Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
VUmc-compas
Hertoets
her2V12 / Twee-voor-Twaalf
Semester B.2.2
2007-2008
Semestercoördinator
prof.dr. W.J. Mooi
Toetscode
2V12B22H/ 01-08-2008
Studiejaar/ fase
tweede jaar/ Bachelor
Gelegenheid
2
Toetsdatum
vrijdag 01-08-2008
Tijd
15.15 – 17.45 uur
Toetsduur
2,5 uur
e
Plaats
TenT-hal (VU-campus)
Aantal en type vragen
Open-boek-toets met 10 opdrachten met open (sub)vragen Per opdracht 10 punten = max. 100 punten voor de toets
Aantal versies
1
Druk
enkelzijdig bedrukt
Aantal pagina’s toets
17 inclusief dit voorblad
Toegestane hulpmiddelen
boeken toegestaan naar eigen keuze student: zie blad 2 rekenmachine
Inleveren na afloop
toets met naam en studentnummer op ieder blad
De toetsopgaven
na afloop NIET mee te nemen
Antwoordsleutel/model
vragen en voorlopige sleutel na afloop op Blackboard
Schrijf op ieder vel bovenaan leesbaar je naam, student- en leergroepnummer! Anders wordt het niet nagekeken. Schrijf je antwoord leesbaar en met pen in de antwoordruimte; de grootte van de antwoordruimte is groter dan strikt nodig: schrijf alleen op wat er toe doet. Succes met de toets! Mobiele telefoons uit Tijdens het eerste uur en het laatste halfuur géén toiletbezoek Fraude wordt bestraft
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 1 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ her2V12
Literatuurlijst en gerelateerde opdrachten.
Aanbevolen naslagwerken of andere documentatie (mededeling op Bb voorafgaand aan de toets) Gijs, L et al., Seksuologie (2004) H10, Anticonceptie en seksuele gezondheid en H16 Artikel: Abortus in Nederland, J. Rademakers Bijlagen klapper cursus 2.2.2: - NHG standaard cardiovasculair risicomanagement 2007 - Bahr & Maehlum. Clinical guide to sports injuries. Hoofdstuk 7 Shoulder. Pp 153-188 - Practicumhandleiding (inclusief de antwoorden) COP Het onderzoek van de gewrichten - Practicumhandleding (inclusief de antwoorden) CUP De anatomische achtergronden van sportletsels van gewrichten EALM Verhagen, EMF van Sluijs, W van Mechelen. Risk of Physical Activity. Hoofdstuk 19 uit Physical Activity and Health. Eds. C Bouchard, SN Blair, WL Haskell. Blz 287-300. Landefeld et al.: Current Geriatric Diagnosis and Treatment Klapper studentdeel cursus 2.2.3 met bijbehorende leerstof Robbins & Cotran, Pathologic Basis of Disease Mackenbach en van der Maas, Volksgezondheid en gezondheidszorg. Derde druk hoofdstuk3, Theorie en methoden voor preventie Zielhuis GA et al, Handleiding Medisch Wetenschappelijk Onderzoek Farmacotherapeutisch kompas / www.fk.cvz.nl Sitsen, Farmacologie Prof. de Vries, Farmacotherapie op maat
Studieopdrachten waaruit afgeleid is: Opdracht 1:
2.2.1 Sexualiteit en relaties week 2 SO2
Opdracht 2:
2.2.1 Sexualiteit en relaties week 1 Practicum: Geslachtsorganen van man en
Opdracht 3:
2.2.2 Arbeid, leefstijl en gezondheid week 3: SO2 & week 4: OC1
Opdracht 4:
2.2.2 Arbeid, leefstijl en gezondheid week 4: SO1, CUP 2.2.2-4 EN COP 2.2.2-4
