Toelichting Aansprakelijkheidsverzekering (301-93)
Hieronder een nadere toelichting op de voorwaarden 'aansprakelijkheidsverzekering'.
De aanhef: 'Met voorbijgaan aan hetgeen anders ...... mocht zijn bepaald ..... aan de .... WAM ........ gestelde eisen te voldoen' (de zogenaamde 'WAM-strik'), geeft aan, dat deze polis voldoet aan de eisen die de WAM stelt. De WAM-strik zegt dus eigenlijk: wat er ook in de polis moge staan, maak u maar niet ongerust, want zij voldoet aan alle eisen die de WAM stelt. Met andere woorden: aan een benadeelde kan slechts datgene aan uitsluitingen worden tegengeworpen wat door de WAM wordt toegestaan (de z.g. 'externe' uitsluitingen), terwijl als verzekerde WAM-som t.a.v. de benadeelde het bedrag geldt dat door de WAM als minimum vereist wordt op het moment van een ongeval. Dat kan hoger zijn dan op het polisblad of het aanhangsel vermeld staat. Zie verder:
Artikel 1: Aanvullende begripsomschrijving Art. 1.1: Verzekerden
De verzekerden zijn degenen van wie de burgerrechtelijke aansprakelijkheid is gedekt. Voor een goed begripsonderscheid lichten wij de kenmerken toe van elke genoemde groep van verzekerden. Verzekeringnemer: hiermee wordt bedoeld de contractant, ofwel degene die de
verzekeringsovereenkomst met de verzekeraar is aangegaan. De contractant mag niet zomaar iemand zijn; hij moet een bepaald belang bij de verzekering hebben. Bezitter: degene met juridische pretenties van eigenaarschap, die echter niet de werkelijke
eigenaar hoeft te zijn. Bijvoorbeeld degene die het motorrijtuig heeft gestolen (de dief) en degene die, te goeder of te kwader trouw, dit gestolen motorrijtuig heeft gekocht. Houder: degene die het motorrijtuig onder zich heeft. Meestal is dit de eigenaar en/of de bezitter.
De WAM noemt als houder degene die:
-
het motorrijtuig op grond van een overeenkomst van huurkoop onder zich heeft; het motorrijtuig in vruchtgebruik heeft; anderszins het motorrijtuig, anders dan als bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft.
Bestuurder: met bestuurder wordt bedoeld de feitelijke en de juridische bestuurder. De feitelijke
bestuurder is degene die de eerste macht over het motorrijtuig heeft, de handelingen verricht om het motorrijtuig in beweging te brengen en in een bepaalde richting te sturen. De juridische bestuurder is de rij-instructeur die les geeft en ook de rij-examinator. Passagiers: door het motorrijtuig vervoerde personen, niet zijnde de bestuurder. Ook betalende
passagiers vallen onder de kring van verzekerden. Werkgever: een benadeelde kan in bepaalde gevallen zowel de werknemer als de werkgever
aanspreken. In beide gevallen verlenen wij dekking. Gedekt is dus ook de werkgeversaansprakelijkheid uit 6:170 BW. Deze aansprakelijkheid is in bepaalde gevallen zelfs gedekt, indien de overige verzekerden zelf geen dekking zouden hebben; zie hiervoor de laatste alinea van artikel 5. Na betaling van de WA-schade zouden wij op hen verhaal kunnen nemen, bijv. omdat zij niet in het bezit van een rijbewijs zijn.
