TeamConnect
Oplossing voor vergaderingen en audioconferenties
Gebruiksaanwijzing
2 | TeamConnect
Inhoud
Inhoud Belangrijke veiligheidsaanwijzingen......................................................................5 Inhoud van de verpakking.......................................................................................7 Introductie
De TeamConnect-oplossing van Sennheiser..........................................................8 Gebruik van het TeamConnect-systeem.................................................................9 Beknopte handleiding van de TeamConnect........................................................ 9 Gebruik van het TeamConnect-systeem voor telefonische vergaderingen.... 10 Gebruik van het TeamConnect-systeem voor internetvergaderingen........... 14 Het TeamConnect-systeem voor vergadertoepassingen in combinatie met mobiele telefoons of tablets gebruiken.................................. 15 De onderdelen van TeamConnect............................................................................16 TeamConnect CU (hoofdunit).................................................................................. 16 TeamConnect-combox.............................................................................................. 16 SpeechLine-microfoons en microfoontoebehoren.............................................. 17 Actieve SpeechLine-luidsprekers........................................................................... 17 Configuration Manager software........................................................................... 18
Installatiehandleiding
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten......................................19 SL TeamConnect CU1 - productoverzicht.............................................................. 20 SL TeamConnect CB1 - productoverzicht.............................................................. 21 De SL TeamConnect CU1 installeren...................................................................... 22 Een netwerkverbinding maken.............................................................................. 23 De SL TeamConnect CU1 aansluiten op een netwerk voor vaste telefonie......25 De SL TeamConnect CB1 verbinden met de SL TeamConnect CU1................... 26 De SL TeamConnect CB1 in een vergaderruimte installeren............................. 26 Gebruik van de GPIO-poort van de SL TeamConnect CB1.................................. 27 Computeraansluiting................................................................................................ 28 Een headset of een bedrijfstelefoon aansluiten................................................. 28 De SL TeamConnect CU1 verbinden met een mediasysteem............................ 29 Microfoons aansluiten.............................................................................................. 30 Extra audioapparaten aansluiten........................................................................... 30 Audio-uitgangssignalen aansluiten...................................................................... 31 Voorbereiding van de stickers Beknopte handleiding en Vergaderruimte voor de gebruiker........................................................................ 32 De Configuration Manager-software..................................................................... 33 De Configuration Manager-software installeren............................................. 33 Een computer aansluiten om het systeem te configureren.......................... 33 Naar de Configuration Manager software navigeren..................................... 35 De SL TeamConnect CU1 configureren............................................................... 38 Microfooninstellingen configureren................................................................... 39 Instellingen voor audiobewerking configureren............................................. 41 Instellingen voor inkomende lijn configureren................................................ 42 Instellingen voor de audio-uitgang configureren........................................... 43 Instellingen voor een telefonische vergadering configureren...................... 44 Instellingen van de SL TeamConnect CB1 configureren................................. 46 Communicatie-instellingen configureren.......................................................... 47 Gebruik van de Device Toolbox........................................................................... 48 Gebruik van de Mixer Console............................................................................. 51 Gebruik van presets.............................................................................................. 53 Componenten van TeamConnect schoonmaken en onderhouden.....................54 Specificaties................................................................................................................55 Verklaringen van de fabrikant.................................................................................58
TeamConnect | 3
Inhoud
4 | TeamConnect
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Lees deze aanwijzingen zorgvuldig door. Neem deze aanwijzingen in acht. Let op alle waarschuwingen. Volg alle aanwijzingen op. Gebruik het apparaat niet in de buurt van water. Alleen met een droge doek schoonmaken. Dek ventilatieopeningen nooit af. U moet het apparaat in overeenstemming met de fabrieksaanwijzingen installeren. 8. U mag het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen plaatsen, zoals bijv. radiatoren, warmte-elementen, ovens of andere apparaten (incl. versterkers) die warmte produceren. 9. Bescherm de netkabel tegen overheen lopen of beknelling, in het bijzonder bij stekkers, stopcontacten en het punt waarop de kabel uit het apparaat komt. 10. Maak alleen gebruik van aansluitingen/toebehoren, die door de fabrikant zijn aangegeven. 11. Gebruik alleen in combinatie met de kar, standaard, driepoot, beugel of tafel zoals door de fabrikant is aangegeven, of waarmee het apparaat is verkocht. Wanneer een kar wordt gebruikt, moet u voorzichtig zijn, indien u de combinatie kar/apparaat verplaatst, om letsel door kantelen te voorkomen. 12. Trek bij onweer en indien het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt, de stekker uit het stopcontact. 13. Laat alle onderhoud door gekwalificeerd onderhoudspersoneel uitvoeren. Onderhoud is noodzakelijk indien het apparaat op enigerlei wijze is beschadigd, bijv. doordat de netkabel of stekker is beschadigd, vloeistof is gemorst of voorwerpen in het apparaat zijn gevallen, of het apparaat is blootgesteld aan regen of vocht, niet normaal werkt, of is gevallen. 14. Trek de stekker uit het stopcontact om het apparaat los te koppelen van de voeding. 15. Waarschuwing: Om het risico van een elektrische schok te verminderen, mag dit apparaat niet aan regen of vocht worden blootgesteld. 16. Stel het apparaat niet bloot aan waterdruppels of spatten en plaats geen voorwerpen gevuld met vloeistof, bijvoorbeeld een vaas, op het apparaat. 17. De stekker van het netsnoer moet altijd in correcte staat verkeren. 18. Zorg dat de stekker • correct in het stopcontact is gestoken, • alleen binnen het toegestane temperatuurbereik wordt ingestoken (zie „Specificaties”) • niet wordt afgedekt of gedurende langere periodes aan direct zonlicht wordt blootgesteld, om oververhitting te voorkomen. 19. De voeding moet goed toegankelijk zijn, zodat het apparaat snel kan worden losgekoppeld van de voeding (AC). 20. Probeer in geen geval de voeding zelf te onderhouden. Door het openen of verwijderen van afdekkingen kunt u aan gevaarlijke spanning worden blootgesteld en verliest de garantie zijn geldigheid.