Opdracht 5:
2.2.3 Ouder worden leerstof college week 4
Opdracht 6:
2.2.3 Ouder worden leerstof week 3 en college CVA
Opdracht 7:
2.2.4 Capita selecta week 2 COP
Opdracht 8:
2.2.4 Capita selecta week 1 CUP
Opdracht 9:
2.2.5 LO2
Opdracht 10:
2.2.5 LO2
vrouw; week 3 Openingscollege week 3 Man met seksuele disfunctie
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 2 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
1
Opdracht 1 / 4 vragen Afgeleid uit: 2.2.1.2 SO2 Casus Paula, 20 jaar, studente, komt op het spreekuur van de huisarts. Ze heeft nu 6 maanden een vaste vriend met wie ze plezierig vrijt. Tot nu hebben ze condooms gebruikt, maar gisteren bleek het condoom na het vrijen gescheurd. Vraag 1 (2 punten) Welke 2 risico’s moet de huisarts met haar bespreken? Antwoord: 1. SOA 2. ongewenste zwangerschap (1 punt per goed antwoord; totaal 2 punten)
Vraag 2 (3 punten) Noem 3 methoden die in NL wettelijk zijn toegestaan om te voorkomen dat Paula een ongewenst kind krijgt? Antwoord: 1. morning after pil 2. morning after spiral 3. abortuspil 4. abortus curettage (of overtijdbehandeling) (1 punt per goed antwoord; totaal maximaal 3 punten)
Vraag 3 (1 punt) Nadat dit “ongelukje” goed is afgelopen wil Paula met de standaard anticonceptiepil beginnen. Zij heeft gehoord dat je van de pil minder zin in seks kunt krijgen. Noem hiervoor een endocriene verklaring en licht kort toe. Antwoord: 1e verklaring: Onderdrukking cyclische karakter van met name LH en hierdoor minder androgeenafgifte door de ovaria. Androgenen leveren positieve bijdrage aan libido. 2e verklaring: Verhoging SHBG door oestrogenen en progestagenen uit de pil waardoor meer vrij androgeen wordt gebonden en de beschikbare portie afneemt. Androgenen leveren positieve bijdrage aan libido. (Maximaal 1 punt) Vraag 4 (4 punten) Als anticonceptie faalt, kan dat 2 groepen van oorzaken hebben. Noem deze en licht ze kort toe. Antwoord: 1. patient-failure: het anticonceptiemiddel wordt door de persoon niet volgens de gebruiksaanwijzing toegepast (slordigheid, onvoldoende uitleg) 2. method-failure: het anticonceptiemiddel faalt ondanks zorgvuldig gebruik. Bij elk anticonceptiemiddel is daar meer of minder kans op (pearl-index). (1 punt per oorzaak, 1 punt per uitleg; totaal 4 punten)
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 3 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
2a
Opdracht 2 / 4 vragen Afgeleid uit: 1. 2.2.1.1 Practicum: Geslachtsorganen van man en vrouw 2. 2.2.1.3 Openingscollege week 3 Man met seksuele disfunctie Casus Meneer P, 54 jaar, bezoekt uw spreekuur met de klacht dat hij sinds ruim een jaar een langzaam in ernst toenemende verkromming van de penis heeft waardoor coïtus niet meer goed mogelijk is. Bij palpatie van de penis voelt U een harde plek in de kapsel van het zwellichaam. De heer P. heeft een foto van zijn erecte penis gemaakt en laat deze aan U zien.
