PROJECTHANDLEIDING De Verdrietkoffer/troostdoos Ieder mens komt in situaties terecht, die een grote verandering van zijn leven tot stand brengen. Soms zijn deze veranderingen zo prettig dat we ze vieren, soms zijn ze dusdanig onprettig dat we eronder lijden. Sommige veranderingen zijn gewenst, andere niet of veel minder. Dit soort situaties, waarbij een bekende, vertrouwde situatie wordt verruild voor een onbekende, onvertrouwde, noemen we in vaktaal een grenssituatie. De positieve en gewenste grenssituaties maken het leven vaak erg de moeite waard, hoewel ze een enorme berg stress kunnen veroorzaken. Denk maar eens aan een huwelijk of aan het krijgen van een kind. De negatieve en ongewenste grenssituaties veroorzaken verdriet en pijn en dat maakt dat het een hele tijd kan duren voor je weer echt warm loopt voor het leven en je je gelukkig voelt. Dit project gaat over verdrietige grenssituaties, het gaat over rouw en over echtscheiding. Het gaat over verhuizen en afscheid moeten nemen. Het gaat over ziekte en angst. Kortom, het gaat over verdriet. Het is bijna onvermijdelijk dat je binnen jouw werk te maken krijgt met ingrijpende gebeurtenissen, of je nou werkt in het reguliere onderwijs, speciaal of voortgezet onderwijs of dat je werkt met jongeren in een bepaalde setting. Het is het belangrijk dat jij de kinderen/jongeren en mensen om wie het gaat optimaal kunt begeleiden. Het is daarom noodzakelijk dat je bepaalde indringende gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in jouw eigen leven een plek hebt gegeven. Immers pas als je je eigen grenssituaties voor een belangrijk deel hebt verwerkt of in staat bent deze te hanteren, kun je professioneel op anderen reageren en begeleiden. De verschillende workshops van dit project kunnen je helpen om een waardevolle onderwijsassistent en gesprekspartner te zijn. Denk eens na over de volgende voorbeeldsituaties. Hoe zou jij reageren? -
-
Een kind in je klas zegt: ‘Mijn pappa en mamma gaan scheiden want ze hadden altijd ruzie om mij’. De collega met wie je altijd alles deelt en met wie je heerlijk kunt werken vertelt jou dat ze kanker heeft en dat het er niet goed uitziet. Catherina van 9 jaar gaat verhuizen en ziet er vreselijk tegenop. Een jongen in groep 3 zegt: ‘Mijn opa is dood en nou gaan ze hem in de fik steken’. In de derde klas van het voortgezet onderwijs hoor je een jongen zeggen: “Sinds de scheiding van mijn ouders durf ik helemaal geen relaties meer aan te gaan “. Vierjarige Eric in groep 1 heeft hersenvliesontsteking en ligt in het ziekenhuis. Zijn moeder komt wat spulletjes ophalen en vertelt al huilend hoe het met hem is.
-
-
Een moeder “ligt in scheiding” en zegt: ‘Als die hufter de kinderen op komt halen, zeg maar dat -ie ze niet meekrijgt…’ Een collega krijgt een ernstig ongeval, er wordt gevreesd voor haar leven. Als collega’s zijn jullie allemaal verschrikkelijk overstuur. Een van de collega’s vraagt jou: ‘Als het nou slecht afloopt, wat doen we dan hier aan rituelen en hoe vertellen we het de kinderen dan…?’’ In klas 2 van het voortgezet onderwijs is een jongen sinds zijn verkering is afgelopen al tien kilo afgevallen en maakt een hele depressieve indruk…
Het is duidelijk dat kinderen op je stageschool te maken kunnen krijgen met allerlei grenssituaties. In dit project kom je niet alleen meer te weten over deze grenssituaties, maar ook over hoe je in zo’n situatie kunt handelen en welke hulpmiddelen je daarbij kunt gebruiken. Grenssituaties gaan vaak gepaard met heftige emoties, zoals verdriet, woede, angst. Onmacht en schuldgevoelens komen om de hoek kijken. Het is niet eenvoudig mensen bij deze emoties te begeleiden. Om dit te vergemakkelijken zijn er de laatste jaren door de GGD, Bureau Jeugdzorg en stichting MEE ‘verdrietkoffers’ ontwikkeld. In een dergelijke koffers vind je allerlei materialen om te gebruiken bij het begeleiden van cliënt(en). Heel gemakkelijk:je hoeft niet zelf het wiel uit te vinden. Helemaal handig als er sprake is van een heftige situatie! Aangezien het aanbod van deze verdrietkoffers/troostdozen beperkt is, en het tijd wordt dat er een aanvulling gaat komen op het aantal verdrietkoffers/troostdozen, bij deze de volgende opdracht aan jullie. Prestatie: 1: Maak en presenteer een casus over een grenssituatie( zie bijlage 1) 2: Maak een verdrietkoffer/troostdoos 3: Vul de koffer/doos (zie workshop 3) 4: Presentatie workshop 4.