TeamConnect | 5
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
Gevaar voor brand door overbelasting U mag stopcontacten en verlengkabels niet overbelasten aangezien dat brand en elektrische schokken kan veroorzaken. Gevaar voor gehoorbeschadiging door hoge volumes Dit product wordt gebruikt voor commerciële doeleinden. Commercieel gebruik is onderworpen aan regels en regelgeving van de verantwoordelijke branche organisatie. Sennheiser, in de hoedanigheid van fabrikant, is derhalve verplicht om mogelijke gevaren voor de gezondheid aan te geven, zoals die door het gebruik kunnen ontstaan. Het product kan geluidsdrukken van meer dan 85 dB(A) genereren. 85 dB(A) is de geluidsdruk die overeenkomt met het maximaal toegestane volume waaraan uw gehoor volgens de wetgeving (in sommige landen) tijdens een werkdag mag worden blootgesteld. Het wordt gebruikt als uitgangspunt overeenkomstig de specificaties van de industriële geneeskunde. Hogere volumes of langere duur van de blootstelling kan uw gehoor beschadigen. Bij hogere volumes moet de duur worden ingekort om gehoorschade te voorkomen. De onderstaande gevolgen zijn duidelijke tekenen dat u gedurende langere tijd bent blootgesteld aan buitengewoon veel lawaai: • U hoort belletjes of fluittonen in uw oren. • U heeft de indruk (zelfs slechts gedurende een korte tijd) dat u niet langer hoge tonen kunt horen. Informeer alle operators hierover en vraag hen, indien nodig, om het volume op een gemiddeld niveau in te stellen. Reglementair gebruik Het reglementaire gebruik van het product omvat • het gebruik van het product voor professionele doeleinden, • dat deze gebruiksaanwijzing is gelezen en begrepen, in het bijzonder het hoofdstuk „Belangrijke veiligheidsaanwijzingen”, • het product wordt gebruikt binnen de gebruiksomstandigheden en begrenzingen zoals in deze gebruiksaanwijzing is vastgelegd. „Niet-reglementair gebruik” betekent dat het product anders wordt gebruikt dan in deze gebruiksaanwijzing is beschreven, of onder gebruiksomstandigheden die afwijken van omstandigheden die hierin zijn beschreven.
6 | TeamConnect
Inhoud van de verpakking
Inhoud van de verpakking 1 1 1 1 4 4 8 2 8 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1
hoofdunit SL TeamConnect CU1 combox SL TeamConnect CB1 aansluitkabel (EU, UK of US) voedingsadapter bevestingsschroeven voor rackinbouw rubber ringen voor de bevestingsschroeven bij rackinbouw 3-pins oranje terminalstekkers 3-pins groene terminalstekkers 3-pins zwarte terminalstekkers 6-pins zwarte terminalstekker kabel RJ-9 kabel RJ-11 kabels RJ-45 verlengsnoer RJ-45 USB-kabel beknopte handleiding sticker beknopte handleiding sticker vergaderruimte veiligheidshandleiding
Een lijst met alle toebehoren is opgenomen op de productpagina van TeamConnect onder www.sennheiser.com. Voor informatie over leveranciers kunt u het beste contact met uw lokale Sennheiser-partner opnemen: www.sennheiser.com > „Service & Support”
Deze gebruiksaanwijzing is verdeeld in twee delen: • Het eerste deel bevat een algemeen overzicht van het TeamConnect-systeem en maakt u vertrouwd met alle begrippen en onderdelen. Zie „De TeamConnectoplossing van Sennheiser” op pagina 8. • Het tweede deel bevat de installatiehandleiding met gedetailleerde informatie over de installatie, aansluiting en configuratie van de onderdelen van het TeamConnect-systeem. Zie „De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten” op pagina 19.