Vraag 1 (1 punt) Hoe luidt uw diagnose? Antwoord: Ziekte van Peyronie (1 punt)
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 4 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
2b
Vervolg opdracht 2 Vraag 2 (2 punten voor juiste benoemingen, 1 punt voor de juiste plaats) Benoem de vier verschillende structuren (zie pijlen) in de onderstaande schematische doorsnede door de penisschacht ter hoogte van de afwijking zoals op de foto boven weergegeven. Teken de afwijking op de juiste plaats in de onderstaande doorsnede. Dorsaal
Ventraal
Antwoord: alles goed: 3 punten. ½ punt per juist onderdeel maar afronden op heel getal Dorsaal
Plaque Corpus Cavernosum Tunica Albuginea
Corpus Spongiosum
Ventraal Urethra
Vraag 3 (4 punten) Leg uit op grond van welk proces de kromstand ontstaat en beschrijf het natuurlijk beloop van deze aandoening. Antwoord: de ziekte van Peyronie ontstaat op grond van de vorming van weinig elastisch bindweefsel in het kapsel van het zwellichaam (1 punt). Aan de basis hiervan liggen waarschijnlijk bloedinkjes in het kapsel (1 punt) maar er speelt ook een erfelijke factor mee (1 punt). Het natuurlijk beloop is gunstig. Na gemiddeld 1 jaar is de ziekte stabiel. Bij ongeveer 50% van de mannen neemt de kromstand dan ook weer wat af. (1 punt) (Totaal 4 punten) Vraag 4 (2 punten) Welke mogelijkheden van behandeling bespreekt u met de heer P? Antwoord: een operatie waarbij de stand van de penis gecorrigeerd wordt is alleen geïndiceerd wanneer de kromstand stabiel is en deze tot coïtusonmogelijkheid leidt. (1 punt voor operatie, 1 punt voor de voorwaarden; totaal 2 punten)
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 5 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
3
Opdracht 3 / 3 vragen Afgeleid uit 2.2.2 week 3: SO2 & week 4: OC1 Casus Als arts treft u een man van 55 jaar. De man geeft aan te roken en niet te sporten. Verder navragen leert u dat deze man niet de aanbevolen dagelijkse 2 ons groenten en 2 stuks fruit tot zich neemt. Uit onderzoek leert u verder dat de man een bloeddruk heeft van 90 om 140 en een totaal cholesterol/HDL-cholesterol ratio van 6. en De man heeft geen gediagnosticeerde hart- en vaatziekten en geen Diabetes Mellitus Type 2. Vraag 1 (3 punten) Wat is de toename in het sterfterisico door hart- en vaatziekten voor deze man over een periode van 10 jaar, ervan uitgaande dat er over deze periode geen veranderingen optreden in de gegeven waarden en leg kort uit. Antwoord: toename is 11% uitleg: 55 jaar is 6% sterfterisico 65 jaar is 17% sterfterisico Vraag 2 (2 punten) Wat is op basis van de casus uw belangrijkste leefstijladvies voor deze man om de toename in sterfterisico te minimaliseren? Antwoord: stoppen met roken. Vraag 3 (5 punten) Waarom is lichamelijk inspannende activiteit vanuit het oogpunt van de publieke gezondheid een effectief middel om het aantal gevallen van acuut hartfalen te minimaliseren, ondanks het significant verhoogde risico op plotse hartdood tijdens sport. Antwoord: het gemiddelde 24-uurs risico op plots hartfalen bij actieve mensen is lager dan het gemiddelde risico op plots hartfalen bij inactieve mensen.
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 6 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Opdracht 4 / 4 vragen
4
Afgeleid uit 2.2.2 week 4: SO1, CUP 2224 EN COP 2224 Casus de Een 32 jarige rechtshandige man, al sinds zijn 19 jaar volleybalspeler van beroep, klaagt over pijn in zijn rechter schouder. Bovendien heeft hij gemerkt dat er ook sprake is van krachtsverlies tijdens het smashen en serveren. Buiten het volleybalspelen heeft de man geen klachten. Bij inspectie van het schoudergebied valt op dat het gebied net distaal van de spina scapulae rechts iets minder bol is dan links. De anamnese en de inspectie wijzen op een aandoening van een of meer “rotator cuff” spieren. Vraag 1 (2 punten, A en B