ANTENNE 2007 TRENDS IN ALCOHOL, TABAK EN DRUGS BIJ JONGE AMSTERDAMMERS
Ton Nabben - Annemieke Benschop - Dirk J. Korf m.m.v. Floor van Bakkum en Jaap Jamin
Antenne 2007 (Jellinek Reeks, nr. 19) is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie, Universiteit van Amsterdam, in opdracht van JellinekMentrum.
Universiteit van Amsterdam Bonger Instituut voor Criminologie Postbus 1030 1000 BA Amsterdam www.bonger.nl Tel
: (++31) 020 525 3918
E-mail
:
[email protected]
JellinekMentrum Postbus 3907 1001 AS Amsterdam www.jellinek.nl Tel
: (++31) 020 408 77 75
Fax
: (++31) 020 408 77 76
E-mail
:
[email protected]
Uitgave: Rozenberg Publishers (www.rozenbergps.com) Omslagontwerp: Anne Toledo Engelse vertaling samenvatting: Michael Dallas
Nabben T, Benschop A, Korf DJ (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
ISBN 978 90 5170 892 9
/
NUR 740
Trefwoorden: alcohol, tabak, drugs, uitgaan, trends, scholieren, preventie
© 2008, de auteurs.
IX SAMENVATTING Het Amsterdamse uitgaansleven is een bonte muzikale waaier. Uit de muziekprogrammering van de grote clubs blijkt echter dat het urbangenre – een mengeling van ‘zwarte’ muziek als R&B, latin, hiphop, rap, reggae en jazz – na de sterk groeiende populariteit in de afgelopen jaren terrein heeft verloren ten faveure van dance (house, techno). De grootste verandering van 2007 is de comeback van housemuziek in de grote clubs. Maar vergeleken met twintig jaar geleden spreken stappers nu van: tech house, electro house, latin house, power house, rosé house, skihut house etc. De alternatieve onderstroom in het uitgaanscircuit wordt vertegenwoordigd door de populaire minimal techno, die geldt als de grote tegenhanger van house. Ook de hiphopscene maakt een bloeiperiode door. Hoewel er maar weinig reguliere locaties zijn waar hiphopartiesten op kunnen treden, zijn de trendsetters vooral actief in graffiti, dj-ing en het kunst- en rapcircuit. Naast clubs en feesten treffen vriendenkringen elkaar op privé-settings onder het motto ‘thuis is het nieuwe uitgaan’. Tijdens allerlei groepsactiviteiten (gamen, tv kijken, afteren, pokeren, etentjes, et cetera) worden niet zelden ook drugs gebruikt, hetgeen een ander licht werpt op het sociale gebruik van drugs.
de Antenne monitor Al sinds 1993 beschrijft en analyseert Antenne op basis van zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens trends en middelengebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam. In de panelstudie worden de laatste ontwikkelingen gevolgd aan de hand van interviews met een panel van insiders uit het uitgaansleven. Trendsetters uit verschillende club- en partyscenes experimenteren met nieuwe middelen of halen ‘oude’ middelen opnieuw uit de kast. Zij zijn ook de eersten als het gaat om een dalende populariteit van middelen. Daarnaast richt de panelstudie zich op buurt- en probleemjongeren. Anders dan bij de trendsetters uit het uitgaansleven, gaat het hier meestal niet om ‘partydrugs’ (zoals ecstasy en snuifcocaïne), maar vooral om cannabis. De panelstudie rapporteert over geruchten, signalen en trends, maar biedt geen precieze cijfers. De survey levert daarentegen juist wel kwantitatieve gegevens over middelengebruik. Elk jaar wordt een specifieke groep bestudeerd. Cafébezoekers, coffeeshopbezoekers, clubbezoekers en jongeren in de jeugdzorg werden in
IX SAMENVATTING
195
voorgaande jaren meermaals onderzocht. In 2007 is voor de zesde maal een schoolsurvey uitgevoerd in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. Cijfers zijn tevens afkomstig uit de preventie indicatoren. Dit is secundaire of selectieve informatie over de alcohol- en drugsmarkt in de vorm van kwantitatieve gegevens over informatie- en adviesvragen bij een telefonische servicelijn en via internet, over voorlichtingscontacten op party’s en over testuitslagen van vrijwillig aangeleverde drugs. De gegevens uit de verschillende onderdelen van Antenne schetsen samen een gedifferentieerd beeld van ontwikkelingen in de wereld van genotmiddelen.