TeamConnect | 7
De TeamConnect-oplossing van Sennheiser
Introductie van het De TeamConnect-oplossing van Sennheiser systeem De Sennheiser-groep, met hoofdkantoor in Duitsland, is één van ’s werelds toonaangevende fabrikanten op het gebied van microfoons, hoofdtelefoons en draadloze overdrachtssystemen. Wij creëren nu al de audiowereld van morgen – dat is de uitdaging die wij en ons bedrijf iedere dag opnieuw aangaan. Deze visie moet duidelijk maken wat wij gezamenlijk hopen te bereiken. De basis daarvoor ligt uiteraard in ons verleden, in onze innovatieve cultuur en onze passie voor het allerbeste. Met TeamConnect heeft Sennheiser een professioneel, compleet audiosysteem voor vergaderruimtes ontwikkeld, waarin internet en de infrastructuur voor telefonische vergaderingen de hoofdrol spelen. Dankzij de verbeterde verstaanbaarheid zijn alle onderdelen van TeamConnect zoals microfoons en luidsprekers, exact op elkaar afgestemd. Met behulp van uw eigen apparaten zoals uw iPad of laptop, kunt u al direct met de vergadering beginnen. Alle noodzakelijke onderdelen worden geleverd door Sennheiser met maar één belangrijk doel: u regelt uw zaken, Sennheiser regelt de conversatie tijdens de vergaderingen.
8 | TeamConnect
Gebruik van het TeamConnect-systeem
Gebruik van het TeamConnect-systeem Het Sennheiser TeamConnect-systeem kan zowel voor telefonische vergaderingen als vergadertoepassingen via internet worden gebruikt. Bij telefonische vergaderingen werkt het systeem met een mobile dialer iOS App voor de iPad/iPhone of met een browser-based dialer voor computers (bijv. laptop, tablet, enz.). Met de dialer kunt u de telefoonverbinding maken en de audiosignalen van uw telefonische vergadering regelen. Voor internetvergaderingen heeft u een computer met vergadersoftware voor internet (bijv. WebEx, Skype, enz.) nodig waarmee u via een USB-aansluiting met de TeamConnect-combox in de vergaderruimte wordt verbonden. De combox is de audio-interface die nodig is om de audiosignalen van de internetvergadering met behulp van het TeamConnect-systeem te verwerken. Het is zelfs mogelijk om het TeamConnect-systeem tegelijkertijd voor telefonische en internetvergaderingen te gebruiken.
Beknopte handleiding van de TeamConnect In de vergaderruimte vindt u een beknopte handleiding over hoe u uw persoonlijke apparaat voor zowel telefonische als internetvergaderingen moet gebruiken. In de betreffende tekstvelden in de beknopte handleiding staat alle informatie die nodig is om een telefonische of internetvergadering te starten. Neem in geval van twijfel contact op met uw systeembeheerder.
TeamConnect | 9
Gebruik van het TeamConnect-systeem
Gebruik van het TeamConnect-systeem voor telefonische vergaderingen Voor telefonische vergaderingen wordt het TeamConnect-systeem gebruikt om de telefoonverbinding te maken en alle audiosignalen van de telefonische vergadering te verwerken. De mobile dialer iOS App of browser-based dialer wordt tevens voor de bediening van het TeamConnect-systeem gebruikt. U kunt de dialer voor het kiezen van het betreffende telefoonnummer en bediening van de audiosignalen van de vergadering gebruiken. De mobile dialer en browser-based dialer hebben dezelfde functies. Beide kunt u gebruiken om de betreffende vergaderruimte te kiezen, het telefoonnummer te kiezen of met de telefonische vergadering te beginnen.
Mobile dialer iOS App „TeamConnect” op iPad / iPhone
Om een telefonische vergadering met de mobile dialer iOS App te starten: Download de iOS App „TeamConnect” uit de app store en installeer deze op uw iPad/iPhone. U kunt de iOS App downloaden met de QR-code aan de linkerkant of via deze link: https://itunes.apple.com/app/teamconnect/id691162558 Of u kunt zoeken naar „Sennheiser TeamConnect” in de app store. XX Verbind uw iPad/iPhone via WLAN met het desbetreffende netwerk. XX
XX
10 | TeamConnect
Start de „TeamConnect” mobile dialer iOS App op uw iPad/iPhone.
Gebruik van het TeamConnect-systeem
XX
Selecteer de betreffende vergaderruimte in de „TeamConnect”-app.
XX
Log in de vergaderruimte in met het wachtwoord dat de systeembeheerder heeft toegekend.
XX Kies
een telefoonnummer of selecteer een nummer uit het TeamConnecttelefoonboek of het adresboek van uw iPad/iPhone voor de telefonische vergadering.
TeamConnect | 11
Gebruik van het TeamConnect-systeem
Browser-based dialer op de computer
Om een telefonische vergadering met een browser-based dialer te starten: XX
Verbind uw computer via WLAN of LAN met het desbetreffende netwerk.
XX
Open een webbrowser op uw computer. Vul in de adresbalk van de browser het adres van de vergaderruimte in. Het adres wordt toegekend door de systeembeheerder.
XX
Om de browser-based dialer te kunnen gebruiken moeten de opties Java Script en Cookies in uw webbrowser zijn ingeschakeld.
12 | TeamConnect
Gebruik van het TeamConnect-systeem
XX
Log in de vergaderruimte in met het wachtwoord dat de systeembeheerder heeft toegekend.