ieder 1 punt) A: welke zijn de 4 rotator cuff spieren? B: welke van deze spieren lijkt hier in het bijzonder aangedaan? Antwoord: A: mm. supraspinatus, infraspinatus, subscapularis en teres minor B: m. infraspinatus Vervolg casus U gaat vervolgens de kracht van de verschillende cuff spieren testen. Het valt op dat de exorotatie van de rechterschouder minder krachtig is dan links. Bij de andere bewegingen is de kracht en bewegingsuitslag normaal. Vraag 2 (3 punten) Welke spier is de belangrijkste voor exorotatie in het schoudergewricht? Antwoord: m. infraspinatus Vraag 3 (3 punten) Omdat er sprake is van atrofie van op zijn minst één van de cuffspieren overweegt u de mogelijkheid van zenuwletsel. Waarom ligt een letsel van de motorische schors van de hersenen in dit geval niet voor de hand? Antwoord: Vanwege de aanwezigheid van atrofie; duidt op een perifere aandoening. Vraag 4 (2 punten, A en B ieder 1 punt) A: welke perifere zenuwen innerveren de cuffspieren? B: welke zenuw zal in dit geval aangedaan zijn? Antwoord: A. nn. suprascapularis, subscapularis en axillaris B. n. suprascapularis
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 7 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
5
Opdracht 5 / 3 vragen Afgeleid uit 2.2.3 leerstof college week 4 Casus Een patiënte met een Alzheimer dementie blijkt ook een delier te hebben vanwege een urineweginfectie. De arts constateert de volgende klinische verschijnselen: geheugenstoornissen (cognitieve stoornissen), visuele hallucinaties, ontregeling van slaap-waakritme, desoriëntatie in tijd, gevoel van bedreigd te worden en loopapraxie. Vraag 1 (2 punten) Welk(e) van het/de bovengenoemde verschijnsel(en) is/zijn kenmerkend voor een delier en wordt/worden veel minder of niet bij dementie gevonden? Antwoord: gevoel van bedreigd te worden
Vraag 2 (2 punten) Welk(e) van het/de bovengenoemde verschijnsel(en) is/zijn kenmerkend voor een dementie en wordt/worden veel minder of niet bij delier gevonden? Antwoord: loopapraxie (goed = 2 punten).
Vraag 3 (6 punten) Bij het optreden of plotseling verergeren van welke van de in de casus genoemde verschijnselen moet men bij een demente patiënt denken aan een delier? Noem er 3. Antwoord: visuele hallucinaties (2 punten) geheugenstoornissen (cognitieve stoornissen) (2 punten) ontregeling van slaap/waakritme (2 punten)
Antwoord:
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 8 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
6
Opdracht 6 / 1 vraag Afgeleid uit 2.2.3 leerstof week 3 en college CVA Casus Een 92-jarige patiënte heeft een ernstige arthrosis deformans, die veel van haar gewrichten heeft aangetast. De artrose bestaat al vele jaren. Na anamnese en onderzoek worden onder andere de volgende problemen geconstateerd: vervormde en gezwollen linker knie, loopproblemen, bij onderzoek blijkt forse flexiebeperking van de rechterheup, beenverkorting rechts, schillen van groente en fruit lukt vrijwel niet, bij uit bed komen is veel hulp nodig, door de pijn is het wekelijkse bezoek aan de buurvrouw gestaakt en zij is daardoor geïsoleerd geraakt. Vraag 1 (totaal 10 punten) Geef hieronder aan welke problemen tot respectievelijk de begrippen A; “stoornis” , “ B: beperking” C: “handicap” horen. A: stoornis (3 punten): noem er tenminste drie Antwoord: Stoornis: vervormde en gezwollen knie (goed = 1 punt), forse flexiebeperking van de rechterheup (goed = 1 punt), beenverkorting rechts (goed = 1 punt). B: beperking (3 punten): noem er tenminste drie Antwoord: Beperking: loopproblemen (goed = 1 punt), schillen van groente en fruit lukt bijna niet (goed = 1 punt), bij het uit bed komen is veel hulp nodig (goed = 1 punt). C: handicap (4 punten): noem er tenminste twee Antwoord: Handicap: het staken van het wekelijkse bezoek aan de buurvrouw vanwege de pijn (goed = 2 punten), geïsoleerd geraakt (goed = 2 punten).