Tijdens dit project maak je een verdrietkoffer/troostdoos waarin allerlei praktisch materiaal zit dat gebruikt kan worden als er sprake is van een van de volgende grenssituaties:. a. Het ernstig ziek worden/zijn van een kind/collega/ouder of broer/zus. b. Echtscheiding. c. Afscheid bij verhuizing, emigratie d. Overlijden van een groepsgenoot. e. Overlijden van een ouder/grootouder/huisdier. f. Ander thema, na overleg met docent De verdrietkoffer/troostdoos ga je aanbieden op je huidige stageschool. De koffer/doos moet zo gemaakt worden dat hij direct klaar is voor gebruik. De inhoud van de koffer/doos moet geschikt zijn als hulpmiddel bij de verwerking van een grenssituatie. De koffer/doos bestaat uit verschillende onderdelen. Een aantal hiervan ga je zelf maken.
Daarnaast ga je op zoek naar bruikbare informatie. Denk hierbij aan literatuur over het gekozen onderwerp, muziek/liedjes, verhalen, boeken, films
Je werkt tijdens dit project aan de onderstaande producten:
Een unieke persoonlijk aangeklede verdrietkoffer/troostdoos van duurzaam materiaal. Een gedegen inhoud voor de verdrietkoffer/troostdoos,namelijk; 1. Een uitvoerige handleiding bij het gebruik van de koffer/doos. 2. Een geplastificeerd blad met tips voor het omgaan met de grenssituatie. 3. Drie zelfgemaakte creatieve begeleidingsactiviteiten (bijvoorbeeld een kaartspel, troostkaarten, handpop e.d.) met gebruikshandleiding. 4. Een lijst met literatuursuggesties en 1 recensie van een boek en1 recensie van een artikel. 5. Een lijst met muzieksuggesties en een door jou zelf samengestelde CD met passende muziek. 6. Een lijst met filmsuggesties. 7. Een communiqué (voorbeeldbrief). 8. Een aantal romans, studieboeken, kinderboeken, vakbladen, speelfilms, documentaires over het thema. (Na de presentaties kan dit materiaal terug naar de media- of bibliotheek.) 9. Een aantal folders met bestaande informatie over je gekozen grenssituatie zoals gratis te verkrijgen folders/brochures en artikelen uit vakbladen en/of internet over het onderwerp. Een uitvoerige casus over jouw begeleiding van een bestaande grenssituatie (zie bijlage 1). Presentatie van de casus, koffer/doos en activiteiten in je klas.