De verzekering van de aansprakelijkheid van de werkgever is overigens geen WAM-eis. Art. 1.2 Schade
Gedekt is de schade aan personen en aan zaken met inbegrip van de daaruit voortvloeiende schade. Deze gevolgschade wordt indirecte vermogensschade genoemd. De tegenhanger van deze vermogensschade is zuivere vermogensschade. Dit is schade zonder dat
er sprake is van schade aan personen of schade aan zaken. Zuivere vermogensschade is niet gedekt. Verhaal van kosten van buitengerechtelijke hulp
Wie tengevolge van de onrechtmatige daad van een ander schade lijdt, zal bij het vaststellen en begroten daarvan, alsmede bij zijn poging in der minne vergoeding te verkrijgen niet zelden behoefte hebben zich, gezien de moeilijke feitelijke en juridische vragen die zich daarbij kunnen voordoen, door een of meer deskundigen te laten bijstaan, vooral als ook aan de zijde van de aansprakelijke deskundigen optreden. Voorzover de benadeelde in de gegeven omstandigheden redelijk handelde door zich van deskundige bijstand te voorzien, behoort de aansprakelijke de daaraan verbonden kosten, voorzover deze redelijk zijn, te dragen, want het is zijn onrechtmatige daad die tot het maken daarvan heeft geleid. Er is dus sprake van een dubbele redelijkheidstoets: -
het moet redelijk zijn dat de benadeelde zich tot een deskundige wendt; de daaraan verbonden kosten moeten redelijk zijn.
Op het gebied van de kosten heeft de Kantonrechter Utrecht op 31 januari 1996 een interessante beslissing aan de bestaande jurisprudentie toegevoegd. De redelijkheid gebiedt volgens de Kantonrechter dergelijke kosten in het algemeen te beperken tot 15% van de hoofdsom en slechts in zeer bijzondere omstandigheden zijn uitzonderingen daarop toegelaten. Artikel 2: omvang van de dekking Art. 2.1: Aansprakelijkheid
Zoals de WAM eist, dekken wij de burgerrechtelijke (d.w.z. zowel de wettelijke als de contractuele) aansprakelijkheid. Niet gedekt is dus de publiekrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe ook de strafrechtelijke aansprakelijkheid behoort. Een boete of een afkoopsom (bedoeld om een strafproces te voorkomen) komen dan ook nooit voor rekening van de verzekeraar. Volgens de WAM moet de verzekering minimaal dekking geven voor schade in het verkeer. Gedekt is schade veroorzaakt met of door het motorrijtuig. Ook het bezits- en het werkrisico valt dus onder de dekking van de verzekering. Art. 2.1.b:
Hiermee bedoelen we de aanhangwagen alleen te dekken zolang deze een WAM-risico vormt. De aanhangwagen of caravan achter een personenauto wordt altijd gratis meeverzekerd. Art. 2.1.c:
Bij laden en lossen veroorzaakte schade door de lading is niet gedekt. Logisch: het maakt immers niets uit of de lading afkomstig is van een al dan niet gemotoriseerd voertuig. Het is ook geen WAM-risico. Dit risico hoort thuis op een aansprakelijkheidspolis voor bedrijven en beroepen (AVB) of in bepaalde gevallen op een AVP, bijvoorbeeld als de schade wordt toegebracht bij het laden of lossen van een caravan. Overigens hanteren bijna alle motorrijtuigen- en AVB/AVP-verzekeraars deze ladingsrisicoverdeling, opdat een verzekerde niet tussen wal en schip terecht komt. Art. 2.2: Kosten ter voorkoming of vermindering van schade
In het kort komt het er op neer dat artikel 283 W.v.K. stelt dat de verzekerde verplicht is om alles te doen om schade te voorkomen of te verminderen en dat de kosten die hij in dat kader maakt, voor rekening komen van de verzekeraar, ook als de pogingen vruchteloos zijn geweest. In het verkeer komt men niet van die spectaculaire voorbeelden tegen waarbij de verzekerde zelf enorme kosten maakt in dit kader. In de regel is namelijk de politie snel ter plekke en die schakelt bijvoorbeeld de brandweer in om de weg weer begaanbaar te maken, of een bergingsbedrijf om het gevaarsobject van de weg of uit het water te verwijderen, of een aannemer om het pand dat dreigt in te storten, te stutten e.d. Bij aansprakelijkheid van onze verzekerde zullen wij die kosten, die door de ingeschakelden zijn gemaakt, in principe vergoeden.