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 9 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
7a
OPDRACHT 7 / 4 vragen Afgeleid uit 2.2.4-2 cop U bent huisarts en op uw spreekuur komt mevrouw ‘d Haens met haar dochtertje Bente langs. Patientgegevens Bente ‘d Haens (01-04-2001) Voorgeschiedenis: ’03: partus ongecompliceerd ’03: dauwworm ’03 – ‘07: diverse luchtweginfecties luchtweginfectie Algemeen: moeder heeft hooikoorts, broer Simon (9) is bekend met astma Allergie: huisstofmijt ® Co-medicatie: Xylometazoline (Otrivin ) van de drogist voor neusverkoudheid Co-morbiditeit: geen Anamnese; Bente is 7 jaar (01-04-2001), hoest sinds twee weken en is regelmatig benauwd met piepende ademhaling. De klachten zijn begonnen met een verkoudheid maar inmiddels is de verkoudheid verdwenen maar het hoesten en piepen blijft. Omdat Bente 1-2 keer per week ’s nachts benauwd was, was ze zo moe dat zij niet naar balletles kon. Bij de gymles op school, en bij het buitenspelen, kon zij wel gewoon meedoen. Onderzoek: hoesten en piepende ademhaling bij geringe inspanning, verlengd piepend expirium. Werkdiagnose: astma bronchiale Alleen afwijkende bevindingen worden vermeld. U mag ervan uitgaan dat alle andere bevindingen NIET relevant /afwijkend zijn’ Vraag 1 (1 punt) Formuleer zo specifiek mogelijk uw therapeutisch(e) doel(en) bij deze patiënt. Antwoord: verminderen van de benauwdheid, met vermelding van ernst en frequentie normaal leefpatroon normaal inspanningsvermogen vermijden van ernstige benauwdheidsaanvallen Al deze doelen horen nagestreefd te worden, en wel met zo min mogelijk medicatie en zo min mogelijk bijwerkingen. Het gaat echter wel steeds om symptomatische behandeling omdat de oorzaak van de astma niet weggenomen kan worden.
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 10 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Vervolg opdracht 7 Vraag 2 (3 punten) Noem drie geneesmiddelgroepen waarmee u uw therapeutisch doel (vraag 1) kunt bereiken, en geef van elk kort (in één/twee korte zinnen) het werkingsmechanisme aan.
7b
Antwoord: Kort-/langwerkende beta2-sympaticomimetica Bronchusverwijding door aangrijpen op beta-2 receptor in longen Inhalatiecorticosteroiden Ontstekingsremmende werking; verminderen de gevoeligheid van weefselreceptoren voor bronchusvernauwende mediatoren. Parasympaticolytica) Remming van Ach door competitieve blokkade van muscarine receptoren. Xantine-derivaten Verwijding van de bronchiën door o.a. verhoging van de concentratie intracellulair cAMP. Antileukotrienen (montelukast) Remmen leukotrienen die fungeren als ontstekingsmediator.
Vraag 3 (4 punten) Welke medicamenteuze therapie kiest u voor Bente, en wat is uw belangrijkste argument hiervoor? Antwoord therapiekeuze (2 punten): kortwerkend beta2 (1 punt)toevoeging corticosteroid inhalatie ( 1 extra punt) Antwoord argumentatie (2 punten) kortwerkende beta2 sympaticomimetica werken snel bij het couperen van een astmaaanval, en hebben weinig bijwerkingen vanwege hun beta2 selectiviteit corticosteroïden zijn geschikt ter preventie van herhaalde benauwdheid geen interactie met co-medicatie xylometazoline (Sympaticomimeticum met voornamelijk αeffect). 0(nul) punten voor de motivatie indien dit niet vermeld is Geen contraindicaties i.v.m. ontbrekende. co-morbiditeit 0(nul) punten voor de motivatie indien dit niet vermeld is
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 11 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Vervolg opdracht 7
7c
Vraag 4 (2 punten) Stel u wilt ipratropium voorschrijven (dit is niet per sé de juiste keuze!!!). Schrijf hieronder een recept voor ipratropium in dosis aërosol voor Bente Tip: zoek de dosering op in het farmacotherapeutisch kompas. Leeg recept voor de studenten:
Antwoord recept Naam arts: Pietje
Voorschrijver Adres+tel: Prof dr Lammerslaan, 06-11.. Datum: 04-07-2007
R/
R/ Ipratropium bromide dosisaerosol, 20microg/dosis Da. 200 doses S/ 3-4 dd 40 microg