XX
Kies een telefoonnummer of selecteer een nummer uit het TeamConnect- telefoonboek om de telefonische vergadering te starten.
TeamConnect | 13
Gebruik van het TeamConnect-systeem
Gebruik van het TeamConnect-systeem voor internetvergaderingen Voor internetvergaderingen wordt het TeamConnect-systeem gebruikt om alle audiosignalen van de internetvergadering te verwerken. Voor de internetvergadering moet de software voor een internetvergadering (bijv. WebEx, Skype, etc.) op de computer geïnstalleerd zijn. De computer met de software voor internetvergaderingen wordt via de TeamConnect-combox in de vergaderruimte verbonden met het TeamConnect-systeem en vormt zo de audio-interface tussen computer en systeem.
Gebruik van het TeamConnect-systeem voor internetvergaderingen: XX
Verbind uw computer met behulp van een USB-kabel met de TeamConnectcombox. De TeamConnect-combox is in de vergaderruimte geïnstalleerd. TeamConnect Combox
Type B
Type A
De TeamConnect-combox wordt herkend als het USB-audioapparaat „Sennheiser TeamConnect” en wordt automatisch als een plug & play-audioapparaat op uw computer geïnstalleerd. XX Verbind uw computer met internet. XX Start de software voor de internetvergadering. XX Selecteer in deze software „Sennheiser TeamConnect” als audioapparaat voor inkomende en uitgaande audiosignalen. Alle audiosignalen van uw internetvergadering worden via het TeamConnectsysteem gegenereerd en gereproduceerd.
14 | TeamConnect
Gebruik van het TeamConnect-systeem
Het TeamConnect-systeem voor vergadertoepassingen in combinatie met mobiele telefoons of tablets gebruiken Een extra mogelijkheid om een telefonische of internetvergadering te kunnen starten is een willekeurige mobiele telefoon of tablet door middel van een 4-pins 3,5 mm-jackplug op de hoofdtelefoonaansluiting van de TeamConnect Combox aan te sluiten. Hiervoor heeft u een EasyDisconnect-adapter van Sennheiser nodig, van de 4-pins 3,5 mm-jackplug naar RJ-9, die als toebehoren verkrijgbaar is bij www.sennheiser.com. De vereiste EasyDisconnect-adapter bestaat uit onderstaande twee onderdelen:
CSTD 01 RJ-9 naar EasyDisconnect-adapter Artikelnummer: 005362 GSM-ADP-CBB01 EasyDisconnect naar 3,5 mm-jackplug adapter Artikelnummer: 502729
Om uw mobiele telefoon of tablet op de TeamConnect Combox aan te kunnen sluiten: XX Sluit
de RJ-9 verbinding van de EasyDisconnect-adapter aan op de HS-aansluiting van de TeamConnect Combox. CB1 TeamConnect Combox
EasyDisconnect RJ-9 XX
Sluit de 3,5 mm-jackplug van de EasyDisconnect-adapter aan op de 3,5 mmjackplug van uw mobiele apparaat. Alle audiosignalen van uw internetvergadering worden via het TeamConnectsysteem gegenereerd en gereproduceerd. Mogelijk worden sommige mobiele apparaten niet ondersteund en werken daarom niet goed in combinatie met het TeamConnect-systeem en de EasyDisconnect-adapter. Deze kabel ondersteunt geen Apple-producten.
TeamConnect | 15
De onderdelen van TeamConnect
De onderdelen van TeamConnect De onderstaande Sennheiser-onderdelen maken deel uit van of zijn compatibel met het TeamConnect-systeem.
TeamConnect CU (hoofdunit)
De TeamConnect CU (hoofdunit) is een automatisch mengsysteem voor de verwerking van inkomende audiosignalen (bijv. microfoons, telefoon audio, computer audio) en uitgaande signalen (bijv. luidsprekers) voor telefonische vergaderingen en vergadertoepassingen via internet. Alle onderdelen die voor het TeamConnect-systeem worden gebruikt zijn verbonden met de hoofdunit. Het heeft 10 audio-ingangskanalen voor maximaal 8 microfoons en 2 extra audioapparaten evenals 8 audio-uitgangskanalen. De netwerkaansluitingen en die voor vaste telefonie worden eveneens door de hoofdunit bepaald. Voor het gebruik van het TeamConnect-systeem hoeft u de hoofdunit niet rechtstreeks te bedienen. Het systeem werkt gewoon via uw eigen apparaat (bijv. tablet, smartphone of computer). D.w.z. nadat de systeembeheerder alle verbindingen heeft gemaakt, kan de hoofdunit permanent worden geïnstalleerd.
TeamConnect-combox
TeamConnect
De TeamConnect-combox is de audiointerface van het TeamConnect-systeem. De box wordt aangesloten op de hoofdunit en geïnstalleerd in de vergaderruimte. Hij wordt gebruikt om USBaudio en headset-audio over te dragen aan het TeamConnect-systeem.