panelstudie: trends op de alcohol- en drugsmarkt Veel cafés en clubs zijn in de afgelopen jaren verrijkt met cocktail- en champagnebars. De ‘uptrading’ van de alcoholmarkt heeft geleid tot een aanbod van nieuwe én duurdere wodka-, gin- en whiskymerken. Tevens zijn er nieuwe wijn- en whiskybars geopend in het centrum. Hoewel er nog veel alcohol wordt gedronken lijkt de alcoholconsumptie iets te dalen. Stappers besluiten vaker om een poosje met alcohol te stoppen of sterk te matigen. In de dancenetwerken wordt doorgaans meer alcohol geconsumeerd dan in urbannetwerken. Ongeveer de helft van de bezoekers rookt tabak tijdens het stappen. Toch zijn er meer rokers die stoppen of al drastisch geminderd zijn. Ook het op handen zijnde rookverbod is voor veel stappers een stok achter de deur. Veel stappers reageren gematigd positief op het toekomstige verbod. Deze kentering wordt gevoed door een toenemende bezorgdheid over de eigen gezondheid. Dit sluit aan bij een bredere trend om meer te gaan sporten. Goed en verstandig met je lichaam bezig zijn is steeds meer een gespreksonderwerp in vriendengroepen. Ondanks de nog steeds hoge prevalentie van cannabis, zien zowel clubmedewerkers als stappers een duidelijke terugloop van het aantal blowers. De meeste blowers beperken zich tot één of twee joints tijdens het stappen. Op party’s wordt meer cannabis gerookt en in cafés het minst. Blowers beleven het roesmoment als een vorm van ontspanning die je alleen of samen met anderen ervaart in een aangename ambiance onder het genot van muziek; even weg van de dagelijkse beslommeringen en werk- of studiedruk. Maar blowers ondervinden ook hinder van lethargie, sloomheid en het ontbreken van prestatiedrang. Cocaïne is ecstasy voorbijgestreefd. Het middel wordt vaker doordeweeks gebruikt en is minder gebonden aan tijdstip en setting. Kortom: er zijn meer snuifdan slikmomenten. De helft van alle gebruikers in de panelnetwerken snuift (bijna) wekelijks cocaïne. Frequente snuivers nemen meer (een halve tot een hele gram) dan incidentele snuivers (een kwart gram) per keer. Het cocaïnegebruik vindt het meest plaats in de privé-setting, gevolgd door clubs, party’s en het ca-
196
ANTENNE AMSTERDAM 2007
fé. Cocaïne is snel en eenvoudig via ‘lijnkoeriers’ en ‘pakjesbezorgers’ te regelen. Ondanks de populariteit hebben veel gebruikers een haat-liefdeverhouding met het middel. Het lukrake en impulsieve karakter van het gebruik is een punt van discussie. Toch worden de verslavingsgevoelige eigenschappen door veel gebruikers niet als een groot probleem gezien. De frequentie van het ecstasygebruik is lager dan bij cocaïne. In de meeste netwerken wordt hooguit één keer per maand ecstasy gebruikt. De gemiddelde dosering is één of twee pillen per keer. Hoewel een party voor veel stappers nog steeds synoniem is met ecstasy is de euforische ecstasycultuur al jarenlang over zijn hoogtepunt heen. Toch blijft ecstasy in tegenstelling tot cocaïne voor veel stappers een bijzonder middel. Dit geldt zowel voor de traditionele groep ‘witte’ stappers, als voor de nieuwe voorhoede van ‘zwarte’ jongeren die op housefeesten eerder ontvankelijk zijn voor ecstasy dan op urbanfeesten. Amfetamine wordt vergeleken met ecstasy en cocaïne vaak beschouwd als een ‘tweederangs’ stimulant. De Amsterdamse speedmarkt is klein en minder toegankelijk dan de ecstasy- en cocaïnemarkt. Het amfetaminegebruik blijft sterk gerelateerd aan alternatieve subscenes. Het gebruik blijft vaak beperkt tot enkele lijntjes per gelegenheid. Er is een lichte opleving van het amfetaminegebruik vanwege de goede kwaliteit en toegenomen verkrijgbaarheid. Methamfetamine blijft in kleine niches van het homocircuit. Het middel is nog steeds moeilijk verkrijgbaar. Het gebruik van GHB is licht gestegen. De verkrijgbaarheid loopt meestal via vrienden. Hoewel gebruik ook voorkomt in het uitgaansleven, wordt het vaker gereserveerd op privé-settings en tijdens het afteren. GHB wordt ook door de week gebruikt en dient als ontspanner, slaapmiddel en sociale ontremmer. Het is ook populair vanwege de tactiele en erotische