Toetswijzer:bosklassen 1.De reisweg * Ik moet de reisweg van Vilvoorde naar Spa Kunnen aanduiden op een wegenkaart. (zie bosklasmap pg 8 ) 2.Weer of geen weer * Ik moet de weerselementen kunnen opnoemen : 1) De temperatuur 2) De luchtdruk 3) De bewolking 4) De neerslag 5) De luchtvochtigheid 6) De windrichting 7) De windsnelheid * Ik moet de bijhorende meettoestellen kunnen benoemen en hun functie uitleggen. 1) Barometer : om de luchtdruk te meten. 2) Hygrometer : om de luchtvochtigheid te meten. 3) Pluviometer : om de regen op te vangen die op de grond valt en te meten hoeveel millimeter neerslag er gevallen is. 4) Thermometer : om de temperatuur te meten. 5) Windsnelheidsmeter : om de windsnelheid te meten. 6) Windmeter of Windwijzer : om de windrichting na te gaan. * Ik moet de normale barometerstand kunnen geven in de juiste maateenheid. Antwoord : 760 mm * Ik moet uitleggen wat hoge of lage druk betekent voor de weersvoorspelling. Lage luchtdruk : wijst op slechter weer of kouder weer . Hoge luchtdruk : wijst op beter weer of warmer weer . * Ik moet de definitie van “klimaat” kunnen geven. Antwoord : Klimaat is de toestand het weer in een bepaalde streek over een periode van vele jaren. 3.Bezoek aan Spa Monopole * Ik kan vertellen wat we in Spa Monopole gezien hebben : Antwoord : We zagen hoe ze de flessen maken en hoe ze die verpakken ... * Ik ken de correcte naam van Spa rood,Spa blauw en Spa groen. Antwoord : Spa blauw : Spa Reine Spa rood : Spa Barisart Spa groen : Spa Marie - Henriette
4.Bronnen rond Spa * Ik weet dat het veen tienduizenden liters water bevat en dit een grote drinkvoorraad is voor de mens. Antwoord : Ja want, het veen rust op oude rotsen. Langs kleine gaatjes loopt het water langzaam naar beneden. Maar soms kan dit lang duren. * Ik kan uitleggen hoe het komt dat het water zoveel mineralen bevat. Antwoord : Als het water door die kleine gaatjes in die rotsen loopt dan vangt het ook allerlei mineralen op. Hoe langer het onder de grond zit, hoe meer mineralken het kan opnemen. * Ik kan uitleggen wat mineralen zijn. Antwoord : Mineralen zijn bouwstenen voor levende wezens (planten en dieren) * Ik kan enkele voorbeelden geven van mineralen. Antwoord : calcium, ijzer, fosfor, ... (zie bijvoorbeeld een cornflakesdoos) * Ik weet welk mineraal het water bruin kleurt en doet roesten. Antwoord : ijzer * Ik weet welk mineraal naar "rotte eieren" stinkt. Antwoord : zwavel * Ik kan het verschil uitleggen tussen een bron en een pouhon. Antwoord : - Een bron wordt gebotteld en een pouhon niet. - Het water van een bron zit niet zolang in de rotsen en heeft minder mineralen dan het water van een pouhon. * Ik kan de naam geven van de drie bronnen die we proefden tijdens de bronnenwandeling. Antwoord : - Barisart - Géronstère - Pia * Ik kan de defenitie geven van "debiet". Antwoord : Dat is het aantal m3 water dat uit de bron komt in 24 u tijd (... m3 /24 u) * Ik kan uitleggen waarom het water van een pouhon niet gebotteld wordt. Antwoord : Omdat er meestal te veel mineralen inzitten om te bottelen en omdat er te weinig water uitkomt door dat het zolang reist !!!
5.De venen * Ik kan uitleggen wat een natuurreservaat is . Antwoord : Een natuurreservaat is een terrein waar maatregelen zijn genomen om de natuur (dieren en planten) in ongerepte toestand te bewaren. * Ik ken de naam van het bloempje dat het embleem is van het natuurreservaat rond de Barque Michel en weet hoe het eruit ziet. Antwoord : Ja, het heet de zevenster en het ziet eruit als een klein wit bloempje met zeven blaadjes en het heeft de vorm van een ster. * Ik kan de pictogrammen aan het begin van een natuurreservaat verklaren. Antwoord : 1) vuur altijd verboden. 2) honden niet toegelaten ook niet aan de leiband. 3) laat wilde dieren met rust. 4) tenten alleen op toegelaten campings. 5) wandelaars enkel op verharde paden. 6) planten en insekten mogen niet geplukt of gevangen worden. 7) afval neem je weer mee. 8) skieen is verboden. * Ik kan verklaren hoe het komt dat de veen lijken zo goed bewaard bleven. Antwoord : Als veenmos sterft vergaat dat niet en wordt dat turf. Die turf is zuur door al het water en zuur bewaart de lijken zoals ze waren. De lijken vergaan niet. * Ik kan de defenitie geven van "erosie". Antwoord : Duizenden jaren geleden waren de Ardennen een gebergte. Door erosie werd het afgebroken tot een plateau. Erosie is het afbreken door het klimaat; (wind,regen,vorst,...) * Ik kan de uitzichtkenmerken geven van veenmos. Antwoord : - groene kleur en gedroogd is het wit - geen echte wortels - buigzame stengel met zijtakjes - alleen het bovenste deel van de stengel leeft * Ik kan verklaren hoe het komt dat veenmos zoveel water kan vasthouden. Antwoord : Dicht tegen de stengel zijn er aangedrukte blaadjes en die houden waterdruppeltjes vast. * Ik weet hoe mossen zich voortplanten. Antwoord : Het plant zich voort met sporen die zich verspreiden en zo heel de tijd voort. * Ik kan andere voorbeelden geven van spoorplanten. Antwoord : mos, paddenstoelen, varens,...
