Toezichtscomité bij de Kruispuntbank
van de sociale zekerheid
Verslag aan de Wetgevende Kamers
2003 1
Het Toezichtscomité heeft zijn zetel bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid Sint-Pieterssteenweg 375 1040 Brussel Telefoon 02/741 84 09 Fax 02/741 84 19 http://www.ksz-bcss.fgov.be
2
Inhoudstafel Blz.
5
Samenstelling van het Toezichtscomité
6
Voorwoord
7
De adviezen en beraadslagingen
7
Deel 1 – De adviezen
7
1. Adviezen betreffende aanvragen tot mededeling van anonieme gegevens (art. 5 van de wet van 15 januari 1990)
7 9 12 14 15 16 17 19
19 21 22 23 25
25 28
29 30 31 32 33 34 35 36 37 38
A. B. C. D.
Aanvraag van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Aanvraag van het Nationaal Instituut voor de Statistiek Aanvraag van de Stadsontwikkelingsmaatschappij van Antwerpen Aanvraag van het Sociaal Fonds van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken E. Aanvraag van de FOD Sociale zekerheid F. Aanvraag van de SERV G. Aanvraag van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 2. Adviezen m.b.t. de uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten A B. C. D.
Aanvraag van Kind en Gezin Aanvraag van de Waalse Huisvestingsmaatschappij Aanvraag van de VDAB Aanvraag van de « Agence wallonne pour l’intégration des personnes handicapées »
3. Adviezen m.b.t. de bewijskracht van opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens A. Aanvraag van het Sociaal Verzekeringsfonds VEV 4. Adviezen betreffende aanvragen van instellingen tot het toevertrouwen van de taken van de informatieveiligheidsdienst aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (toepassing van artikel 2, 2° lid van het K.B. van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid) A. B. C. D. E. F. G. H. I. J.
Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW Aanvraag van het OCMW
van Linter van Kortenaken van Grimbergen van Sint-Truiden van Halle van Pecq van Wezembeek-Oppem van Chaumont-Gistoux van Rixensart van Les Bons Villers
3
38
5. Adviezen betreffende de kandidaatstelling als veiligheidsconsulent voor de instellingen van sociale zekerheid (K.B. van 12 augustus 1993)
40
Deel 2 – De beraadslagingen m.b.t. de machtigingsaanvragen voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard
40
1. Mededelingen binnen het netwerk (art. 15, 1ste lid van de wet van 15 januari 1990)
40 46 50 51 64 67
73 73 82 84 87 88 92 117 120 138
139
A. Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid B. Gegevens afkomstig van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen C. Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en/of van de werkloosheidskassen D. Gegevens afkomstig van diverse socialezekerheidsinstellingen E. Gegevens meegedeeld door de Kruispuntbank F. Gegevens afkomstig van het Rijksregister / Wachtregister
2. Mededelingen buiten het netwerk (art. 15, 2de lid, van de wet van 15 januari 1990) A. Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en/of de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten B. Gegevens afkomstig van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering C. Gegevens afkomstig van de verzekeringsinstellingen D. Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Pensioenen E. Gegevens afkomstig van diverse socialezekerheidsinstellingen F. Gegevens meegedeeld door de Kruispuntbank G. Gegevens meegedeeld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en/of van de werkloosheidskassen H. Gegevensmededelingen in het kader van de DMFA (multifunctionele aangifte) I. Gegevens betreffende de ziekteverzekering van bepaalde categorieën van gerechtigden die aan gemeenten of provincies werden meegedeeld
Lijst van de gebruikte afkortingen
4
Samenstelling van het Comité Voorzitter
De heer Foulek Ringelheim, magistraat _____________________________________________________________________
Werkende leden
Rechtsgeleerde:
De heer Michel Dispersyn, gewoon hoogleraar aan de Université Libre de Bruxelles (U.L.B.) _____________________________________________________________________ Deskundigen op het vlak van de informatica:
De heer Marc Despontin, professor aan de Vrije Universiteit Brussel (V.U.B.) De heer Jean Ramaekers, professor aan de Facultés Universitaires Notre-Dame de la Paix te Namen (F.U.N.D.P.) _____________________________________________________________________ Geneeskundige:
De heer Dr. Bart Viaene, arbeidsgeneesheer/informaticus verbonden aan IDEWE _____________________________________________________________________ Lid van rechtswege aangesteld door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer: De Heer Rudy Trogh, chef van het personeel bij de Nationale Bank van België NV _____________________________________________________________________ Plaatsvervangende leden
Rechtsgeleerden:
De heer Patrick Humblet, hoofddocent aan de Universiteit Gent De heer Guido Van Limberghen, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel (V.U.B.) _____________________________________________________________________ Deskundigen op het vlak van de informatica:
Mevrouw Françoise D’Hautcourt, docente aan de Université Libre de Bruxelles (U.L.B.) De heer Mark Vandenwauver, postdoctoraal navorser aan de K.U. Leuven _____________________________________________________________________ Geneeskundige:
De heer Dr. Patrick De Coster, geneesheer/hoogleraar _____________________________________________________________________ Lid van rechtswege aangesteld door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer: Mevrouw Diane Mintjens, bedrijfsjuriste bij Dexia Bank NV _____________________________________________________________________ De Administrateur-generaal en de Adjunct-administrateur-generaal van de Kruispuntbank alsook de Voorzitter van het Algemeen Coördinatiecomité wonen de vergaderingen van het Toezichtscomité met raadgevende stem bij. Krachtens artikel 44 van de wet houdende oprichting en organisatie van de Kruispuntbank is een lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer lid van het Toezichtscomité van rechtswege.
5
Voorwoord
Dit is het laatste verslag van het Toezichtscomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Dit Comité verdwijnt in de vorm die hem is gegeven door de wet van 15 januari 1990 houdende de oprichting van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid. In de plaats ervan wordt bij de wet van 26 februari 2003 tot wijziging van de privacywet van 8 december 1992, binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een Sectoraal comité van de sociale zekerheid opgericht dat de opdrachten en bevoegdheden van voormeld Toezichtscomité overneemt. Het Sectoraal comité is uit vijf leden samengesteld: twee leden van rechtswege: de voorzitter van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (of één van de leden ervan die door de Commissie wordt aangeduid) die het voorzitterschap waarneemt én een ander lid van de Commissie, en drie externe leden die door de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden aangewezen voor een mandaat van zes jaar: een rechtsdeskundige, een informaticadeskundige en een geneeskundige. Om een eensgezinde visie en jurisprudentie te waarborgen tussen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en haar Sectoraal comité werd een evocatieprocedure in het leven geroepen. De voorzitter van het Comité kan een advies of een beslissing uitstellen en dit advies of deze beslissing voorleggen aan de Commissie. Indien het advies van de Commissie niet wordt gevolgd, moet de beslissing van het Sectoraal comité een bijzondere motivering bevatten. Het Sectoraal comité houdt verder zijn vergaderingen op de zetel van de Kruispuntbank die de nodige kantooruitrusting en het bevoegde personeel ter beschikking stelt van de voorzitter van het Comité. Hoewel het Comité deel uitmaakt van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer – dit past in de logica van een totaalopvatting van de privacy – beschikt het Sectoraal comité van de sociale zekerheid over een beslissingsautonomie terwijl ze kan rekenen op de technische ondersteuning door de Kruispuntbank die haar uitstekend werk heeft bewezen. Deze hervorming leidt tot een grotere coherentie van het beleid inzake bescherming van de privacy. De uittredende voorzitter van het opgeheven Toezichtscomité begroet hartelijk Michel Parisse, de voorzitter van het nieuwe Sectoraal comité van de sociale zekerheid.
Foulek Ringelheim
6
De adviezen en beraadslagingen Deel 1 – De adviezen 1.
Adviezen betreffende aanvragen tot mededeling van anonieme gegevens (art. 5 van de wet van 15 januari 1990)
A.
Advies nr. 02/14 van 15 oktober 2002 betreffende de mededeling van anonieme gegevens aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid met het oog op het publiceren van een brochure m.b.t. de lonen en de arbeidsduur Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 15, 2de lid; Gelet op de aanvraag van het Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overgemaakt door de Kruispuntbank op 9 oktober 2002; Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 23 september 2002; Gelet op het verslag van de heer Foulek Ringelheim. 1.
Onderwerp van de aanvraag
Met het oog op het publiceren van een brochure, waarin een overzicht zal worden gegeven van de loonvorming in de Belgische economie en van de beschikbare statistieken inzake lonen, arbeidskosten en arbeidsduur, wenst de Afdeling “socio-economische studiën” van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid te beschikken over anonieme gegevens afkoms tig uit het datawarehouse-arbeidsmarkt. De aanvraag heeft betrekking op kruistabellen en trajecttabellen. In de kruistabellen worden – voor het recentst beschikbaar jaar of trimester – sociaal-economische criteria (gemiddeld dagloon, gemiddelde gewone bezoldiging,…) ingedeeld volgens andere sociaal-economische en demografische criteria (sector, leeftijd, woonplaats,…) en wordt per indeling een aanduiding gegeven van het aantal entiteiten dat aan de combinatie van de betrokken criteria beantwoordt. In de eerste kruistabel wordt, voor het laatst beschikbare trimester en voor de belangrijkste loontrekkende baan, het criterium gemiddeld dagloon ingedeeld volgens de criteria sector, paritair comité, geslacht, leeftijdsklasse, provincie waartoe de woonplaats behoort, provincie waartoe de vestigingsplaats van de onderneming behoort, voltijds dan wel deeltijds karakter van de tewerkstelling en arbeider dan wel bediende of ambtenaar. Daarenboven worden, voor het laatst beschikbare jaar en voor alle sociaal verzekerden van wie de som van de factoren “arbeidsvolume – RSZ – voltijdsequivalent exclusief gelijkgestelde dagen” genomen op het einde van elk trimester minstens 3,60 bedraagt, de criteria gemiddelde van de totale gewone bezoldiging op jaarbasis, gemiddelde van de totale premies op jaarbasis, gemiddelde van de totale persoonlijke bijdragen op jaarbasis, gemiddelde van de totale werkgeversbijdragen op jaarbasis en gemiddelde van de totale bijdrageverminderingen (per soort) op jaarbasis ingedeeld volgens de criteria sector, paritair comité, geslacht, leeftijdsklasse, provincie waartoe de woonplaats behoort, provincie waartoe de vestigingsplaats van de onderneming behoort, voltijds dan wel deeltijds karakter van de tewerkstelling en arbeider dan wel bediende of ambtenaar. Aan de hand van deze tabel wordt een algemeen beeld verworven van de hoogte en de verdeling van de lonen volgens de belangrijkste criteria. Zowel het dagloon als de andere loonconcepten worden opgevraagd om de nodige vergelijkingen met andere statistische bronnen mogelijk te maken. Gegevens per paritair comité zijn noodzakelijk om het verband te leggen met de loonvorming en de daaruit voortvloeiende conventionele lonen. In de tweede kruistabel wordt, voor het laatst beschikbare trimester en voor de belangrijkste loontrekkende baan, het criterium gemiddeld dagloon ingedeeld volgens de criteria nationaliteitsklasse, geslacht, provincie waartoe de woonplaats behoort en voltijds dan wel deeltijds karakter van de tewerkstelling.
7
Daarenboven worden, voor het laatst beschikbare jaar en voor alle sociaal verzekerden van wie de som van de factoren “arbeidsvolume – RSZ – voltijdsequivalent exclusief gelijkgestelde dagen” genomen op het einde van elk trimester minstens 3,60 bedraagt, de criteria gemiddelde van de totale gewone bezoldiging op jaarbasis, gemiddelde van de totale premies op jaarbasis, gemiddelde van de totale persoonlijke bijdragen op jaarbasis, gemiddelde van de totale werkgeversbijdragen op jaarbasis en gemiddelde van de totale bijdrageverminderingen (per soort) op jaarbasis ingedeeld volgens de criteria nationaliteit, geslacht, provincie waartoe de woonplaats behoort, voltijds dan wel deeltijds karakter van de tewerkstelling en arbeider dan wel bediende of ambtenaar. In het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie wordt er naar gestreefd om alle discriminaties op de arbeidsmarkt weg te werken. Omtrent loonverschillen volgens nationaliteit zijn momenteel zeer weinig gegevens beschikbaar, hoewel deze een grote beleidsrelevantie hebben. In de derde kruistabel wordt, voor het laatst beschikbare trimester en voor de belangrijkste loontrekkende baan, het criterium gemiddeld dagloon ingedeeld volgens het criterium woonplaats. Een descriptieve analyse van de werkgelegenheid en de werkloosheid draagt bij tot een beter inzicht in de werking van de Belgische arbeidsmarkt. In de vierde kruistabel wordt, voor het laatst beschikbare trimester en voor de belangrijkste loontrekkende baan, het criterium gemiddeld dagloon ingedeeld volgens de criteria “arbeidsprestatie RSZ – werknemersklasse speciaal” en geslacht. De vraag of atypische banen ook banen met geringe verloning zijn, blijft een belangrijk aandachtspunt voor het arbeidsmarktbeleid. In de vijfde kruistabel worden de criteria loonmassa op jaarbasis en totale arbeidskost op jaarbasis ingedeeld volgens de criteria geslacht, sector, paritair comité, leeftijdsklasse, gewest waartoe de woonplaats behoort en arbeider dan wel bediende of ambtenaar. Op macro-economisch niveau is niet zozeer de verdeling dan wel de totale som van de lonen van belang. Daarnaast speelt deze informatie een rol bij het bepalen van de weging van sectoren, paritaire comités,… in een aantal afgeleide statistieken. In de trajecttabellen worden evoluties aangegeven. In de eerste trajecttabel wordt (voor alle personen opgenomen in het datawarehouse) het aantal personen ingedeeld volgens hun socio-economisch statuut over de verschillende trimesters, voor de loontrekkenden verder ingedeeld volgens de criteria plaats in de loonverdeling, geslacht en leeftijdsklasse. Deze informatie dient om de loonevolutie op de arbeidsmarkt na te gaan. In de tweede trajecttabel wordt (voor alle personen opgenomen in het datawarehouse) het aantal personen ingedeeld volgens hun socio-economisch statuut over de verschillende trimesters, voor de loontrekkenden verder ingedeeld volgens de criteria arbeider dan wel bediende of ambtenaar, geslacht en leeftijd (in jaren). Om de overgang van werken naar niet-werken of omgekeerd na te gaan, in het kader van de problematiek van de oudere werknemers enerzijds en van de inschakeling van jongeren op de arbeidsmarkt anderzijds, volstaan gegevens over de leeftijdsklassen niet, zodat een meer gedetailleerde omschrijving noodzakelijk is. In de derde trajecttabel wordt (voor alle personen die in het laatst beschikbare trimester bruggepensioneerde waren) het aantal personen en de gemiddelde vervangingsratio van het brugpensioen (dit is de ratio van het brugpensioen per dag en het dagloon in het laatste trimester waarin de betrokkene loontrekkende was) ingedeeld volgens de criteria socio-economisch statuut in de voorgaande trimesters, geslacht, leeftijdsklasse, sector van de laatste betrekking en paritair comité van de laatste betrekking. Ook deze analyse kadert in de studie van de problematiek van de oudere werknemers. In de vierde trajecttabel wordt (voor alle personen die in het laatst beschikbare trimester een werkloosheidsvergoeding ontvingen) het aantal personen en de gemiddelde vervangingsratio van de werkloosheidsvergoeding (dit is de ratio van de werkloosheidsvergoeding per dag en het dagloon in het laatste trimester waarin de betrokkene loontrekkende was) ingedeeld volgens de criteria socio-economisch statuut in de voorgaande trimesters, geslacht en leeftijdsklasse. Deze gegevens beogen de overgang van werken naar niet-werken te belichten, onder meer in het kader van de problematiek van de zogenaamde “werkloosheidsvallen”. In de vijfde trajecttabel wordt (voor alle personen die in het eerst beschikbare trimester een werkloosheidsvergoeding ontvingen) het aantal personen en de gemiddelde vervangingsratio van de werkloosheidsvergoeding ingedeeld volgens de criteria socio-economisch statuut in de volgende trimesters,
8
geslacht en leeftijdsklasse. Deze tabel beoogt, net zoals de vorige, de overgang van werken naar nietwerken te belichten. 2.
Behandeling van de aanvraag
Krachtens artikel 5, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, verzamelt de Kruispuntbank sociale gegevens bij de instellingen van sociale zekerheid, slaat ze op, voegt ze samen en deelt ze mee aan de personen die ze nodig hebben voor het verrichten van onderzoeken die nuttig zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid. Voor zover voormelde mededeling betrekking heeft op anonieme gegevens dient het Toezichtscomité vooraf een advies te verlenen, behalve indien de mededeling wordt verricht aan de Ministers die de sociale zekerheid onder hun bevoegdheid hebben, de Wetgevende Kamers, de openbare instellingen van sociale zekerheid, de Nationale Arbeidsraad, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen of het Planbureau. De mededeling heeft betrekking op anonieme gegevens, die op generlei wijze door de bestemmeling kunnen herleid worden tot persoonsgegevens. Bepaalde criteria worden daartoe in klassen meegedeeld. Voor de leeftijd van betrokkenen wordt gebruik gemaakt van leeftijdsklassen van vijf jaar, behalve in de tweede trajecttabel, waar de leeftijd in jaren wordt uitgedrukt (de kans op heridentificatie blijft evenwel uiterst gering gelet op het beperkt aantal gecombineerde criteria). Voor de woonplaats en de vestigingsplaats van de onderneming wordt verwezen naar de provincie of het gewest, behalve in de derde kruistabel, waar de gemeente zelf wordt aangeduid (ook hier is de kans op heridentificatie evenwel haast onbestaande). De nationaliteit, ten slotte, wordt aangegeven door middel van elf klassen: [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11]
Duitsland, Frankrijk en Nederland de overige EU-landen de kandidaat-EU-lidstaten uit Centraal-Europa (Polen, Hongarije, Tsjechië, Roemenië, Slovenië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen en Slovakije) de drie andere kandidaat-EU-lidstaten (Cyprus, Malta en Turkije) de Maghreblanden (Noord-Afrika) Sub-Sahara-Afrika het Midden-Oosten de overige Aziatische landen Noord-Amerika Zuid-Amerika Oceanië
Wanneer door de verschillende kruisingen van criteria echter combinaties zouden ontstaan waaraan slechts negen of minder sociaal verzekerden voldoen, worden deze combinatie niet weerhouden; ze worden wel verwerkt in de overeenkomstige totalen. De mededeling beoogt de publicatie door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid van een brochure met betrekking tot de lonen en de arbeidsduur.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
* B.
Advies nr. 02/16 van 3 december 2002 m.b.t. de mededeling van anonieme gegevens door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid aan het Nationaal Instituut voor de Statistiek in het kader van de algemene socio-economische enquête 2001 (…)
9
1.
Onderwerp van de aanvraag
Op 1 oktober 2001 werd een laatste volkstelling georganiseerd, “algemene socio-economische enquête 2001” genaamd, waarbij de personen woonachtig in België en opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen via een enquêteformulier exhaustief werden bevraagd. Als alternatief voor deze exhaustieve bevraging wenst het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) voortaan een maximaal gebruik te maken van de administratieve gegevensbanken. Aldus zou het NIS, door het combineren van enerzijds de rechtstreeks bij de burger verkregen informatie over woningen en opleiding en anderzijds de bij de overheden verkregen administratieve informatie, in staat worden gesteld om eigen gegevensbanken samen te stellen en permanent bij te werken. Het NIS wil meer bepaald vanwege de socialezekerheidsinstellingen anonieme informatie ontvangen, enerzijds om de reeds beschikbare informatie aan te vullen (bijkomende variabelen), anderzijds om de kwaliteit van de reeds beschikbare informatie te controleren (kwaliteitscontrole). De mededeling aan het NIS heeft betrekking op de toestand1 op 30 september 2001 of 1 oktober 2001. Bijkomende variabelen Het NIS verzoekt te vernemen hoeveel personen behorend tot de populatie van de algemene socioeconomische enquête respectievelijk beantwoorden aan de variabelen volledig werkloos, tijdelijk werkloos, bruggepensioneerd, in loopbaanonderbreking, blijvend arbeidsongeschiktheid en met rust- of overlevingspensioen. Deze aantallen dienen verder opgesplitst te worden in functie van het geslacht en de leeftijdscategorie van betrokkenen. Variabele Statuut volledig werkloos Statuut tijdelijk werkloos Statuut brugpensioen Loopbaanonderbreking
Beroepscode van de zorgverlener
Notie blijvende werkongeschiktheid Werknemersreeks Speciale groep 3 Dienstanciënniteit
1
Gerelateerde vraag uit de enquête Deze variabelen werden in de algemene socioeconomische enquête 2001 niet gevraagd. Volgt u onderwijs of hebt u onderwijs gevolgd (op school of elders) ? Kruis het hoogste onderwijsniveau aan dat u met succes hebt beëindigd. Kruis alle diploma’s aan die u in het hoger onderwijs hebt behaald. Uw huidige beroepssituatie ? Welk is (was) de activiteitssector van de instelling waar u werkt(e) ? Welke activiteit wordt er uitgeoefend in het bedrijf waar u werkt ? Wat is precies uw beroep ? Tot welke personencategorie behoort u ? Hebt u uw beroep(en) tussen 1 en 7 oktober 2001 (…) uitgeoefend ? Indien (…) nee (…), om welke reden(en) ? Welk is (was) uw beroepsstatuut ? Welk is (was) de activiteitssector van de instelling waar u werkt(e) ? Tot welke personencategorie behoort u ?
Betrokken instelling RVA
RIZIV
FAO
RVP Admin. Pensioenen
Indien niet beschikbaar op één van deze twee datums, worden de gegevens gevraagd over de situatie op 30 juni 2001 (= einde tweede kwartaal 2001) en 31 december 2001 (= einde vierde kwartaal 2001). Indien een persoon gedurende het derde kwartaal verschillende statuten heeft, kan aan de hand van de informatie over het tweede en het vierde kwartaal meer achterhaald worden over de situatie van de persoon op 1 oktober 2001.
10
Kwaliteitscontrole Het NIS wenst een kwaliteitscontrole te verrichten met betrekking tot de rechtstreeks bij de burger verkregen informatie. Daartoe verzoekt het om de mededeling van anonieme gegevens met betrekking tot de volledige populatie van de algemene socio-economische enquête. Het is niet de bedoeling van het NIS om individuele antwoorden van de burger te vergelijken met de hem betreffende individuele persoonsgegevens van de Kruispuntbank. Het komt er integendeel op aan de globale resultaten van de algemene socio-economische enquête te vergelijken met de globale resultaten van de bevraging van de socialezekerheidssector om aldus na te gaan of beide resultaten coherent zijn (dit is van groot belang daar de bevraging van de socialezekerheidssector voortaan de bevraging van de burger zal vervangen). De mee te delen informatie betreft de aantallen personen behorend tot de populatie van de algemene socioeconomische enquête, ingedeeld aan de hand van volgende variabelen:
Variabele
Gerelateerde vraag uit de enquête
NACE-code van de werkgever Beroepscode van de zelfstandige (NACE)
Welk is (was) de activiteitssector van de instelling waar u werkt(e) ? Welke activiteit wordt er uitgeoefend in het bedrijf waar u werkt ? Welk is (was) de activiteitssector van de instelling waar u werkt(e) ? Welke activiteit wordt er uitgeoefend in het bedrijf waar u werkt ? Tot welke personencategorie behoort u ? Uw huidige beroepssituatie ? Welk is (was) uw beroepsstatuut ? Tot welke personencategorie behoort u ? Uw huidige beroepssituatie ? Welk is (was) uw beroepsstatuut ? Welk is (was) de activiteitssector van de instelling waar u werkt(e) ? Welke activiteit wordt er uitgeoefend in het bedrijf waar u werkt ? Welk is (was) uw beroepsstatuut ? Welk is (was) de activiteitssector van de instelling waar u werkt(e) ?
Hoedanigheidscode2
Bijdragecategorie 3 NACE-code van de laatste werkgever NACE-code van de laatste werkgever4
2.
Betrokken instelling RSZ
RSVZ
RSZPPO Admin. Pensioenen
Behandeling van de aanvraag
Krachtens artikel 5, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, verzamelt de Kruispuntbank sociale gegevens bij de instellingen van sociale zekerheid, slaat ze op, voegt ze samen en deelt ze mee aan de personen die ze nodig hebben voor het verrichten van onderzoeken die nuttig zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid. Voor zover voormelde mededeling betrekking heeft op anonieme gegevens dient het Toezichtscomité vooraf een advies te verlenen, behalve indien de mededeling wordt verricht aan de Ministers die de sociale zekerheid onder hun bevoegdheid hebben, de Wetgevende Kamers, de openbare instellingen van sociale zekerheid, de Nationale Arbeidsraad, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen of het Planbureau. De mededeling heeft betrekking op anonieme gegevens, die op generlei wijze door de bestemmeling kunnen herleid worden tot persoonsgegevens. De aanvraag van het NIS verschilt grondig van het initieel ingediende verzoek tot mededeling van nietgecodeerde persoonsgegevens. De bezwaren van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, vervat in haar advies nr. 10/2002 van 28 februari 2002, zijn niet van toepassing op de mededeling van anonieme gegevens.
2 3 4
Zelfstandige of helper. Hoofdberoep, bijberoep of actief na pensioenleeftijd. De gegevens van de Administratie der Pensioenen worden als volgt geaggregeerd: de NACE-code van de laatste werkgever wordt gecombineerd met de laatste graad en de dienstanciënniteit (minder dan 10 jaar, 10 tot 19 jaar, 20 tot 29 jaar, 30 jaar en meer).
11
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies voor de mededeling van bovenvermelde anonieme gegevens, op voorwaarde dat heridentificatie onmogelijk wordt gemaakt.
* C.
Advies nr. 02/20 van 3 december 2002 m.b.t. de mededeling van anonieme gegevens door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid aan de vzw Stadsontwikkelingsmaatschappij van Antwerpen (SOMA) met het oog op het aanvullen van de Databank Sociale Planning (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij advies nr. 01/09 van 2 oktober 2001 verleende het Toezichtscomité een gunstig advies met betrekking tot de mededeling van anonieme sociale gegevens door de Kruispuntbank aan de Vakgroep Transport en Ruimtelijke Economie van de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen (UFSIA). Deze laatste verrichtte met name in opdracht van de VZW Stadsontwikkelingsmaatschappij van Antwerpen (SOMA) een (voorbereidend) onderzoek dat tot doel had relevant gegevensmateriaal voor de Databank Sociale Planning (DSP) van de SOMA op te sporen. De SOMA wenst nu effectief over te gaan tot het aanvullen van haar DSP met anonieme sociale gegevens. Ze streeft er immers naar allerlei beleidsrelevante gegevensbestanden samen te brengen in één databank, deze te verwerken tot toegankelijke tabellen en kaarten, en ze vervolgens via een consultatieprocedure ter beschikking te stellen van de diverse instanties die meewerken aan het sociaal beleid van de stad Antwerpen (onder andere stadsdiensten en studiecentra). Aldus bevat de DSP onder meer gegevens met betrekking tot bevolking, inkomen, scholing, huisvesting, milieu,… en dit aangaande de stad Antwerpen, de negen districten en de ongeveer driehonderd buurten. Aan de hand van de DSP kan een beter begrip van de Antwerpse economie en arbeidsmarktsituatie gerealiseerd worden. De DSP bevat enkel anonieme gegevens. Indien gegevens worden geaggregeerd op het niveau van de statistische sector (dit is een geografisch niveau lager dan een wijk) en er heel wat velden gekruist worden zodat kleine aantallen in de cellen overblijven (en er bijgevolg ook een risico van heridentificatie ontstaat), worden de gegevens gegroepeerd (diverse categorieën worden samengenomen) of worden cellen blanco gelaten. De SOMA wil vanwege de Kruispuntbank mededeling bekomen van volgende sociale gegevens, afkomstig uit het datawarehouse-arbeidsmarkt, per statistische sector en per wijk . Voor statistische sectoren of wijken die minder dan honderd inwoners tellen, zullen geen gegevens worden doorgegeven; indien door het kruisen van diverse variabelen combinaties onts taan waaraan slechts een beperkt aantal entiteiten voldoet (en er dus een kans bestaat dat de betrokkenen geheridentificeerd kunnen worden), zal de Kruispuntbank categorieën samenvoegen of cellen blanco laten. -
-
-
Het aantal loontrekkenden, verder onderverdeeld in functie van het geslacht, het arbeidsregime, het statuut, de activiteitengroep (er wordt enkel gewerkt met ruim omschreven activiteitengroepen: industrie, bouwnijverheid, handel en horeca,…), de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse. Het aantal zelfstandigen, verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de aard van het zelfstandig beroep (hoofdberoep of bijberoep), de beroepsgroep (er wordt enkel gewerkt met ruim omschreven beroepsgroepen: landbouw, visserij, handel,…), de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse. Het aantal werkzoekenden, verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de duur van de werkloosheid, de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse. Het aantal inactieven, verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse. Het aantal inwoners (totale bevolking), verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse. De activiteitsgraad (het aantal actieven van 18-64 jaar gedeeld door het aantal inwoners van 18-64 jaar), verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse. De werkgelegenheidsgraad (het aantal arbeidsplaatsen gedeeld door het aantal inwoners van 18-64 jaar), verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse.
12
-
De werkzaamheidsgraad (het aantal werkende inwoners van 18-64 jaar gedeeld door het aantal inwoners van 18-64 jaar), verder onderverdeeld in functie van het geslacht, de leeftijdscategorie en de nationaliteitsklasse.
Wat betreft de indeling in nationaliteitsklassen, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds de mededeling van anonieme informatie inzake het aantal loontrekkenden, het aantal zelfstandigen, het aantal werkzoekenden en het aantal inactieven en anderzijds de mededeling van anonieme informatie inzake het aantal inwoners, de activiteitsgraad, de werkgelegenheidsgraad en de werkzaamheidsgraad. Bij eerstgenoemde mededeling wordt gebruik gemaakt van volgende twaalf nationaliteitsklassen: Belgen – overige EU-burgers – niet-EU-burgers uit de overige Europese landen – burgers van Marokko, Turkije, Tunesië, Algerije, Egypte, Lybië, Syrië, Irak, Iran, Saudi-Arabië, Jemen, Oman, Verenigde Arabische Emiraten, Jordanië, Israël, Libanon, Koeweit, Bahrein of Qatar – burgers van een ander Afrikaans land – burgers van een ander Aziatisch land – burgers van een Zuid- of Midden-Amerikaans land – burgers van een Noord-Amerikaans land – burgers van een land in Oceanië – burgers met een andere nationaliteit dan voormelde – vluchtelingen en staatlozen – personen van wie de nationaliteit onbekend is. Bij laatstgenoemde mededeling wordt daarentegen enkel gebruik gemaakt van volgende drie nationaliteitsklassen: Belgen – overige EU -burgers – niet-EU-burgers. 2.
Behandeling van de aanvraag
Krachtens artikel 5 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid verzamelt de Kruispuntbank sociale gegevens bij de instellingen van sociale zekerheid, slaat ze op, voegt ze samen en deelt ze mee aan de personen die ze nodig hebben voor het verrichten van onderzoeken die nuttig zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid. Voor zover voormelde mededeling betrekking heeft op anonieme gegevens dient het Toezichtscomité vooraf een advies te verlenen, behalve indien de mededeling wordt verricht aan de Ministers die de sociale zekerheid onder hun bevoegdheid hebben, de Wetgevende Kamers, de openbare instellingen van sociale zekerheid, de Nationale Arbeidsraad, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen of het Planbureau. De onder 1. vermelde verdere onderverdelingen worden niet met elkaar gekruist: elke genoemde onderverdeling wordt afzonderlijk toegepast op de hoofdvariabele; een kruising van de onderverdelingen zou immers als ongewenst neveneffect de heridentificeerbaarheid van de betrokkenen kunnen hebben. Daarenboven zullen voor statistische sectoren of wijken die minder dan honderd inwoners tellen, geen gegevens worden doorgegeven. Ten slotte zullen, indien door het kruisen van de hoofdvariabele met een onderverdeling combinaties ontstaan waaraan slechts een beperkt aantal entiteiten voldoet, de categorieën worden samengevoegd of cellen blanco gelaten worden (voor bepaalde combinaties van variabelen zal dus niet worden meegedeeld hoeveel entiteiten er aan beantwoorden). De voor de mededeling van anonieme informatie inzake het aantal loontrekkenden, het aantal zelfstandigen, het aantal werkzoekenden en het aantal inactieven gebruikte twaalf nationaliteitsklassen lijken voldoende ruim geformuleerd om elk risico van stigmatisering van bevolkingsgroepen te vermijden. Alle gevraagde gegevens zijn terug te vinden in het datawarehouse-arbeidsmarkt. Ze zijn bestemd voor opname in de DSP en verdere verwerking. De door de Kruispuntbank geleverde gegevens zullen worden bijgehouden gedurende een periode van vijf jaar en daarna worden vernietigd. De aanvraag zou jaarlijks worden herhaald, om de update van de DSP te verzekeren. De aanvraag is gerechtvaardigd.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies voor bovenvermelde mededeling van anonieme gegevens door de Kruispuntbank aan de VZW Stadsontwikkelingsmaatschappij van Antwerpen, met het oog op het aanvullen van haar Databank Sociale Planning. De SOMA dient bij het verwerken van deze gegevens in te staan voor het strikt naleven van de hogergenoemde wet van 15 januari 1990, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en elke andere wettelijke of
13
reglementaire bepaling tot vrijwaring van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen. De gegevens mogen worden bijgehouden gedurende een periode van vijf jaar en dienen daarna te worden vernietigd.
* D.
Advies nr. 03/01 van 4 februari 2003 aangaande een onderzoek m.b.t. stressbestrijding en arbeidsbeleving uitgevoerd door het Sociaal Fonds van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
In het kader van een onderzoek met betrekking tot stressbestrijding en arbeidsbeleving wenst het Sociaal Fonds van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken (Paritair Comité 226) een enquête te realiseren bij de bedienden van de sector. Het verzoekt de Kruispuntbank daartoe om medewerking. Volgende werkwijze wordt voorgesteld. De RSZ bezorgt de Kruispuntbank de INSZ van alle bedienden van de sector van het Paritair Comité 226 – kengetallen 083 (transport), 084 5 (verhuizingen) en 200 (internationale handel) – die in deze sector tewerkgesteld waren tijdens het meest recente kwartaal. De Kruispuntbank zoekt voor deze sociaal verzekerden de identificatiegegevens op (naam, voornaam en adres), brengt deze aan op de door de aanvrager geleverde omslagen met blanco-enquêteformulieren en verstuurt deze vervolgens. De Kruispuntbank verstuurt enige tijd later een herinneringsbrief aan alle proefpersonen. Dit impliceert dat zij de identificatiegegevens van de betrokkenen een tijd (tot één maand na het verzenden van de herinneringsbrieven) bewaart. De betrokkenen kunnen hun antwoorden anoniem overmaken aan het Instituut voor Stress op het Werk (ISW), dat zal instaan voor de verwerking ervan. 2.
Behandeling van de aanvraag
Krachtens artikel 5, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid gebruikt de Kruispuntbank bij de instellingen van sociale zekerheid verzamelde sociale gegevens voor het bepalen van de doelgroep van onderzoeken die worden verricht aan de hand van een bevraging van de proefpersonen. Deze bevraging geschiedt in principe door de Kruispuntbank in opdracht van de instelling die het onderzoek uitvoert, zonder dat sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de proefpersonen aan deze laatste worden meegedeeld en na advies van het Toezichtscomité, tenzij het onderzoek wordt verricht door of in opdracht van de Ministers die de sociale zekerheid onder hun bevoegdheid hebben, de Wetgevende Kamers, de openbare instellingen van sociale zekerheid, de Nationale Arbeidsraad, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen of het Planbureau. In casu beoogt de aanvraag wettelijke doeleinden, met name het verrichten van een onderzoek met betrekking tot stressbestrijding en arbeidsbeleving. In de bij de enquête gevoegde brief wordt uitdrukkelijk vermeld dat de onderzoekers de identiteit van de proefpersonen niet kennen en dat medewerking op vrijwillige basis gebeurt.
5
Wat het kengetal 084 betreft, enkel de bedienden tewerkgesteld door ondernemingen die een bijdrage betalen aan het sociaal fonds van het Paritair Comité 226.
14
De in het enquêteformulier opgenomen vragen zijn niet van die aard dat ze een heridentificatie van de betrokkene mogelijk maken. Het is evenwel aangewezen om bij vraag 2 te peilen naar de leeftijdsklasse van betrokkenen, eerder dan naar hun geboortejaar.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies, onder voorbehoud van bovenvermelde opmerking.
* E.
Advies nr. 03/02 van 4 februari 2003 m.b.t. de mededeling van anonieme sociale gegevens aan de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid met het oog op de financiering van de OCMW’s voor hun taken aangaande begeleiding en maatschappelijke steunverlening (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering zijn de OCMW’s ertoe gehouden, enerzijds, de noodzakelijke ondersteuning en sociale en budgettaire begeleiding te verstrekken aan personen die betalingsmoeilijkheden ondervinden, inzonderheid met hun rekeningen voor gas en elektriciteit, en, anderzijds, financiële maatschappelijke steun toe te kennen aan personen waarvan de schuldenlast van die aard is dat zij, ondanks hun persoonlijke inspanningen, hun gas - en elektriciteitsrekeningen niet meer kunnen betalen. De financiering van hogervermelde OCMW-opdracht gebeurt, onder andere, op basis van het aantal rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen per gemeente op 1 januari van het voorgaande jaar. De federale overheidsdienst Sociale Zekerheid, die belast is met de berekening van de toelage aan de OCMW’s, verzoekt de Kruispuntbank derhalve om mededeling van dit aantal per gemeente (NIS-nummer). 2.
Behandeling van de aanvraag
Ingevolge artikel 5, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid verzamelt de Kruispuntbank sociale gegevens bij de instellingen van sociale zekerheid, slaat ze op, voegt ze samen en deelt ze mee aan de personen die ze nodig hebben voor het verrichten van onderzoeken die nuttig zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid. Voor zover voormelde mededeling betrekking heeft op anonieme gegevens dient het Toezichtscomité, behalve in uitzonderingsgevallen, vooraf een advies te verlenen. De aanvraag beoogt wettelijke doeleinden, met name het berekenen van de toelage die aan de OCMW’s wordt toegekend om hen in staat te stellen hun taken aangaande de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering te verrichten. Het Toezichtscomité heeft zich bij advies nr. 97/05 van 11 september 1997 reeds principieel gunstig uitgesproken over de mededeling aan gemeenschappen, gewesten, gemeenten en OCMW’s van het aantal rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen op hun grondgebied.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
15
* F.
Advies nr. 03/04 van 17 juni 2003 m.b.t. het uitbouwen van een Vlaamse Werkbaarheidsmonitor (SERV) – medewerking van de RSZ/RSZPPO en de Kruispuntbank (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De onderzoekscel “Stichting Technologie Vlaanderen – Innovatie & Arbeid” van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is van plan een Vlaamse werkbaarheidsmonitor uit te bouwen, dit is een meetsysteem voor de kwaliteit van de arbeid aan de hand waarvan de beleidsengagementen van de Vlaams e Regering en de sociale partners kunnen worden opgevolgd. Daartoe wenst de SERV in het najaar van 2003 in samenwerking met de Kruispuntbank een schriftelijke enquête te verrichten bij een representatief staal van werkende inwoners uit het Vlaamse Gewest (dit is de nulmeting – herhaalmetingen zouden worden verricht in 2006 en 2009). Daarenboven wil de SERV beschikken over anonieme geaggregeerde gegevens op het niveau van de volledige populatie 6 en de steekproef7 , teneinde de representativiteit van de enquêtegegevens na te gaan. Volgende werkwijze wordt voorgesteld. Vooreerst wordt uit de DIMONA-gegevensbank (toestand op 30 september 2003) een steekproef van 40.000 werknemers getrokken en worden de INSZ van de betrokkenen aan de Kruispuntbank overgemaakt. De Kruispuntbank verwijdert uit de steekproef van 40.000 werknemers de INSZ van de sociaal verzekerden die niet effectief woonachtig zijn in het Vlaamse Gewest, herleidt vervolgens de steekproef op toevallige wijze tot 20.000 betrokkenen, zoekt in het Rijksregister hun naam en adres op en drukt de namen en adressen in drievoud op etiketten af. De Kruispuntbank maakt nadien de door de SERV bezorgde vragenlijst met een begeleidende brief aan de betrokkenen over. Ongeveer een week later wordt bovendien aan alle betrokkenen een herinneringskaartje verstuurd. Nog eens twee weken later, ten slotte, wordt een herinneringsbrief verzonden. De onderzoekers zijn niet op de hoogte van de identiteit van de betrokkenen. Deze laatsten wordt wel de mogelijkheid geboden om voor verdere informatie met betrekking tot de enquête contact op te nemen met de Vlaamse Infolijn. De betrokkenen die daartoe bereid zijn, vullen de vragenlijst in en maken ze – zonder vermelding van hun identiteit – in de gefrankeerde antwoordomslag over aan de SERV. De door de SERV gevraagde anonieme geaggregeerde gegevens met betrekking tot enerzijds de populatie en anderzijds de steekproef dienen te worden opgesplitst per activiteitensector (NACE-code). Per sector worden zowel de populatie als de steekproef opgesplitst in functie van het geslacht, de leeftijdsklasse, de ondernemingsgrootteklasse, het arbeidsregime (voltijds, deeltijds, onbepaald of speciaal) en het statuut (arbeider, bediende, ambtenaar of ander) van betrokkenen. Per variabele wordt aangegeven hoeveel sociaal verzekerden er aan beantwoorden. De Kruispuntbank wordt verzocht om de steekproef te bewaren tot alle gevraagde (populatie- en steekproef-)informatie geleverd is. De onderzoeksgegevens zelf zouden door de SERV worden bijgehouden tot het einde van de looptijd van het monitorproject, dit is tot 2011. 2.
Behandeling van de aanvraag
2.1.
Medewerking van de Kruispuntbank aan de enquête
Krachtens artikel 5, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid gebruikt de Kruispuntbank de bij de instellingen van sociale zekerheid verzamelde sociale gegevens voor het bepalen van de doelgroep van onderzoeken die worden verricht aan de hand van een bevraging van de proefpersonen; deze bevraging geschiedt in principe door de Kruispuntbank in opdracht van de uitvoerder van het onderzoek, zonder dat sociale gegevens van 6 7
Het aantal werknemers in de DIMONA-gegevensbank op 30 september 2003 die in Vlaanderen wonen. 20.000 verschillende werknemers uit de populatie die volgens het Rijksregister op het ogenblik van de steekproeftrekking nog in Vlaanderen wonen.
16
persoonlijke aard met betrekking tot de proefpersonen aan de uitvoerder van het onderzoek worden meegedeeld, en na advies van het Toezichtscomité. In de door de onderaannemer van de Kruispuntbank te verzenden brief bij de vragenlijst wordt uitdrukkelijk vermeld dat de SERV de identiteit van de proefpersonen zelf niet kent en dat medewerking aan het onderzoek volledig vrijblijvend is. Het verdient echter tevens aanbeveling om uitdrukkelijk te vermelden dat niet noodzakelijk elke vraag beantwoord dient te worden. De voorgestelde werkwijze lijkt doeltreffend. De aanvraag beoogt wettige doeleinden, met name het uitbouwen van een meetsysteem voor de kwaliteit van de arbeid. De op de vragenlijst vermelde vragen zijn niet van die aard dat de antwoorden erop een heridentificatie van de betrokkenen mogelijk maken. De SERV informeert wel uitdrukkelijk naar het geboortejaar van betrokkenen, teneinde achteraf beleidsrelevante indelingen mogelijk te maken. Dit lijkt geen problemen te stellen. 2.2.
Mededeling van anonieme gegevens
Krachtens artikel 5, § 1, van de hogervermelde wet van 15 januari 1990 verzamelt de Kruispuntbank sociale gegevens bij de instellingen van sociale zekerheid, slaat ze op, voegt ze samen en deelt ze mee aan de personen die ze nodig hebben voor het verrichten van onderzoeken die nuttig zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid. Voor zover voormelde mededeling betrekking heeft op anonieme gegevens dient het Toezichtscomité vooraf een advies te verlenen. De mededeling heeft betrekking op anonieme geaggregeerde gegevens, die op generlei wijze door de bestemmeling kunnen herleid worden tot persoonsgegevens. Het betreft met name per variabele (activiteitensector, geslacht, leeftijdsklasse, ondernemingsgrootteklasse, arbeidsregime en statuut) het aantal sociaal verzekerden van enerzijds de populatie en anderzijds de steekproef dat er aan voldoet. De mededeling beoogt wettige doeleinden, met name het uitbouwen door de SERV van een meetsysteem voor de kwaliteit van de arbeid.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies voor enerzijds de onder 2.1. bedoelde medewerking van de Kruispuntbank aan de schriftelijke bevraging met betrekking tot welzijn en stress op het werk en anderzijds de onder 2.2. bedoelde mededeling van anonieme geaggregeerde gegevens aan de SERV.
* G.
Advies nr. 03/05 van 17 juni 2003 m.b.t. de mededeling van anonieme gegevens aan de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg in het kader van het project “allochtonen op de arbeidsmarkt” (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De administratie Werkgelegenheid van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wenst voor volgende doeleinden jaarlijks te beschikken over (anonieme) arbeidsmarktstatistieken aangaande de nationaliteit. Vooreerst dient België een bijdrage te leveren aan het rapport dat jaarlijks door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wordt gepubliceerd in het kader van het SOPEMI (“système d’observation permanente des migrations”) en waarin de nieuwste trends en de beleidsopties inzake internationale migratie worden geanalyseerd.
17
Vervolgens wenst de federale overheidsdienst jaarlijks een raming op te stellen van de beroepsbevolking, met inbegrip van tabellen waarin de binnenlandse werkgelegenheid wordt geëvalueerd in functie van de nationaliteit. Ten slotte dient de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg statistieken inzake migratie en arbeidsmarkt ter beschikking te stellen van Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie, ten behoeve van de Europese migratiepolitiek. De gewenste arbeidsmarktstatistieken betreffen enerzijds een verdeling van de totale populatie van het datawarehouse-arbeidsmarkt naar nationaliteit, positie op de arbeidsmarkt (werkend8 , werkzoekend9 of inactief) en geslacht en anderzijds een verdeling van de totale populatie van het datawarehousearbeidsmarkt naar nationaliteit, positie op de arbeidsmarkt, geslacht, gewest, leeftijdsklasse, arbeidsregime (voltijds, deeltijds, speciaal of onbekend) en activiteitensector (NACE-code tot op twee digits). In de tweede tabel worden volgende nationaliteiten afzonderlijk vermeld: België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden,Verenigd Koninkrijk, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije, Malta, Cyprus, Roemenië, Bulgarije, Turkije, Marokko, Tunesië, Algerije en Zaïre. De overige nationaliteiten worden als volgt gegroepeerd: de overige Europese landen, de overige Afrikaanse landen, Noord-Amerika, Zuid -Amerika, Azië en Oceanië. 2.
Behandeling van de aanvraag
Krachtens artikel 5, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, verzamelt de Kruispuntbank sociale gegevens bij de instellingen van sociale zekerheid, slaat ze op, voegt ze samen en deelt ze mee aan de personen die ze nodig hebben voor het verrichten van onderzoeken die nuttig zijn voor de kennis, de conceptie en het beheer van de sociale zekerheid. Voor zover voormelde mededeling betrekking heeft op anonieme gegevens dient het Toezichtscomité (behoudens in een aantal uitzonderingsgevallen) vooraf een advies te verlenen. De mededeling heeft betrekking op anonieme gegevens, die door de bestemmeling niet kunnen herleid worden tot persoonsgegevens. Het merendeel van de criteria wordt daartoe in (voldoende ruime) klassen meegedeeld: de woonplaats wordt aangeduid met een verwijzing naar het gewest, de leeftijd wordt weergegeven door middel van slechts drie leeftijdsklassen, weinig voorkomende nationaliteiten worden gegroepeerd,… De mededeling heeft tot doel de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg in staat te stellen, enerzijds, ramingen op te stellen van de beroepsbevolking en, anderzijds, informatie ter beschikking te stellen van de OESO en Eurostat.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies voor de mededeling aan de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg van de onder 1. vermelde tabellen, met het oog op het opstellen van ramingen van de beroepsbevolking en het overmaken van relevante informatie aan de OESO en Eurostat.
8
9
Voor de werkenden wordt tevens een verdere verdeling naar professioneel statuut doorgevoerd (werkend als loontrekkende, werkend als zelfstandige, werkend als helper). De werkzoekenden omvatten de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, de verplicht ingeschreven werklozen en de vrij ingeschreven werklozen. In de tabellen wordt evenwel geen onderscheid gemaakt tussen deze categorieën.
18
2.
Adviezen m.b.t. de uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten
A.
Advies nr. 02/15 van 15 oktober 2002 m.b.t. de uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot de Vlaamse instelling van openbaar nut “ Kind en Gezin” - Koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid (...) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid kan het netwerk van de sociale zekerheid worden uitgebreid tot de overheidsdiensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en de openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die onder de Gemeenschappen en Gewesten ressorteren, voor zover deze hierom verzoeken en hun verzoek door het Beheerscomité van de Kruispuntbank wordt aanvaard, na advies van het Toezichtscomité, en voor zover hun opdrachten betrekking hebben op welbepaalde aangelegenheden vermeld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (o.a. de gezondheidsopvoeding en het gezinsbeleid met inbegrip van alle vormen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen). Het verzoek van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling dient tenminste volgende elementen te bevatten: een nominatieve aanduiding van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling, een aanduiding van het besluit waarbij aan de betrokken overheidsdienst of openbare instelling toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, een aanduiding van het besluit waarbij de betrokken overheidsdienst of openbare instelling wordt gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, een aanduiding van de identiteit van de veiligheidsconsulent en – in voorkomend geval – een aanduiding van de identiteit van de verantwoordelijke geneesheer. De Vlaamse instelling van openbaar nut “Kind en Gezin” heeft een verzoek ingediend om tot het netwerk van de sociale zekerheid te mogen toetreden. Het Toezichtscomité dient een advies terzake te verstrekken. 2.
Behandeling van de aanvraag
“Kind en Gezin” werd opgericht bij het decreet van de Vlaamse Raad van 29 mei 1984. Het betreft een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid, die tot taak heeft de levenskansen, het welzijn en de gezondheid van de kinderen te behartigen en de ouders (of de personen die de taak van ouder vervullen) te ondersteunen met betrekking tot de zorg voor de kinderen. Het verzoek van “Kind en Gezin” bevat de door het koninklijk besluit van 16 januari 2002 vereiste elementen. Vooreerst wordt de verzoeker afdoende geïdentificeerd. Vervolgens wordt aangetoond dat “Kind en Gezin” gemachtigd is om het Rijksregister te raadplegen; zie het koninklijk besluit van 30 mei 1994 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de instelling van openbaar nut “Kind en Gezin”. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat de toegang beperkt blijft tot de naam en voornamen, de geboorteplaats en –datum, het geslacht, de nationaliteit, de hoofdverblijfplaats, de plaats en datum van overlijden, het beroep, de burgerlijke staat, de samenstelling van het gezin en de opeenvolgende wijzigingen van deze gegevens. Er is derhalve geen toegang tot de vermelding van het register waarin betrokkene is ingeschreven en de administratieve toestand van de betrokkene die in het wachtregister is ingeschreven. Voorts mag “Kind en Gezin” krachtens het koninklijk besluit van 7 juli 2002 waarbij de instelling van openbaar nut “Kind en Gezin” gemachtigd wordt het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken het rijksregisternummer gebruiken, doch enkel voor de uitvoering van de taken die voortvloeien uit de organisatie van haar Vaccinatiedatabank en haar IKAROS-databank . Het lijkt
19
derhalve aangewezen om gegevensuitwisselingen tussen “Kind en Gezin” en het netwerk van de sociale zekerheid pas te verwezenlijken wanneer een koninklijk besluit haar zal machtigen om het rijksregisternummer ook te gebruiken voor een doeleinde dat de hogervermelde gegevensuitwisselingen toelaat; deze voorwaarde zou vanzelfsprekend vervallen indien het gebruik van het rijksregisternummer vrij zou worden (dit wordt voorzien in een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen). Ten slotte wordt de identiteit van de door “Kind en Gezin” aangeduide veiligheidsconsulent en verantwoordelijke geneesheer meegedeeld. Het betreft respectievelijk de heer Frank Wouters (jurist) en dr. Erwin Van Kerschaver (wetenschappelijk adviseur). Het is wenselijk dat het Toezichtscomité – naar analogie met de procedure voor de kandidaat-veiligheidsconsulenten van de instellingen van sociale zekerheid van het primaire netwerk van de Kruispuntbank – een advies formuleert met betrekking tot de kennis van betrokkene (op het vlak van informatica, netwerk en beveiligingstechnieken) en zijn beschikbaarheid. Het weze benadrukt dat de inschakeling in het netwerk op generlei wijze afbreuk doet aan de bepalingen van artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid: ook al wordt “Kind en Gezin” gedeeltelijk in het netwerk van de sociale zekerheid geïntegreerd, toch blijft voor elke mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank of door de instellingen van sociale zekerheid aan deze openbare instelling de vereiste van een principiële machtiging van het Toezichtscomité bestaan. Meer algemeen worden volgende artikelen uit de wet van 15 januari 1990 (en de in uitvoering van deze artikelen genomen besluiten) van toepassing verklaard op “Kind en Gezin”: -
artikel 6: integratie in het verwijzingsrepertorium; artikel 8: gebruik van het INSZ als identificatiemiddel; artikel 9: functionele verdeling van de gegevensopslag; artikel 10: mededeling van gegevens aan de Kruispuntbank; artikel 11: opvragen van gegevens bij de Kruispuntbank; artikel 12: opvragen van gegevens bij de Kruispuntbank – afwijking; artikel 13: mededeling van gegevens door de Kruispuntbank; artikel 14: bemiddeling van de Kruispuntbank bij mededeling van gegevens; artikel 15: machtiging door het Toezichtscomité bij mededeling van gegevens; artikel 16: kosteloos karakter van de mededelingen binnen het netwerk; artikel 17: werking van het netwerk; artikel 20, § 1: toepasselijkheid van de Wet Motivering Bestuurshandelingen; artikel 20, § 2: mededeling van verbeteringen en verwijderingen van gegevens; artikel 22: maatregelen voor een perfecte bewaring van gegevens; artikel 23: beginselen van finaliteit, proportionaliteit en vertrouwelijkheid; artikelen 24 en 25: aanduiding van een veiligheidsconsulent; artikel 26: maatregelen ter beveiliging van gezondheidsgegevens; artikel 28: beroepsgeheim; artikel 34: recht om te zetelen in het Algemeen Coördinatiecomité; artikel 46: opdrachten en bevoegdheden van het Toezichtscomité; artikel 47: onderzoeksbevoegdheden van het Toezichtscomité; artikel 48: verplichting tot informatieverstrekking aan het Toezichtscomité; artikelen 53 tot en met 59: de sociale inspecteurs, hun rechten en plichten; artikelen 60 tot en met 71: strafbepalingen.