De kosten die de verzekerde zèlf heeft gemaakt zijn veelal gering: bijvoorbeeld de vulling van zijn brandblusapparaat, als dit op de auto van de tegenpartij na de aanrijding door onze verzekerde is leeggespoten om de beginnende brand te blussen. Art. 2.3: Kosten van verweer
Zolang de verzekeraar terzake van een gedekte schade de leiding van het verweer heeft, al dan niet in een proces, zullen we de kosten daarvan betalen. Eventuele proceskosten komen voor onze rekening als wij tot betaling daarvan veroordeeld worden, ook in het geval dat onze verzekerde daartoe wordt veroordeeld. Wij kennen 2 soorten processen: straf- en civielrechtelijke. Strafrechtelijk proces.
De politie is van mening dat iemand de wet heeft overtreden. Terzake van de vermoedelijke overtreding maakt de politie proces-verbaal op. Aan de hand daarvan beslist de officier van justitie of er een strafvervolging tegen de verdachte zal worden ingesteld. De kosten van het strafproces zelf hoeft de verdachte niet te betalen: dat doet de overheid. Voor zijn rekening komen wél de eventueel opgelegde boete (waartoe hij dan strafrechtelijk verplicht is) en de eventueel met het proces samenhangende kosten (bijv. de kosten van de ingeschakelde raadsman). Civielrechtelijk proces.
Hier moet de eiser wel degelijk om vragen, bijvoorbeeld als hij er niet in slaagt zijn vordering langs minnelijke weg gehonoreerd te krijgen. Vaak dient de eiser een advocaat of een procureur zijn zaak te laten behartigen, wat veel geld kost. Omdat in een civiele zaak een onherroepelijk geworden strafvonnis terzake van dezelfde gebeurtenis, waarbij de verdachte tot straf werd veroordeeld, als bewijs ter tafel kan worden gebracht (met recht op tegenbewijs door de gedaagde) kan een verzekeraar er soms belang bij hebben de verzekerde in de strafzaak rechtsbijstand te verlenen. Namelijk om het strafvonnis voor de verzekerde, vooral met het oog op de civiele zaak, zo gunstig mogelijk te krijgen. Het is een duidelijke zaak dat men als verzekeraar - ook in het geval dat processen niet tot het gewenste resultaat leiden - de kosten van rechtsbijstand voor zijn rekening dient te nemen, zelfs als de maximum verzekerde som mede daardoor wordt overschreden. De verzekeraar wenste uit eigen belang de rechtsbijstand immers zelf te verlenen! Art. 2.4: Wettelijke rente
Eén van de wijzigingen ten gevolge van de invoering (per 1 januari 1992) van ons huidig Burgerlijk Wetboek betreft de vergoeding van wettelijke rente. Met name gaat het daarbij om het feit dat bij schadevergoedingen uit onrechtmatige daad niet meer eerst een zogenaamde ingebrekestelling nodig is om de rente te laten ingaan (art. 6:119 en 6:120 BW). Bij schade aan zaken moet dan ook rekening worden gehouden met wettelijke rente vanaf de schadedatum (ook wanneer de betrokkene hierom niet zou vragen). Het is niet van belang of de benadeelde het schadebedrag reeds zelf heeft betaald. Bij een te vergoeden schade op een aansprakelijkheidsverzekering moet de uitkering wegens de "werkelijke" zaakschade dan ook vermeerderd worden met een bedrag aan wettelijke rente. Hierbij moet als renteperiode worden aangemerkt de tijd tussen de ongevalsdatum en het moment dat het verschuldigde bedrag op de bank- of girorekening van de betrokkene is bijgeschreven. Bij schadeposten, anders dan zaakschade, kunnen afwijkende ingangsmomenten gelden vanaf wanneer wettelijke rente is verschuldigd. Voor de vergoeding van medische nota's is dat bijvoorbeeld het moment waarop benadeelde deze nota's moet voldoen (en dus niet de ongevalsdatum). Art. 2.5: Borgsom
Ondanks de waarborgen die het IVB geeft, dient men toch wel eens in het buitenland een borgsom te storten waaruit men bij gebleken aansprakelijkheid eventueel de benadeelde zijn schade kan vergoeden. Waarschijnlijk onder het motto: 'als u weer terug bent in Nederland en onze rechter verklaart u aansprakelijk, dan kan onze benadeelde landgenoot naar zijn centen fluiten'.
