SECUNDAIR ONDERWIJS
Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
derde graad
Jaar:
eerste en tweede leerjaar
Studiegebied:
Chemie
Studierichting:
TECHNIEK-WETENSCHAPPEN SPECIFIEK GEDEELTE
Vak(ken):
TV Toegepaste fysica
Leerplannummer:
2006/119
3/3 lt/w
(vervangt 2004/164) Nummer inspectie:
2004 / 164 // 1 / F / SG / 2H / III / / D/ (vervangt 2004 / 164 // 1 / F / SG / 1 / III / / V/06)
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
1
INHOUD Visie ..........................................................................................................................................................2 Beginsituatie .............................................................................................................................................3 Algemene doelstellingen ..........................................................................................................................4 Algemene doelstellingen ................................................................................................................4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden......................................................................................................6 Pedagogisch-didactische wenken ......................................................................................................... 27 1. Algemene pedagogisch-didactische wenken.......................................................................... 27 2. Specifieke pedagogisch-didactische wenken ......................................................................... 35 Minimale materiële vereisten................................................................................................................. 37 Evaluatie ................................................................................................................................................ 40 Bibliografie ............................................................................................................................................. 43
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
2
VISIE In een duurzame kennismaatschappij zijn wetenschappen en toegepaste wetenschappen een belangrijke component van onze cultuur. In alles wat we dagelijks doen is de rol van de technologie onmisbaar geworden. Door de ontwikkeling van de technologie is het comfort van de mens in belangrijke mate verbeterd. We gebruiken hier het begrip technologie in de betekenis die J.K. Galbraith eraan geeft: “Technologie is een systematische toepassing van natuurwetenschap of andere georganiseerde kennis voor praktische doeleinden ... technologie heeft een probleemoplossende functie.” Techniek maakt deel uit van de technologie. Waar techniek slaat op het uitvoerende bevat technologie het volledige ontwerpproces. De leerlingen van de studierichting Techniek-wetenschappen worden voorbereid om als burger deel te nemen aan een moderne duurzame kennismaatschappij. In een steeds veranderende maatschappij zullen zij een actieve rol spelen als gebruiker van techniek en van wetenschappelijke kennis maar ook zullen zij bijdragen tot de ontwikkeling van de toegepaste wetenschappen en tot de technologische innovatie. Bij deze functies zal de leerling nood hebben aan een kennisbasis van de toegepaste wetenschappen en zal hij technisch-technologische vaardigheden, onderzoeks- en probleemoplossende vaardigheden gebruiken. Zo zal de leerling ook een verschillende attitudes nodig hebben om levenslang te leren, om in groep en zelfstandig te werken.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE De leerlingen die kiezen voor een studierichting Techniek-wetenschappen hebben een duidelijke interesse voor technologie en wetenschappen en hebben meestal in de tweede graad de studierichting Techniek-wetenschappen gevolgd. Vanuit het specifiek gedeelte Techniek-wetenschappen van de tweede graad en de leerplandoelstellingen van het tweede leerjaar eerste graad beschikken de leerlingen over voorkennis betreffende de structuur van de materie, optische verschijnselen (terugkaatsing, breking, kleuren), druk bij vloeistoffen en gassen en elementen van de warmteleer (gaswetten, soortelijke warmtecapaciteit, faseovergangen), elementen van mechanica (wetten van Newton, studie van de rechtlijnige bewegingen). De leerlingen hebben vaardigheden ingeoefend van het probleemoplossende gedrag zoals feitelijke kennis leren gebruiken ( het exact verwoorden van begrippen, leren gebruiken van de juiste symbolen van grootheden en eenheden van het SI-eenhedenstelsel ...) en hun verworven inzichten het leren toepassen bij het oplossen van vragen en vraagstukken. Tijdens de leerlingenproeven hebben de leerlingen een aantal onderzoeksvaardigheden en instrumentele vaardigheden onder begeleiding ontwikkeld zoals het gebruik van eenvoudige meetinstrumenten en apparaten. De ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden wordt in derde graad voortgezet waarbij de zelfstandigheid en de zelfsturing van de leerling een belangrijke rol zal spelen. Zo zullen de leerlingen vanuit een probleemsituatie een aantal leerlingenproeven kunnen opzetten, uitvoeren en erover rapporteren. Het is van belang aandacht te hebben voor leerlingen die bij aanvang van de derde graad achterstand hebben opgebouwd bij het inoefenen van de basisvaardigheden in de tweede graad doordat zij een richting met minder uren fysica of toegepaste fysica hebben gevolgd.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
ALGEMENE DOELSTELLINGEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN Algemeen kunnen we stellen dat de verwezenlijking van de algemene doelstellingen bijdraagt tot de persoonlijke ontwikkeling van de leerling als burger en als toekomstige beoefenaar van toegepast wetenschappelijk onderzoek. Om de leerling in staat te stellen zijn fysische basisbegrippen in nieuwe en meer complexe situaties te gebruiken is een intensieve ontwikkeling van specifieke vaardigheden noodzakelijk. De algemene doelstellingen zijn geformuleerd binnen drie domeinen: onderzoeksvaardigheden, technisch-technologische vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden. Onderzoeksvaardigheden In het domein van de onderzoeksvaardigheden wordt de ontwikkeling die gestart is in de tweede graad voortgezet en uitgebreid. De leerlingen krijgen de mogelijkheid om meer zelfstandig te werken bv zelf een onderzoeksplan opstellen, eigen onderzoeksvragen formuleren .... Vanuit een probleemstellende context wordt de motivatie gewekt over bepaald onderwerp. Vanuit deze motivatie wordt een leerlingenproef opgezet waarbij leerlingen de onderzoeksvaardigehden inoefenen. Leerlingen kunnen in beperkte mate van zelfstandigheid: o
het onderzoek voorbereiden: doel van het onderzoek formuleren; onderzoeksvraag correct verwoorden; eventueel hypothesen opstellen; opstellen van een methode of plan; keuze en uitleg bij de meetinstrumenten.
o
uitvoeren en verwerken: waarnemingen doen en de meetwaarden overzichtelijk noteren rekening houdend met de meetnauwkeurigheid van het meettoestel; de meetwaarden ordenen in een tabel en voorstellen in een grafiek.
o
besluit en evaluatie formuleren: uit de meetwaarden conclusies trekken en de meetmethode evalueren; verslag maken: doel, opstelling, meetresultaten, besluit.
Technisch-technologische vaardigheden In het domein van de technisch-technologische vaardigheden maken de leerlingen kennis met verschillende toepassingen van wetenschappelijke kennis en vanuit deze context worden een aantal technisch-technologische vaardigheden ingeoefend. De vaardigheden die de leerlingen nastreven worden zo veel mogelijk geïntegreerd in de leerinhouden aangeboden. Leerlingen kunnen in toenemende mate van zelfstandigheid: • de effecten van techniek op de mens en samenleving illustreren en het belang van wetenschappelijke kennis in verschillende toepassingen en beroepen herkennen; • het gebruik van eenvoudige instrumenten inoefenen en het doel van apparaten aangeven; • bij het raadplegen, verwerken en presenteren van informatie gebruik maken van ICT; • de eigenheid van een technisch ontwerp herkennen en omschrijven.
4
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
5
Probleemoplossende vaardigheden Bij het inoefenen van de fysische begrippen en wetten hebben de leerlingen hun kennis getoetst door het oplossen van kennis-, inzicht- en toepassingsvragen. Door veelvuldige oefening ontwikkelen de leerlingen een probleemoplossend gedrag. Leerlingen kunnen in toenemende mate van zelfstandigheid: • een formule gebruiken in een eenvoudige situatie en rekening houden met het aantal beduidende cijfers voor de schrijfwijze van het resultaat; • door analyse van het probleem de gegevens noteren en een oplossingsformule afleiden en uitwerken; • in een bepaalde probleemsituatie de fysische context herkennen en een oplossingsplan opstellen en uitwerken.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN Informatie over de opmaak Om de leesbaarheid te verhogen worden de leerplandoelstellingen en de leerinhouden in één horizontale rij geplaatst per leerstofonderdeel of per hoofdstuk. De leerplandoelstellingen zijn genummerd. Bij elk deel wordt een aantal specifieke pedagogischdidactische wenken gegeven waarbij telkens het nummer van de leerplandoelstelling is vermeld. De niet-verplichte uitbreidingsdoelstellingen zijn met de letter (U) aangeduid en zijn cursief geplaatst.
Eerste leerjaar: minimaal zes leerlingenproeven uitvoeren en één opdracht (wetenschap en techniek) maken Tweede leerjaar: minimaal zes leerlingenproeven uitvoeren en één onderzoeksopdracht maken.
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
Fysische basisbegrippen
1
1. Elektriciteit en magnetisme 1.1 Elektrostatica
•
lading
•
inductie
de fysische basisbegrippen i.v.m. het elektrostatica op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
•
krachtwerking, wet van Coulomb
•
elektrische veldsterkte
•
potentiële energie van een puntlading
2
proeven i.v.m. elektrostatica uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. elektrostatica
3
technische ontwerpen i.v.m. elektrostatica beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
4
vragen en vraagstukken i.v.m. elektrostatica oplossen;
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (1) o
De krachtwerking tussen ladingen voorstellen met een veldlijnenpatroon hierbij is het gebruik van simulaties aangewezen.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
7
Het is de bedoeling de bespreking van de elektrische veldsterkte en de elektrische potentiaal te beperken tot eenvoudige situaties.
o
• Leerlingenproef (2) o
Proefjes i.v.m. elektrostatische verschijnselen(proefjes met een zelfgemaakte elektroscoop).
o
Bepalen van de equipotentiaallijnen in de omgeving van een geladen voorwerp.