De uitbreiding van het netwerk leidt aldus tot een betere bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger en, meer in het bijzonder, tot een veiliger gegevensverkeer tussen de Kruispuntbank, de instellingen van sociale zekerheid en “Kind en Gezin”.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
* 20
B.
Advies nr. 02/17 van 3 december 2002 m.b.t. de uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot de Waalse Huisvestingsmaatschappij - Koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid kan het netwerk van de sociale zekerheid worden uitgebreid tot de overheidsdiensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en de openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die onder de Gemeenschappen en Gewesten ressorteren, voor zover deze hierom verzoeken en hun verzoek door het Beheerscomité van de Kruispuntbank wordt aanvaard, na advies van het Toezichtscomité, en voor zover hun opdrachten betrekking hebben op welbepaalde aangelegenheden vermeld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (o.a. de sociale huisvesting). Het verzoek van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling dient tenminste volgende elementen te bevatten : een nominatieve aanduiding van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling, een aanduiding van het besluit waarbij aan de betrokken overheidsdienst of openbare instelling toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, een aanduiding van het besluit waarbij de betrokken overheidsdienst of openbare instelling wordt gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, een aanduiding van de identiteit van de veiligheidsconsulent en – in voorkomend geval – een aanduiding van de identiteit van de verantwoordelijke geneesheer. De Waalse Huisvestingsmaatschappij heeft het Beheerscomité verzocht om tot het netwerk van de sociale zekerheid te mogen toetreden. De aanvraag is onderworpen aan het advies van het Toezichtscomité. 2.
Behandeling van de aanvraag
De Waalse Huisvestingsmaatschappij (“Société Wallonne du Logement”) werd bij besluit van de Waalse Regering opgericht en is een publiekrechtelijke rechtspersoon. Haar belangrijkste opdracht bestaat uit het bevorderen van de toegang tot een redelijke woning, voornamelijk voor burgers met een bescheiden inkomen. Het verzoek van de Waalse Huisvestingsmaatschappij voldoet aan de door het koninklijk besluit van 16 januari 2002 gestelde eisen. De verzoeker wordt afdoende geïdentificeerd. De Waalse Huisvestingsmaatschappij is gemachtigd om het Rijksregister te raadplegen en het rijksregisternummer te gebruiken, krachtens het koninklijk besluit van 23 januari 1998 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen. De identiteit van de door de Waalse Huisvestingsmaatschappij aangeduide veiligheidsconsulent wordt meegedeeld. Het betreft met name de heer Henri Moreau. Het lijkt aangewezen dat het Toezichtscomité – naar analogie met de procedure voor de kandidaat-veiligheidsconsulenten van de instellingen van sociale zekerheid van het primaire netwerk van de Kruispuntbank – een advies formuleert met betrekking tot de bekwaamheden van betrokkene (op het vlak van informatica, netwerk en beveiligingstechnieken) en zijn beschikbaarheid. Hiervoor dient het dossier te worden voorgelegd aan het Comité. Het weze benadrukt dat de inschakeling in het netwerk op generlei wijze afbreuk doet aan de bepalingen van artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid : ook al wordt de Waalse Huisvestingsmaatschappij gedeeltelijk in het netwerk
21
van de sociale zekerheid geïntegreerd, toch blijft voor elke mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank of door de instellingen van sociale zekerheid aan deze openbare instelling de vereiste van een principiële machtiging van het Toezichtscomité bestaan. Meer algemeen worden de artikelen 6, 8, 9, 10 tot en met 17, 20, 22 tot en met 26, 28, 34, 46 tot en met 48 en 53 tot en met 71 van de wet van 15 januari 1990 (en de in uitvoering van deze artikelen genomen besluiten) van toepassing verklaard op de Waalse Huisvestingsmaatschappij. De uitbreiding van het netwerk leidt aldus tot een betere bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger en, meer in het bijzonder, tot een veiliger gegevensverkeer tussen de Kruispuntbank, de instellingen van sociale zekerheid en de Waalse Huisvestingsmaatschappij.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
* C.
Advies nr. 02/18 van 3 december 2002 m.b.t. de uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding - Koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid kan het netwerk van de sociale zekerheid worden uitgebreid tot de overheidsdiensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en de openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die onder de Gemeenschappen en Gewesten ressorteren, voor zover deze hierom verzoeken en hun verzoek door het Beheerscomité van de Kruispuntbank wordt aanvaard, na advies van het Toezichtscomité, en voor zover hun opdrachten betrekking hebben op welbepaalde aangelegenheden vermeld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (o.a. de beroepsomscholing en –bijscholing, de arbeidsbemiddeling, de programma’s voor wedertewerkstelling van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten). Het verzoek van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling dient tenminste volgende elementen te bevatten : een nominatieve aanduiding van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling, een aanduiding van het besluit waarbij aan de betrokken overheidsdienst of openbare instelling toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, een aanduiding van het besluit waarbij de betrokken overheidsdienst of openbare instelling wordt gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, een aanduiding van de identiteit van de veiligheidsconsulent en – in voorkomend geval – een aanduiding van de identiteit van de verantwoordelijke geneesheer. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) heeft het Beheerscomité verzocht om tot het netwerk van de sociale zekerheid te mogen toetreden. De aanvraag is onderworpen aan het advies van het Toezichtscomité. 2.
Behandeling van de aanvraag
De VDAB is een publiekrechtelijk lichaam, bekleed met rechtspersoonlijkheid, dat werd opgericht bij het decreet van de Vlaamse Raad van 20 maart 1984. Tot zijn bevoegdheden behoren, onder meer, het
22
bevorderen en organiseren van de aanwerving en de plaatsing van werknemers en van de begeleiding van werkzoekenden. Het verzoek van de VDAB voldoet aan de door het koninklijk besluit van 16 januari 2002 gestelde eisen. De verzoeker wordt afdoende geïdentificeerd. De VDAB is gemachtigd om het Rijksregister te raadplegen en het rijksregisternummer te gebruiken, krachtens het koninklijk besluit van 29 juni 1993 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. De identiteit van de door de VDAB aangeduide veiligheidsconsulent wordt meegedeeld. Het betreft de heer Marc Ingels. Het lijkt aangewezen dat het Toezichtscomité – naar analogie met de procedure voor de kandidaat-veiligheidsconsulenten van de instellingen van sociale zekerheid van het primaire netwerk van de Kruispuntbank – een advies formuleert met betrekking tot de bekwaamheden van betrokkene (op het vlak van informatica, netwerk en beveiligingstechnieken) en zijn beschikbaarheid. Hiervoor dient het dossier te worden voorgelegd aan het Comité. Het weze benadrukt dat de inschakeling in het netwerk op generlei wijze afbreuk doet aan de bepalingen van artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Voor elke mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank of door de instellingen van sociale zekerheid aan de VDAB blijft de vereiste van een principiële machtiging van het Toezichtscomité bestaan. Meer algemeen worden de artikelen 6, 8, 9, 10 tot en met 17, 20, 22 tot en met 26, 28, 34, 46 tot en met 48 en 53 tot en met 71 van de wet van 15 januari 1990 (en de in uitvoering van deze artikelen genomen besluiten) van toepassing verklaard op de VDAB. De uitbreiding van het netwerk leidt aldus tot een betere bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger en, meer in het bijzonder, tot een veiliger gegevensverkeer tussen de Kruispuntbank, de instellingen van sociale zekerheid en de VDAB.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
* D.
Advies nr. 03/06 van 17 juni 2002 m.b.t. de toepassing van het Koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid – verzoek van het “Agence wallonne pour l’intégration des personnes handicapées” (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot sommige overheidsdiensten en openbare instellingen van de Gemeenschappen en Gewesten, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid kan het netwerk van de sociale zekerheid worden uitgebreid tot de overheidsdiensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en de openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die onder de Gemeenschappen en Gewesten ressorteren, voor zover deze hierom verzoeken en hun verzoek door het Beheerscomité van de Kruispuntbank wordt aanvaard, na advies van het Toezichtscomité, en voor zover hun opdrachten betrekking hebben op welbepaalde aangelegenheden verme ld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : het beleid inzake mindervaliden, met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van mindervaliden.
23
Het verzoek van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling dient tenminste volgende elementen te bevatten : een nominatieve aanduiding van de betrokken overheidsdienst of openbare instelling, de aanduiding van het besluit waarbij aan de betrokken overheidsdienst of openbare instelling toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, de aanduiding van het besluit waarbij de betrokken overheidsdienst of openbare instelling wordt gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, de identiteit van de veiligheidsconsulent en – in voorkomend geval – de identiteit van de verantwoordelijke geneesheer. Het «Agence wallonne pour l’intégration des personnes handicapées» (Waals agentschap voor de integratie van personen met een handicap) heeft het Beheerscomité verzocht om tot het netwerk van de sociale zekerheid te mogen toetreden. Het Toezichtscomité dient een advies terzake te verstrekken. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het «Agence wallonne pour l’intégration des personnes handicapées» werd opgericht bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 6 april 1995 en is onderworpen aan de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Het heeft een algemene coördinatie- en informatieopdracht met betrekking tot het uitvoeren van het regeringsbeleid inzake sociale en professionele integratie van personen met een handicap. Het verzoek van het «Agence wallonne pour l’integration des personnes handicapées» voldoet aan de door het koninklijk besluit van 16 januari 2002 gestelde eisen. Vooreerst wordt de verzoeker afdoende geïdentificeerd. Vervolgens wordt aangetoond dat het «Agence wallonne pour l’integration des personnes handicapées» gemachtigd is om het Rijksregister te raadplegen en het rijksregistern ummer te gebruiken – zie respectievelijk het koninklijk besluit van 17 februari 1998 en het koninklijk besluit van 23 november 2001. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat de toegang tot het Rijksregister beperkt blijft tot de gegevens vervat in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en de opeenvolgende wijzigingen van deze gegevens. Ten slotte wordt de identiteit van de door het «Agence wallonne pour l’integration des personnes handicapées» aangeduide veiligheidsconsulent en verantwoordelijke geneesheer meegedeeld. Het betreft respectievelijk de heer Jean-Michel Lheureux en de heer Yves Laroche. Het lijkt aangewezen dat het Toezichtscomité – naar analogie met de procedure voor de kandidaat-veiligheidsconsulenten van de instellingen van sociale zekerheid van het primaire netwerk van de Kruispuntbank – een advies formuleert met betrekking tot de kennis van de heer Lheureux op het vlak van informatica, netwerk en beveiligingstechnieken en zijn beschikbaarheid. Het weze benadrukt dat de inschakeling in het netwerk op generlei wijze afbreuk doet aan de bepalingen van artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid: ook al wordt het «Agence wallonne pour l’integration des personnes handicapées» gedeeltelijk in het netwerk van de sociale zekerheid geïntegreerd, toch blijft voor elke mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank of door de instellingen van sociale zekerheid aan deze openbare instelling de vereiste van een principiële machtiging van het Toezichtscomité bestaan. Meer algemeen worden volgende artikelen uit de wet van 15 januari 1990 (en de in uitvoering van deze artikelen genomen besluiten) van toepassing verklaard op het «Agence wallonne pour l’integration des personnes handicapées»: nrs. 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20§1, 20§2, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 34, 46, 47, 48, 53 tot en met 71. De uitbreiding van het netwerk leidt aldus tot een betere bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger en, meer in het bijzonder, tot een veiliger gegevensverkeer tussen de Kruispuntbank, de instellingen van sociale zekerheid en het «Agence wallonne pour l’integration des personnes handicapées».
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité
24
een gunstig advies.
3.
Adviezen m.b.t. de bewijskracht van opgeslagen, verwerkte, weergegeven of meegedeelde gegevens
A.
Advies nr. 03/07 van 17 juni 2003 betreffende een aanvraag van het Sociaal Verzekeringsfonds VEV tot het bekomen van de ministeriële erkenning van het elektronisch archiveringssysteem in toepassing van het Koninklijk besluit van 28 november 1995 betreffende de bewijskracht, ter zake van de sociale zekerheid der zelfstandigen van de door ministeriële diensten en parastatalen van het Ministerie van Middenstand, uitgewisselde, meegedeelde, opgeslagen, bewaarde of weergegeven informatiegegevens (…) 1.
Inleiding
Op 17 februari 2003 heeft het Sociaal Verzekeringsfonds VEV een aanvraag ingediend bij het Toezichtscomité voor het bekomen van een ministeriële erkenning voor een procedure in het kader van de toepassing van het koninklijk besluit van 28 november 1995 betreffende de bewijskracht, ter za ke van de sociale zekerheid der zelfstandigen. 2.
Algemene context
Er moet worden nagegaan of de erkenningsprocedure voldoet aan de technische voorwaarden beschreven in artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 november 1995. VEV heeft de intentie de elektronische formulieren die door de CERTIPOST-dienst geleverd worden, te gebruiken. In de aanvraag van VEV staat het volgende geschreven: ‘Het on line brengen van in te vullen formulieren laat toe om zo veel mogelijk fouten (bij het inbrengen en bij de verwerking ervan) te vermijden aangezien de gebruikers van de PostBox deze formulieren op het scherm invullen en ze vervolgens rechtstreeks doorsturen. Het Sociaal Verzekeringsfonds krijgt ieder ingevuld formulier via een e-mail met drie bijlagen: het ingevulde formulier in PDF-formaat, de ingevulde gegevens in XML-formaat en een PostMark die de identiteit van de afzender, de datum en het uur van verzending en de integriteit van het bericht garandeert. De verdere verwerking kan automatisch gebeuren na het inladen van het XML-bestand in de back office van het Sociaal Verzekeringsfonds’. Het gaat hier aldus om de uitwisseling van elektronische post waaraan een afzender, een bestemmeling een certificatie-autoriteit zijn verbonden. Deze autoriteit moet het universele begrip “de stempel van De Post geldt als bewijs” garanderen. De analyse van het Comité is hoofdzakelijk gericht op het gebruik van de CERTIPOST-oplossing. Bij het analyseren van een dergelijk proces moet in het bijzonder worden nagegaan of de uitgewisselde informatie vertrouwelijk, betrouwbaar, beschikbaar en niet weerlegbaar is. 3.
Gevolgde procedure
Aangezien de bij de indiening van de aanvraag meegedeelde informatie niet voldoende was om een zo volledig mogelijk auditoraatsrapport op te stellen, heeft de veiligheidsdienst van de Kruispuntbank contact opgenomen met de technische verantwoordelijken van CERTIPOST om bijkomende informatie over de technische en veiligheidsaspecten van hun oplossing te verkrijgen. In het verlengde van de informatie verkregen van de medewerkers van CERTIPOST, wenste de veiligheidsdienst van de Kruispuntbank tevens vanwege VEV een antwoord te krijgen op een aantal vragen met betrekking tot het gebruik van verschillende functies aanwezig in de oplossing. Eens in het bezit van een antwoord heeft de veiligheidsdienst de vertegenwoordigers van CERTIPOST uitgenodigd op een technische vergadering op de Kruispuntbank, in aanwezigheid van mevrouw Minnaert, veiligheidsconsulente bij het RSVZ, teneinde verschillende aspecten die noodzakelijk zijn voor een goed
25
inzicht van het geauditeerd proces verder toe te lichten. De vertegenwoordigers van CERTIPOST, die zich bewust zijn van het belang om een volledig dossier in te dienen bij het Toezichtscomité van de Kruispuntbank, hebben op 6 juni een volledig technisch dossier voor de geauditeerde oplossing overgemaakt aan de veiligheidsdienst van de Kruispuntbank. 4.
CERTIPOST
De groep van De Post heeft in 2000 een dochteronderneming opgericht voor elektronisch dataverkeer, onder de naam BPG e-Services. Deze dochteronderneming ontwikkelt nieuwe communicatiekanalen gebaseerd op internettechnologieën. Als communicatiebedrijven hebben De Post en Belgacom beslist om een gemeenschappelijke aanpak uit te werken om de elektronische communicatie te optimaliseren en te beveiligen. In december 2002 keurde de Raad voor de Mededinging de oprichting van een joint venture van De Post en Belgacom goed. Hierin brengt Belgacom de activiteiten onder van Belgacom E-Trust terwijl De Post hierin de activiteiten van haar dochteronderming e-Services hergroepeert. Deze vereniging krijgt de naam CERTIPOST. Belgacom E-Trust is de Certificatie -Autoriteit, een instrument om digitale certificaten aan te maken en te beheren. Die certificaten worden gebruikt om internettoepassingen te beveiligen, zoals web browsing, secure messaging, controle op de toegang tot vertrouwelijke informatie of de beveiliging van handelstransacties. De Post brengt het “PostBox” -platform onder in de joint venture waarbij onder andere het beveiligde elektronische loket voor gemeenten en notarissen en het elektronische beheer van administratieve post (facturen, loonfiches, hernieuwing van contracten,…) worden gehergroepeerd. De firma Aditel, overgenomen door De Post e-Services in september 2002, wordt geïntegreerd in de nieuwe onderneming. 5.
Opmerkingen betreffende de toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 november 1995
5.1.
De procedure wordt in het voorstel nauwkeurig beschreven
Naar aanleiding van de verschillende contacten, vergaderingen, opzoekingen en gestelde vragen, hebben de diensten van de Kruispuntbank een referentiedossier kunnen samenstellen waardoor de geïmplementeerde oplossing nauwkeurig kan worden geauditeerd. Uit de antwoorden op onze verschillende vragen blijkt dat VEV de CERTIPOST-oplossing enkel zal gebruiken in het kader van de klassieke elektronische post in tegenstelling tot de aangetekende elektronische post waarover geen sprake is in de aanvraag aan het Toezichtscomité. Als bijlage bij dit rapport vindt u een kopie van het papieren dossier dat door CERTIPOST werd overgemaakt en waarin de componenten en procedures die van toepassing zijn voor het gebruik van hun oplossing in het algemeen nauwkeurig worden beschreven. Bij het verkrijgen van dit dossier is de veiligheidsdienst van de Kruispuntbank het engagement aangegaan om de vertrouwelijkheid van de overgemaakte informatie te garanderen en ze enkel te gebruiken in het kader van dit onderzoek. 5.2.
De aangewende technologie waarborgt een getrouwe, duurzame en volledige weergave van de informatie
De audit heeft uitsluitend betrekking op de aspecten met betrekking tot het gebruik van de CERTIPOSToplossing. Het heeft niet tot doel het proces dat boven en onder de beoogde oplossing werd geïmplementeerd, te evalueren. De door de CERTIPOST gebruikte oplossing is gebaseerd op het gebruik van standaarden die op heden worden aangewend in het kader van de ontwikkeling van informatiesystemen. Het gaat om de aanwending van een INTERNET dienst die is gebaseerd op een proces dat wordt beveiligd aan de hand van de SSLtechniek (Secure Socket Layer). Dit protocol laat een beveiligde uitwisseling van formulieren over het web toe, o.a. voor on line handelstransacties. Deze INTERNET-dienst is gebaseerd op het gebruik van een standaard browser (Softwaretoepassing op een Internet-server waartoe men toegang heeft via een webnavigator en die binnen het venster van de navigator uitgevoerd wordt. Internet Explorer 5 en meer en
26
Internet Explorer 6 en meer worden op dit ogenblik aanvaard door de CERTIPOST-oplossing). Het Comité heeft bijzondere aandacht besteed aan de registratieprocedure van de gebruiker die uit drie verschillende verplichte stappen bestaat, namelijk: v stap 1: een on line inschrijving; v stap 2: een fysieke identificatie in een door CERTIPOST erkend bureau (De gebruikers van CERTIPOST moeten verplicht een face-to-face identificatiesprocedure doorlopen en een contract op papier ondertekenen. Het erkend registratiebureau controleert de identiteit van de gebruiker aan de hand van een wettelijk document zoals de identiteitskaart); v stap 3: een voor de eerste maal aanloggen op CERTIPOST. Deze drie stappen gaan gepaard met het versturen van een bevestigingsbrief van de registratie, de toekenning van een PIN-code van het banktype en van een voorlopig paswoord dat verplicht moet worden gewijzigd bij het voor de eerste maal aanloggen op zijn account. Voor alle vragen in verband met een specifieke Certipost moet het Dienstencentrum CERTIPOST de gebruiker met zekerheid kunnen identificeren. Hiertoe moet deze laatste een antwoord kunnen geven op de geheime vraag die hij in zijn inschrijving heeft gekozen. Anderzijds moet de gebruiker, in geval van verlies van zijn paswoord, een procedure volgen waarbij hij verplicht wordt zich aan te melden in een door CERTIPOST erkend registratiebureau. 5.3.
De informatie wordt systematisch en zonder weglatingen geregistreerd
Het gaat hier om elektronische uitwisselingen via een oplossing gebaseerd op het gebruik van een elektronische stempel van De Post die de datum en het uur van ontvangst van de briefwisseling op het CERTIPOST-platform garandeert. CERTIPOST heeft voor deze techniek van de PostMark een gedetailleerde documentatie opgemaakt. Het gaat om een merkteken, dat aan elk bericht dat in de CERTIPOST-omgeving wordt verstuurd, wordt toegevoegd en waardoor wordt vermeden dat een bericht gewijzigd kan worden. De elektronische stempel voegt een digitale handtekening toe aan elk CERTIPOST-bericht teneinde: v de datum en het uur te bevestigen waarop de CERTIPOST-server het elektronisch bericht ontvangen heeft; v de identiteit van de afzender te garanderen, namelijk zijn naam en adres zoals ze werden geregistreerd door het erkende registratiebureau; v de integriteit van het bericht te garanderen bij de ontvangst ervan op de CERTIPOST-server. 5.4.
De verwerkte informatie wordt op een zorgvuldige manier bewaard, systematisch gerangschikt en beschermd tegen elke vervalsing
Iedere met de e-mailaccount verbonden bijlage wordt eerst automatis ch geanalyseerd alvorens ze worden gedownload. Indien deze bijlage door een virus is besmet, wordt een alarmprocedure in gang gezet en wordt het besmette bericht niet verstuurd. Elke gegevensuitwisseling valt onder de verantwoordelijkheid van elke actor bij de uitwisseling van informatie. VEV moet dus zorgen voor een aangepaste infrastructuur tegen allerlei aanvallen via dit communicatiemiddel. De infrastructuur van het CERTIPOST-netwerk wordt beveiligd door firewalls (brandmuren) en indringingsopsporingssystemen om te vermijden dat men zonder toelating toegang zou hebben tot de gegevens van CERTIPOST. Mechanismen en procedures van fysische veiligheid staan borg voor een controle van de CERTIPOST-server. Eén van de doelstellingen van VEV is het gebruik van de functie van het intelligent elektronische formulier dat overeenstemt met de informaticaversie van een papieren formulier. Deze elektronische formulieren kunnen sneller worden ingevuld dankzij de programmering waarmee ze zijn uitgerust. Elke instantie mag haar eigen formulieren ontwikkelen op voorwaarde dat bepaalde specifieke tools worden
27
gebruikt en dat aan bepaalde technische kenmerken wordt voldaan om de compatibiliteit van de formulieren met het CERTIPOST-platform te garanderen. Op heden wordt elk papieren formulier dat door VEV wordt gebruikt in het kader van haar informatie uitwisselingen inzake sociale zekerheid op voorhand goedgekeurd door het RSVZ. Het is noodzakelijk om niet af te wijken van deze regel in het kader van het gebruik van het elektronische formulier en te bepalen dat elk formulier dat binnen de CERTIPOST-infrastructuur door VEV wordt ontwikkeld, door de voogdijoverheid wordt goedgekeurd vóór het gebruik ervan. 5.5.
Bewaring van de volgende gegevens met betrekking tot de infor matieverwerking: de identiteit van de verantwoordelijke voor de verwerking evenals van diegene die deze heeft uitgevoerd; de aard en het onderwerp van de informatie waarop de verwerking betrekking heeft; de datum en de plaats van de verrichting; de eventuele storingen die zijn vastgesteld tijdens de verwerking.
Het gaat hier om elektronische gegevensuitwisselingen gebaseerd op het gebruik van een elektronische stempel van De Post die het volgende garandeert: v de identiteit van de afzender dankzij de registratieprocedure die een fysische controle van de identiteit vereist; v de integriteit van de voor echt verklaarde briefwisseling wordt gegarandeerd door een elektronische handtekening waarbij gewaarborgd wordt dat de berichten niet vervalst kunnen worden tijdens de verzending ervan; v de datum en het uur van ontvangst van de briefwisseling op het CERTIPOST-platform. In naleving van de Europese richtlijn over de elektronische handel n°2000/31/EG wordt het concept van opt-in (inschrijvingslijst waarop het adres van de internetgebruiker wordt ingeschreven na het versturen aan dat adres van een elektronische bevestigingsmail waarop deze laatste antwoordt door een link aan te klikken om zijn oorspronkelijke aansluiting te bevestigen) gebruikt om te garanderen dat geen enkele mededeling zal worden verstuurd zonder de uitdrukkelijke toestemming van de gebruiker van CERTIPOST. Er werd tevens gecontroleerd dat de ‘POSTMARK’ (stempel van De Post geldt als bewijs) van validatie van de briefwisseling pas wordt toegekend na uitvoering van de verschillende stappen van het proces en staat als enige garant voor de volledigheid van het uitgevoerde proces. 6.
Besluit
Het dossier ingediend door het VEV voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 november 1995 betreffende de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke bewijskracht wordt verleend, ter zake van de sociale zekerheid der zelfstandigen, aan de door de ministeriële diensten en parastatalen van het Ministerie van Middenstand uitgewisselde, meegedeelde, opgeslagen, bewaarde of weergegeven informatiegegevens. Het dient genoteerd dat de veiligheidsdienst van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid heeft samengewerkt met de diensten van de voogdij-instelling, het RSVZ, om het dossier samen te stellen. De vertegenwoordigers van VEV alsook die van de voogdij-instelling werden gehoord, zoals voorzien in artikel 4 van voormeld koninklijk besluit en ze hebben zich volledig nader kunnen verklaren.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
4.
Adviezen m.b.t. aanvragen van instellingen om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (K.B. van 12 augustus 1993, artikel 2, 2° lid) 28
Het Toezichtscomité formuleerde 10 adviezen aangaande het toevertrouwen van de taken van de informatieveiligheidsdienst aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (toepassing van artikel 2, 2° lid van het K.B. van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid), nl. : A.
Advies nr. 02/12 van 15 oktober 2002 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Linter om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (...) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het Comité bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Tijdens zijn zitting van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen gevoelige / medische gegevens verwerken, geen voor andere instellingen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van het netwerk, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de aanduiding van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. 2.
OCMW van Linter
2.1.
Groote van de instelling
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Linter maakt deel uit van het secundaire netwerk van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. In zijn brief meldt het OCMW van Linter dat het 35 personeelsleden telt waarvan er 4 over een PC beschikken. Geen enkel personeelslid is informaticus. Er dient enerzijds opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent enkel betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake toekenning van het bestaansminimum10 en van maatschappelijke dienstverlening11 (en dus geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ...) en dat anderzijds het OCMW geen enkele informaticus te werk stelt. Het OCMW van Linter kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. 2.2.
10
11
Beheer van het electronisch netwerk
Krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, heeft iedere Belg, die zijn burgerlijke meerderjarigheid heeft bereikt, die zijn werkelijke verblijfplaats in België heeft en die geen toereikende bestaansmiddelen heeft, noch in staat is deze hetzij door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te verwerven, recht op een bestaansminimum (artikel 1, § 1); het bestaansminimum wordt toegekend door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat overeenkomstig de wetgeving op de openbare onderstand bevoegd is om aan die persoon hulp te verlenen (artikel 7, § 1). Krachtens de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, heeft iedere persoon recht op maatschappelijke dienstverlening; deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (artikel 1); dit is de taak van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (artikel 57, § 1).
29
De maatschappelijke zetel van het OCMW is gesitueerd in Linter. Het OCMW telt slechts 4 gebruikers. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
* B.
Advies nr. 02/13 van 15 oktober 2002 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Kortenaken om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (...) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het Comité bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Tijdens zijn zitting van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. 2.
OCMW van Kortenaken
2.1.
Grootte van de instelling
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Kortenaken maakt deel uit van het secundaire netwerk van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. In zijn brief meldt het OCMW van Kortenaken dat het 50 personeelsleden telt waarvan er 4 over een PC beschikken. Geen enkel personeelslid is informaticus. Er dient enerzijds opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent enkel betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake toekenning van het bestaansminimum12 en van maatschappelijke dienstverlening13 (en 12
Krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, heeft iedere Belg, die zijn burgerlijke meerderjarigheid heeft bereikt, die zijn werkelijke verblijfplaats in België heeft en die geen toereikende bestaansmiddelen heeft, noch in staat is deze hetzij door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te verwerven, recht op een bestaansminimum (artikel 1, § 1); het bestaansminimum wordt toegekend door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat overeenkomstig de wetgeving op de openbare onderstand bevoegd is om aan die persoon hulp te verlenen (artikel 7, § 1).
30
dus geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ...) en dat anderzijds het OCMW geen enkele informaticus te werk stelt. Het OCMW van Kortenaken kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. 2.2.
Beheer van het electronisch netwerk
De maatschappelijke zetel van het OCMW is gesitueerd in Kortenaken. Het OCMW telt slechts 4 gebruikers. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité een gunstig advies.
* C.
Beraadslaging nr. 03/55 van 6 mei 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Grimbergen om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Tijdens zijn zitting van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Grimbergen maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In zijn brief meldt het OCMW van Grimbergen dat het 33 personeelsleden telt. De dienst informatica telt 2 personen die een systeem beheren voor die 33 gebruikers, bovenop hun normale voltijdse betrekking. 13
Krachtens de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, heeft iedere persoon recht op maatschappelijke dienstverlening; deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (artikel 1); dit is de taak van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (artikel 57, § 1).
31
Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Grimbergen kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op de elementen vermeld in punt 2, voldoet het OCMW van Grimbergen aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het OCMW van Grimbergen om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
* D.
Beraadslaging nr. 03/56 van 6 mei 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Sint-Truiden om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Tijdens zijn zitting van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Sint-Truiden maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In zijn brief meldt het OCMW van Sint-Truiden dat het 300 personeelsleden telt. De dienst informatica telt 1 persoon voor 75 gebruikers. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Sint-Truiden kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling.
32
Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op de elementen vermeld in punt 2, voldoet het OCMW van Sint-Truiden aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het OCMW van Sint-Truiden om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
* E.
Beraadslaging nr. 03/57 van 6 mei 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Halle om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Tijdens zijn zitting van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Halle maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In zijn brief meldt het OCMW van Halle dat het 300 personeelsleden telt. De dienst informatica telt 1 persoon voor 25 gebruikers. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Halle kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens.
33
Gelet op de elementen vermeld in punt 2, voldoet het OCMW van Halle aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het OCMW van Halle om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
* F.
Beraadslaging nr. 03/62 van 17 juni 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Pecq om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Bij zijn beraadslaging van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Pecq maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In haar aanvraag meldt het OCMW van Pecq dat het 60 personeelsleden telt. De dienst informatica telt 6 personen voor ongeveer 6 gebruikers. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Pecq kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op de elementen vermeld in punt 2, voldoet het OCMW van Pecq aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
34
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het OCMW van Pecq om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
* G.
Beraadslaging nr. 03/64 van 17 juni 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van WezembeekOppem om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Bij zijn beraadslaging van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Wezembeek-Oppem maakt deel uit van het secundair netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In haar aanvraag meldt het OCMW van Wezembeek-Oppem dat het 14 personeelsleden telt. Er is geen dienst informatica voor 8 gebruikers. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Wezembeek-Oppem kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op de elementen hierboven vermeld, voldoet het OCMW van Wezembeek-Oppem aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité
35
de machtiging aan het OCMW van Wezembeek-Oppem om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
* H.
Beraadslaging nr. 03/72 van 17 juni 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Chaumont-Gistoux om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Bij zijn beraadslaging van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Chaumont-Gistoux maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In haar aanvraag meldt het OCMW van Chaumont-Gistoux dat het 9 personeelsleden telt. De dienst informatica telt enkel 6 gebruikers, die geen enkele kwalificatie terzake hebben om te kunnen worden aangeduid als informatieveiligheidsconsulent. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Chaumont-Gistoux kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op de elementen vermeld in punt 2, voldoet het OCMW van Chaumont-Gistoux aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het OCMW van Chaumont-Gistoux om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
36
* I.
Beraadslaging nr. 03/74 van 22 juli 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Rixensart om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Bij zijn beraadslaging van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Rixensart maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In haar aanvraag meldt het OCMW van Rixensart dat het 180 personeelsleden telt. De dienst informatica telt 1 persoon voor 28 gebruikers. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, crèches, onderhoudsdienst, ... Het OCMW van Rixensart kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op bovenvermelde elementen, voldoet het OCMW van Rixensart aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het OCMW van Rixensart om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
* 37
J.
Beraadslaging nr. 03/76 van 22 juli 2003 m.b.t. de aanvraag van het OCMW van Les Bons Villers om de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (…) 1.
Inleiding
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid bepaalt dat het Toezichtscomité de socialezekerheidsinstellingen kan toestaan, onder de voorwaarden die het bepaalt, de taken van de informatieveiligheidsdienst toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst. Bij zijn beraadslaging van 11 januari 1994 bepaalde het Toezichtscomité de voorwaarden waaronder een socialezekerheidsinstelling dergelijke toelating kan bekomen, met name: -
het moet een kleine instelling betreffen, die niet de mogelijkheid bezit een eigen informatieveiligheidsdienst in te richten; de instelling mag geen achterliggend netwerk beheren; de risico’s inzake informatieveiligheid die de instelling genereert, moeten relatief gering zijn (geen medische / gevoelige gegevens verwerken, geen belangrijke gegevens ter beschikking stellen van andere instellingen, ...).
In zijn advies nr. 99/09 van 9 november 1999, gewijzigd op 25 juli 2000 en 2 april 2002, betreffende een aantal vragen uitgaande van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu met betrekking tot de taken van veiligheidsconsulenten in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bevestigde het Toezichtscomité dat de kleinere OCMW’s – mits machtiging – de taak van veiligheidsconsulent mogen toevertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst (punt 2.3). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Les Bons Villers maakt deel uit van het secundaire netwerk van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. In haar aanvraag meldt het OCMW van Les Bons Villers dat het 16 personeelsleden telt. De dienst informatica telt 7 gebruikers. Er dient opgemerkt dat de taak van veiligheidsconsulent geen betrekking heeft op de taken van het OCMW inzake beheer van rusthuizen, onthaaldiensten, schoonmaakdiensten, ... Het OCMW van Les Bons Villers kan bijgevolg beschouwd worden als een kleine instelling. Voormelde gegevensstromen hebben voornamelijk betrekking op administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard (gegevens m.b.t. lonen, adres, ...) en niet op gevoelige / medische gegevens. Gelet op bovenvermelde elementen, voldoet het OCMW van Les Bons Villers aan de voorwaarden vastgesteld door het Toezichtscomité tot het bekomen van een machtiging om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtig ing aan het OCMW van Les Bons Villers om de taak van veiligheidsconsulent toe te vertrouwen aan een erkende gespecialiseerde veiligheidsdienst.
5.
Adviezen betreffende de kandidaatstelling als veiligheidsconsulent voor de instellingen van sociale zekerheid (K.B. van 12 augustus 1993) 38
Het Toezichtscomité formuleerde 3 adviezen m.b.t. de kandidaturen voor de functie van veiligheidsconsulent die door de instellingen van sociale zekerheid van het primaire netwerk werden voorgedragen (toepassing van het K.B. van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid), met name door: De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (positief advies nr. 02/19 van 3 december 2002) De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (positief advies nr. 03/03 van 6 mei 2003) Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (positief advies nr. 03/08 van 22 juli 2003)
39
Deel 2 – De beraadslagingen 1.
Beraadslagingen m.b.t. de machtigingsaanvragen voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk (art. 15, 1ste lid van de wet van 5 januari 1990) A.
Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
Beraadslaging nr. 02/97 van 15 oktober 2002 m.b.t. een machtigingsaanvraag van het Fonds voor de Beroepsziekten (FB Z) voor de raadpleging van het Werkgeversrepertorium en de LATG (RSZ) met het oog op het behandelen, controleren en/of aanvullen van aanvragen tot schadeloosstelling wegens een beroepsziekte (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Het Fonds voor de Beroepsziekten (FBZ) wenst met ingang van 1 januari 2003 het Werkgeversrepertorium en de Loon- en Arbeidstijdgegevensbank (LATG) van de RSZ te raadplegen in het kader van de taken die haar zijn opgelegd door of krachtens, enerzijds, de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, en, anderzijds, de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. Krachtens het koninklijk besluit van 8 april 2002 tot uitvoering, voor de beroepsziekteverzekering in de private sector, van artikel 10 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het “handvest” van de sociaal verzekerde, beslist het FBZ uiterlijk binnen acht maanden na de ontvangst van de aanvraag om schadeloosstelling of herziening of na het feit dat aanleiding geeft tot het ambtshalve onderzoek. Hiervoor dient het FBZ de volledige loopbaan van de betrokkene te kennen, dat wil zeggen de identificatie van zijn werkgever(s) (met vermelding van de NACE-code, die een aanwijzing kan geven met betrekking tot de blootstelling), de arbeids- en gelijkgestelde periodes en de loongegevens. De elektronische berichten L800 (alfabetische opzoeking in het werkgeversrepertorium), L801 (raadpleging van het werkgeversrepertorium), L803 (raadpleging van werknemersinformatie uit de LATG) en L806 (overzicht van de aangiftelijnen voor een bepaalde werknemer en periode) beantwoorden grotendeels aan die behoeften. De geraadpleegde sociale gegevens van persoonlijke aard zullen door het FBZ uitsluitend worden aangewend voor zover en zolang dit noodzakelijk is in het kader van het uitvoeren van haar wettelijke en reglementaire taken. 2.
Verantwoording van de aanvraag tot machtiging
Voor een aanvraag binnen het lijstsysteem14 dient de getroffene te bewijzen dat hij behoort tot een categorie sociaal verzekerden aan wie het voordeel van de schadeloosstelling voor beroepsziekten is gewaarborgd, dat hij is blootgesteld aan het beroepsrisico van een beroepsziekte15 en dat hij is aangetast door een beroepsziekte. Het FBZ behandelt daarenboven aanvragen tot schadeloosstelling voor ziekten die niet op de lijst voorko men maar die op een determinerende en rechtstreekse wijze het gevolg zijn van de beroepsuitoefening (het zgn. open systeem16 ) en aanvragen met betrekking tot de (tijdelijke of definitieve) werkverwijdering 17 .
14 15
16 17
Zie artikel 30 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970. Zie het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende de lijst der beroepsziekten, die aanleiding geven tot schadeloosstelling en het koninklijk besluit van 11 juli 1969 tot vaststelling van de lijst van de bedrijfstakken, beroepen of categorieën van ondernemingen waarin de door een beroepsziekte getroffene vermoed wordt aan het risico van deze ziekte blootgesteld geweest te zijn. Zie artikel 30bis van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970. Zie artikel 37 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970.
40
Op basis van de Werkgeversrepertorium- en LATG-gegevens wenst het FBZ snel en on line volgende opdrachten te vervullen. Vooreerst dienen op het aanvraagformulier voor schadeloosstelling wegens een beroepsziekte momenteel gegevens te worden vermeld betreffende de (volledige) beroepsloopbaan (periodes van tewerkstelling en gelijkgestelde periodes of periodes van afwezigheid, statuutgegevens, naam en adres van elke werkgever,…). Deze geschreven informatie is niet altijd duidelijk of volledig. Via opzoekingen in het werkgeversrepertorium, aan de hand van de elektronische berichten L800 en L801, wenst het FBZ het RSZ-inschrijvingsnummer, de benaming en het adres van de (laatste) werkgever en andere bijkomende administratieve gegevens te achterhalen. Vervolgens dient het statuut van de werknemer of de werkgever bepaald te worden. Door middel van de werkgeverscategorie en de werknemerscode uit het elektronisch bericht L806 kan het FBZ bepalen welke wetgeving er van toepassing is en voor welke periodes er al dan niet een bijdrage voor beroepsziekten werd betaald ten voordele van de betrokkene. Voorts zijn de geraadpleegde sociale gegevens van persoonlijke aard van nut in het kader van het blootstellingonderzoek door het FBZ. Hierbij gaat het FBZ na of de betrokkene al dan niet voldoet aan de vastgestelde criteria, die verschillen in functie van de beroepsziekte. Indien er bij de laatste werkgever geen blootstelling aan het risico vastgesteld wordt, gaat het FBZ op zoek naar een blootstelling bij vorige werkgevers. Indien er voor de periode van LATG-raadpleging geen vermelding is van een tewerkstelling in de private sector, dan zal het FBZ een eventuele tewerkstelling/blootstelling als zelfstandige, als militair of als werknemer in de openbare sector nagaan. De raadpleging van de LATG voor de periode 1990-2002 kan hierbij nuttig zijn; zij vervangt dan de huidige schriftelijke (trage) procedure. Indien de sociaal verzekerde een “gemengde” loopbaan met blootstelling heeft, kan het FBZ (voor een beperkt aantal ziekten) de schadeloosstelling van de getroffene beperken18 . Voor die gevallen dient het FBZ te beschikken over de volledige beroepsloopbaan van de betrokkene vanaf de leeftijd van achttien jaar (het aantal arbeidsdagen, het aantal gelijkgestelde dagen en het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgevers) om een omslagcoëfficiënt te kunnen berekenen die de schadeloosstelling beperkt. Ten slotte dient de raadpleging van hogervermelde socialegegevensbanken het FBZ in staat te stellen het basisloon van de betrokkene te berekenen. Dit basisloon, op grond waarvan de schadeloosstelling wordt berekend, is het loon verdiend tijdens het jaar voorafgaand aan de eerste vaststelling van de beroepsziekte (d.i. de begindatum van de arbeidsongeschiktheid bepaald door de geneesheer-directeur van het FBZ). De raadpleging van het Werkgeversrepertorium en de LATG vindt plaats telkens het FBZ een aanvraag tot schadeloosstelling wegens een beroepsziekte dient te onderzoeken. De raadplegingstermijn verschilt van dossier tot dossier. Voor sommige dossiers kan het gaan over de gehele periode 1990-2002. De specifieke loongegevens zijn evenwel slechts nodig in geval van een positieve beslissing van het FBZ en beperken zich tot vijf kwartalen. 3.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk, waarvoor krachtens artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. 3.1.
Raadpleging van het Werkgeversrepertorium
3.1.1. Raadpleging L800: alfabetische opzoekingen in het werkgeversrepertorium Deze raadpleging biedt de mogelijkheid om een alfabetische opzoeking te verrichten op een gekende benaming van de werkgever teneinde diens RSZ-inschrijvingsnummer te achterhalen. Volgende gegevens zijn aldus raadpleegbaar: de naam van de werkgever, diens adres en diens RSZinschrijvingsnummer. Het FBZ wenst deze informatie te raadplegen met het oog op het samenstellen en het controleren van de beroepsloopbaan van de betrokkene. 18
Zie artikel 48ter van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970.
41
3.1.2. Raadpleging L801: raadpleging van het werkgeversrepertorium Met deze raadpleging kunnen diverse informatiegegevens over een bepaalde werkgever ingewonnen worden. Identificatiegegevens: het RSZ-inschrijvingsnummer, de naam en het adres van de maatschappelijke zetel, de gemeentecode van de maatschappelijke zetel, het identificatienummer van het (huidig en vroeger) sociaal secretariaat, de datum van de curatele en de naam en het adres van de curator/mandataris. Administratieve gegevens: de administratieve regeling, het taalstelsel, de datum van inschrijving en schrapping, het kwartaal van aansluiting, de datum van de laatste bijwerking en het aantal gevonden werkgeverscategorieën (maximum 15). Per gevonden werkgeverscategorie: de werkgeverscategorie, de datum van inschrijving, de datum van schrapping, de categorie van oorsprong en van bestemming, de NACE-code, de gemeentecode van de exploitatiezetel, de belangrijkheidscode, de code regionalisatie, de code taaldecreet, de code FSO, de code uitsluitend leerlingen en het aantal gevonden overboekingen (maximum 10). Per gevonden overboekingsinformatie: het RSZ-inschrijvingsnummer van oorsprong en van bestemming, de datum van invoeging van de overboeking en de reden van de overboeking. Het FBZ wenst deze informatie te raadplegen met het oog op het samenstellen en het controleren van de beroepsloopbaan van de betrokkene, het bepalen van het statuut van de werkgever/werknemer (de werkgeverscategorie en de code uitsluitend leerlingen), het vinden van aanwijzingen van blootstelling(perioden) (de werkgeverscategorie, de NACE-code en de code regionalisatie) en het controleren en toepassen van artikel 48ter van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 (het identificatienummer van het sociaal secretariaat). 3.2.
Raadpleging van de LATG
3.2.1. Raadpleging L803: raadpleging van de werknemersinformatie Het doel van deze raadpleging is het bekomen van LATG-informatie voor een bepaalde werknemer en een bepaald kwartaal. Identificatiegegevens aangaande de werkgever: het RSZ-inschrijvingsnummer, de werkgeverscategorie, de werknemerscode, het nummer van het paritair comité, het werkgeversnummer van het sociaal secretariaat en de NACE-code. Identificatiegegevens aangaande de werknemer: het INSZ, de naam en de voornaam, het geslacht, de geboortedatum, de geboorteplaats, de landcode van de geboorteplaats, het pensioenrekeningnummer, de datum van overlijden, het adres, de landcode en het bankrekeningnummer van de handarbeider (ten behoeve van de RJV). Gegevens aangaande de tewerkstelling: het werknemersnummer van het sociaal secretariaat, de datum van pensionering, de datum van indiensttreding, de datum van uitdiensttreding, de aanduiding dat de betrokkene tot een welbepaalde categorie werknemers behoort (grensarbeider, artiest, tewerkgestelde werkloze in een VZW, interimaris in het onderwijs, huisarbeider, seizoenarbeider, arbeider bij tussenpozen, beroepswielrenner, piloot met vermelding van het aantal vliegminuten), de begindatum van het kwartaal (afwijking werknemer), de einddatum van het kwartaal (afwijking werknemer), het nummer van het paritair comité (afwijking werknemer), de begindatum van de vakantie, de ingangsdatum van een nieuwe status, de einddatum van de tewerkstelling in het kader van een nieuwe status, de betalingsfrequentie (afwijking werknemer), het volgnummer van de activiteit (op werknemersniveau), het volgnummer van de zetel (op werknemersniveau), de aanduiding van de bijzondere socialezekerheidsbijdrage en het aantal periodes (maximum 25). Gegevens aangaande de tewerkstelling als leerling: het contractnummer van de leerling, de datum van aanvraag van de erkenning van het leercontract, de duur van het leercontract en het type leerjongen. Gegevens aangaande het brugpensioen: de hoedanigheidscode “bruggepensioneerde”, de datum van aanvang van het brugpensioen, de maandelijkse bijdrage op het conventioneel brugpensioen, het aantal maanden brugpensioen en de totaal verschuldigde bijdrage op het brugpensioen.
42
Gegevens aangaande de werkloosheid: het referentiebrutoloon in de werkloosheidsregeling, het aantal arbeidsdagen in de werkloosheidsregeling, de begin- en einddatum van de periode van de werkloosheidsregeling en het aantal maanden onvrijwillige deeltijdse werkloosheid. Gegevens aangaande de ZIV-regeling (sector uitkeringen): het referentiebrutoloon, het aantal arbeidsdagen en de begin- en einddatum van de periode regeling ZIV (sector uitkeringen). Gegevens aangaande de verminderingen van socialezekerheidsbijdragen: de aanduiding van de toepassing van de Maribeloperatie, het basisbedrag voor de toepassing van bepaalde maatregelen (“eerst aangeworvene vóór 31 december 1988”, “gewezen stagiair”, “jonge werkzoekenden/langdurig werklozen”, “erkende leerling”, “programmawet 30 december 1988”, “jongerenbanenplan”), de datum waarop een gewezen stagiair voor onbepaalde duur wordt aangeworven, de aanduiding dat de werknemer recht geeft op vergoeding van administratiekosten wegens aansluiting van de werkgever bij een erkend sociaal secretariaat, het aantal maanden waarvoor het erkend sociaal secretariaat de vergoeding van de administratiekosten vraagt, de datum waarop een jonge werkzoekende/langdurig werkloze voor onbepaalde duur wordt aangeworven, de datum van aanwerving in het kader van de programmawet van 30 december 1988, de categorie van nieuwe werknemer bepaald in de programmawet, de fractie gebruikt voor de toepassing van de programmawet, de datum van uitdiensttreding/loopbaanonderbreking in het kader van de toepassing van de programmawet, de identiteit van de vervangen werknemer in het kader van de toepassing van de programmawet en de datum van aanwerving in het kader van het jongerenbanenplan. Gegevens aangaande de verloning: het dubbel vakantiegeld, het basisbedrag KB495 (overeenkomst werkopleiding), het basisbedrag KB495 (arbeid of stage bij deeltijdse leerplicht), het basisbedrag KB483 (dienstboden en/of huisbedienden) en – per periode – het RSZ-volgnummer, de begin- en einddatum van de periode, de aard van het loon en het brutoloon aan 100%. Gegevens aangaande de arbeidstijd: per periode de aard van de gelijkgestelde dag(en), het arbeidsstelsel, de bezoldigde uren van de voltijdse maatman, de bezoldigde uren van de niet-voltijdse werknemer, het aantal bezoldigde dagen, het aantal vakantiedagen, het aantal gelijkgestelde dagen en de begin- en einddatum van de gelijkgestelde periode. Administratieve gegevens: het jaar en het kwartaal van de werkgeversaangifte, de documentcode, de beginen einddatum van de kwartaalaangifte, het LATG-toegangsnummer, het (huidig en vroeger) LATGreferentienummer, de datum van toevoeging, de bron van de informatie, het agentnummer, de code archivering, de code validering CIMIRe , de zetelcode (ten behoeve van de RJV), de notie werkgever (ten behoeve van de RJV), het taalstelsel van de personeelsstaat en de betalingsfrequentie. Het FBZ wenst deze informatie te raadplegen met het oog op de onder 3.1.2. vermelde doeleinden en voor het berekenen van het basisloon. Het Comité merkt op dat het FBZ geen behoefte heeft aan de sociale gegevens van persoonlijke aard aangaande de verminderingen van socialezekerheidsbijdragen. Daar het enerzijds gaat om gegevens die weinig risico’s inhouden voor de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en het anderzijds ernstige (en disproportionele) inspanningen zou vergen om deze gegevens uit het bericht L803 te filteren, wordt voorgesteld het FBZ toch te machtigen toegang tot deze gegevens te krijgen. 3.2.2. Raadpleging L806: overzicht van de aangiftelijnen voor een bepaalde werknemer en periode Volgende gegevens kunnen worden geraadpleegd: het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever, het jaar en het kwartaal, de werkgeverscategorie, de werknemerscode, de documentcode, het LATGtoegangsnummer, de code archivering, de code validering, het INSZ van de werknemer, de naam en voornaam van de werknemer, de datum van de invoeging, het LATG-referentienummer en de status van de situatie. Het FBZ wenst deze informatie te raadplegen voor dezelfde doeleinden als deze vermeld onder 3.2.1. 4.
Besluit
Volgens het Toezichtscomité beantwoordt de raadpleging van de voormelde socialegegevensbanken door het FBZ aan wettige doeleinden. De geraadpleegde gegevens zijn, uitgaande van die doeleinden, ter zake dienend en niet overmatig.
43
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het FBZ om het Werkgeversrepertorium en de LATG te raadplegen, aan de hand van de elektronische berichten L800, L801, L803 en L806, voor de doeleinden vermeld onder 2.