Wanneer u uw computer gebruikt voor internetvergaderingen, heeft u de TeamConnect-combox nodig voor de verwerking van alle audiosignalen van de computer naar het TeamConnect-systeem. Een extra optie van de TeamConnect-combox is de mogelijkheid tot aansluiting van een telefoon-headset of een bedrijfstelefoon voor het verwerken van het audiosignaal van de headset of de bedrijfstelefoon in het TeamConnect-systeem.
16 | TeamConnect
De onderdelen van TeamConnect
SpeechLine-microfoons en microfoontoebehoren De SpeechLine-microfoonserie van Sennheiser bevat een grote verscheidenheid aan microfoons en microfoontoebehoren voor uiteenlopende toepassingen. De onderstaande SpeechLine-microfoons kunnen in combinatie met het TeamConnect-systeem worden gebruikt: MEB 102: inbouw-grensvlakmicrofoon (omnidirectioneel) MEB 104: inbouw-grensvlakmicrofoon (met directionele karakteristiek)
MEB 114: tafel-grensvlakmicrofoon (met directionele karakteristiek)
Zie voor meer informatie over de Sennheiser SpeechLine-microfoons en microfoontoebehoren de productpagina van de SpeechLine-microfoonserie onder www.sennheiser.com of de gebruiksaanwijzing van de SpeechLinemicrofoonserie.
Actieve SpeechLine-luidsprekers De Sennheiser SL-luidspreker 52 A is onderdeel van de SpeechLine-productreeks en is compatibel met de TeamConnect-oplossing. De luidspreker is ontwikkeld voor de allerbeste geluidskwaliteit en spraakverstaanbaarheid in vergaderomgevingen.
Zie voor meer informatie over de Sennheiser SL-luidspreker 52 A de productpagina onder www.sennheiser.com of de gebruiksaanwijzing van de luidspreker.
TeamConnect | 17
De onderdelen van TeamConnect
Configuration Manager software
De Configuration Manager software wordt gebruikt door de systeembeheerder voor het activeren en configureren van alle onderdelen van het TeamConnect-systeem. De software wordt niet gebruikt voor de bediening van het TeamConnectsysteem bij telefonische en internetvergaderingen. De Configuration Manager software is nodig voor de afstelling van de geïnstalleerde onderdelen. Zie voor meer informatie over het configureren van instellingen in de Configuration Manager software het hoofdstuk „De Configuration Manager software” op pagina 33.
18 | TeamConnect
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Installatie De TeamConnect-onderdelen installeren en handleiding aansluiten De installatiehandleiding is een apart onderdeel van deze gebruiksaanwijzing en bevat uitgebreide informatie over het installeren, aansluiten en configureren van de diverse onderdelen en apparaten van de TeamConnect-oplossing. De onderstaande afbeelding toont een schematisch overzicht van de onderdelen en aansluitingen van het TeamConnect-systeem. De onderdelen die oranje zijn weergegeven, moeten toegankelijk zijn voor de gebruiker in de vergaderruimte. De onderdelen in blauw vormen de infrastructuur van het systeem.
Vergaderruimte
Combox
Infrastructuur van het systeem
TeamConnect | 19
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
SL TeamConnect CU1 - productoverzicht Voorkant
1
2
3
1 AAN/UIT-status van de hoorn
4
Geeft aan of de telefoonlijn actief (blauw) of inactief (rood) is Geeft aan welke microfoonkanalen actief (blauw) of op mute (rood) geschakeld zijn Geeft de gemeten stroomsterkte aan van de uitgang zoals die gekozen is op het volumekanaal in de Configuration Manager software USB 2.0-poort voor aansluiting van een computer - alleen voor het configureren van de CU1 met de Configuration Manager software
2 MICROFOON-status 3 MEET-status 4 USB-poort
Achterkant
5
6
5 TELCO telefooninterface 6 RS-232-bedieningspoort 7 LAN RJ-45-bus 8 LINK IN RJ-45-bus 9 MIC / LINE IN ingangen 0 LINE IN ingangen A LINE OUT uitgangen B Voedingsadapter ingang
20 | TeamConnect
7
8
9
0
A
B
LIJN: RJ-11-bus voor aansluiting van de CU1 op een analoog vast telefoonnet SET: RJ-11-bus voor aansluiting op een analoge telefoonset voor de CU1 Bedieningspoort voor aansluiting van een mediasysteem van derden (bijv. AMX of Crestron) Ethernet-poort (10/100 Mbps) voor koppeling van de CU1 in een netwerk Link input voor aansluiting van de CB1 op de CU1 Audio-ingangsterminal voor microfoon en/of line level ingangen Audio-ingangsterminal alleen voor line leven ingangen Audio-uitgangsterminal 12 V DC 2,5 A
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
SL TeamConnect CB1 - productoverzicht Voorkant C
TeamConnect
C POWER-indicatielampje
Achterkant D
E
D CONTROL/STATUS logic port
E USB-poort
F HS RJ-9-bus
G LINK OUT RJ-45-bus
F
G
GPIO-poort voor het aansluiten van externe schakelaars of statusaanduidingen Zie voor meer informatie over de pintoewijzing op pagina 27. USB 2.0-poort voor het aansluiten van een computer op de CB1 om zo de audiosignalen van de computer met het TeamConnect-systeem te verwerken. Ingang voor het aansluiten van een telefoonheadset of headset-aansluiting van een bedrijfstelefoon op de CB1 Link-uitgang om de CB1 met een normale kabel uit Cat. 5 te verbinden met de link-ingang van de CU1.