• Technische contexten (3) Bij elektrostatische verschijnselen voorbeelden bespreken zoals het overpompen van brandstoffen, een roetvanginstallatie, het principe van de fotokopieermachine.
o
• Maatschappelijke contexten Aandacht besteden aan de veiligheid bij hevig onweer: veiligheidstips geven over de houding en de plaats van een persoon bij bliksem.
o
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 5
1.2 Elektrodynamica
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • Elektrische stroomsterkte,eenheid: ampère • Spanning, eenheid:volt • Vermogen van elektrisch toestel
de fysische basisbegrippen i.v.m. het elektrodynamica op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• Elektrische schakeling • Gebruik volt-en ampèremeter • Weerstand, eenheid ohm • Wet van Ohm • Serie- en parallelschakeling en gemengde schakeling • Wet van Pouillet • Wet van Joule • Inwendige weerstand van een spanningsbron
6
verschillende soorten weerstanden en de temperatuursafhankelijkheid van de
Soorten weerstand,
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
8
LEERINHOUDEN
weerstand met voorbeelden illustreren en toelichten;
temperatuursafhankelijkheid van de weerstand
7
leerlingenproef i.v.m. elektrodynamica uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. elektrodynamica
8
technische ontwerpen i.v.m. elektrische schakelingen beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
9
vragen en vraagstukken i.v.m. elektrische schakelingen oplossen;
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (5) o
Om het inzicht in de begrippen spanning(oorzaak) en stroomsterkte(gevolg) te bevorderen kunnen we de elektrische stroomkring vergelijken met een waterstroommodel of een andere simulatie.
o
Aandacht besteden aan misvatttingen die leerlingen bezitten over de elektrische schakeling. “De stroomsterkte voor of achter een lamp of weerstand is verschillend.” “Een spanningsbron levert een constante hoeveelheid stroom.” “In een lamp wordt een hoeveelheid elektrische stroom verbruikt.”
o
Aandacht hebben voor de grafische afleiding van de inwendige weerstand van een batterij. In de grafiek U-U0 als functie van de stroomsterkte I komt de helling van de rechte overeen met de waarde van de inwendige weerstand.
• Leerlingenproeven (7) o
Wet van Ohm
o
Experiment i.v.m. serie- en parallelschakeling van weerstanden
o
Gebruik van black-boxen(onbekende schakeling lampen en schakelaars)
o
Wet van Pouillet
o
Wet van Joule
o
Bepaling van de inwendige weerstand van een spanningbsbron
o
Bepaling van de weerstand van de gloeidraad van een lamp
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
9
• Technische context (8) o
Voorbeelden zoals: de elektrische huisschakeling (kortsluiting, overbelasting), kostprijsberekening(gebruik van de kWh, de kWh-meter), de dikte van de elektrische draden, elektrische kookplaten, vloerverwarming, gloeilamp, achterruitverwarming in de auto.
o
Aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten bij het gebruik van elektrische toestellen: aarding, aardlekschakelaar, gevaar van vochtige ruimten bij het gebruik van elektrische apparaten.
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 10
1.3 Condensatoren
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • Bouw van de condensator • Capaciteit, eenheid: farad • Tijdsconstante van ontlaadkromme
de fysische basisbegrippen i.v.m. condensatoren op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• Capaciteit van een vlakke plaatcondensator, permittiviteit • Serie- en paralleschakeling van condensatoren • Elektrische energie van geladen condensator
11
leerlingenproef i.v.m. de condensator uitvoeren;
12
technische ontwerpen i.v.m. condensatoren beschrijven en toelichten;
Leerlingenproef i.v.m. de condensator Technische ontwerpen en vaardigheden
13
vragen en vraagstukken i.v.m. condensatoren oplossen;
Vragen en vraagstukken
• Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (10) o
De opgeslagen elektrische energie in een geladen condensator met proeven illustreren.
• Leerlingenproeven (11) o
Bepaling van de capaciteit van een condensator.
o
Bepaling van de lading op de platen van een condensator.
o
Bepaling van de permittiviteit van lucht van condensator.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
10
• Als technische context praktische voorbeelden beschrijven van het gebruik van een condensator (12).
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 14
1.4 Elektromagnetisme 1.4.1. Magnetisch veld bij magneten, een stroomvoerende draad en een spoel
Fysische basisbegrippen • Permanente magneten, magnetische polen • Magnetisch veld, veldlijnen • Magnetisch veld
de fysische basisbegrippen i.v.m. magnetische velden op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
ο ο
Bij een stroomvoerende rechte geleider bij een stroomvoerend spoel
• Elektromagneten • Oorsprong van het magnetisme 15
technische ontwerpen van elektromagneten beschrijven en verklaren;
16
Technische ontwerpen en vaardigheden Fysische begrippen
1.4.2. Elektromagnetische krachtwerking
• Magnetische inductie(eenheid : tesla) bij een rechte stroomvoerende geleider • Magnetische inductie bij een rechte stroomvoerend spoel
de fysische basisbegrippen i.v.m. elektromagnetische krachtwerking op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• Magnetische flux (eenheid: weber) • Lorentzkracht • Beweging van ladingen in elektrische en magnetische velden
17 18 19
de werking van de oscilloscoop en hallsonde beschrijven en het gebruik toelichten; een experiment i.v.m. de elektromagnetische krachtwerking uitvoeren;
Oscilloscoop, hallsonde Leerlingenproef: i.v.m. elektromagnetische krachtwerking
1.4.3. Magnetisch inductieverschijnsel
Fysische basisbegrippen
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
11
LEERINHOUDEN • Elektromagnetisch inductieverschijnsel
de fysische basisbegrippen i.v.m. magnetisch inductie op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• Wet van Lenz • Inductiewet van Faraday • Zelfinductieverschijnsel, inductiviteit
20
Het principe van de opwekking van een wisselspanning met een generator beschrijven en de wisselspanning wiskundig beschrijven en berekenen;
21 de fysische basisbegrippen i.v.m. wisselspanning op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
22
de bouw en werking van een transformator beschrijven en de omzetting van spanning, stroomsterkte en vermogen beschrijven en illustreren met voorbeelden;
Principe van de generator: opwekken van wisselspanning Fysische basisbegrippen • Sinusoïdale eenfasige wisselspanning • Periode, frequentie, hoeksnelheid • Effectieve waarde van een wisselstroom en wisselspanning Transformator, bouw en werking, de omzetting van spanning, stroomsterkte en vermogen Fysische basisbegrippen
23
• Wisselspanning over een ideale spoel, inductieve reactantie de fysische basisbegrippen i.v.m. wisselstroomketen op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• Wisselspanning over een condensator, capacitieve reactantie • Schakeling met weerstand en spoel in serie, impedantie • Schakeling met weerstand en condensator in serie, impedantie • De serieschakeling van de RLC-kring, resonantiefrequentie
24
een experiment i.v.m. wisselstroomketen opzetten en uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. de wisselstroomketen
25
technische ontwerpen i.v.m. elektromagnetisme beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 26
vragen en vraagstukken i.v.m. elektromagnetisme oplossen;
12
LEERINHOUDEN Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de verwerking van de basisbegrippen (14-16-19-21-23) o
De krachtwerking van het magnetisch veld van enkele magneten illustreren met bijv. ijzervijlsel of kleine magneetjes.
o
Bij de bespreking van de oorsprong van het magnetisme de begrippen ferro-, dia- en paramagnetisme kort behandelen.
o
Als klasproef bij een stroomvoerende spoel kan men het verband opzoeken tussen de magnetische inductie en één van volgende factoren: de stroomsterkte, het aantal windingen, de lengte van een spoel, de invloed van middenstof .
o
Als klasproef bij een stroomvoerende rechte geleider het verband tussen de magnetische inductie en de afstand tot de stroomdraad bepalen.
o
De formule van de wisselspanning in verband brengen met de inductiewet van Faraday zodat bij een constante draaibeweging een sinusvormige spanning ontstaat. De begrippen zoals: de amplitude, periode, frequentie toelichten.
o
Het gedrag van een ohmse weerstand, een spoel en een condensator te beschrijven steunend op experimentele waarnemingen zodat de leerlingen de invloed van de verschillende factoren op inductieve en capacitieve reactanties concreet ervaren. Het is aangewezen de faseverschuiving tussen de stroom en spanning te tonen met oscilloscoop of computer.
• Leerlingenproeven (18-24) o
De leerlingen bouwen met eenvoudig materiaal een gelijkstroommotor en verklaren de werking.
o
De leerlingen bouwen met eenvoudige materiaal toepassingen van elektromagneten.
o
Bepaling van de inductiviteit van een spoel.
o
Verloop van de inductiespanning van een spoel met vallende magneet.
o
Leerlingenproef i.v.m. de wisselstroomketen.
• Technische context:(25) o
Voorbeelden van elektromagneten bespreken zoals de elektrische bel, de luidspreker, een relais, magnetische informatiedragers ...
o
Toepassingen van eenvoudige wisselstroomschakelingen bespreken zoals: radio-ontvangst, bandstop- en, doorlaatfilter ...