* Beraadslaging nr. 02/108 van 3 december 2002 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de RSZ aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer met het oog op het beteugelen van sluikwerk (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De Directie Rijbewijs (Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Afdeling Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Dienst Veiligheid) wenst vanwege de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) mededeling te bekomen van sociale gegevens van persoonlijke aard aangaande het personeel tewerkgesteld door de autorijscholen en dit met het oog op het beteugelen van sluikwerk in deze sector. Krachtens het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen kan een natuurlijke of rechtspersoon slechts een autorijschool leiden indien hij daartoe vooraf door de Minister van Mobiliteit en Vervoer erkend werd (artikel 6). Daarenboven kunnen lesgevers slechts in dienst treden nadat aan de Minister het bewijs is overgelegd dat ze voldoen aan de gestelde voorwaarden (artikel 8). De Directie Rijbewijs heeft echter vastgesteld dat autorijscholen soms lesgevers in dienst nemen zonder haar daarvan in kennis te stellen of vóór de erkenningaanvraag aan haar werd overgemaakt. Ze wijst meer bepaald op een lopend onderzoek aangaande drie autorijscholen die zouden worden geleid door nieterkende vennootschappen en die de erkenningaanvraag met betrekking tot hun lesgevers zouden hebben ingediend via een natuurlijke persoon die wel over een erkenning beschikt; ook andere vennootschappen zouden bij het beheer van deze autorijscholen betrokken zijn. De Directie besluit dat enkel de vergelijking tussen het personeelsregister van deze vennootschappen en de lijst van erkenningen die door de Minister werden verleend tijdens de laatste vijf jaren opheldering terzake kunnen brengen; indien ze wenst over te gaan tot de intrekking van erkenningen dient ze bovendien over afdoende en officiële bewijzen te beschikken. Ze argumenteert verder dat de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de RSZ ook deze laatste tot nut kan zijn: indien de Directie Rijbewijs inbreuken vaststelt, kan ze de RSZ informeren en in de mogelijkheid stellen om achterstallige socialezekerheidsbijdragen te innen. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor krachtens artikel 15 van de Kruispuntbankwet een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Krachtens artikel 3 van de wet van 6 juli 1976 tot beteugeling van het sluikwerk met handels- of ambachtskarakter zijn de daartoe door de Koning aangewezen ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van deze wet en bevoegd om desbetreffende overtredingen op te sporen en proces -verbaal daarvan op te maken dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen; zij mogen de bij de uitoefening van hun opdracht ingewonnen inlichtingen onderling uitwisselen. Ingevolge artikel 4 van dezelfde wet mogen deze ambtenaren alle nuttige vaststellingen doen en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten voor het vervullen van hun opdracht en zich zonder verplaatsing alle boeken, registers en documenten doen overleggen, daarvan kennis nemen, er afschriften of uittreksels van opmaken of ze zelfs tegen ontvangstbewijs in beslag nemen. Ingevolge artikel 33 van het hogervermelde koninklijk besluit van 23 maart 1998 houdt elke aanvraag tot erkenning van een rijschool in dat de daartoe aangewezen ambtenaren en beambten de lokalen bestemd
44
voor het onderricht en voor de administratie van de school mogen betreden, de lessen mogen bijwonen en inzage mogen nemen van de boeken en de documentatie van de school, van de inschrijvingskaarten van de leerlingen, de ritbladen, de aanwezigheidslijsten, de inschrijvingsregisters en, in het algemeen, al de documenten die betrekking hebben op de activiteit van de school; de personen die de erkenning van een school verkregen hebben, verstrekken op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde alle inlichtingen betreffende de toepassing van het koninklijk besluit. De mededeling beoogt een wettig doeleinde, met name het beteugelen van sluikwerk in de sector van de autorijscholen. Ze dient beperkt te worden tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die strikt noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van dit doeleinde; met betrekking tot werknemers mogen enkel identificatiegegevens en tewerkstellingsgegevens worden meegedeeld, zoals datum van in- en uitdiensttreding, de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst en het bewijs van betaling van de socialezekerheidsbijdragen, maar met uitzondering van loongegevens.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een machtiging, op een algemene wijze, aan de RSZ om aan de Directie Rijbewijs (Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Afdeling Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Dienst Veiligheid) sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met het oog op het beteugelen van sluikwerk in de sector van de autorijscholen. De mededeling dient, voor wat de werknemers betreft, te worden beperkt tot identificatiegegevens en gegevens over het statuut (tewerkstelling en naleven van socialezekerheidsverplichtingen). De mededeling dient ad hoc en op papieren wijze te gebeuren. Voor systematische en/of elektronische mededelingen dient een bijzondere machtiging bij het Toezichtscomité te worden aangevraagd.
* Beraadslaging nr. 03/75 van 22 juli 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de RSZ aan de vakantiefondsen met het oog op het motiveren van de terugvordering van vakantiegelden (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Voor de berekening van het vakantiegeld doen de vakantiefondsen een beroep op sociale gegevens van persoonlijke aard beschikbaar binnen het netwerk van de sociale zekerheid, met name de loon- en arbeidstijdgegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Het komt evenwel voor dat een vakantiefonds op grond van deze sociale gegevens van persoonlijke aard overgaat tot het uitbetalen van het vakantiegeld, later vanwege de RSZ een negatieve loonstaat ontvangt (bijvoorbeeld ten gevolge van een vonnis van de arbeidsrechtbank of een arrest van het arbeidshof, geveld naar aanleiding van de vraag of betrokkene al dan niet onderworpen is aan de wetgeving met betrekking tot de jaarlijkse vakantie) en het uitbetaalde vakantiegeld dient terug te vorderen. Het vakantiefonds beschikt in dat geval echter niet over de grondslag van de negatieve loonstaat (de negatieve loonstaat wordt zonder enige duiding overgemaakt) en kan bijgevolg de terugvordering niet motiveren. De Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV) verzoekt het Toezichtscomité derhalve om de RSZ te machtigen aan de vakantiefondsen enige uitleg te verschaffen aangaande de door hem overgemaakte negatieve loonstaten. Deze uitleg moet de betrokken vakantiefondsen in staat stellen de terugvordering van het vakantiegeld te motiveren. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk, waarvoor krachtens artikel 15, eerste lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is.
45
Krachtens de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, die ingevolge artikel 20, § 1, van de voormelde wet van 15 januari 1990 eveneens van toepassing zijn op de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, dienen bestuurshandelingen uitdrukkelijk en afdoende te worden gemotiveerd. Krachtens artikel 15 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het “handvest” van de sociaal verzekerde dienen de beslissingen tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen welbepaalde vermeldingen te bevatten. De mededeling beoogt wettige doeleinden, met name de toepassing van hogervermelde wetten van 29 juli 1991 en 11 april 1995. De mededeling door de RSZ aan de vakantiefondsen dient wel beperkt te blijven tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die de vakantiefondsen nodig hebben om de terugvordering van het vakantiegeld tegenover de sociaal verzekerde op een afdoende wijze te motiveren. Voor informatie aangaande de overige (detail)elementen van het dossier staat het de betrokken sociaal verzekerden vrij zich rechtstreeks tot de RSZ te wenden. Daar de mededeling weinig frequent is en niet op geïnformatiseerde wijze gebeurt, stelt de RJV voor om ze rechtstreeks te laten verlopen tussen de RSZ en de vakantiefondsen, zonder tussenkomst van de Kruispuntbank en de RJV. Dit lijkt geen problemen te scheppen vermits laatstgenoemde instellingen terzake geen meerwaarde kunnen bieden.
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan de RSZ om aan de vakantiefondsen de sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen die deze laatsten nodig hebben om de terugvordering van het vakantiegeld tegenover de sociaal verzekerde op een afdoende wijze te motiveren. De mededeling dient niet via de Kruispuntbank of de RJV te verlopen.
B.
Gegevens afkomstig van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen
Beraadslaging nr. 02/93 van 15 oktober 2002 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen aan de verzekeringsinstellingen, via het RSVZ, de Kruispuntbank en het NIC, met als doel het vaststellen van de hoedanigheid van gerechtigde op de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van zelfstandigen – elektronisch bericht L410 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens artikel 63 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen komt het aan de verzekeringsinstellingen toe om een beslissing te nemen aangaande het verzekerbaarheidsstatuut van zelfstandigen in arbeidsongeschiktheid. Ze wensen daartoe een beroep te doen op sociale gegevens van persoonlijke aard die hen ter beschikking worden gesteld door de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen. De artikelen 14 tot en met 18 van dat koninklijk besluit bepalen de voorwaarden die zelfstandigen dienen te vervullen om gerechtigd te zijn op de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Vooreerst dient, alvorens een periode van arbeidsongeschiktheid in aanmerking kan genomen worden, de gerechtigde een wachttijd van zes maanden te hebben volbracht, die ingaat aan het begin van het eerste kalenderkwartaal waarvoor socialezekerheidsbijdragen werden betaald (artikel 14). Bepaalde categorieën personen zijn evenwel van de wachttijd vrijgesteld (artikel 15). Vervolgens kunnen volgende periodes van arbeidsongeschiktheid worden erkend :
46
-
-
-
voor de zelfstandigen die een wachttijd van zes maanden dienen te doorlopen: de periodes van arbeidsongeschiktheid die aanvangen tijdens het kalenderkwartaal dat volgt op datgene tijdens hetwelk de wachttijd werd volbracht (artikel 17, § 1); voor de zelfstandigen die geen wachttijd dienen te doorlopen: de periodes van arbeidsongeschiktheid die aanvangen tussen de dag waarop betrokkene de hoedanigheid van gerechtigde heeft verworven en het einde van het volgend kalenderkwartaal (artikel 17, § 1); de periodes van arbeidsongeschiktheden die aanvangen na de in artikel 17, § 1, vermelde tijdvakken, indien de betrokkene zijn hoedanigheid van gerechtigde bewijst voor het tweede en het derde kalenderkwartaal voorafgaand aan het kwartaal tijdens hetwelk de arbeidsongeschiktheid een aanvang nam (artikel 17, § 2).
Een tijdvak van arbeidsongeschiktheid mag slechts erkend worden op voorwaarde dat er geen doorlopend tijdvak van meer dan dertig dagen verlopen is tussen de aanvangsdag van de arbeidsongeschiktheid en de laatste dag van een tijdvak waarvoor de hoedanigheid van gerechtigde behouden bleef (artikel 18). Het voorgaande impliceert dat de verzekeringsinstellingen voor het bepalen van de hoedanigheid van gerechtigde in hoofde van een zelfstandige dienen te beschikken over sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot meerdere kwartalen, te weten het lopende (d.i. het kwartaal waarin het risico zich voordoet) en de drie voorafgaande. Daartoe werd de gegevensstroom L410 ontwikkeld, waarbij de verzekeringsinstellingen, via het NIC, de Kruispuntbank en het RSVZ, aan de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen het INSZ van de zelfstandige en de betrokken periode meedelen. Via de omgekeerde weg maken de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen vervolgens een antwoord over aan de verzekeringsinstellingen. Dit antwoord bevat naast enkele administratieve gegevens met betrekking tot het bericht zelf (het uniek nummer, het versienummer, de aanmaakdatum, het statuut en de begin- en einddatum van de geldigheidsperiode) per kwartaal (vier in totaal) de code “bijdragetoestand” en de ZIV-code. De code “bijdragetoestand” geeft aan dat voor betrokkene niet betaald werd (00), dat voor betrokkene betaald werd (01) of dat voor betrokkene een vrijstelling van de Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen geldt (02). De ZIV-code kan negentien waarden aannemen en geeft het socialezekerheidsstatuut van de betrokkene weer. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk van de sociale zekerheid, waarvoor krachtens artikel 15, eerste lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling beoogt een wettig doeleinde, met name het vaststellen van de hoedanigheid van gerechtigde op de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van zelfstandigen. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard – per kwartaal de code “bijdragetoestand” en de ZIV-code – lijken, uitgaande van dit doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen om, aan de hand van het elektronisch bericht L410, via het RSVZ, de Kruispuntbank en het NIC, de bovenvermelde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot het socialezekerheidsstatuut van zelfstandigen mee te delen aan de verzekeringsinstellingen teneinde deze laatsten in staat te stellen de hoedanigheid van gerechtigde op de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van zelfstandigen vast te stellen.
* 47
Beraadslaging nr. 03/11 van 4 februari 2003 m.b.t. een aanvraag tot wijziging van beraadslaging nr. 00/14 van 1 februari 2000 betreffende de overmaking van het attest begin en einde van de zelfstandigenactiviteit, door de sector van de zelfstandigen een iedere betrokken instelling van sociale zekerheid, via het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen (RSVZ) en de Kruis puntbank (…) Bij beraadslaging nr. 00/14 van 1 februari 2000 werden het RIZIV, de RVA, de verzekeringsinstellingen, de RKW, de Administratie der Pensioenen, het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en de OCMW’s door het Toezichtscomité gemachtigd tot het bekomen van het elektronisch bericht A301, dat het begin en het einde van de zelfstandigenactiviteit aanduidt, en tot het raadplegen van het betrokken opvolgingsbestand. De betrokken instellingen wensen dat volgende wijzigingen worden aangebracht : wat het elektronisch bericht A301 betreft wordt het gegeven “datum bijdragereeks” vervangen door het gegeven “datum wijziging bijdragereeks”. De RVA verzoekt om, in beraadslaging nr. 00/14 van 1 februari 2000, het doeleinde als volgt te wijzigen : “Doeleinde en wettelijke basis: de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen m.b.t. de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet om cumulatie van de betrokken uitkeringen met de inkomsten uit een zelfstandige activiteit te voorkomen.” Het Comité verleent de machtiging voor bovenvermelde wijzigingen.
* Beraadslaging nr. 03/21 van 4 februari 2003 m.b.t. een aanvraag tot uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/93 van 15 oktober 2002 m.b.t. het elektronisch bericht L410 (…) Bij beraadslaging nr. 02/93 van 15 oktober 2002 werden de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen door het Toezichtscomité gemachtigd om, aan de hand van het elektronisch bericht L410, via het RSVZ, de KSZ en het NIC, bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard m.b.t. het socialezekerheidsstatuut van zelfstandigen mee te delen aan de verzekeringsinstellingen, teneinde deze laatsten in staat te stellen de hoedanigheid van gerechtigde op de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van zelfstandigen vast te stellen. De verzekeringsinstellingen wensen gemachtigd te worden om het elektronisch bericht L410 aan te wenden ter aanduiding van het doorlopen hebben van de wachttijd voor het recht op geneeskundige verstrekkingen bij herinschrijving, voorzien in artikel 130, § 1, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. De uitbreiding van de machtiging tot dit doeleinde tast de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen niet aan.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/93 van 15 oktober 2002.
*
48
Beraadslaging nr. 03/70 van 17 juni 2003 m.b.t de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door het RSVZ aan de RVP met het oog op de uitbetaling van rust- en overlevingspensioenen aan zelfstandigen – verlenging van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/37 van 2 april 2002 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens artikel 34 van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen worden de rust- en overlevingspensioenen van zelfstandigen betaald door de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP), voor rekening van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ); de RVP staat ingevolge artikel 36 eveneens in voor de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen. Daarenboven kent het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, meer bepaald de artikelen 184 en 185, aan de RVP de opdracht toe om bepaalde onvoorwaardelijke pensioenen van zelfstandigen uit te betalen. De uitbetalingsmodaliteiten liggen vervat in de artikelen 135 tot 139 van het voormelde koninklijk besluit van 22 december 1967. Wanneer het RSVZ een beslissing neemt houdende betaling van een prestatie maakt het onmiddellijk een betalingsmandaat op dat aan de RVP wordt gezonden. In afwachting dat het RSVZ beslist over de rechten op overlevingspensioen is het aan de RVP toegelaten om onder zekere voorwaarden voorschotten uit te betalen aan de langstlevende echtgenoot. Het RSVZ en de RVP hebben terzake een elektronische gegevensstroom tot stand gebracht die toelaat de betaling van de verschuldigde bedragen aanzienlijk te bespoedigen. Het Toezichtscomité heeft bij beraadslaging nr. 02/37 van 2 april 2002 een machtiging verleend met betrekking tot deze elektronische gegevensstroom, waarbij het RSVZ aan de RVP bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de rechthebbenden op een rust- of overlevingspensioen overmaakt. Het Toezichtscomité stelde evenwel vast dat het RSVZ nog niet in staat bleek om de mededeling aan de RVP te verrichten via de Kruispuntbank en beperkte derhalve zijn machtiging tot 30 juni 2003. Tot die datum mag de mededeling rechtstreeks door het RSVZ aan de RVP gebeuren, via file transfer, zonder tussenkomst van de Kruispuntbank en derhalve zonder identificatie- of integratiecontrole door laatstgenoemde. De RVP laat thans weten dat de uitwerking van hogergenoemde elektronische gegevensstroom aanzienlijke vertraging heeft opgelopen en verzoekt derhalve om een verlenging van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/37 van 2 april 2002, tot 30 juni 2004. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk van de sociale zekerheid, waarvoor krachtens artikel 15, eerste lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling beoogt een gewettigd doeleinde, met name de uitbetaling door de RVP van de rust- en overlevingspensioenen van zelfstandigen. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van voormeld doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Het RSVZ blijkt nog steeds niet in staat om de hogervermelde sociale gegevens van persoonlijke aard aan de RVP mee te delen via de Kruispuntbank. De RVP merkt wel op dat de identificatie van de sociaal verzekerden in zijn socialegegevensbank reeds op elektronische wijze gebeurt vanaf de registratie door het RSVZ van een pensioenaanvraag. De controle van de kwaliteit van de identificatie wordt dan via de Kruispuntbank verricht, die op dat ogenblik overgaat tot integratie van de betrokken sociaal verzekerde. Het RSVZ en de RVP hebben hogervermelde mededeling opgenomen in de lijst van prioritaire projecten voor het jaar 2004; de uiterste datum voor de verwezenlijking van de mededeling werd vastgelegd op 30 juni 2004.
Om deze redenen verleent,
49
het Toezichtscomité de verlenging van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/37 van 2 april 2002 tot 30 juni 2004. Tot die datum is het RSVZ gemachtigd om de in bedoelde beraadslaging beschreven sociale gegevens van persoonlijke aard rechtstreeks aan de RVP mee te delen, zonder bemiddeling van de Kruispuntbank. Het RSVZ dient de nodige inspanningen te leveren om de mededeling zo snel mogelijk via het netwerk van de Kruispuntbank te laten verlopen.
C.
Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) of van de werkloosheidskassen
Beraadslaging nr. 02/99 van 15 oktober 2002 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) in het kader van het activa-plan (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Sinds 1 januari 2002 is, ingevolge het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, het zogenaamde ACTIVA-plan van kracht. Dit plan behelst een middel om de werkgelegenheidsgraad in het algemeen en deze van de oudere werknemers (van 45 jaar of ouder) in het bijzonder te verhogen. De maatregel beoogt de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit door het verlenen van, enerzijds, een gedeeltelijke vrijstelling van patronale socialezekerheidsbijdragen, en, anderzijds, een geactiveerde werkloosheidsuitkering. Alle werkgevers uit de privé-sector kunnen van het ACTIVA -plan genieten. Ook sommige werkgevers uit de publieke sector kunnen voor deze maatregel in aanmerking komen, indien ze contractuele personeelsleden in dienst nemen. Om van de hogervermelde werkgeversbijdragevermindering te kunnen genieten, dient de in dienst genomen werknemer aan volgende voorwaarden te voldoen: -
-
indien hij jonger dan 45 jaar is, moet hij op het ogenblik van de aanwerving ingeschreven zijn als nietwerkende werkzoekende en ingeschreven geweest zijn als niet-werkende werkzoekende gedurende minstens twaalf maanden in de achttien maanden die de aanwerving voorafgaan (artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 19 december 2001); indien hij 45 jaar of ouder is, moet hij op het ogenblik van de aanwerving ingeschreven zijn als nietwerkende werkzoekende en ingeschreven geweest zijn als niet-werkende werkzoekende gedurende minstens zes maanden in de negen maanden die de aanwerving voorafgaan (artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit van 19 december 2001).
Om van de werkuitkering te kunnen genieten, dient de werknemer bovendien uitkeringsgerechtigde werkloze te zijn op het ogenblik van de aanwerving (artikelen 7 en 10 van het koninklijk besluit van 19 december 2001). Met het oog op de toepassing van het koninklijk besluit van 19 december 2001 wenst de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en/of de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) mee te delen welke sociaal verzekerden op basis van hun leeftijd en/of hun werkloosheidsduur bij hun aanwerving in aanmerking komen voor een werkgeversbijdragevermindering. Aan de hand van deze informatie kunnen de RSZ en de RSZPPO nagaan of de werknemers voor wie de werkgevers bijdrageverminderingen hebben aangevraagd in toepassing van hogervermelde reglementering daadwerkelijk aan de voorwaarden voldoen.
50
De mededeling zal per trimester worden verricht – met een blokkerende integratiecontrole voor de afzender, de RVA – en zal betrekking hebben op volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: -
het INSZ van de sociaal verzekerde; het RSZ- of RSZPPO-nummer van de werkgever; de werkgeverscategorie; de datum van indiensttreding; het nummer van het betrokken werkloosheidsbureau; het type bijdragevermindering; het percentage bijdragevermindering; de begindatum van de geldigheid van de banen- of werkkaart; de einddatum van de geldigheid van de banen- of werkkaart; de begindatum van de bijdragevermindering; de einddatum van de bijdragevermindering.
2. Behandeling van de aanvraag Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk van de sociale zekerheid, waarvoor krachtens artikel 15 van de Kruispuntbankwet een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling beoogt een wettig doeleinde, met name het toepassen van de tewerkstellingsbevorderende maatregel voorzien in het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van voormeld doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de RVA om de onder 1. vermelde sociale gegevens van persoonlijke aard via de Kruispuntbank mee te delen aan de RSZ en de RSZPPO, met het oog op het toepassen van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden.
D.
Gegevens afkomstig van diverse socialezekerheidsinstellingen
Beraadslaging nr. 03/61 van 15 juni 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan/ door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Het fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens (hierna genoemd: “FBZ-Elektriciens”) deelt mee dat zijn structuur en werking onlangs ingrijpend gewijzigd werden. De administratieve taken die voorheen verdeeld waren onder de diverse afdelingen werden volledig geïntegreerd en gecentraliseerd binnen de coördinatiecel van het FBZ-Elektriciens. De taken van deze coördinatiecel hebben betrekking op: -
het ontvangen en behandelen van aanvragen inzake aanvullende vergoedingen voor bepaalde arbeiders van de sector en het uitbetalen van deze aanvullende vergoedingen; het uitbetalen van de eindejaarspremie aan bepaalde arbeiders van de sector;
51
-
-
-
het inrichten en opvolgen van een aanvullend sectoraal sociaal pensioenstelsel. Daartoe wordt een beroep gedaan op Axa Royale Belge, zowel voor wat betreft de pensioentoezegging als voor wat betreft de solidariteitstoezegging19 . het organiseren van vorming en opleiding20 . Daartoe wordt een beroep gedaan op de vereniging zonder winstoogmerk “Stichting voor Beroepsopleiding en Vorming voor de Sector van de Elektriciens”, afgekort “Vormelek”. het verlenen van technologische adviezen en diensten21 . Daartoe wordt een beroep gedaan op de vereniging zonder winstoogmerk “Technologisch Centrum voor de Sector van de Elektriciens”, afgekort “Technolec”.
De uitoefening van de hogervermelde taken vereist de mededeling van bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de werkgevers en de werknemers van de sector en de mogelijkheid om deze verder over te maken aan de afdelingen, aan Vormelek, aan Technolec en aan Axa Royale Belge. Het betreft met name de sociale gegevens van persoonlijke aard vervat in de volgende elektronische berichten: -
2.
L803 (raadpleging van de loon- en arbeidstijdgegevensbank); de elektronische berichten tot raadpleging van het Rijksregister en het Bisregister; L800/L801 en L700/L701 (raadpleging van het werkgeversrepertorium); A820-M (gegevensstroom met betrekking tot de mutaties inzake de RSZ- en RSZPPO-aangiftes) en T820-M/T820-L (gegevensstroom met betrekking tot de totalen van de lonen vervat in de elektronische berichten A820-M); A037/L037 (gegevensstroom met betrekking tot de periodes van inactiviteit wegens tijdelijke werkloosheid); A052/L051/L052 (gegevensstromen met betrekking tot de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervattingen in geval van ziekte); A044/L044 (gegevensstroom met betrekking tot de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van arbeidsongeval); A045/L045 (gegevensstroom met betrekking tot de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van beroepsziekte); A038/L038 (gegevensstroom met betrekking tot jaarlijkse vakantie); L850 (raadpleging van de DIMONA-gegevensbank van de RSZ en de RSZPPO). Behandeling van de aanvraag
De Vereniging van Fondsen voor Bestaanszekerheid en de fondsen voor bestaanszekerheid zelf werden bij diverse beraadslagingen gemachtigd om mededeling van de sociale gegevens van persoonlijke aard uit de onder 1. vermelde elektronische berichten te bekomen. Het betreft met name beraadslaging nr. 93/19 van 9 november 1993 (raadpleging van de LATG), beraadslaging nr. 95/52 van 12 september 1995 (raadpleging van het werkgeversrepertorium), beraadslaging nr. 98/80 van 1 december 1998 (raadpleging van de DIMONA-gegevensbank) en beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 (andere elektronische berichten). De fondsen voor bestaanszekerheid werden bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1991 gemachtigd om toegang te hebben tot het Rijksregister. Er zijn geen bezwaren tegen de verdere mededeling van de bekomen sociale gegevens van persoonlijke aard door een fonds voor bestaanszekerheid aan de eigen afdelingen (deze dienen te worden beschouwd als 19
20
21
Het aanvullend sectoraal sociaal pensioenstelsel wordt ingericht overeenkomstig de bepalingen van de wet van 13 maart 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. Deze wet regelt de zogenaamde tweede pensioenpijler en verplicht de inrichters van een aanvullend pensioen om naast een pensioentoezegging tevens een solidariteitstoezegging te doen. Het Beheerscomité van de Kruispuntbank heeft inmiddels een ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd waarbij het netwerk van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, wordt uitgebreid tot de rechtspersonen belast met voormelde toezeggingen. Ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2002 van het “paritair subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie”, die de statuten van het FBZ-Elektriciens bevat, heeft het FBZ -Elektriciens onder meer tot opdracht het bevorderen en financieel ondersteunen van de organisatie van opleidings- en vormingsinitiatieven. De VZW Vormelek verzekert de coördinatie, de beoordeling en de controle van de opleidingsinitiatieven. De VZW Technolec heeft tot doel het bevorderen, opvolgen en organiseren van alle vormen van technologische dienst- en adviesverlening aan de werkgevers die onder de bevoegdheid van het “paritair subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie” vallen en wordt gefinancierd door een jaarlijkse dotatie van het FBZ -Elektriciens. Ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 oktober 2002 staat het FBZ -Elektriciens in voor de coördinatie, de administratie en de opvolging van de VZW Technolec.
52
een onderdeel van het fonds) en aan derden die ten behoeve van het fonds bepaalde van zijn – bij collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde – taken uitvoeren (deze dienen te worden beschouwd als onderaannemers van het fonds – krachtens artikel 2, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 4 februari 1997 tot organisatie van de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen instellingen van sociale zekerheid is geen machtiging van het Toezichtscomité vereist voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen een instelling van sociale zekerheid en haar onderaannemer). Er wordt wel op gewezen dat alle bij de mededeling betrokken partijen zorg dienen te dragen voor het naleven van de wettelijke en reglementaire bepalingen tot vrijwaring van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken sociaal verzekerden, in het bijzonder de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en hun uitvoeringsbesluiten. Ze dienen er in elk geval over te waken dat de mededelingen beperkt blijven tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die nodig zijn voor het uitvoeren van hun respectieve opdrachten. Daarenboven dienen de VZW’s Vormelek en Technolec beschouwd te worden als verwerkers in de zin van artikel 1, § 5, van de wet van 8 december 1992. Tussen het FBZ-Elektriciens en de betrokken VZW’s dient overeenkomstig artikel 16, § 1, van de wet van 8 december 1992 een overeenkomst te worden gesloten waarin de door de VZW’s te respecteren maatregelen met betrekking tot de beveiliging van de sociale gegevens van persoonlijke aard worden vermeld. De juridische en praktische aspecten van de mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard in het kader van de aanvullende pensioenen maken momenteel het voorwerp uit van besprekingen binnen een ad hoc werkgroep. Daar het niet wenselijk is te anticiperen op de beslissingen van deze ad hoc werkgroep wordt voorgesteld de beoordeling van de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door het FBZ -Elektriciens aan Axa Royale Belge uit te stellen. Een algemene aanvraag terzake zal aan het Toezichtscomité worden overgemaakt zodra beschikbaar.
Dientengevolge -
verleent het Toezichtscomité de machtiging aan het FBZ-Elektriciens om mededeling te bekomen van de sociale gegevens van persoonlijke aard bedoeld in 1; voor de mededeling van deze gegevens aan de eigen afdelingen, en aan de VZW’s Vormelek en Technolec, voor zover zij instaan voor het uitvoeren van opdrachten die bij collectieve arbeidsovereenkomst aan het FBZ-Elektriciens werden toevertrouwd.
-
schort het Toezichtscomité haar uitspraak op m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan de pensioen- en solidariteitsinstellingen. Deze mededeling zal immers het voorwerp uitmaken van een algemeen dossier, dat later aan het Toezichtscomité zal worden voorgelegd.
* Beraadslaging nr. 03/67 van 17 juni 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen het Fonds voor de Beroepsziekten en de verzekeringsinstellingen via CARENET (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
1.1.
Inleiding
Momenteel worden reeds op papieren drager sociale gegevens van persoonlijke aard uitgewisseld tussen het FBZ en de verzekeringsinstellingen: -
de verzekeringsinstellingen ontvangen van het FBZ een kopie van de ontvangstmelding van de aanvraag; naar aanleiding van de uitnodiging tot het medisch onderzoek delen de verzekeringsinstellingen aan het FBZ de eventuele periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid die in verband staan met de beroepsziekte mee;
53
-
-
-
voor dossiers van het open systeem maken de verzekeringsinstellingen op vraag van het FBZ medische getuigschriften over (in uitzonderlijke gevallen, met name in geval van arbeidsongeschiktheidsperiodes die langer dan zestig dagen duren, gebeurt dit ook voor dossiers van het lijstsysteem); in geval van een aanvraag door rechthebbenden van de inmiddels overleden betrokkene dient het FBZ te weten aan welke persoon de verzekeringsinstellingen de uitkering voor begrafeniskosten hebben uitbetaald; in geval van een aanvraag om verwijdering van zwangere werkneemsters delen de verzekeringsinstellingen de eventuele datum van vroeggeboorte of miskraam aan het FBZ mee.
In de toekomst wensen het FBZ en de verzekeringsinstellingen deze sociale gegevens van persoonlijke aard op elektronische wijze uit te wisselen, via CARENET – dit is het telecommunicatienetwerk dat de actoren van de gezondheidssector (ziekenhuizen, zorgverstrekkers, verzekeringsinstellingen,…) verbindt (zie het advies nr. 01/11 van 11 december 2001 van het Toezichtscomité) – en het NIC, na controle (integratie in het verwijzingsrepertorium) en goedkeuring (toepassing van een jetonsysteem) door de Kruispuntbank. Het CARENET -netwerk wordt gefinancierd en beheerd door de verzekeringsinstellingen. De uitwisseling zal gepaard gaan met passende technische maatregelen, die een optimale beveiliging van de sociale gegevens van persoonlijke aard – en de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de sociaal verzekerden op wie ze betrekking hebben – dienen te waarborgen. Een systeem van asymmetrische encryptie is voorzien. Daar de mededeling ook betrekking heeft op sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen, wordt bijzondere aandacht besteed aan de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot de verwerking van dergelijke gegevens, in het bijzonder artikel 7 van de wet van 8 decemb er 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en artikel 26 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Ingevolge artikel 7 van de wet van 8 december 1992 mogen sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen onder andere worden verwerkt “wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling vastgesteld door of krachtens de wet met het oog op de toepassing van de sociale zekerheid”. Ingevolge artikel 26 van de wet van 15 januari 1990 gebeurt de uitwisseling van sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een geneesheer (§ 1), worden de natuurlijke personen die de gegevens mogen raadplegen en wijzigen bij naam aangewezen en wordt hun identiteit in een register bewaard (§ 2) en worden individuele toegangs- en bevoegdheidscodes toegekend (§ 3). De voormelde onderlinge uitwisseling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen het FBZ en de verzekeringsinstellingen zou voorlopig niet via de Kruispuntbank verlopen maar via CARENET. De Kruispuntbank zal niettemin reeds van meet af aan haar controletaak uitoefenen door middel van het toekennen van een “jeton” aan elke mededeling (zie verder). 1.2.
Mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de verzekeringsinstellingen aan het Fonds voor de Beroepsziekten
Krachtens artikel 52 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, doet het FBZ uitspraak over iedere aanvraag om schadeloosstelling die aan hem wordt gericht. Het FBZ wenst, met het oog op het behandelen, aanvullen en/of controleren van de aanvragen om schadeloosstelling die conform het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen om schadeloosstelling en om herziening van reeds toegekende vergoedingen bij het Fonds voor de beroepsziekten worden ingediend en onderzocht worden ingediend, op een elektronische wijze te beschikken over sociale gegevens van persoonlijke aard die voorhanden zijn bij de verzekeringsinstellingen. Artikel 11 van dit koninklijk besluit bepaalt dat het FBZ in het kader van zijn onderzoek alle nodige maatregelen kan treffen en om bijkomende inlichtingen kan verzoeken; krachtens artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit dient het FBZ bij het nemen van een beslissing enkel rekening te houden met de gegevens die hem ten laatste op de dag van het laatste medisch onderzoek dat het zelf heeft verricht of heeft doen verrichten, ter kennis zijn gebracht. Daarenboven is het FBZ, in toepassing van het koninklijk besluit van 8 april 2002 tot uitvoering, voor de beroepsziekteverzekering in de private sector, van artikel 10 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het “handvest” van de sociaal verzekerde, verplicht om binnen de acht maanden na de ontvangst van een aanvraag een beslissing terzake te nemen. Vanaf 1 januari 2004 wordt die beslissingstermijn van het FBZ verminderd tot vier maanden. Het FBZ dient derhalve tijdig en uit eigen beweging alle ontbrekende inlichtingen – onder andere met betrekking tot de periodes van arbeidsongeschiktheid – te kunnen
54
verzamelen om, op grond van een volledig dossier, de rechten van de betrokken sociaal verzekerde te kunnen beoordelen. De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen verplicht het FBZ bovendien om elke bestuurshandeling zowel in feite als in rechte te motiveren. Het FBZ dient te kunnen beschikken over sociale gegevens van persoonlijke aard van de verzekeringsinstellingen om aan beide voormelde wetten tegemoet te kunnen komen en, meer algemeen, om een correcte toepassing van de socialezekerheidswetgeving te verzekeren. De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de verzekeringsinstellingen aan het FBZ vindt plaats telkens wanneer het FBZ een aanvraag tot schadeloosstelling wegens een beroepsziekte ontvangt en onderzoekt. Het betreft de aanvragen bedoeld in artikel 30 (lijstsysteem), 30bis (open systeem) en 31 (schadeposten) van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970. Vooreerst deelt het FBZ bij elke ontvangstmelding aan de hand van het elektronisch bericht A900 volgende sociale gegevens van persoonlijke aard mee aan de verzekeringsinstellingen, via CARENET en het NIC, na akkoord van de Kruispuntbank: de identiteit van de betrokkene (INSZ), het jetonnummer, de datum van de aanvraag tot schadeloosstelling, de datum van de ontvangst van de aanvraag tot schadeloosstelling, de aard van de aanvraag tot schadeloosstelling, de categorie van de aanvraag tot schadeloosstelling, de pathologiecode, de beroepsziektenlijstcode (deze code verwijst naar de beroepsziekten vermeld in het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen), de WGO-code (het betreft de ICD-code, wat staat voor “International Classification of Diseases”) en, in geval van een aanvraag om verwijdering wegens zwangerschap, de vermoedelijke bevallingsdatum en de begin- en einddatum van de tijdelijke werkverwijdering wegens zwangerschap. Vervolgens delen de verzekeringsinstellingen volgende sociale gegevens van persoonlijke aard mee aan het FBZ, via het elektronisch bericht A901: de identiteit van de betrokkene (INSZ), het jetonnummer, de periode(s) van arbeidsongeschiktheid (al dan niet in verband met de beroepsziekte), het antwoord op infovragen, vrije tekst, eventuele informatie in verband met de zwangerschap (datum van vroeggeboorte, datum van miskraam, mededeling van een zwangerschap van een meerling,…), de pathologiecode, de beroepsziektenlijstcode, de WGO-code, het medisch verslag, het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid en andere relevante documenten. De verzekeringsinstellingen delen daarenboven in geval van overlijden van de betrokkene (wanneer de aanvraag wordt ingediend door een rechthebbende) de identificatiegegevens (INSZ) van de persoon aan wie ze de begrafeniskosten hebben terugbetaald en het bedrag van de begrafenisuitkering aan het FBZ mee, eveneens door middel van het elektronisch bericht A901. Ten slotte wordt de bevoegde verzekeringsinstelling aan de hand van het elektronisch bericht A902 (mededeling van de datum van het medisch onderzoek) verwittigd van het feit dat het FBZ een medisch onderzoek programmeert en wordt ze uitgenodigd om het dossier op te volgen. 1.3.
Mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door het Fonds voor de Beroepsziekten aan de verzekeringsinstellingen
Het FBZ heeft, krachtens de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, onder meer tot opdracht het betalen van vergoedingen met betrekking tot beroepsziekten (zie de artikelen 2, 6 en 31). De werknemer die van het FBZ bepaalde voordelen of vergoedingen ontvangt, kan op grond van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, geen aanspraak maken op vergoedingen of uitkeringen die betrekking hebben op dezelfde schade of dezelfde uitkeringsperioden (artikel 103, § 1). De verzekeringsinstellingen kunnen echter voorlopige betalingen verrichten in afwachting van de beslissing van het FBZ (artikel 103, § 3, eerste lid) waarbij zij in de plaats van de rechthebbende treden (artikel 103, § 3, tweede lid). Krachtens artikel 241 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, kan de gerechtigde aanspraak maken op de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, wanneer hij recht heeft op één van de in artikel 103, § 1, van de gecoördineerde wet opgesomde voordelen of in afwachting dat hij één van die voordelen ontvangt, op voorwaarde dat hij zijn verzekeringsinstelling inlicht
55
over elk gegeven waardoor zijn recht kan worden uitgemaakt en over elke ingestelde vordering of andere procedure ter verkrijging van het voordeel. Krachtens artikel 136, § 2, zesde lid, van de gecoördineerde wet is het FBZ verplicht de verzekeringsinstellingen te verwittigen van zijn voornemen om de rechthebbende schadeloos te stellen. Het FBZ kwijt zich van deze verplichting door een kopie van de administratieve beslissing aan de verzekeringsinstellingen mee te delen. Deze mededeling gebeurt momenteel nog op papieren drager maar zou voortaan langs elektronische weg verlopen. Artikel 295 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt dat de in artikel 136, § 2, van de gecoördineerde wet bedoelde toekenning van prestaties afhankelijk is van de voorwaarden dat degene die om verzekeringsprestaties verzoekt, zijn verzekeringsinstelling in de mogelijkheid stelt het in dat artikel bedoelde (subrogatie)recht uit te oefenen en haar de nodige informatie meedeelt, onder andere alle gegevens of omstandigheden waardoor kan worden uitgemaakt of de schadeloosstelling moet geschieden krachtens het gemeen recht of een andere wetgeving. In de praktijk blijkt dat de sociaal verzekerden zich vaak niet bewust zijn van de informatieplicht opgelegd door hogervermelde artikelen 241 en 295 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996. De systematische mededeling van de noodzakelijke gegevens, op het ogenblik van de beslissing, door het FBZ aan de verzekeringsinstellingen zou tot gevolg hebben dat de informatieplicht van de sociaal verzekerde voortaan door het FBZ wordt vervuld. De beslissingen van het FBZ die aanleiding kunnen geven tot de beperking van de rechten van de getroffenen of tot de uitoefening van het subrogatierecht van de verzekeringsinstellingen hebben betrekking op aanvragen om schadeloosstelling voor gedeeltelijke of volledige tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid (ingediend op grond van de artikelen 32, 34 en 35 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970), aanvragen om schadeloosstelling wegens tijdelijke of definitieve stopzetting van de uitgeoefende activiteit door personen die door een beroepsziekte bedreigd of getroffen zijn (ingediend op grond van artikel 37 van dezelfde wetten) en aanvragen om schadeloosstelling ten gevolge van het overlijden van de getroffene (ingediend op grond van artikel 33 van dezelfde wetten – terugvordering van de uitkering voor begrafeniskosten door de verzekeringsinstellingen). Om de door hen betaalde voorschotten te kunnen recupereren, dienen de verzekeringsinstellingen te beschikken over bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard die voorhanden zijn bij het FBZ. Ze zullen deze uitsluitend aanwenden voor het uitvoeren van hun wettelijke en reglementaire opdrachten – in het bijzonder die welke hen worden opgelegd door voormelde artikelen 103 en 136, § 2, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 – en ze slechts bewaren gedurende de tijd die nodig is voor dat doeleinde, waarna ze zullen worden vernietigd. De medische overwegingen die aan de beslissingen van het FBZ ten grondslag liggen, zijn voor de verzekeringsinstellingen onontbeerlijk om de rechten van de sociaal verzekerde – en aldus hun eigen subrogatierecht – vast te stellen. Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen worden de medische overwegingen niet in extenso in de administratieve beslissing van het FBZ opgenomen. De verzekeringsinstellingen hebben het FBZ evenwel gevraagd hen ook de sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen mee te delen die nodig zijn om te beslissen over het al dan niet toepassen van artikel 136, § 2, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Dit zou gebeuren door middel van het elektronisch bericht A903. Ook in geval van een negatieve beslissing van het FBZ (weigering van de schadeloosstelling) hebben de verzekeringsinstellingen belang bij de mededeling van de beslissing en van de medische overwegingen die eraan ten grondslag liggen, met name om te kunnen uitmaken of de beslissing al dan niet moet worden aangevochten voor de rechtbank. Het elektronisch bericht A903 bevat volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: de identiteit van de betrokkene (INSZ), het jetonnummer, de datum van de aanvraag, de aard van de aanvraag, de categorie van de aanvraag, de datum van de beslissing, (eventueel) de datum van het laatste medisch onderzoek, de beslissingscode, de pathologiecode, de beroepsziektenlijstcode en de WGO-code.
56
Daarenboven wordt in geval van een negatieve beslissing (dit is wanneer de vergoeding geweigerd wordt) de formele motivering van de beslissing en – indien de beslissing op medische overwegingen steunt – de sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de gezondheid van de betrokkene die aan de beslissing ten grondslag liggen aan de verzekeringsinstellingen meegedeeld. De precieze aard van deze gegevens hangt af van de aard van de beroepsziekte waarvoor een vergoeding werd gevraagd (tekst en/of beslissingscode). In geval van een positieve beslissing worden volgende bijkomende sociale gegevens van persoonlijke aard meegedeeld: -
-
-
-
-
bij de toekenning van een vergoeding voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid (TAO): de begindatum van de periode van TAO, de einddatum van de periode van TAO, de graad van TAO (in %), enige financiële gegevens (basisloon, referteperiode, uitgekeerde achterstallen, bedrag van de dag- of maanduitkering, RSZ-afhoudingen, bedrijfsvoorheffing, voorlopige afrekening,...) en de sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de gezondheid van de betrokkene die aan de beslissing ten grondslag liggen (de precieze aard van deze gegevens hangt af van de aard van de beroepsziekte waardoor de betrokkene getroffen is: tekst en/of beslissingscode); bij de toekenning van een vergoeding wegens tijdelijke verwijdering (TVW) : de begindatum van de periode van TVW, de einddatum van de periode van TVW, de uitgekeerde vergoeding (in %), enige financiële gegevens (basisloon, referteperiode, uitgekeerde achterstallen, bedrag van de dag- of maanduitkering, RSZ-afhoudingen, bedrijfsvoorheffing, voorlopige afrekening,...) en de gegevens betreffende het risico van de beroepsziekte waardoor de betrokkene getroffen of bedreigd is (de precieze aard van deze gegevens hangt af van de aard van de beroepsziekte en de aard van de werkzaamheden van de betrokkene: tekst en/of beslissingscode); bij de toekenning van een vergoeding voor blijvende arbeidsongeschiktheid (BAO): de begindatum van de BAO-vergoeding, de einddatum van de BAO-vergoeding, de globale graad van BAO (in %), (eventueel) de proportionele beperking van de vergoeding wegens toepassing van artikel 48ter van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, de vergoeding voor hulp van een ander persoon (in %), enige financiële gegevens (basisloon, referteperiode, uitgekeerde achterstallen, bedrag van de maanduitkering, RSZ-afhoudingen, bedrijfsvoorheffing, voorlopige afrekening,...), de sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de gezondheid van de betrokkene die aan de beslissing ten grondslag liggen (de precieze aard van deze gegevens hangt af van de aard van de beroepsziekte waardoor de betrokkene getroffen is: tekst en/of beslissingscode) en de graad van fysieke arbeidsongeschiktheid; bij de toekenning van een rente (dit is een vergoeding wegens blijvende verwijdering): de begindatum van de forfaitaire vergoeding van 90 dagen volledige BAO, de begindatum van de rente, de einddatum van de rente, het niveau van de rente (in %), enige financiële gegevens (basisloon, referteperiode, uitgekeerde achterstallen, bedrag van de maanduitkering, RSZ-afhoudingen, bedrijfsvoorheffing, voorlopige afrekening,...) en de gegevens betreffende het risico van de beroepsziekte waardoor de betrokkene getroffen of bedreigd is (de precieze aard van deze gegevens hangt af van de aard van de beroepsziekte en de aard van de werkzaamheden van de betrokkene: tekst en/of beslissingscode); bij de toekenning van een vergoeding wegens overlijden: het loutere feit van de beslissing.
In geval van terugvordering door de verzekeringsinstellingen (op basis van hun subrogatierecht) en de daaropvolgende betaling door het FBZ zouden volgende sociale gegevens van persoonlijke aard worden uitgewisseld: de datum van de mededeling, de datum van de beslissing, de aard van de aanvraag, de beslissingscode, de rang van de uitkering, het uniek (verzendings)nummer (maakt verbinding met de beslissing), het bedrag van de terugvordering (uitkeringen, begrafeniskosten), een tabel met de details van de betalingen (per tijdvak en met aanduiding van de betaalde ZIV-dagen en het totaal), de elektronische handtekening, de pathologiecode, de beroepsziektenlijstcode en de WGO -code. Na verwerking door het FBZ worden bovenvermelde gegevens via het NIC teruggestuurd naar de verzekeringsinstellingen, aangevuld met volgende FBZ -betalingsgegevens: de datum van de storting door het FBZ, het bedrag van de terugbetaling per INSZ en de details van de betaling. Deze uitwisseling gebeurt via het elektronisch bericht A904, dat het papieren formulier “BZ5” zal vervangen. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen instellingen van sociale zekerheid waarvoor, krachtens artikel 15, alinea 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Voor de behandeling van de aanvraag worden de hierna volgende codes gebruikt bij het aanduiden van de wettelijke en/of reglementaire grondslag van de mededeling.
57
1 Krachtens artikel 136, § 2, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de bij deze gecoördineerde wet bepaalde prestaties geweigerd indien voor de schade voortvloeiend uit ziekte, letsels, functionele stoornissen of overlijden, krachtens een andere Belgische wetgeving, een vreemde wetgeving of in het gemeen recht werkelijk schadeloosstelling is verleend. De prestaties worden echter toch toegekend in afwachting dat de schade effectief wordt vergoed krachtens een andere Belgische wetgeving, een vreemde wetgeving of het gemeen recht. De verzekeringsinstelling treedt rechtens in de plaats van de rechthebbende. Artikel 136 voorziet niet uitdrukkelijk in de uitwisseling van sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de gezondheid tussen de vergoedingsplichtigen en de verzekeringsinstellingen maar deze laatsten kunnen hun subrogatierecht niet uitoefenen indien hun controle-orgaan (de adviserend geneesheer) niet beschikt over de nodige informatie. Er dient immers geoordeeld te worden of de vergoeding die door de andere wetgeving is voorzien dezelfde schade dekt als deze waarvoor door de ziekte- en invaliditeitsverzekering vergoedingen worden verleend (de verzekeringsinstellingen kunnen hun subrogatierecht enkel toepassen op de vergoedingen die werden toegekend voor dezelfde schadeposten). Om met kennis van zaken te kunnen oordelen of de arbeidsongeschiktheid van een sociaal verzekerde geheel of gedeeltelijk te wijten is aan een beroepsziekte, heeft de adviserend geneesheer inzage nodig in de medische stukken van het FBZ. 2 Krachtens artikel 103, § 1, 4°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, heeft de werknemer geen aanspraak op uitkeringen voor de periode waarvoor hij een vergoeding ontvangt, die hem is gewaarborgd door een Belgische of buitenlandse wet, wegens tijdelijke of definitieve stopzetting van zijn gewone beroepsactiviteit, die schadelijk is of dreigt te worden voor zijn gezondheid. 3 Krachtens artikel 29 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen worden de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid verminderd met het bedrag van (o.a.) de vergoedingen, toelagen of renten aan de gerechtigde toegekend in zijn hoedanigheid van slachtoffer van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte, krachtens de wetgeving tot herstel der schade voortspruitende uit een arbeidsongeval of uit een beroepsziekte. 4 Krachtens artikel 295 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, is de in artikel 136, § 2, van de gecoördineerde wet bedoelde toekenning van prestaties afhankelijk van de voorwaarden dat degene die om verzekeringsprestaties verzoekt, zijn verzekeringsinstelling in de mogelijkheid stelt het in dat artikel bedoelde recht uit te oefenen en haar de nodige informatie meedeelt, onder andere alle gegevens of omstandigheden waardoor kan worden uitgemaakt of de schadeloosstelling moet geschieden krachtens het gemeen recht of een andere wetgeving. 5 Krachtens artikel 241 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, kan de gerechtigde aanspraak maken op de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, wanneer hij recht heeft op één van de in artikel 103, § 1, van de gecoördineerde wet opgesomde voordelen of in afwachting dat hij één van die voordelen ontvangt, op voorwaarde dat hij zijn verzekeringsinstelling inlicht over elk gegeven waardoor zijn recht kan worden uitgemaakt en over elke ingestelde vordering of andere procedure ter verkrijging van het voordeel. 6 Krachtens artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 35 van 20 juli 1967 houdende het statuut van de adviserend geneesheren en het barema van de adviserend geneesheren die tot taak hebben bij de verzekeringsinstellingen in te staan voor de geneeskundige controle op de primaire arbeidsongeschiktheid en op de gezondheidszorgverstrekkingen, overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, oefent de adviserend geneesheer de controle uit op de arbeidsongeschiktheid en gaat hij na of, uit geneeskundig oogpunt, de prestaties inzake geneeskundige verzorging verleend worden overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering. Aldus dient hij na te gaan in welke gevallen het hogervermeld subrogatierecht kan uitgeoefend worden. Tegenover zijn werkgever (de administratie van de verzekeringsinstelling) is de adviserend geneesheer gebonden door het beroepsgeheim; hij dient de gezondheidsgegevens die hij ontvangt in het kader van zijn wettelijk opdracht om te zetten in een formeel advies (al of niet uitoefenen van het subrogatierecht) aan de administratie van de verzekeringsinstelling. 7 Krachtens artikel 26 van het koninklijk besluit nr. 35 van 20 juli 1967 helpt de adviserend geneesheer de verzekerde en de behandelend geneesheer om voor de verzekerde elke door hem verantwoord geachte bemoeiing van een medische of sociale instelling te verkrijgen. 8 Krachtens artikel 39 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen kunnen de ziekenfondsen en de landsbonden met de instemming van de betrokken leden of de personen te hunnen laste in rechte optreden ter verdediging van de belangen van deze personen.
58
De gebruikte codes alsook de inhoud van de elektronische berichten zijn aangeduid in de bijlagen aan huidige beraadslaging. De hogervermelde mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard beantwoorden aan wettige doeleinden, met name het uitvoeren van bovenvermelde wettelijke en reglementaire bepalingen. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig. De mededeling heeft ook betrekking op “vrije tekst”, dit zijn sociale gegevens van persoonlijke aard die niet vooraf kunnen worden gedefinieerd. De betrokken instellingen van sociale zekerheid dienen bij de mededeling van dergelijke vrije tekst zorg te dragen voor het naleven van de wettelijke en reglementaire bepalingen tot vrijwaring van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken sociaal verzekerden, in het bijzonder de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en hun uitvoeringsbesluiten. Ze dienen er in elk geval over te waken dat de mededelingen beperkt blijven tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die nodig zijn voor het uitvoeren van hun respectieve wettelijke en reglementaire opdrachten. De elektronische mededeling van vrije tekst via CARENET vervangt de huidige uitwisseling van papieren documenten tussen de betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het betreft derhalve geen nieuwe mededeling maar een bestaande mededeling waarvan de modaliteiten ingrijpend worden gewijzigd. Bijzondere aandacht dient bijgevolg besteed te worden aan de te implementeren veiligheidsmaatregelen. 3.
Mededeling via CARENET
3.1.
Algemeen
De onder 2. vermelde mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard zullen tot stand komen via CARENET. Op het ogenblik dat het FBZ een aanvraag tot schadeloosstelling wegens beroepsziekte ontvangt, opent het een dossier, waarbij onder meer het beroepsverleden van de betrokkene wordt nagegaan. Dit geeft aanleiding tot het onderling uitwisselen van sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen tussen het FBZ en de betrokken verzekeringsinstelling. Deze uitwisseling verloopt weliswaar via het beveiligde telecommunicatienetwerk CARENET – en niet via de Kruispuntbank – maar er dient niettemin te worden nagegaan of de uitwisseling in overeenstemming is met het personenrepertorium van de Kruispuntbank (indien niet, dan kan de uitwisseling niet plaatsvinden). De Kruispuntbank gaat met name na of zowel het FBZ als het NIC voor het betrokken INSZ over een dossier beschikken (het betreft een blokkerende integratiecontrole); indien dit het geval is, wordt aan de uitwisseling een zogenaamde “jeton” toegekend (dit is een toelating tot uitwisseling). De jeton wordt afgeleverd voor de normale duur van het onderzoek van het dossier; deze werd vastgelegd op twaalf maanden. Het verkrijgen van de jeton gebeurt als volgt. -
-
-
het FBZ verzoekt de Kruispuntbank met een nieuw bericht, on line via APPC, om voor een bepaald INSZ een jeton af te leveren voor de normale duur van het onderzoek van het dossier; de Kruispuntbank controleert de integratie van het betrokken INSZ bij zowel het FBZ als het NIC en kent in functie van deze controle al dan niet een jeton toe (de Kruispuntbank kan ten alle tijde verifiëren of er een jeton werd afgeleverd); de Kruispuntbank verwittigt het NIC dat een jeton werd toegekend voor een bepaald INSZ (dit bericht bevat het nummer van de jeton, de geldigheidsperiode, de datum van de integratiecontrole, de aanvragende instelling en het INSZ van de sociaal verzekerde); het NIC stuurt de voorlegging van de Kruispuntbank door naar de betrokken verzekeringsinstelling; de betrokken verzekeringsinstelling beantwoordt de voorlegging van de Kruispuntbank met een ontvangstmelding, die via het NIC aan de Kruispuntbank wordt overgemaakt (deze vormt het bewijs dat het NIC de verwittiging van de Kruispuntbank heeft ontvangen).
Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van het FBZ en de betrokken verzekeringsinstelling om de correcte jeton (deze die overeenstemt met het INSZ van de betrokken sociaal verzekerde) te gebruiken bij het uitwisselen van sociale gegevens van persoonlijke aard.
59
De jeton mag enkel worden gebruikt gedurende de geldigheidsperiode ervan. Het Toezichtscomité en de dienst Veiligheid van de Kruispuntbank dienen daarbij in de mogelijkheid te worden gesteld om ad hoc controles uit te voeren bij de betrokken instellingen van sociale zekerheid. Dergelijke controles zijn mogelijk op basis van de loggings; de Kruispuntbank zou één maal per jaar bij het FBZ en het NIC een volledige lijst opvragen van de gebruikte koppels INSZ/jeton, een onderzoek instellen naar de coherentie tussen de door haar afgeleverde jetons en de jetons die daadwerkelijk werden gebruikt en daarover aan het Toezichtscomité rapporteren. Het concept CARENET beoogt een modernisering, een efficiëntere organisatie en een vereenvoudiging van de financiële en administratieve relaties en informatiestromen tussen de verschillende actoren binnen de ziekte- en invaliditeitsverzekering (de verzorgingsinstellingen, apothekers, zorgverleners en verzekeringsinstellingen). Via CARENET worden beveiligde elektronische gegevensuitwisselingen tussen deze actoren mogelijk en dit op basis van een gemeenschappelijke “Security and Certification Policy”. Het Toezichtscomité heeft zich in zijn advies nr. 01/11 van 11 december 2001 in gunstige zin uitgesproken over het protocol, gesloten op 19 april 2001, tussen de representatieve organisaties van de verpleeginrichtingen en de verzekeringsinstellingen, houdende de voorwaarden en modaliteiten volgens welke bewijskracht kan worden gegeven tot het bewijs van het tegendeel aan gegevens die worden opgeslagen of bewaard door middel van een elektronische, fotografische, optische of elke andere techniek of medegedeeld op een andere wijze dan op een papieren drager, evenals de voorwaarden en modaliteiten volgens welke deze gegevens worden weergegeven op papieren drager of op elke andere leesbare drager. Dit protocol voorziet met name in de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard via CARENET. Het gebruik van CARENET biedt garanties op het vlak van de certificatie, de authentificatie en de encryptie bij de uitwisseling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen het FBZ en de verzekeringsinstellingen. De gehanteerde “Security and Certification Policy” beantwoordt aan de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten. Zodra de Kruispuntbank evenwel in staat is om aan alle betrokken partijen garanties te bieden voor een gelijkaardige verwerking – zowel inhoudelijk als technisch – zal de uitwisseling via de Kruispuntbank dienen te verlopen. De door het Toezichtscomité te verlenen machtiging dient bijgevolg van tijdelijke aard te zijn. 3.2.
Veiligheidsonderzoek
Het Comité heeft onderzocht of de door CARENET aangeboden diensten volledig zijn, in het bijzonder wat betreft de veiligheid van de sociale gegevens van persoonlijke aard die via dat netwerk worden uitgewisseld. Dit onderzoek houdt in dat de maatregelen die werden geïmplementeerd in het kader van de vier noodzakelijke fases van een beveiligd proces worden gecontroleerd: vertrouwelijkheid, authentificatie, integriteit en niet-verwerping van de verwerkte gegevens. Meer bepaald werd nagegaan of de voorgestelde procedure: -
een getrouwe, duurzame en volledige weergave van de informatie waarborgt; de informatie systematisch en zonder weglatingen registreert; de informatie zorgvuldig bewaart, systematisch rangschikt en beschermt tegen elke vervalsing; veiligheidsmaatregelen voorziet om het vertrouwelijk karakter van de informatie te beschermen; de volgende informatie met betrekking tot de verwerking bewaart: de identiteit van de verantwoordelijke van de verwerking evenals diegene die ze heeft uitgevoerd, de aard en het onderwerp van de informatie waarop de verwerking betrekking heeft, de datum en de plaats van de verrichting en de eventuele storingen die zijn vastgesteld tijdens de verwerking.
3.3.
Beoordeling
CARENET voldoet aan de noodzakelijke veiligheidscriteria voor de beveiliging van de sociale gegevens van persoonlijke aard die de gezondheid betreffen die tussen het FBZ en de verzekeringsinstellingen worden uitgewisseld. -
niveau authentificatie: de authentificatie en de identificatie van de gebruikers via het netwerk berusten op krachtige mechanismen. De elektronische handtekening garandeert de authentificatie van de
60
-
-
-
afzender van het bericht. De toetsing met het personenrepertorium van de Kruispuntbank (via het principe van de jeton) vervolledigt het authentificatiemechanisme; niveau integriteit: het toevallig of onrechtmatig inbrengen van een niet-gemachtigde persoon lijkt niet mogelijk. De geïmplementeerde mechanismen garanderen de beschikbaarheid van de informatie in haar geheel, zonder enig verlies. Bovenden staat het principe van de elektronische handtekening die op het volledige document is berekend, borg voor het hele document; niveau vertrouwelijkheid: de toegangsmachtigingen berusten op processen die gecontroleerde toegangen tot de informatie waarborgen. De vercijfering van de gegevens staat borg voor de vertrouwelijkheid van de inhoud ervan en vermijdt dat er problemen zouden ontstaan indien het bericht foutief wordt afgeleverd aangezien alleen de bestemmeling het bericht kan ontcijferen; niveau niet-verwerping: het versturen van een ondertekend ontvangstbewijs met de referentie die door de CARENET GATEWAY van bestemming werd overgemaakt, geeft de afzender de waarborg dat de berichten correct werden ontvangen door de bestemmeling. Bovendien kan de bestemmeling die dit ontvangstbewijs heeft ondertekend, niet ontkennen dat hij deze berichten heeft ontvangen.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging, tijdelijk, aan het FBZ en de verzekeringsinstellingen om onderling sociale gegevens van persoonlijke aard uit te wisselen op basis van de hogervermelde modaliteiten, dit is via CARENET. Zodra de Kruispuntbank in staat is om gelijkaardige waarborgen te bieden inzake het gebruik van de elektronische handtekening en aan alle partijen kan garanderen dat ze op inhoudelijk en technisch vlak dezelfde mogelijkheden van gegevensverwerking biedt als CARENET, dient de uitwisseling evenwel via de Kruispuntbank te verlopen. Het Comité zal hierover moeten worden geïnformeerd.
Bijlage 1 aan beraadslaging nr. 03/67 van 3 juni 2003
1.
Voor de behandeling van de aanvr aag worden de hierna volgende codes gebruikt bij het aanduiden van het doeleinde van de mededeling :
A het uitoefenen van het subrogatierecht B het verdedigen van de belangen van de sociaal verzekerde door het eventueel aantekenen van beroep tegen een negatieve beslissing van het FBZ C het controleren of de betreffende arbeidsongeschiktheid dezelfde schade dekt bij zowel de verzekeringsinstelling als het FBZ D het controleren van de arbeidsongeschiktheid E het controleren van de moederschapsbescherming F het controleren van de uitbetaling van begrafeniskosten G het berekenen van de uitgavenstaat van de verzekeringsinstelling in het kader van het subrogatierecht X het verzamelen van informatie door het FBZ op basis van artikel 11 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen om schadeloosstelling en om herziening van reeds toegekende vergoedingen bij het Fonds voor de beroepsziekten worden ingediend en onderzocht 2.
Elektronisch bericht A900
Het elektronisch bericht A900 wordt door het FBZ aan de verzekeringsinstellingen meegedeeld bij elke melding van de ontvangst van een aanvraag. Inhoud A900 de datum van de aanvraag de datum van ontvangst van de aanvraag de aard van de aanvraag de categorie van de aanvraag de pathologiecode de beroepsziektenlijstcode de WGO-code de vermoedelijke bevallingsdatum
Grondslag 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-4 1-4-6 1-4-6 1-4-6 2-5
Doeleinde A A A-C-D-E-F C-D D D D A-E
61
de begindatum van de tijdelijke verwijdering wegens zwangerschap de einddatum van de tijdelijke verwijdering wegens zwangerschap 3.
werk-
2-5
A-E
werk-
2-5
A-E
Elektronisch bericht A901
Het elektronisch bericht A900 wordt door de verzekeringsinstellingen beantwoord met het elektronisch bericht A901.
Inhoud A901 de periode(s) van arbeidsongeschiktheid de periode(s) van arbeidsongeschiktheid in verband met een beroepsziekte de pathologiecode de beroepsziektenlijstcode de WGO-code het einde van de arbeidsongeschiktheid het einde van de arbeidsongeschiktheid in verband met een beroepsziekte informatie in verband met de zwangerschap vrije tekst het bedrag van de begrafenisuitkering de rechthebbende van de begrafenisuitkering medische info bij de verzekeringsinstellingen het medisch verslag het arbeidsongeschiktheidsgetuigschrift 4.
Grondslag
Doeleinde X X
1-4-6 1-4-6 1-4-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6
A-B-D A-B-D A-B-D A-C-D-E-G A-C-D-E-G
2-5
A-B-E X A-B-F X X X X
1-4
Elektronisch bericht A902
De bevoegde verzekeringsinstelling wordt door het FBZ aan de hand van het elektronisch bericht A902 verwittigd van het feit dat het FBZ een medisch onderzoek voorziet. Inhoud A902 de datum van het medisch onderzoek 5.
Grondslag 8
Doeleinde B
Elektronisch bericht A903
De beslissing van het FBZ wordt door middel van het elektronisch bericht A903 aan de verzekeringsinstellingen meegedeeld. Inhoud A903 de datum van de aanvraag de aard van de aanvraag de categorie van de aanvraag de datum van de beslissing de datum van het medisch onderzoek de beslissingscode de pathologiecode de beroepsziektenlijstcode de WGO-code de begindatum van de arbeidsongeschiktheid de begindatum van de gezondheidszorgen de einddatum van de gezondheidszorgen de datum van de ambtshalve herziening de blootstellingscode de bedreigingscode de medische samenvatting de basis van het besluit
Grondslag 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-4 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5-6-8 1-4-6 1-4-6 1-4-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-3-4-6 1-3-4-6
Doeleinde A A-C-D-E-F C-D A-B-C-D-E-F-G A-B-C-D-E-F A-B-C-D-E D D D A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E
62
de verantwoording van de begindatum de aard van de fysieke ongeschiktheid de begindatum van de periode de einddatum van de periode het fysieke percentage arbeidsongeschiktheid de code gezondheidszorgen de begindatum van de gezondheidszorgen de einddatum van de gezondheidszorgen de code andere zorgen de beschrijving van de andere zorgen de code hulp van een andere persoon het percentage hulp van een andere persoon de begindatum hulp van een andere persoon de code vergoeding de begindatum van de vergoedingsperiode de einddatum van de vergoedingsperiode de globale graad van arbeidsongeschiktheid het socio-economisch percentage de verwijderingsrente het percentage “art. 48ter” de datum “art. 48ter” de brutodagvergoeding het basisloon de jaarvergoeding het trimester het brutobedrag bij achterstallen de RSZ-inhouding bij achterstallen het belastbaar bedrag bij achterstallen het brutobedrag van de hulp van een ander persoon bij achterstallen het brutobedrag in geval van toekomstige betaling de RSZ-inhouding in geval van toekomstige betaling het maandbedrag van de hulp van een ander persoon bij achterstallen 6.
1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-3-4-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5
A-B-C-D-E A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E-F-G A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E-G A-B-C-D-E A-B-C-D-E A-G A-G A-G A-G A-G A-G A-G A-G
1-2-3-4-5
A-G
1-2-3-4-5
A-G
1-2-3-4-5
A-G
Elektronisch bericht A904
In geval van terugvordering door de verzekeringsinstellingen (op basis van hun subrogatierecht) en de daaropvolgende betaling door het FBZ worden bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard uitgewisseld via het elektronisch bericht A904, dat het papieren formulier “BZ5” zal vervangen. Inhoud A904 de datum “BZ5” de datum van de FBZ-beslissing de aard van de aanvraag de beslissingscode de pathologiecode de beroepsziektenlijstcode de WGO-code BZ5 – tabel (detail van de betalingen) BZ5 – referte (uniek verzendingsnummer) de elektronische handtekening de FBZ -afrekeningstaat FBZ -betaling: stortingsdatum FBZ -betaling: datum BZ5 FBZ -betaling: BZ 5-referte FBZ -betaling: bedrag per INSZ FBZ -betaling: algemeen totaal
Grondslag 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-4-6 1-4-6 1-4-6 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5 1-2-3-4-5
Doeleinde A-G A-G A-G A-G D D D A-G A-G A-G A-G A-G A-G A-G A-G A-G
63
Bijlage 2 aan beraadslaging nr. 03/67 van 3 juni 2003
Werking van CARENET CARENET biedt een geheel aan telematicadiensten met als doel een elektronische en beveiligde gegevensuitwisseling tot stand te brengen in de vorm van gestructureerde berichten tussen de verschillende actoren van de ziekte- en invaliditeitssector, door gebruik te maken van de Internet-architectuur, van het type TCP/IP, als platform en vector. Dit netwerk, dat op de client/server architectuur is gebaseerd, biedt de mogelijkheid om zowel in batch als on line te werken. De structuur van de berichten met een vaste lengte en een plat formaat die over dit netwerk worden uitgewisseld, bestaat uit drie segmenten, namelijk de netwerkgegevens, de identificatie van het bericht en de specifieke gegevens. Voor elke zone uit het bericht bestaat er een specifieke verwerpingscode. Het principe van CARENET berust op een GATEWAY, een communicatiesoftware die de volgende functies waarneemt: communicatie, vercijfering en handtekening. Het geheel van deze functies bestaat uit verschillende modules. Wat de veiligheidsaspecten betreft, heeft het Comité bijzondere aandacht besteed aan de modules die de vertrouwelijkheid, de integriteit, de authentificatie en de niet-verwerping van de gegevens garanderen, namelijk: -
-
-
-
Module Address: deze module staat in voor de correcte routering van elke buffer (geheel van uitgewisselde berichten) die in het systeem binnenkomt. De client gateway beschikt over de lijst van de server gateways waarmee hij kan communiceren. De module laat toe om de routeringsgegevens van de communicatie-aanvraag op een correcte manier te verbinden met de volledige naam van de doelgateway of deze gegevens rechtstreeks te linken met het fysiek adres van de machine op het netwerk; Module Logging: alle functies van logging en beheer van de foutberichten worden in deze module gecentraliseerd. De toepassing is zo opgevat dat bij het opstarten het gewenste berichtniveau kan worden gekozen, van, enerzijds, de logging en het foutbeheer die strikt noodzakelijk zijn voor de productiefase tot, anderzijds, de mogelijkheid om een buffer stap voor stap te volgen (identifier en bestemmeling van de buffer, datum en uur of ernst van de fout). Deze module stockeert de digest en de handtekening van de verstuurde berichten om de ondertekende returns van de bestemmelingen a posteriori te kunnen controleren. Zowel de logging als de fouten worden standaard in de dagelijkse tekstbestanden opgeslagen in een formaat dat vlot toegankelijk is voor andere tools; Cryptografische Module: deze module verricht de elektronische handtekening volgens het formaat RSA PKCS#7, het nazicht van deze handtekening, de vercijfering van de gegevens, de ontcijfering en de functies van “lookup” van de Certificate Revocation Lists (CRL): Module CRL lookup. Behalve het nazicht van de handtekening van de certificatie-autoriteit, omvat het nazicht van de gebruikerscertificaten de controle van de geldigheidsdatum ervan, van het soort gebruik ervan maar ook van zijn status (opschorting of herroeping en reden ervan). De Certificate Revocation Lists omvat in een enkel bestand de informatie met betrekking de herroeping en opschortingen van de certificaten afgeleverd door de certificatie -autoriteit; Module RMI: deze module behelst een communicatieprotocol dat toelaat Java-componenten vanop afstand uit te voeren in een gedistribueerde omgeving. Dit protocol biedt aan het systeem een aantal kenmerken, zoals het beheer van de communicatie en van de problemen die zich kunnen voordoen, de mogelijkheid om aansluitingen op te splitsen, (wat het risico van beperking van het aantal concurrerende aanwendingen vermindert) en het beheer van de veiligheid (waardoor elke ongewenste inbraak onmogelijk wordt).
E.
Gegevens meegedeeld door de Kruispuntbank
Beraadslaging nr. 03/78 van 22 juli 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan het Fonds voor Arbeidsongevallen met het oog op een onderzoek met betrekking tot de impact van een arbeidsongeval op de financiële situatie van het slachtoffer (…)
64
1.
Onderwerp van de aanvraag
In het kader van de herdenking van de afkondiging van de arbeidsongevallenwet van 24 december 1903 (later vervangen door de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971) werd onder de voogdij van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen een stuurgroep opgericht, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale overheidsdienst Sociale Zekerheid, de werkgevers, de werknemers en de arbeidsongevallenverzekeraars. Het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO), dat zijn medewerking verleent aan de werkzaamheden van de stuurgroep, wenst met het oog op een onderzoek met betrekking tot de impact van een arbeidsongeval op de financiële situatie van het slachtoffer te beschikken over bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard afkomstig uit het datawarehouse-arbeidsmarkt. Om de financiële situatie van een slachtoffer van een arbeidsongeval te vergelijken met diens financiële situatie van vóór het arbeidsongeval, wordt uitgegaan van de volledige populatie van sociaal verzekerden van wie de blijvende arbeidsongeschiktheid bij vonnis of bij bekrachtiging werd vastgesteld in 1997, 1998 of 1999 en van wie het arbeidsongeval zich heeft voorgedaan tijdens de periode van zes jaren vóór het jaar van voormelde vaststelling. Het betreft ongeveer twintigduizend sociaal verzekerden, van wie de financiële situatie zal worden onderzocht tot maximaal drie jaren na het jaar van voormelde vaststelling. De lijst van betrokken sociaal verzekerden wordt door het FAO aan de Kruispuntbank meegedeeld met per betrokkene de vermelding van enkele kenmerken, te weten het INSZ, de leeftijdsklasse, het geslacht, het arrondissement van de woonplaats, het jaar van de definitieve vaststelling van de blijvende arbeidsongeschiktheid, de aard van de definitieve vaststelling van de blijvende arbeidsongeschiktheid (bij vonnis of bij bekrachtiging), het jaar van de consolidatie van de letsels, de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid (zeven klassen), het bedrag van het trimestriële basisloon (dertien klassen) en het bedrag van de trimestriële arbeidsongevallenuitkering (het betreft het precieze bedrag vermits de Kruispuntbank dient te kunnen overgaan tot het globaliseren van het trimestriële inkomen). Per betrokkene worden volgende sociale gegevens van persoonlijke aard aan het FAO meegedeeld: Geglobaliseerde sociale gegevens van persoonlijke aard: de socio-economische positie en het geglobaliseerd trimestriële inkomen (dertien klassen). Voor het berekenen van het geglobaliseerd trimestriële inkomen maakt de Kruispuntbank onder meer gebruik van het door het FAO meegedeelde bedrag van de trimestriële arbeidsongevallenuitkering. Sociale gegevens van persoonlijke aard ter beschikking te stellen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ): het loon tijdens het trimester (dertien loonklassen), het al dan niet tewerkgesteld zijn tijdens het trimester, de beroepscategorie op de laatste dag van het trimester (arbeider, bediende, ambtenaar of andere), het percentage van werkelijk gepresteerde arbeidstijd in verhouding tot de voltijdswerkende maatman, het arbeidsvolume (arbeid en gelijkgestelde dagen) tijdens het trimester (drie klassen), de sector van tewerkstelling (publiek of privaat), het aantal werknemers van de werkgever (negen klassen) en de NACE-code van de werkgever (vier cijfers). Sociale gegevens van persoonlijke aard ter beschikking te stellen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO): het loon tijdens het trimester (dertien loonklassen) en het al dan niet tewerkgesteld zijn tijdens het trimester. Sociale gegevens van persoonlijke aard ter beschikking te stellen door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA): het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen tijdens het trimester (dertien klassen) en de gezinssituatie van betrokkene (zes klassen). Sociale gegevens van persoonlijke aard ter beschikking te stellen door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP): het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen tijdens het trimester (dertien klassen), de gezinssituatie van de invalide (drie klassen), het jaar en het trimester van het begin van de primaire arbeidsongeschiktheid, het al dan niet invalide zijn op de laatste dag van het trimester, het bedrag van het pensioen tijdens het trimester (dertien klassen) en de gezinssituatie van de gepensioneerde (twee klassen). Sociale gegevens van persoonlijke aard ter beschikking te stellen door het Nationaal Intermutualistisch College (NIC): het bedrag van de primairearbeidsongeschiktheidsuitkeringen tijdens het trimester (dertien klassen) en de gezinssituatie van betrokkene (twee klassen).
65
Hogervermelde sociale gegevens van persoonlijke aard kunnen allen gehaald worden uit het datawarehouse arbeidsmarkt, met uitzondering evenwel van de RIZIV/RVP- en NIC-gegevens, die door deze instellingen zelf ter beschikking van de Kruispuntbank worden gesteld. De uiteindelijke mededeling aan het FAO heeft tevens betrekking op de door het FAO zelf meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard, met dat verschil dat het bedrag van de trimestriële arbeidsongevallenuitkering nu ook in dertien klassen wordt gevat en dat het INSZ wordt gecodeerd. Het Comité is evenwel van oordeel dat beide maatregelen niet volstaan om te kunnen gewagen van “gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard”, dit zijn persoonsgegevens die enkel door middel van een code in verband kunnen worden gebracht met een geïdentificeerd of identificeerbaar persoon. 2.
Behandeling van de aanvraag
Vermits het FAO per betrokkene onder meer mededeling bekomt van negen gegevens die het zelf initieel heeft meegedeeld (met als enige verschil dat het precieze bedrag van de trimestriële arbeidsongevallenuitkering nu ook in dertien klassen wordt uitgedrukt), lijkt het risico reëel dat op basis van deze negen gegevens de overige gegevens kunnen herleid worden tot de betrokken sociaal verzekerde. De mededeling dient beschouwd te worden als een mededeling van niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard en de bepalingen van afdeling III van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens dienen te worden nageleefd. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 bepaalt dat indien een latere verwerking van gecodeerde gegevens niet de mogelijkheid biedt de historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden te verwezenlijken, de verantwoordelijke voor de latere verwerking niet-gecodeerde persoonsgegevens mag verwerken. In dat geval vermeldt hij in zijn aangifte aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer waarom de latere verwerking van gecodeerde gegevens niet de mogelijkheid biedt de historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden te verwezenlijken. Ingevolge de artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 dient de verantwoordelijke voor de latere verwerking vooraf enige informatie te verschaffen aan de betrokkenen en dienen de betrokkenen op hun beurt uitdrukkelijk hun toestemming te geven voor de verwerking van hen betreffende niet-gecodeerde persoonsgegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. Deze verplichtingen dienen krachtens de artikelen 20 en 21 van hetzelfde koninklijk besluit evenwel niet te worden nagekomen indien, enerzijds, de nakoming onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite kost en, anderzijds, de verantwoordelijke voor de latere verwerking in zijn aangifte aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer enige bijkomende informatie opneemt. De eerstgenoemde voorwaarde lijkt van toepassing; het FAO bezit immers enkel de theoretische mogelijkheid om de ontvangen gegevens te herleiden tot de sociaal verzekerde op wie ze betrekking hebben – het lijkt niet redelijk om het FAO te verplichten om onverkort de identiteit van alle betrokkenen te achterhalen om hen vervolgens om toestemming te vragen. De mededeling gebeurt voor een wettig doeleinde, met name een onderzoek met betrekking tot de impact van een arbeidsongeval op de financiële situatie van het slachtoffer. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. De Kruispuntbank mag de sociale gegevens van persoonlijke aard slechts meedelen nadat ze in het bezit werd gesteld van het door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitgereikte ontvangstbewijs van de verrichte aangifte van de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. Het FAO dient er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. Het FAO mag de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van het voormelde onderzoek en maximaal tot 31 december 2003; daarna dienen zij te worden vernietigd. De Kruispuntbank zal de gegevens (waaronder het INSZ) bewaren tot 30 juni 2004.
66
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan de Kruispuntbank om aan het FAO bovenvermelde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met het oog op een onderzoek met betrekking tot de impact van een arbeidsongeval op de financiële situatie van het slachtoffer. Tussen de Kruispuntbank en het FAO dient een contract te worden gesloten waarin de nodige veiligheidsmaatregelen worden voorzien. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard mogen worden bewaard zolang dit noodzakelijk is in het kader van voormeld onderzoek en maximaal tot 31 december 2003; daarna dienen zij te worden vernietigd. Het FAO dient er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. Het Toezichtscomité vestigt er de aandacht op dat indien het onderzoek wordt toevertrouwd aan een derde instantie, de mededeling beperkt kan blijven tot gecodeerde persoonsgegevens. De hogervermelde machtiging geldt eveneens voor een dergelijke mededeling, mocht het FAO daar gebruik van wensen te maken.
F.
Gegevens afkomstig van het Rijksregister / Wachtregister
Beraadslaging nr. 03/86 van 22 juli 2003 m.b.t. de raadpleging van het wachtregister door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoede bestrijding en Sociale Economie, de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening – toepassing van het koninklijk besluit van 2 december 2002 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij wet van 24 mei 1994, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 juli 1994, werd een wachtregister opgericht voor vreemdelingen die zich vluchteling verklaren of die vragen om als vluchteling te worden erkend. In dat register, dat binnen iedere gemeente wordt bijgehouden, worden ingeschreven op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd, de kandidaat-vluchtelingen die niet in een andere hoedanigheid in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven. Ingevolge de wijziging die door artikel 8 van de wet van 24 mei 1994 werd aangebracht in artikel 2 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen worden de kandidaat-vluchtelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven eveneens in het Rijksregister ingeschreven en worden de negen verplichte gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, wat hen betreft, eveneens geregistreerd in deze op centraal niveau bijgehouden geïnformatiseerde databank; het betreft de naam en voornamen, de geboorteplaats en –datum, het geslacht, de nationaliteit, de hoofdverblijfplaats, de plaats en datum van overlijden, het beroep, de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin. In het Rijksregister wordt daarenboven melding gemaakt van, enerzijds, het register waarin de betrokkene is ingeschreven (ofwel de bevolkings- of vreemdelingenregisters, ofwel de registers gehouden in de diplomatieke zendingen en de consulaire posten in het buitenland, ofwel het wachtregister) en, anderzijds, de administratieve toestand van de kandidaat-vluchtelingen.
67
Onder administratieve toestand dienen te worden verstaan de veertien in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om die gegevens in het wachtregister in te voeren vermelde elementen: 1° 2°
3° 4° 5° 6°
7°
8° 9° 10°
11° 12° 13°
14°
de datum waarop de status van vluchteling is aangevraagd en de overheid waarbij die aanvraag is ingediend; de woonplaats die de kandidaat-vluchteling heeft gekozen krachtens de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; ieder identiteitsdocument of ander document dat in aanmerking kan worden genomen om de identiteit van de kandidaat-vluchteling vast te stellen; de andere namen of schuilnamen waaronder de kandidaat-vluchteling eveneens bekend is; de datum van aankomst in België en het land van herkomst; de beslissingen betreffende de aanvraag van de kandidaat-vluchteling, genomen door de bevoegde Minister of zijn gemachtigde, door de Commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of zijn adjunct en door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen; de beroepen die tegen de in 6° bedoelde administratieve beslissingen werden ingesteld bij de Commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen, de Raad van State en, in voorkomend geval, de rechtbanken van de Rechterlijke Orde, alsook de beslissingen, adviezen, vonnissen en arresten die op die beroepen zijn gewezen; de datum van kennisgeving of betekening aan de kandidaat-vluchteling van de in 6° en 7° bedoelde beslissingen, adviezen, vonnissen en arresten; in voorkomend geval, de verplichte plaats van inschrijving, die door de Minister of zijn gemachtigde werd vastgesteld met toepassing van de wet van 15 december 1980; eventueel, de datum waarop een maatregel tot verwijdering van het grondgebied is genomen, de datum waarop de kandidaat-vluchteling er in kennis van is gesteld, en de datum waarop deze het grondgebied effectief heeft verlaten; het dossiernummer dat door de Dienst Vreemdelingenzaken is toegekend; het voorlopig persoonlijk nummer dat door de Dienst Vreemdelingenzaken aan de kandidaatvluchteling is toegekend; in voorkomend geval, de datum waarop de status van vluchteling is toegekend en de overheid die deze beslissing heeft genomen of de datum van intrekking van de aanvraag tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling; het adres aangegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de directeurs van de opvangcentra voor vluchtelingen en de Raad van State.
Bij koninklijk besluit van 2 december 2002, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 januari 2003, werden de instellingen van sociale zekerheid gemachtigd om het wachtregister te raadplegen. In het Verslag aan de Koning wordt evenwel verduidelijkt: “Het is het Toezichtscomité van de Kruispuntbank dat, voor elke instelling, zal nagaan voor welke taken en tot welke gegevens de toegang moet verleend worden.”. De instellingen van sociale zekerheid dienen allen te kunnen beschikken over de negen gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 – net zoals ze kunnen beschikken over die gegevens voor wat betreft de sociaal verzekerden die in de bevolkings- of vreemdelingenregisters zijn ingeschreven – en over de aanduiding van het register waarin de betrokkene is ingeschreven (artikel 3, eerste lid, 10°, van de wet van 8 augustus 1983). De gegevensbehoeften op het vlak van de administratieve toestand van de kandidaat-vluchtelingen (artikel 3, eerste lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983) zijn evenwel van uiteenlopende aard. Hieronder wordt aangeduid over welke informatie aangaande de administratieve toestand de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s), de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dienen te beschikken voor het uitvoeren van hun opdrachten. 2.
Raadpleging van het Wachtregister
2.1.
Door de OCMW’s
2.1.1. Algemeen
68
Eind 1994 werd het zogenaamde “spreidingsplan” voor asielzoekers ingevoerd. Dit spreidingsplan strekt tot de verdeling van de asielzoekers over de verschillende gemeenten van het land. Alhoewel de regering in eerste instantie een feitelijke spreiding van de asielzoekers beoogde – dit is het opleggen van een verplichte verblijfplaats in een gemeente – diende zij zich tevreden te stellen met de louter administratieve en financiële spreiding van asielzoekers. Praktisch betekent dit dat een aantal van de asielzoekers die in België aankomen aan een OCMW worden toegewezen om hun recht op materiële opvang tijdens de ontvankelijkheidsfase in het lokaal opvanginitiatief van het OCMW uit te oefenen. Zodra de asielzoeker ontvankelijk verklaard is, wordt hij of zij toegewezen aan een OCMW dat bevoegd is om de maatschappelijke dienstverlening (meestal in de vorm van een financiële uitkering) te verstrekken. Zowel in het eerste als in het tweede geval bestaat de mogelijkheid dat de asielzoeker niet verblijft in respectievelijk het lokaal opvanginitiatief of de gemeente waaraan hij werd toegewezen. Toch blijft het OCMW bevoegd voor in het eerste geval de medische en farmaceutische verzorging van de asielzoeker (het recht op materiële opvang kan niet elders worden uitgeoefend) en in het tweede geval de maatschappelijke dienstverlening in het algemeen. Aan de hand van het wachtregister kan het OCMW belast met het toekennen van de sociale bijstand worden bepaald en kunnen de OCMW’s de asielzoekers op een duidelijke wijze identificeren. Meer algemeen heeft het wachtregister tot doel de gemachtigde overheden toe te laten op elk ogenblik de lokalisatie van asielzoekers in België te kennen (en indien noodzakelijk de samenstelling van hun gezin en de stand van de procedure met het oog op het toekennen van het statuut van vluchteling), het nemen van maatregelen tot repatriëring en verwijdering te vergemakkelijken en een meer coherent beleid toe te laten tussen de talrijke overheden die in deze materie gevraagd worden tussen te komen. De OCMW’s zijn als openbare instelling belast met een belangrijke wettelijke socialezekerheidsopdracht, met name het verlenen van maatschappelijke dienstverlening aan asielzoekers zodat dezen in staat zijn om een menswaardig leven te leiden. Om deze opdracht ten aanzien van asielzoekers en uitgeprocedeerde asielzoekers te kunnen uitvoeren, dienen de OCMW’s het wachtregister te kunnen consulteren. 2.1.2. Toepasselijke wettelijke bepalingen Artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beperkt de taak van de OCMW’s tot het verlenen van dringende medische hulp wanneer het gaat om illegaal in België verblijvende vreemdelingen. Asielzoekers zijn illegaal wanneer hun asielaanvraag werd afgewezen en hen een bevel om het grondgebied te verlaten, werd betekend. Wanneer de vreemdeling werkelijk steuntrekkende is op het ogenblik dat hem een dergelijk bevel wordt betekend, heeft hij verder recht op maatschappelijke dienstverlening tot de dag dat hij het land effectief verlaat of tot de dag dat de termijn om het betekende bevel uit te voeren, verstrijkt. Ook bij een verklaring van vrijwillig vertrek is een verlenging van de dienstverlening mogelijk. Artikel 57ter van dezelfde wet ontheft de OCMW’s van de taak tot het verlenen van maatschappelijke dienstverlening wanneer de asielzoeker wordt toegewezen aan een opvangcentrum of een lokaal opvanginitiatief waar materiële opvang wordt geboden die de betrokkene in staat moet stellen om menswaardig te leven of wanneer de asielzoeker daar vrijwillig verblijft. Artikel 60, § 1, van dezelfde wet bepaalt dat het OCMW een sociaal onderzoek kan uitvoeren alvorens tot de dienstverlening over te gaan. Wanneer de asielzoeker niet in de eigen gemeente verblijft, kan het bevoegde OCMW aan het OCMW van de feitelijke verblijfplaats vragen om dit onderzoek uit te voeren. Artikel 60, § 2, van dezelfde wet legt aan het OCMW de plicht op om alle nuttige raadgevingen en inlichtingen te verstrekken en de stappen te doen om aan de betrokkenen alle rechten en voordelen te verlenen waarop zij krachtens de Belgische of de buitenlandse wetten aanspraak kunnen maken. Het OCMW moet aldus informatie kunnen verstrekken over de mogelijkheden tot beroep bij de Raad van State na een negatieve beslissing van de Commissaris -generaal voor de vluchtelingen of de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (en de gevolgen voor het recht op maatschappelijke dienstverlening) en over het recht op dringende medische hulp verleend door het OCMW van de feitelijke verblijfplaats wanneer de asielzoeker illegaal is geworden. Het OCMW moet, gelet op het voorgaande, in het wachtregister kunnen nagaan of het wel degelijk om een asielzoeker gaat, met andere woorden of er een inschrijving in het wachtregister is gebeurd. Daarenboven dient het te kunnen beschikken over de verplichte plaats van inschrijving, de nodige identiteitsdocumenten (om dubbele dienstverlening te voorkomen – daartoe kunnen ook de andere namen en de schuilnamen van betrokkene van pas komen), de stand van zaken in de procedure (om na te gaan of het OCMW nog steeds
69
bevoegd is), de gekozen woonplaats (om een kopie van de genomen beslissingen en elke andere informatie te bezorgen), de datum van aankomst en het land van herkomst (de verblijfsduur in België en het land van herkomst kunnen bepalend zijn om de toepasselijkheid van bepaalde regelgeving vast te stellen) en het dossiernummer van de Dienst Vreemdelingenzaken (dit nummer komt van pas wanneer het OCMW de Dienst Vreemdelingenzaken moet contacteren om verdere informatie aangaande de verblijfsrechtelijke situatie van de betrokkene – daartoe kan ook het door de Dienst Vreemdelingenzaken toegekende voorlopig persoonlijk nummer van betrokkene van pas komen). Ook voor de toepassing van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn moet het OCMW in het wachtregister kunnen nagaan of het om een asielzoeker gaat, welke zijn verplichte plaats van inschrijving en zijn feitelijke verblijfplaats is, hoe het zit met de procedure (om na te gaan of de bijzondere bevoegdheidsbepalingen nog gelden) en welke woonplaats de betrokkene heeft gekozen als contactadres. 2.2.
Door de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie
De Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie werd bij koninklijk besluit van 12 december 2002 opgericht bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en heeft onder meer tot opdracht de maatschappelijke integratie, met inbegrip van de juridische ondersteuning van en de betaling van toelagen aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW). Aangezien iedere beslissing die genomen wordt tijdens de asielprocedure (of de betekening ervan) kan leiden tot stopzetting of hervatting van de steunverlening, dient de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie te kunnen nagaan wanneer een asielaanvraag werd ingediend, wanneer een bevel om het grondgebied te verlaten werd betekend en welke beslissingen of beroepen er in de asielprocedure werden genomen of ingediend en wanneer deze werden betekend. Voor de toepassing van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven moet de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie in het wachtregister de administratieve toestand van asielzoekers kunnen nagaan. Ingevolge artikel 4 van het ministerieel besluit van 30 januari 1995 betaalt de staat in geen geval de kosten terug van de maatschappelijke dienstverlening die werd toegekend in strijd met de artikelen 57, § 2, en 57ter van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De verplichte plaats van inschrijving is nodig om na te kunnen gaan welk opvangcentrum of OCMW bevoegd is om de maatschappelijke hulp te verstrekken en dus ook welk OCMW desgevallend bevoegd is om de gemaakte kosten binnen de wettelijke grenzen bij de staat terug te vorderen. 2.3.
Door de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Ingevolge artikel 1 van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag wordt gezinsbijslag toegekend ten behoeve van het kind dat uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste is van een natuurlijke persoon die in België verblijft. Deze natuurlijke persoon moet werkelijk en ononderbroken verbleven hebben in België gedurende minstens de laatste vijf jaar die de indiening van de aanvraag om gewaarborgde gezinsbijslag voorafgaan. Indien hij vreemdeling is, moet hij toegelaten of gemachtigd zijn in België te verblijven of zich er te vestigen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Artikel 2 van dezelfde wet bepaalt dat de gewaarborgde gezinsbijslag geldt voor het kind dat werkelijk in België verblijft. Evenwel moet het kind, dat geen bloedverwant tot en met de derde graad van de aanvrager is, noch kind van diens echtgenoot of gewezen echtgenoot of van de persoon met wie hij een huishouden vormt, gedurende ten minste de laatste vijf jaar die de indiening van de aanvraag voorafgaan, werkelijk en ononderbroken in België hebben verbleven. Indien het kind vreemdeling is, moet het toegelaten of gemachtigd zijn in België te verblijven of zich er te vestigen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980.
70
Om de voormelde voorwaarden (verblijf van vijf jaar in België en toelating/machtiging om in België te verblijven of er zich te vestigen) te kunnen verifiëren, dienen de RKW en de kinderbijslagfondsen te beschikken over de datum van aankomst in België en het land van herkomst (artikel 2, 5°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995) en over de beslissingen betreffende de aanvraag van de kandidaat-vluchteling (artikel 2, 6°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995). Daarenboven is het voor de kinderbijslagsector van belang met zekerheid te weten of de aanvrager van de gezinsbijslag of het rechtgevend kind al dan niet het statuut van erkende vluchteling bezit. De vluchtelingen in de zin van de wet van 15 december 1980 worden immers vrijgesteld van de hogervermelde verblijfsvoorwaarde. Aldus dienen ook de datum waarop de status van vluchteling is toegekend en de overheid die deze beslissing heeft genomen of de datum van intrekking van de aanvraag tot erkenning van de status van vluchteling (artikel 2, 13°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995) geraadpleegd te kunnen worden. 2.4.
Door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
Ingevolge de artikelen 43 en 69 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering worden de vreemde of staatloze werknemers slechts toegelaten tot het recht op uitkeringen en kunnen de vreemde of staatloze werklozen slechts een uitkering genieten indien zij voldoen aan de wetgeving die betrekking heeft op de vreemdelingen en aan deze die betrekking heeft op de tewerkstelling van vreemde arbeidskrachten; voor de personen die krachtens de toepasselijke wetgeving de hoedanigheid van vluchteling bezitten, geldt een specifieke regeling. De RVA en de uitbetalingsinstellingen dienen voor de toepassing van deze artikelen – en meer bepaald om de identiteit en het statuut van betrokkene vast te stellen en te kunnen beslissen over de toelaatbaarheid of de vergoedbaarheid – te beschikken over ieder identiteitsdocument of ander document dat in aanmerking kan worden genomen om de identiteit van de kandidaat-vluchteling vast te stellen (artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995), de andere namen of schuilnamen waaronder de kandidaat-vluchteling eveneens bekend is (artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995), de datum waarop een maatregel tot verwijdering van het grondgebied is genomen, de datum waarop de kandidaat-vluchteling er in kennis van is gesteld en de datum waarop deze het grondgebied effectief heeft verlaten (artikel 2, 10°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995) en de datum waarop de status van vluchteling is toegekend en de overheid die deze beslissing heeft genomen of de datum van intrekking van de aanvraag tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling (artikel 2, 13°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995). De woonplaats die de kandidaat-vluchteling heeft gekozen krachtens de wet van 15 december 1980 (artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995), de verplichte plaats van inschrijving (artikel 2, 9°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995) en het adres aangegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de directeurs van de opvangcentra voor vluchtelingen en de Raad van State (artikel 2, 14°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995) zijn nuttig voor de toepassing van de artikelen 71 en 142 van het koninklijk besluit van 25 november 1991. Deze artikelen regelen immers de controle van de werkloosheidsperiodes (waarvoor de bevoegde gemeente moet worden achterhaald) en de beslissingen inzake het recht op uitkeringen (waarvoor het bevoegde werkloosheidsbureau moet worden achterhaald). 3.
Raadpleging via elektronische berichten
De hogervermelde veertien gegevens met betrekking tot de administratieve toestand van de kandidaatvluchtelingen zullen door de OCMW’s worden geraadpleegd aan de hand van zeven elektronische berichten:
Bericht H210 H205
H206
Inhoud van het bericht het register waarin de betrokkene is ingeschreven de hoedanigheid van de betrokkene (kandidaat-vluchteling, echtgenoot of kind) de datum waarop de betrokkene de status van vluchteling heeft aangevraagd de overheid waarbij de betrokkene de status van vluchteling heeft aangevraagd de datum van aankomst van de betrokkene in België het land van herkomst van de betrokkene de initiële beslissingen van de bevoegde instanties de beroepen die tegen de initiële beslissingen van de bevoegde instanties werden ingesteld
71
H207 H211 H213 H214
de beslissingen die op de beroepen zijn gewezen de datum van kennisgeving of betekening van de beslissingen aan de betrokkene de datum waarop een maatregel tot verwijdering van het grondgebied is genomen de datum waarop de betrokkene in kennis is gesteld van de maatregel de datum waarop de betrokkene het grondgebied effectief heeft verlaten de datum waarop de status van vluchteling is toegekend de overheid die de status van vluchteling heeft toegekend de datum van intrekking van de aanvraag de verplichte plaats van inschrijving van de betrokkene (OCMW of opvangcentrum) het document dat is gebruikt om de identiteit van de betrokkene vast te stellen de andere namen of schuilnamen van de betrokkene de woonplaats van de betrokkene het adres aangegeven bij de betrokken instanties
De Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie wenst het wachtregis ter te raadplegen, aan de hand van de elektronische berichten H206 en H207. Aan de behoeften van de RKW kan worden voldaan met het elektronisch bericht H206. Tenslotte, kan aan de behoeften van de RVA worden voldaan mits enkele bestaande elektronische berichten, met name H206, H207, H211, H213 en H214.
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan : -
-
-
de OCMW’s om het wachtregister raadplegen aan de hand van de elektronische berichten H210, H205, H206, H207, H211, H213 en H214, voor zover ze de gegevens uit dat register nodig hebben voor het vervullen van hun hogervermelde opdrachten. de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie om het wachtregister raadplegen aan de hand van de elektronische berichten H206 en H207, voor zover hij de gegevens uit dat register nodig heeft voor het vervullen van zijn hogervermelde opdrachten. de RKW om het wachtregister raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht H206, voor zover hij de gegevens uit dat register nodig heeft voor het vervullen van zijn hogervermelde opdrachten. de RVA om het wachtregister raadplegen aan de hand van de elektronische berichten H206, H207, H211, H213 en H214, voor zover hij de gegevens uit dat register nodig heeft voor het vervullen van zijn hogervermelde opdrachten.
72
2.
Beraadslagingen m.b.t. de machtigingsaanvragen voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk (art. 15, 2de lid van de wet van 15 januari 1990) A.
Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en/of de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten
Beraadslaging nr. 02/111 van 3 december 2002 m.b.t. de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998, gewijzigd op 2 maart 1999, heeft het Comité de RSZ, op een algemene wijze, gemachtigd om onder bepaalde voorwaarden bepaalde gegevens uit het werkgeversrepertorium22 en het vestigingenbestand23 mee te delen aan openbare instellingen, verenigingen en privaatrechtelijke ondernemingen. De RSZ laat weten steeds meer verzocht te worden tot mededeling van de identiteit van het paritair comité waaronder een bepaalde werkgever ressorteert. Er wordt bijgevolg gevraagd de machtiging vervat in hogervermelde beraadslaging tot dit gegeven uit te breiden. 2.
Behandeling van de aanvraag
In zijn beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998 heeft het Toezichtscomité uitdrukkelijk het openbaar karakter van het werkgeversrepertorium en het vestigingenbestand benadrukt. De mededeling van de identiteit van het paritair comité waaronder een bepaalde werkgever ressorteert vereist enkel een machtiging indien de werkgever een natuurlijke persoon is. Het betreft dan een persoonsgegeven waarvan de mededeling geen risico inhoudt voor eventuele schending van de persoonlijke levenssfeer van de personen.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998 tot het gegeven “identiteit van het paritair comité waaronder de werkgever ressorteert”.
* Beraadslaging nr. 03/03 van 4 februari 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegeve ns van persoonlijke aard door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en/of de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met het oog op het verrichten van veiligheidsonderzoeken (…)
22
23
Het betreft het inschrijvingsnummer van de werkgever, zijn identificatie, zijn juridische vorm, het adres van de maatschappelijke zetel, de NACE-code van zijn voornaamste activiteit, de NIS-code van de gemeente waar de voornaamste zetel is ondergebracht, de belangrijkheidscode van het aantal op 30 juni van het vorige jaar tewerkgestelde werknemers en de code aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de onderneming meer dan één activiteit uitoefent en/of in meer dan één gemeente van het land aanwezig is. Het betreft het inschrijvingsnummer van de werkgever, de NACE-code, de gemeentecode van elke vestiging en de dimensionele code die de orde van grootheid van het aantal werknemers aangeeft.
73
1.
Toelichting van de aanvraag
Ingevolge de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen kan informatie waarvan de niet-geëigende aanwending schade kan toebrengen aan welbepaalde belangen – zoals de (inwendige en uitwendige) veiligheid van de Staat – “geclassificeerd” worden. Dat betekent dat aan deze informatie een bepaald beschermingsniveau wordt toegekend (geheim, zeer geheim of vertrouwelijk) en dat de toegang tot deze informatie beperkt wordt tot personen die houder zijn van een overeenstemmende veiligheidsmachtiging en de informatie nodig hebben voor het uitoefenen van hun functie of opdracht. Een veiligheidsmachtiging wordt verstrekt na een veiligheidsonderzoek door de Veiligheid van de Staat of de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht; deze hebben tot taak vast te stellen dat aan alle noodzakelijke voorwaarden voor het afgeven van de veiligheidsmachtiging werd voldaan; zij gaan daartoe in het bijzonder na of personen voldoende garanties bieden inzake geheimhouding, loyauteit en integriteit. De persoon die een veiligheidsmachtiging dient te verkrijgen, dient eenmalig in te stemmen met het instellen van het veiligheidsonderzoek. Hij wordt steeds vooraf op de hoogte gebracht van elk hem betreffend veiligheidsonderzoek – daarbij wordt hij in kennis gesteld van de types van gegevens die gedurende het veiligheidsonderzoek kunnen worden onderzocht – en kan zijn instemming op ieder moment intrekken. De personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben en samenwonen met de persoon die de veiligheidsmachtiging nodig heeft, worden eveneens op de hoogte gebracht wanneer zij een veiligheidsonderzoek dienen te ondergaan – de wet voorziet evenwel niet uitdrukkelijk dat deze personen hun instemming voor het veiligheidsonderzoek dienen te verlenen. Buiten het geval dat de veiligheidsmachtiging voor hen vereist is, kunnen de personen jonger dan achttien jaar niet aan een veiligheidsonderzoek worden onderworpen. Het veiligheidsonderzoek wordt uitgevoerd door agenten van de Veiligheid van de Staat of de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid. In het kader van het veiligheidsonderzoek kunnen zij alle nodige inlichtingen inwinnen en, op voorlegging van het document waaruit de instemming of de kennisgeving van de betrokkene blijkt, vanwege de bij koninklijk besluit aangeduide openbare diensten de kosteloze mededeling vorderen van alle inlichtingen waarover ze beschikken. Artikel 30 van het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen vermeldt in dit verband (als enige instelling van sociale zekerheid) de Kruispuntbank. 2.
Onderwerp van de aanvraag
In het kader van enkele lopende veiligheidsonderzoeken verzoekt de Veiligheid van de Staat de Kruispuntbank om mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aangaande een achttal personen die samenwonen met een persoon die een veiligheidsmachtiging nodig heeft. De gevraagde sociale gegevens van persoonlijke aard – te weten voor elke betrokkene een overzicht van zijn werkgevers gedurende de afgelopen tien jaren – kunnen evenwel niet worden verschaft door de Kruispuntbank maar wel door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en/of de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO). 3.
Behandeling van de aanvraag
De mededeling beantwoordt aan wettelijke doeleinden, met name het verrichten van veiligheidsonderzoeken met het oog op het toekennen van veiligheidsmachtigingen, conform de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen. De mee te delen sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van die doeleinden, ter zake dienend en niet overmatig; bij het nagaan van de garanties inzake geheimhouding, loyauteit en integriteit die de betrokken persoon voorlegt, kan het gerechtvaardigd zijn de professionele antecedenten te kennen van de personen met wie deze samenwoont. De personen over wie sociale gegevens van persoonlijke aard worden gevraagd, dienen niet uitdrukkelijk in te stemmen met het veiligheidsonderzoek. Ze hebben echter allen het instemmingsformulier ondertekend van de persoon die een veiligheidsmachtiging nodig heeft en aldus verklaard weet te hebben van het feit dat ze eveneens het voorwerp van een veiligheidsonderzoek uitmaken.
74
Ingevolge de hogervermelde wet van 11 december 1998 dient de persoon die een veiligheidsmachtiging nodig heeft op de hoogte te worden gebracht van de types van gegevens die gedurende het veiligheidsonderzoek kunnen worden onderzocht; aan deze verplichting wordt echter slechts op minimale wijze tegemoet gekomen door middel van een standaarddocument waarin de mogelijke informatiebronnen worden beschreven (zie de tweede bijlage bij het hogervermelde koninklijk besluit van 24 maart 2000). Ten aanzien van personen die samenwonen met diegene die de veiligheidsmachtiging nodig heeft, geldt deze verplichting zelfs niet. De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het kader van een veiligheidsonderzoek kan slechts gerealiseerd worden indien de betrokkenen – zowel de personen die een veiligheidsmachtiging nodig hebben als de personen die met hen samenwonen – vooraf duidelijk geïnformeerd werden over de inhoud en de draagwijdte van de mededeling en hun toestemming hebben verleend in de zin van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens t.t.z. een vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten dienen met andere woorden aan de betrokkenen een volledig overzicht te bezorgen van de sociale gegevens van persoonlijke aard die zullen worden opgevraagd. Deze informatieverstrekking dient te gebeuren vóór de ondertekening van het document waaruit de instemming (indien het gaat om personen die een veiligheidsmachtiging nodig hebben) of kennisname (indien het gaat om personen die samenwonen met een persoon die een veiligheidsmachtiging nodig heeft) van de betrokkenen blijkt. Gelet op het voorgaande lijkt het gerechtvaardigd de RSZ en de RSZPPO op een algemene wijze te machtigen om informatie met betrekking tot de identiteit van de werkgever(s) van meerderjarige personen die het voorwerp van een veiligheidsonderzoek uitmaken mee te delen aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, voor zover deze laatsten beschikken over een door betrokkenen ondertekend document waaruit hun instemming (indien het gaat om personen die een veiligheidsmachtiging nodig hebben) of kennisname (indien het gaat om personen die samenwonen met een persoon die een veiligheidsmachtiging nodig heeft) blijkt. Aan de betrokken instelling van sociale zekerheid dient het bewijs te worden geleverd dat betrokkenen vooraf volledig werden geïnformeerd over de draagwijdte van de mededeling. In dit geval hebben de personen die het voorwerp uitmaken van het onderzoek het instemmingsformulier, geadresseerd aan de persoon die de machtiging dient te bekomen, tegengetekend. De machtiging dient evenwel beperkt te worden tot ad hoc mededelingen op papieren drager. Indien zou worden overgegaan tot het ontwikkelen van een geïnstitutionaliseerde elektronische gegevensstroom dient het Toezichtscomité zich opnieuw uit te spreken. De Kruispuntbank wordt gemachtigd om onder dezelfde voorwaarden aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten mee te delen of betrokkenen al dan niet beschikken over een dossier bij de RSZ en/of de RSZPPO.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité een algemene machtiging aan de RSZ en de RSZPPO om informatie met betrekking tot de identiteit van de werkgever(s) van meerderjarige personen die het voorwerp van een veiligheidsonderzoek uitmaken mee te delen aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, voor zover deze laatsten een door betrokkenen ondertekend document waaruit hun instemming of kennisname blijkt, kunnen voorleggen en kunnen aantonen dat betrokkenen vooraf op exhaustieve wijze in kennis werden gesteld van de inhoud van de mededeling. De Kruispuntbank wordt gemachtigd om onder dezelfde voorwaarden aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten mee te delen of betrokkenen al dan niet beschikken over een dossier bij de RSZ en/of de RSZPPO.