Wordt een borgsom verlangd, dan storten wij die ten behoeve van de benadeelde namens onze verzekerde. Wordt die som geheel of gedeeltelijk weer vrijgegeven, dan gebeurt dat aan onze verzekerde, hoewel het geld van ons is. Daarom is de tirade opgenomen dat de verzekerde verplicht is ons te machtigen over de borgsom te beschikken enz. Art. 2.6: Gezinsmotorrijtuig
Bij de uitsluitingen zullen we straks in artikel 4.7 zien, dat onder meer schade aan zaken die de verzekeringnemer of de bestuurder toebehoren, niet gedekt is. Is men aansprakelijk voor een gedekte schade die men in het verkeer toebrengt aan een willekeurig motorrijtuig, dan zal de polis uitkeren. Maar is dat motorrijtuig nu toevallig een gezinsmotorrijtuig als hier bedoeld, dan zou de schade daaraan door de genoemde uitsluiting niet voor vergoeding in aanmerking komen. Door het opnemen van deze clausule wordt, voorzover aan de omschreven eisen is voldaan, het andere gezinsmotorrijtuig of de aanhangwagen/caravan die niet gekoppeld is aan het motorrijtuig, voor wat de schade-afwikkeling betreft, gelijk gesteld aan een willekeurig motorrijtuig. Maar deze dekking is secundair: 'tenzij een beroep op een andere verzekering kan worden gedaan'. Deze clausule staat ook wel bekend onder de naam 'sistercar'clausule, een afleiding van de in de Transportverzekeringswereld bekende sistershipclausule. Nog even een opmerking terzijde. Eén van de vereisten is dat de schade moet zijn toegebracht door 'schuld' van de feitelijke bestuurder. Hiermee wordt niet de juridische schuld bedoeld, maar schuld volgens het spraakgebruik. De bestuurder moet een verwijt te maken zijn. Art. 2.7: Vervoer van gewonden
Deze dekking omvat schade aan de stoffering van het verzekerde motorrijtuig door kosteloos vervoer van gewonden. De verzekerde die wordt geconfronteerd met een letselgeval en terwille van het spoedeisende karakter hulp biedt, hoeft niet met de schade te blijven zitten. Artikel 3: Schaderegeling De bepaling in dit artikel vloeit in eerste instantie voort uit artikel 6 WAM (rechtstreeks vorderingsrecht). Daarnaast zal een verzekerde soms vinden dat hij niet aansprakelijk is (denk bijvoorbeeld aan artikel 185 WVW) en zal hij ons kunnen belemmeren bij de regeling van de schade. Wij kunnen dan een beroep op deze bepaling doen. Artikel 4: Uitsluitingen Art. 4.1: Schade veroorzaakt tijdens het deelnemen aan snelheidswedstrijden of -ritten
Dit artikel gaat verder dan de in de WAM, artikel 4 lid 2, toegestane uitsluiting. Mocht door een wedstrijd of rit, die niet onder deze WAM-uitsluiting valt, schade aan een tegenpartij ontstaan en blijkt onze verzekerde aansprakelijk, dan zullen wij die schade dienen te betalen. Daarna kan verhaal plaatsvinden; zie artikel 5. Art. 4.2: Schade terwijl het motorrijtuig wordt gebruikt voor verhuur (w.o. leasing) en vervoer tegen betaling
Wordt het motorrijtuig gebruikt voor verhuur of voor betaald personenvervoer, dan hebben we te maken met een verhoogd risico. Als wij dit risico al willen dekken, dan zal daar op z'n minst een hogere premie tegenover moeten staan. Is men bereid onze eisen in te willigen, dan wordt met een clausule deze uitsluiting ongedaan gemaakt. Art. 4.3: Schade terwijl de feitelijke bestuurder geen (geldig) rijbewijs heeft
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Art. 4.4: Niet nakomen van in de polisvoorwaarden vastgelegde verplichtingen
Bij de bespreking van artikel 4 van de Algemene voorwaarden is al naar deze bepaling verwezen. Komt men zijn verplichtingen niet na, dan kunnen wij ons op de in dit artikel opgenomen sanctie beroepen. Voorwaarde is wel dat de belangen van de verzekeraar daadwerkelijk zijn geschaad. Art. 4.5: Schade door niet gemachtigde bestuurder
Voor een machtiging is geen schriftelijke verklaring vereist. Een mondelinge toestemming is voldoende. Zelfs als een verzekeringnemer geen toestemming geeft, maar het toestaat, is de bestuurder gemachtigd. Voorbeelden van machtiging:
1. 2.