sensaties. Ongelukken met GHB (out gaan en controleverlies) blijven voorkomen. Toch is er ook een groep die het goed weet te doseren. Op thuisfeesten wordt er roekelozer gebruikt, omdat men zich in een veilige omgeving waant. Ketamine heeft zich na het millennium een vaste plek weten te verwerven op de Amsterdamse drugsmarkt en is vooral populair in het alternatieve en dancegerichte uitgaanssegment. Enkele lijntjes ketamine kunnen al leiden tot een andere perceptie van de werkelijkheid. Daarom wordt bij hogere doseringen een privésetting geprefereerd. De eufore effecten in de tripfase kunnen bij hogere doseringen plotseling omslaan in angst- en paniekaanvallen. Lachgas wordt het minst gebruikt omdat het moeilijk verkrijgbaar is. De psychedelica (LSD, paddo’s, DMT, ayahuasca) blijven voornamelijk voorbehouden aan psychonauten en (ervaren) trippers die deel uitmaken van kleine scenes. De natuurlijke en synthetische psychedelica spelen slechts een marginale rol in het uitgaansleven.
IX SAMENVATTING
197
Het gebruik van Viagra is het hoogst in homo- en fetisjnetwerken en wordt behalve in de intieme sfeer ook tijdens het stappen geslikt. Viagra wordt eveneens aangewend om tijdelijke impotentie na het gebruik van stimulantia op te heffen. Poppers worden traditioneel gezien in de homonetwerken het meest gebruikt. Slaapmiddelen zijn op de grijze markt minder eenvoudig verkrijgbaar dan ecstasy en cocaïne. Ze komen soms van pas om het lichaam na het gebruik van stimulantia te kalmeren. Druggebruik staat tegenwoordig haast synoniem voor combinaties van alcohol, cannabis, cocaïne, ecstasy, amfetamine en/of narcosemiddelen. Alcohol met stimulantia (vooral cocaïne) is favoriet. Het multigebruik gebeurt vaak spontaan en al naar gelang de middelen die er voorhanden zijn. Het problematische druggebruik wordt zelden toegeschreven aan één specifiek middel of specifieke combinatie. Het excessief en impulsief combineren van middelen is het grootst op party’s en afterfeesten. buurt- en probleemjongeren
Hoewel een groot deel van de buurtjeugd een opleiding volgt, ligt de problematiek (huisvesting, politiecontacten, familieproblemen, financiën e.d.) soms dicht aan tegen die van de probleemjeugd. Buurtjongeren die goed presteren op school kennen ook vaak jongeren die al in aanraking zijn geweest met de politie. Een ruime meerderheid van de buurtjongeren bestaat uit Marokkaanse jongens. Hun soms slechte toekomstperspectief wordt gecamoufleerd met machogedrag en gouden dromen over toekomstig financieel succes. Een belangrijke vrijetijdsbesteding is het luisteren naar muziek, voetbal is de meest populaire sport en kickboksen is in opkomst. Het etaleren van logo’s en gadgets is eveneens een symbool van status. Veel buurtjongeren gebruiken geen internet. AutochtoonNederlandse en Surinaamse buurtjongeren drinken meer en vaker alcohol dan Marokkaanse en Turkse. Toch lijkt het alcoholgebruik onder jongeren met een moslimachtergrond een minder groot taboe te worden. Een grote meerderheid van de buurtjeugd heeft ervaring met cannabis. Een aanzienlijk deel van hen rookt vrijwel dagelijks. Er zijn zelfs groepjes die geen sigaretten roken maar uitsluitend joints. Het roken van joints zou de groepscohesie vergroten. Bovendien wordt het relaxte gevoel en een andere manier van denken gewaardeerd. Je kunt er echter ook passief van worden of hinder ondervinden van stemmingswisselingen. Hoewel ecstasy de aandacht heeft van kleine groepjes Surinaamse en Marokkaanse buurtjongeren, is het veel minder populair dan cannabis. Ecstasy is vooral geliefd bij autochtoon-Nederlandse buurtjongeren, die het slikken op feesten. Cocaïne is nog minder populair dan ecstasy. De probleemjongeren zijn vaak dak- of thuisloos. De groep is etnisch gemêleerd en bestaat bijna voor de helft uit meisjes. Anders dan bij alcohol en cannabis, staan veel jongeren sceptisch tegenover cocaïne en heroïne. Vooral cocaïne
198
ANTENNE AMSTERDAM 2007
heeft een slecht imago. De populaire combiroes van cannabis en alcohol wordt voor de lol nagestreefd of om persoonlijke problemen te vergeten.
