bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1
Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
1
B1.1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
B1.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
2
Bijlage 1
Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: stadscentra, dorpskernen en winkelcentra; horecaconcentratiegebieden; zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast. Kenmerken van de activiteiten De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt; activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de planregels van dit bestemmingsplan1). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de planregels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet voorkomen maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij, bouwinstallatie en elektrotechnische installatie. In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan bleek het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid. Categorie-indeling Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrek1) De voorbeeldstaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies, waaronder, naast bedrijven, ook horeca, kantoren, en dienstverlening.
183.12376.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
3
kende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
B1.3. Flexibiliteit De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een ontheffing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om ontheffing wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/SvB f okt. 2007
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
Bijlage 2
1
Bedrijveninventarisatie
adres
huisnr.
bedrijfsnaam
bedrijfsactiviteit
SBI code
Achthuizensedijk
67
Fa. H. Campfens en Zn.
smederij
284
B1
90
M.J. Nobels
autoherstelinrichting
501,
6
B. Los
opslag goederen
6a
Staalwerken ZuidHollandse Eilanden
17a
Langstraat
Pastoor van Luenenstraat
algemene toelaatbaar
aanduiding verbeelding
opmerkingen
B2
B1
B(b≤B1) (sb-1)
geen stamp-, pers-, dieptrek- of forceerbedijf
-
B1
B1
B(b≤B1)
geen reparatie vrachtwagens, geen autoplaatwerkerij, autospuiterij of tectyleerinrichting
517
-
B1
B1
B(b≤B1)
ijzerhandel
5154
2
B1
B1
B(b≤B1)
CSA
caravanstalling
6321
3
B1
B1
B(b≤B1)
54
ENU VOF
autoherstelinrichting
501,
-
B1
B1
B(b≤B1)
2a, 2c en 2d
J. Bezooijen
caravanstalling
6321
3
B1
B1
B(b≤B1)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SBI nr.
categorie
kleiner dan 2.000 m2
geen reparatie vrachtwagens, geen autoplaatwerkerij, autospuiterij of tectyleerinrichting
183.12376.00
Bijlage 3
Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten
1
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de planregels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avonden nachtperiode verschillende milieunormen; 1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
2
-
Bijlage 3
de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat ontheffing tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting ge-
183.12376.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
3
lijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
Bijlage 4
1
Onderzoek luchtkwaliteit
B4.1. Beleidskader en normstelling In paragraaf 5.1.5 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In deze bijlage worden enkele aanvullende punten uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wlk) nader benoemd en wordt aandacht besteed aan het onderzoek luchtkwaliteit. Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007 Op grond van de Wlk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007 is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Oostflakkee bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 5 μg / m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. De Regeling omvat eveneens regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties (binnenstedelijk, buitenstedelijk en industriële bronnen), per situatie is bepaald welke Standaard Rekenmethode (SRM) gebruikt mag worden. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. Besluit en Regeling 'niet in betekenende mate' 2007 In het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Woningbouwprojecten waarbij sprake is van niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij 1 ontsluitingsweg en niet meer dan 3.000 nieuwe woningen bij 2 ontsluitingswegen (met gelijkmatige verkeersverdeling) hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk. Binnen het plangebied 1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het projectgebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
2
Bijlage 4
worden 35 wooneenheden gerealiseerd. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate zal bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving.
B4.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit In het plangebied wordt de realisatie van 64 wooneenheden en de toevoeging van enkele incidentele woningen mogelijk gemaakt. Op basis van het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is bepaald dat het hierbij gaat om een project dat niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit in de omgeving van de geplande ontwikkeling. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen weg is berekend met behulp van het CAR II-programma1). Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het plangebied en zijn omgeving wordt als zodanig aangeduid.
Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van de ontwikkeling onderzocht. Relevant in dit kader zijn de ontsluitingswegen, de Achthuizensedijk en de Langstraat. Indien direct langs deze wegen voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wlk, kan zonder verdere berekeningen geconcludeerd worden dat dit ook het geval is ter plaatse van de nieuwe woningbouwlocaties. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lagers naarmate de ontwikkeling verder van de weg af ligt. Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de Achthuizensedijk en de Langstraat zijn weergegeven in tabel B4.1. De gegevens zijn gebaseerd op schattingen waarbij een autonome groei van 1% is gehanteerd. Tabel B4.1 Verkeersintensiteiten (in mvt /etmaal) straatnaam
2010
2018
Achthuizensedijk
2.400
2.550
650
700
Langstraat
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Conform de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 5 m van de wegrand. Uit praktische overwegingen wordt deze afstand ook gehanteerd bij het bepalen van de concentratie fijn stof (PM10)2). Bij het berekenen van de luchtkwaliteit met behulp van CAR II is deze afstand verrekend in de aan te houden afstand tot de wegas. Deze invoergegevens zijn weergegeven in tabel B4.2. Voor beide is uitgegaan 25 parkeerbewegingen.