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
13
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 27
Fysische basisbegrippen
2. Kernfysica 2.1 Natuurlijke radioactiviteit de fysische basisbegrippen van radioactviteit aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
28
leerlingenproef i.v.m. radioactiviteit uitvoeren;
29
structuur van het atoom, atoomkern
•
massagetal, ladingsgetal
•
natuurlijke radioactiviteit: alfa-, bèta en gammastraling, aard en eigenschappen van de straling
•
karakteristieke vervalprocessen van alfa, bèta en gammastralen
•
Activiteit, eenheid: becquerel
•
Radioactief verval: halveringstijd
Leerlingenproef i.v.m. radioactiviteit Detectiemethoden
het principe van de geiger-müllerteller, nevelsporenkamer beschrijven en het gebruik toelichten;
30
•
2.2 Kunstmatige radioactiviteit de fysische basisbegrippen van radioactviteit aanwenden om informatie over technische, maatschappelijke of historische contexten te begrijpen en te verwerken;
•
geiger-müller teller
•
nevelsporenkamer
Fysische basisbegrippen •
massadefect,
•
kernsplijting en kernfusie
31
A. Einstein in verband brengen met het massadefect;
Historische context, A. Einstein
32
technische ontwerpen i.v.m. natuurlijke en kunstmatige radioactviteit beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
33
vragen en vraagstukken i.v.m. natuurlijke en kunstmatige radioactviteit oplossen;
Vragen en vraagstukken
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
14
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de verwerking van de basisbegrippen (27-30) o De basisbegrippen zo veel mogelijk in verband brengen met fysische verschijnselen, leerlingenproeven, technische en maatschappelijke contexten Als inleiding in overleg met de leraar toegepaste chemie enkele begrippen herhalen zoals: isotopen, atomaire massa-eenheid, elektronvolt ... o
Stoffen die uit zichzelf straling uitzenden noemen we radioactieve stoffen, soms spreken we in dit verband ook van radioactieve straling, beter is te spreken over ioniserende straling, doordat deze straling de stoffen in de omgeving kan ioniseren.
o
De aandacht vestigen op de aanwezigheid van de radioactieve bronnen in de natuurlijke omgeving, zoals de aanwezigheid van radon in de klas of woonkamer, gezondheidsaspecten van het wonen.
o
Een grafische voorstelling van A(massagetal) als functie van Z(atoomnummer) is voor de leerlingen is een goede visuele hulp bij de beschrijving van een vervalreeks van een radioactieve bron.
o
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen die leerlingen hebben over radioactieve straling. “Alle radioactieve straling is gevaarlijk.” “Bestraald voedsel of een voorwerp is daarna ook radioactief .” “Een radioactief vervalproces heeft tot gevolg dat er in de bron een aantal deeltjes verdwijnen.” “Voor radioactieve bestraling bestaat er geen afscherming.”
o
Bij kernsplijting en kernfusie het verband leggen tussen het massadefect en bindingsenergie van de kern en hierbij de vergelijking E = mc² gebruiken.
• Leerlingenproeven (28): o
aantonen van ioniserend vermogen van een radioactieve bron;
o
invloed van de afstand op de stralingsintensiteit;
o
invloed van de afscherming op de stralingsintensiteit van bètastraling;
o
afbuiging van bètastraling in een magnetisch veld;
o
bepaling van de halveringstijd van een radioactieve bron ;
o
de bouw van een nevelsporenkamer;
o
de halveringstijd bepalen van de bronnen verzameld op een elektrostatisch geladen ballon.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
15
• Technische context: (32) o
gebruik van radioactviteit bij conserveringstechnieken;
o
gebruik in de geneeskunde, tracer en stralingstechnieken;
o
gebruik als dateringsmethode;
o
stralingsdeskundige(beroep, opleiding).
• Maatschappelijke context:-standpuntbepaling (32): o
radon in de woning;
o
opslag van radioactief afval.
• Historische context (32): o
DECR. NR.
informatie opzoeken over Marie Curie, H.Becquerel ....
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 34
3. Kracht en beweging 3.1 Kinematica de fysische basisbegrippen i.v.m. kinematica op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
Fysische basisbegrippen •
positie, afgelegde weg, snelheid en versnelling
•
de functies s(t), v(t) en a(t) van de ERVB
•
grafische voorstelling van de ERVB
•
onafhankelijksheidswet
35
een leerlingenproef i.v.m. kinematica uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. kinematica
36
technische ontwerpen i.v.m. kinematica beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
37
vragen en vraagstukken i.v.m. kinematica oplossen;
Vragen en vraagstukken
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
16
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (34) o
Als symbool voor plaats of positie van het voorwerp is de schrijfwijze s(t) of x(t) aangewezen, de basisbegrippen zoals snelheid en versnelling herhalen en uitbreiden met de vectoriële voorstelling en afgeleiden, hierbij is overleg met de leraar wiskunde noodzakelijk.
o
De ERVB bespreken met beginsnelheid verschillend van nul en de oppervlaktemethode herhalen waarbij uit de oppervlakte in de v(t)-grafiek de formule voor de afgelegde weg wordt afgeleid.
o
Bij de horizontale worp de onafhankelijkheid van de bewegingen en de vectoriële samenstelling van de twee snelheidsvectoren benadrukken.
• Leerlingenproef (35): o
experiment i.v.m. ERVB;
o
experiment i.v.m. horizontale worp of samenstelling van bewegingen.
• Technische context (36): o
DECR. NR.
veiligheid in het verkeer: berekening van de remafstand van voertuigen, invloed van de reactietijd.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 38
3.2 Dynamica de fysische basisbegrippen van de dynamica op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
Fysische basisbegrippen •
tweede wet van Newton
•
derde wet van Newton
•
algemene formule voor arbeid
•
behoud van energie
39
een leerlingenproef i.v.m. dynamica uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. dynamica
40
technische ontwerpen i.v.m. dynamica beschrijven toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
41
de fysische basisbegrippen op een inzichtelijke manier aanwenden bij het oplossen van vragen en vraagstukken i.v.m. dynamica;
Vragen en vraagstukken
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
17
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (38) o
Overleg met de leraar mechanica.
o
Het verband tussen kracht(oorzaak) en versnelling(gevolg) experimenteel als klasproef afleiden. Bij een twee massa-probleem (aandrijfmassa en passieve massa) de nadruk leggen op het feit dat beide massa’s bewegen met eenzelfde constante versnelling. De leerlingen laten inzien dat steeds de resulterende kracht op het voorwerp van toepassing is.
o
De derde wet van Newton lijkt eenvoudig maar het is aangewezen deze wet uitvoerig te bespreken: zin, richting, aangrijpingspunten van de krachten die telkens paarsgewijze optreden illustreren met verschillende voorbeelden en proefjes zoals twee leerlingen staan op balans en duwen op elkaars handen, twee magneten op een balans in evenwicht boven elkaar... Het gebruik van de notatie F1,2 is nuttig voor leerlingen om aan te geven dat de kracht wordt uitgeoefend van voorwerp 1 op voorwerp 2.
o
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen die leerlingen hebben over actie en reactie. “De aangrijpingspunten van de actie- en de reactiekracht vallen samen zodat de krachten elkaar opheffen.” “Tussen twee voorwerpen met verschillende massa is de aantrekking ook verschillend.”
o
Doordat de wet van behoud van energie reeds in het vierde leerjaar werd besproken is het nuttig de wet kort te herhalen en de leerlingen in verschillende situaties de behoudswet laten toepassen.
• Leerlingenproef (39): o
behoud van energie: een voorwerp aan een veer;
o
behoud van energie: een voorwerp vertikaal lanceren met bepaalde beginsnelheid.
• Technische context (40): o
DECR. NR.
transport en mobiliteit in het kader van duurzame ontwikkeling.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 42
3.3 Krachten
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • zwaartekracht, zwaarteveldsterkte
de fysische basisbegrippen van “krachten” op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• gravitatiekracht tussen twee massa’s • normaalkracht • wrijvingskracht en wrijvingscoëfficiënt
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
18
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 43
leerlingenproef i.v.m. krachten uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. krachten
44
technische ontwerpen i.v.m. krachten beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
45
vragen en vraagstukken i.v.m. krachten oplossen.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (42) o
Overleg met leraar mechanica.
o
Opletten voor de begripsverwarring over het begrip gewicht. In rusttoestand is het gewicht gelijk aan de kracht uitgeoefend op het ondersteunend oppervlak of op het ophangpunt. Bij deze beschrijving kunnen we zeggen dat het gewicht overeenkomt met de zwaartekracht Fz
o
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen die leerlingen hebben over de invloed van de gravitatiekracht en het begrip gewichtloosheid. “Er is geen gravitatiekracht buiten de atmosfeer van de aarde.” “De gravitatieversnelling hangt af van de massa van het vallend voorwerp.” “Gewichtloosheid betekent dat het voorwerp niet meer wordt aangetrokken door de aarde.” Bij elke reële situatie in de mechanica zal de wrijvingskracht steeds een rol spelen, zowel de statische als de glijdende wrijvingskracht bespreken.”
• Leerlingenproef (43): o
bepaling van de wrijvingscoëfficiënt van een voorwerp dat glijdt op horizontaal vlak;
o
bepaling van de wrijvingscoëfficiënt van een voorwerp in rust op hellend vlak.