TeamConnect | 21
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
De SL TeamConnect CU1 installeren Alle onderdelen van het TeamConnect-systeem die voor de inrichting van de vergaderruimte worden gebruikt, moeten met de hoofdunit SL TeamConnect CU1 worden verbonden. Nadat alle kabels zijn aangesloten kan de SL TeamConnect CU1 definitief geïnstalleerd worden. De gebruiker hoeft geen directe toegang tot de SL TeamConnect CU1 te hebben. De verdere configuratie en bediening wordt met behulp van de iPad/iPhone of computer uitgevoerd. Met de meegeleverde bevestigingsbeugels en schroeven kan de CU1 bovendien in een rack gemonteerd worden. WAARSCHUWING Gevaar voor verwondingen en materiële schade door onjuist verlegde kabels! XX Zorg ervoor, dat alle kabels naar het product zo zijn aangelegd, dat niemand erover kan struikelen en gewond raakt of schade aan het product of de kabels kan ontstaan. De SL TeamConnect CU1 aansluiten op de voedingsspanning Sluit de kabel van de voedingsadapter aan op de adapteringang B van de SL TeamConnect CU1. XX Verbind de hoofdkabel met de voedingsadapter. XX Steek de stekker van de hoofdkabel in het stopcontact. XX
De SL TeamConnect CU1 loskoppelen op de voedingsspanning XX
Trek de stekker van de hoofdkabel uit het stopcontact.
WAARSCHUWING Door ongeschikte kabels of stopcontacten kan het product beschadigd raken! Het product kan ook beschadigen door een onjuiste voedingsspanning. XX Gebruik alleen de meegeleverde kabel en voedingsadapter om het product op de voedingsspanning aan te sluiten. XX Gebruik uitsluitend multistekkerdozen of verlengsnoeren met geaarde contacten.
22 | TeamConnect
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Een netwerkverbinding maken U kunt de SL TeamConnect CU1 aansluiten op een bestaand netwerk of u kunt een apart draadloos netwerk installeren voor rechtstreekse toegang tot de SL TeamConnect CU1 bij telefonische of internetvergaderingen. Zodra de netwerkverbinding is gemaakt kan de mobile dialer iOS App „TeamConnect” of browser-based dialer tijdens vergaderingen voor de bediening van het systeem worden gebruikt. Het apparaat dat voor het kiezen wordt gebruikt, moet op hetzelfde netwerk als de SL TeamConnect CU1 zijn aangesloten. De SL TeamConnect CU1 aansluiten op een bestaand netwerk
Om de SL TeamConnect CU1 op een bestaand netwerk aan te sluiten: CU1
RJ-45 XX XX
RJ-45
Steek een RJ-45-kabel in de LAN-bus 7 van de SL TeamConnect CU1. Steek het andere uiteinde van de RJ-45-kabel in een netwerkbus van uw bestaande netwerk. Het IP-adres wordt automatisch via DHCP gegenereerd. De SL TeamConnect CU1 heeft een geïntegreerde DHCP-client voor de automatische IP-configuratie, die standaard is geactiveerd. Voor deze automatisch IP-configuratie moet het netwerk over een DHCP-server beschikken. De DHCP-client van de SL TeamConnect CU1 kan in de Configuration Manager software worden uitgeschakeld, zodat het IP-adres handmatig geconfigureerd kan worden (zie pagina 47). Neem in geval van twijfel contact op met uw systeembeheerder.
TeamConnect | 23
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Een afzonderlijk draadloos netwerk installeren Voor exclusieve toegang tot de SL TeamConnect CU1 kunt u een afzonderlijk draadloos netwerk installeren.
Om de SL TeamConnect CU1 op een WLAN-router aan te sluiten: CU1
LAN4
RJ-45
LAN3
LAN2
LAN1
RJ-45
Steek een RJ-45-kabel in de LAN-bus 7 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek het andere uiteinde van de RJ-45-kabel in een netwerkbus van de WLAN-router. Nu heeft u vanaf een iPad/iPhone of computer draadloos toegang tot de SL TeamConnect CU1.
XX
Voor informatie over de configuratie van de WLAN-router verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van de WLAN-router.