* 75
Beraadslaging nr. 03/47 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan een werkgever met het oog op het uitreiken van eremedailles (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Met het oog op het uitreiken van eremedailles wenst een werkgever vanwege de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid mededeling te bekomen van het aantal jaren dienstanciënniteit van zijn werknemers in de bouwsector. De dienstanciënniteit is immers bepalend voor de aard van de uit te reiken medaille. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor krachtens artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Bij beraadslaging nr. 95/58 van 24 oktober 1995 werden de instellingen van sociale zekerheid door het Toezichtscomité gemachtigd om sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan “de personen, andere dan de instellingen van sociale zekerheid, die de betrokken gegevens voor de vervulling van hun verplichtingen inzake sociale zekerheid nodig hebben, hun aangestelden of lasthebbers, of degenen die door hen uitdrukkelijk werden gemachtigd om de gegevens te verkrijgen”. Aldus kunnen werkgevers mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard bekomen, doch enkel voor zover ze deze nodig hebben voor het vervullen van hun socialezekerheidsverplichtingen. Het uitreiken van medailles aan werknemers behelst geen socialezekerheidsverplichting. De machtiging vervat in de hogervermelde beraadslaging is derhalve niet van toepassing. Het lijkt daarenboven niet aangewezen om de mogelijkheid tot mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan werkgevers uit te breiden tot dit doeleinde. Het betreft met name sociale gegevens van persoonlijke aard die door de betrokkenen zelf aan de werkgever kunnen worden verschaft. Het feit dat het vooraf bevragen van de werknemers afbreuk doet aan het verrassingseffect bij het uitreiken van de medailles rechtvaardigt geen afwijking van het finaliteitbeginsel, krachtens hetwelk sociale gegevens van persoonlijke aard slechts voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden mogen worden verkregen en niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die rekening houdend met de redelijke verwachtingen van de betrokkene en met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, onverenigbaar is met die doeleinden.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité geen machtiging voor de mededeling van deze gegevens.
* Beraadslaging nr. 03/60 van 17 juni 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het “Steunpunt Ondernemerschap, Ondernemingen en Innovatie” (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Het “Steunpunt ondernemerschap, ondernemingen en innovatie”, dat werd opgericht door de Vlaamse Regering met als opdracht haar politiek te onderbouwen, met name door het verwerven en verzamelen van kennis met betrekking tot de economische structuur en dynamiek in Vlaanderen, wenst vanwege de RSZ mededeling te bekomen van het bestand van de inrichtingen, met vermelding van het exact aantal werknemers, ter aanvulling van de informatie uit de jaarrekeningen van de ondernemingen zoals neergelegd bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België.
76
2.
Behandeling van de aanvraag
De principiële machtiging van het Toezichtscomité overeenkomstig artikel 15 van de Kruispuntbankwet van 15 januari 1990 is enkel vereist voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard, in dit geval met betrekking tot werkgevers-natuurlijke personen. Voor de mededeling van gegevens over werkgevers-rechtspersonen is geen machtiging vereist. Bij beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998 verleende het Toezichtscomité aan de RSZ een algemene machtiging voor de mededeling van bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard uit het werkgeversen inrichtingenrepertorium (onder andere de code die de orde van grootheid van het aantal werknemers aangeeft). Het Toezichtscomité oordeelde dat deze socialegegevensbanken een openbaar karakter hebben verworven vermits de belangrijkste sociale gegevens van persoonlijke aard reeds beschikbaar blijken bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België. Overeenkomstig deze jurisprudentie mag het vestigingenbestand worden meegedeeld aan het “Steunpunt ondernemerschap, ondernemingen en innovatie”. De mededeling van het aantal werknemers van de inrichtingen houdt geen risico’s in voor de integriteit van de persoonlijke levenssfeer. De mededeling van de vermelde gegevens beantwoordt aan een wettig doeleinde, met name het realiseren van een onderzoek met betrekking tot de relatie tussen de kenniseconomie enerzijds en het ondernemerschap, de economische structuur en de dynamiek anderzijds.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging voor de mededeling van de gevraagde gegevens.
* Beraadslaging nr. 03/71 van 17 juni 2003 m.b.t. de raadpleging van diverse socialegegevensbanken door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg met het oog op het toepassen van de wetgeving inzake het betaald educatief verlof (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De directie Betaald Educatief Verlof van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wenst met het oog op het toepassen van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, in het bijzonder afdeling 6 met betrekking tot de toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers, gemachtigd te worden om de DIMONAgegevensbank van de RSZ en de RSZPPO, de gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPOaangiftes en het Werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO te raadplegen. Daarenboven wenst de federale overheidsdienst gemachtigd te worden om de mutaties inzake de RSZ- en RSZPPO-aangiftes te ontvangen. Ingevolge de bepalingen van voormelde herstelwet hebben werknemers in het kader van hun voortdurende vorming onder bepaalde voorwaarden het recht om met behoud van hun normaal loon gedurende een aantal uren op het werk afwezig te zijn. De werkgevers kunnen echter bij de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de terugbetaling verkrijgen van de lonen en de sociale bijdragen met betrekking tot het betaald educatief verlof, binnen de termijnen en overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten door de Koning bepaald. Het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen bepaalt dat de aanvraag om terugbetaling wordt ingediend in de vorm van een gezamenlijke aangifte van schuldvordering, waarbij een individuele steekkaart voor iedere gerechtigde werknemer wordt gevoegd. De aanvraag dient vergezeld te zijn van welbepaalde
77
bewijsstukken. De werkgever is daarenboven verplicht de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de aanvullende inlichtingen te verschaffen, die voor het onderzoek van zijn aanvraag noodzakelijk zouden blijken. 2.
Behandeling van de aanvraag
2.1.
Raadpleging van de DIMONA-gegevensbank van de RSZ/RSZPPO aan de hand van de elektronische berichten L850 en L851
De DIMONA -gegevensbank bevat, naast een aantal administratieve, technische en opvolgingsgegevens met betrekking tot de DIMONA-aangifte zelf, volgende sociale gegevens van persoonlijke aard. Identificatiegegevens met betrekking tot de werknemer: het INSZ, het logisch nummer van de SIS-kaart, de naam, de eerste voornaam, de eerste letter van de tweede voornaam, het geslacht, de geboortedatum, de geboorteplaats, het geboorteland, het adres en het land. Identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever (met afzonderlijke rubriek “werkgever van de student”) : het inschrijvingsnummer, de aanduiding of het inschrijvingsnummer een RSZ- dan wel een RSZPPO-nummer betreft, het uniek ondernemingsnummer, het INSZ, het paritair comité waaronder de werkgever ressorteert, de taalcode, de benaming van de werkgever-rechtspersoon, de naam en voornaam van de werkgever-natuurlijke persoon, de rechtsvorm, het maatschappelijke doel, het adres, het land, de deelentiteit (plaats van tewerkstelling), het vestigingseenheidsnummer, de werkgeverscategorie, het identificatienummer van de hoofdvestiging van het sociaal secretariaat, het identificatienummer van het bijkantoor van het sociaal secretariaat en het aansluitingsnummer bij het sociaal secretariaat. Identificatiegegevens met betrekking tot de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau: het inschrijvingsnummer, het uniek ondernemingsnummer, de benaming van de werkgever-rechtspersoon, de naam en voornaam van de werkgever-natuurlijke persoon, het adres en het land. In geval van tewerkstelling van uitzendkrachten wordt de DIMONA-aangifte verricht door het uitzendbureau dat ten overstaan van de RSZ optreedt als werkgever; de effectieve tewerkstelling gebeurt evenwel door de gebruiker. Deze gegevens laten toe de gebruiker van de uitzendkracht te identificeren. Gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract: de datum van indiensttreding, de datum van uitdiensttreding, het nummer van de controlekaarten C3.2A (bouwsector) en de hoedanigheid van de werknemer. De datum van in- en uitdiensttreding vormen de feitelijke inhoud van de DIMONA-aangifte. De gegevens met betrekking tot de controlekaarten C3.2A komen alleen voor bij tewerkstelling in de bouwsector en dienen om de tijdelijke werkloosheid te controleren; de werkgever dient het nummer van het formulier C3.2A mee te delen bij de DIMONA-aangifte om te vermijden dat nadien een ander formulier zou kunnen worden gebruikt (fraudebestrijding). Ook de hoedanigheid van de werknemer werd in de DIMONA-gegevensbank opgenomen ten behoeve van de bouwsector. Gegevens met betrekking tot de kinderbijslagkassen: het identificatienummer van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten en het dossiernummer van de werkgever. Bij beraadslaging nr. 98/80 van 1 december 1998 werden de inspectiediensten van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (destijds het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid) reeds gemachtigd om mededeling te bekomen van de door de RSZ beheerde sociale gegevens van persoonlijke aard afgeleid uit de DIMONA-aangiftes. Vervolgens werd ook nog bij beraadslaging nr. 00/79 van 3 oktober 2000 een machtiging verleend voor de raadpleging van de RSZ-DIMONAgegevensbank door de dienst Studies van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Bij beraadslaging nr. 02/96 van 27 september 2002, ten slotte, werden deze machtigingen uitgebreid tot de raadpleging van de DIMONA-gegevensbank van de RSZPPO. De directie Betaald Educatief Verlof van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg dient voormelde socialegegevensbank te kunnen raadplegen met het oog op het vaststellen en controleren van de relatie tussen de werkgever en de werknemer. 2.2.
Raadpleging van de gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes aan de hand van het elektronisch bericht A820-L
Het bericht van de RSZ- en RSZPPO-aangiftes bevat, behalve enkele administratieve gegevens, volgende sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de socialezekerheidsaangiftes van de werkgever.
78
Gegevens over de werkgever: het jaar/kwartaal van de aangifte, het inschrijvingsnummer, de aanduiding van curatele, het uniek ondernemingsnummer, het netto te betalen bedrag, de conversie naar het vijfdagenregime en de datum waarop de vakantie begint. Gegevens over de werknemer: het INSZ van de werknemer, de ORIOLUS-validatiecode, de naam en de voornaam van de werknemer, het kengetal, de werknemerscode, de begin- en einddatum van het RSZ- of RSZPPO-kwartaal, de notie “grensarbeiders”, de activiteit ten opzichte van het risico en het identificatienummer van de lokale eenheid. Gegevens over de tewerkstellingen: het aantal tewerkstellingen, de begin- en einddatum van de tewerkstelling, het nummer van het paritair comité, het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel, het contracttype, het gemiddeld aantal uren per week van de maatman, het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer, de betrokken maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd, de betrokken maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, het statuut van de werknemer, de notie “gepensioneerd”, het type leerling, de bezoldigingswijze, het functienummer, het aantal dagen tegen forfait, de categorie “vliegend personeel” en de betaling in tienden of twaalfden. Gegevens over de prestaties: het aantal prestaties, de prestatiecode, het aantal dagen van de prestatie, het aantal uren van de prestatie en het aantal vluchtminuten. Gegevens over de bezoldigingen: de looncode, de frequentie van de betaling van de premie, het percentage van de bezoldiging op jaarbasis, het bezoldigingsbedrag, het refertebrutoloon, de bijdrage op het refertebrutoloon, de referte “aantal dagen”, de begin- en einddatum van de referteperiode, het loon van de student, de bijdrage voor de student en het aantal dagen tewerkstelling van een student. De federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en zijn inspecteurs werden reeds bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 gemachtigd om de gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes te raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht A820-L. Deze socialegegevensbank bevat sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de door de werkgevers verrichte aangiften (informatie inzake tewerkstelling en bezoldiging), die de directie Betaald Educatief Verlof van de federale overheidsdienst in staat dienen te stellen om de aanvragen van de werkgevers tot terugbetaling van de lonen en de sociale bijdragen met betrekking tot het betaald educatief verlof op een vlotte wijze te behandelen, met een minimum aan administratieve belasting voor laatstgenoemden. 2.3.
Raadpleging van het Werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO aan de hand van de elektronische berichten L800/L801 en L700/L701
Het Werkgeversrepertorium van de RSZ kan geraadpleegd worden aan de hand van de elektronische berichten L800 (alfabetische opzoeking in het werkgeversrepertorium) en L801 (raadpleging van het werkgeversrepertorium). Raadpleging L800 biedt de mogelijkheid om een alfabetische opzoeking te verrichten op basis van de benaming van de werkgever teneinde diens RSZ-inschrijvingsnummer te achterhalen. Volgende gegevens zijn aldus raadpleegbaar: de naam van de werkgever, diens adres en diens RSZ-inschrijvingsnummer. Met raadpleging L801 kunnen diverse informatiegegevens over een bepaalde werkgever ingewonnen worden, op basis van diens RSZ-inschrijvingsnummer. Identificatiegegevens: het RSZ-inschrijvingsnummer, de naam en het adres van de maatschappelijke zetel, de gemeentecode van de maatschappelijke zetel, het identificatienummer van het (huidig en vroeger) sociaal secretariaat, de datum van de curatele en de naam en het adres van de curator/mandataris. Administratieve gegevens: de administratieve regeling, het taalstelsel, de datum van inschrijving en schrapping, het kwartaal van aansluiting, de datum van de laatste bijwerking en het aantal gevonden werkgeverscategorieën (maximum 15). Per gevonden werkgeverscategorie: de werkgeverscategorie, de datum van inschrijving, de datum van schrapping, de categorie van oorsprong en van bestemming, de NACE-code, de gemeentecode van de exploitatiezetel, de belangrijkheidscode, de code regionalisatie, de code taaldecreet, de code FSO, de code uitsluitend leerlingen en het aantal gevonden overboekingen (maximum 10).
79
Per gevonden overboekingsinformatie: het RSZ-inschrijvingsnummer van oorsprong en van bestemming, de datum van invoeging van de overboeking en de reden van de overboeking. Het Toezichtscomité heeft reeds machtigingen verleend voor de raadpleging van het Werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO aan de hand van de elektronische berichten L800/L801 door de arbeidsinspectie van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (beraadslaging nr. 97/47 van 24 juni 1997) en door de diensten Inschakeling in het Arbeidsproces (beraadslaging nr. 00/74 van 5 september 2000) en Studies (beraadslaging nr. 00/79 van 3 oktober 2000) van dezelfde federale overheidsdienst. Er worden nu tevens uitgebreide versies van de elektronische berichten L800/L801 aangeboden. Het nieuwe elektronisch bericht L700 vormt een uitbreiding van het elektronisch bericht L800, waaraan volgende elementen worden toegevoegd. Vooreerst wordt de alfabetische opzoeking op basis van de straatnaam mogelijk (naast de raadpleging op basis van de benaming van de werkgever). De alfabetische opzoeking wordt voorts uitgebreid tot het RSZPPO-werkgeversrepertorium (een code geeft daarbij aan of het een RSZ- dan wel een RSZPPO-werkgever betreft). Ten slotte wordt het uniek ondernemingsnummer in het RSZ- en RSZPPO-werkgeversrepertorium toegevoegd. Het elektronisch bericht L801 krijgt een uitgebreide versie L701, die op volgende punten afwijkt van de oorspronkelijke L801. Voortaan kan het werkgeversrepertorium tevens ondervraagd worden op basis van het uniek ondernemingsnummer. Vervolgens wordt in de vraagstelling de mogelijkheid geboden om een datum op te geven om de historieksituatie van het RSZ-repertorium op te vragen en kunnen zowel het RSZ- als het RSZPPO-werkgeversrepertorium geraadpleegd worden (op basis van het RSZ- of RSZPPOinschrijvingsnummer of het uniek ondernemingsnummer). Ten slotte worden de volgende gegevens toegevoegd: het e-mail-adres van de onderneming (zoals geregistreerd door de lokale beheerder op de portaalsite), de identificatie van de dienstverlener (INSZ of uniek ondernemingsnummer en aansluitingsdatum), een code die aangeeft of het een RSZ- of RSZPPO-werkgever betreft, de juridische vorm, het INSZ, het type werkgever, het BTW-nummer en de code “onroerende sector”. De hogervermelde diensten van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werden bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 gemachtigd om het Werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO te raadplegen aan de hand van de elektronische berichten L700/L701. De directie Betaald Educatief Verlof van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg dient voormelde socialegegevensbank eveneens te kunnen raadplegen, met het oog op het vaststellen en controleren van de identiteit van de werkgever. 2.4.
Mededeling van de mutaties inzake de RSZ- en RSZPPO-aangiftes aan de hand van het elektronisch bericht A820-M
Aan de hand van het elektronisch bericht A820-M worden de wijzigingen meegedeeld die optreden in de socialegegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes (zie 2.2.). De federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werd bij beraadslaging nr. 03/45 van 6 mei 2003 reeds gemachtigd om mededeling te bekomen van de mutaties van de gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes, en dit met het oog op het uitvoeren van zijn opdrachten met betrekking tot het educatief verlof. Concreet deelt de werkgever door middel van een code aan de RSZ mee welke van zijn werknemers educatief verlof nemen. Indien deze aanduiding op de aangifte voorkomt, stuurt de RSZ (SmalS-MvM) deze door naar de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die op basis van de informatie met betrekking tot het loon en de arbeidstijd de werkgever gedeeltelijk terugbetaalt (de werkgever blijft het loon van de werknemer uitbetalen, ook voor de periodes waarin deze laatste verlof heeft voor bijkomende studies).
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan de directie Betaald Educatief Verlof van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg om, met het oog op het toepassen van de wettelijke en reglementaire bepalingen
80
inzake het educatief verlof en de voortdurende vorming van werknemers, over te gaan tot raadpleging van de DIMONA-gegevensbank van de RSZ en de RSZPPO, de gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes en het Werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO. De federale overheidsdienst mag tevens, voor dezelfde doeleinden, de mutaties inzake de RSZ- en RSZPPO-aangiftes ontvangen.
* Beraadslaging nr. 03/80 van 22 juli 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de RSZ aan de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wensen door het Toezichtscomité gemachtigd te worden om vanwege de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) mededeling te bekomen van volgende sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de bij hen aangesloten werkgevers en hun werknemers: -
gegevens met betrekking tot elke bij de betrokken dienst aangesloten werk gever: de naam, het adres, het RSZ-nummer, het BTW-nummer en de activiteitensector (NACE-code); gegevens met betrekking tot elke werknemer van elke bij de betrokken dienst aangesloten werkgever: de naam, de voornaam, de geboortedatum, de geboorteplaats, het statuut, de datum van indiensttreding, de datum van uitdiensttreding en het adres.
Door deze mededeling wordt vermeden dat de werkgevers zelf nog langer de betrokken sociale gegevens van persoonlijke aard dienen mee te delen aan de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarbij zij aangesloten zijn. Dit houdt voor eerstgenoemden een belangrijke administratieve vereenvoudiging in. De RSZ werd bereid gevonden om in het werkgeversrepertorium een bijkomend gegeven op te nemen, met name de identiteit van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarbij de betrokken werkgever is aangesloten. Dit gegeven zal de RSZ in staat stellen om bij de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard het proportionaliteitsbeginsel op een afdoende wijze te respecteren: elke externe dienst voor preventie en bescherming op het werk zal slechts informatie kunnen bekomen aangaande werknemers van de bij hem aangesloten werkgevers (filterfunctie). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor krachtens artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Per werkgever die is aangesloten bij de betrokken externe dienst voor preventie en bescherming op het werk wordt een “personeelslijst” meegedeeld, die de identificatiegegevens van de werknemers bevat evenals de periode van hun tewerkstelling. Deze lijsten zullen worden aangewend in het kader van de wettelijke en reglementaire opdrachten van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, vervat in de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk en de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. De externe diensten voor preventie en bescherming op het werk dienen zich momenteel nog te baseren op de personeelslijsten opgenomen in de driemaandelijkse RSZ-aangiften om het gezondheidstoezicht op de werknemers van de betrokken werkgevers te organiseren (onder andere voor het opmaken van de lijst van aan risico blootstaande werknemers en het oproepen van deze werknemers voor een medisch onderzoek, de facturatie van hun prestaties,…). De rechtstreekse mededeling van de sociale gegevens van persoonlijke aard door de RSZ aan de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk ontslaat de werkgever van de verplichting om zelf personeelslijsten aan zijn externe dienst voor preventie en bescherming op het werk over te maken.
81
Ingevolge artikel 14, eerste lid, 2°bis, van de hogervermelde wet van 15 januari 1990 dient de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door instellingen van sociale zekerheid aan externe diensten voor preventie en bescherming op het werk niet door bemiddeling van de Kruispuntbank te geschieden. De RSZ zal de sociale gegevens van persoonlijke aard bijgevolg rechtstreeks aan de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk meedelen, daarbij gebruik makend van het in het werkgeversrepertorium voorhanden gegeven “identiteit van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarbij de werkgever is aangesloten”; aldus wordt gegarandeerd dat elke externe dienst voor preventie en bescherming op het werk slechts informatie zal bekomen aangaande werknemers van de bij hem aangesloten werkgevers.
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan de RSZ om aan elke externe dienst voor preventie en bescherming op het werk volgende sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen: -
gegevens met betrekking tot de bij de betrokken dienst aangesloten werkgever: de naam, het adres, het RSZ-nummer, het BTW-nummer en de activiteitensector (NACE-code); gegevens met betrekking tot de werknemer van de bij de betrokken dienst aangesloten werkgever: de naam, de voornaam, de geboortedatum, de geboorteplaats, het statuut, de datum van indiensttreding, de datum van uitdiensttreding en het adres.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, 2°bis, van de hogervermelde wet van 15 januari 1990 dient de mededeling niet door bemiddeling van de Kruispuntbank te geschieden.
B.
Gegevens afkomstig van het Rijksinstituut voor Ziekte - en Invaliditeitsverzekering
Beraadslaging nr. 03/85 van 22 juli 2003 m.b.t. de mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard met het oog op de toepassing van de zorgverzekering (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De zorgverzekering, ingesteld bij het Vlaamse decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, geeft gebruikers, onder bepaalde voorwaarden en ten belope van een jaarlijks maximumbedrag, recht op tenlastenemingen door een zorgkas van kosten voor niet-medische hulp- en dienstverlening. Elke persoon die binnen het Nederlandse taalgebied woont, dient daartoe aangesloten te zijn bij één van de zeven erkende zorgkassen of bij de Vlaamse Zorgkas en een ledenbijdrage te betalen. De ledenbijdrage voor het jaar 2003 werd vastgelegd op € 25, behalve voor de personen die op 1 januari 2002 recht hadden op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, die slechts € 10 dienen te betalen (zie artikel 17 van het Besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering). De vijf door de ziekenfondsen opgerichte zorgkassen (de Christelijke Mutualiteiten Zorgkas Vlaanderen, de Neutrale Zorgkas Vlaanderen, de Zorgkas van de Liberale Ziekfondsen, de Zorgkas van de Socialistische Mutualiteiten en de Zorgkas van de Onafhankelijke Ziekenfondsen) doen voor het achterhalen van het statuut van de bij hen aangeslotenen een beroep op de sociale gegevens van persoonlijke aard die door het betrokken ziekenfonds gekend zijn. Om Zorgkas DKV Belgium, OMOBZorgkas en de Vlaamse Zorgkas eveneens in staat te stellen de bijdragevermindering toe te passen voor de leden die op 1 januari 2002 recht hadden op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 1, tweede lid, en § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, werd de Kruispuntbank bij beraadslaging nr. 02/115 van 3 december 2002 door het Toezichtscomité gemachtigd om eenmalig bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan het Vlaams Zorgfonds.
82
Vooreerst bezorgt het Vlaams Zorgfonds aan de Kruispuntbank een bestand met de rijksregisternummers van de personen die zijn aangesloten bij Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas. De Kruispuntbank vervolledigt dit bestand vervolgens met de vermelding of deze personen op 1 januari 2002 al dan niet recht hadden op een verhoogde tegemoetkoming en bezorgt het daarna terug aan het Vlaams Zorgfonds. Ten slotte maakt het Vlaams Zorgfonds aan de drie betrokken zorgkassen een bestand met de sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot hun respectieve leden over. Het Vlaams Zorgfonds laat echter weten dat de mededeling door de Kruispuntbank enkel betrekking heeft op gerechtigden op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en niet op hun rechthebbenden. De drie betrokken zorgkassen beschikken derhalve niet over voldoende informatie om een correcte inning van de ledenbijdrage voor het jaar 2003 uit te voeren. De voorliggende aanvraag heeft bijgevolg betrekking op de mededeling van de identiteit van de rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) aan het Vlaams Zorgfonds, via de Kruispuntbank, met het oog op een correcte inning van de ledenbijdrage voor het jaar 2003. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor krachtens artikel 15 van de Kruispuntbankwet een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door het RIZIV aan Zorgkas DKV Belgiu m, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas, met het oog op het toepassen van de ledenbijdragevermindering voor het jaar 2003, verloopt als volgt. Het Vlaamse Zorgfonds maakt aan het RIZIV, via de Kruispuntbank, een bestand over met de rijksregisternummers van de personen die zijn aangesloten bij Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas. Het RIZIV vervolledigt dit bestand met de vermelding of deze personen op 1 januari 2002 al dan niet recht hadden op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en bezorgt het daarna terug aan het Vlaams Zorgfonds, via de Kruispuntbank. Het Vlaams Zorgfonds, ten slotte, maakt aan de drie betrokken zorgkassen een bestand met de sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot hun respectieve leden over. De mededeling beantwoordt aldus aan de beginselen van finaliteit en proportionaliteit. Gelet op het dringend karakter van de mededeling en omwille van technische redenen verbonden aan de standaardisering van de elektronische berichten zou de Kruispuntbank het bestand van het Vlaams Zorgfonds echter niet toetsen aan haar verwijzingsrepertorium. Het niet-toetsen van het bestand aan het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank geldt enkel voor de mededeling van de identiteit van de rechthebbenden die dit statuut hadden op datum van 1 januari 2002. Elke toekomstige mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard dient wél het voorwerp uit te maken van een dergelijke toetsing. Het Vlaams Zorgfonds dient met de drie betrokken zorgkassen overeen te komen dat deze de bekomen sociale gegevens van persoonlijke aard slechts mogen aanwenden voor zover dit noodzakelijk is voor het automatisch toekennen van de vermindering van de bijdrage voor de Vlaamse Zorgverzekering. De zorgkassen dienen daarenboven garanties te bieden met betrekking tot de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben.
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan het RIZIV om eenmalig volgens de hogervermelde modaliteiten het statuut inzake de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (op datum van 1 januari 2002) van de personen aangesloten bij een niet door een ziekenfonds opgerichte zorgkas via de Kruispuntbank en het Vlaams Zorgfonds mee te delen aan Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas.
83
C.
Gegevens afkomstig van de verzekeringsinstellingen
Beraadslaging nr. 03/32 van 1 april 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende minderjarige kinderen door ziekenfondsen aan gescheiden ouders die geen hoederecht doch enkel bezoekrecht hebben (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De Landsbond der Liberale Mutualiteiten laat weten regelmatig geconfronteerd te worden met aanvragen van gescheiden ouders tot het bekomen van sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende hun minderjarige kinderen ten aanzien van wie ze geen hoederecht doch enkel bezoekrecht uitoefenen. De Landsbond wenst te weten in welke mate hij op dergelijke aanvragen kan ingaan. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk, waarvoor in toepassing van artikel 15, tweede lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Krachtens artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek blijven de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen wanneer zij niet samenleven. De bevoegde rechter kan evenwel de uitoefening van het ouderlijk gezag in bepaalde gevallen uitsluitend aan één van beide ouders opdragen. De ouder die niet het ouderlijk gezag uitoefent, behoudt in dat geval wel het recht om toezicht te houden op de opvoeding van het kind; hij kan bij de andere ouder of bij derden alle nuttige informatie hieromtrent inwinnen. Het Toezichtscomité heeft reeds bij brief van 21 februari 1997 geadresseerd aan het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten en bij beraadslaging nr. 99/22 van 2 maart 1999 (dossier van de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS) geoordeeld dat een ouder het recht heeft om informatie te bekomen betreffende de gezondheid van zijn kind vanwege het bevoegde ziekenfonds. Het Toezichtscomité meende dat het begrip “opvoeding” vermeld in artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek in ruime zin dient te worden opgevat en gezondheid, opleiding, ontspanning,…omvat. Het Comité handhaaft deze jurisprudentie. De mededeling dient wel beperkt te worden tot administratieve persoonsgegevens betreffende het kind, behalve de medische gegevens wordt de identiteit van de behandelende geneesheer van het kind beschouwd als een administratief gegeven - onder geen beding mogen sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de andere ouder worden meegedeeld. De ouder die om de mededeling vraagt moet het vonnis voorleggen dat de juridische situatie regelt van het kind ten opzichte van zijn ouders.
Dientengevolge verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de ziekenfondsen om aan gescheiden ouders die geen hoederecht doch enkel bezoekrecht uitoefenen over hun minderjarige kinderen, administratieve sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende laatstgenoemden mee te delen, mits voorlegging van het vonnis dat de juridische situatie regelt tussen hen en hun ouders.
* Beraadslaging nr. 03/38 van 1 april 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Technische Cel aan het RIZIV, met het oog op het bepalen van de normatieve
84
verdeelsleutel inzake de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen uitbreiding van beraadslaging nr. 96/37 van 12 maart 1996 (…) 1.
Situering van de aanvraag
1.1.
Financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen
Artikel 196 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt dat de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging wordt opgesplitst per verzekeringsinstelling. In dit systeem van “financiële verantwoordelijkheid” ontstaat het aandeel van elke verzekeringsinstelling uit de weging van twee verdeelsleutels, waarvan de eerste wordt gevormd door het aandeel van de werkelijke uitgaven van elke verzekeringsinstelling in de totale jaaruitgaven van het betrokken boekjaar van alle verzekeringsinstellingen samen en de tweede (van normatieve aard) bij koninklijk besluit wordt vastgelegd op basis van parameters die worden uitgewerkt met behulp van experten. Eind 1994 kregen de ULB en de KUL de opdracht om een operationeel verklarend model te ontwikkelen voor het voorspellen van toekomstige medische consumptie en daaruit de normatieve verdeelsleutel af te leiden. Bij beraadslaging nr. 96/37 van 12 maart 1996 verleende het Toezichtscomité aan de verzekeringsinstellingen voor onbepaalde duur de machtiging om gegevens met betrekking tot sociaal verzekerden mee te delen aan deze twee universitaire onderzoekscentra. Eind 1999 werd tussen het RIZIV enerzijds en de ULB en de KUL anderzijds nog een overeenkomst gesloten voor de mededeling van anonieme gegevens en gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard voor de jaren 2000, 2001 en 2002. De overeenkomst voor de jaren 2003 tot en met 2006 voorziet echter tevens de aanwending van minimale klinische gegevens (MKG) en minimale financiële gegevens (MFG) beheerd door de Technische Cel. 1.2.
Minimale Klinische Gegevens en Minimale Financiële Gegevens
Bij de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen werd bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering een Technische Cel opgericht, die tot taak heeft gegevens met betrekking tot de ziekenhuizen te verzamelen, te koppelen, te valideren, anoniem te maken en te analyseren. Aldus beheert de Technische Cel een databank met Minimale Klinische Gegevens (afkomstig van de ziekenhuizen en via de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu overgemaakt aan de Technische Cel) en Minimale Financiële Gegevens (afkomstig van de verzekeringsinstellingen en via het RIZIV overgemaakt aan de Technische Cel). Beide soorten gegevens worden met elkaar gekoppeld volgens de modaliteiten beschreven in beraadslaging nr. 98/62 van 15 januari 1999 van het Toezichtscomité. Vooreerst spreken de Nationale Confederatie van Verzorgingsinstellingen en het Nationaal Intermutualistisch College onderling een algoritme af voor het versleutelen van het identificatienummer van de rechthebbende bij de verzekeringsinstelling waardoor een nieuw anoniem nummer per verblijf gecreëerd kan worden (het zogenaamde “pseudoniem van de rechthebbende”). Het versleutelen gebeurt op onomkeerbare wijze volgens de hashing-methode waardoor het niet mogelijk is om op basis van dit verblijfsnummer te komen tot het identificatienummer van de sociaal verzekerde bij zijn verzekeringsinstelling. Het algoritme wordt door de veiligheidsconsulent van het RIZIV meegedeeld aan de veiligheidsconsulenten van de ziekenhuizen en de verzekeringsinstellingen. Vervolgens maken zowel de ziekenhuizen als de verzekeringsinstellingen aan de Technische Cel een conversietabel over, waarin de eigen gecodeerde identificatienummers (dit zijn de identificatienummers die door de ziekenhuizen en de verzekeringsinstellingen aan een verblijf worden toegekend en aan de lijst van klinische en financiële gegevens worden toegevoegd) en de overeenstemmende “pseudoniemen” (dit zijn de gehashte identificatienummers van de rechthebbenden bij de verzekeringsinstellingen). Na ontvangst in de Technische Cel worden de versleutelde verblijfsnummers een tweede maal versleuteld, opnieuw volgens de hashing-methode. De leden van de Technische Cel zijn niet op de hoogte van de sleutel voor deze tweede “hashing”.
85
Aan de hand van beide conversietabellen kan de Technische Cel op anonieme wijze de koppeling uitvoeren van de gegevens van de ziekenhuizen (MKG) en de gegevens van de verzekeringsinstellingen (MFG). 1.3.
Koppeling van gegevens met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid van verzekeringsinstellingen en de MKG/MFG
Met het oog op het bepalen van de hogervermelde normatieve sleutel voor het verdelen van de financiële middelen van de verzekering voor geneeskundige verzorging wenst het RIZIV jaarlijks aan de ULB en de KUL bijkomende (MKG/MFG-)informatie mee te delen, met name de hoofddiagnosecode “ICD-9” per ziekenhuisverblijf per verzekeringsinstelling en, in uitzonderlijke gevallen, tevens de nevendiagnosecode. De “ICD-9” -codes behoren tot de “International Classification of Diseases” en garanderen een eenduidige beschrijving van de reden van het ziekenhuisverblijf. Daartoe zou volgende werkwijze worden gevolgd. De Technische Cel beschikt per ziekenhuisverblijf over diagnosegegevens, die verbonden zijn aan een dubbelgehasht identificatienummer van de rechthebbende (het hogervermelde “pseudoniem” – zie 1.2.). De bestaande gegevens met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen (zie 1.1.) worden door de verzekeringsinstellingen aan het RIZIV overgemaakt met een eigen identificatienummer, dat tevens gebaseerd is op het identificatienummer van de rechthebbende, maar op een verschillende wijze werd gecodeerd. Er dient aldus gezocht te worden naar een mogelijkheid om beide soorten gegevens te kunnen koppelen. Er wordt bijgevolg voorgesteld om de verzekeringsinstellingen een tweede conversietabel te laten opstellen en meedelen, waarin voor elk gehasht identificatienummer gebruikt voor de Technische Cel het overeenstemmend identificatienummer van de gegevens met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid wordt vermeld. De Technische Cel gaat geval per geval over tot een tweede hashing van het (initieel door de verzekeringsinstellingen gehasht) identificatienummer, zoekt de gevraagde diagnosegegevens voor dat dubbelgehashte identificatienummer op en creëert aldus een bestand met diagnosegegevens, aangevuld met het identificatienummer dat door de verzekeringsinstellingen aan de gegevens met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen werd toegekend. Daartoe gebruikt de Technische Cel de haar overgemaakte conversietabel aan de hand waarvan ze elk dubbelgehasht identificatienummer kan vervangen door het identificatienummer waarover het RIZIV reeds beschikt in het kader van zijn opdrachten met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid (het dubbelgehasht identificatienummer wordt niet aan het RIZIV meegedeeld vermits deze instelling van sociale zekerheid geen nood heeft aan dit nummer). Ten slotte kan het RIZIV, aan de hand van het identificatienummer dat door de verzekeringsinstellingen aan de gegevens met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen werd toegekend, de koppeling van laatstgenoemde gegevens met de diagnosegegevens uit de MKG/MFGdatabank uitvoeren en het geheel aan de onderzoekers meedelen. 2.
Behandeling van de aanvraag
De voorliggende aanvraag heeft betrekking op een uitbreiding van de mededeling van gegevens door de verzekeringsinstellingen aan de ULB en de KUL, via het RIZIV, met het oog op het bepalen van de normatieve verdeelsleutel inzake de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen. Het Toezichtscomité heeft met betrekking tot deze mededeling een machtiging verleend bij beraadslaging nr. 96/37 van 12 maart 1996. Daar de ULB en de KUL dienen beschouwd te worden als onderaannemers van het RIZIV en er voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen instellingen van sociale zekerheid en hun onderaannemers krachtens het koninklijk besluit van 4 februari 1997 tot organisatie van de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen instellingen van sociale zekerheid geen machtiging van het Toezichtscomité vereist is, dient de aandacht gevestigd te worden op de mededeling door de Technische Cel aan het RIZIV. Laatstgenoemde mededeling heeft in wezen geen betrekking op sociale gegevens van persoonlijke aard (dit zijn sociale gegevens met betrekking tot een natuurlijke persoon die is of kan worden geïdentificeerd). Het
86
RIZIV kan immers niet louter op grond van deze meegedeelde gegevens tot heridentificatie van de betrokkenen overgaan vermits de gegevens op onomkeerbare wijze werden versleuteld, via een dubbele hashing. Niettemin bestaat de heridentificatiemogelijkheid (althans theoretisch) vermits de gegevens worden gekoppeld aan andere gegevens (deze met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen), die weliswaar ook gecodeerd zijn, doch niet op een onomkeerbare wijze. Aldus lijkt het toch nodig dat het Toezichtscomité terzake een machtiging verleent, overeenkomstig artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Krachtens artikel 156, § 3, van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen heeft het RIZIV rechtstreeks toegang tot de door de Technische Cel anoniem gemaakte gegevens. De mededeling door de Technische Cel aan het RIZIV heeft enkel betrekking op “ICD-9” -codes per ziekenhuisverblijf per verzekeringsinstelling. De onder 1.3. vermelde procedure biedt afdoende garanties voor het behoud van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de sociaal verzekerden op wie de meegedeelde gegevens betrekking hebben.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 96/37 van 12 maart 1996 tot de mededeling van bepaalde diagnosegegevens uit de Minimale Klinische Gegevens en de Minimale Financiële Gegevens (met name de “ICD-9” -codes per ziekenhuisverblijf per verzekeringsinstelling) door de Technische Cel aan het RIZIV, volgens de onder 1.3. vermelde procedure, met het oog op het bepalen van de normatieve verdeelsleutel inzake de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen.
D.
Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)
Beraadslaging nr. 02/116 van 3 december 2002 m.b.t. mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard aan advocaten (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 96/65 van 10 september 1996 werden de instellingen van sociale zekerheid gemachtigd om onder bepaalde voorwaarden sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan advocaten. Deze kunnen enkel sociale gegevens van persoonlijke aard aangaande andere personen dan hun cliënt bekomen van instellingen van sociale zekerheid indien zij een schriftelijke volmacht van de betrokken personen kunnen voorleggen. Een advocaat verzoekt het Toezichtscomité om gemachtigd te worden tot het bekomen vanwege de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) van een getuigschrift dat aantoont dat de ex-echtgenote van zijn cliënt op geregelde tijdstippen een deel van het pensioen van haar ex-echtgenoot ontvangt. 2.
Behandeling van de aanvraag
Er dient te worden onderzocht in welke mate de aanvraag betrekking heeft op een mededeling aangaande de cliënt van de advocaat dan wel op een mededeling aangaande diens ex-echtgenote. De advocaat heeft het recht om vanwege de RVP informatie te bekomen aangaande het pensioenstatuut van zijn cliënt, met inbegrip van de vermelding van de identiteit van de personen aan wie gedeelten van het pensioen van de cliënt worden uitbetaald. De informatie m.b.t. een eventuele uitbetaling van een gedeelte van het pensioen van de cliënt aan zijn exechtgenote kan worden beschouwd als een essentieel aspect van het pensioenstatuut van eerstgenoemde.
87
Om deze redenen verklaart het Toezichtscomité dat de machtiging vervat in punt 3.2.1. van beraadslaging nr. 96/65 van 10 september 1996 van toepassing is. De RVP mag derhalve aan een advocaat een getuigschrift bezorgen met vermelding van de identiteit van de persoon aan wie een deel van het pensioen van zijn cliënt wordt betaald.
E.
Gegevens afkomstig van diverse socialezekerheidsinstellingen
Beraadslaging nr. 02/101 van 15 oktober 2002 m.b.t. de aanvraag van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan gerechtsdeurwaarders - dwangbevel (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 96/65 van 10 september 1996, gecoördineerd op 10 augustus 1999, werden de instellingen van sociale zekerheid door het Toezichtscomité gemachtigd om sociale gegevens van persoonlijke aard aangaande derden mee te delen aan gerechtsdeurwaarders, op voorwaarde dat deze handelen krachtens een gerechtelijke beslissing of een notariële akte en dat een afschrift van de betrokken uitvoerbare titel wordt voorgelegd. Deze machtiging heeft betrekking op gevallen waarin gerechtsdeurwaarders informatie wensen te verzamelen met het oog op een eventueel derdenbeslag; om vanwege de instellingen van sociale zekerheid sociale gegevens van persoonlijke aard te kunnen bekomen, dienen zij dan te beschikken over een gerechtelijke beslissing (vonnis/arrest) of een notariële akte waaruit de schuld van de betrokkene blijkt. Voor zover echter reeds een procedure van (bewarend of uitvoerend) beslag onder derden is ingezet bij een instelling van sociale zekerheid (overeenkomstig de bepalingen van het vijfde deel, titels I, II en III, van het Gerechtelijk Wetboek) dient die instelling aan de gerechtsdeurwaarder die voor de beslaglegger optreedt de in artikel 1452, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek vermelde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met name alle dienstige gegevens voor de vaststelling van de rechten van partijen en, naar gelang van de gevallen, inzonderheid de oorzaken en het bedrag van de schuld, de dag van haar opeisbaarheid en in voorkomend geval haar modaliteiten, de bevestiging door de derde-beslagene dat hij niet of niet meer de schuldenaar is van de beslagene en de opgave van de beslagnemingen onder derden waarvan aan de derde-beslagene reeds kennis is gegeven. Hogervermelde beraadslaging nr. 96/65 voorziet tevens in een machtiging voor de mededeling van deze “dienstige gegevens”. Het betreft dus gevallen waarin reeds een derdenbeslag werd gelegd, hetzij een bewarend derdenbeslag op grond van een authentieke of onderhandse akte, hetzij een uitvoerend derdenbeslag op grond van een uitvoerbare titel (een veroordelende beslissing van een Belgische rechtsmacht waartegen geen gewone rechtsmiddelen meer kunnen worden aangewend of waarvan de voorlopige tenuitvoerlegging door de rechter is toegestaan, een notariële akte waaruit de schuld blijkt van de betrokkene en voorzien is van het formulier van tenuitvoerlegging, een dwangbevel,…). De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders verzoekt het Toezichtcomité om de eerstvermelde machtiging – dit is de machtiging voor mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard met het oog op een eventueel derdenbeslag – uit te breiden24 tot aanvragen gebaseerd op een dwangbevel, voornamelijk om de identiteit van de eventuele werkgever van een schuldenaar te achterhalen. 2.
24
Behandeling van de aanvraag
De machtiging werd overigens reeds bij beraadslaging nr. 01/84 van 6 november 2001 uitgebreid tot de mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard op grond van een uitvoerbare beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie, bedoeld in artikel 28 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.
88
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk van de sociale zekerheid onderworpen, krachtens artikel 15, 1° lid, van de Kruispuntbankwet aan een principiële machtiging van het Toezichtscomité. Gerechtsdeurwaarders zijn niet uitdrukkelijk bij wet gemachtigd om de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard op te eisen aangaande personen andere dan de partijen waarvoor zij optreden. Enkel voor zover reeds een procedure van beslag onder derden is ingezet bij een instelling van sociale zekerheid dient die instelling aan de betrokken gerechtsdeurwaarder bepaalde informatie mee te delen (zie hoger). De aanvraag van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders heeft evenwel tot doel potentiële debiteuren voor een derdenbeslag op te sporen (er is per definitie nog geen derdenbeslag gelegd). Bij een (derden)beslag op grond van een dwangbevel heeft de betrokkene niet de kans gekregen om in tempore non suspecto, d.w.z. vóór het ontstaan van de betwisting, zijn standpunt met betrekking tot zijn schuld voor een onpartijdige instantie uiteen te zetten, dit in tegenstelling tot een beslag op grond van een vonnis/arrest of een notariële akte waarbij het recht van verdediging van de betrokkene wordt gewaarborgd door de voorafgaande tussenkomst van respectievelijk de rechter en de notaris. De betrokkene weet in deze laatste gevallen waar hij aan toe is: ofwel werd tegen hem een veroordeling uitgesproken ofwel heeft hij zijn schuld jegens de schuldeiser laten vastleggen in een notariële akte – bij het dwangbevel gaat het initiatief echter uit van de overheid die de betrokkene niet hoort; deze kan dan enkel ex post verzet aantekenen tegen het beslag dat op grond van het dwangbevel wordt gelegd. De rechten van die persoon, wat betreft de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, worden dus, in die gevallen, niet voldoende gewaarborgd.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité geen machtiging voor de gevraagde mededeling noch, bijgevolg, uitbreiding van de machtiging verleend bij beraadslaging nr. 96/65 van 10 september 1996.
* Beraadslaging nr. 02/115 van 3 december 2002 m.b.t. mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard met het oog op de toepassing van de zorgverzekering (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De zorgverzekering, ingesteld bij het Vlaamse decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, geeft gebruikers, onder bepaalde voorwaarden en ten belope van een jaarlijks maximumbedrag, recht op tenlastenemingen door een zorgkas van kosten voor niet-medische hulp- en dienstverlening. Elke persoon die binnen het Nederlandse taalgebied woont, dient aangesloten te zijn bij een erkende zorgkas 25 ; wie niet tijdig aangesloten is bij een erkende zorgkas, wordt ambtshalve aangesloten bij de zorgkas die is opgericht door het Vlaams Zorgfonds. Dit Vlaams Zorgfonds heeft onder meer tot opdracht het uitoefenen van het toezicht en de controle op het beheer, de werking en de financiële situatie van de zorgkassen en het verzamelen en verwerken van gegevens van de zorgkassen die nuttig zijn voor de toepassing van het hogergenoemde decreet. Een zorgkas kan worden opgericht door de ziekenfondsen, landsbonden van ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand, door de Kas der Geneeskundige Verzorging en door de verzekeringsondernemingen. Zoals opgemerkt, richt ook het Vlaams Zorgfonds een zorgkas op. Aldus bestaan er momenteel acht erkende zorgkassen. Elke aangeslotene dient een zorgverzekeringsbijdrage te betalen aan diens zorgkas; deze ledenbijdrage wordt door het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader 25
Elke persoon die binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont, kan vrijwillig aansluiten bij een erkende zorgkas.
89
van de zorgverzekering vastgesteld op € 10, voor de periode van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2002. De Vlaamse regering heeft evenwel beslist de ledenbijdrage voor het jaar 2003 te verhogen van € 10 naar € 25, behoudens voor de personen die op 1 januari 2002 recht hadden op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. De vijf door de ziekenfondsen opgerichte zorgkassen (de Christelijke Mutualiteiten Zorgkas Vlaanderen, de Neutrale Zorgkas Vlaanderen, de Zorgkas van de Liberale Ziekenfondsen, de Zorgkas van de Socialistische Mutualiteiten en de Zorgkas van de Onafhankelijke Ziekenfondsen) zouden voor het achterhalen van het statuut van de bij hen aangeslotenen een beroep doen op de sociale gegevens van persoonlijke aard die door het betrokken ziekenfonds gekend zijn. Teneinde ook de drie andere zorgkassen (Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas) in staat te stellen de bijdragevermindering toe te passen voor de leden die op 1 januari 2002 recht hadden op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 1, tweede lid, en § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wenst het Vlaams Zorgfonds een eenmalige mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank te bekomen. Volgende werkwijze zou worden gevolgd. Vooreerst zou het Vlaams Zorgfonds aan de Kruispuntbank een bestand bezorgen met de rijksregisternummers van de personen die zijn aangesloten bij Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas. De Kruispuntbank zou dit bestand vervolgens vervolledigen met de vermelding of deze personen op 1 januari 2002 al dan niet recht hadden op een verhoogde tegemoetko ming en het daarna terugbezorgen aan het Vlaams Zorgfonds. Ten slotte zou het Vlaams Zorgfonds aan de drie betrokken zorgkassen een bestand met de sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot hun respectieve leden overmaken. Teneinde de drie zorgkassen toe te laten tijdig te starten met de inning van de bijdrage van het jaar 2003, dient deze procedure in twee fasen uitgevoerd te worden. Een eerste bevraging van de Kruispuntbank zal gebeuren rond eind november 2002, op basis van de aangesloten leden op 30 september 2002 (dit bestand zou betrekking hebben op ongeveer 160.000 records). Een tweede bevraging van de Kruispuntbank zal gebeuren rond eind maart 2003, voornamelijk op basis van de leden die ambtshalve aangesloten zullen worden (dit bestand zou betrekking hebben op maximum ongeveer 180.000 records). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk van de sociale zekerheid waarvoor krachtens artikel 15, 2° lid van de Kruispuntbankwet een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de automatische toekenning van de bijdragevermindering door, enerzijds, de vijf door de ziekenfondsen opgerichte zorgkassen, en, anderzijds, de andere zorgkassen. 2.1.
De automatische toekenning van de bijdragevermindering door de door de ziekenfondsen opgerichte zorgkassen
Deze zorgkassen zouden voor het toepassen van de bijdragevermindering voor het jaar 2003 eenmalig een beroep doen op de sociale gegevens van persoonlijke aard die reeds in het bezit zijn van het ziekenfonds waaraan ze gelieerd zijn. Het voorgaande dient evenwel beschouwd te worden als een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door een instelling van sociale zekerheid (in casu het ziekenfonds) aan een instantie buiten het netwerk (in casu de zorgkas), ook al zouden het ziekenfonds en de zorgkas zich in hetzelfde gebouw bevinden en een beroep doen op dezelfde infrastructuur. De mededeling gebeurt voor wettige doeleinden, met name de automatische toepassing van de vermindering van de bijdrage voor de Vlaamse Zorgverzekering ten behoeve van de personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en
90
uitkeringen. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard – met name de aanduiding of betrokkene al dan niet het statuut heeft van rechthebbende op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming – lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. De door het ziekenfonds meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard hebben betrekking op de leden van het ziekenfonds over wie de betrokken zorgkas heeft verklaard dat ze bij haar zijn aangesloten. Het weze opgemerkt dat ieder het recht heeft om vrij zijn zorgkas te kiezen; er bestaat geen verplichting om bij de zorgkas van zijn ziekenfonds aan te sluiten. De zorgkas dient er zich toe te verbinden de ontvangen sociale gegevens van persoonlijke aard slechts te gebruiken voor hogervermeld doeleinde, waarna ze vernietigd dienen te worden. Meer algemeen dienen de ziekenfondsen en hun respectieve zorgkassen de nodige maatregelen te treffen om de scheiding van de informatie met betrekking tot de wettelijke verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de informatie met betrekking tot de zorgverzekering te garanderen. Het betreft immers afzonderlijke verwerkingen van persoonsgegevens, die voor afzonderlijke doeleinden worden verricht. Het betreft een eenmalige mededeling, met het oog op het toepassen van de bijdragevermindering voor het jaar 2003. De machtiging dient daartoe beperkt te worden. 2.2.
De automatische toekenning van de bijdragevermindering door de andere zorgkassen.
De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas, via het Vlaams Zorgfonds, overeenkomstig de modaliteiten beschreven onder 1. en met het oog op het toepassen van de bijdragevermindering voor het jaar 2003, beantwoordt net als de mededeling vermeld onder 2.1. aan de beginselen van finaliteit en proportionaliteit. Het Vlaams Zorgfonds dient met de drie betrokken zorgkassen overeen te komen dat deze de bekomen sociale gegevens van persoonlijke aard slechts mogen aanwenden voor zover dit noodzakelijk is voor het automatisch toekennen van de vermindering van de bijdrage voor de Vlaamse Zorgverzekering. De zorgkassen dienen daarenboven garanties te bieden met betrekking tot de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben. Ook deze mededeling is eenmalig: ze heeft enkel betrekking op sociale gegevens van persoonlijke aard nodig voor het toepassen van de bijdragevermindering voor het jaar 2003. De machtiging dient dienovereenkomstig beperkt te worden.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de machtiging aan -
-
de ziekenfondsen om volgens de hogervermelde modaliteiten het statuut van hun leden inzake de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen mee te delen aan de door henzelf opgerichte zorgkas. De ziekenfondsen en hun respectieve zorgkassen dienen de nodige maatregelen te treffen om de scheiding van de informatie met betrekking tot de wettelijke verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de informatie met betrekking tot de zorgverzekering te garanderen. de Kruispuntbank om volgens de hogervermelde modaliteiten het statuut inzake de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van de personen aangesloten bij een niet door een ziekenfonds opgerichte zorgkas via het Vlaams Zorgfonds mee te delen aan Zorgkas DKV Belgium, OMOB-Zorgkas en de Vlaamse Zorgkas.
Beide mededelingen hebben tot doel het toepassen van de zorgverzekeringsbijdragevermindering voor het jaar 2003. De machtiging dient aldus te worden beperkt tot deze twee eenmalige mededelingen.