• Technische context (44): o
opzoeken en vergelijken van verschillende wrijvingscoëfficiënten van verschillende voorwerpen of oppervlakken.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 46
3.4 Eenparig cirkelvormige beweging (ECB) de fysische basisbegrippen i.v.m. ECB op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
19
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • periode, frequentie, baansnelheid, hoeksnelheid • centripetaalkracht
47
een experiment i.v.m. de ECB uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. ECB
48
technische ontwerpen i.v.m. ECB beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
49
vragen en vraagstukken i.v.m. ECB oplossen.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (46) o
De aandacht vestigen met verschillende voorbeelden van cirkelvormige bewegingen dat een fysische kracht steeds de rol vervult van de centripetaakracht, bijv. de gravitatiekracht bij de beweging van de maan om de aarde, de wrijvingskracht bij de beweging van een auto in de bocht, enz.
o
Doordat de leerlingen meestal redeneren vanuit een niet-inertiaal assenstelsel is het best om enkel de centripetaalkracht (gericht volgens de straal en naar het middelpunt toe) te bespreken, het gebruik van de centrifugaalkracht in een bewegend systeem geeft aanleiding tot onnodige begripsverwarring.
o
Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen die leerlingen hebben over de eenparig cirkelvormige beweging. “Als een voorwerp met constante snelheid in een cirkel beweegt is de versnelling van het voorwerp nul.” “Een voorwerp dat in een cirkel beweegt vliegt naar buiten als de centripetaalkracht wegvalt volgens de richting van de straal.” “Op een voorwerp dat beweegt in een cirkel is er steeds een kracht naar buiten.”
• Leerlingenproef (47): o
metingen aan een voorwerp dat een ECB uitvoert in een horizontaal vlak;
o
metingen aan een cirkelslinger.
• Als context voorbeelden bespreken zoals: de beweging van voorwerpen in een looping of de helling die een fietser heeft als hij door een bocht gaat (48).
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 50
3.5 Bewegingshoeveelheid de fysische basisbegrippen i.v.m. bewegingshoeveelheid op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
20
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • Krachtstoot, hoeveelheid van beweging • Behoud van hoeveelheid van beweging • Soorten botsingen: volkomen elastische botsing, volkomen niet-elastische botsing
51
een leerlingenproef i.v.m. bewegingshoeveelheid uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. bewegingshoeveelheid
52
technische ontwerpen i.v.m. bewegingshoeveelheid beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
53
vragen en vraagstukken i.v.m. bewegingshoeveelheid oplossen;
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij het verwerken van de basisbegrippen (50) o
Het verband tussen krachtstoot en hoeveelheid van beweging illustreren met voorbeelden zoals de lange remafstand van een tanker, de speciale techniek van kogelstoter ...
o
Voldoende aandacht besteden aan het vectoriële karakter van de begrippen krachtstoot, bewegingshoeveelheid en bij de behoudswet van hoeveelheid van beweging.
• Leerlingenproef (51): o
experimenteel het verband tussen grootte van de kracht en de botsingstijd bepalen(krachtsensor) bij een botsing;
o
de botingscoefficiënten bepalen van verschillende knikkers.
• Technische context (52): o
de constructie van valhelmen opzoeken en toelichten;
o
informatie over de veiligsheidvoorzieningen in een auto opzoeken en toelichten zoals: de schokdemper, de rek van een autogordel, valhelm,airbag ...
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
21
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 54
4. Trillingen en golven 4.1 Harmonische trilling
Fysische basisbegrippen bij de harmonische trilling • amplitude, periode • wiskundige schrijfwijze en grafische voorstelling • snelheid, versnelling
de fysische basisbegrippen i.v.m. de harmonische trilling op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• dynamische voorwaarde, periode van een massa-veer systeem en slinger • energieomzetting • samenstelling van harmonische trillingen: o
dezelfde trilrichting
o
loodrechte trilrichting
55
leerlingenproef bij een harmonische trilling uitvoeren;
Leerlingenproef bij een harmonische trilling
56
technische ontwerpen i.v.m. harmonische trilling beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
57
vragen en vraagstukken i.v.m. harmonische trilling oplossen;
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de verwerking van de basisbegrippen (54) o
Met concrete voorbeelden de harmonische trilling illustreren, de wiskundige schrijfwijze y(t) = A sinωt of s(t)=r sinωt in verband brengen met de beweging op een massapunt op een cirkel.
o
De snelheids- en versnellingsfunctie berekenen met de afgeleiden.
o
Uit de schrijfwijze van de kracht komen tot de dynamische voorwaarde voor een harmonisch trillend systeem en hieruit de formule voor de periode afleiden.
o
Aandacht besteden aan de demping die optreedt bij de trillingen zodat in werkelijkheid steeds een gedempte harmonische trilling zal optreden. .Belangrijk is hierbij dat leerlingen beseffen dat de periode van trilling niet afhangt van de amplitude van de trilling (wet van het isochronisme)
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
22
• Leerlingenproef (55): o
onderzoek van de slinger;
o
opzoeken van de onbekende massa van een voorwerp aan een veer;
o
bepaling van de valversnelling met een slinger.
• Als context bij harmonische trilling voorbeelden bespreken zoals het slingeruurwerk, de trilling van een stemvork ... (57).
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 58
4.2 Golven
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen bij golven • lopende golven, transversale en longitudinale golven • golfsnelheid, golflengte
de fysische basisbegrippen i.v.m. golven op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
• bewegingsvergelijking • principe van Huygens, eigenschappen van lopende golven zoals terugkaatsing, breking, buiging, interferentie • staande golven, knopen en buiken, eigenfrequentie • resonantie
59
leerlingenproef i.v.m. golven uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. golven
60
technische ontwerpen i.v.m. golven beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
61
vragen en vraagstukken i.v.m. golven oplossen;
Vragen en vraagstukken
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
23
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de basisbegrippen bij golven (58) o
De soorten lopende golven demonstreren met een slappe veer ‘slinky’ en voor golven in twee dimensies de rimpeltank gebruiken. Deze opstelling laat ook toe de eigenschappen zoals terugkaatsing, breking, buiging en interferentie te demonstreren. Het is niet de bedoeling de wetten van de terugkaatsing en de breking te bewijzen met de hypothese van Huygens.
o
De nodige aandacht besteden aan het opstellen van de bewegingsvergelijking van een lopende golf, die twee parameters bevat. Als de tijd constant is beschrijft de vergelijking de golf op één bepaald moment en als de positie constant is dan beschrijft de vergelijking de uitwijking van één punt als functie van de tijd. Om de vergelijking goed te beschrijven is het aangewezen dat de leerlingen voldoende oefeningen maken en de stand van de golf leren tekenen.
o
Het patroon van staande golven illustreren met een opgespannen rubberkoord en trillingsgenerator. Bij gebruik van een stroboscoop kunnen de leerlingen goed de buiken en de knopen onderscheiden.
o
De overdracht van mechanische energie tussen twee systemen op verschillende manieren tonen: de slinger van Barlow, twee indentieke stemvorken, het instorten van de Tacoma Narrows brug.
• Leerlingenproef (59): o
bepaling van de eigenfrequentie van een snaar;
o
bepaling van de voortplantingssnelheid van een lopende golf in een snaar.
• Technische context (60): o
DECR. NR.
energiewinning uit golven.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 62
4.3 Geluid de fysische basisbegrippen i.v.m. geluid op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • Geluidsgolven: ontstaan en eigenschappen toonhoogte, geluidssterkte, toonklank • Geluidsniveau, decibelschaal, decibelmeter • Geluidszwevingen, doppler-effect
63
leerlingenproef i.v.m. geluid uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. geluid
64
technische ontwerpen i.v.m. geluid beschrijven en toelichten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
24
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 65
vragen en vraagstukken i.v.m. geluid oplossen;
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de basisbegrippen van geluid (62) o
De verschillende fysische eigenschappen van het geluid uitvoerig met proeven illustreren.
o
Aandacht vestigen op de eigenschap dat het menselijk gehoor de luidheid van het geluid niet gewoon maar logaritmisch gaat optellen, bijvoorbeeld zo is er maar een toename van 3 dB van de luidheid als we twee trompetten aanblazen in vergelijking met de luidheid van één trompet.
• Leerlingenproef (63): o
bepaling van de geluidssnelheid in lucht;
o
onderzoek van de invloedsfactoren op de geluidssnelheid: de temperatuur van de lucht en het soort gas.
• Technische context (64): o
het gebruik van geluid in de geneeskunde zoals bij echografie, niersteenverbrijzelaar;
o
gehoorbeschadiging bij geluidsoverlast;
o
het gebruik van schermen langs de autostrade;
o
sonar bij het detecteren van schepen.
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 66
4.4 Licht als golf en als deeltje de fysische basisbegrippen i.v.m. licht op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij het beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen i.v.m. licht • Elektromagnetisch spectrum: eigenschappen en bronnen • Interferentie van lichtgolven • Foto-elektrisch effect, fotonen
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
25
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
• Absorptie en emissie van licht 67
een leerlingenproef i.v.m. licht als golfverschijnsel uitvoeren;
Leerlingenproef i.v.m. licht als golfverschijnsel
68
het principe van gestimuleerde emissie bij een laser beschrijven en daaruit de speciale eigenschappen van het laserlicht verklaren;
Gestimuleerde emissie: laserlicht
69
de fysische basisbegrippen op een inzichtelijke manier aanwenden bij technische ontwerpen i.v.m. licht;
Technische ontwerpen en vaardigheden
70
de fysische basisbegrippen op een inzichtelijke manier aanwenden bij het oplossen van vragen en vraagstukken i.v.m. licht;
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de verwerking van de fysische basisbegrippen (66) o
Bij de bespreking van de elektromagnetische golven de aard van de golf beschrijven en verschillende gebieden uitvoerig met voorbeelden illustreren.
o
Bij de interferentieproef van lichtgolven wijzen op het historisch belang van de proef van Young voor de ontwikkeling van model van het licht.
o
Het historisch belang van het foto-elektrisch effect aangeven bij de ontwikkeling van het idee dat licht kan worden beschouwd als een deeltje.
• Leerlingenproef bij licht (67): o
bepaling van de golflengte van monochromatisch licht met een rooster;
o
bepaling van de afstand tussen de sporen bij een CD-rom.
• Technische context (68): o
de werking en toepassing opzoeken van een fotodiode, zonnecel, digitale camera (CCD, CMOS) ...