schoolsurvey In 1993, 1995, 1997, 1999, 2002 en ook nu in 2007 is een survey gehouden onder Amsterdamse middelbare scholieren. In totaal zijn 1.214 leerlingen geënquêteerd, waaronder 534 brugklassers (eerste en tweede klas), 409 derdeklassers en 407 oudere leerlingen (uit 3 vmbo, 4 havo en 5 vwo). Hoewel de meeste leerlingen zelf in Nederland zijn geboren, komen hun ouders vaak uit het buitenland, wat de meerderheid allochtoon maakt. Er zijn echter grote verschillen tussen vmbo (met voornamelijk niet-westerse leerlingen) en havo/vwo (waar westerse leerlingen de meerderheid vormen). Dit komt ook tot uiting in de opvoeding: op het vmbo worden veel leerlingen islamitisch opgevoed. De meeste scholieren doen het goed: ruim acht op de tien hebben een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid en het gemiddeld rapportcijfer waarmee ze hun eigen leven waarderen is een dikke voldoende. middelengebruik
De meeste brugklassers hebben nog nooit gerookt, gedronken of geblowd. De derdeklassers en oudere leerlingen hebben vaak al wel gedronken, maar ook zij hebben meestal nog geen ervaring met tabak of cannabis.
BRUG KLASSERS laatste ooit maand tabak alcohol cannabis
DERDE KLASSERS laatste ooit maand
OUDERE LEERLINGEN laatste ooit maand
26% 45% 7%
9% 17% 3%
38% 58% 20%
16% 30% 10%
47% 63% 33%
25% 40% 14%
ecstasy cocaïne amfetamine
0% < 1% 0%
0% 0% 0%
3% 2% 2%
0% 0% 0%
4% 3% 2%
1% < 1% < 1%
paddo’s lsd
< 1% < 1%
0% 0%
3% < 1%
< 1% < 1%
3% < 1%
< 1% < 1%
heroïne crack
< 1% < 1%
0% 0%
1% 1%
< 1% < 1%
1% 2%
< 1% < 1%
lachgas poppers
5% < 1%
1% < 1%
5% < 1%
< 1% 0%
7% 1%
2% < 1%
ghb ketamine
< 1% < 1%
0% 0%
< 1% < 1%
0% 0%
< 1% 0%
0% 0%
9% 2%
3% 1%
7% 1%
2% < 1%
9% 2%
3% < 1%
slaap-/kalmeringsmiddelen ritalin
IX SAMENVATTING
199
Leerlingen die wel roken, doen dat af en toe of alleen in het weekend en een deel rookt dan niet eens een hele sigaret. Dagelijkse kettingrokers zijn het over het algemeen (nog) niet. Een kwart tot een derde van de huidige rokers bietst van anderen en koopt nooit zelf sigaretten. Degenen die dat wel doen, halen hun sigaretten in de snackbar, de tabakswinkel of de supermarkt; óók als ze nog geen zestien jaar zijn. Ook drinken gebeurt over het algemeen niet vaak (af en toe of alleen in het weekend), maar soms drinken de scholieren wel meer dan goed voor ze is. Afhankelijk van de onderzochte groep (en daarmee de leeftijd), dronken één tot drie op de tien leerlingen de laatste maand vijf of meer glazen per gelegenheid (een veelgebruikte maat voor ‘binge drinken’) en zegt 2% tot 15% ooit wel eens zoveel gedronken te hebben dat hij of zij out ging. Bij de brugklassers voldoet één scholier aan onze definitie van riskant drinken (dagelijks drinken of een paar keer per week minstens vier glazen alcohol per gelegenheid); bij de oudere leerlingen is dat 3%. Vooral de jongere scholieren kopen vaak niet zelf alcohol. Als ze dat wel doen, dan is dat vaak in de supermarkt. Ook scholieren van 16 jaar en ouder kopen hun alcohol meestal in de supermarkt; daarnaast ook wel in het café. Blowen gebeurt over het algemeen ook niet dagelijks en in absolute aantallen komt problematisch cannabisgebruik weinig voor: 2% á 3% van de scholieren is riskante blower (dagelijks blowen of een paar dagen per week minstens twee joints). Afgezet tegen het beperkte aantal huidige blowers komt het echter relatief vaak voor. Een achtste tot een kwart van de huidige blowers blowt riskant en ongeveer vier op de tien blowen wel eens onder schooltijd. De hoogste percentages vinden we opvallend genoeg bij de brugklassers. Áls op die jonge leeftijd al wordt geblowd, dan is dat dus