24 | TeamConnect
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
De SL TeamConnect CU1 aansluiten op een netwerk voor vaste telefonie Voor telefonische vergaderingen moet de SL TeamConnect CU1 de telefonische verbinding maken. Daarvoor moet het worden aangesloten op een vast, analoog telefoonnet. De SL TeamConnect CU1 beschikt ook over de mogelijkheid tot aansluiting op een analoge telefoonset. De SL TeamConnect CU1 aansluiten op een analoge telefoonlijn Om de SL TeamConnect CU1 aan te sluiten op een vast, analoog telefoonnet: CU1
RJ-11
RJ-11
Steek een RJ-11-kabel in de LINE-bus van de TELCO-telefooninterface 5 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek het andere uiteinde van de RJ-11-kabel in het telefoonstopcontact in de muur. De SL TeamConnect CU1 is aangesloten op het vaste, analoge telefoonnet. Voor telefonische vergaderingen kan de mobile dialer iOS App „TeamConnect” of browser-based dialer voor het kiezen van het nummer worden gebruikt. XX
Een telefoonset op de SL TeamConnect CU1 aansluiten Voor het aansluiten van een telefoonset op de SL TeamConnect CU1: CU1
RJ-11
RJ-11
Steek een RJ-11-kabel in de SET-bus van de TELCO-telefooninterface 5 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek het andere uiteinde van de RJ-45-kabel in de betreffende bus van de telefoonset. XX
De aangesloten telefoonset kan niet als vervanging van de mobile dialer iOS App „TeamConnect” of browser-based dialer worden gebruikt. Met een aangesloten telefoonset kunt u geen telefonische vergadering bijwonen. U kunt deze alle gebruiken voor privégesprekken.
TeamConnect | 25
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
De SL TeamConnect CB1 verbinden met de SL TeamConnect CU1 De SL TeamConnect CB1 is de audio-interface van het TeamConnect-systeem. Deze moet in de vergaderruimte geïnstalleerd worden. De gebruiker kan bij gebruik van het TeamConnect-systeem een computer aansluiten voor het verwerken van audiosignalen van internetvergaderingen. De SL TeamConnect CB1 kan tevens worden gebruikt voor het aansluiten van een telefoon-headset of headset-aansluiting van een bedrijfstelefoon voor telefonische vergaderingen. De SL TeamConnect CB1 wordt met behulp van een standaard Cat. 5 RJ-45-kabel aangesloten op de SL TeamConnect CU1. Om de SL TeamConnect CB1 met de SL TeamConnect CU1 te verbinden: CB1
CU1
RJ-45
RJ-45
Steek een RJ-45-kabel in de LINK OUT-bus G van de SL TeamConnect CB1. XX Steek het andere uiteinde van de RJ-45-kabel in de LINK IN-bus 8 van de SL TeamConnect CU1. De SL TeamConnect CB1 is nu verbonden met de SL TeamConnect CU1 en kan voor de aansluiting op een computer of headset worden gebruikt.
XX
De SL TeamConnect CB1 in een vergaderruimte installeren TeamConnect
De SL TeamConnect CB1 moet zo in een vergaderruimte worden geïnstalleerd, dat de gebruiker gemakkelijk toegang heeft en zijn eigen computer kan aansluiten. Wij adviseren om de SL TeamConnect CB1 met de drie bevestigingsbeugels van de SL TeamConnect CB1 onder de tafel in de vergaderruimte te monteren.
26 | TeamConnect
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Gebruik van de GPIO-poort van de SL TeamConnect CB1 De SL TeamConnect CB1 heeft een GPIO-poort waarop u externe schakelaars of statusaanduidingen voor de bediening of aanduiding van de mute-status van de microfoon kunt aansluiten of de telefoonlijn kunt openen of sluiten. Pintoewijzing van de GPIO-poort Zie de onderstaande pintoewijzing voor het aansluiten van schakelaars of statusaanduidingen: Pin
Toewijzing
Functie
Pin 1
Microfoon op mute schakelen (3,3 V; intern 10 kΩ pull-up weerstand)
Master-mute-functie voor alle microfoons
Mute-status microfoon (open collector)
Status van de master-mute-functie
Pin 2
• schakelt bij dalende flank • uitgangsvolume = laag mute
Pin 3
AAN/UIT zetten telefoonhoorn Opent of sluit de telefoonlijn (3,3 V; intern 10 kΩ pull-up • schakelt bij dalende flank weerstand)
Pin 4
AAN/UIT-status van de telefoonhoorn (open collector)
Pin: 6 5 4 3 2 1
Geeft de status van de telefoonlijn door • uitgangsvolume = laag actief gesprek
Pin 5
5 V DC (tot max. 40 mA)
Voeding
Pin 6
Massa
Massa
Gebruik van de GPIO-poort in combinatie met Sennheiser-apparaten Sommige Sennheiser SpeechLine-microfoons hebben tevens logic-poorten die op de GPIO-poort van de SL TeamConnect CB1 kunnen worden aangesloten. Daarmee kan de master-mute-functie bediend en de mute-status direct op de microfoon aangegeven worden. Voor informatie over het aansluiten van SpeechLine-microfoons verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van de SpeechLinemicrofoonserie. Gebruik van de GPIO-poort in combinatie met apparaten van derden Indien u gebruik maakt van apparaten van derden verzoeken wij u om onderstaande bedrading in acht te nemen:
Mute Mute
5V
TelefoonHook hoorn
6 5 4 3 2 1
Status teleHook status foonhoorn
10 kΩ
10 kΩ
Mute status Mute-status
TeamConnect | 27
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Computeraansluiting Voor internetvergaderingapplicaties kan de gebruiker het TeamConnect-systeem gebruiken voor de verwerking van de audiosignalen van de internetvergadering. Daarvoor moet de computer verbonden zijn met de SL TeamConnect CB1, die in de vergaderruimte is geïnstalleerd. Een computer verbinden met de SL TeamConnect CB1: CB1
Type B
Type A
Steek de type B-stekker van de USB-kabel in de USB-poort E van de SL TeamConnect CB1. XX Steek de type A-stekker van de USB-kabel in een USB-poort op de computer. De SL TeamConnect CB1 wordt herkend als een USB-audioapparaat en weergegeven als „Sennheiser TeamConnect”. Er is geen extra USB-driver vereist. XX
Een headset of een bedrijfstelefoon aansluiten Een extra optie van de SL TeamConnect CB1 is de mogelijkheid tot aansluiting van een telefoon-headset of een bedrijfstelefoon. Een headset verbinden met de SL TeamConnect CB1: CB1
RJ-9
RJ-9
XX Steek
de RJ-9-kabel van de headset in de HS RJ-9-bus F van de SL TeamConnect CB1.