6. Het reliëf in België * Ik kan België in drie reliëfgebieden verdelen en de juiste naam geven :
Groen : Laag - België Geel : Midden - België Bruin : Hoog - België 1. Het hoogste puntje van België is de : Botrange (694 m hoog) 2. Het tweedehoogste punt is de : Baraque Michel (674 m hoog) 3. Het derdehoogste punt heet de : Baraque Fraiture (652 m hoog) 7.De rivieren in België * Wat zijn de drie belangrijkste rivieren in België en waar ligt hun bron ? Antwoord : De Schelde, Maas en de Ijzer en hun bron ligt in Frankrijk. * Ik kan de naam geven van drie rivieren in het stroomgebied van de Schelde en drie rivieren opnoemen in het stroomgebied van de Maas : Schelde : Durme, Leie en de Dender Maas : Samber, Semois en de Lesse * Ik kan de naam van alle rivieren in België terugvinden in een atlas. OK !!!
8.Het bos als levensgemeenschap. * Ik kan een ander woord geven voor levensgemeenschap en dit ook uitleggen Antwoord: het bos of biotoop met zijn eigen klimaat, zijn eigen bodem, zijn eigen planten en dieren. Wordt één van die delen verstoord, dan heeft dat zijn gevolgen voor het geheel. * Ik kan de kringloop van humus uitleggen : Antwoord : Dus in de herfst vallen er bladeren van de bomen die komen op en de struiken, dode takjes worden afgewaaid,kleine en grote dieren sterven. Dit alles bedekt de bosbodem als tapijt. Nu begint - in de bovenste lagen van de bosbodem - het bijzondere proces van de humusvorming . * Ik kan de definitie geven van humus : Antwoord : Humus is een fijne , zwarte stof die rijk is aan voedingszouten en mineralen. Humus bevat dus voedingstoffen voor bomen en planten. * Ik kan een voorbeeld geven van voedselketen : Buizerd - Mol - Regenworm - Bladeren Wezel - Haas - Bladeren Uil - Koolmees - Spin - Bij - Bloem (nectar) * Ik kan gegeven dieren in een voedselketen plaatsen Ok !! * Ik kan uitleggen wat een voedselpiramide is en een voorbeeld tekenen. Antwoord: De tweede zeer belangrijke band in de levengemeenschap van het bos heeft eveneens te maken met voedsel , maar nu voor de dieren. Op een eik bijvoorbeeld leven tientalleninsecten die een prooi vormen voofinsecten. Deze vallen op hun beurt ten prooi aan zangvogels die gejaagd worden door roofvogels en enkele kleine roofdieren . * Ik kan gegeven dieren in een voedselpiramide plaatsen en uitleggen waarom er van sommige soorten meer nodig zijn dan van andere :
Een voedselpiramide
(zie uitleg vraag hiervoor)
* Ik ken een ander woord voor planteneters en diereneters en kan bij beide soorten enkele voorbeelden opnoemen : Antwoord : Planteneter = Herbivoor - Hert Vleeseter = Karnivoor - Vos Alleseter = ... - Mens * Ik ken de vier geledingen van het bos en kan bij elke verdieping twee soorten planten als voorbeeld geven . 1) moslaag 2) kruidlaag 3) struiklaag 4) boomlaag
- haarmos, paddenstoelen , ... - varens , bosanemoon, ... - hulst, braambessen , ... - beuk , eik, spar, ...
* Ik kan uitleggen waarom het in de winter warmer en in de zomer koeler is in het bos : Antwoord : Het bos filtert dus het zonlicht , waardoor het tijdens de zomer in het bos altijd frisser is dan op de weide. Maar ook omgekeerd zal 's winters de hevige vrieskou niet tot in het bos doordringen. 9.Het bosmuseum. * Ik kan de vijf bomen die we leerden kennen herkennen met hun afbeeldingen . Ok !!!! * Ik kan de dieren die we in het museum zagen met hun juiste naam benoemen :
Ree
Lynx
Hert
Wilde Kat
Ree
Everzwijn
Buizerd
Steenmarter
10.De paddenstoel * Ik kan de begrippen bladgroen, chlorofyl en fotosynthese uitleggen : Antwoord : Groene planten bezitten bladgroen of chlorofyl. de lucht omzetten in voedsel. Dat proces noemt men fotosynthese. Paddenstoelen bezitten geen bladgroen of chlorofyl. Zij moeten hun voedsel op een andere manier krijgen. * Ik kan de paddenstoelen onderverdelen in 3 soorten naargelang de manier hoe ze aan hun voedsel komen. Antwoord : Zo onderscheiden we de a) parasieten b) saprofyten c) paddenstoelen die doen aan symbiose parasieten : leven ten koste van iemand anders. saprofyten : voeden zich met afval en leven vaak op takken of boomstronken. paddenstoelen die doen aan symbiose : leven vreedzaam samen. * Ik kan de paddenstoelen onderverdelen in 3 soorten naargelang de plaats waar hun sporen zitten : a) Plaatjeszwammen
b) Buisjeszwammen
* Ik ken de verschillende delen van de paddenstoel.
1) plaatjes met sporen 2) hoed 3) steel 4) zwamvlok en dan ook nog ... - beurs - ring - vrucht
c) Stuifzwammen