Pa heeft het ooit eens goedgevonden dat zijn dochter ongevraagd zijn auto gebruikt als hij hem zelf niet nodig heeft. Er is dan sprake van een uitdrukkelijke machtiging. Op een zeker moment komt hij er achter dat zij ook haar vriend laat rijden als zij samen op stap zijn. Daartegen treedt hij niet op, hij zegt er niets van. In zo'n geval is er sprake van stilzwijgende machtiging.
Diefstal of geweldpleging
Volgens artikel 3 van de WAM hoeft de verzekering niet te dekken de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig hebben verschaft en van hen die, dit wetende, dat motorrijtuig zonder geldige reden gebruiken. Door het opnemen van deze uitsluiting kan een door de dief of geweldpleger veroorzaakte schade worden afgewezen. Voorwaarde hierbij is wel dat is komen vast te staan dat de schade door de dief of geweldpleger is veroorzaakt. Schade die is veroorzaakt door een joyrider die geen geweld heeft gebruikt, is geen toegestane WAM-uitsluiting en zal dus betaald moeten worden. Joyriding met motorrijtuigen en de AVP
Zoals gezegd dienen WAM-polissen dekking te verlenen voor joyriding zonder geweldpleging. De AVP (aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren) kent ook een clausule voor joyriding. Daarin is bepaald dat de aansprakelijkheid voor schade tijdens joyriding met geweldpleging is gedekt voor de verzekerde die jonger is dan 18 jaar. Joyriding zonder geweldpleging is slechts verzekerd, als voor het motorrijtuig geen verzekering is gesloten. Ook voor deze secundaire dekking geldt, dat de dader jonger moet zijn dan 18 jaar. De schade aan het motorrijtuig zelf is uitgesloten. De AVP dekt dus joyriding met geweldpleging en de WAM-verzekering niet. Op grond van de WAM biedt de autoverzekering dekking voor schade door joyriding zonder geweld en heeft de motorrijtuigverzekeraar recht van verhaal op de joyrider. Bij het bestaan van een AVP en een WAM-verzekering ziet de WAM-verzekeraar echter af van verhaal. De verhaalsafstand van WAM-verzekeraars berust op een overeenkomst tussen hen de de AVP-verzekeraars. Dit betekent dat WAM-verzekeraars schade door joyriding zonder geweldpleging alleen op de joyrider verhalen indien: -
de joyrider niet verzekerd is onder een AVP; of de AVP van de joyrider geen dekking biedt (dit in het geval dat de joyrider 18 jaar of ouder is of de AVP joyriding helemaal niet dekt).
Art. 4.6: Beroep op andere verzekering bij vervangend motorrijtuig
Hier wordt bedoeld het motorrijtuig zoals vermeld in artikel 1.2 van de Algemene voorwaarden. Dit vervangende motorrijtuig zal meestal wel tegen WA verzekerd zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan geeft onze polis dus dekking. Art. 4.7: Schade aan zaken onder opzicht en vervoerde zaken.