relatief vaak riskant. Toch hebben verreweg de meeste brugklassers nog nooit van hun leven geblowd. Voor vrijwel alle scholieren in het onderzoek is de coffeeshop nog verboden toegang. De meesten kopen dan ook niet zelf hun hasj of wiet, maar laten het door anderen in de coffeeshop halen of blowen met vrienden mee. Alleen bij de oudere leerlingen komt het nog wel voor dat blowers zelf in de coffeeshop kopen. Bij de brugklassers is er (nog) geen verschil tussen jongens en meisjes, maar bij de derdeklassers en oudere leerlingen valt op dat meisjes hogere gebruikscijfers voor tabak en alcohol laten zien. Leerlingen met een Nederlandse of anderszins westerse etniciteit zijn over het algemeen vaker blowers en vooral veel vaker drinkers dan niet-westerse leerlingen. Hierdoor zien we ook grote verschillen tussen schooltypen: op havo/vwo wordt meer gedronken dan op het vmbo. Geestelijke gezondheid hangt niet samen met het gebruik van alcohol of cannabis, maar wel met tabak. Leerlingen met een goede geestelijke gezondheid zijn minder vaak rokers.
200
ANTENNE AMSTERDAM 2007
trends
Als we veranderingen zien in roken, drinken en blowen bij de Amsterdamse middelbare scholieren ten opzichte van voorgaande schoolsurveys, dan zijn deze trends vanuit het oogpunt van preventie alle positief. Gebruikspercentages zijn gedaald en de startleeftijd steeg. Uit afzonderlijke analyses van westerse en nietwesterse leerlingen komt echter naar voren dat dit meestal alleen geldt voor westerse leerlingen. De westerse leerlingen lijken wat middelengebruik betreft naar hun niet-westerse leeftijdsgenoten toe te groeien en niet andersom. Stimulantia (ecstasy, cocaïne en amfetamine) werden halverwege de jaren negentig nog wel gebruikt door middelbare scholieren, maar zijn in 2007 vrijwel verdwenen. omgeving
Hoewel de meerderheid van de leerlingen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs zelf geen huidige drinker is, is alcohol in de omgeving van deze leerlingen niet ongewoon. De meerderheid heeft ouders en/of vrienden die alcohol drinken. Rokers en blowers vinden we niet zo vaak onder de ouders, maar wel in de vriendengroep. Er zijn meer leerlingen die iemand kennen die blowt, dan er leerlingen zijn die zelf blowen. Dit is er waarschijnlijk ook de oorzaak van dat het percentage blowers onder leeftijdsgenoten schromelijk wordt overschat. De meeste ouders verbieden het gebruik van tabak, alcohol en cannabis en de meeste leerlingen houden zich hieraan, maar natuurlijk zijn ze niet allemaal even gehoorzaam. Er zijn er daarentegen ook die wél mogen roken, drinken of blowen en dat níet doen. Of het nu is omdat het door de ouders verboden wordt, of omdat niet iedereen het doet, tabak, alcohol en cannabis blijven geassocieerd met populaire jongeren. Vergeleken met vijf jaar geleden is de populariteit echter tanende. Net als die van gokken en wapens. Ecstasy en cocaïne ten slotte worden noch door de leerlingen zelf, noch in hun omgeving veel gebruikt. Ongeveer de helft van de leerlingen zegt ook geen vrienden te kunnen zijn met iemand die deze middelen gebruikt.
preventie indicatoren De preventie indicatoren geven globale trends weer en leveren geen precieze cijfers die representatief zijn voor de algehele Amsterdamse drugsmarkt. De registratiegegevens van de telefonische informatie- en advieslijn laten al jaren dezelfde top drie van middelen zien: alcohol aan kop, op gepaste afstand gevolgd door cannabis en cocaïne. Vragen over ecstasy worden sinds de eeuwwisseling nauwelijks meer gesteld. Er wordt vaker gebeld door mensen uit de omgeving van gebruikers dan door gebruikers zelf.