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek - wetenschappen TV Toegepaste Fysica (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 71
4.5 Polarisatie van licht de fysische basisbegrippen i.v.m. polarisatie op een inzichtelijke manier aanwenden bij het uitvoeren van leerlingenproeven, bij beschrijven van technische ontwerpen en bij het maken toepassingen;
26
LEERINHOUDEN Fysische basisbegrippen • Polarisatieverschijnsel(lineair) • Polarisatiefilters • Polarisatie bij terugkaatsing en breking
72
de functie van polarisatiefilters beschrijven met behulp van een concreet voorbeeld;
73
5. Onderzoeksopdracht een zelf gekozen onderzoeksopdracht volledig uitwerken en hierover rapporteren;
Technische ontwerpen en vaardigheden Onderzoeksopdracht i.v.m. de leerinhouden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Wenken bij de uitvoering van de onderzoeksopdracht (78) o
De leraar stelt een aantal mogelijke onderwerpen voor en verduidelijkt uitvoerig de doelstellingen van deze opdracht. Het is bedoeling de opdracht zoveel mogelijk te verbinden met wetenschap, techniek en duurzame ontwikkeling.
o
Overzicht van een stappenplan voor de uitwerking van de onderzoeksopdracht Oriëntatie op het onderzoeksprobleem Het formuleren van onderzoeksvragen Het maken van een onderzoeksplan Uitvoeringsfase •
Verwerven informatie
•
Uitvoering van een proef
•
Beantwoorden van de vragen en het formuleren van besluiten
Presentatie van het onderzoek in een verslag Evaluatie van het onderzoek • De nadruk ligt op het proces waarbij de leerlingen zelfstandig een beperkte taak uitwerken volgens een zelfgekozen tijdpad. De leraar volgt en ondersteunt het leerproces van de leerlingen. • Voor meer informatie zie: http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/wetenschappen
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
27
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1. ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1.1 Wenken bij de uitvoering van de leerlingenproef In de lessen toegepaste fysica wordt de leerstof opgebouwd vanuit een technische context of vanuit een probleemcontext, die vragen oproept bij de leerlingen. Naargelang de voorkennis van de leerlingen kunnen zij dan in de vorm van begeleide instructie of van begeleid zelfstandig leren de basisbegrippen verwerven zodat zij deze begrippen op een inzichtelijke manier kunnen gebruiken bij de uitvoering van de leerlingenproef. Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef uit de aangegeven lijst van de leerinhouden die de leerlingen zelfstandig in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling in voorraad is kan het experiment worden uitgevoerd als klasproef. Deze klasproef kan niet als een leerlingenproef worden beschouwd Het is de bedoeling de proeven een uitdagend en motiverend karakter te geven en het verband met een dagelijkse context te illustreren. Om de eigen inbreng van leerlingen te stimuleren en leerlingen in toenemende mate van zelfstandigheid te laten werken is het aangewezen volgende eigenschappen in de leerlingenproef te verwerken: •
een motiverend en uitdagende stimulus bieden waardoor het experiment een duidelijk doel en betekenis bekomt;
•
de mogelijkheid bieden aan de leerlingen om actief en zelfstandig een aantal beslissingen te nemen;
•
de mogelijkheid bieden om hun eigen ideeën te verwoorden en te overleggen tijdens de uitvoering van de proef.
De leerlingenproef kan ondersteund worden met een instructieblad dat kan variëren van een gesloten opdracht tot een open opdracht naargelang het niveau van zelfstandigheid van de leerling dat men wil bereiken. De uitvoering van de leerlingenproef gebeurt in kleine groepjes en hierbij leren de leerlingen zelfstandig een verslag opmaken en zoveel mogelijk gebruik makend van ICT. Het verslag bevat minimaal volgende punten: •
doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag;
•
een beschrijving of tekening van de opstelling;
•
een beschrijving van onderzoeksmethode, relevante formules, oplossingsformule;
•
uitvoering van de proef: weergave van meetwaarden met aandacht voor beduidende cijfers in een tabel en/of een grafiek;
•
evaluatie: formuleren van het besluit en opmerkingen.
Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt zodat leerlingen taken nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Leerlingen leren zo rapporteren in de vorm van een verslag en maken hierbij geen gebruik van een voorgedrukt blad. Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen en bij de bespreking de resulaten van de leerlingenproef hierover klassikaal te rapporteren. Bij de evaluatie aandacht hebben voor verschillende vaardigheden die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen: goede meetresultaten, nauwkeurigheid, orde en netheid, gedrag, opvolgen van instructies, aandacht voor de veiligheid, opmaak van het verslag ... Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. De leerlingen leren ook veilig en milieubewust omgaan met allerlei stoffen. Laat de leerlingen niet met giftige stoffen (bijv. kwik ) werken. Voor onderrichtingen i.v.m. veiligheid is er een samenvatting te raadplegen op de website: http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/wetenschappen
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
28
Bij het gebruik van radioactieve bronnen is het aangewezen de richtlijnen van de inspectie op te volgen: www.onderwijsinspectie.be/SO/veiligheid/radioactieve_producten.doc Situering van de leerlingenproeven in het leerplan Eerste leerjaar Minimaal zes leerlingenproeven uitvoeren. Het is aangewezen om uit de voorgestelde proeven een keuze te maken. Andere leerlingenproeven die duidelijk aansluiten bij de leerstofinhouden zijn ook toegestaan, mits rekening wordt gehouden met een evenwichtige spreiding over de verschillende leerstofonderdelen. 1. ELEKTRISCH EN MAGNETISCH VELD 1.1. Elektrisch veld 1.1.1.
Proefjes i.v.m. elektrostatische verschijnselen
1.1.2.
Bepaling van de equipotentiaallijnen rond een geladen voorwerp
1.2. Elektrodynamica 1.2.1.
Wet van Ohm
1.2.2.
Experiment i.v.m. serie-en parallelschakeling van weerstanden
1.2.3.
Gebruik van black-boxen (onbekende schakeling lampen en schakelaars)
1.2.4.
Wet van Pouillet
1.2.5.
Wet van Joule
1.2.6.
Bepaling van de inwendige weerstand van een spanningbsbron
1.2.7.
Bepaling van de weerstand van de gloeidraad van een lamp
1.3. Condensatoren 1.3.1.
Bepaling van de capaciteit van een condensator
1.3.2.
Bepaling van de lading op de platen van een condensator
1.3.3.
Bepaling van de permittiviteit van lucht van condensator
1.4. Elektromagnetisme 1.4.1. De leerlingen bouwen met eenvoudige materiaal toepassingen van elektromagneten 1.4.2. De leerlingen bouwen met eenvoudig materiaal een gelijkstroommotor en verklaren de werking 1.4.3.
Bepaling van de permeabilteit van lucht
1.4.4.
Verloop van de inductiespanning van een spoel met vallende magneet
1.4.5.
Experiment i.v.m. gebruik van oscilloscoop, hallsonde
1.4.6.
Leerlingenproef i.v.m. de wisselstroomketen
2. KERNFYSICA 2.1. Natuurlijke radioactiviteit 2.1.1.
Aantonen van ioniserend vermogen van een radioactieve bron
2.1.2.
Invloed van de afstand op de stralingsintensiteit
2.1.3.
Invloed van de afscherming op de stralingintensiteit van bètastraling
2.1.4.
Afbuiging van bètastraling in een magnetisch veld
2.1.5.
Bepaling van de halveringstijd van een radioactieve bron
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) 2.1.6.
De bouw van een nevelsporenkamer
2.1.7.
De halveringstijd bepalen van de bronnen verzameld op een geladen ballon
29
2.2. Kunstmatige radioactiviteit Tweede leerjaar Minimaal zes leerlingenproeven uitvoeren. Het is aangewezen om uit de voorgestelde proeven een keuze te maken. Andere leerlingenproeven die duidelijk aansluiten bij de leerstofinhouden zijn ook toegestaan, mits rekening wordt gehouden met een evenwichtige spreiding over de verschillende leerstofonderdelen. 3. KRACHT EN BEWEGING 3.1. Kinematica 3.1.1.
Experiment i.v.m. de ERVB
3.1.2.
Experiment i.v.m. de onafhankelijkheidswet of horizontale worp
3.2. Dynamica 3.2.1.
Behoud van energie: een voorwerp aan een veer
3.2.2. Behoud van energie: een voorwerp vertikaal lanceren met bepaalde beginsnelheid 3.3. Krachten 3.3.1.
Bepaling van de wrijvingscoëfficiënt op horizontaal vlak
3.3.2.
Bepaling van de wrijvingscoëfficiënt op hellend vlak
3.4. Eenparige cirkelvormige beweging 3.4.1.
Metingen aan een voorwerp dat een ECB uitvoert in een horizontaal vlak
3.4.2.
Metingen aan een cirkelslinger
3.5. Bewegingshoeveelheid 3.5.1. Experimenteel het verband tussen grootte van de kracht en de botsingstijd bepalen (krachtsensor) 3.5.2.
De botingscoefficiënten bepalen van verschillende knikkers
4. TRILLINGEN EN GOLVEN 4.1. Harmonische trilling 4.1.1.
Grafische analyse van de harmonische trilling
4.1.2.
Bepaling van de een onbekende massa aan een veer
4.1.3.
Bepaling van de valversnelling met een slinger
4.1.4.
Bepaling van de periode van een drijvende proefbuis
4.2. Golven 4.2.1.
Bepaling van de eigenfrequentie van een opgespannen snaar
4.2.2.