Prestatie-eisen: Je coach en praktijkbegeleider zijn betrokken bij de keuze van het onderwerp. De koffer/doos moet worden gepresenteerd aan je stage en aan je klas. Het uiterlijk van de koffer/doos is uniek, duurzaam, past bij het gekozen thema en bij de ontwikkelingsfase van jouw doelgroep. De koffer/doos bevat alle (9) bovengenoemde onderdelen. Alle onderdelen van de koffer/doos zijn inhoudelijk toegespitst op de ontwikkelingsfase van de gekozen doelgroep. Je kunt bij elk onderdeel motiveren waarom het in een verdrietkoffer/troostdoos thuishoort en waarom het van toepassing is op de doelgroep. Elk onderdeel moet uitnodigen tot direct gebruik. De schriftelijke bijdragen zijn geschreven in helder, begrijpelijk en correct Nederlands. Tijdens de presentatie bevat de koffer/doos daadwerkelijk boeken en/of films over het thema. Na de presentatie kan dit materiaal terug naar de media- of bibliotheek. De presentatie duurt 15 minuten.
Feedback: Je krijgt feedback op alle onderdelen van je prestatie van je coach. Daarnaast krijg je persoonlijke feedback op je competenties en leerdoelen. Literatuur: Reader Rouwverwerking, te downloaden vanaf de website Artikelen over grenssituaties, worden tijdens de introductie van het project uitgereikt. Plaats van de prestatie: Op school. Groepsgrootte prestatie: Je werkt individueel aan de casus en de koffer. Bij workshop 4 werk je in een groepje.
Introductiebijeenkomst De meeste mensen weten zich geen houding te geven tegenover mensen die in een grenssituatie terecht zijn gekomen. Wat moet je zeggen? Waarover moet je praten? Hoe kun je deze mensen helpen? Om kinderen/ klassen methodisch te kunnen begeleiden zijn er door de GGD, Bureau Jeugdzorg en stichtingen ‘verdrietkoffers’ ontwikkeld. Je ontdekt in deze bijeenkomst wat verdrietkoffers precies zijn en vooral hoe je daarmee kan werken. De opstart voor het project “De verdrietkoffer” ziet er als volgt uit: 1. Inleiding door de llb-er met alle deelnemers. Aan de orde komt wat verdrietkoffers zijn en hoe ermee wordt gewerkt in het onderwijs. 2. Je krijgt in een lokaal nadere informatie over het project. De llb-er neemt de projecthandleiding met je door. 3. Je verdiept je in verschillende artikelen over een grenssituatie en maakt daar een samenvatting van ( zie praktijkkaart kerntaak 3 opdracht 1) De llb-er is in de buurt om je te helpen. Resultaat: Je kent het fenomeen verdrietkoffer en weet hoe hiermee wordt gewerkt in het onderwijs. Je bent op de hoogte van de inhoud en eisen van het project. Je hebt inzicht in alle mogelijke grenssituaties en hebt een grenssituatie gekozen.
Duur: 1 x 90 minuten.
Workshop 2: Grenssituaties. Een verdrietige grenssituatie grijpt in iemands hele leven in. Een kind gaat vaak anders tegen zichzelf, anderen en de maatschappij aankijken. Hoe iemand een grenssituatie ervaart is medeafhankelijk van de reacties van de omgeving. Vaak heeft men een lange weg te gaan in de richting van het leren accepteren van de verliessituatie. Wanneer je kinderen in je klas wilt begeleiden bij een grenssituatie (verliessituatie), dan is het belangrijk dat jij jouw eigen ervaringen een plek geeft zodat je in staat bent professioneel te handelen. Met opzet hebben we het hier niet over ‘verwerken’. Als je recent een zeer verdrietige grenssituatie hebt ervaren kost verwerken tijd. En die tijd moet je nemen. Ondertussen gaat het leven echter door en moet je je dus ook professioneel ontwikkelen. Hierbij is het dan ook belangrijk dat je eigen ideeën, gevoelens en opvattingen over grenssituaties onderzoekt en je eigen gevoelens naloopt. Onderzoek zelfstandig wat het betekent voor het kind in je klas om de gekozen grenssituatie te moeten doorstaan en te verwerken. Tijdens de verschillende workshops leer je je eigen gevoelens en ideeën over sterven, dood, rouw, echtscheiding en andere grenssituaties scherp te stellen en een duidelijke plek te geven. Op deze manier kun je in de toekomst kinderen beter begeleiden bij eventuele grenssituaties. De leerwinst uit deze gesprekken kun je verwerken in het handelingsprotocol. Een