1) 2)
Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 7.0, april 2008. Conform het Meet- en rekenvoorschrift 2006 is de maximale afstand die mag worden aangehouden voor het berekenen van fijn stof 10 m vanaf de wegrand.
183.12376.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 4
3
Tabel B4.2 Invoergegevens straatnaam
RD-coördinaten
voertuigverdeling (licht/ middel/ zwaar)
wegtype
X
Y
Achthuizen sedijk
78530
411645
0,952 / 0,041 / 0,007
3a
Langstraat
78450
410135
0,934 / 0,05 / 0,016
2
snelheidstype
bomenfactor
afstand tot de wegas (in m)
stadsverkeer met minder congestie
1
7
normaal stadsverkeer
1
7
Resultaten onderzoek luchtkwaliteit In tabel B4.3 zijn de resultaten van de berekeningen direct langs de relevante wegen voor 2008, 2010 en 2018 vermeld. Hierbij is reeds rekening gehouden met de aftrek van de zeezoutbijdrage bij fijn stof. Tabel B4.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking straatnaam
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg /m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar)
in 2010 Achthuizensedijk
17,6
18,7
1
Langstraat
16,3
18,5
1
Achthuizensedijk
14,7
17,4
0
Langstraat
13,9
17,1
0
in 2018
Conclusie Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat in alle onderzochte jaren ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden op 5 m afstand van de rand van de onderzochte wegen. Er wordt derhalve aan de Wlk voldaan. Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling Aangezien op 5 m van de rand van de onderzochte wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk die in de betreffende onderzochte jaren van toepassing zijn, zal dit ook in de rest van het plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate de locatie verder van de wegas ligt. De beoogde woningbouw vindt plaats op een grotere afstand dan de onderzochte 5 m. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde ontwikkelingen ruimschoots wordt voldaan aan alle grenswaarden uit de Wlk. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
Bijlage 5
1
Ecologie
In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies hierin weergegeven. Bestaande situatie Het plangebied te weten de kern Achthuizen met ten zuiden daarvan de lintbebouwing van het buurtschap Langstraat en het afzonderlijk gesitueerde buurtschap Zuidzijde. Achthuizen is met het lint van Langstraat gelegen in het landelijk gebied tussen de kernen Oude-Tonge en Ooltgensplaat, ten zuiden van de provinciale weg de N59, in de gemeente Oostflakkee. Het gehucht Zuidzijde ligt aan de overzijde van de N59, ten noordwesten van de Achthuizen. Beoogde ontwikkelingen Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Binnen de vigerende bestemmingen worden wel kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Er zijn echter ook enkele grootschalige ontwikkelingen voorzien, zoals het gebied waar de nieuwe woonwijk gerealiseerd zal worden, dit is gelegen tussen de Achthuizensedijk aan de westzijde, 't Lesje aan de noordzijde, de Zandweg aan de oostzijde en de agrarische percelen aan de zuidzijde. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt ingezet op de bouw van maximaal 40 reguliere grondgebonden woningen en 24 zorgwoningen. Ten behoeve van deze ontwikkeling dient de ijsbaan verplaatst te worden naar een andere locatie in het gebied. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voort-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
2
Bijlage 5
plantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: "De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep; nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft." De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tongehet Grote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge). Ook maakt het 'bosje bij Achthuizen' deel uit van de EHS.
