3 (1950) No. 1
TRACTATENBLAD VAN
HET
KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken UNIEZAKEN A.
TITEL
Memorandum houdende een overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië betreffende de beëindiging van de reorganisatie van het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger; Djakarta, 14 Juli 1950. B.
TEKST
MEMORANDUM betreffende de beëindiging van de reorganisatie van het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL)
De Minister-President van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, namens zijn Regering, en de Hoge Commissaris van het Koninkrijk der Nederlanden in Indonesië, namens de Nederlandse Regering, zijn met betrekking tot de reorganisatie van het KNIL zomede de afwikkeling van het daarbij ingedeelde personeel het volgende overeengekomen: 1. De Nederlandse Regering zal op 26 Juli 1950 het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger opheffen. 2. Vóór of op die datum worden opgeheven: — het Kabinet van de Commandant van de Nederlandse Legerstrijdkrachten in Indonesië; — het Hoofdkwartier van de Generale Staf; — het Hoofdkwartier van de Adjudant-Generaal; — het Hoofdkwartier van de Kwartiermeester-Generaal;
— het Hoofdkwartier van de Genie; ; •-;••-•••• — het Hoofdkwartier van de Militair Geneeskundige Dienst; — alle Nederlandse Troepencommando's. 3. Gelijktijdig met de opheffing van het KNIL wordt door de Nederlandse Regering een Afwikkelingscommando opgericht onder Nederlandse militaire leiding. Dit afwikkelingscommando staat onder toezicht; van de Hoge Commissaris van het Koninkrijk der Nederlanden in Indonesië. Het heeft tot taak de administratieve af wikke ing — daaronder begrepen het vervoer naar hun uiteindelijke bestemmingsplaatsen — van de nog niet afgevloeide ex-KNIL-mijitairen, alsmede de afvoer naar Nederland van de nog in Indonesië verblijvende troepen van de Koninklijke Landmacht zo spoedig mogelijk te voltooien. Een liaisongroep van het Ministerie van Defensie van de RIS zal aan het Afwikkelingscommando worden verbonden. De leiding van het Afwikkelingscommando zal aan deze liaisongroep, zomede aan de militaire waarnemers van de UNCI, alle inlichtingen verschaffen omtrent de voortgang van de afwikkelingswerkzaamheden. 4. De onder het Afwikkelingscommando ressorterende krachten zullen niet operationeel worden gebruikt.
strijd-
5. De Nederlandse ex-KNIL-militairen zullen met ingang van 24 Juli (al dan niet tijdelijk) de status van KL-miiitairen krijgen. Teneinde aan de Nederlandse Regering de gelegenheid te geven haar verplichtingen tegenover de voormalige KNIL-militairen van Indonesische landaard die afvloeien, op passende wijze te vervullen, heeft de Regering van de RIS er in toegestemd, dat deze voormalige KNIL-militairen met ingang van 24 Juli tijdelijk de status van KLmilitairen krijgen, voor zover de omstandigheden niet toelaten hen voor 24 Juli naar hun plaats van herkomst te vervoeren. Tot aan het moment dat zij afgevloeid zijn, heeft de Nederlandse Regering de volledige verantwoordelijkheid ten opzichte van deze militairen. Het verlenen van deze tijdelijke status van KL,-militair heeft uitsluitend tot doel een ordelijke afwikkeling te waarborgen, waarbij de disciplinaire verhoudingen gehandhaafd blijven en eventueel daaruit voortvloeiende maatregelen door de Nederlandse leiding kunnen worden geëffectueerd. Wanneer zij naar hun uiteindelijke bestemmingsplaatsen worden vervoerd zijn de ex-KNIL-militairen bij het aan boord gaan ongewapend. Aan de betrokken RIS autoriteiten zal gelegenheid worden gegeven zich hiervan te overtuigen. Aan de voormalige KNILmilitairen van Indonesische landaard, die daartoe de wens te kennen geven, zal alle gelegenheid worden geboden om buiten hun plaats van herkomst te worden afgevloeid.