91
F.
Gegevens meegedeeld door de Kruispuntbank
Beraadslaging nr. 02/26bis van 4 februari 2003 tot wijziging van beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002 m.b.t. een onderzoek naar de professionele mobiliteit uitgevoerd door onderzoekscentra van de ULB en de KUL (…) Bij beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002 heeft het Toezichtscomité de Kruispuntbank gemachtigd om bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard, afkomstig van het datawarehouse-arbeidsmarkt, mee te delen aan het “Centre de Sociologie du travail, de l’emploi et de la formation” van de ULB en het “Steunpunt WAV” van de KUL, met het oog op een onderzoek naar de professionele mobiliteit. De onderzoekscentra wensen dat de mededeling van de gegevens m.b.t. de activiteitssector en de ondernemingsgrootte niet meer wordt beperkt tot het hoofdberoep maar uitgebreid tot alle gevallen van tewerkstelling van de betrokkenen. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied heeft geen gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Het Toezichtscomité verleent de machtiging voor de gevraagde wijzigingen.
* Beraadslaging nr. 02/118 van 3 december 2002 aangaande de wijziging van advies nr. 01/04 van 10 april 2001 en beraadslaging nr. 02/58 van 7 mei 2002 m.b.t. de mededeling van anonieme gegevens aan de KU Leuven met het oog op een onderzoek door het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden (…) Bij beraadslaging nr. 02/58 van 7 mei 2002 werd de Kruispuntbank gemachtigd om aan de KU Leuven gecodeerde sociale gegevens en anonieme gegevens met het oog op een onderzoek naar de mechanismen van subjectieve psychologische belasting die uitgaan van de dagelijkse woon-werk-verplaatsing en viceversa, onderzoek uigevoerd door NOVA. De aanvraag beoogt de mededeling van een bijkomend gegeven met name « Clatra », dit is de werknemersklasse van de voornaamste werkgever van de werknemer (arbeider, bediende of ambtenaar). Er is geen bezwaar tegen de mededeling van dit gegeven. Het Comité verleent de machtiging voor het mededelen van het gegeven « Clatra ».
* Beraadslaging nr. 03/06 van 4 februari 2003 m.b.t. de mededeling door de Kruispuntbank aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg (UG) van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard in het kader van het onderzoeksproject “Toegankelijkheid van de gezondheidszorg” (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
In het kader van het onderzoeksproject “Toegankelijkheid van de gezondheidszorg” en op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen wenst de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg – een vakgroep van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent – een koppeling tot stand te brengen tussen, enerzijds, gegevens uit de Gezondheidsenquête en, anderzijds, gegevens met betrekking tot de medische consumptie van de sociaal verzekerden die aan de Gezondheidsenquête hebben meegewerkt. Door middel van deze koppeling wenst de vakgroep de gegevens van de gezondheidsenquête te valideren, specifieke probleemgroepen met
92
betrekking tot de toegankelijkheid van de gezondheidszorg op te sporen en de bestaande modellen ter verklaring van verschillen in medische consumptie wetenschappelijk te toetsen. De door de verzekeringsinstellingen te leveren consumptiegegevens hebben betrekking op de personen die in 1997 deelnamen aan de door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) en de Universiteit van Luik georganiseerde Gezondheidsenquête van wie het rijksregisternummer kan worden achterhaald (dit nummer is immers nodig om de koppeling te kunnen realiseren) en op de periode van 1 januari 1996 tot 31 december 1997. Het betreft uiteindelijk een zevenduizendtal personen. Volgende werkwijze zou gevolgd worden. Vooreerst bezorgt het WIV de individuele enquêtegegevens aan het NIS. Vervolgens zoekt het NIS voor de betrokken personen het rijksregisternummer op aan de hand van de door haar beheerde concordantietabel met enquêtenummers en INSZ, voegt dit toe aan de individuele enquêtegegevens en maakt het geheel aan de Kruispuntbank over. De Kruispuntbank stuurt de rijksregistergegevens (zonder de individuele gegevens van de Gezondheidsenquête) vervolgens via het Nationaal Intermutualistisch College (NIC) door naar de bevoegde verzekeringsinstellingen. Deze sturen hun gegevens via het NIC naar de Kruispuntbank, die ze op basis van het rijksregisternummer koppelt aan de individuele gegevens van de Gezondheidsenquête, het rijksregisternummer vervangt door een codenummer en het geheel ten slotte overhandigt aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg. De Kruispuntbank bewaart de link tussen het rijksregisternummer en het codenummer. De mededeling door de Kruispuntbank heeft derhalve slechts gedeeltelijk betrekking op sociale gegevens van persoonlijke aard – dit zijn persoonsgegevens die nodig zijn voor de toepassing van de sociale zekerheid en omwille van die reden door de instellingen van sociale zekerheid worden verwerkt. Hoewel het Toezichtscomité zich in principe enkel over de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard dient uit te spreken, is het niettemin wenselijk dat het zich zou uitspreken over de gehele mededeling en aldus ook de verenigbaarheid van de mededeling van de gegevens uit de Gezondheidsenquête met de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot de bescherming van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer zou onderzoeken. 2.
Behandeling van de aanvraag
Bij de Gezondheidsenquête werd geïnformeerd naar diverse thema’s met betrekking tot gezondheid en medische consumptie (zie verder). In de brief die voorafgaandelijk aan de proefpersonen werd overgemaakt, werd het statistisch geheim en het vertrouwelijk karakter benadrukt: “Wij waken er ten stelligste over dat de gegevens die u ons toevertrouwt confidentieel blijven. De verzamelde informatie wordt anoniem behandeld. Geen enkele persoon kan geïdentificeerd worden. De resultaten van de onderzoeken worden zodanig voorgesteld dat er geen enkele naam of adres kan aan verbonden worden.”. Hoewel het schrijven geen melding maakt van de mogelijkheid om de ingezamelde informatie (later) te koppelen aan gegevens uit de socialegegevensbanken, lijkt de voorgestelde werkwijze als dusdanig niet onverenigbaar met het vertrouwelijkheidsbeginsel. Er dient evenwel te worden nagegaan of door de koppeling van de diverse gegevens geen risico ontstaat van mogelijke heridentificatie van de betrokkenen en of de mededeling beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel (m.a.w. zijn de meegedeelde gegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden meegedeeld). De verzekeringsinstellingen stellen volgende gegevens ter beschikking: het INSZ van de betrokkene (wordt door de Kruispuntbank gebruikt voor de koppeling), de begindatum van de prestatie, de nomenclatuurcode van de prestatie, het boekjaar en de boekmaand van de prestatie, de boekhoudcode van de prestatie, de bron waarin de uitgave wordt ingebracht, het aantal prestaties, het aantal gefactureerde dagen, het bedrag terugbetaald door de verzekeringsinstelling, het identificatienummer van de zorgverstrekker die de prestatie heeft verricht, het identificatienummer van de zorgverstrekker die de prestatie heeft voorgeschreven, het erkenningsnummer van het etablissement waar de prestaties werden verricht, de code van de dienst waar de patiënt verbleef, de plaats waar de prestatie werd verricht, het regime waaronder de uitgave ressorteert (verplichte of vrije verzekering), de verzekeringstoestand van betrokkene, het identificatienummer van het etablissement dat de facturering heeft verricht, de datum van opname, de datum van het einde van de hospitalisatie, het type factuur, de datum van de laatste prestatie, de individuele code van het farmaceutisch product, de prestatienorm, de aanduiding of de prestatie al dan niet ’s nachts, tijdens het weekend of op een feestdag werd verstrekt, de gefactureerde nomenclatuurcode, de datum van het voorschrift, het remgeld, het door het lid van de verzekeringsinstelling betaalde supplement en het nummer van het implantaat.
93
Deze zullen worden gekoppeld aan de gegevens van de Gezondheidsenquête. Socio-demografisch statuut: de plaats in het huishouden, de leeftijdsklasse, het geslacht, de burgerlijke stand, de nationaliteitsklasse, de geboortelandklasse en de verzekeringsinstelling waarbij betrokkene is aangesloten. Huishouden: het type huishouden, het aantal personen die bijdragen tot het beschikbaar inkomen, het totaal beschikbaar inkomen per maand, de omschrijving van de woning, de hoedanigheid van de betrekking van de woning en het aantal slaapkamers in de woning, de gezondheidsuitgaven van het huishouden, de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor het huishouden (eventueel uitstel van bepaalde ingrepen omwille van financiële redenen) en de contacten met de medische wereld (huisartsen, specialisten, tandartsen en ziekenhuizen). Subjectieve gezondheidsbeleving: de algemene gezondheidsbeleving en de evolutie van de gezondheid. Opleiding en beroep: het al dan niet schoollopen, de huidige studierichting, het hoogstbehaalde diploma, de leeftijd bij beëindiging van de studies, het onderwijsniveau, het al dan niet verrichten van betaald werk, de reden van tijdelijke werkonderbreking, het statuut en de sector van de werknemer, de beroepscategorie, de economische activiteit, de arbeidstijdregeling, het aantal werkuren, de combinatie met andere activiteiten, de activiteiten als zelfstandige, de redenen van niet-tewerkstelling, de al dan niet vroegere tewerkstelling, de maand en het jaar van de laatste tewerkstelling, de beroepscategorie van de laatste tewerkstelling, de NACE-code en de hoogste beroepscategorie binnen het huishouden. Inkomen: het persoonlijk maandelijks inkomen (in categorieën), de vermindering van remgelden en de instantie die de vermindering toekent en de verzekerbaarheid inzake geneeskundige verzorging en uitkeringen. Ziektebeeld: het voorkomen van bepaalde ziektebeelden (regelmatig hoesten, hartkloppingen, maagontregeling, slapeloosheid, spierpijn, pijn in borst- en hartstreek, moeheid, hoofdpijn, zenuwachtigheid,…), het al dan niet voorkomen van lichamelijke pijnen tijdens de vier afgelopen weken en het aantal gezondheidsklachten. Lichamelijke en geestelijke gesteldheid: het gewicht en de lengte, de voedingsgewoonten, de tandverzorging, de consumptie van tabak, de consumptie van alcoholische dranken, de lichamelijke activiteit, de langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps, de kortdurende functiebeperkingen, de langdurige lichamelijke beperkingen, de ziekten en aandoeningen van de laatste twaalf maanden, de gebeurde ongevallen, de immunisatie, de gemoedstoestand en de sociale contacten (o.a. de religieuze overtuiging). Gezondheid van moeder en kind: het verstrekken van borstvoeding, de postnatale verzorging en de familieplanning. Contacten met de medische wereld: de opvattingen over AIDS en het al dan niet ondergaan hebben van HIV-testen (en de redenen daarvoor), de cardiovasculaire preventie, de kankerpreventie (vrouwen), de contacten met de huisarts (en de redenen daarvoor), de specialist of polikliniek waarnaar doorverwezen wordt, de contacten met de specialist (en de redenen daarvoor), de contacten met de tandarts (en de redenen daarvoor), de ziekenhuisopnames (en de redenen daarvoor en de betrokken diensten), het gebruik van medicatie (en de aard daarvan), het gebruik van eerstelijnsgezondheidszorg. De aanvrager motiveert het groot aantal gewenste gegevens met een verwijzing naar de aard van het onderzoek en de aangewende methodologie. Het betreft een explorerend verklarend onderzoek, waarbij op zoek wordt gegaan naar de samenhang tussen de medische consumptie en een groep verklarende variabelen, zoals sociaal-economische status en gezondheidsopvattingen. De onderzoekers willen, ter wille van de objectiviteit van het onderzoek, vermijden vooraf reeds een selectie van de verklarende variabelen door te voeren. De onderzoekers willen een zicht krijgen op de factoren die de verschillen inzake medische consumptie bepalen. De complexe keuzeprocessen die al dan niet tot medische consumptie leiden, spelen zich af op het niveau van het individu. Er kan derhalve niet volstaan worden met de mededeling van anonieme gegevens. Door aggregatie dreigen beleidsrelevante verschillen immers te verdwijnen.
94
De mededeling gebeurt voor een wettelijk doeleinde, met name een onderzoek naar de toegankelijkheid van de gezondheidszorg. De meegedeelde gegevens lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Daar het evenwel per betrokkene om een groot aantal – vaak gevoelige – gegevens gaat, moet men er in het bijzonder op toezien dat elke mogelijke heridentificatie door de onderzoekers wordt voorkomen. De onderzoeker benadrukt in dit verband dat de gegevens van de Gezondheidsenquête betrekking hebben op vaak voorkomende aandoeningen en niet-uitzonderlijke vormen van medische consumptie, waardoor betrokkene niet louter aan de hand daarvan ge(her)identificeerd kan worden. De mee te delen socio-demografische gegevens en de gegevens met betrekking tot de opleiding en het beroep lijken evenmin van aard om de onderzoekers in staat te stellen de identiteit van de betrokkene te achterhalen. In zijn rapport heeft het Auditoraat van de Kruispuntbank evenwel terecht bedenkingen geformuleerd bij de mededeling van volgende gegevens: -
de verzekeringsinstelling waarbij betrokkene is aangesloten; het identificatienummer van de zorgverstrekker die de prestatie heeft verricht; het identificatienummer van de zorgverstrekker die de prestatie heeft voorgeschreven; het erkenningsnummer van het etablissement waar de prestaties werden verricht; de code van de dienst waar de patiënt verbleef; de plaats waar de prestatie werd verricht; het identificatienummer van het etablissement dat de facturering heeft verricht.
De onderzoekers lieten weten bereid te zijn in hun aanvraag volgende aanpassingen door te voeren. De verwijzing naar de verzekeringsinstelling waarbij betrokkene is aangesloten, kan worden vervangen door, enerzijds, een verwijzing naar de betrokken landsbond, en, anderzijds, een verwijzing naar de betrokken regio (dit is een geografische omschrijving op het niveau tussen gemeente en arrondissement). De verwijzing naar de identiteit van de zorgverstrekker of het etablissement waar de zorgen werden verstrekt, kan als volgt genuanceerd worden. Wat betreft het identificatienummer van de zorgverstrekker die de prestatie heeft verricht of voorgeschreven: de onderzoekers dienen niet te kunnen nagaan bij welke zorgverstrekker de patiënt op consultatie ging; ze dienen wel te kunnen nagaan of de patiënt steeds bij dezelfde zorgverstrekker langsging, dan wel bij verschillende zorgverstrekkers. Bijgevolg kan de gevraagde informatie worden vervangen door het uniek gecodeerd identificatienummer van de zorgverstrekker en diens specialisatie (de laatste drie cijfers van het RIZIV-nummer). De onderzoekers dienen voorts te kunnen nagaan of de patiënt al dan niet in verschillende etablissementen/diensten werd opgenomen. Het erkenningsnummer van het etablissement waar de prestaties werden verricht en de code van de dienst waar de patiënt verbleef, kunnen aldus worden vervangen door het uniek gecodeerd identificatienummer van de betrokken dienst, met vermelding van het soort dienst. De plaats waar de prestatie werd verricht, kan worden meegedeeld aan de hand van de postcode. Ten slotte kan het identificatienummer van het etablissement dat de facturering heeft verricht weggelaten worden. Om de mogelijkheid van heridentificatie van de patiënt maximaal te vermijden, is het evenwel aangewezen om bovenop de voormelde aanpassingen alle plaatsvermeldingen te vervangen door een verwijzing naar een voldoende ruime geografische indeling (bijvoorbeeld de betrokken provincie). De UG dient er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. In elk geval is het de UG verboden om handelingen te stellen die ertoe strekken de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard om te zetten in niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard.
95
De UG mag de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van het voormelde onderzoek en maximaal tot achttien maanden na de ontvangst ervan; daarna dienen zij te worden vernietigd.
Bijgevolg verleent het Toezichtscomité een machtiging aan de Kruispuntbank – onder voorbehoud dat het NIS in staat is de gevraagde gegevens te verschaffen en op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met bovenvermelde opmerkingen – om aan de UG de onder punt 2. vermelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met het oog op een onderzoek met betrekking tot de toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Tussen de Kruispuntbank en de UG dient een contract te worden afgesloten waarin de nodige veiligheidsmaatregelen worden voorzien. De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mogen door de UG worden bewaard zolang dit noodzakelijk is in het kader van voormeld onderzoek en maximaal tot achttien maanden na de ontvangst ervan; daarna dienen zij te worden vernietigd. De UG dient er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. In elk geval is het de UG verboden om handelingen te stellen die ertoe strekken de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard om te zetten in niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard. De Kruispuntbank mag de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard slechts meedelen nadat ze, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, in het bezit werd gesteld van het door de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer uitgereikte ontvangstbewijs van de door de UG verrichte aangifte van de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden.
* Beraadslaging nr. 03/36 van 1 april 2003 m.b.t. de mededeling van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan het «Centre de Sociologie du Travail, de l’Emploi et de la Formation» (ULB) en het Steunpunt WAV (KUL) met het oog op een onderzoek naar de professionele mobiliteit – uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002, gewijzigd bij beraadslaging nr. 02/26bis van 4 februari 2003, werd de Kruispuntbank door het Toezichtscomité gemachtigd om de hierna volgende gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard afkomstig uit het datawarehouse-arbeidsmarkt mee te delen aan het “Centre de Sociologie du Travail, de l’Emploi et de la Formation” (ULB) en het Steunpunt WAV (KUL), met het oog op een onderzoek naar de professionele mobiliteit. Gegevens met betrekking tot de achtergrondkenmerken: het gewest van de woonplaats, het arrondissement van de woonplaats, het geslacht, de leeftijdsklasse, de nationaliteit (Belg, niet-Belg met EU-burgerschap of niet-Belg zonder EU -burgerschap) en de socio-economische positie. Gegevens met betrekking tot de tewerkstelling: de activiteitssector, de grootte van de onderneming, het aantal verschillende betrekkingen, het al dan niet behoren tot een bijzondere categorie (artiesten, seizoensarbeiders,…), het statuut (arbeider, bediende, ambtenaar,…), het arbeidsregime (voltijds, deeltijds met vermelding van het percentage, speciaal of onbekend), het deeltijds tewerkgesteld zijn met inkomenswaarborg (RVA -statuut), het dagloon (uitgedrukt in klassen) en het arbeidsvolume (het aantal dagen gewerkt tijdens het trimester).
96
Gegevens met betrekking tot de werkgever: het gecodeerd identificatienummer, het al dan niet bezitten van meerdere vestigingen, het gewest van de voornaamste vestiging, de sector (publiek of privaat) en de categorieën van tewerkgestelde werknemers. De ULB/KUL mag de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van het voormelde onderzoek en maximaal tot eind 2003; na deze datum dienen zij te worden vernietigd. De onderzoekers wensen de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard – meer bepaald de hogervermelde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de achtergrondkenmerken en de tewerkstelling – nu tevens aan te wenden in het kader van andere onderzoeksprojecten en verzoeken ook om een verlenging van de bewaarduur van deze sociale gegevens van persoonlijke aard tot eind 2005. Het eerste onderzoeksproject kadert in het Agora-programma van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC) en betreft “allochtonen op de arbeidsmarkt”. De onderzoekers wensen een inzicht te bekomen aangaande de positie van inwoners van vreemde nationaliteit op de arbeidsmarkt. Een tweede Agora-project, “kwaliteit van de arbeid” getiteld, beoogt een onderzoek van de arbeidsmarkten jobmobiliteit en de veranderingen die dit met zich brengt op het vlak van de verloning. Voorts wenst het Steunpunt WAV de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de achtergrondkenmerken en de tewerkstelling aan te wenden voor de uitgave van het “jaarboek over de arbeidsmarkt in Vlaanderen”, waarin de arbeidsmarktmobiliteit bijzondere aandacht krijgt. Het “European Network on Mobility” (ENMOB), vervolgens, bestudeert op internationaal vergelijkende wijze de arbeidsmarktmobiliteit in een aantal landen. Ten behoeve van het eindrapport willen de onderzoekers de arbeidsmarktmobiliteit in België, zoals gemeten aan de hand van administratieve bronnen, gedifferentieerd rapporteren in functie van leeftijd, geslacht, sector,… Een vijfde onderzoek, dat eveneens op Europees niveau wordt gevoerd, betreft de “Statistical Indicators on the Labour Market in the E-economy” (STILE), waarbij de nadruk ligt op de arbeidsmarktmobiliteit naar en tussen sectoren. Ten slotte zouden de hogervermelde sociale gegevens van persoonlijke aard worden aangewend in het kader van het Internationaal Europees Onderzoeksnetwerk “Transitional Labour Markets” (TLM). 2.
Behandeling van de aanvraag
De bijkomende doeleinden waarvoor de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard door de onderzoekers zullen worden aangewend, vertonen nauwe banden met het initieel doeleinde van de mededeling, met name een onderzoek naar de professionele mobiliteit. Er lijken geen bezwaren te bestaan om de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002 tot deze doeleinden uit te breiden. De onderzoekers mogen de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van voormelde onderzoeken en maximaal tot eind 2005; daarna dienen zij te worden vernietigd. De overige voorwaarden vermeld in beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002 blijven onverkort van toepassing.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002 tot volgende doeleinden: -
een onderzoek m.b.t. allochtonen op de arbeidsmarkt; een onderzoek m.b.t. kwaliteit van de arbeid; de publicatie van het “jaarboek over de arbeidsmarkt in Vlaanderen”;
97
-
medewerking aan het Internationaal Europees Onderzoeksnetwerk ENMOB; medewerking aan het Internationaal Europees Onderzoeksnetwerk STILE; medewerking aan het Internationaal Europees Onderzoeksnetwerk TLM.
De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard aard mogen worden bewaard zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van deze doeleinden en maximaal tot eind 2005, waarna zij vernietigd dienen te worden. De voorgestelde machtigingsuitbreiding doet op generlei wijze afbreuk aan de voorwaarden vervat in beraadslaging nr. 02/26 van 5 maart 2002.
* Beraadslaging nr. 03/43 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling door de Kruispuntbank aan het «Département des sciences économiques» van de UCL van sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de arbeidssituatie van jonge werkzoekenden met het oog op de evaluatie van de activeringsprogramma’s – uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/65 van 31 juli 2001 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 01/65 van 31 juli 2001 werd de Kruispuntbank gemachtigd om bepaalde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de “Université Catholique de Louvain” (UCL) met het oog op de evaluatie van de diverse activeringsprogramma’s voor jonge werkzoekenden. De UCL laat thans weten een nieuwe overeenkomst te hebben afgesloten met de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC), die haar in staat stelt haar onderzoek voort te zetten, aan de hand van de eerder ontvangen sociale gegevens van persoonlijke aard. De UCL verzoekt derhalve om een wijziging van hogervermelde beraadslaging, en dit op vier vlakken. Vooreerst is het voor de UCL van groot belang te weten of de betrokken jonge werkzoekende zich in een wachttijd bevond net vóór de aanvang van de geviseerde werkloosheidsperiode. Daar de variabele die daartoe gebruikt werd (“S11END”) niet steeds de actuele toestand weergeeft, wordt nu verzocht om mededeling van de datum van de eerste betaling van een werkloosheidsvergoeding (door vergelijking met de begindatum van de geviseerde werkloosheidsperiode kan worden nagegaan of het voor betrokkene om de eerste werkloosheidsperiode gaat), het type van deze werkloosheidsvergoeding (er wordt een onderscheid gemaakt tussen een wachtuitkering en een overgangsuitkering) en het statuut van de werkloze op voormelde datum (de onderzoekers kunnen aan de hand van dit sociale gegeven van persoonlijke aard controleren of het statuut van de werkloze niet is gewijzigd sinds de eerste betaling van een werkloosheidsvergoeding). De onderzoekers wensen voorts te beschikken over informatie met betrekking tot het opleidingsniveau van de betrokkenen. Het opleidingsniveau blijkt immers een wezenlijke determinant voor iemands professioneel traject. Verder wil de UCL mededeling bekomen van dezelfde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard als voorheen, maar voor de jaren 2001 en 2002 (de UCL beschikt momenteel, op basis van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/65 van 31 juli 2001, over gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de jaren 1998, 1999 en 2000). Ten slotte wordt verzocht om een verlenging van de bewaarduur van de destijds meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard tot eind september 2005 (in beraadslaging nr. 01/65 was de bewaarduur beperkt tot eind september 2003). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van – gecodeerde – sociale gegevens van persoonlijke aard, waarvoor, krachtens artike l 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is.
98
Het verzoek tot uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/65 van 31 juli 2001 kan worden ingewilligd vermits de Kruispuntbank instaat voor het beheer van de conversiesleutel tussen de gecodeerde INSZ van de betrokkenen zoals opgenomen in het datawarehouse-arbeidsmarkt en de gecodeerde INSZ van de betrokkenen zoals initieel meegedeeld aan de UCL. De bijkomende sociale gegevens van persoonlijke aard (de datum van de eerste betaling van een werkloosheidsvergoeding, het type van deze werkloosheidsvergoeding, het statuut van de werkloze op voormelde datum en diens opleidingsniveau) zijn niet van aard om een (her)identificatie van de betrokkenen mogelijk te maken. De mededeling ervan gebeurt voor een wettelijk doeleinde, met name de evaluatie van de diverse activerings-programma’s voor jonge werkzoekenden. De vermelde gegevens lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Er lijken evenmin bezwaren voorhanden om de mededeling uit te breiden tot dezelfde sociale gegevens van persoonlijke aard betreffende de jaren 2001 en 2002 en de bewaartermijn te verlengen tot eind september 2005. Indien het vooropgestelde doeleinde evenwel op een vroeger tijdstip wordt gerealiseerd, dienen de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard op dat ogenblik te worden vernietigd.
Om deze redenen, beslis t het Toezichtscomité het toepassingsgebied van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/65 van 31 juli 2001 als volgt uit te breiden : -
-
toevoeging van de datum (maand en jaar) van de eerste betaling van een werkloosheidsvergoeding, het type van deze werkloosheidsvergoeding, het statuut van de werkloze op voormelde datum en diens opleidingsniveau; mededeling van de sociale gegevens van persoonlijke aard voor de jaren 2001 en 2002; verlenging van de bewaartermijn tot eind september 2005 (d.w.z. dat de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard mogen worden bewaard zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van de evaluatie van de diverse activeringsprogramma’s voor jonge werkzoekenden en maximaal tot eind september 2005, waarna zij vernietigd dienen te worden).
* Beraadslaging nr. 03/44 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan het Waalse Gewest met het oog op de automatische toepassing van de vrijstelling van betaling van kijk- en luistergeld (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk - en luistergeld voorziet in een vrijstelling van betaling van kijk- en luistergeld in hoofde van de personen aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste tachtig procent werd toegekend. Een decreet van de Waalse Gewestraad van 27 maart 2003, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 maart 2003, tot wijziging van deze wet voorziet in een aantal bijkomende vrijstellingen ten voordele van bepaalde categorieën sociaal verzekerden, onder wie: -
-
-
de personen die, op 1 januari van het jaar in de loop waarvan de belastbare periode aanvangt, genieten van een leefloon, overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; de personen die, op 1 januari van het jaar in de loop waarvan de belastbare periode aanvangt, genieten van hulpverlening overeenkomstig de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor zover hun inkomsten niet hoger zijn dan het leefloon; de personen die, op 1 januari van het jaar in de loop waarvan de belastbare periode aanvangt, genieten van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden overeenkomstig de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of een inkomensgarantie voor ouderen overeenkomstig de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.
99
Met het oog op een automatische toepassing van deze vrijstellingen wenst het Waalse Gewest vanwege de Kruispuntbank mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard te bekomen. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk van de sociale zekerheid, waarvoor krachtens artikel 15, tweede lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid een machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De modaliteiten van de mededeling verschillen naargelang de betrokken categorieën sociaal verzekerden. Enerzijds zal de Kruispuntbank voor alle sociaal verzekerden die door het Waalse Gewest in het verwijzingsrepertorium werden geïntegreerd, nagaan of ze al dan niet behoren tot de personen aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste tachtig procent werd toegekend26 en deze informatie als dusdanig aan het Waalse Gewest meedelen (de soort ongeschiktheid wordt bijgevolg niet meegedeeld). Anderzijds zal het Waalse Gewest voor het achterhalen van de identiteit van de personen die in aanmerking komen voor de overige onder 1. vermelde voordelen (leefloon, hulpverlening, gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inkomensgarantie voor ouderen) overgaan tot het raadplegen van het personenrepertorium van de Kruispuntbank, aan de hand van het elektronisch bericht L609. Deze raadpleging zal enkel betrekking hebben op personen die werden geïntegreerd in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank, enerzijds door het Waalse Gewest, anderzijds door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (“sector RIZIV - verhoogde verzekeringstegemoetkoming”), met de hoedanigheidscodes 00227 en 00328 . Het personenrepertorium van de Kruispuntbank (de wie-waar-hoe-wanneer-tabel) geeft aan welke personen in welke hoedanigheden dossiers bezitten bij welke instellingen van sociale zekerheid met betrekking tot welke periodes. De raadpleging ervan gebeurt aan de hand van het INSZ van de betrokken persoon en heeft betrekking op de verwijzingsgegevens van alle sectoren van de sociale zekerheid. Door middel van het elektronische bericht L609 bekomt men enerzijds het totaal aantal lijnen29 , het volgnummer van de eerste lijn van het antwoord en het volgnummer van de laatste lijn van het antwoord, en anderzijds per lijn de sector, de hoedanigheidscode, de periode en het volgnummer. Het dient evenwel benadrukt te worden dat de raadpleging van het personenrepertorium van de Kruispuntbank in dit kader enkel een signaalfunctie heeft (uit de loutere raadpleging van het personenrepertorium kunnen geen juridis che gevolgen worden getrokken). Indien uit verder onderzoek blijkt dat de voorwaarden voor het bekomen van de vrijstelling van betaling van kijk- en luistergeld niet vervuld waren, zal het Waalse Gewest per betrokkene een regularisatie dienen te laten uitvoeren. De aanvraag beantwoordt aan een wettig doeleinde, met name de automatische toekenning van een belastingvrijstelling ten behoeve van bepaalde categorieën sociaal verzekerden. De mededeling wordt beperkt tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die noodzakelijk zijn voor dat doeleinde.
Om deze redenen, verleent
26
27
28
29
De Kruispuntbank zal daartoe gebruik maken van informatie verstrekt door het Fonds voor Arbeidsongevallen, het Fonds voor Beroepsziekten, de federale overheidsdienst Sociale Zekerheid en de Cel Mijnwerkers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. De gerechtigden aan wie het recht op het bestaansminimum, ingevoerd bij de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, wordt toegekend of aan wie een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn steun verleent die geheel of gedeeltelijk door de federale staat ten laste wordt genomen op grond van de artikelen 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende de tenlasteneming van de steun toegekend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De gerechtigden die een bij de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden ingesteld gewaarborgd inkomen voor bejaarden genieten of met toepassing van artikel 21, § 2, van dezelfde wet het recht op rentebijslag behouden. Elke lijn in het personenrepertorium geeft aan dat binnen de vermelde sector een dossier bestaat met betrekking tot de aangeduide persoon onder een bepaalde hoedanigheid in een bepaalde fase gedurende de opgegeven periode.
100
het Toezichtscomité de machtiging voor de onder 2. vermelde mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan het Waalse Gewest (Cellule fiscale de la Région wallonne), met het oog op de automatische toepassing van de vrijstelling van betaling van kijk- en luistergeld.
* Beraadslaging nr. 03/48 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot werkzoekende volledig werklozen door de Kruispuntbank aan het «Département des sciences économiques» van de UCL met het oog op een onderzoek aangaande de impact van sancties in de werkloosheidsverzekering op arbeidsmarktherintrede – uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/79 van 2 oktober 2001 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 01/79 van 2 oktober 2001 werd de Kruispuntbank door het Toezichtscomité gemachtigd om aan het «Département des sciences économiques» van de «Université Catholique de Louvain» (UCL) gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard afkomstig van het datawarehousearbeidsmarkt en de RVA mee te delen, met het oog op een onderzoek aangaande de impact van sancties in de werkloosheidsverzekering op arbeidsmarktherintrede en armoede. De onderzoekers wensen nu echter tevens te beschikken over informatie met betrekking tot het opleidingsniveau van de betrokkenen; het opleidingsniveau blijkt immers een wezenlijke determinant voor iemands professioneel traject. Daarenboven wordt verzocht om een verlenging van de bewaarduur van de destijds meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard tot eind september 2005 (in beraadslaging nr. 01/79 was de bewaarduur beperkt tot eind september 2003). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van – gecodeerde – sociale gegevens van persoonlijke aard, waarvoor, krachtens artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Het verzoek tot uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/79 van 2 oktober 2001 kan worden ingewilligd vermits de Kruispuntbank instaat voor het beheer van de conversiesleutel tussen de gecodeerde INSZ van de betrokkenen zoals opgenomen in het datawarehouse-arbeidsmarkt en de gecodeerde INSZ van de betrokkenen zoals initieel meegedeeld aan de UCL. De mededeling van het opleidingsniveau van de betrokkenen is niet van aard om een (her)identificatie mogelijk te ma ken. De mededeling ervan gebeurt voor een wettig doeleinde, met name een onderzoek aangaande de impact van sancties in de werkloosheidsverzekering op arbeidsmarktherintrede en armoede, en is, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Er lijken geen bezwaren voorhanden om de bewaartermijn te verlengen tot eind september 2005. Indien het vooropgestelde doeleinde evenwel op een vroeger tijdstip wordt gerealiseerd, dienen de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard op dat ogenblik te worden vernietigd.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 01/79 van 2 oktober 2001 van het Toezichtscomité als volgt: -
toevoeging van het opleidingsniveau van de betrokkenen; verlenging van de bewaartermijn tot eind september 2005 (d.w.z. dat de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard mogen worden bewaard zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van
101
hogervermeld onderzoek en maximaal tot eind september 2005, waarna zij vernietigd dienen te worden).
* Beraadslaging nr. 03/50 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid aan het Bestuur Financiën en Begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens artikel 2 van de Ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen wordt een jaarlijkse belasting geheven ten laste van de bezetters van bebouwde eigendommen gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van houders van een zakelijk recht op onroerende eigendommen die niet voor bewoning bestemd zijn. Artikel 4 van de Ordonnantie, laatst gewijzigd bij de Ordonnantie van 3 april 2003, bepaalt evenwel dat de belasting niet verschuldigd is door de gezinshoofden die ten laste zijn van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of die het gewaarborgd inkomen voor bejaarden genieten of die aantonen dat hun inkomsten gelijk zijn aan of kleiner dan 115% van het leefloon. De belasting is evenmin verschuldigd door de gezinshoofden aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% werd toegekend. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wenst deze vrijstellingen automatisch toe te kennen en verzoekt de Kruispuntbank daartoe om mededeling van bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard. 2.
Behandeling van de aanvraag
De Kruispuntbank werd bij beraadslaging nr. 00/43 van 9 mei 2000 door het Toezichtscomité gemachtigd om aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mee te delen welke van de op 1 januari van het referentiejaar op haar grondgebied gevestigde gezinshoofden op diezelfde datum in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank waren geïntegreerd in sector 28 (“sector RIZIV - verhoogde verzekeringstegemoetkoming”) met hoedanigheidscode 002 (“gerechtigde artikel 37, § 19, 1° of 2°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994”). Bij beraadslaging nr. 01/47 van 5 juni 2001 werd de Kruispuntbank tevens gemachtigd om aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mee te delen welke van de op 1 januari van het referentiejaar op haar grondgebied gevestigde gezinshoofden op diezelfde datum in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank waren geïntegreerd in sector 28 met code 003 (“gerechtigde artikel 37, § 19, 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994”). De hogervermelde codes hebben betrekking op, enerzijds, de gerechtigden aan wie het recht op het bestaansminimum, ingevoerd bij de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, wordt toegekend of aan wie een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn steun verleent die geheel of gedeeltelijk door de federale staat ten laste wordt genomen op grond van de artikelen 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende de tenlasteneming van de steun toegekend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (002) en, anderzijds, de gerechtigden die een bij de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden ingesteld gewaarborgd inkomen voor bejaarden genieten of met toepassing van artikel 21, § 2, van dezelfde wet het recht op rentebijslag behouden (003). De vermelde mededelingen zouden voortaan (vanaf het dienstjaar 2003) worden vervangen door een raadpleging door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het personenrepertorium van de Kruispuntbank, aan de hand van het elektronisch bericht L609 (deze raadpleging zal enkel betrekking hebben op personen die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank werden geïntegreerd). Het personenrepertorium van de Kruispuntbank (de wie-waar-hoe-wanneer-tabel) geeft aan welke personen in welke hoedanigheden dossiers bezitten bij welke instellingen van sociale zekerheid met betrekking tot welke periodes. De raadpleging ervan gebeurt aan de hand van het INSZ van de betrokken persoon en heeft betrekking op de verwijzingsgegevens van alle sectoren van de sociale zekerheid. Door middel van het elektronische bericht L609 bekomt men enerzijds het totaal aantal lijnen, het volgnummer
102
van de eerste lijn van het antwoord en het volgnummer van de laatste lijn van het antwoord, en anderzijds per lijn de sector, de hoedanigheidscode, de periode en het volgnummer. Voor wat betreft de gezinshoofden aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% werd toegekend, zal de Kruispuntbank voor alle sociaal verzekerden die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het verwijzingsrepertorium werden geïntegreerd, nagaan of ze al dan niet behoren tot de betrokken categorie 30 en deze informatie als dusdanig aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meedelen (de soort ongeschiktheid wordt bijgevolg niet meegedeeld). De aanvraag beantwoordt aan een wettig doeleinde, met name de automatische toekenning van een belastingvrijstelling ten behoeve van bepaalde categorieën sociaal verzekerden. De mededeling wordt beperkt tot de sociale gegevens van persoonlijke aard die noodzakelijk zijn voor dat doeleinde.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging om de vermelde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de gezinshoofden aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% werd toegekend mee te delen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op de toepassing van een vrijstelling inzake de belasting ten laste van de bezetters van bebouwde eigendommen gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van houders van een zakelijk recht op onroerende eigendommen die niet voor bewoning bestemd zijn. Evenzo wordt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemachtigd om, voor hetzelfde doeleinde, het personenrepertorium van de Kruispuntbank te raadplegen, aan de hand van het elektronisch bericht L609, voor de personen die in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank werden geïntegreerd.
* Beraadslaging nr. 03/51 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de DOSZ en de HVKZ aan de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van de toepassing van de Maximumf actuur – uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/64 van 13 mei 2002 (…) 1.
Context van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 02/64 van 13 mei 2002 machtigde het Toezichtscomité het RIZIV om, via de Kruispuntbank, voor de sociaal verze kerden behorende tot een gezin dat het wettelijk bepaalde bedrag aan persoonlijke aandelen in de kosten van geneeskundige verzorging heeft bereikt en voor hetwelk de sociale franchise niet werd toegepast, een aantal sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de Federale Overheidsdienst Financiën, met het oog op de toepassing van het derde luik van de Maximumfactuurmaatregel. Het systeem van de Maximumfactuur beoogt de financiële toegankelijkheid van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging te verbeteren door de kosten van geneeskundige verzorging van eenieder te beperken tot een bepaald maximumbedrag, dat varieert in functie van het inkomen van het gezin waartoe men behoort of in functie van de sociale categorie waar men deel van uitmaakt. Het derde luik van de Maximumfactuurmaatregel31 behelst met name de toekenning van het voordeel door de verzekeringsinstellingen aan elk gezin dat een laag of bescheiden inkomen heeft (tot €13.400 of 30
31
De Kruispuntbank zal daartoe de socialegegevensbanken van de verzekeringsinstellingen, het Fonds voor Arbeidsongevallen, het Fonds voor Beroepsziekten, de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en de Cel Mijnwerkers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering raadplegen. De Maximumfactuurmaatregel bestaat uit drie luiken: de Maximumfactuur vastgesteld op grond van de sociale categorie van de rechthebbende (de vroegere “sociale franchise”), de Maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit (de vroegere “fiscale franchise”) en de Maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de verzekeringsinstellingen.
103
€20.600), waarbij het bezit van dit inkomen wordt nagegaan in samenwerking met het RIZIV en de Federale Overheidsdienst Financiën. Vanaf het ogenblik dat het gezin een grensbedrag van €450 of €650 aan persoonlijke aandelen in de kosten van geneeskundige verzorging bereikt, wordt de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van geneeskundige verzorging aan honderd procent toegekend. De verzekeringsinstellingen houden per gezin het bereikte totaal bedrag aan persoonlijke aandelen in de kosten van geneeskundige verzorging bij. Indien dit totaal bedrag het wettelijk bepaalde bedrag bereikt en indien de sociale franchise nog niet werd toegepast, maken de verzekeringsinstellingen de identificatiegegevens van de leden van het betrokken gezin over aan de Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV. Vervolgens maakt de Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV voor de betrokken sociaal verzekerden, via de Kruispuntbank, een aanvraag tot het bekomen van persoonsgegevens over aan de Federale Overheidsdienst Financiën. Deze aanvraag bevat het aanslagjaar, het INSZ van de belastingplichtigen, het MAF-nummer en de RIZIV-code. In antwoord op de ontvangen aanvragen maakt de Federale Overheidsdienst Financiën via de Kruispuntbank persoonsgegevens met betrekking tot de fiscale inkomsten van betrokkenen over aan de Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV (per aanslagjaar en per gezinslid). Ten slotte telt de Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV de inkomensgegevens van de verschillende leden van het gezin samen, vergelijkt het totaal met de gestelde grensbedragen en deelt aan de verzekeringsinstellingen de informatie mee die deze laatsten in staat moet stellen een beslissing te nemen aangaande de toekenning van het voordeel van de Maximumfactuur. In hogervermelde beraadslaging nr. 02/64 van 13 mei 2002 werd uitdrukkelijk vermeld dat de persoonsgegevens met betrekking tot de fiscale inkomsten van betrokkenen niet worden meegedeeld aan de verzekeringsinstellingen. De mededeling door het RIZIV zou beperkt blijven tot de categorie waartoe betrokkene behoort voor de toepassing van de Maximumfactuur. Het Toezichtscomité stemde er evenwel mee in dat, indien de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit aan de Dienst voor Administratieve Controle meedeelt dat een rechthebbende van het betrokken gezin niet belastingplichtig is of dat ze geen inlichtingen over hem bezit, de Dienst voor Administratieve Controle die informatie samen met het totaal van de inkomens van de andere rechthebbenden van het gezin zou doorsturen naar de verzekeringsinstelling die het dossier beheert. Deze mededeling door het RIZIV aan de verzekeringsinstellingen heeft tot doel de bevraging van de leden van het betrokken gezin tot een minimum te beperken. Enkel de sociaal verzekerden over wie geen informatie beschikbaar is bij de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit dienen een verklaring op erewoord met betrekking tot hun inkomen aan de verzekeringsinstelling over te maken. Voor de andere gezinsleden wordt het totaal van de inkomens aan de verzekeringsinstellingen meegedeeld, opdat deze laatsten – in combinatie met de gegevens die blijken uit de verklaringen op erewoord – de toepasselijkheid van de Maximumfactuur zouden kunnen nagaan. De Maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de verzekeringsinstellingen wordt geregeld in Afdeling III van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 5 juni 2002, en in het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. 2.
Onderwerp van de aanvraag
De voorliggende aanvraag heeft betrekking op de uitbreiding van de hogervermelde machtiging tot de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid (DOSZ) en de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden (HVKZ). Krachtens twee ontwerpen van koninklijk besluit 32 wordt de regeling van de Maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende uitgevoerd door de DOSZ en de HVKZ, met 32
Enerzijds het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten laste van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, anderzijds het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 tot wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden.
104
toepassing van de bepalingen van Afdeling III van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 5 juni 2002, en het hogervermeld koninklijk besluit van 15 juli 2002. De toepassing van de Maximumfactuur door de DOSZ en de HVKZ zou volgens dezelfde werkwijze als beschreven onder 1. gebeuren, met als enige bijzonderheid dat beide voormelde instellingen van sociale zekerheid zowel de rol van het RIZIV als de rol van de verzekeringsinstellingen in zich verenigen. De DOSZ en de HVKZ houden per gezin het bereikte totaal bedrag aan persoonlijke aandelen in de kosten van geneeskundige verzorging bij. Indien dit totaal bedrag het wettelijk bepaalde bedrag bereikt en indien de sociale franchise nog niet werd toegepast, maken ze de identificatiegegevens van de leden van het betrokken gezin via de Kruispuntbank over aan de Federale Overheidsdienst Financiën. Deze laatste maakt vervolgens in antwoord op de ontvangen aanvragen via de Kruispuntbank persoonsgegevens met betrekking tot de fiscale inkomsten van betrokkenen over aan de DOSZ en de HVKZ (per aanslagjaar en per gezinslid). Ten slotte tellen de DOSZ en de HVKZ de inkomensgegevens van de verschillende leden van het gezin samen, vergelijken het totaal met de gestelde grensbedragen en nemen een beslissing aangaande de toekenning van het voordeel van de Maximumfactuur. Enkel de sociaal verzekerden over wie geen informatie beschikbaar is bij de Federale Overheidsdienst Financiën dienen een verklaring op erewoord met betrekking tot hun inkomen aan de DOSZ en de HVKZ over te maken. 3.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk van de sociale zekerheid, waarvoor, krachtens artikel 15, tweede lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, een machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de DOSZ en de HVKZ aan de Federale Overheidsdienst Financiën, via de Kruispuntbank, beoogt een gewettigd doeleinde, met name de toepassing van de Maximumfactuurmaatregel. De meegedeelde identificatiegegevens (het aanslagjaar, het INSZnummer van de belastingplichtigen, het MAF-nummer en de RIZIV-code) zijn, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Een machtiging van het Toezichtscomité is niet vereist voor de mededeling door de Federale Overheidsdienst Financiën aan de DOSZ en de HVKZ, via de Kruispuntbank. Het betreft immers een mededeling van persoonsgegevens door een instantie van buiten het netwerk, die niet onderworpen is aan een machtiging van het Toezichtscomité.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de uitbreiding van de machtiging vervat in beraadslaging nr. 02/64 van 13 mei 2002 tot de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de DOSZ en de HVKZ aan de Federale Overheidsdienst Financiën, met het oog op de toepassing van de Maximumfactuurmaatregel, op voorwaarde dat de onder punt 2 (alinea 2) vermelde twee ontwerpen van koninklijk besluit daadwerkelijk tot stand komen. Deze mededeling dient via de Kruispuntbank te verlopen.
* Beraadslaging nr. 03/52 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan de KUL en de ULB met het oog op het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
105
De federale Minister van Werkgelegenheid heeft de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en de Université Libre de Bruxelles (ULB) verzocht om hun medewerking bij het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. Daartoe wensen beide universiteiten te beschikken over bepaalde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard. De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard, die betrekking hebben op Vlaanderen, Wallonië en Brussel, zullen worden geanalyseerd door respectievelijk de KUL, de ULB en beide onderzoeksteams samen. Het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding zal worden belast met de coördinatie van deze analyses en de rapportering terzake. Er wordt opgemerkt dat de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard niet enkel zullen worden aangewend als instrument voor het bestrijden van werkloosheid bij allochtonen en hun integratie op de Belgische arbeidsmarkt, maar ook als instrument voor het vaststellen van eventuele discriminatie bij het tewerkstellingsbeleid van werkgevers. Wanneer een slachtoffer van discriminatie voor het bevoegde gerecht feiten (waaronder statistische gegevens) aanvoert die het bestaan van een directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast, krachtens artikel 19, § 3, van de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, immers ten laste van de verweerder. De gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard hebben betrekking op volgende sociaal verzekerden: -
-
alle vreemdelingen (dit zijn de personen met een andere nationaliteit dan de Belgische) die op 30 juni 2001 bij de RSZ, de RSZPPO of de RVA ingeschreven waren en tussen 18 en 55 jaar oud waren; alle allochtone Belgen (dit zijn personen die als niet-Belg zijn geboren maar in de loop van hun leven de Belgische nationaliteit hebben verworven) behorend tot een steekproef van 50% van de sociaal verzekerden die op 30 juni 2001 bij de RSZ, de RSZPPO of de RVA ingeschreven waren en tussen 18 en 55 jaar oud waren – de steekproef wordt ingedeeld naar regio, geslacht en leeftijd en de historiek van de nationaliteit wordt onderzocht door het Rijksregister; een steekproef van tweeduizend autochtone Belgen (dit zijn personen die steeds Belg zijn geweest) die op 30 juni 2001 bij de RSZ, de RSZPPO of de RVA ingeschreven waren en tussen 18 en 55 jaar oud waren – de steekproef wordt ingedeeld per arrondissement naar geslacht, leeftijd en nomenclatuur.
Voor elke sociaal verzekerde behorende tot de onderzoekspopulatie worden volgende gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard meegedeeld (telkens wordt melding gemaakt van de situatie op 30 juni 1998, op 30 juni 1999, op 30 juni 2000 en op 30 juni 2001). Beschrijving gegeven het uniek identificatienummer de status het geslacht de leeftijd op 30 juni 2001
de woonplaats op 31 december
de nationaliteit op 31 december
de herkomst (enkel voor Belgen, met het oog op het nagaan van de eerste gekende nationaliteit)
het statuut
Mogelijke waarden het gecodeerd INSZ de nomenclatuurcode [1] man [2] vrouw [1] 18-25 [5] 41-45 [2] 26-30 [6] 46-50 [3] 31-35 [7] 51-55 [4] 36-40 de arrondissementscode [1] België [7] buurland van België [2] (niet gebruikt) [8] ander (Europa) [3] Italië [9] ander (Oost-Europa) [4] Marokko [10] ander (Azië) [5] Turkije [11] ander (Afrika) [6] Zuid -Europa [12] ander [1] België [7] buurland van België [2] (niet gebruikt) [8] ander (Europa) [3] Italië [9] ander (Oost-Europa) [4] Marokko [10] ander (Azië) [5] Turkije [11] ander (Afrika) [6] Zuid -Europa [12] ander [0] niet van toepassing [2] bediende [1] arbeider [3] ambtenaar
106
het gemiddeld dagloon de bedrijfssector het statuut van de onderneming
de omvang van de onderneming
de duur van de huidige werkloosheid
het opleidingsniveau
het jaar van de eerste aanvraag
de loonklasse de NACE-code33 [0] niet van toepassing [1] publieke onderneming [0] niet van toepassing [1] 1-9 werknemers [2] 10-49 werknemers [0] niet van toepassing [1] minder dan 1 maand [2] 1-3maanden [3] 3-6 maanden [0] geen info beschikbaar [1] geen [2] lager onderwijs [3] lager sec. onderwijs [4] hoger sec. onderwijs het jaartal
[2] privé-onderneming [3] 50-99 werknemers [4] 100-499 werknemers [5] 500 werknemers of meer [4] 7-12 maanden [5] 13-24 maanden [6] 25 maanden of meer [5] hoger onderwijs [6] ander [7] (niet gebruikt) [8] (niet gebruikt) [9] betrokkene onbekend
De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard zouden worden bewaard tot en met december 2005. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor, krachtens artikel 15, tweede lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling gebeurt voor een gewettigd doeleinde, met name het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Ze lijken bovendien niet van aard om een (her)identificatie van de betrokkenen door de onderzoekers waarschijnlijk te maken: het INSZ van de betrokken sociaal verzekerden wordt gecodeerd en de persoonskenmerken (het geslacht, de nationaliteit, het arrondissement van de woonplaats, de leeftijd en het opleidingsniveau) worden in klassen uitgedrukt. De Kruispuntbank mag de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard slechts meedelen nadat ze, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, in het bezit werd gesteld van het door de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer uitgereikte ontvangstbewijs van de door de KUL en de ULB verrichte aangifte van de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. De KUL en de ULB dienen er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. In elk geval is het de KUL en de ULB, overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, verboden om handelingen te stellen die ertoe strekken de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard om te zetten in niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard. Er wordt op gewezen dat het niet-naleven van dit verbod, krachtens artikel 39, 1°, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een strafrechtelijke veroordeling tot een geldboete van honderd tot honderdduizend frank tot gevolg kan hebben.
33
Er worden twee digits meegedeeld. Voor de sector 74 (allerhande dienstverlening) worden echter drie tot vijf digits meegedeeld. Het betreft immers een sector waarbinnen traditioneel veel allochtonen tewerkgesteld worden.
107
De KUL en de ULB mogen de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van voormeld doeleinde en maximaal tot december 2005; daarna dienen zij te worden vernietigd.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de Kruis puntbank om aan de KUL en de ULB de onder punt 2. vermelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met het oog op het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. Tussen de Kruispuntbank en beide universiteiten dient een contract te worden gesloten waarin de nodige veiligheidsmaatregelen worden voorzien. De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mogen worden bewaard zolang dit noodzakelijk is in het kader van voormeld doeleinde en maximaal tot december 2005; daarna dienen zij te worden vernietigd. De KUL en de ULB dienen er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. In elk geval is het voor hen verboden om handelingen te stellen die ertoe strekken de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard om te zetten in niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard. De Kruispuntbank mag de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard slechts meedelen nadat ze, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, in het bezit werd gesteld van het door de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer uitgereikte ontvangstbewijs van de door de KUL en de ULB verrichte aangifte van de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden.
* Beraadslaging nr. 03/52bis van 22 juli 2003 m.b.t. de mededeling van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan de KUL en de ULB met het oog op het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt – uitbreiding van de machtiging (…) Onderwerp van de aanvraag Bij beraadslaging nr. 03/52 van 6 mei 2003 werd de Kruispuntbank door het Toezichtscomité gemachtigd om bepaalde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de KUL en de ULB, met het oog op het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. Deze gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard hebben onder meer betrekking op autochtone Belgen die op 30 juni 2001 bij de RSZ, de RSZPPO of de RVA ingeschreven waren en tussen 18 en 55 jaar oud waren. Volgens de tekst van beraadslaging nr. 03/52 zou voor deze categorie een steekproef van tweeduizend betrokkenen getrokken worden, ingedeeld naar arrondissement, geslacht, leeftijd en nomenclatuur. Huidige aanvraag heeft betrekking op een steekproef van tweeduizend betrokkenen per arrondissement, ingedeeld naar geslacht, leeftijd en nomenclatuur. Behandeling van de aanvraag De mededeling gebeurt voor een gewettigd doeleinde, met name het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. De meegedeelde
108
gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de Kruispuntbank om aan de KUL en de ULB de bovenvermelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met het oog op het instellen van een systeem van permanente monitoring van de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt.