PV. Bente ‘d Haens geb. datum: 01-04-2001 Naam patiënt:
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 12 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
8
OPDRACHT 8 / 3 vragen Afgeleid uit: 2.2.4.1 cup Casus Bij cellulaire transplantaatrejectie spelen diverse celtypen van het afweersysteem een rol. Vraag 1 (4 punten) Beschrijf de rol van antigeenpresenterende cellen van de gastheer en van het transplantaat bij het initiëren van de directe en de indirectie pathway van rejectie. Welke stimulatie levert een bijdrage aan de rejectie, en welke niet ? Licht je antwoord toe. Antwoord: antigeenpresenterende cellen zowel van het transplantaat als van de recipiënt presenteren antigenen aan CD4+ en CD8+ T cellen van de recipiënt (1 punt). Antigeenpresentatie aan de CD4+ T cellen leidt tot activatie van macrofagen (cellulaire rejectie) en stimulatie van B-cellen (humorale rejectie) (1 punt). De antigeenpresentatie aan TCLs door de antigeenpresenterende cel van de recipiënt levert geen bijdrage aan de cellulaire afweer doordat de targetcellen in het transplantaat antigeen presenteren in een ander klasse I molecuul en dus niet herkend wordt door de geactiveerde CD8+ T cellen. (2 punten)
Vraag 2 (4 punten) Beschrijf de rol van CD4+ T-cellen bij humorale en cellulaire rejectie. Antwoord: de CD4+ T cellen activeren macrofagen, leidend tot een deel van de cellulaire rejectie (een ander deel verloopt via CD8+ T cellen) (2 punten). Ook activerende de CD4+ T cellen B lymfocyten, leidend tot productie van antistoffen: humorale rejectie. (2 punten)
Vraag 3 (2 punten) Op welke manier zou toediening van antistoffen die binden aan B7 moleculen (CD80, CD86) van de antigeenpresenterende cellen de afstoting kunnen tegengaan? Verwacht u een effect op de cellulaire afstoting, de humorale afstoting, of beide? Antwoord: antigeenpresentatie door antigeenpresenterende cellen in de graft in afwezigheid van functionele costimulatie leidt tot T-cel anergie (en eventueel apoptose), wat zowel de cellulaire als humorale afstoting zou kunnen tegengaan, omdat bij beide vormen van afstoting activiteit van CD4+ T cellen een inducerende rol speelt.
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 13 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
9a
Opdracht 9 / 4 vragen Afgeleid uit: 2.2.5 LO2 Casus Meetinstrumenten Onderzoekers hebben een vragenlijst ontwikkeld om het seksuele gedrag van jongeren onder de 18 in Nederland in kaart te brengen. Men is geïnteresseerd in leeftijd van eerste seksueel contact, aantal partner wisselingen en type seksueel contact. Ook wordt gevraagd naar ongewenste seksuele handelingen. Alvorens deze vragenlijst te verspreiden op scholen, wordt in een kleinere studie de validiteit en de reproduceerbaarheid van het meetinstrument onderzocht. Vraag 1 (2 punten) Wat is: de reproduceerbaarheid van dit meetinstrument? Antwoord: de mate waarin dezelfde resultaten verkregen worden bij herhaalde metingen met dit meetinstrument.
Vraag 2 (3 punten) Hoe zou je een onderzoek naar de reproduceerbaarheid van de vragenlijst willen aanpakken? Antwoord: vragenlijst aan iedere respondent 2 maal aanbieden ter invulling de tijd tussen de 2 maal invullen mag niet zo lang zijn dat het gedrag inmiddels veranderd is, maar ook niet zo kort dat de respondent zich de antwoorden van de vorige vragenlijst herinnert. per deelnemer worden de antwoorden met elkaar vergeleken, waarbij gekeken wordt in hoeverre de antwoorden overeenstemmen of van elkaar verschillen. (hoe hoeven de studenten niet te weten)
Vraag 3 (2 punten) Wat is: de validiteit van dit meetinstrument ofwel vragenlijst? Antwoord: De mate waarin de vragenlijst meet wat het beoogt te meten (seksueel gedrag)
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 14 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
9b
Vervolg opdracht 9 Vraag 4 (3 punten) Noem minimaal 3 factoren die de validiteit in de studie naar seksueel gedrag onder jongeren negatief kunnen beïnvloeden?