6. Er zal onmiddellijk een gemeenschappelijke commissie worden ingesteld teneinde de financiële consequenties van deze overeenkomst nader uit te werken en vast te stellen op welke wijze de ten behoeve van het Afwikkelingscommando en de daaronder ressorterende troepen benodigde gelden zullen worden beschikbaar gesteld en verrekend. 7. Op 26 Juli zullen de onder het Afwikkelingscommando ressorterende strijdkrachten zijn geconcentreerd in de volgende plaatsen: a. in de rayons Djakarta, Bogor, Bandung, Semarang, Surabaja en Makassar; b. in enkele plaatsen in de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo, die met hoogste prioriteit zo spoedig mogelijk zullen worden ontruimd; c. in de doorgangskampen te Menado en Timor Kupang. De betrokken Nederlandse militaire autoriteiten zullen tijdig vóór 26 Juli de hiervoor benodigde faciliteiten verzoeken aan de betrokken militaire autoriteiten van de RIS. Liaison-officieren van de Territoriale Commandanten van de RIS zullen na 26 Juli worden verbonden aan de Nederlandse Rayon-commando's teneinde voortdurend en volledig op de hoogte te worden gehouden van de stand van de afwikkelingswerkzaamheden. 8. Vóór 26 Juli zullen door of vanwege de Commandant van de Nederlandse Legerstrijdkrachten in Indonesië alle bij het KNIL in gebruik zijnde roerende en onroerende goederen aan de RIS zijn overgedragen. Er zal een regeling worden getroffen waarbij de benodigde roerende en onroerende goederen door de RIS aan het Nederlandse Afwikkelingscommando en de daaronder ressorterende troepen in bruikleen worden afgestaan. De leiding van het Afwikkelingscommando zal de in bruikleen van de RIS ontvangen wapening zo spoedig mogelijk vervangen door een equivalente hoeveelheid KL-wapening. 9. De Hoge Commissaris van het Koninkrijk der Nederlanden in Indonesië bevestigt, dat de KNIL-militairen in de Zuid-Molukken, die geweigerd hebben de bevelen van de Commandant van de Nederlandse Legerstrijdkrachten in Indonesië op te volgen, uit het KNILverband zijn verwijderd, nadat de Nederlandse Regering zonder succes alle tot Haar beschikking staande middelen had aangewend om genoemde militairen weder onder de krijgstucht te brengen. Djakarta, 14 Juli 1950. (w.g.) Drs. MOH. HATTA, (w.g.) Dr. H. M. HIRSCHFELD, Minister-President van de Hoge Commissaris van het Republiek der Verenigde Staten Koninkrijk der Nederlanden van Indonesië. in Indonesië.
G.
INWERKINGTREDING
14 Juli 1950. J.
GEGEVENS
Ter uitvoering van de overeenkomst vervat in bovenstaand Memorandum hebben de Staatssecretaris van Oorlog en de Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen de volgende gemeenschappelijke beschikking vastgesteld: De Staatssecretaris van Oorlog en de Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen Bepalen: Artikel 1 1. Alle op 24 Juli 1950 tot het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger behorende militairen, die op deze datum nog niet een van de bestemmingen, genoemd in artikel 32 van de „Regeling betreffende de onder Nederlands bevel staande landstrijdkrachten in Indonesië na de souvereiniteitsoverdracht" hebben gevolgd, met uitzondering van degenen, die buiten Indonesië verblijven en bestemd zijn af te vloeien in het werelddeel waar zij zich op de genoemde datum bevinden, zullen met ingang van deze datum tijdelijk dienst verrichten bij de Koninklijke Landmacht. 2. De in het voorgaande lid bedoelde militairen worden voor de duur van hun dienstverrichting geacht de rang te bekleden, welke zij op 24 Juli 1950 bij het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger bekleden en dragen de bij die rang behorende rangs- en wapenonderscheidingstekenen van de Koninklijke Landmacht. Artikel 2 Op de in artikel 1 bedoelde militairen zijn de regelen betreffende de rechtspositie van het militair personeel van het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger welke op 24 Juli 1950 van kracht zijn, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de periodieke geldelijke inkomsten worden uitgekeerd als voorschotten op de alsnog voor de vorenbedoelde dienstverrichting vast te stellen inkomsten. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde militairen, die zullen overgaan naar de Koninklijke Landmacht, zullen aan die latere indiensttreding de rechten en aanspraken ontlenen als ware deze overgang zonder dienstonderbreking geschied.
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde dienstverrichting eindigt met ingang van een door de Minister van Oorlog dan wel door nader door deze Minister aan te wijzen gezaghebbenden, namens hem, te bepalen tijdstip, hetwelk zonodig voor een bepaalde persoon afzonderlijk kan worden vastgesteld. 's-Gravenhage, den 19den Juli 1950. De Staatssecretaris van Oorlog, (w.g.) W. H. FOCKEMA ANDREAE. 's-Gravenhage, den 20en Juli 1950. De Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen, (w.g.) J. H. VAN MAARSEVEEN. De tekst van de „Regeling betreffende de onder Nederlands bevel staande landstrijdkrachten in Indonesië na de souvereiniteitsoverdracht", waarnaar in artikel 1 van bovenstaande beschikking wordt verwezen, is te vinden in de wet van 21 December 1949, houdende een voorziening in de zin van artikel 211 der Grondwet (Wet Souveremiteitsoverdrachi Indonesië), afgedrukt in Staatsblad No. J 570, bladzijde 64 (Vergelijk Staatsblad No. J 600). Sub II van de R.T.C.• Overeenkomst inzake regelingen betreffende militaire aangelegenheden is eveneens te vinden in „Resultaten van de Ronde Tafel Conferentie", uitgegeven door het secretariaat-generaal van de Ronde Tafel Conferentie. Uitgegeven de achtste Februari 1951. De Minister van Buitenlandse Zaken, STIKKER.