handelingsprotocol bevat belangrijke informatie over hoe te handelen als groepsleider in de betreffende grenssituatie. Het protocol is een geplastificeerd A4 met tips over hoe je kan/moet omgaan met een kind of klas. Het bevat in elk geval een omschrijving van de gekozen grenssituatie,wat deze betekent voor het slachtoffer en de directe omgeving en wat deze mensen nodig hebben aan zorg, ondersteuning en hulp van een leerkracht en onderwijsassistent. Inhoud: Kenmerken van een grenssituatie Beleving van een grenssituatie Signaleren van een grenssituatie Omgaan met een grenssituatie als onderwijsassistent Omgaan met eigen emoties Praten over dood/rouw/verlies, echtscheiding en afscheid Werken in de stage met dood/rouw/verlies, echtscheiding en afscheid. Resultaat: Je onderzoekt de bestaande protocollen op je stage. Je bent in staat vanuit deze bestaande protocollen informatie te verwerken in een geplastificeerd blad met tips voor het omgaan met de grenssituatie. Je bent in staat een casus te schrijven en presenteren over een grenssituatie volgens bijlage 1. Je kent de begrippen grenssituatie, verliessituatie, crisissituatie, trauma, rouw.
Je bent in staat onderzoek te doen naar de factoren die van invloed zijn op de manier waarop iemand een verliessituatie ervaart. Je bent in staat lastige/gevoelige onderwerpen als ziekte en dood bespreekbaar maken. Je bent in staat de verschillende rouwfases volgens Elisabeth Kübler-Ross te kennen en te herkennen. Je bent in staat mensen te stimuleren en te activeren bij het verwerken van een grenssituatie.
WORKSHOP 3: De koffer + Inhoud Een verdrietkoffer/begeleidingskoffer moet qua inhoud passen bij de doelgroep maar qua uiterlijk natuurlijk ook. De gebruiker moet met de koffer meteen de aandacht trekken van de groep waaraan hij/zij zijn/haar begeleiding rondom de grenssituatie komt aanbieden. Een verdrietkoffer/begeleidingskoffer mag dus best een blikvanger zijn. Tijdens deze workshop ga je een door jou uitgezochte of gekochte koffer zo aankleden dat deze aansluit bij jouw onderwerp. Aangezien de koffer echt gebruikt moet kunnen worden, moet het van duurzaam materiaal zijn gemaakt. Daarnaast, zoals je in de introductieworkshop hebt gezien, zitten er in een verdrietkoffer enkele begeleidingsmaterialen. Aan de koffers voor het basisonderwijs zijn meestal handpoppen toegevoegd. Een kikker voor de onderbouw bij het boekje ‘Kikker en het vogeltje’. Een schildpad voor de bovenbouw, omdat deze zo mooi kan laten zien wat er gebeurt als jij je verdrietig voelt: hij trekt zichzelf terug onder zijn veilige schild en komt pas weer naar buiten wanneer het daar weer veilig is. Voor oudere kinderen of pubers kunnen er emotiekaartjes in, of een gedichtenbundel waarbij je deze als aanleiding kunt gebruiken om te vertellen over eigen emoties. Je kunt deze spelen of handpoppen gebruiken als gesprekshulpmiddel bijvoorbeeld zo’n schildpad die pas weer naar buiten komt met zijn kopje als hij zich weer wat veiliger voelt: Kinderen herkennen dit. Ook zij gaan naar hun kamer, gooien de deur dicht, zetten de muziek hard aan en willen alleen gelaten worden. Zo kun je aan de kinderen vragen wat er moet gebeuren voordat de schildpad weer uit zijn schild komt. Door middel van dit soort creatieve materialen kun je informatie krijgen over wat het kind zelf nodig heeft. Daar kan je dan weer op inspelen. Begeleiden van cliënten met behulp van creatieve materialen is dan ook het thema van deze workshop. Je gaat twee materialen ontwikkelen die je kunt inzetten bij jouw lessenserie over grenssituaties. Je kunt denken aan een kaartspel, een herinneringsboekje/-spel, een poppenspel, troostkaarten, een handpop, patchwork met de klas, een brief laten schrijven of een tekening maken voor hun vader en moeder in het geval van echtscheiding, ballonnen oplaten met een laatste wens, waarden kaarten, een rouwkaart maken, een collage over emoties, mandala’s of maak bijvoorbeeld zelf een kort filmpje. Bij deze materialen schrijf je een bijlage waarop vermeld staat hoe ze als creatieve begeleidingsactiviteit kunnen worden ingezet.