Bepaling van de voortplantingssnelheid van een lopende golf in een snaar
4.3. Geluid 4.3.1.
Bepaling van de geluidssnelheid in lucht
4.3.2. Onderzoek van de invloedsfactoren op de geluidssnelheid: de temperatuur van de lucht en het soort gas 4.4. Licht als golf en als deeltje 4.4.1.
Bepaling van de golflengte van licht met een rooster
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) 4.4.2.
30
Bepaling van de afstand tussen de sporen bij een CD
1.2 Wenken bij de uitvoering van de opdracht (wetenschap en techniek) Bij het verwerven van de technisch-technologische vaardigheden komt de samenhang tussen wetenschap en techniek aan bod. De leerlingen maken persoonlijk of in kleine groepjes(max 3 lln) één opdracht tijdens het eerste leerjaar en één onderzoeksopdracht tijdens het tweede leerjaar. De leraar zal er op toezien dat het onderwerp van deze opdracht verband houdt met de leerstofinhouden. Het is de belangrijk de doelstellingen van deze opdracht duidelijk te stellen, de opdracht beperkt te houden en de taakverdeling in een groepje goed te rapporteren. Doordat de opdracht een apart werkstuk is van één of enkele leerling(en) is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen. Het is van belang dat de leerlingen informatie leren opzoeken (efficiënt gebruik van internet toelichten) maar ook dat zij informatie kunnen verwerken tot een leesbare en goed gestructureerde tekst. Leerlingen leren bijvoorbeeld informatie opzoeken en verwerken over historische figuren zoals: Faraday, Newton, Marie Curie, Einstein .... of over technische toepassingen van de wetenschappelijke kennis. Bij het opzoeken van informatie over een historisch belangrijke wetenschapsfiguur het belang van zijn wetenschappelijke bijdrage verwoorden en situeren. In het geval een leerling een maatschappelijk-natuurwetenschappelijk vraagstuk als opdracht kiest is het de bedoeling dat de leerling een eigen gefundeerde mening opbouwt steunend op betrouwbare informatie. Voorbeeldcontexten voor de opdracht (Wetenschap en techniek) • toepassingen van bij de wisselstroomketen zoals: radio-ontvangst, bandstop- en doorlaatfilter ... • toepassingen van radioactieve stoffen beschrijven, deze toepassingen situeren zich op verschillende vlakken: bv in de geneeskunde waar men tracer- en stralingstechnieken gebruikt, in de landbouw en de industrie gebruikt men sterilisatietechnieken en in de archeologie en kunst gebruikt men de activeringsanalyse. Informatie opzoeken over het beroep van stralingsdeskundige in een bepaalde specialisatie. • veiligheid in het verkeer door onder andere het opzoeken of experimenteel bepalen van de reactietijd en door berekening van de remafstand van voertuigen. • het gebruik van geluid in de geneeskunde zoals bij echografie, niersteenverbrijzelaar, gehoorbeschadiging bij geluidsoverlast ... en andere technische toepassingen zoals het gebruik van schermen langs de autostrade, sonar bij het detecteren van schepen, echografie, het dopplerverschijnsel ... • de toepassing van het foto-elektrisch-effect opzoeken bij toestellen zoals: fotocel, zonnecel, digitale camera (CCD, CMOS) ..... 1.3 Wenken bij de ontwikkeling van de probleemoplossende vaardigheden Een veel gebruikt instrument om de kennis en inzichten van de leerlingen te toetsen zijn de traditionele vragen en vraagstukken. Om een degelijk inzicht te verwerven in het kennisniveau van de leerlingen is het belangrijk dat de leraar streeft naar een kwaliteitsvolle vraagstelling die verband heeft met de lesdoelen. De leraar kiest een bepaalde type van vraag horende bij het gestelde doel. Het is de bedoeling dat leerlingen een gedrag ontwikkelen waarbij zij reflecteren over hun manier van leren. Dit houdt dat zij de mogelijkheid krijgen om de verworven kennis te toetsen zodat zij zelfstandig aan de nodige zelfsturing kunnen werken. De ontwikkeling van een probleemoplossend gedrag gebeurt maar stapsgewijze met voldoende aandacht voor succesbeleving van leerlingen. Bij het oplossen van vraagstukken is het aangewezen voldoende aandacht te besteden aan oplossingsprocedures of strategieën typisch bij bepaalde fysische concepten. Specifieke deelvaardigheden die aan bod kunnen komen bij het oplossen van vraagstukken o
Analyse van het probleem Lees de opgave aandachtig Maak eventueel een schets en duid daarin de grootheden die in de opgave voorkomen aan Noteer alle gegevens met symbolen in het gegeven
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) Noteer het gevraagde met symbolen
31
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) o
32
Uitwerking Noteer de formule(s) die bruikbaar zijn voor de oplossing Maak een omvorming van de formule zodat er een oplossingsformule wordt afgeleid Vul de gegevens in en bereken het resultaat
o
Evaluatie Controleer de grootteorde en de eenheid van het resultaat
1.4 Het gebruik van ICT Wat? Onder ICT verstaan we het geheel van computers, netwerken, internetverbindingen, software, simulatoren, etc. Telefoon, video, televisie en overhead worden in deze context niet expliciet meegenomen.
Waarom? De recente toevloed van informatie maakt levenslang leren een noodzaak voor iedereen die bij wil blijven. Maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT. Enerzijds speelt het in op de vertrouwdheid met de beeldcultuur en de leefwereld van jongeren. Anderzijds moeten jongeren niet alleen in staat zijn om nieuwe media efficiënt te gebruiken, maar is ICT ook een hulpmiddel bij uitstek om de nieuwe onderwijsdoelen te realiseren. Het nastreven van die competentie veronderstelt onderwijsvernieuwing en aangepaste onderwijsleersituaties. Er wordt immers meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, het zelfstandig of in groep leren werken, het kunnen omgaan met enorme hoeveelheden aan informatie ... In bepaalde gevallen maakt ICT deel uit van de vakinhoud en is ze gericht op actieve beheersing van bijvoorbeeld een softwarepakket binnen de lessen informatica. In de meeste andere vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen immers: −
het leerproces zelf in eigen handen nemen;
−
zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal;
−
op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
Hoe te realiseren? In de eerste graad van het SO kunnen leerlingen adequaat of onder begeleiding elektronische informatiebronnen raadplegen. In de tweede en nog meer in de derde graad kunnen de leerlingen “spontaan” gegevens opzoeken, ordenen, selecteren en raadplegen uit diverse informatiebronnen en -kanalen met het oog op de te bereiken doelen. Er bestaan verschillende mogelijkheden om ICT te integreren in het leerproces. Bepaalde programma’s kunnen het inzicht verhogen d.m.v. visualisatie, grafische voorstellingen, simulatie, het opbouwen van schema’s, stilstaande en bewegende beelden, demo ... Sommige cd-roms bieden allerlei informatie interactief aan, echter niet op een lineaire manier. De leerling komt via bepaalde zoekopdrachten en verwerkingstaken zo tot zijn eigen “gestructureerde leerstof”. Databanken en het internet kunnen gebruikt worden om informatie op te zoeken. Wegens het grote aanbod aan informatie is het belangrijk dat de leerlingen op een efficiënte en een kritische wijze leren omgaan met deze informatie. Extra begeleiding in de vorm van studiewijzers of instructiekaarten is een must. Om tot een kwaliteitsvol eindresultaat te komen, kunnen leerlingen de auteur (persoon, organisatie...), de context, andere bronnen die de inhoud bevestigen en de onderzoeksmethode toevoegen. Dit zal het voor de leraar gemakkelijker maken om het resultaat en het leerproces te beoordelen. De resultaten van individuele of groepsopdrachten kunnen gekoppeld worden aan een mondelinge presentatie. Het programma “Powerpoint” kan hier ondersteunend werken. Men kan resultaten en/of informatie uitwisselen via e-mail, blackboard, chatten, nieuwsgroepen, discussiefora ... ICT maakt immers allerlei nieuwe vormen van directe en indirecte communicatie
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
33
mogelijk. Dit is zeker een meerwaarde omdat ICT zo de mogelijkheid biedt om niet alleen interscolaire projecten op te zetten, maar ook om de communicatie tussen leraar en leerling (uitwisselen van cursusmateriaal, planningsdocumenten, toets- en examenvragen ...) en leraren onderling (uitwisseling lesmateriaal) te bevorderen. Sommige programma’s laten toe op graduele niveaus te werken. Ze geven de leerling de nodige feedback en remediëring gedurende het leerproces (= zelfreflectie en -evaluatie).
1.5 Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) Wat? Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die -in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen - niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie, muzisch-creatieve vorming en technisch-technologische vorming (alleen voor ASO). De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). Waarom? Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd.
VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken.
De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen.
Hoe te realiseren? Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen).
Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinititiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen. 1.6 Begeleid zelfgestuurd leren Wat? Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
34
Dit houdt onder meer in dat: −
de opdrachten meer open worden;
−
er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn;
−
de leerlingen zelf keuzes leren maken en die verantwoorden;
−
de leerlingen zelf leren plannen;
−
er feedback is op proces en product;
−
er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter.
Waarom? Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m. −
leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken;
−
leerlingen voorbereiden op levenslang leren;
−
het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen.
Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: −
keuzebekwaamheid;
−
regulering van het leerproces;
−
attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren.
In onze (informatie)maatschappij wint het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang.
Hoe te realiseren? Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: −
de leraar als coach, begeleider;
−
de leerling gemotiveerd en aangesproken op zijn “leer”kracht;
−
de school als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties.