183.12376.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 5
Figuur B5.1
3
Ligging plangebied ten opzichte van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
Soortenbescherming Het plangebied bestaat grotendeels uit (agrarische) bebouwing, akkerland, grasland, boomgaarden, opgaande begroeiing (bomen en struiken) en enkele watergangen. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig. Planten De oost-, west- en zuidzijde van de dijken hebben een groot warmteabsorberend vermogen, waardoor op de taluds de Midden-Europese 'stroomdalflora' voorkomt. Soorten als duizendblad, glad walstro, margriet, boerenwormkruid en grote vossenstaart maken deel uit van de aanwezige stroomdalflora. Er zijn echter geen soorten die bescherming genieten inzake de Ffw, behalve binnen de provinciale ecologische verbindingszone, hier geeft het Natuurloket aan dat er een (zwaar) beschermde soort voorkomt. Vogels Broedvogels zijn niet of slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In de bomen en struweel kunnen vogelsoorten een leefgebied hebben, zoals merel, pimpelmees, koolmees, winterkoning, groenling, vink en zanglijster. In de bomen kunnen houtduif, roodborst, zwarte kraai en koolmees broeden, terwijl soorten als kauw, spreeuw en huismus gebruik kunnen maken van de bebouwing. In de oude bijgebouwen kunnen steenuilen, boerenzwaluwen en gierzwaluwen nestelen. Steenuilen kunnen ook verblijfplaatsen hebben in de hoogstamgaarden en in konijnenholen. Zoogdieren Het Natuurloket meldt dat zoogdieren slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00
4
Bijlage 5
Mogelijk maakt het plangebied deel uit van het leefgebied van de volgende zoogdieren, gezien de geschikte voorkomende biotopen: mol, egel, haas, konijn, hermelijn, wezel, huisspitsmuis, dwergspitsmuis, veldmuis en dwergmuis. Mogelijk komen er ook vaste verblijfplaatsen (in gebouwen en bomen), foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen (zwaar beschermd) voor binnen het plangebied. Amfibieën Volgens het Natuurloket zijn amfibieën niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is, gezien de verspreidingsgegevens van RAVON, dat alleen amfibieën uit categorie 1 (algemene soorten) voorkomen als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. Zwaar beschermde amfibieën zijn niet in of nabij het plangebied te verwachten. De amfibieën zullen met name verblijfplaatsen hebben in de watergangen nabij het plangebied en mogelijk ook gebruik maken van struiken, takkenhopen en kelders. Vissen Het Natuurloket geeft aan dat er binnen de betreffende kilometerhokken geen onderzoek is gedaan naar vissen. Binnen het plangebied zijn watergangen aanwezig waar mogelijk vissen hun leefgebied hebben. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper voorkomt, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan. Insecten en overige soorten Het Natuurloket meldt dat er één Rode lijstsoort is aangetroffen binnen het kilometerhok. Het plangebied kan wel deel uitmaken van het leefgebied van kritische insecten, maar vaste verblijfplaatsen zijn hier niet te verwachten. Mogelijk gaat het hier alleen om dwaalgasten. Volgens RAVON komen er geen reptielen in of nabij het plangebied voor en gezien de voorkomende biotopen zijn reptielen ook niet te verwachten. In tabel B5.1 staat aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B5.1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling tabel 1
ontheffingsregeling Ffw tabel 2
tabel 3 Bijlage 1 AMvB
mol, egel, haas, konijn, hermelijn, wezel, huisspitsmuis, dwergspitsmuis, veldmuis, dwergmuis bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad
183.12376.00
kleine modder- geen kruiper
vogels
Bijlage IV HR alle zen
Cat. 1 t/m 4
vleermui- steenuil, gierzwaluw
Cat. 5 boerenzwaluw, zwarte kraai, koolmees, pimpelmees, spreeuw, etc.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 5
5
Toetsing Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Grote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge). Gezien het feit dat hier sprake is van locaties die vallen onder het consoliderend deel van het bestemmingplan worden er geen ingrepen mogelijk gemaakt die een negatief effect hebben op de 'Oude Tonge-het Grote Gat'. Ook maakt 'het bosje bij Achthuizen' deel uit van de EHS. Bij uitvoering van de betreffende grootschalige ontwikkelingen (woningbouw) is het mogelijk dat hierbij 'het bosje bij Achthuizen' wordt aangetast. Indien 'het bosje bij Achthuizen' wordt aangetast, geldt een compensatieplicht (bij compensatie dient, voor de exacte inrichtingseisen, contact opgenomen te worden met de provincie ZuidHolland). Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, met uitzondering van de genoemde ontwikkelingslocaties. Door middel van het bestemmingsplan worden echter ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor tabel 1soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), dan wel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is. Mogelijk heeft de kleine modderkruiper (tabel 2) zijn leefgebied in de sloten binnen het plangebied. Indien er werkzaamheden in de betreffende sloten worden uitgevoerd en het leefgebied van de betreffende soort wordt daardoor aangetast, (hetgeen aan de hand van nader onderzoek moet worden vastgesteld) dan dient er ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
183.12376.00