* Beraadslaging nr. 03/53 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan De Lijn met het oog op de verzending van gratis passen voor personenvervoer ten behoeve van personen met een handicap (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 01/70 van 14 augustus 2001 werd de Kruispuntbank door het Toezichtscomité gemachtigd om bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de drukker van passen waarmee personen met een handicap kunnen genieten van gratis personenvervoer bij de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn. Bij deze mededeling wordt volgende werkwijze gehanteerd. Vooreerst controleert de Kruispuntbank of de door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid meegedeelde INSZ in haar verwijzingsrepertorium zijn geïntegreerd in sector 16 (“Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid”) met hoedanigheidscode 001 (“gehandicapte – tegemoetkoming”) en schrapt de INSZ die reeds voorkomen op een door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap overgemaakte lijst (deze bevat immers de personen voor wie reeds een pas aangemaakt of in voorbereiding is). De Kruispuntbank zendt de aanvaarde gevallen vervolgens (na verwijdering van de INSZ) door aan de betrokken drukker, die de passen vervaardigt en ze met een begeleidende brief aan de betrokkenen bezorgt. Deze laatsten worden uitgenodigd (vrijwillig) een voorgedrukte brief terug te sturen aan De Lijn, waarbij ze melden de pas te willen gebruiken. Deze brief bevat identificatiegegevens (met uitzondering van het INSZ) en stelt De Lijn in staat om in geval van verlies of diefstal van de originele pas op een vlotte wijze een duplicaat te verstrekken. De Kruispuntbank legt aan de drukker strikte voorwaarden op met betrekking tot de bescherming van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen (verbod om de gegevens door te geven, verplichting om de gegevens na verwerking te vernietigen,…). Bij brief van 11 september 2002 deelde de Kruispuntbank aan het Toezichtscomité mee dat de gratis passen niet langer automatisch aan de betrokkenen zouden worden overgemaakt maar enkel voor zover de voorgedrukte brief wordt teruggestuurd aan De Lijn, die dan op geregelde tijdstippen de identificatiegegevens van de respondenten (zonder INSZ) aan de drukker zou overmaken. Het Toezichtscomité heeft deze wijziging goedgekeurd tijdens zijn vergadering van 15 oktober 2002. De voorliggende aanvraag heeft betrekking op een herziening van voormelde procedure. De sociale gegevens van persoonlijke aard zouden niet langer aan de drukker van de passen worden overgemaakt, maar aan De Lijn zelf, die ze – met het oog op een efficiënte klantenservice – in een centraal opvolgingsbestand zou opnemen. De Lijn zou de haar meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard daarenboven ter beschikking stellen van, enerzijds, de drukker van de passen en, anderzijds, de Vlaamse Infolijn.
109
Ten slotte zouden de passen opnieuw automatisch aan de betrokkenen worden overgemaakt (niet langer enkel na het terugsturen van een ingevuld document). 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard buiten het netwerk van de sociale zekerheid, waarvoor krachtens artikel 15, tweede lid, van de Kruispuntbankwet een machtiging van het Toezichtscomité vereist is. Het toekennen van gratis personenvervoer aan personen met een handicap dient beschouwd te worden als een “aanvullend recht”, dit is een recht op enig voordeel dat een natuurlijke persoon of diens rechthebbenden genieten als gevolg van het socialezekerheidsstatuut van de betrokkene, ander dan de eigenlijke socialezekerheidsrechten. Krachtens artikel 11bis van de Kruispuntbankwet, ingevoegd bij de wet van 8 april 2003, zijn de toekennende instanties (in casu De Lijn) verplicht de sociale gegevens nodig voor het toekennen van een aanvullend recht bij de Kruispuntbank op te vragen, voor zover deze gegevens in het netwerk beschikbaar zijn en het Beheerscomité van de Kruispuntbank het betrokken aanvullend recht heeft aangeduid als een recht waarvoor in een gegevensstroom kan worden voorzien tussen de betrokken instellingen van sociale zekerheid en de toekennende instantie. De mededeling door de Kruispuntbank aan De Lijn heeft betrekking op, enerzijds, de familienaam, de voornaam, de geboortedatum, het geslacht en het adres van de persoon met een handicap, en, anderzijds, de familienaam, de voornaam, het geslacht en het adres van de wettelijke vertegenwoordiger van de persoon met een handicap. Tevens wordt de bron van de identificatie - en adresgegevens vermeld. Het INSZ van de betrokkenen zal pas worden meegedeeld zodra De Lijn gemachtigd is om het rijksregisternummer te gebruiken overeenkomstig de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. De mededeling beantwoordt aan een wettig doeleinde, met name de toekenning aan gehandicapte personen van passen voor gratis personenvervoer, en komt tegemoet aan het hogervermelde artikel 11bis van de Kruispuntbankwet. De meegedeelde gegevens zijn, uitgaande van dat doel, ter zake dienend en niet overmatig. De Lijn wenst de sociale gegevens van persoonlijke aard op te nemen in een centraal opvolgingsbestand, waardoor ze op een vlottere wijze het beheer van de passen kan verrichten (o.a. in geval van verlies of diefstal van de originele pas). In geen geval mag De Lijn de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard aanwenden voor andere doeleinden. Daarenboven dienen de sociale gegevens van persoonlijke aard te worden vernietigd zodra ze niet meer dienstig zijn voor deze doeleinden. De verdere mededeling van de sociale gegevens van persoonlijke aard door De Lijn aan de drukker van de passen dient beschouwd te worden als een mededeling aan een onderaannemer. Tussen De Lijn en de drukker dient derhalve, overeenkomstig artikel 16, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een overeenkomst te worden gesloten waarin de verplichtingen van de drukker worden vastgelegd, in het bijzonder de maatregelen die hij moet nemen op het vlak van de informatieveiligheid. De Vlaamse Infolijn zou in de mogelijkheid worden gesteld om het centraal opvolgingsbestand van De Lijn te consulteren (on line). Personen met een handicap die vragen34 hebben met betrekking tot het verkrijgen van een pas voor gratis personenvervoer blijken immers vaak gebruik te maken van dit gratis telefoonnummer, waar men terecht kan voor allerhande informatie over de Vlaamse overheid. Deze vragen kunnen via de raadpleging van het opvolgingsbestand op een vlotte wijze behandeld worden door één centraal contactpunt (de betrokkene dient niet langer meerdere instanties te contacteren). Deze raadpleging is evenwel onderworpen aan enige voorwaarden: enerzijds mag een raadpleging slechts verricht worden voor zover in een databank van de Vlaamse Infolijn wordt aangeduid dat door de betrokkene of zijn rechthebbenden een concrete vraag met betrekking tot de gratis passen werd gesteld (De Lijn dient op regelmatige tijdstippen na te gaan of er geen onevenwicht bestaat tussen het aantal gestelde vragen en het aantal raadplegingen), anderzijds mag de Vlaamse Infolijn de geraadpleegde informatie niet bijhouden. Meer algemeen dient de Vlaamse Infolijn beschouwd te worden als een onderaannemer van De Lijn, met wie ze bijgevolg, overeenkomstig artikel 16, § 1, van de wet van 8 december 1992, een overeenkomst dient te sluiten waarin haar verplichtingen inzake informatieveiligheid worden vastgelegd. 34
Hoe vul ik dit formulier in? Mag ik de geboortedatum/(voor)naam/adres wijzigen? Waarom heb ik vorig jaar wel een gratis abonnement ontvangen en dit jaar (nog) niet? Waar blijft mijn gratis abonnement? Hoe lang moet ik nog wachten?
110
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de Kruispuntbank om de onder 2. vermelde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan De Lijn in het kader van de verspreiding van passen voor gratis personenvervoer ten behoeve van personen met een handicap, op voorwaarde dat op het formulier waarmee een persoon met een handicap een tegemoetkoming aanvraagt, uitdrukkelijk wordt vermeld dat de persoonsgegevens van de betrokkene kunnen worden meegedeeld aan instanties die aanvullende rechten toekennen, behoudens indien hij zijn bezwaar daartegen uit (opting-out); in afwachting dat deze bepaling op het formulier (of op een bijlage bij dit formulier) wordt opgenomen, dient de oude werkwijze te worden gehandhaafd. De Lijn mag de bekomen sociale gegevens van persoonlijke aard opnemen in een centraal opvolgingsbestand (dat uitsluitend mag worden aangewend voor het passenbeheer) en ter beschikking stellen van de drukker van de passen (mededeling) en van de Vlaamse Infolijn (raadpleging). Zowel met de drukker als met de Vlaamse Infolijn dient De Lijn een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de na te leven veiligheidsvoorschriften.
* Beraadslaging nr. 03/68 van 17 juni 2003 m.b.t. de mededeling van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan het Steunpunt WAV en het Point d’Appui TEF met het oog op een onderzoek met betrekking tot de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Met het oog op een door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg voorgesteld onderzoek met betrekking tot de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt wensen het Steunpunt “Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming” (WAV) van de KUL en het Point d’Appui “Travail, Emploi et Formation” (TEF) van de ULB te beschikken over bepaalde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard afkomstig uit het datawarehouse-arbeidsmarkt. Deze gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard zouden daarenboven door het Steunpunt WAV worden aangewend voor het opstellen van een rapport aangaande de diversiteitsproblematiek en de evenredige arbeidsdeelname in het kader van het Programma “Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering” (VIONA) van de Vlaamse Regering. De aanvraag van het Steunpunt WAV en het Point d’Appui TEF bevat twee luiken. Enerzijds wordt voor de steekproefgroep die in 1998 werd getrokken in het kader van het VIONAonderzoeksvoorstel “Arbeidsmarkt, sociale ongelijkheid en doelgroepenbeleid” (zie het advies nr. 98/07 van 7 juli 1998 en het advies nr. 00/01 van 19 januari 2000 van het Toezichtscomité) een actualisering van de arbeidsmarktsituatie voor de periode van 30 juni 1998 tot en met 30 juni 2001 gevraagd. Anderzijds wordt voor de Waalse arrondissementen Luik, Charleroi, Bergen, Nijvel en Soignies gevraagd om gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot alle op 30 juni 1998 in de geselecteerde arrondissementen wonende werknemers, werklozen en zelfstandigen van vreemde nationaliteit tussen 18 en 55 jaar oud, alle op 30 juni 1998 in de geselecteerde arrondissementen wonende werknemers, werklozen en zelfstandigen van vreemde origine tussen 18 en 55 jaar oud, een vijfduizendtal op 30 juni 1998 in de geselecteerde arrondissementen wonende werkenden van Belgische origine tussen 18 en 55 jaar oud en een vijfduizendtal op 30 juni 1998 in de geselecteerde arrondissementen wonende werklozen van Belgische origine tussen 18 en 55 jaar oud. De mee te delen gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard hebben betrekking op de periode van 30 juni 1998 tot en met 30 juni 2001. In beide gevallen zouden de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard per semester uit de voormelde periode worden overgemaakt, met een gecodeerd identificatienummer dat onderlinge koppelingen tussen de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard van de diverse semesters mogelijk maakt.
111
Het Steunpunt WAV en het Point d’Appui TEF wensen de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard te bewaren tot en met eind 2006. 2.
Behandeling van de aanvraag
2.1.
Positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt – Vlaams luik
Bij advies nr. 98/07 van 7 juli 1998 verleende het Toezichtscomité een gunstig advies voor de mededeling door de Kruispuntbank aan de KUL van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot een twintigduizendtal autochtone Belgen (dit zijn personen die steeds Belg zijn geweest) die op 30 juni 1997 in het Vlaams Gewest woonden en tussen 18 en 55 jaar oud waren, een tienduizendtal autochtone Belgen die op 30 juni 1997 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woonden en tussen 18 en 55 jaar oud waren, alle allochtone Belgen (dit zijn personen die als niet-Belg zijn geboren maar in de loop van hun leven de Belgische nationaliteit hebben verworven) die op 30 juni 1997 in het arrondissement Gent, Antwerpen, Hasselt of Brussel woonden en tussen 18 en 55 jaar oud waren en alle vreemdelingen (dit zijn de personen met een andere nationaliteit dan de Belgische) die op 30 juni 1997 in het arrondissement Gent, Antwerpen, Hasselt of Brussel woonden en tussen 18 en 55 jaar oud waren. Het betrof met name volgende gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard: -
het geslacht van betrokkene; de nationaliteitsklasse van betrokkene; het arrondissement van de woonplaats van betrokkene; de leeftijdsklasse van betrokkene; het opleidingsniveau van betrokkene; de NACE-code van de bedrijfssector waarin betrokkene actief is; de aard van de onderneming waarin betrokkene tewerkgesteld is; de grootte van de onderneming waarin betrokkene tewerkgesteld is; het statuut van betrokkene; het arbeidsregime van betrokkene; het gemiddeld dagloon van betrokkene (in loonklassen van 250 Bfr.); de duur van de huidige werkloosheid van betrokkene; het jaar van de eerste uitkeringsaanvraag van betrokkene (enkel voor allochtone Belgen).
Het Toezichtscomité oordeelde terzake dat de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard niet van die aard waren om heridentificatie van de betrokkenen mogelijk te maken – de persoonskenmerken (het geslacht, de nationaliteit, het arrondissement van de woonplaats, de leeftijd en het opleidingsniveau) worden in klassen meegedeeld – en dat er zich bijgevolg geen problemen stelden op het vlak van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De voorliggende aanvraag heeft betrekking op volgende gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard: 35
36
het gecodeerd INSZ van betrokkene; het geslacht van betrokkene; de leeftijdsklasse van betrokkene; de arrondissementscode van de woonplaats van betrokkene; de socio-economische positie van betrokkene; het gecodeerd RSZ- of RSZPPO-nummer van de werkgever van betrokkene; de activiteitssector van de werkgever van betrokkene de NACE-code35 ; de ondernemingsgrootte van de werkgever van betrokkene; het statuut van de werkgever van betrokkene (publiek/privaat); het arbeidsregime van betrokkene (voltijds/deeltijds/speciaal/onbekend); de percentageklasse deeltijdse tewerkstelling van betrokkene; de dagloonklasse van betrokkene36 ; het aantal gewerkte dagen van betrokkene; de aard van de vermindering van de socialezekerheidsbijdragen van betrokkene; de nationaliteit van betrokkene op 30 juni 1997 37 ;
Er worden twee digits meegedeeld. Binnen de sector 74 (allerhande dienstverlening) worden echter drie tot vijf digits meegedeeld. Het betreft immers een sector waarbinnen traditioneel veel allochtonen tewerkgesteld worden. Volgende loonklassen worden gebruikt: € 50 of minder, € 50,01-60, € 60,01-70, € 70,01-80, € 80,01-90, € 90,01-100, € 100,01-110, € 110,01-125, € 125,01-150 en € 150,01 of meer.
112
-
de nationaliteit van betrokkene op 31 december 1998; de nationaliteit van betrokkene op 31 december 2001; de herkomst van betrokkene (enkel voor allochtone Belgen).
2.2.
Positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt – Waals luik
De voorliggende aanvraag heeft betrekking op dezelfde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard als vermeld onder 2.1. evenwel met volgende bijzonderheden. Vooreerst bestaat de steekproefgroep uit sociaal verzekerden die op 30 juni 1998 aan bepaalde voorwaarden voldeden (in het Vlaams luik geldt 30 juni 1997 als bepalende datum). Voorts dient enkel de nationaliteit van betrokkene op 30 juni 1998 en op 31 december 2001 te worden meegedeeld (in het Vlaams luik dient tevens de nationaliteit op 30 juni 1997 te worden meegedeeld). Ten slotte dient de herkomst te worden meegedeeld voor alle personen die op 30 juni 1998 tot de nationaliteitsgroep “allochtone Belgen” behoorden (in het Vlaams luik dient de herkomst te worden meegedeeld voor alle personen die op 30 juni 1997 tot deze nationaliteitsgroep behoorden). 2.3.
Beoordeling
De gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard worden door de Kruispuntbank gekoppeld en op individueel niveau meegedeeld, maar op een wijze die de eventuele (her)identificatie van de betrokkenen in hoge mate bemoeilijkt. Als identificatienummer van de betrokkenen wordt een gecodeerd INSZ gebruikt. De mededeling gebeurt voor een wettig doeleinde, met name een onderzoek met betrekking tot de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. Ze lijken bovendien niet van aard om een (her)identificatie van de betrokkenen door de onderzoekers waarschijnlijk te maken: het INSZ van de betrokken sociaal verzekerden wordt gecodeerd en de meeste variabelen worden in klassen uitgedrukt. De Kruispuntbank mag de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard slechts meedelen nadat ze, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, in het bezit werd gesteld van het door de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer uitgereikte ontvangstbewijs van de door de KUL en de ULB verrichte aangifte van de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. De KUL en de ULB dienen er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. In elk geval is het de KUL en de ULB, overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, verboden om handelingen te stellen die ertoe strekken de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard om te zetten in niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard. Er wordt op gewezen dat het niet-naleven van dit verbod, krachtens artikel 39, 1°, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een strafrechtelijke veroordeling tot een geldboete van honderd tot honderdduizend euro tot gevolg kan hebben. De KUL en de ULB mogen de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren zolang hun verwerking noodzakelijk is in het kader van het voormelde onderzoek en maximaal tot december 2006; daarna dienen zij te worden vernietigd.
Om deze redenen, verleent
37
Volgende nationaliteitsklassen worden gebruikt: 1) België, 2) Italië, 3) Marokko, 4) Turkije, 5) Griekenland, Portugal of Spanje, 6) Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland, Luxemburg of Duitsland, 7) Zweden, Noorwegen, Finland, Denemarken, Zwitserland of Oostenrijk, 8) Estland, Letland, Litouwen, Wit-Rusland, Rusland, Oekraïne, Moldavië, Polen, Tsjechië, Slovakije, Hongarije, Roemenië of Bulgarije, 9) Bosnië-Herzegovina, Joegoslavië, Albanië, Slovenië, Kroatië, Macedonië, 10) Aziatische landen, 11) andere Afrikaanse landen, 12) andere landen en 13) allochtone Belgen.
113
het Toezichtscomité de machtiging aan de Kruispuntbank om aan de KUL en de ULB de onder punt 2. vermelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen, met het oog op een onderzoek met betrekking tot de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. Tussen de Kruispuntbank en beide universiteiten dient een contract te worden gesloten waarin de nodige veiligheidsmaatregelen worden voorzien. De meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mogen worden bewaard zolang dit noodzakelijk is in het kader van voormeld onderzoek en maximaal tot december 2006; daarna dienen zij te worden vernietigd. De KUL en de ULB dienen er zich contractueel toe te verbinden alle mogelijke middelen te zullen inzetten om te vermijden dat de identiteit van de personen op wie de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard betrekking hebben, zou worden achterhaald. In elk geval is het voor hen verboden om handelingen te stellen die ertoe strekken de meegedeelde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard om te zetten in niet-gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard. De Kruispuntbank mag de gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard slechts meedelen nadat ze, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, in het bezit werd gesteld van het door de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer uitgereikte ontvangstbewijs van de door de KUL en de ULB verrichte aangifte van de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden.
* Beraadslaging nr. 03/68bis van 22 juli 2003 m.b.t. de mededeling van gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank aan het Steunpunt WAV en het Point d’Appui TEF met het oog op een onderzoek met betrekking tot de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt – uitbreiding van de machtiging (…) Onderwerp van de aanvraag Bij beraadslaging nr. 03/68 van 17 juni 2003 werd de Kruispuntbank door het Toezichtscomité gemachtigd om bepaalde gecodeerde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de KUL en de ULB met het oog op een onderzoek m.b.t. de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. Dit onderzoek gaat uit van een afgebakende populatie, die in de loop van een aantal kwartalen wordt opgevolgd. Louter op basis van de sociale gegevens van persoonlijke aard vervat in voormelde beraadslaging is het echter niet mogelijk om voor sociaal verzekerden die in de loop van de beschouwde periode uit het bestand wegvallen een onderscheid te maken tussen personen die zijn overleden en personen die om een andere reden niet meer in het bestand zijn opgenomen. De onderzoekers verzoeken derhalve om de mededeling van een extra gegeven voor ieder betrokken kwartaal (van het tweede kwartaal van 1998 tot en met het tweede kwartaal van 2001), met name de aanduiding of betrokkene in de loop van het kwartaal of een voorgaand kwartaal is overleden. Behandeling van de aanvraag De mededeling gebeurt voor een wettig doeleinde, met name een onderzoek met betrekking tot de positie van allochtonen op de Belgische arbeidsmarkt. Het extra meegedeelde sociale gegeven van persoonlijke aard lijkt, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité
114
de machtiging aan de Kruispuntbank om aan de KUL en de ULB mee te delen of betrokkene in de loop van het kwartaal of een voorgaand kwartaal is overleden.
* Beraadslaging nr. 03/84 van 22 juli 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan GeDIS met het oog op het realiseren van energiebesparing bij beschermde afnemers (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
In het kader van de vrijmaking van de energiemarkt werd aan de energie-intercommunales de taak van distributienetbeheerder toegewezen. Dit betekent dat zij dienen in te staan voor de exploitatie, de uitbouw en het onderhoud van de distributienetten. Daartoe werd in Vlaanderen GeDIS opgericht, het Gemeentelijk Samenwerkingsverband voor Distributienetbeheer, dat een filiaal vormt van de gemengde intercommunales in Vlaanderen (Gaselwest, Imewo, Intergem, Imea, Iveka, Iverlek, Sibelgas Noord en Intermosane). Als distributienetbeheerder heeft GeDIS een aantal openbaredienstverplichtingen, waaronder de promotie van het rationeel energiegebruik, door het verstrekken van premies voor energiezuinige toepassingen. Deze premies worden aangepast aan de diverse doelgroepen, waaronder de zogenaamde “beschermde afnemers”. Voor deze laatsten dient GeDIS extra financiële acties te voorzien ingevolge het besluit van de Vlaamse regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik . Aldus zullen tussen augustus en december 2003 bij de beschermde afnemers gratis spaarlampen en spaardouchekoppen worden afgeleverd. Daartoe dient GeDIS wel te kunnen beschikken over de identiteit van betrokkenen. De beschermde afnemers staan omschreven in het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003 met betrekking tot de sociale openbaredienstverplichtingen in de vrijgemaakte elektriciteitsmarkt (de omschrijving van de beschermde afnemers in het besluit van 29 maart 2002 zal binnenkort worden afgestemd op de omschrijving in het besluit van 31 januari 2003). Het betreft onder andere, krachtens artikel 1, 6°, van het besluit van 31 januari 2003, elke huishoudelijke afnemer met een aansluiting, waarbij op het adres van de aansluiting op het distributienet minstens één persoon gedomicilieerd is die behoort tot één van de volgende categorieën: -
de personen die een verhoogde tegemoetkoming van het ziekenfonds genieten zoals bepaald in het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
-
de personen ten aanzien van wie een beslissing is genomen tot toekenning van: 1) een leefloon, krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; 2) het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, krachtens de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden; 3) een inkomensgarantie voor ouderen, krachtens de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen; 4) een inkomensvervangende tegemoetkoming, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; 5) een integratietegemoetkoming, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, als die gehandicapte behoort tot de categorieën II, III of IV, bepaald bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming; 6) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; 7) een tegemoetkoming als gehandicapte persoon ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid of een invaliditeit van tenminste 65, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen
115
van tegemoetkomingen voor minder-validen, binnen de perken bepaald bij artikel 28 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; 8) een tegemoetkoming voor de hulp van een derde persoon, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen voor minder-validen, binnen de perken bepaald bij artikel 28 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; -
de personen die een steun verkrijgen die gedeeltelijk of volledig ten laste genomen wordt door de federale staat, op basis van artikel 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
GeDIS wenst voor alle betrokkenen mededeling te bekomen van de naam, het adres en het aantal gezinsleden volgens de officiële gezinssamenstelling. Deze sociale gegevens van persoonlijke aard dienen GeDIS in staat te stellen haar verplichtingen ingevolge de hogervermelde besluiten van de Vlaamse regering uit te voeren. 2.
Behandeling van de aanvraag
Krachtens artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 29 maart 2002 dient elke netbeheerder met ingang van 1 januari 2003 bij de eindafnemers die aangesloten zijn op zijn net een jaarlijkse primaire energiebesparing te realiseren. Artikel 4, § 2, verplicht de netbeheerders om een bijzondere inspanning te leveren om onder meer de beschermde afnemers te bereiken; voor de acties die zich richten naar de beschermde afnemers wordt een specifiek plan van aanpak beschreven met een gevoelig hogere financiële ondersteuning voor de geplande acties en de specifieke communicatiecampagnes. Krachtens artikel 11bis van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid zijn de instanties die aanvullende rechten toekennen en daarvoor nood hebben aan sociale gegevens die in het netwerk beschikbaar zijn, verplicht deze bij de Kruispuntbank op te vragen. De Kruispuntbank kan aan de vraag van GeDIS tegemoet komen door mededeling van de identiteit van volgende sociaal verzekerden: -
-
-
-
de sociaal verzekerden die in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank binnen de sector “verhoogde tegemoetkoming verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen” met de hoedanigheidscode 001 zijn aangeduid (weduwnaars en weduwen, invaliden, gepensioneerden en volle wezen); de sociaal verzekerden die in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank binnen de sector “verhoogde tegemoetkoming verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen” met de hoedanigheidscode 002 zijn aangeduid (gerechtigden op maatschappelijke integratie en personen die steun ontvangen van een OCMW die geheel of gedeeltelijk ten laste wordt genomen door de federale staat); de sociaal verzekerden die in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank binnen de sector “verhoogde tegemoetkoming verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen” met de hoedanigheidscode 003 zijn aangeduid (gerechtigden op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of het recht op rentebijslag behouden of inkomensgarantie voor ouderen); de sociaal verzekerden die in het verwijzingsrepertorium van de Kruispuntbank binnen de sector “verhoogde tegemoetkoming verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen” met de hoedanigheidscode 004 zijn aangeduid (gerechtigden aan wie een tegemoetkoming aan gehandicapten wordt verleend).
De mededeling is eenmalig. Tussen GeDIS en de Kruispuntbank dient een overeenkomst te worden gesloten, waarin de voorwaarden en de modaliteiten van de mededeling worden vastgelegd. GeDIS dient er zich toe te verbinden: -
-
de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard enkel aan te wenden voor het afleveren van gratis spaarlampen en spaardouchekoppen bij de zogenaamde beschermde afnemers en zeker niet voor commerciële doeleinden; de meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard enkel te bewaren gedurende de tijdsspanne nodig om hogervermeld doeleinde te bereiken en ze daarna te vernietigen;
116
-
bij het uitvoeren van de overeenkomst in te staan voor het naleven van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, hun uitvoeringsbesluiten en elke andere wettelijke of reglementaire bepaling die strekt tot het vrijwaren van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen.
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging aan de Kruispuntbank om de naam, het adres en het aantal gezinsleden van de bovenvermelde sociaal verzekerden mee te delen aan GeDIS, met het oog op het realiseren van energiebesparing bij beschermde afnemers. Het INSZ van betrokkenen wordt niet meegedeeld.
G.
Gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) of van de werkloosheidskassen
Beraadslaging nr. 02/112 van 3 december 2002 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) met het oog op het informeren van bepaalde oudere werklozen over de mogelijkheid van werkhervatting (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Krachtens artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding prospecteren de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling de arbeidsmarkt teneinde zoveel mogelijk vacatures te kennen en maken ze deze vacatures bekend aan de werkzoekenden; voor de werkzoekenden met een verminderde competitiviteitsgraad op de arbeidsmarkt kunnen deze diensten bijzondere stappen aanwenden teneinde de opname van betrokkenen in het economisch circuit te bevorderen. In dit verband wenst de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB), meer bepaald het kantoor van Oostende, de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen met een anciënniteitstoeslag uit de regio Oostende en omstreken via een gepersonaliseerde mailing te informeren over de mogelijkheid om het werk te hervatten bij de NV Daikin. Deze laatste produceert airconditioninginstallaties en wordt elk jaar geconfronteerd met een tijdelijke verhoging van de productie, waarvoor werknemers voor een beperkte periode (maart tot september) in dienst worden genomen via een arbeidsovereenkomst voor uitzendkrachten. De VDAB zou voor het verstrekken van deze informatie gebruik maken van sociale gegevens van persoonlijke aard afkomstig van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), met name het rijksregisternummer, de naam en de voornaam, de NIS-gemeentecode, het adres en de code “dagbedrag” van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen uit de regio Oostende en omstreken die op basis van de toegekende werkloosheidscode recht hebben op de bij artikel 126 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering voorziene anciënniteitstoeslag. Aan de hand van de code “dagbedrag” wordt aangeduid dat betrokkene wel degelijk recht heeft op de anciënniteitstoeslag. De uitkeringsgerechtigde volledig werklozen met een anciënniteitstoeslag die op het aanbod wensen in te gaan, kunnen sinds 1 juli 2002 aanspraak maken op een werkhervattingstoeslag. De mededeling kadert in een project waarbij de VDAB, de RVA en de NV Daikin de aanwerving van werknemers van vijftig jaar en ouder wensen te bevorderen. Indien het project slaagt, zal de VDAB waarschijnlijk ook ten behoeve van andere werkgevers de werkhervattingstoeslag hanteren als instrument voor de wedertewerkstelling.
117
De mededeling zou éénmaal per jaar gebeuren, via informaticadrager. De VDAB zou de ontvangen sociale gegevens van persoonlijke aard bewaren tijdens de duur van het project (tot aan het ogenblik van de aanwerving van het voorziene contingent werknemers) waarna ze vernietigd zouden worden. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor krachtens artikel 15 van de Kruispuntbankwet een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling gebeurt voor wettige doeleinden, met name de bevordering van de tewerkstelling van oudere werklozen. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig.
Om deze redenen verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de RVA om bovenvermelde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de VDAB, met het oog op de bevordering van de tewerkstelling van oudere werklozen. De VDAB dient de ontvangen sociale gegevens van persoonlijke aard te vernietigen zodra het betrokken werkhervattingsproject wordt beëindigd. In de brief aan de betrokkenen dient uitdrukkelijk te worden vermeld hoe de VDAB aan hun sociale gegevens van persoonlijke aard is geraakt. Er moet ook duidelijk worden aangegeven dat het aanbod van wedertewerkstelling vrijblijvend is. De betrokkenen dienen duidelijk geïnformeerd te worden over de gevolgen van een eventuele werkhervatting voor hun statuut.
* Beraadslaging nr. 03/46 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de RVA aan de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB/BGDA/FOREM) met het oog op de wedertewerkstelling van bepaalde oudere werklozen (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 02/112 van 3 december 2002 werd de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) gemachtigd om bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB), met het oog op de bevordering van de tewerkstelling van oudere werklozen. Krachtens artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding prospecteren de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling de arbeidsmarkt en maken ze vacatures bekend aan de werkzoekenden. Voor de werkzoekenden met een verminderde competitiviteitsgraad op de arbeidsmarkt kunnen deze diensten bijzondere stappen aanwenden teneinde de opname van betrokkenen in het economisch circuit te bevorderen. In dit verband heeft de RVA aan de VDAB van Oostende bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard meegedeeld om laatstgenoemde in staat te stellen de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen met een anciënniteitstoeslag uit de regio Oostende en omstreken via een gepersonaliseerde mailing te informeren over de mogelijkheid om het werk te hervatten bij een bepaalde onderneming. De voorliggende aanvraag heeft tot doel de mogelijkheid tot mededeling uit te breiden tot het gehele territorium, voor alle openbare diensten voor arbeidsbemiddeling, dus eveneens de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA) en het “Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l’emploi” (FOREM). Volgende werkwijze zou worden gevolgd. De RVA creëert een bestand van de werklozen tussen 50 en 55 jaar oud die gerechtigd zijn op de anciënniteitstoeslag en maakt dit bestand vervolgens – per gemeente en door middel van etiketten – over
118
aan zijn ambtenaren die tewerkgesteld werkgelegenheidsagentschappen (PWA).
zijn
in
de
lokalen
van
de
plaatselijke
De betrokken RVA -ambtenaren nodigen de betrokkenen uit voor een informatievergadering waarop de voordelen van werkhervatting (de zogenaamde werkhervattingstoeslag) worden uitgelegd. De uitnodiging is louter vrijblijvend; de betrokkenen dienen er niet op in te gaan. Indien een oudere werkloze een informatievergadering bijwoont en interesse betoont, worden de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling door de RVA (met name de ambtenaren van de RVA die tewerkgesteld zijn in de PWA-lokalen) van diens identiteit op de hoogte gebracht opdat ze voor hem een passend bemiddelingstraject zouden kunnen uitwerken. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor krachtens artikel 15 van de Kruispuntbankwet een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard – met name het INSZ, de naam en het adres van de werklozen tussen 50 en 55 jaar oud die gerechtigd zijn op de anciënniteitstoeslag – door de RVA aan de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling beantwoordt aan een wettig doeleinde, met name de bevordering van de tewerkstelling van oudere werklozen. De meegedeelde sociale gegevens van persoonlijke aard lijken, uitgaande van dat doeleinde, ter zake dienend en niet overmatig. De reglementaire basis voor de mededeling is terug te vinden in het hogervermeld besluit van de Vlaamse Executieve van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, in de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en in het decreet van de Waalse Gewestraad van 6 mei 1999 betreffende “l’Office wallon de la formation professionnelle et de l’emploi”. De RVA -ambtenaren die tewerkgesteld zijn in de PWA-lokalen ontvangen de identiteit van de betrokken oudere werklozen onder de vorm van zelfklevende adresetiketten. De mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de RVA aan de bevoegde openbare diensten voor arbeidsbemiddeling heeft enkel betrekking op de sociaal verzekerden uit de doelgroep die aan het wedertewerkstellingsproject wensen mee te werken en er uitdrukkelijk in toestemmen dat hun identiteit aan de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling wordt meegedeeld. Gelet op de beperkte doelgroep, het eenmalig karakter en de hogervermelde werkwijze van de mededeling lijkt een tussenkomst van de Kruispuntbank terzake geen meerwaarde op te leveren.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de RVA om de onder 2. bedoelde sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen aan de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling, met het oog op de bevordering van de tewerkstelling van oudere werklozen. De ontvangen sociale gegevens van persoonlijke aard dienen te worden vernietigd zodra het betrokken werkhervattingsproject wordt beëindigd (dit is voorzien voor december 2003). De machtiging is bijgevolg beperkt tot 2003. In de contacten met de betrokkenen dienen de RVA -ambtenaren duidelijk aan te geven dat het aanbod van wedertewerkstelling vrijblijvend is en dienen ze de betrokkenen duidelijk te informeren over de gevolgen van een eventuele werkhervatting voor hun statuut. De betrokkenen dienen hun toestemming te verlenen voor het overmaken van hun identiteit aan de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling. De Kruispuntbank dient niet tussen te komen.
119
H.
Gegevensmededelingen in het kader van de DMFA (multifunctionele aangifte)
Beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard in het kader van het project DmfA (Déclaration multifonctionnelle / multifunctionele Aangifte) (…) 1.
Inleiding
1.1.
Historiek
De wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels omvat een geheel van bepalingen met betrekking tot de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid. Ze voorziet in de mogelijkheid tot het nemen van een aantal maatregelen met het oog op de modernisering en de vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen. Op basis van de werkzaamheden van de daartoe door de Ministerraad opgerichte werkgroep “Modernisering van het beheer van de sociale zekerheid” werden door de Regering krachtlijnen geformuleerd aangaande de vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen van werkgevers en werknemers. Deze krachtlijnen betreffen – naast het belang van een correcte identificatie van de sociaal verzekerde en de veralgemening van het elektronisch gegevensverkeer tussen de werkgevers enerzijds en de sociale zekerheid en de fiscus anderzijds – de rationalisering en de vereenvoudiging van de gegevensstromen tussen de ondernemingen en de overheid. Het door de Kruispuntbank uitgebouwde netwerk tussen de instellingen van sociale zekerheid zal aldus worden gebruikt om de meervoudige inzameling van informatie bij de werkgever of de sociaal verzekerde te vervangen door een enkelvoudige inzameling van de informatie, gevolgd door het ter beschikking stellen van deze informatie aan de andere instellingen van sociale zekerheid die ze nodig hebben. 1.2.
Probleemstelling
Het feit van de tewerkstelling van een werknemer dient door de werkgever vandaag, naargelang de gezinsen tewerkstellingssituatie van de werknemer, meestal aan meerdere instellingen van sociale zekerheid te worden gemeld, zoals het bevoegde kinderbijslagfonds, het bevoegde vakantiefonds, de bevoegde arbeidsongevallenverzekeraar, het bevoegde fonds voor bestaanszekerheid,… Bovendien dient de werkgever driemaandelijks aan de RSZ een aangifte te doen van de loon- en arbeidstijdgegevens van de door hem tewerkgestelde werknemers. Op deze aangifte dient hij overigens ook informatie mee te delen met betrekking tot periodes van niet-tewerkstelling gedurende dewelke de werknemers bepaalde socialezekerheids-uitkeringen genieten (arbeidsongeschiktheid, tijdelijke werkloosheid,…). Wanneer bepaalde sociale risico’s, zoals werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, zich voordoen, vragen de instellingen van sociale zekerheid die deze uitkeringen vaststellen, aan de betrokken personen of hun werkgever bovendien ad hoc om het invullen van papieren formulieren waarop nogmaals loon- en arbeidstijdinformatie wordt opgevraagd. Ondernemingen worden aldus ook in het kader van de sociale zekerheid herhaaldelijk ondervraagd door de verschillende instellingen die in vele gevallen vergelijkbare informatie vragen. Alle instellingen van sociale zekerheid beschikken over tal van aangifteformulieren en inlichtingenbladen die slechts kunnen ingevuld worden aan de hand van lijvige instructies. Telkens opnieuw wordt de werkgever gevraagd gegevens met betrekking tot de sociaal verzekerden over te maken die hij doorgaans reeds eerder, onder een iets andere vorm, heeft meegedeeld op de trimestriële RSZ-aangifte of op andere specifieke aangifteformulieren. 1.3.
Uitgewerkte oplossing
Het project “E-government van de sociale zekerheid” voorziet in de geleidelijke invoering van een elektronische gegevensuitwis seling, enerzijds tussen de werkgevers en de socialezekerheidsinstellingen (met de mogelijkheid voor de werkgevers om de door hen aangegeven informatie te raadplegen),
120
anderzijds tussen de socialezekerheidsinstellingen onderling. Het project treedt op 1 januari 2003 in werking en behelst drie luiken: de veralgemening van de elektronische aangifte van tewerkstelling (DIMONA), de veralgemening van een elektronische en multifunctionele aangifte aan de RSZ (DmfA) en de vereenvoudiging en de geleidelijke informatisering van de aangifte van sociale risico’s (tijdens de periode van 1 januari 2003 tot 1 januari 2005). Door de eenmalige inzameling van loon- en arbeidstijdgegevens via de multifunctionele RSZ-aangifte worden de werkgevers ontlast van overbodige, meervoudige administratieve formaliteiten. Eenmaal de gegevens aangegeven zijn aan de RSZ, zijn deze via het netwerk van de Kruispuntbank beschikbaar voor alle instellingen van sociale zekerheid. De werkgevers zullen ook niet langer worden geconfronteerd met instructies afkomstig van verschillende overheidsinstanties aan de hand waarvan ze dezelfde historische loon- en arbeidstijdinformatie telkens moeten herinterpreteren in functie van verschillende reglementeringen, noch met de interpretatieverschillen van dezelfde basisgegevens die nu bestaan tussen diverse overheidsinstellingen. Voor de overheid zal de eenmalige multifunctionele aangifte leiden tot efficiëntiewinst doordat de gegevens nog slechts één maal worden ingezameld, verwerkt en gecontroleerd volgens een onderlinge taakverdeling. Meervoudig werk en meervoudige gegevensopslag worden vermeden. Iedereen profiteert van mekaars inspanningen. Daardoor zullen heel wat energie en kosten kunnen worden bespaard en kunnen de sociale rechten sneller en correcter worden vastgesteld. 2.
Raadplegingen van socialegegevensbanken
In het kader van het project “E-government van de sociale zekerheid” wordt aan de werkgever de mogelijkheid geboden om de door hemzelf aangegeven informatie te raadplegen. Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard waarvoor het Toezichtscomité reeds bij beraadslaging nr. 95/58 van 24 oktober 1995 een machtiging heeft verleend. Daarenboven krijgen bepaalde instellingen van sociale zekerheid, in functie van hun behoeften, toegang tot diverse socialegegevensbanken. 2.1.
Het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO (L950)
Inhoud. Het door de RSZ en de RSZPPO beheerde Personeelsbestand wordt gevoed door de DIMONAaangiften en bevat volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: het inschrijvingsnummer van de werkgever, de aanduiding of het een RSZ- of een RSZPPO-inschrijvingsnummer betreft, het (toekomstig) uniek ondernemingsnummer van de werkgever (ook wel KBO-nummer genoemd, verwijzend naar de op te richten Kruispuntbank van Ondernemingen), de aanduiding dat de tewerkstelling bij een deelentiteit van de werkgever gebeurt, het vestigingseenheidsnummer, het INSZ van de werknemer, de naam en de voornaam van de werknemer, de geboortedatum van de werknemer, het geslacht van de werknemer, de landcode van de werknemer, de datum van indiensttreding van de werknemer, de datum van uitdiensttreding van de werknemer, het DIMONA-nummer, het nummer van het paritair comité waaronder de werknemer ressorteert, de aard van de werknemer (blanco, leerjongen, student of vrijwilliger), het al dan niet gecontroleerd zijn van het statuut, de code van de laatste aangifte (indienst, uitdienst, wijziging of schrapping), het inschrijvingsnummer van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de benaming van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de naam van het bedrijf waar een student tewerkgesteld wordt en het adres en de landcode van de student. Betrokken instellingen van sociale zekerheid. De RVA, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het FBZ, het RIZIV, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de VFBZ, het FAO en de arbeidsongevallenverzekeraars, de RJV en de vakantiefondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en CIMIRe wensen het Personeelsbestand van de RSZ te raadplegen aan de hand van het INSZ van de werknemer en/of het RSZ(PPO)inschrijvingsnummer of het uniek ondernemingsnummer van de werkgever (elektronisch bericht L950). Het FBZ en het NIC en de verzekeringsinstellingen zullen daarbij altijd verplicht raadplegen op basis van een INSZ. Voormelde instellingen willen, met uitzondering van het NIC en de verzekeringsinstellingen, de VFBZ en het FAO en de arbeidsongevallenverzekeraars, eveneens het Personeelsbestand van de RSZPPO raadplegen.
121
Doeleinden van de raadpleging. Het feit van de tewerkstelling van een werknemer vormt voor de instellingen van sociale zekerheid het belangrijkste uitgangspunt bij het behandelen van aanvragen tot het bekomen van socialezekerheidsuitkeringen. De geraadpleegde gegevens kunnen hen tevens helpen bij het corrigeren van hun eigen basisbestanden. 2.2.
De DIMONA-gegevensbank van de RSZ / RSZPPO (L850/L851)
Inhoud. De DIMONA-gegevensbank bevat, naast een aantal administratieve, technische en opvolgingsgegevens met betrekking tot de DIMONA-aangifte zelf, volgende sociale gegevens van persoonlijke aard. Identificatiegegevens met betrekking tot de werknemer: het INSZ, het logisch nummer van de SIS-kaart, de naam, de eerste voornaam, de eerste letter van de tweede voornaam, het geslacht, de geboortedatum, de geboorteplaats, het geboorteland, het adres en het land. Identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever (met afzonderlijke rubriek “werkgever van de student”): het inschrijvingsnummer, de aanduiding of het inschrijvingsnummer een RSZ- dan wel een RSZPPO-nummer betreft, het uniek ondernemingsnummer, het INSZ, het paritair comité waaronder de werkgever ressorteert, de taalcode, de benaming van de werkgever-rechtspersoon, de naam en voornaam van de werkgever-natuurlijke persoon, de rechtsvorm, het maatschappelijke doel, het adres, het land, de deelentiteit (plaats van tewerkstelling), het vestigingseenheidsnummer, de werkgeverscategorie, het identificatienummer van de hoofdvestiging van het sociaal secretariaat, het identificatienummer van het bijkantoor van het sociaal secretariaat en het aansluitingsnummer bij het sociaal secretariaat. Identificatiegegevens met betrekking tot de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau: het inschrijvingsnummer, het uniek ondernemingsnummer, de benaming van de werkgever-rechtspersoon, de naam en voornaam van de werkgever-natuurlijke persoon, het adres en het land. In geval van tewerkstelling van uitzendkrachten wordt de DIMONA-aangifte verricht door het uitzendbureau dat ten overstaan van de RSZ optreedt als werkgever; de effectieve tewerkstelling gebeurt evenwel door de gebruiker. Deze gegevens laten toe de gebruiker van de uitzendkracht te identificeren. Gegevens met betrekking tot de tewerkstelling en het contract: de datum van indiensttreding, de datum van uitdiensttreding, het nummer van de controlekaarten C3.2A (bouwsector) en de hoedanigheid van de werknemer. De datum van in- en uitdiensttreding vormen de feitelijke inhoud van de DIMONA-aangifte. De gegevens met betrekking tot de controlekaarten C3.2A komen alleen voor bij tewerkstelling in de bouwsector en dienen om de tijdelijke werkloosheid te controleren; de werkgever dient het nummer van het formulier C3.2A mee te delen bij de DIMONA-aangifte om te vermijden dat nadien een ander formulier zou kunnen worden gebruikt (fraudebestrijding). Ook de hoedanigheid van de werknemer werd in de DIMONA-gegevensbank opgenomen ten behoeve van de bouwsector. Gegevens met betrekking tot de kinderbijslagkassen: het identificatienummer van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten en het dossiernummer van de werkgever. Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Bij beraadslaging nr. 98/80 van 1 december 1998 werden CIMIRe (destijds ASLK -Pensioenrekeningen), de RVA, de VFBZ en de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (destijds het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid – zie ook beraadslaging nr. 99/90 van 5 oktober 1999) en van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (destijds het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu – zie ook beraadslaging nr. 99/91 van 5 oktober 1999) gemachtigd om mededeling te bekomen van de door de RSZ beheerde sociale gegevens van persoonlijke aard afgeleid uit de DIMONA-aangiftes. Vervolgens werden ook nog machtigingen verleend voor de mededeling/raadpleging van de RSZ-DIMONA-gegevensbank door de RVA -inspectiediensten (beraadslaging nr. 00/25 van 1 februari 2000), de dienst “Studies” van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (beraadslaging nr. 00/79 van 3 oktober 2000) en de RKW en de kinderbijslagfondsen (beraadslaging nr. 02/90 van 16 juli 2002). Bij beraadslaging nr. 02/96 van 27 september 2002 werden deze machtigingen uitgebreid tot de mededeling/raadpleging van de DIMONA-gegevens die worden verwerkt door de RSZPPO. Voortaan wensen ook het FBZ, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het RIZIV, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en de RJV en de vakantiefondsen de DIMONAgegevensbank te raadplegen.
122
Doeleinden van de raadpleging. De genoemde instellingen van sociale zekerheid hebben nood aan de DIMONA-gegevens voor het vervullen van hun wettelijke en reglementaire opdrachten. De tewerkstelling van de sociaal verzekerde is immers doorslaggevend voor het bepalen van het socialezekerheidsstatuut van betrokkene. Zo bepaalt artikel 32 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, welke personen als rechthebbende op geneeskundige verstrekkingen kunnen worden beschouwd; het betreft onder andere diverse categorieën werknemers. Het voordeel van de schadeloosstelling voor beroepsziekten wordt ingevolge artikel 2 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, onder meer gewaarborgd aan bepaalde categorieën werknemers. Ook de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, gaan logischerwijze uit van de tewerkstellingssituatie van de sociaal verzekerden. Het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen wensen de gegevens aan te wenden voor het bepalen van (wijzigingen inzake) het recht op kinderbijslag en als signaal voor een onderzoek naar bijberoepen als zelfstandige. 2.3.
Gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes (A820-L)
Inhoud. Het bericht van de RSZ- en RSZPPO-aangiftes bevat, behalve enkele administratieve gegevens, volgende sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de socialezekerheidsaangiftes van de werkgever. Gegevens over de werkgever: het jaar/kwartaal van de aangifte, het inschrijvingsnummer, de aanduiding van curatele, het uniek ondernemingsnummer, het netto te betalen bedrag, de conversie naar het vijfdagenregime en de datum waarop de vakantie begint. Gegevens over de werknemer: het INSZ van de werknemer, de ORIOLUS-validatiecode, de naam en de voornaam van de werknemer, het kengetal, de werknemerscode, de begin- en einddatum van het RSZ- of RSZPPO-kwartaal, de notie “grensarbeiders”, de activiteit ten opzichte van het risico en het identificatienummer van de lokale eenheid. Gegevens over de tewerkstellingen: het aantal tewerkstellingen, de begin- en einddatum van de tewerkstelling, het nummer van het paritair comité, het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel, het contracttype, het gemiddeld aantal uren per week van de maatman, het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer, de betrokken maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd, de betrokken maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, het statuut van de werknemer, de notie “gepensioneerd”, het type leerling, de bezoldigingswijze, het functienummer, het aantal dagen tegen forfait, de categorie “vliegend personeel” en de betaling in tienden of twaalfden. Gegevens over de prestaties: het aantal prestaties, de prestatiecode, het aantal dagen van de prestatie, het aantal uren van de prestatie en het aantal vluchtminuten. Gegevens over de bezoldigingen: de looncode, de frequentie van de betaling van de premie, het percentage van de bezoldiging op jaarbasis, het bezoldigingsbedrag, het refertebrutoloon, de bijdrage op het refertebrutoloon, de referte “aantal dagen”, de begin- en einddatum van de referteperiode, het loon van de student, de bijdrage voor de student en het aantal dagen tewerkstelling van een student. Betrokken instellingen van sociale zekerheid. De gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPOaangiftes zal, aan de hand van het elektronisch bericht A820-L (raadpleging DmfA), worden geraadpleegd door CIMIRe, het FAO en de arbeidsongevallenverzekeraars, het FBZ, de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en zijn inspecteurs, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het RIZIV, de RJV en de vakantiefondsen, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen, de RVA, de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen en het FSO en de VFBZ (deze laatste zal enkel het RSZ-bestand raadplegen, niet dat van de RSZPPO). Voor de RKW en de kinderbijslagfondsen zal de Kruispuntbank altijd het loongegeven verwijderen, voor CIMIRe enkel bij de statutairen. Het NIC en de verzekeringsinstellingen en de VFBZ zullen enkel raadplegen voor arbeiders en bedienden, niet voor statutairen; de RJV en de vakantiefondsen zullen enkel raadplegen voor arbeiders. Doeleinden van de raadpleging. De vermelde socialegegevensbank bevat sociale gegevens van persoonlijke aard met betrekking tot de door de werkgevers verrichte aangiften. De informatie inzake tewerkstelling en bezoldiging stelt de raadplegende instellingen van sociale zekerheid in staat om de rechten van de betrokken sociaal verzekerden te bepalen en te controleren. De geraadpleegde gegevens kunnen hen tevens helpen bij het corrigeren van hun eigen basisbestanden.
123
2.4.