De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn “Leren leren”, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is “klein beginnen” aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat: − − − − − − −
doelen voorop stellen; strategieën kiezen en ontwikkelen; oplossingen voorstellen en uitwerken; stappenplannen of tijdsplannen uitzetten; resultaten bespreken en beoordelen; reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen; verantwoorde conclusies trekken;
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) −
35
keuzes maken en die verantwoorden
is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig.
2. SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN De specifieke-didactische wenken zijn geformuleerd onder elk deel van de tabel leerplandoelstellingen / leerinhouden. Bij elke wenk is telkens het nummer van de leerplandoelstelling vermeld. In de wenken zijn voor bepaalde fysische concepten ook enkele misvattingen of misconcepties opgenomen. Door allerlei ervaringen in het dagelijks leven hebben leerlingen reeds heel wat informele kennis hebben opgebouwd. In bepaalde gevallen is bij deze spontane kennisconstructie een misvatting aanwezig doordat de leerling een verklaring hebben gezocht die steunt op foutieve inzichten. Het is van belang dat de leraar deze misvattingen of misconcepties kent zodat hij met gerichte proeven of toepassingen deze foutieve inzichten van de leerlingen kan omzetten tot juiste fysische concepten. Aandacht hebben voor het exact gebruik van de taal en voor een nauwkeurige verwoording van de begrippen. Het is nuttig leesoefeningen te ontwikkelen waarbij leerlingen hun kennis en vaardigheden toepassen bij het lezen van een tekst uit een tijdschrift, krant, website In het volgende overzicht van de leerinhouden is de aanduiding van de lestijden bedoeld als richtlijn voor het opstellen van de jaarplanning. EERSTE LEERJAAR (ca. 75 lestijden) minimaal zes leerlingenproeven uitvoeren en één opdracht (wetenschap en techniek) maken 1. ELEKTRICITEIT EN MAGNETISME 1.1. Elektrostatica (9) 1.2. Elektrodynamica (22) 1.3. Condensatoren (9) 1.4. Elektromagnetisme (25) 1.4.1.
Magnetisch veld
1.4.2.
Elektromagnetische krachtwerking
1.4.3.
Magnetisch inductieverschijnsel
2. KERNFYSICA (10) 2.1. Natuurlijke radioactiviteit 2.2. Kunstmatige radioactiviteit
TWEEDE LEERJAAR (ca. 75 lestijden) minimaal zes leerlingenproeven uitvoeren en één onderzoeksopdracht (wetenschap en techniek) maken 3. KRACHT EN BEWEGING 3.1. Kinematica(6) 3.2. Dynamica(6) 3.3. Krachten(6) 3.4. Cirkelvormige beweging(4) 3.5. Bewegingshoeveelheid (4) 4. TRILLINGEN EN GOLVEN 4.1. Harmonische trilling(8 lestijden)
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) 4.2. Samenstellen van trillingen (4 lestijden) 4.3. Golven (8 lestijden) 4.4. Geluid (8 lestijden) 4.5. Licht als golf en als deeltje ( 9 lestijden) 4.6. Polarisatie (4 lestijden) 5. ONDERZOEKSOPDRACHT ( 8 lestijden)
36
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
37
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN1 Algemene bemerkingen. De fysica is een vak waarbij de leerlingen hun dagelijkse ervaringswereld kunnen uitbreiden door het volgen en zelf uitvoeren van proeven in de klas. Het proefondervindelijk karakter van het vak is daarom zeer belangrijk. De uitvoering van demonstratieproeven door de leraar en de uitvoering van leerlingenproeven draagt zeker bij tot een beter begrip en inzicht van de leerinhouden. Deze werkvormen blijven voor de leerlingen de beste manier om inzicht in de eigenheid van de fysica te verwerven. In bepaalde gevallen kunnen een video, een film of een computersimulatie de plaats van de demonstratieproef innemen. Deze hulpmiddelen zullen de begripsvorming ongetwijfeld verhogen maar kunnen nooit het experimenteel aspect van de wetenschappelijke methode vervangen. De lessen fysica moeten plaatsvinden in een lokaal met een aangepaste infrastructuur, zodat alle proeven veilig kunnen gebeuren. Dit betekent dat volgende voorzieningen essentieel zijn in het fysicalokaal: elektriciteits-, water en gasvoorziening centraal met noodstop, de mogelijkheid tot volledige verduistering van het lokaal en elektriciteitsvoorziening op de leerlingentafels. Hierbij moet speciaal gelet worden op nodige veiligheidsvoorzieningen in het algemeen en op de specifieke voorzieningen: zoals het gebruik van kwik, naftaleen en metaalgaas met asbest vermijden in de lessen. In het lokaal moet een inventaris van het materiaal zijn en het lokaal moet ook een nooduitgang hebben met een deur die naar buiten opendraait. De lijst geeft een overzicht van het basismateriaal. Het leerlingenmateriaal dient in veelvoud aangeschaft te worden, zodat de leerlingen in kleine groepjes (max drie leerlingen) de proeven kunnen uitvoeren. 2. Basismateriaal. Meetapparatuur meetlat klaschronometer handchronometer balans(digitaal) schuifpasser rolmeter thermometer( analoog of digitaal) dynamometer volt- en ampèremeter, multimeter Statiefmateriaal stangen en voeten, noten en statiefklemmen driepikkel en metaalgaas(asbestvrij) Glaswerk (eventueel kunststof) reageerbuizen bekerglazen, kolven en trechters maatcilinders 1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex, ARAB, AREI, Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week) meetspuiten glazen buizen Toestellen vacuümpomp en toebehoren spanningsbron bunsenbrander (of kookplaat) kwikbarometer (of metaalbarometer) overheadprojector computer met interface en sensoren(temperatuur, druk, afstand, magnetische inductie, geiger-müllertelbuis, krachtsensor) oscilloscoop televisie en videorecorder of dvd-speler Diversen gereedschapskist verbindingsdraden gummislangen en stoppen schakelaars Verbruiksmateriaal: De leraar moet de mogelijkheid hebben tot aankoop van materiaal dat regelmatig te vernieuwen is: Schuurpapier, batterijen, lampen, droog ijs (bouwen van een nevelkamer), lucifers,touw, plakband, gedistilleerd water, aluminiumfolie, metalen draden van verschillende materialen, fysica-speelgoed. 3. Specifiek materiaal per onderdeel. Elektriciteit en magnetisme Elektrostatica Staven voor het aantonen ladingen (plastiek en glas) Elektroscopen Toestel voor aantonen van elektrische veldlijnen Toestel voor het bepalen van equipotentiaallijnen Elektrodynamica Weerstanden(verschillende soorten en waarden) Draadweerstanden Condensator Condensatoren met verschillende capaciteit Vlakke plaatcondensator Elektromagnetisme Staafmagneten Hoefijzermagneet IJzervijlsel Magneetnaald op voet Toestel voor aantonen van magnetische veldlijnen Model elektromotor Model generator Spoelen verschillend aantal windingen Opbouwtransfomator Kernfysica Geiger-Müllerteller Radioactieve bron van klasse IV
38
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Kracht en beweging Valgeul van Galileï (luchtkussen)baan en toebehoren( tweede wet van Newton) Toestel voor horizontale worp Toestel voor het meten van de centripetale kracht Trillingen en golven Slingers Toestel voor het aantonen van resonantie Rubberen koord Rimpeltank met toebehoren Lange spiraalveer(slinky) Functiegenerator Experimenteermotor of trillingsgenerator Stroboscoop Geluid Stemvork: 440 Hz (2x), 265 Hz, 1700 Hz Buis van Kundt Luidspreker Decibelmeter Licht: Roosters en plaatjes met evenwijdige dubbele openingen Laser U.V.-lichtbron Spectraallampen : Na, H2, Hg Zinken plaat voor op elektroscoop (Wulfelektroscoop) Polarisatiefilters Dubbelbrekend kristal Modellen voor het aantonen van spanningen
39
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
40
EVALUATIE 1. De evaluatie heeft een tweevoudig doel De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie moet aan de leerkracht de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. In het kader van het Schoolreglement en het Schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten.
2. Eigenschappen van een goede evaluatie Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt zijn. Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen. Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden. Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd. Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en leermiddelen kiezen. Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en /of leerinhouden bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten.
3. Soorten evaluatie 3.1
Dagelijks werk (deelproeven)
Mondelinge beurten en korte toetsen hebben vooral als doel na te gaan of de leerlingen de genoemde doelstellingen in voldoende mate hebben bereikt. Leerlingen met achterstand zullen bijkomende opdrachten en taken krijgen om zo snel mogelijk bij te benen. Het is een belangrijke taak voor de leraar om de leerlingen individueel te begeleiden, en om de oorzaken van de achterstand te achterhalen en, mits aangepaste remediëring, deze leerlingen te helpen. ‘Leren leren’ krijgt zo een meer concrete betekenis. Via bepaalde technieken zoals beheersingsleren, geprogrammeerde instructie, hulp van medeleerlingen en eventueel van externe deskundigen (CLB) zullen deze leerlingen geholpen worden.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
41
Voor leerlingen die in de betreffende studierichting niet op hun plaats zitten, zal middels afspraken met collega’s, directie en/of CLB, op de begeleidende klassenraad zo snel mogelijk een oplossing gezocht worden. De hoofdbedoeling moet blijven, om zo veel als mogelijk leerlingen mee over de meet te krijgen. Verwacht meer en je zult meer krijgen. Hoge verwachtingen zijn voor iedereen belangrijk, zowel voor leerlingen die moeilijk meekunnen en voor zij die zich niet erg willen inspannen als voor goede, gemotiveerde leerlingen. Het rapportcijfer van het dagelijks werk is gesteund op een zo breed mogelijke permanente evaluatie van de afgelopen periode. Zowel cognitieve als affectieve en psychomotorische doelstellingen komen hierbij aan bod. De leerkracht houdt hiervoor een evaluatieschrift bij. Bij elk cijfergegeven moet summier weer te vinden zijn wat de bedoeling van de evaluatie was. Hiervoor kan de leraar beschikken over: - notities over het leergedrag van de leerling in de klas; - klasgesprekken; - mondelinge overhoringen; - korte schriftelijke toetsen; - herhalingstoetsen (grotere leerstofgedeelten); - huis- en klastaken; - kwalitatieve beoordeling aangaande praktische oefeningen, laboratoriumwerk; - notities over de mate van het beheersen van de vaardigheden.