Antwoord: aanwezigheid van anderen bij het invullen van de vragenlijst (partner,ouders,leerkracht) vertonen van sociaal wenselijk gedrag de vragen sluiten niet aan bij de heersende cultuur onder de jongeren (bijvoorbeeld allochtone jongeren, etc) de vragen zijn niet eenduidig geformuleerd de vragen zijn niet begrijpelijk voor de respondenten (te moeilijk taalgebruik) het aantal antwoordcategorieën omvat niet alle mogelijke antwoorden de antwoordcategorieën overlappen elkaar Totaal 3 punten (1 per factor)
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 15 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
10a
Opdracht 10 / 5 vragen Afgeleid uit: 2.2.5. LO2 Casus De emprische cyclus Achtergrond: Bij ongeveer 1 op de 5 patiënten met een acute pancreatitis ontstaat pancreasnecrose, waarvan de mortaliteit, vooral door infectieuze complicaties 10 tot 30% bedraagt. Deze infecties zijn het gevolg van bacteriële overgroei in de dunne darm, falen van de mucosale darmbarrière en het ontstaan van een pro-inflammatoire respons. Probiotica, als supplement bij enterale voeding, worden in toenemende mate wereldwijd ingezet vanwege hun gezondheidsbevorderende effecten. Bepaalde probiotische stammen voorkomen mogelijk infectieuze complicaties doordat ze in de dunne darm bacteriële overgroei remmen, de darmbarrière versterken en het immuunsysteem moduleren. Op basis van deze kennis willen onderzoekers weten of enterale profylaxe met probiotica bij patiënten met een voorspeld ernstige acute pancreatitis in staat is infectieuze complicaties te voorkomen. Ze zetten een RCT op en includeren 296 patiënten met een voorspeld ernstig verlopende acute pancreatitis (APACHE II-score ≥ 8, òf ‘Imrie-score’≥ 3, òf concentratie Creactieve proteïne > 150 mg/l). Vraag 1 (1 punt) Hoe heet het proces waarbij een onderzoeksvraagstelling wordt geformuleerd op basis van bestaande theorie? Antwoord: deductie
Vraag 2 (2 punten) In de behandelgroep krijgen patiënten tweemaal per dag via een jejunumsonde een preparaat met probiotica toegediend, gedurende 28 dagen. Wat voor controle behandeling adviseert u? Antwoord: tweemaal per dag via een jejunumsonde een preparaat met placebo, gedurende 28 dagen. 2 punten als het antwoord bevat 1) placebo en 2) precies dezelfde behandel procedure als voor probiotica. Voor één van beide onderdelen elk 1 punt. Anders 0.
Vraag 3 (2 punten) Welk uitkomstmaat kiest u? Antwoord: uit de tekst blijkt dat het gaat om het voorkomen van infectieuze complicaties. Dus uitkomst is het optreden van een infectie. Eventueel binnen een bepaalde tijdsspanne (3 maanden). Extra uitkomstmaat eventueel sterfte.
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 16 van 17
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
10b
Vervolg opdracht 10 Vraag 4 (5 punten) Formuleer een vraagstelling aan de hand van het PICO systeem (patient, intervention, comparison, outcome).
Antwoord: Wat is het risico op infecties na behandeling, 2 maal daags, met probiotica óf placebo gedurende 28 dagen bij patiënten met acute pancreatitis (APACHE II-score ≥ 8, òf ‘Imriescore’≥ 3, òf concentratie C-reactieve proteïne > 150 mg/l). Patiënt: patiënten met acute pancreatitis (APACHE II-score ≥ 8, òf ‘Imrie-score’≥ 3, òf concentratie C-reactieve proteïne > 150 mg/l) Intervention: propbiotica, 2 maal daags gedurende 28 dagen. Comparison: placebo, 2 maal daags gedurende 28 dagen. Outcome: aantal infecties. Voor elk apart PICO item 1 punt. Formulering als vraagstelling ook 1 punt: totaal 5 punten.
Cucovs. her2V12 B.2.2 0708 / afname 01-08-2008
Pagina 17 van 17