IX SAMENVATTING
201
De vragen die gesteld worden via de website hebben dezelfde top drie van middelen. Het verschil tussen de nummers één (alcohol) en twee (cannabis) is hier echter niet zo groot. En waar cocaïne bij de telefonische vragen al jaren op plaats drie staat, is het middel bij de internetvragen relatief nieuw in de top drie. Via de website zijn het ook vaak juist de gebruikers zelf die vragen stellen. Bij de partybezoekers die naar de stand van Unity peereducatie interventie komen, blijft ecstasy de belangrijkste partydrug. De Unity stand trekt echter een zeer selectieve groep partygangers. Bij de testservice wordt ook nog steeds voornamelijk ecstasy aangeboden. Vorig jaar nog opvallend vaak in de vorm van poeders of kristallen, maar in 2007 een stuk minder. De kwaliteit van de ecstasypillen is al jaren stabiel te noemen. Gemiddeld bevat een pil 87 mg MDMA en verreweg de meeste ecstasy bevat bovendien geen andere werkzame stoffen. Sinds de eeuwwisseling is het aandeel cocaïnemonsters dat wordt aangeleverd sterk toegenomen. De gemiddelde zuiverheid van de cocaïne is redelijk stabiel en bedraagt 65% in 2007. Afgezien van de verdere stijging in het aantal cocaïnemonsters en een afname van het aantal ecstasy poedermonsters (waarvoor overigens geen verklaring is), laten de indicatoren weinig nieuws zien ten opzichte van vorig jaar. Alcohol is nummer één, cannabis nummer twee en cocaïne nummer drie. Behalve op party’s, waar ecstasy nog steeds de belangrijkste partydrug is. Hoewel de populariteit van het middel ook hier lijkt af te nemen.
conclusie Alle verzamelde informatie in deze Antenne monitor (panelstudie, survey en preventie indicatoren) bevestigt dat alcohol nog steeds alom genotmiddel nummer één is. In het uitgaansleven persisteert de trend van voorgaande jaren en wordt er in het kader van een gezondere leefstijl gestopt met roken, geminderd met blowen en bewuster met druggebruik omgegaan. In 2007 zien we daarnaast ook een zekere matiging in het alcoholgebruik. Toch blijft alcohol in clubs en op party’s het meest gebruikte middel en via telefoon en e-mail krijgt de Jellinek een grote hoeveelheid vragen om informatie of advies. Ook door buurtjongeren en zwerfjongeren wordt soms veel en vaak gedronken. Onder scholieren in het voortgezet onderwijs is alcohol eveneens het meest gebruikte genotmiddel, hoewel het alcoholgebruik hier door de jaren heen een dalende trend vertoont. Bij de buurt- en probleemjongeren uit de panelstudie wordt alcohol niet als het grootste probleem gezien. Daar blijft het cannabis waarover hulpverleners, de omgeving, maar ook de jongeren zelf zich zorgen maken. Net als voor drinken en roken, zien we bij de scholieren in het voortgezet onderwijs een dalende trend in cannabisgebruik.
202
ANTENNE AMSTERDAM 2007
Uitzonderingen daargelaten komt het gebruik van harddrugs – en zeker ‘straatdrugs’ als crack en heroïne – over het algemeen nauwelijks voor onder buurt- en probleemjongeren. Het grootste deel heeft nog nooit ecstasy of cocaïne gebruikt en velen willen er ook niks van weten. Hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor scholieren. Daarentegen is het gebruik van deze en andere drugs nog steeds populair onder uitgaanders. Daar is ecstasy al jarenlang over zijn piek, maar nog zeker niet verdwenen en steeds zijn er nieuwe groepen (jongere) uitgaanders die hun eerste pilletje nemen. Het gebruik van cocaïne is al geruime tijd vrij stabiel en het aantal gebruikers ligt intussen op hetzelfde niveau als van ecstasy. Meer nog dan ecstasy is cocaïne de laatste jaren een drug die steeds vaker ook thuis wordt gebruikt. Bovendien ligt de frequentie van het cocaïnegebruik hoger dan van ecstasy. Kortom: in Amsterdam is veel meer cocaïne dan ecstasy in omloop.
IX SAMENVATTING
203