3.2
Examens (eindproeven)
Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces. Via een grote variatie in vraagvormen (open en halfopen, invulvragen, juist- onjuist vragen, sorteervragen, rangschikkingvragen en meerkeuzevragen) zullen vooral de leerplandoelstellingen getoetst worden. Uitsluitend theorievragen moeten vermeden worden. Het is aangewezen om in het examen toegepaste fysica enkele vragen rechtstreeks in verband te brengen met de ontwikkelde onderzoeksvaardigheden. Dit kan gebeuren door probleemsituaties te beschrijven en hierbij vragen te stellen over vaardigheden zoals: het formuleren van een onderzoeksvraag, het opstellen van een onderzoeksplan en het formuleren van een besluit uit een tabel met meetgegevens. Indien de mogelijkheden het toelaten zou een gedeelte van het examen in de vorm van een examenexperiment kunnen doorgaan. De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden. De examens worden afgenomen in aanwezigheid van de vakleraar. Hij deelt de leerlingen, bij aanvang van de proef, mee dat bijkomende vragen ter verduidelijking kunnen gesteld worden. Elke bijkomende toelichting wordt hardop gegeven, zodat alle leerlingen op een gelijke wijze worden behandeld. Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een nietabsolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open vragen en taken. Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
42
Voor de examens worden met de leerlingen duidelijke afspraken gemaakt over het verloop ervan. De leerkracht zorgt ervoor dat minimum 75% van de examenvragen het bereiken van de minimumdoelstellingen toetst. 4. Algemene richtlijnen De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd. Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over: -
een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt;
-
de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces;
-
een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof;
-
een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal ze mogen/moeten meebrengen op het examen;
-
een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden.
Indien in een klas leerlingen van verschillende opties of studierichtingen samen alle lessen of een deel van de lessen volgen, dan is binnen deze klas differentiatie van vragen toegelaten. Bij eventueel herexamen zal men voor de leerling de leerstof voor dat herexamen zeer nauwkeurig schriftelijk bepalen. 5. Correctie Objectieve correctienormen zijn vanzelfsprekend een noodzaak. Wanneer een antwoord verschillende elementen inhoudt, is het aangewezen per essentieel element een puntenverdeling te maken. De leraar die aan zelfevaluatie wil doen, zal in tabelvorm een overzicht van de behaalde resultaten per leerling en per vraag opstellen. Daarop aansluitend wordt dan verwacht dat de leraar zijn besluiten trekt in verband met de gebruikte onderwijsmethode. Tevens is dit een uitstekend hulpmiddel om gefundeerde remediërende maatregelen t.o.v. de leerlingen te treffen.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
43
BIBLIOGRAFIE 1
Leerboeken Raadpleeg de catalogi van de verschillende uitgevers.
2
Tijdschriften
1. ARCHIMEDES, Stichting Christiaan Huygens, Molenstraat 38, 4841 CA Prinsenbeek 2. EOS-Magazine, Wetenschap en Technologie voor Mens en Maatschappij, Uitg. Cascade, www.eos.be 3. EXACTUEEL, Tijdschrift voor natuurkundeonderwijs, Afd. Didactiek Natuurkunde KUN, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegem 4. MENS (Milieu-Educatie, Natuur en Samenleving), milieugericht tijdschrift, Te Boelaarlei 23, 2140 Antwerpen, www.2mens.com 5. Natuurwetenschap en Techniek - natuurwetenschappelijk en technisch maandblad, 1000 WZ Amsterdam 6. NVOX, Tijdschrift voor natuurwetenschappen op school , NVON, , www.nvon.nl/nvox 7. VELEWE – Tijdschrift van de Vereniging Leraars Wetenschappen, www.velewe.be 8. Naturwissenschaften im Unterricht Physik, www.friedrich-verlag.de 9. School Science Review, Journal for science education 11-19, www.ase.org.uk
3
Audiovisueel materiaal (transparanten en CD-roms)
1. TTE-reeks (Transparencies To Educate), Antwoordnummer 1796, 7550 WB Hengelo (NL) 2. Het Digitale Archief - Natuur & Techniek, Deel 1 en 2 3. Overal interactief (Algemene Natuurwetenschappen) – Educatieve Partners Nederland, NL, 4. Nederlandstalige Encyclopedie, SoftKey, Amsterdam, ISBN: 90-5432-168-7 5.
Science Interactive Encyclopedie, Hachette Multimedia
6. Encarta Encyclopedie, Winkler Prins Editie, Microsoft 7. Eyewitness Encyclopedia of Science, Dorling Kindersley 8. World Book - Multimedia Encyclopedia, IBM, Mediamix
4
Pedagogisch-didactische naslagwerken 1. ANGENON, A., Werken met grootheden en wettelijke eenheden, Die Keure, Brugge,1998, ISBN 9057510677 2. DE BECKER G., Techniek en technologie over de vakken heen, Lannoo Campus, ISBN 90-2096256-6 3. EISENDRATH H.,E.A.,Wetenschappelijke geletterdheid bevraagd, IDLO Cahiers 4/2003 4. ENGELS N., Wat is waard om geleerd te worden, VUB Press, ISBN 90-5487-194-6 5. HELLEMANS J., Cahiers voor didactiek, Tijd voor Fysicavraagstukken, Wolters Plantijn 1999,ISBN 90-309-0871-8 6. BRANDT, L., INAV, Plantyn, Deurne
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Techniek wetenschappen TV Toegepaste fysica (1ste jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
44
7. NACHTEGAEL, E.A., Wetenschappelijk vademecum, Een synthese van de leerstof chemie en fysica, Uitgeverij Pelckmans, ISBN 90-289-2197-4 8. HOENRAET C., De energiebronnen en kernenergie – Vegelijkende analyse en ethische reflecties, Acco, 1999 9. VAN PETEGHEM P., Een alternatieve kijk op evaluatie, Wolters Plantijn, ISBN 90-301-1581-5 10. BINAS, Informatieboek vwo-havo natuurwetenschappen, Wolters –Noordhoff, Groningen 11. Natuurwetenschap en Techniek: wetenschappelijke bibliotheek en wetenschappelijke biografieën. 5
Algemene naslagwerken natuurwetenschappen 1. ARONS, A.B., Teaching introductory physics, New York, John Wiley 2. BAKER DAVID, Uitvindingen uit de ruimte(Alledaagse toepassingen van de ruimtetechniologie), Uitgeverij Uniepers(Natuur&Techniek), ISBN 90-6825-248-8 3. BAIS S., De natuurwetten, iconen van onze kennis,Amsterdam University Press, ISBN 90-5356714-3 4. BIJKER H.J., DORST J.H. e.a., SI-eenheid voor eenheid, Noordnederlands boekbedrijf 5. BROEK (VAN DE), J., Over sneeuwballen en glaasjes melk, ( 100 alledaagse onderwerpen ontmaskerd), Uitg. ten Hagen & Stam, Den Haag, 20000 6. CHALMERS, A.F., Wat heet Wetenschap? , Boom, Amsterdam, 1994 7. DEVREESE J., E.A., ‘Wonder en is gheen wonder’,De geniale wereld van Simon Stevin 15481620, Davidsfonds, Leuven, ISBN 90-5826-174-3 8. HULSPAS, M. en NIENHUYS, J.W., Encyclopedie der pseudo wetenschappen, Uitg. De Geus, Breda 9. HEWITT P. G., Conceptual Physics, Addison-Wesley, ISBN 0-321-00971-1 10. HUGH D. YOUNG, ROGER A. FREEDMAN, University Physics with modern physics, ISBN 0201-70059-X 11. KNIP K., Alledaagse wetenschap, Uitgeverij Contact, ISBN 90-254-9595-8 12. MACKINTOSH R., Nucleus, A trip into the heart of the matter, Canopus, ISBN 0-9537-8683-8 13. MEADOWS, J., Geschiedenis van de Wetenschap, Natuur & Techniek, Amsterdam, ISBN 90 68251 902 14. MINNAERT M., De natuurkunde van ‘t vrije veld, B.V.W.J. Thieme&Cie Zutphen 15. MOLENAER L., De rok van het universum, Marcel Minnaert, astrofysicus 1893-1970, Uitgeverij Balans, ISBN 90 5018 603 3 16. SIMMONS J., De Top-100 van wetenschappers, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1997, ISBN 90-2746-185-6 17. STÖRIG, H. J., Geschiedenis van de Wetenschap, 3 delen, Prisma, Utrecht 18. SPEYBROUCK S., Jongens en Wetenschap(deel 1 en deel 2), Globe, ISBN 90 5466 771 0 19. Techniek in woord en beeld, Prisma, Uitgeverij het Spectrum, ISBN 90-274-3068-3 20. Zo werkt dat(De techniek van vandaag), Uitgeverij het Spectrum, ISBN 90-274-7907-0
Voor meer informatie, o.a. richtlijnen, lesmateriaal, nuttige links, zie: http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/wetenschappen