Het werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO (L800/L801 et L700/L701)
Het Werkgeversrepertorium van de RSZ kan geraadpleegd worden aan de hand van de elektronische berichten L800 (alfabetische opzoeking in het werkgeversrepertorium) en L801 (raadpleging van het werkgeversrepertorium). Raadpleging L800 biedt de mogelijkheid om een alfabetische opzoeking te verrichten op basis van de benaming van de werkgever teneinde diens RSZ-inschrijvingsnummer te achterhalen. Volgende gegevens zijn aldus raadpleegbaar: de naam van de werkgever, diens adres en diens RSZ-inschrijvingsnummer. Met raadpleging L801 kunnen diverse informatiegegevens over een bepaalde werkgever ingewonnen worden, op basis van diens RSZ-inschrijvingsnummer. Identificatiegegevens: het RSZ-inschrijvingsnummer, de naam en het adres van de maatschappelijke zetel, de gemeentecode van de maatschappelijke zetel, het identificatienummer van het (huidig en vroeger) sociaal secretariaat, de datum van de curatele en de naam en het adres van de curator/mandataris. Administratieve gegevens: de administratieve regeling, het taalstelsel, de datum van inschrijving en schrapping, het kwartaal van aansluiting, de datum van de laatste bijwerking en het aantal gevonden werkgeverscategorieën (maximum 15). Per gevonden werkgeverscategorie: de werkgeverscategorie, de datum van inschrijving, de datum van schrapping, de categorie van oorsprong en van bestemming, de NACE-code, de gemeentecode van de exploitatiezetel, de belangrijkheidscode, de code regionalisatie, de code taaldecreet, de code FSO, de code uitsluitend leerlingen en het aantal gevonden overboekingen (maximum 10). Per gevonden overboekingsinformatie: het RSZ-inschrijvingsnummer van oorsprong en van bestemming, de datum van invoeging van de overboeking en de reden van de overboeking. De elektronische berichten L800 en L801 dienen ook in het kader van het project DmfA beschikbaar te blijven. De volgende instellingen van sociale zekerheid werden reeds door het Toezichtscomité gemachtigd om het Werkgeversrepertorium te raadplegen: het RIZIV en het NIC en de verzekeringsinstellingen (beraadslaging nr. 94/24 van 8 november 1994), de sociale inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (beraadslaging nr. 95/47 van 12 september 1995), de VFBZ en de fondsen voor bestaanszekerheid (beraadslaging nr. 95/52 van 12 september 1995), de arbeidsinspectie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (beraadslaging nr. 97/47 van 24 juni 1997), de RVA, de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen en het FSO (beraadslaging nr. 97/49 van 11 september 1997), het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen (beraadslaging nr. 98/16 van 10 maart 1998), het FAO en de arbeidsongevallenverzekeraars (beraadslaging nr. 98/57 van 17 augustus 1998), de dienst “Inschakeling in het Arbeidsproces” van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (beraadslaging nr. 00/74 van 5 september 2000), de dienst “Studies” van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (beraadslaging nr. 00/79 van 3 oktober 2000) en het FBZ (beraadslaging nr. 02/97 van 15 oktober 2002). Er worden nu echter tevens uitgebreide versies van deze elektronische berichten aangeboden. Het nieuwe elektronisch bericht L700 vormt een uitbreiding van het elektronisch bericht L800, waaraan volgende elementen worden toegevoegd. Vooreerst wordt de alfabetische opzoeking op basis van de straatnaam mogelijk (naast de raadpleging op basis van de benaming van de werkgever). De alfabetische opzoeking wordt voorts uitgebreid tot het RSZPPO-werkgeversrepertorium (een code geeft daarbij aan of het een RSZ- dan wel een RSZPPO-werkgever betreft). Ten slotte wordt het uniek ondernemingsnummer in het RSZ- en RSZPPO-werkgeversrepertorium toegevoegd. Het elektronisch bericht L801 krijgt een uitgebreide versie L701, die op volgende punten afwijkt van de oorspronkelijke L801. Voortaan kan het werkgeversrepertorium tevens ondervraagd worden op basis van het uniek ondernemingsnummer. Vervolgens wordt in de vraagstelling de mogelijkheid geboden om een datum op te geven om de historieksituatie van het RSZ-repertorium op te vragen en kunnen zowel het RSZ- als het RSZPPO-werkgeversrepertorium geraadpleegd worden (op basis van het RSZ- of RSZPPOinschrijvingsnummer of het uniek ondernemingsnummer). Ten slotte worden de volgende gegevens toegevoegd: het e-mail-adres van de onderneming (zoals geregistreerd door de lokale beheerder op de portaalsite), de identificatie van de dienstverlener (INSZ of uniek ondernemingsnummer en
124
aansluitingsdatum), een code die aangeeft of het een RSZ- of RSZPPO-werkgever betreft, de juridische vorm, het INSZ, het type werkgever, het BTW-nummer en de code “onroerende sector”. Er wordt voorgesteld de hogervermelde machtigingen uit te breiden tot de raadpleging van het RSZ- en RSZPPO-werkgeversrepertorium aan de hand van de elektronische berichten L700 en L701. Tevens dienen ook CIMIRe, de RJV en de vakantiefondsen en de RKW en de kinderbijslagfondsen in het kader van het project DmfA te beschikken over de gegevens uit het RSZ- en RSZPPO-werkgeversrepertorium. 3.
Mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard
Teneinde de gewenste administratieve vereenvoudiging tot stand te brengen, werden diverse gegevensstromen tussen de instellingen van sociale zekerheid ontwikkeld. Aldus dient het merendeel van de betrokken gegevens niet langer door de werkgever zelf – die er zelfs de authentieke bron niet van is – te worden verschaft (wel dient de werkgever nog steeds een aantal algemene indicatieve codes mee te delen om lacunes in zijn aangifte te vermijden). 3.1.
Gegevensstroom met betrekking tot de periodes van inactiviteit wegens tijdelijke werkloosheid (A037/L037)
Inhoud van het elektronisch bericht. Het elektronisch bericht A037 bevat het INSZ van de sociaal verzekerde, het jaar en de maand waarop de gegevens betrekking hebben, het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever, de RSZ-categorie van de werkgever, het RSZ-werknemerskengetal van de sociaal verzekerde, het nummer van het paritair comité waaronder de sociaal verzekerde ressorteert, de begindatum van de tewerkstelling waarover gegevens inzake tijdelijke werkloosheid worden meegedeeld, de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, de normaal gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatman, het tewerkstellingsnummer, het (de) type(s) tijdelijke werkloosheid dat (die) in de beschouwde maand is (zijn) voorgekomen, (per type tijdelijke werkloosheid) het aantal uren tijdelijke werkloosheid die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van het aantal uitkeringen, (per type tijdelijke werkloosheid) het aantal betaalde uitkeringen, (per type tijdelijke werkloosheid) het aantal uren tijdelijke werkloosheid die wegens sanctie/uitsluiting niet vergoed konden worden en (per type tijdelijke werkloosheid) het aantal uitkeringen die wegens sanctie/uitsluiting niet vergoed konden worden. Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen, via de RVA en de Kruispuntbank, aan CIMIRe, de RVP, de RJV en de vakantiefondsen, de RKW en de kinderbijslagfondsen, de VFBZ, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het RIZIV (enkel L037), de RSZ, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en het FBZ. Doeleinden van de mededeling. CIMIRe houdt de individuele rekening van de werknemers bij; deze rekeningen bevatten zowel de gegevens inzake de effectief gewerkte periodes als de periodes van inactiviteit en vormen het basisbestand voor o.a. de toepassing van de pensioenwetgeving voor de werknemers. De RVP wenst het elektronisch bericht A037 aan te wenden voor de controle op de toegelaten arbeid voor gepensioneerden (daartoe dienen de dagen afwezigheid wegens tijdelijke werkloosheid gekend te zijn). De RJV en de vakantiefondsen zullen de gegevensstroom aanwenden voor volgende doeleinden: enerzijds worden de dagen afwezigheid wegens tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen en de tijdelijke werkloosheid ingevolge staking gelijkgesteld voor de berekening van het vakantiegeld en van de vakantieduur; anderzijds worden de dagen afwezigheid wegens tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer in rekening gebracht, voor de jeugdige werknemers, voor de toekenning van het aanvullend vakantiegeld en voor de berekening van de vakantieduur. Voor de RKW en de kinderbijslagfondsen zijn de dagen tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer, economische redenen en staking gedekt door uitkeringen mede nodig voor het vaststellen van de verzekerbaarheid en het recht op gezinsbijslag. De dagen gedekt door uitkeringen tijdelijke werkloosheid om economische redenen, slecht weer en staking, moeten door de VFBZ gekend zijn voor doeleinden van anti-cumul.
125
Het NIC en de verzekeringsinstellingen en het RIZIV hebben de gegevensstroom nodig daar de dagen afwezigheid wegens tijdelijke werkloosheid worden gelijkgesteld voor het bepalen van de wachttijd. De dagen afwezigheid wegens tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer, economische redenen en staking gedekt door uitkeringen, worden door de RSZ gevraagd voor het toekennen van bijdrageverminderingen. Het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen wensen de gegevens te gebruiken in het kader van het onderzoek naar en de bepaling van de bijdrage- en onderwerpingsplicht. Het FBZ ten slotte vraagt de dagen tijdelijke werkloosheid voor de vaststelling van het basisloon in geval van een positieve beslissing van het FBZ. Modaliteiten. Er is tevens voorzien dat de betrokken instellingen van sociale zekerheid raadplegingen van de aangehaalde gegevens kunnen verrichten, aan de hand van het elektronisch bericht L037. 3.2.
Gegevensstromen met betrekking tot de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervattingen in geval van ziekte (A052-L051-L052)
Inhoud van het elektronisch bericht “vergoede ZIV-dagen, al dan niet geassimileerd” (A052). -
het INSZ van de sociaal verzekerde; het uniek nummer en het versienummer van het elektronisch bericht; de datum waarop het elektronisch bericht werd aangemaakt; het statuut van het elektronisch bericht (origineel, verbeterend,…); het aantal voorkomens “werkgever” (maximaal vijf voorkomens); het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever; de RSZ-categorie van de werkgever; het RSZ-werknemerskengetal van de sociaal verzekerde; het nummer van het paritair comité waaronder de sociaal verzekerde ressorteert; de begindatum van de tewerkstelling; de categorie werknemer; de factor Q (de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur); de factor S (de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatman); het aantal voorkomens “dagen” (maximaal 79 voorkomens); het type dagen (al dan niet vergoed); het aantal dagen (al dan niet vergoed); het type uitkering (normale dan wel voor aangepast werk); de aard van de uitkering (volledig, beperkt of aan € 0); de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid.
Inhoud van het elektronisch bericht “raadpleging van het opvolgingsbestand: raadpleging van alle verstuurde elektronisch berichten voor een INSZ” (L051). -
het INSZ van de sociaal verzekerde; het uniek nummer en het versienummer van het elektronisch bericht; de datum waarop het elektronisch bericht werd aangemaakt; het statuut van het elektronisch bericht (origineel, verbeterend,…); het trimester waarop het elektronisch bericht betrekking heeft; de datum waarop de Kruispuntbank geantwoord heeft; de datum van ontvangst door het NIC; de returncode van de Kruispuntbank; de sectorcode.
Inhoud van het elektronisch bericht “raadpleging van het opvolgingsbestand: raadpleging van de inhoud van één bepaald elektronisch bericht aan de hand van het uniek nummer” (L052). -
het INSZ van de sociaal verzekerde; het uniek nummer en het versienummer van het elektronisch bericht; het trimester waarop het elektronisch bericht betrekking heeft; de inhoud van het elektronisch bericht A052.
126
Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de verzekeringsinstellingen, via het NIC en de Kruispuntbank, aan het FBZ, de RJV en de vakantiefondsen, de RSZ, de RVP, CIMIRe, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en de VFBZ. Het RIZIV heeft enkel behoefte aan het elektronisch bericht L052. Doeleinden van de mededeling. Het FBZ heeft nood aan de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid met het oog op het nemen van beslissingen inzake schadeloosstelling van beroepsziekten (gelijkgestelde dagen). De RJV en de vakantiefondsen hebben voor het berekenen van de vakantieduur en het vakantiegeld informatie nodig inzake de (gelijkgestelde) dagen afwezigheid, o.a. wegens ziekte of ongeval (al dan niet gedekt door uitkeringen). De RSZ wenst de gegevens uit het elektronisch bericht A052 te bekomen in het kader van de controle op het toekennen van verminderingen van socialezekerheidsbijdragen omwille van afwezigheid wegens ziekte. CIMIRe houdt de individuele rekening van de werknemers bij; deze rekeningen bevatten zowel de gegevens inzake de effectief gewerkte periodes als de periodes van inactiviteit en vormen het basisbestand voor o.a. de toepassing van de pensioenwetgeving voor de werknemers. Het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen wensen de gegevens te gebruiken in het kader van het onderzoek naar en de bepaling van de bijdrage- en onderwerpingsplicht. De VFBZ zal van de sociale gegevens van persoonlijke aard gebruik maken met het oog op het toekennen van de bijzondere tegemoetkoming in geval van ziekte. Het RIZIV heeft de gegevensstroom nodig daar de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervattingen in geval van ziekte worden gelijkgesteld voor het behoud van rechten. 3.3.
Gegevensstroom met betrekking tot de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van arbeidsongeval ( A044/L044)
Inhoud van het elektronisch bericht. -
de identificatie van het elektronisch bericht A044; het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever; de RSZ-categorie van de werkgever; het (toekomstig) ondernemingsnummer van de werkgever; de datum van het arbeidsongeval; de betaalperiode van de uitkering voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval (begin- en einddatum); het percentage arbeidsongeschiktheid.
Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door de arbeidsongevallenverzekeraars, via het FAO en de Kruispuntbank, aan CIMIRe, de RJV en de vakantiefondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het FBZ en de VFBZ. Deze instellingen zullen de betrokken persoonsgegevens eveneens kunnen raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht L044. Het RIZIV en het NIC en de verzekeringsinstellingen hebben enkel behoefte aan het elektronisch bericht L044. Doeleinden van de mededeling. CIMIRe houdt de individuele rekening van de werknemers bij; deze rekeningen bevatten zowel de gegevens inzake de effectief gewerkte periodes als de periodes van inactiviteit en vormen het basisbestand voor o.a. de toepassing van de pensioenwetgeving voor de werknemers. De RJV en de vakantiefondsen hebben voor het berekenen van de vakantieduur en het vakantiegeld informatie nodig inzake de (gelijkgestelde) dagen afwezigheid, o.a. wegens arbeidsongeval.
127
Het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen wensen de gegevens te gebruiken in het kader van het onderzoek naar en de bepaling van de bijdrage- en onderwerpingsplicht. De RKW en de kinderbijslagfondsen wensen het elektronisch bericht A044 aan te wenden voor het vaststellen van het recht op kinderbijslag. Het RIZIV, het NIC en de verzekeringsinstellingen hebben de gegevensstroom nodig daar de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van arbeidsongeval worden gelijkgesteld voor het behoud van rechten en het bepalen van de wachttijd. Het FBZ wil gebruik maken van de elektronische berichten A044 en L044 om de inhoud van de aanvragen om schadeloosstelling wegens beroepsziekte te vervolledigen en te controleren of dezelfde schade niet tweemaal wordt vergoed (cumulregeling). De VFBZ zal de gegevens aanwenden voor het toekennen van aanvullende vergoedingen. 3.4.
Gegevensstroom met betrekking tot de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van beroepsziekte (A045/L045)
Inhoud van het elektronisch bericht. -
de identificatie van het elektronisch bericht; het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever; de datum van betekening van de beslissing door het FBZ aan de betrokkene; het type van de aanvraag; de begindatum van de aanvraag (enkel in geval van dagvaarding van het FBZ); de categorie van de aanvraag (lijstsysteem dan wel open systeem); de beslissingscode (het gevolg dat aan de aanvraag werd gegeven); het globaal arbeidsongeschiktheidspercentage vervat in de beslissing; de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid; het bedrag van de uitkering voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een beroepsziekte; de determinerende elementen voor het globaal arbeidsongeschiktheidspercentage (de begindatum van de arbeidsongeschiktheid, het fysiek arbeidsongeschiktheidspercentage, het socio-economisch arbeidsongeschiktheids-percentage, de leeftijdsbijslag en de rente na verwijdering).
Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard door het FBZ, via de Kruispuntbank, aan CIMIRe, de RJV en de vakantiefondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen, de RKW en de kinderbijslagfondsen en de VFBZ. Deze instellingen zullen de betrokken persoonsgegevens eveneens kunnen raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht L045. Het RIZIV en het NIC en de verzekeringsinstellingen hebben enkel behoefte aan het elektronisch bericht L045. Doeleinden van de mededeling. CIMIRe houdt de individuele rekening van de werknemers bij; deze rekeningen bevatten zowel de gegevens inzake de effectief gewerkte periodes als de periodes van inactiviteit en vormen het basisbestand voor o.a. de toepassing van de pensioenwetgeving voor de werknemers. De RJV en de vakantiefondsen hebben voor het berekenen van de vakantieduur en het vakantiegeld informatie nodig inzake de (gelijkgestelde) dagen afwezigheid, o.a. wegens beroepsziekte. Het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen wensen de gegevens te gebruiken in het kader van het onderzoek naar en de bepaling van de bijdrage- en onderwerpingsplicht. De RKW en de kinderbijslagfondsen wensen het elektronisch bericht A045 aan te wenden voor het vaststellen van het recht op kinderbijslag. Het RIZIV, het NIC en de verzekeringsinstellingen hebben de gegevensstroom nodig daar de periodes van inactiviteit of van toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van beroepsziekte worden gelijkgesteld voor het behoud van rechten en het bepalen van de wachttijd.
128
De VFBZ zal de gegevens aanwenden voor het bepalen en toekennen van de aanvullende vergoeding in geval van langdurige ongeschiktheid en invaliditeit. 3.5.
Gegevensstroom met betrekking tot jaarlijkse vakantie (A038/L038)
Inhoud van het elektronisch bericht A038. Het elektronisch bericht A038 bevat, naast de identificatie van het elektronisch bericht (nummer, situatie, aard en aanmaakdatum van het geglobaliseerde attest en de gedetailleerde attesten), voor het geglobaliseerde attest per werknemer per jaar: -
het vakantiejaar; het arbeidsregime; de code “wettelijke vakantie”; het brutovakantiegeld; het enkel brutovakantiegeld; het dubbel brutovakantiegeld; het aantal vakantiedagen (voltijds equivalent) in de vijfdagenweek; de code “algemeen bindend verklaarde CAO vakantie”.
Inhoud van het elektronisch bericht L038. -
de identificatie van het elektronisch bericht (nummer, situatie, aard en aanmaakdatum); het vakantiejaar; het arbeidsregime; de code “wettelijke vakantie”; het brutovakantiegeld; het enkel brutovakantiegeld; het dubbel brutovakantiegeld; het aantal vakantiedagen (voltijds equivalent) in de vijfdagenweek; de code “algemeen bindend verklaarde CAO vakantie”.
Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het betreft een mededeling van mutaties door de RJ V aan de RVA en de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en CIMIRe. Deze instellingen zullen de betrokken persoonsgegevens eveneens kunnen raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht L038 (voor de RVA en de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen betreft het ook niet-geïntegreerde dossiers). Het RIZIV, de verzekeringsinstellingen en de VFBZ zullen de gegevens enkel raadplegen (L038). Doeleinden van de mededeling. De RVA en de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen zullen de gegevens aanwenden met het oog op het vaststellen van het recht op werkloosheidsuitkeringen en uitkeringen loopbaanonderbreking en de vergoedbaarheid tijdens periodes van werkloosheid of loopbaanonderbreking. Het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen wensen de gegevens te gebruiken in het kader van het onderzoek naar en de bepaling van de bijdrage- en onderwerpingsplicht. CIMIRe houdt de individuele rekening van de werknemers bij; deze rekeningen bevatten zowel de gegevens inzake de effectief gewerkte periodes als de periodes van inactiviteit en vormen het basisbestand voor o.a. de toepassing van de pensioenwetgeving voor de werknemers. De verzekeringsinstellingen zullen de gegevens aanwenden voor de berekeningen van uitkeringen ingeval van uitoefening van een met de gezondheidstoestand verenigbare activiteit, berekening van de zwangerschapsvergoeding ingeval van verderzetting van beroepsactiviteiten tijdens een periode van moederschapsbescherming of controle van de anti-cumulregel en wachttijd. Het RIZIV zal deze gegevens raadplegen voor een controle op de prestaties van de geneeskundige verzorgingsverzekering, de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering. De VFBZ zal de gegevens gebruiken voor de uitgifte van de legitimatiekaart voor de arbeiders uit de bouwsector en de toekenning van aanvullende werkloosheidsuitkeringen aan de werklieden uit het bouwbedrijf (CAO van 9 juli 1993 en koninklijk besluit van 7 november 1994).
129
3.6.
Gegevensstroom met betrekking tot de mutaties inzake de RSZ- en RSZPPO-aangiftes (A820M)
Inhoud van het elektronisch bericht. Zie 2.3. (inhoud van de socialegegevensbank met betrekking tot de RSZ-aangiftes). Betrokken instellingen van sociale zekerheid. De volgende instellingen van sociale zekerheid wensen de mutaties van de socialegegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes te ontvangen: CIMIRe, het FBZ, het NIC en de verzekeringsinstellingen, de RJV en de vakantiefondsen, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en de VFBZ. Doeleinden van de mededeling. De informatie inzake tewerkstelling en bezoldiging stelt de betrokken instellingen van sociale zekerheid in staat om de rechten van de betrokken sociaal verzekerden te bepalen en te controleren. De geraadpleegde gegevens kunnen hen tevens helpen bij het corrigeren van hun eigen basisbestanden. 3.7.
Gegevensstroom met betrekking tot de totalen van de lonen vervat in de elektronische berichten A820-M (T820-M/T820-L)
Inhoud van het elektronisch bericht. Het elektronisch bericht T820 bevat de totalen van de loongegevens die aan de hand van het elektronisch bericht A820-M werden overgemaakt aan respectievelijk CIMIRe, de Kruispuntbank, de RJV en de vakantiefondsen en de VFBZ. Betrokken instellingen van sociale zekerheid. Het elektronisch bericht T820-M wordt overgemaakt aan CIMIRe, de Kruispuntbank, de RJV en de vakantiefondsen en de VFBZ. Deze ni stellingen zullen de betrokken gegevens eveneens kunnen raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht T820-L. Doeleinden van de mededeling. De mededeling dient de betrokken instellingen van sociale zekerheid in staat te stellen een controle uit te voeren op de informatie ontvangen via het elektronisch bericht A820-M. Ze kunnen met name nagaan of de door henzelf berekende som van de meegedeelde lonen overeenstemt met het door de RSZ berekende totaal (volledigheidscontrole). De machtigingen verleend bij deze beraadslaging heffen de vorige machtigingen m.b.t. dezelfde gegevens en dezelfde socialezekerheidsinstellingen op en vervangen ze.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging voor bovenvermelde raadplegingen en mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard.
* Beraadslaging nr. 03/45 van 6 mei 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen diverse instellingen van sociale zekerheid – projekt DMFA - uitbreiding van de machtigingen vervat in beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 heeft het Toezichtscomité een aantal machtigingen verleend met betrekking tot elektronische berichten ontwikkeld in het kader van het project “E-government van de sociale zekerheid”. Voorliggende beraadslaging heeft vooreerst betrekking op de uitbreiding van de machtiging met betrekking tot het elektronisch bericht A820-M (zie punt 3.6. van beraadslaging nr. 02/110 van 3 decemb er 2002) tot de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, met het oog op het uitvoeren van zijn opdrachten inzake educatief verlof. De inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst
130
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wensen tevens te kunnen overgaan tot het raadplegen van het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO, aan de hand van het elektronisch bericht L950 (zie punt 2.1. van beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002). Vervolgens wensen een aantal instellingen van sociale zekerheid het bestand van de personeelsstaten te raadplegen, door middel van het nieuwe elektronisch bericht L822. Voorts wordt het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO aangevuld met de Oriolusvalidatiecode. De machtigingen die betrekking hebben op de raadpleging van het personeelsbestand via het elektronisch bericht L950 (zie punt 2.1. van beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002) dienen dienovereenkomstig te worden aangepast. Ten slotte wensen het NIC en de verzekeringsinstellingen, de RKW en de kinderbijslagfondsen en het RSVZ alsook de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen mededeling te bekomen van de mutaties van het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO, aan de hand van het elektronisch bericht A950-M. 2.
Behandeling van de aanvraag
2.1.
Gegevensstroom met betrekking tot de mutaties inzake de RSZ- en RSZPPO-aangiftes (A820M) – mededeling aan de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 werden CIMIRe, het FBZ, het NIC en de verzekeringsinstellingen, de RJV en de vakantiefondsen, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en de VFBZ door het Toezichtscomité gemachtigd om de mutaties van de socialegegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes te ontvangen. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg – die bij dezelfde beraadslaging reeds gemachtigd werd om de gegevensbank met betrekking tot de RSZ- en RSZPPO-aangiftes te raadplegen aan de hand van het elektronisch bericht A820-L – wenst nu tevens mededeling te bekomen van de mutaties die in deze gegevensbank optreden, en dit met het oog op het uitvoeren van zijn opdrachten met betrekking tot het “educatief verlof”, dit is de regeling waardoor werknemers uit de privé-sector recht hebben op bezoldigde afwezigheden met het oog op hun voortdurende vorming. Concreet deelt de werkgever door middel van een code aan de RSZ de identiteit mee van zijn werknemers die educatief verlof nemen. Indien deze aanduiding op de aangifte voorkomt, stuurt de RSZ (SmalS-MvM) deze door naar de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die op basis van de informatie met betrekking tot het loon en de arbeidstijd de werkgever gedeeltelijk terugbetaalt (de werkgever blijft het loon van de werknemer uitbetalen, ook voor de periodes waarin deze laatste verlof heeft voor bijkomende studies). 2.2.
Raadpleging van het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO (L950) door de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Het door de RSZ en de RSZPPO beheerde personeelsbestand wordt gevoed door de DIMONA-aangiften en bevat volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: het inschrijvingsnummer van de werkgever, de aanduiding of het een RSZ- of een RSZPPO-inschrijvingsnummer betreft, het uniek ondernemingsnummer van de werkgever (KBO-nummer), de aanduiding dat de tewerkstelling bij een deelentiteit van de werkgever gebeurt, het vestigingseenheidsnummer, het INSZ van de werknemer, de naam en de voornaam van de werknemer, de geboortedatum van de werknemer, het geslacht van de werknemer, de landcode van de werknemer, de datum van indiensttreding van de werknemer, de datum van uitdiensttreding van de werknemer, het DIMONA-nummer, het nummer van het paritair comité waaronder de werknemer ressorteert, de aard van de werknemer (blanco, leerjongen, student of vrijwilliger), het al dan niet gecontroleerd zijn van het statuut, de code van de laatste aangifte (indienst, uitdienst, wijziging of schrapping), het inschrijvingsnummer van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de benaming van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de naam van het bedrijf waar een student tewerkgesteld wordt en het adres en de landcode van de student. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werd bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 reeds gemachtigd om het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO te
131
raadplegen. Nu wensen ook de inspectiediensten te kunnen overgaan tot het raadplegen van het personeelsbestand, met het oog op het verrichten van hun wettelijke en reglementaire controleopdrachten. 2.3.
Raadpleging van het bestand van de personeelsstaten (L822)
Aan de hand van het elektronisch bericht L822 kunnen administratieve gegevens met betrekking tot de personeelsstaten worden geraadpleegd, en dit per kwartaal, per werkgever, per werkgeverscategorie of per werknemerskengetal. Het bericht bevat, behalve administratieve gegevens, voor één of meerdere personeelstaten, het kwartaal, het inschrijvingsnummer van de werkgever, het uniek ondernemingsnummer van de werkgever (KBOnummer), de aanduiding van curatele, het werkgeverskengetal, de werknemerscategorie en berichtreferenties met het INSZ van de werknemer(s), de Oriolusvalidatiecode en referentiecodes naar berichten uit de trimestriële aangifte (A820). Met deze informatie kan een gerichte raadpleging van de trimestriële aangiftes worden verricht. De raadpleging is mogelijk via een bepaald INSZ, een bepaald werkgeversinschrijvingsnummer of een combinatie van beide en zal worden verricht door CIMIRe, het FAO, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de inspectiediensten, het NIC, het RIZIV, de RJV en de vakantiefondsen, de RKW en de kinderbijslagfondsen, de RVA, het FSO en de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen en de VFBZ en de fondsen voor bestaanszekerheid. De RVA en de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen, de RJV en de vakantiefondsen, het NIC en het RIZIV zullen daarbij altijd verplicht raadplegen op basis van een INSZ. CIMIRe houdt de individuele rekening van de werknemers bij; deze rekeningen bevatten zowel de gegevens inzake de effectief gewerkte periodes als de periodes van inactiviteit en vormen het basisbestand voor o.a. de toepassing van de pensioenwetgeving voor de werknemers. Het FAO wordt door de informatie van het bestand van de personeelsstaten in staat gesteld om de rechten van de betrokken sociaal verzekerden te bepalen en te controleren. De geraadpleegde gegevens kunnen tevens helpen bij het corrigeren van de eigen basisbestanden. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de inspectiediensten willen eveneens gebruik maken van het elektronisch bericht L822, voor het vervullen van hun wettelijke en reglementaire opdrachten (o.a. het toepassen van de regeling inzake het “educatief verlof”). Het NIC en de verzekeringsinstellingen hebben de gegevensstroom nodig daar de dagen afwezigheid wegens tijdelijke werkloosheid worden gelijkgesteld voor het bepalen van de wachttijd. Binnen het RIZIV zal het elektronisch bericht L822 worden aangewend door de Dienst Geneeskundige Controle en door de Dienst Uitkeringen, met het oog op het toepassen van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. De RJV en de vakantiefondsen willen aan de hand van het elektronisch bericht L822 de band van de werknemer met zijn werkgever(s) en zijn hoedanigheid van arbeider of bediende achterhalen. Via een lijst van de voorkomens van een bepaalde werknemer tijdens een bepaald kwartaal kunnen ze de ontbrekende loonstaatlijnen beter interpreteren (indien een vakantiefonds bijvoorbeeld de kwartaalgegevens van een arbeider ontvangt voor het eerste, tweede en derde kwartaal, maar niet voor het vierde kwartaal, dient het na te gaan of het nog een loonstaatregel mag verwachten of een onvolledig vakantiegeld dient uit te batelen; indien de werknemer in kwestie tijdens het vierde kwartaal als bediende tewerkgesteld was, laat de raadpleging L822 toe het antwoord op deze vragen te kennen zonder de werkgever te moeten aaspreken). Via een lijst van de werknemers van een bepaalde werkgever kunnen ze, in geval van klachten van een sociaal verzekerde dat hij ondanks zijn tewerkstelling bij een bepaalde werkgever geen vakantiegeld heeft ontvangen, vaststellen dat de betrokkene als bediende gewerkt heeft. De RKW en de kinderbijslagfondsen staan in voor het toepassen van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, waaronder de bepalingen met betrekking tot de rechthebbenden (artikel 51), de opening van het recht (artikel 54) en de samenloop van rechthebbenden (artike l 64), en dienen daarom te kunnen beschikken over informatie met betrekking tot de personeelsstaten.
132
De RVA, het FSO en de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen dienen voor het uitvoeren van hun wettelijke en reglementaire opdrachten kennis te hebben van het feit van de tewerkstelling van een werknemer, dat immers het belangrijkste uitgangspunt vormt bij het behandelen van aanvragen tot het bekomen van socialezekerheidsuitkeringen. De VFBZ en de fondsen voor bestaanszekerheid, ten slotte, willen gebruik maken van hogervermeld elektronisch bericht met het oog op het uitvoeren van de opdrachten beschreven in de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, onder meer het financieren, toekennen en uitkeren van sociale voordelen (nagaan of per werkgever alle aangiften overgemaakt werden, verrichten van bijkomende controles in geval van klachten,…). 2.4.
Het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO (L950) – toevoeging van de Oriolusvalidatiecode
De Oriolusvalidatiecode is een code die ook in de trimestriële aangifte doorgegeven wordt aan de socialezekerheidsinstellingen. Ze heeft tot doel een waarschuwing te geven met betrekking tot de identificatie van de persoon. Deze code zal worden toegevoegd aan het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO. Bijgevolg worden de machtigingen die initieel werden verleend met betrekking tot het personeelsbestand uitgebreid tot dit gegeven. Betrokken instellingen van sociale zekerheid zijn: het FBZ, de RVA, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het FBZ, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het RIZIV, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de VFBZ, het FAO en de arbeidsongevallenverzekeraars, de RJV en de vakantiefondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en CIMIRe. 2.5.
Gegevensstroom met betrekking tot de mutaties inzake het personeelsbestand (A950-M) – mededeling aan het NIC, de RKW en het RSVZ
Bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 werden het NIC en de verzekeringsinstellingen, de RKW en de kinderbijslagfondsen en het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen reeds door het Toezichtscomité gemachtigd om het personeelsbestand van de RSZ/RSZPPO te raadplegen, via het elektronisch bericht L950. Het feit van de tewerkstelling van een werknemer vormt voor de instellingen van sociale zekerheid immers het belangrijkste uitgangspunt bij het behandelen van aanvragen tot het bekomen van socialezekerheidsuitkeringen. De geraadpleegde gegevens kunnen hen tevens helpen bij het corrigeren van hun eigen basisbestanden. Om dezelfde redenen wensen voormelde instellingen van sociale zekerheid nu ook mededeling van de mutaties van het personeelsbestand te bekomen voor de door hen gekende dossiers. Aldus krijgen ze kennis van volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: het inschrijvingsnummer van de werkgever, de aanduiding of het een RSZ- of een RSZPPO-inschrijvingsnummer betreft, het uniek ondernemingsnummer van de werkgever (KBO-nummer), de aanduiding dat de tewerkstelling bij een deelentiteit van de werkgever gebeurt, het vestigingseenheidsnummer, het INSZ van de werknemer, de Oriolusvalidatiecode, de datum van indiensttreding van de werknemer, de datum van uitdiensttreding van de werknemer, het DIMONA-nummer, het nummer van het paritair comité waaronder de werknemer ressorteert, de aard van de werknemer (blanco, leerjongen, student of vrijwilliger), het al dan niet gecontroleerd zijn van het statuut, de code van de laatste aangifte (indienst, uitdienst, wijziging of schrapping), het inschrijvingsnummer van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de benaming van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de naam en het adres van het bedrijf waar een student tewerkgesteld wordt, de landcode van de student, het identificatienummer van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten en het dossiernummer van de werkgever. 3.
Besluit
De aanvraag beoogt wettige doeleinden.
Bijgevolg beslist het Toezichtscomité dat het toepassingsgebied van de machtigingen vervat in beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 wordt uitgebreid overeenkomstig de bepalingen van bovenvermeld punt 2.
133
* Beraadslaging nr. 03/54 van 6 mei 2003 m.b.t. de raadpleging van het werkgeversrepertorium via de portaalsite van de sociale zekerheid (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
In het kader van het project “Multifunctionele Aangifte” dienen diverse actoren van de sociale zekerheid gebruik te kunnen maken van het werkgeversrepertorium van de RSZ en de RSZPPO (zie, voor wat betreft de instellingen van sociale zekerheid, beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002). De betrokken instellingen van sociale zekerheid wensen nu evenwel volgende sociale gegevens van persoonlijke aard uit het werkgeversrepertorium eveneens ter beschikking te stellen van het publiek, via de portaalsite van de sociale zekerheid: -
het inschrijvingsnummer van de werkgever; het BTW-nummer (ondernemingsnummer) van de werkgever; de benaming en het adres van de sociale zetel van de werkgever; de NIS-gemeentecode van de sociale zetel van de werkgever; de juridische vorm van de werkgever; de taalcode van de werkgever; de datum van de eerste personeelstewerkstelling door de werkgever; de aansluitingscode van de werkgever (inschrijving – herinschrijving); de schrappingdatum van de werkgever; de belangrijkheidcode van de werkgever; de code “bouwsector” van de werkgever; de datum van de laatste bijwerking van de informatie betreffende de werkgever; de datum van de aanvraag tot inschrijving van de werkgever; de benaming en het adres van de mandataris of de curator van de werkgever; de datum van incuratelestelling van de werkgever; het inschrijvings- en het ondernemingsnummer van oorsprong bij een overdracht; het inschrijvings- en het ondernemingsnummer van bestemming bij een overdracht; het motief van de overdracht en de datum van invoegetreding ervan; de NACE-codes van de werkgever (economische activiteit); de NIS-gemeentecode van de belangrijkste exploitatiezetel van de werkgever.
De raadpleging van hogervermelde sociale gegevens van persoonlijke aard is bestemd voor het publiek en gebeurt bijgevolg zonder user-ID en paswoord. 2.
Behandeling van de aanvraag
Enkel voor zover de gegevens uit het werkgeversrepertorium betrekking hebben op een natuurlijke persoon (en het derhalve gaat om “sociale gegevens van persoonlijke aard”) is voor hun publicatie op de portaalsite van de sociale zekerheid een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist, overeenkomstig artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Voor de publicatie van gegevens over werkgevers-rechtspersonen is geen dergelijke machtiging vereist. Bij beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998 verleende het Toezichtscomité aan de RSZ een algemene machtiging voor de mededeling van bepaalde sociale gegevens van persoonlijke aard uit het werkgeversrepertorium. Het Toezichtscomité oordeelde bij die gelegenheid dat het werkgeversrepertorium in feite openbaar is geworden (de belangrijkste sociale gegevens van persoonlijke aard blijken reeds beschikbaar bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België) en dat het niet meer gerechtvaardigd is om het gebruik van het werkgeversrepertorium te beperken tot de doeleinden vermeld in de beraadslaging nr. 95/57 van 24 oktober 1995, met name de strikte toepassing van de sociale wetgeving of de uitvoering van socio-economische studies. De betrokken sociale gegevens van persoonlijke aard uit het werkgeversrepertorium mogen volgens het Toezichtscomité voor andere doeleinden worden overgemaakt en het Beheerscomité van de RSZ dient zich over de gegrondheid van de mededeling uit te spreken.
134
De sociale gegevens van persoonlijke aard die op de portaalsite van de sociale zekerheid ter beschikking zullen worden gesteld, betreffen enerzijds “inhoudelijke” informatie, voor de mededeling waarvan het Toezichtscomité reeds een algemene machtiging heeft verleend bij de hogervermelde beraadslaging nr. 98/15 van 10 februari 1998, en anderzijds “administratieve” informatie, die louter betrekking heeft op de verhouding tussen de werkgever en de RSZ/RSZPPO. Beide soorten informatie hebben betrekking op het beroepsstatuut van de werkgever. Hun mededeling lijkt als dusdanig geen risico’s met zich te brengen voor de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de natuurlijke personen waarop ze betrekking hebben.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de RSZ en de RSZPPO om de onder 1. vermelde sociale gegevens van persoonlijke aard uit het werkgeversrepertorium ter beschikking te stellen van het publiek, via de portaalsite van de sociale zekerheid. Zodra de Kruispuntbank van Ondernemingen, opgericht bij de wet van 16 januari 2003, operationeel is, dient het Toezichtscomité zich opnieuw uit te spreken over dit dossier.
* Beraadslaging nr. 03/69 van 17 juni 2003 m.b.t. de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen diverse instellingen van sociale zekerheid - project DmfA (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
De openbare centra voor maatschappelijk welzijn wensen, met het oog op het uitvoeren van hun opdrachten, te beschikken over een aantal elektronische berichten die werden ontwikkeld in het kader van het project “DmfA” (Déclaration Multifonctionnelle / Multifunctionele Aangifte). Het betreft enerzijds de raadpleging van het Personeelsbestand van de werkgevers ingeschreven bij de RSZ of de RSZPPO (elektronisch bericht L950) en de mededeling van de mutaties van dit Personeelsbestand (elektronisch bericht A950) en anderzijds de raadpleging van het Werkgeversrepertorium van de RSZ/RSZPPO (elektronisch bericht L701) en de mededeling van de mutaties van dit Werkgeversrepertorium (elektronisch bericht A701). 1.1.
Het Personeelsbestand van de werkgevers ingeschreven bij de RSZ of de RSZPPO (L950)
Het door de RSZ en de RSZPPO beheerde Personeelsbestand van de bij hen ingeschreven werkgevers wordt gevoed door de DIMONA-aangiften en bevat volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: het inschrijvingsnummer van de werkgever, de aanduiding of het een RSZ- of een RSZPPOinschrijvingsnummer betreft, het uniek ondernemingsnummer van de werkgever, de aanduiding dat de tewerkstelling bij een deelentiteit van de werkgever gebeurt, het vestigingseenheidsnummer, het INSZ van de werknemer, de naam en de voornaam van de werknemer, de geboortedatum van de werknemer, het geslacht van de werknemer, de landcode van de werknemer, de datum van indiensttreding van de werknemer, de datum van uitdiensttreding van de werknemer, het DIMONA-nummer, het nummer van het paritair comité waaronder de werknemer ressorteert, de aard van de werknemer (blanco, leerjongen, student of vrijwilliger), het al dan niet gecontroleerd zijn van het statuut, de code van de laatste aangifte (indienst, uitdienst, wijziging of schrapping), het inschrijvingsnummer van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de benaming van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de naam van het bedrijf waar een student tewerkgesteld wordt, het adres en de landcode van de student en de Oriolusvalidatiecode. 1.2.
Het Werkgeversrepertorium van de RSZ/RSZPPO (L701)
Aan de hand van het elektronisch bericht L701 kunnen diverse inlichtingen over een bepaalde werkgever ingewonnen worden, op basis van diens inschrijvingsnummer of uniek ondernemingsnummer. Identificatiegegevens: het RSZ-inschrijvingsnummer, de naam en het adres van de maatschappelijke zetel, de gemeentecode van de maatschappelijke zetel, h e t e-mail-adres (zoals geregistreerd door de lokale
135
beheerder op de portaalsite), het identificatienummer van het (huidig en vroeger) sociaal secretariaat, de identificatie van de dienstverlener (INSZ of uniek ondernemingsnummer en aansluitingsdatum), een code die aangeeft of het een RSZ- of RSZPPO-werkgever betreft, de juridische vorm, het INSZ, het type werkgever, het BTW-nummer, de code “onroerende sector”, de datum van de curatele en de naam en het adres van de curator/mandataris. Administratieve gegevens: de administratieve regeling, het taalstelsel, de datum van inschrijving en schrapping, het kwartaal van aansluiting, de datum van de laatste bijwerking en het aantal gevonden werkgeverscategorieën (maximum 15). Per gevonden werkgeverscategorie: de werkgeverscategorie, de datum van inschrijving, de datum van schrapping, de categorie van oorsprong en van bestemming, de NACE-code, de gemeentecode van de exploitatiezetel, de belangrijkheidscode, de code regionalisatie, de code taaldecreet, de code FSO, de code uitsluitend leerlingen en het aantal gevonden overboekingen (maximum 10). Per gevonden overboekingsinformatie: het inschrijvingsnummer van oorsprong en van bestemming, de datum van invoeging van de overboeking en de reden van de overboeking. 2.
Behandeling van de aanvraag
Het betreft een mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen instellingen van sociale zekerheid, waarvoor, krachtens artikel 15, eerste lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, een principiële machtiging van het Toezichtscomité vereist is. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn hebben behoefte aan de datum van indienst- en/of uitdiensttreding van de sociaal verzekerden over wie ze een dossier beheren en aan de identificatie van de werkgever van betrokkenen, met het oog op het uitvoeren van hun controleopdrachten. Vermits het tewerkgesteld zijn een belemmering vormt voor het ontvangen van tegemoetkomingen vanwege de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt daarover door betrokkenen niet altijd waarheidsgetrouw geantwoord. Meer algemeen zullen hogervermelde socialegegevensbanken worden geraadpleegd met het oog op het uitvoeren van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Ingevolge artikel 16, § 1, van de wet van 26 mei 2002 dient bij het bepalen of betrokkene al dan niet over over toereikende bestaansmiddelen beschikt, rekening te worden gehouden met alle bestaansmiddelen, van welke aard en oorsprong ook. Artikel 19 van dezelfde wet bepaalt dat de aanvrager ertoe gehouden is elke voor het onderzoek van zijn aanvraag nuttige inlichting te geven en dat het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn alle ontbrekende inlichtingen verzamelt om de rechten van de betrokkene te kunnen beoordelen. Ten slotte dient het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn krachtens artikel 22 van dezelfde wet met het oog op een eventuele herziening geregeld, en minstens om het jaar, na te gaan of de toekenningsvoorwaarden vervuld blijven. Krachtens artikel 60, § 1, van de organieke wet van 8 juli 1976 wordt de tussenkomst van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, zo nodig, voorafgegaan door een sociaal onderzoek dat besluit met een nauwkeurige diagnose nopens het bestaan en de omvang van de behoefte aan dienstverlening en de meest passende middelen voorstelt om daarin te voorzien; de betrokkene is ertoe gehouden elke nuttige inlichting nopens zijn toestand te geven, alsmede het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op de hoogte te brengen van elk nieuw gegeven dat een weerslag kan hebben op de hulp die hem wordt verleend. Het feit van de tewerkstelling van een werknemer vormt aldus een belangrijk uitgangspunt bij het behandelen van aanvragen tot het bekomen van socialezekerheidsuitkeringen. De datum van indienst- en uitdiensttreding en het identificatienummer van de werkgever zijn beschikbaar in het Personeelsbestand, een socialegegevensbank met informatie over de contracten tussen werknemers en werkgevers. Om vervolgens te weten te komen wie de werkgever is, dient het Werkgeversrepertorium te worden geraadpleegd, op basis van diens RSZ- of RSZPPO-inschrijvingsnummer of diens uniek ondernemingsnummer. Naast de mogelijkheid tot raadpleging van de hogervermelde socialegegevensbanken zouden de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ook de mutaties terzake ontvangen.
136
De aanvraagt beoogt wettige doeleinden.
Om deze redenen, verleent het Toezichtscomité de machtiging aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn om het Personeelsbestand van de werkgevers ingeschreven bij de RSZ of de RSZPPO en het Werkgeversrepertorium te raadplegen (respectievelijk via de elektronische berichten L950 en L701) en de mutaties van deze socialegegevensbanken te ontvangen (respectievelijk via de elektronische berichten A950 en A701).
* Beraadslaging nr. 03/79 van 22 juli 2003 m.b.t de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen diverse instellingen van sociale zekerheid in het kader van het project DMFA – uitbreiding van het elektronisch bericht A950 (…) 1.
Onderwerp van de aanvraag
Het door de RSZ en de RSZPPO beheerde Personeelsbestand van de bij hen aangesloten werkgevers wordt gevoed door de DIMONA-aangiften en bevat volgende sociale gegevens van persoonlijke aard: het inschrijvingsnummer van de werkgever, de aanduiding of het een RSZ- of een RSZPPOinschrijvingsnummer betreft, het uniek ondernemingsnummer van de werkgever, de aanduiding dat de tewerkstelling bij een deelentiteit van de werkgever gebeurt, het vestigingseenheidsnummer, het INSZ van de werknemer, de naam en de voornaam van de werknemer, de geboortedatum van de werknemer, het geslacht van de werknemer, de landcode van de werknemer, de datum van indiensttreding van de werknemer, de datum van uitdiensttreding van de werknemer, het DIMONA-nummer, het nummer van het paritair comité waaronder de werknemer ressorteert, de aard van de werknemer (blanco, leerjongen, student of vrijwilliger), het al dan niet gecontroleerd zijn van het statuut, de code van de laatste aangifte (indienst, uitdienst, wijziging of schrapping), het inschrijvingsnummer van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de benaming van de gebruiker van de diensten van een uitzendbureau, de naam van het bedrijf waar een student tewerkgesteld wordt, het adres en de landcode van de student en de Oriolusvalidatiecode. Het feit van de tewerkstelling van een werknemer vormt voor de instellingen van sociale zekerheid het belangrijkste uitgangspunt bij het behandelen van aanvragen tot het bekomen van socialezekerheidsuitkeringen. Bij beraadslaging nr. 02/110 van 3 december 2002 werden volgende instellingen van sociale zekerheid dan ook door het Toezichtscomité gemachtigd om het Personeelsbestand van de bij de RSZ en de RSZPPO aangesloten werkgevers te raadplegen: de RVA, de RKW en de kinderbijslagfondsen, het NIC en de verzekeringsinstellingen, het FBZ, het RIZIV, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de VFBZ, het FAO en de arbeidsongevallenverzekeraars, het FBZ, het NIC en de verzekeringsinstellingen, de RJV en de vakantiefondsen, het RSVZ en de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen en CIMIRe. Ook de openbare centra voor maatschappelijk welzijn werden door het Toezichtscomité gemachtigd om het Personeelsbestand te raadplegen, en dit bij beraadslaging nr. 03/69 van 17 juni 2003. Bij beraadslaging nr. 03/45 van 6 mei 2003 en beraadslaging nr. 03/69 van 17 juni 2003 werden de RKW, het NIC, het RSVZ en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn daarenboven gemachtigd om mededeling te bekomen van de mutaties van het Personeelsbestand, aan de hand van het elektronisch bericht A950, dat behalve voormelde sociale gegevens van persoonlijke aard tevens het identificatienummer van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten en het dossiernummer van de werkgever bevat. De voorliggende aanvraag heeft betrekking op het toevoegen van een sociaal gegeven van persoonlijke aard (met name het identificatienummer van het bureau van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten) in het elektronisch bericht A950 en het dienovereenkomstig uitbreiden van de bestaande machtigingen met betrekking tot de mededeling van dit elektronisch bericht.
137
2.
Behandeling van de aanvraag
Het toevoegen van de identiteit van het bureau van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten in het elektronisch bericht A950 dient ertoe te voorkomen dat elke mededeling van mutaties van het Personeelsbestand in de kinderbijslagsector gepaard dient te gaan met een raadpleging van het door de SmalS-MvM beheerde Nationaal Repertorium van de Werkgevers (RKW). Door deze informatie reeds op te nemen in het mutatiebericht zelf worden aldus kosten en tijd gespaard en wordt een verzadiging van het netwerk vermeden. Hoewel enkel de RKW behoefte heeft aan de aanduiding van het bureau van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten, lijken er geen bezwaren te bestaan om dit sociaal gegeven van persoonlijke aard op te nemen in het elektronisch bericht A950 en het als dusdanig aan meerdere instellingen van sociale zekerheid ter beschikking te stellen. Het vormt immers slechts een verdere verduidelijking van een reeds opgenomen sociaal gegeven van persoonlijke aard, met name het identificatienummer van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten. Het Toezichtscomité heeft reeds eerder zijn goedkeuring verleend aan het uitbreiden van een bestaand elektronisch bericht met sociale gegevens van persoonlijke aard waaraan enkel de RKW behoefte heeft, met name bij beraadslaging nr. 02/90 van 16 juli 2002. De RKW en de kinderbijslagkassen werden gemachtigd om mededeling van DIMONA-gegevens te bekomen en om de DIMONA-gegevensbank te raadplegen. Het Toezichtscomité ging er mee akkoord dat de DIMONA-gegevensbank zou worden aangevuld met het identificatienummer van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten en het dossiernummer en breidde alle machtigingen met betrekking tot de mededeling/raadpleging van DIMONA-gegevens dienovereenkomstig uit. Het Toezichtscomité oordeelde bij die gelegenheid dat het invoeren van een filterfunctie, waardoor enkel de RKW en de kinderbijslagkassen de nieuwe gegevens zouden kunnen ontvangen, ernstige inspanningen zou vergen, die niet opwegen tegen de resultaten ervan op het vlak van de bescherming van de integriteit van de persoonlijke levenssfeer van de werknemer.
Om deze redenen verleent, het Toezichtscomité de machtiging om het elektronisch bericht, aan de hand waarvan de mutaties van het Personeelsbestand van de bij de RSZ en de RSZPPO aangesloten werkgevers worden meegedeeld (A950), aan te vullen met de aanduiding van het bureau van de kinderbijslagkas bij dewelke de werkgever is aangesloten. Elke machtiging met betrekking tot de mededeling van dit elektronisch bericht mag worden uitgebreid tot dit sociaal gegeven van persoonlijke aard.
I.
Gegevens betreffende de ziekteverzekering van bepaalde gerechtigden die aan gemeenten of provincies werden meegedeeld
categorieën van
Lijsten van WIGW’s (weduwnaars/weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen) of anderen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming inzake geneeskundige verzorging meegedeeld aan gemeenten en provincies. Het Comité heeft de machtiging verleend of vernieuwd om dergelijke lijsten mee te delen aan de volgende provincies en gemeenten 38 : Peer Eeklo Tessenderlo De Panne Dilsen-Stokkem Waasmunster Diepenbeek Sint-Truiden 38
beraadslaging nr. 02/91 van 15 oktober 2002 beraadslaging nr. 02/92 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/94 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/95 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/98 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/100 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/103 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/104 van 15 oktober 2003
Zie Activiteitenverslag 2002, pp. 130 e.v.
138
Tervuren Sint-Lievens-Houtem Zoersel Evergem Heusden-Zolder Lovendegem Lennik Izegem Riemst Erpe-Mere Ledegem Prov. Antwerpen Ardooie Boom Bredene Lokeren Veurne Avelgem Rumst Oudenburg Alken Borgloon Maldegem Zomergem Bree Libramont-Chevigny Lede Melle Koekelare Bierbeek Tessenderlo Gent Menen Zelzate Hoeselt Eeklo Neupré Berlare Leuven Prov. Limburg Zwevegem Wichelen Harelbeke Ronse Bornem Overpelt Wetteren Prov. Oost-Vlaanderen Waarschoot
beraadslaging nr. 02/105 van 15 oktober 2003 beraadslaging nr. 02/106 van 3 december 2003 beraadslaging nr. 02/107 van 3 december 2003 beraadslaging nr. 02/109 van 3 december 2003 beraadslaging nr. 02/113 van 3 december 2003 beraadslaging nr. 02/114 van 3 december 2003 beraadslaging nr. 02/117 van 3 december 2003 beraadslaging nr. 03/01 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/02 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/04 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/05 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/07 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/08 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/09 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/12 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/13 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/14 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/15 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/16 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/17 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/18 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/19 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/20 van 4 februari 2003 beraadslaging nr. 03/22 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/23 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/24 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/25 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/26 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/27 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/28 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/29 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/30 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/31 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/33 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/35 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/37 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/39 van 1 april 2003 beraadslaging nr. 03/41 van 6 mei 2003 beraadslaging nr. 03/42 van 6 mei 2003 beraadslaging nr. 03/58 van 17 juni 2003 beraadslaging nr. 03/59 van 17 juni 2003 beraadslaging nr. 03/63 van 17 juni 2003 beraadslaging nr. 03/66 van 17 juni 2003 beraadslaging nr. 03/73 van 17 juni 2003 beraadslaging nr. 03/77 van 22 juli 2003 beraadslaging nr. 03/81 van 22 juli 2003 beraadslaging nr. 03/82 van 22 juli 2003 beraadslaging nr. 03/83 van 22 juli 2003 beraadslaging nr. 03/87 van 22 juli 2003
Lijst van de gebruikte afkortingen B.S. DIMONA DOSZ FAO FBZ FBeZ FSO
Belgisch Staatsblad déclaration immédiate de l’embauche - onmiddellijke aangifte van tewerkstelling Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid Fonds voor Arbeidsongevallen Fonds voor Beroepsziekten Fonds voor Bestaanszekerheid Fonds voor Sluiting van Ondernemingen 139
HVZ HZIV INSZ KSZ LATG MID MvM NIC NIS NPM RIZIV RJV RKW RR RSVZ RSZ RSZPPO RVA RVP VFBeZ
Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Identificatienummer Sociale Zekerheid Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Loon- en ArbeidsTijdGegevens Minimale Identificatiegegevens Maatschappij voor Mechanografie Nationaal Intermutualistisch College Nationaal Instituut voor de Statistiek Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Rijksregister der natuurlijke personen Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Rijksdienst voor Pensioenen Vereniging van de Fondsen voor Bestaanszekerheid
WIGW
Weduwnaar/weduwe, invalide, gepensioneerde, wees
140