. Om de integratie soepel te laten verlopen is een overgangsmaatregel noodzakelijk. No.03853.CAO-04.02.03 6/7
2. Wij stellen voor om de verplichte aansluiting bij het vakantiefonds (VFM) voor tweewielerbedrijven in artikel 84 lid 3 te laten vervallen. 3. Binnen de deelbranche Autoverhuur vindt op dit moment een discussie plaats over de CAO voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf. Naar aanleiding van deze discussie kunnen een of meer voorstellen specifiek voor de deelbranche autoverhuur worden gedaan. Indien deze voorstellen worden gedaan zal dit voor de start van de onderhandelingen worden aangegeven. 4. Redactioneel: Wij stellen voor om in artikel 80 expliciet op te nemen dat dit artikel geldt voor tankstations en autowasbedrijven in plaats van de artikelen 17 lid 2 en 42A. 5. Wij stellen voor de gebruikelijke basisheffing OOMT voor tankstation-, autowas-, motorenrevisie- en autoverhuurbedrijven van 0.4%, in plaats van 0,65%, voort te zetten. &$2&DUURVVHULHEHGULMI Wij stellen voor de gebruikelijke basisheffing OOC voor autobekleed-, autorestauratie-, autopoets- en motorfietsherstelbedrijven van 0,4%, in plaats van 0,65%, voort te zetten. &$2,VRODWLHEHGULMI Wij stellen voor, afhankelijk van de uitkomsten van het A-gedeelte in het CAO-overleg, de basis O&O-heffing voor het Isolatiebedrijf voor de looptijd van de CAO te verhogen met een egalisatieheffing van maximaal 0,2% zodat uitgaande van de huidige basisheffing van 0,65% de totale O&O-premie uitkomt op maximaal 0,85%. 0HWDDOEHZHUNLQJVEHGULMI Wij stellen voor om de premie voor de OOM-heffing te handhaven op 0,75%.
No.03853.CAO-04.02.03 7/7