Inhoud: Werkvormen Gebruik maken van materialen en middelen
Ontwikkelingsmaterialen
Resultaat:
Een unieke persoonlijk aangeklede verdrietkoffer van duurzaam materiaal. Een gedegen inhoud voor de verdrietkoffer, namelijk; - Een uitvoerige handleiding bij het gebruik van de koffer. - Een geplastificeerd blad met tips voor het omgaan met de grenssituatie. - Twee zelf bedachte creatieve begeleidingsactiviteiten, waarvan de creatieve verwerkingsles volgens van Gelder moet worden ingevuld en uitgevoerd. Het zelfbedachte spel wordt gespeeld in de klas in groepjes van 3 /4 studenten tijdens de laatste twee crea-lessen. - Een lijst met literatuursuggesties en 1 recensie van een boek en een artikel. - Een lijst met muzieksuggesties en een door jou zelf samengestelde CD met passende muziek. - Een lijst met filmsuggesties. - Een communiqué (= voorbeeldbrief, je kunt daarvoor kijken bij de protocollen op stage). - Een aantal romans, studieboeken, kinderboeken, vakbladen, speelfilms, documentaires over het thema. (Na de presentaties kan dit materiaal terug naar de media- of bibliotheek.) - Een aantal folders met bestaande informatie over je gekozen grenssituatie zoals gratis te verkrijgen folders/brochures en artikelen uit vakbladen en/of internet over het onderwerp. - Je bereidt een voorlichting voor ouders/verzorgers voor, over een grenssituatie. Je weet hoe je de emotionele ontwikkeling van jouw cliënten kunt bevorderen door middel van adequate werkvormen (materialen en creatieve activiteiten).
Workshop 4: Drama en Emoties Je hebt het hier al vaak gehoord op de opleiding; om een ander te kunnen helpen moet je eerst jezelf goed leren kennen. Oftewel, om je in een ander te kunnen verplaatsen, is het noodzakelijk dat je begrijpt hoe jij als mens de wereld tot nu toe hebt ervaren. Geldt dit ook voor verliessituaties? Moet iemand in je directe omgeving zijn overleden, om te kunnen begrijpen wat dit voor een ander kan betekenen? Kunnen alleen die hulpverleners zich verplaatsen in de emotie van kinderen van gescheiden ouders die dit zelf ook hebben meegemaakt? Emoties zijn soms moeilijk onder woorden te brengen. Waar denken we eigenlijk aan als we het hebben over het woordje scheiding? Dit is voor iedereen anders. In deze workshop ga je jezelf (ver)plaatsen in een verliessituatie. Je gaat ontdekken wat een verliessituatie voor jezelf en voor een ander kan betekenen en zet dit om in beeld en geluid. Dit kan zijn aan de hand van muziek, drama, dans, film etc. Door een emotie tastbaar te maken en hier zelf onderdeel van te zijn, heb je in ieder geval voor jezelf helder welke associaties jij legt met een verliessituatie en hoe de emoties er voor jou uitzien. Je werkt in de lessen toe naar de presentatie die je met je groepje gaat verzorgen. Het onderwerp kan toevalligerwijs hetzelfde zijn als waar je voor bezig bent met de koffer maar dat hoeft niet. We beginnen met oefeningen aan de hand van de verschillende disciplines, waaronder muziek, drama, dans en film/fotografie. Vervolgens ga je zelf actief aan de slag met jullie stuk en bekijken we in de les wat wel en niet werkt. Inhoud: Verliessituatie in beeld en geluid Expressieoefeningen (Her)ontdekken creatieve disciplines: drama, muziek, dans, film/fotografie Ruimte Organisatie en voorbereiding Resultaat: De student kan emoties omzetten in beeld en geluid en is daarbij zijn eigen instrument De student heeft ervaren op welke wijze de creatieve disciplines elkaar kunnen aanvullen om tot een sterk geheel te komen De student kan buiten kaders denken en creativiteit breder zien dan het uitvoeren van activiteiten, of het maken van een toneel/muziekstukje voor en met de doelgroep De student kan onder woorden brengen wat hij/zij wil laten zien en hoe dit aan te pakken De student maakt een bewuste keuze voor een ruimte in en om school en een goede voorbereiding t.b.v. de presentatie De student maakt in een groepje van maximaal 4 personen een presentatie van minimaal 5 en maximaal 10 minuten, aan de hand van minimaal drie verschillende kunstdisciplines, waarbij een gevoel wordt omgezet in beeld en geluid. Deze presentatie vindt plaats in de laatste 2 bijeenkomsten.