Een standaarduitsluiting in de WA-verzekering voor motorrijtuigen is schade aan zaken die de verzekeringnemer, de bezitter, de houder of de bestuurder van het motorrijtuig toebehoren of die hij onder zich had. Met uitzondering van de bestuurder is dit een niet door de WAM toegestane uitsluiting indien de schade wordt toegebracht door een andere bestuurder dan de verzekeringnemer, bezitter of houder van het motorrijtuig. Door deze uitsluiting is er een hiaat ontstaan voor particulieren die huurder zijn van een woning; huurders hebben per defenitie de woning onder zich. De brandassuradeur zal aanrijdingsschade verhalen op de WAM-verzekeraar van het motorrijtuig dat deze aanrijdingsschade veroorzaakte, mits de veroorzaker een derde is. Wanneer iemand met z'n eigen auto bijvoorbeeld per ongeluk door de garagedeur van de door hemzelf bewoonde woning
rijdt zal hij schadeloos gesteld worden indien hij tevens eigenaar van de woning is. Verhaal op de 'eigen' verzekeringnemer door de brandassuradeur zal niet plaatvinden. Indien hij huurder is zal de schade door de brandassuradeur op de WAM-verzekeraar worden verhaald waarna deze, met verwijzing naar deze uitsluiting, de schade weer zou kunnen verhalen op de verzekeringnemer. In de praktijk zal hier voorzichtig mee moeten worden omgegaan. Schade aan zaken die worden vervoerd met het motorrijtuig mogen worden uitgesloten (artikel 3 lid 2 WAM). Deze uitsluiting geldt echter niet voor schade aan bagage van passagiers. Art. 4.8: Schade aan personen
In artikel 4 lid 1 van de WAM wordt bepaald dat schade aan de bestuurder mag worden uitgesloten. Deze uitsluiting is hier dus opgenomen. Schade aan andere personen moet gedekt zijn. Ook de (personen)schade aan echtgenoten, ondanks een eventuele bestaande huwelijksgoederengemeenschap, en bloed- en aanverwanten in de rechte lijn. Dit is zeker geen overbodige dekking, want er kan gemakkelijk een aansprakelijkheidssituatie ontstaan tussen twee verwanten. De laatste alinea van artikel 4 van deze polisvoorwaarden noemen we ook wel de "relativeringsclausule". Een voorbeeld van de werking van deze clausule. Al jaren ziet u uw buurman praktisch dagelijks gaan en komen met zijn auto. Na terugkomst van zijn vakanties vertelt hij u steevast hoeveel duizenden kilometers hij er wel niet mee heeft afgelegd, enz.. Kortom: die buurman is een echte automobilist. Op een nacht belt hij u uit bed: 'Mag ik uw auto even lenen? De mijne krijg ik niet aan de praat en ik moet ogenblikkelijk mijn dochtertje naar het ziekenhuis brengen.' De volgende morgen hoort u van hem dat hij met uw auto een fikse schade heeft veroorzaakt. En nu komt u te weten dat hij geen geldig rijbewijs heeft. In dit geval valt u geen verwijt te maken. Het zou immers, gezien alle omstandigheden, op zijn minst vreemd zijn geweest als u hem voor het uitlenen had gevraagd: 'mag ik eerst uw rijbewijs even controleren?' Op onze verzekerde/uitlener wordt onze uitkering dus niet verhaald, maar op de lener natuurlijk wèl. Onze verzekerde treft namelijk in redelijkheid geen verwijt, de lener daarentegen wist heel goed dat hij zonder rijbewijs niet mocht rijden. Artikel 5: Verhaal Indien de verzekeraar zich niet kan beroepen op een door de WAM tegenover de benadeelde toegestane uitsluiting, en dus verplicht is deze benadeelde schadeloos te stellen, bepaalt artikel 15 WAM dat de verzekeraar een regresrecht heeft tegenover de verzekeringnemer en de betrokken verzekerde. Ook in het geval dat wij een schade niet of gedeeltelijk hebben vergoed, uitsluitend op grond van een schaderegelingsovereenkomst (OVS), zullen wij volledig van ons verhaalsrecht gebruik maken. Krachtens de WAM kunnen wij verplicht zijn om een schade te vergoeden nadat de verzekering is geëindigd (bijvoorbeeld in de 16-dagen-termijn). Wij zullen dan geen gebruik maken van ons verhaalsrecht op de verzekeringnemer, mits deze voldaan heeft aan zijn verplichting om aan ons door te geven dat hij geen belang meer heeft bij het motorrijtuig. Wij houden in dat geval natuurlijk wel ons verhaalsrecht op de aansprakelijke persoon.