Bijlage 1: De Casus
Casus met zelfreflectie en theoretische verdieping: Bij het begeleiden van kinderen en/of collega’s in een grenssituatie is er meestal niet één oplossing aan te wijzen, maar gaat het eerder om het zoeken naar de ‘beste’ oplossing, gegeven de omstandigheden. Dit doe je meestal door zelf betekenis te geven aan je ervaring.
Ga uit van een situatie met een kind uit je klas/stage. Onder een praktijksituatie wordt verstaan een incident, gebeurtenis of interactie, tussen jou en een kind binnen of buiten het primaire proces of tussen jou en een collega tijdens overlegvormen, die effect had op jouw functioneren. De context van de situatie is de beroepsuitoefening: en kind dat je begeleidt, de leerkracht waarmee je samenwerkt, de collega's en teamgenoten, de leiding en dergelijke. Hoe concreter de ingebrachte situatie, hoe beter, diepgaander en vooral doelgerichter deze is om verder te bewerken. Om tot de ‘beste oplossing’ te komen beschrijf je jouw praktijksituatie over een grenssituatie systematisch volgens de onderstaande stappen: 1
Situatiebeschrijving, de context Beschrijf de context van de situatie: Welke groep? Welke taken heb je binnen/buiten het primaire proces?
2
Situatiebeschrijving, het voorval Beschrijf wat er gebeurde: Wie waren er aanwezig? Wat was de situatie?
3
Interpretatie Geef jouw mening over de situatie: Welke beroepsdilemma’s (moeilijke keuzes) zijn er?
4
Doelen Wat waren jouw persoonlijke doelen op dat moment? Wat wilde je bereiken met het kind of met de groep? Wat wilde je bereiken in die situatie?
5
Werkwijzen Schets verschillende handelingsmogelijkheden en bespreek de voor- en nadelen van iedere handelingsmogelijkheid: Welke handelingsmogelijkheid/werkwijze heb je gekozen? Welke motieven had je daarbij? Welke middelen, instrumenten etc. gebruikte je?
6
Resultaat/interactie Hoe verliep de situatie verder? Beschrijf de wisselwerking/interactie tussen jou en het kind (en de leerkracht).
Benoem non-verbale aspecten. 7
Interpretatie van de interactie Geef jouw interpretatie van het verloop van de interactie van stap 6: Reageerden de betrokkenen zoals je verwacht had?
8
Persoonlijke beoordeling Beschrijf je indrukken, gevoelens en gedachten: Wat deed het jou? Was je tevreden?
9
Vervolgstappen Wat staat er in de literatuur over de gekozen praktijksituatie? Noteer de literatuur (titel en auteur) die je hebt gebruikt.
10 Evaluatie methodische benadering Welke alternatieve mogelijkheden en inzichten heeft punt 9 opgeleverd? In hoeverre beheers je het gebruikte werkproces?