Een bedrijfstelefoon verbinden met de SL TeamConnect CB1: XX Steek
de RJ-9-kabel in de HS RJ-9-bus F van de SL TeamConnect CB1. XX Steek het andere uiteinde van de kabel in de headset-bus van de bedrijfs telefoon. Het audiosignaal van de bedrijfstelefoon wordt verwerkt in het TeamConnectsysteem. Zo kan de bedrijfstelefoon dus voor het bellen worden gebruikt. Daarvoor moet deze natuurlijk wel met een telefoonlijn of systeem verbonden zijn. Bij sommige headsets of bedrijfstelefoons is een configuratie van de pintoewijzing vereist. Deze instellingen worden uitgevoerd in het COM Settings-configuratievenster van de Configuration Manager software (zie pagina 46). Zie de gebruiksaanwijzing van de headset of bedrijfstelefoon voor meer informatie. 28 | TeamConnect
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
De SL TeamConnect CU1 verbinden met een mediasysteem
CU1
Het TeamConnect-systeem kan evt. worden gebruikt met mediasystemen van andere fabrikanten (bijv. AMX, Crestron, enz.). De SL TeamConnect CU1 kan via een seriële aansluiting op de RS-232-poort van de SL TeamConnect CU1 of via een netwerkverbinding worden verbonden met een mediasysteem. Voor de netwerkaansluitingen wordt het Telnet-protocol gebruikt. De SL TeamConnect CU1 door middel van een seriële aansluiting met een mediasysteem verbinden: Steek een RJ-232-kabel in de RS-232-poort 6 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek het andere uiteinde van de RS-232-kabel in de betreffende poort van het mediasysteem. XX
De SL TeamConnect CU1 door middel van een netwerkaansluiting met een media systeem verbinden: XX
Sluit het mediasysteem aan op hetzelfde netwerk als de SL TeamConnect CU1 (zie pagina 23). Zie voor meer informatie over het mediasysteem de gebruiksaanwijzing van het betreffende systeem of de productpagina van de betreffende fabrikant.
TeamConnect Media Control Protocol Een lijst met vereiste commando’s voor het gebruik van de SL TeamConnect CU1 in combinatie met een mediasysteem is opgenomen in het TeamConnect Media Control Protocol document „TeamConnect_Media_Control_Protocol.pdf” op de TeamConnect productpagina onder www.sennheiser.com.
TeamConnect | 29
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Microfoons aansluiten
CU1
Er kunnen maximaal 8 microfoons op de oranje MIC / LINE IN-terminal van de SL TeamConnect CU1 worden aangesloten. Voor de bevestiging van de microfoonkabels heeft u de meegeleverde terminalstekkers nodig. Een microfoon op de SL TeamConnect CU1 aansluiten: Verwijder de isolatiemantel aan het uiteinde van de microfoonkabel. XX Bevestig de drie draden aan de terminalstekker en houd daarbij rekening met de juiste pintoewijzing (zie de afbeelding links). XX Steek de terminalstekker in een van de 8 kanalen van de MIC / LINE IN-terminal 9 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek de XLR-stekker aan het andere uiteinde van de microfoonkabel in de microfoon. XX
U kunt ook lijnbronnen met de MIC / LINE IN-terminal verbinden. Voor lijnbronnen moeten de versterkingsinstellingen op de ingang worden afgesteld in de Configuration Manager software (zie „Microfooninstellingen configureren” op pagina 39). De microfoons in de vergaderruimte installeren Voor het beste resultaat bij telefonische of internetvergaderingen moeten de Sennheiser SpeechLine-microfoons die voor het TeamConnect-systeem worden gebruikt in de vergaderruimte geïnstalleerd of geplaatst worden. De microfoons in de vergaderruimte installeren: XX
Zie de installatieaanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de SpeechLinemicrofoonserie.
Audio-instellingen van de aangesloten microfoon configureren: XX
Zie „Microfooninstellingen configureren” op pagina 39. Zie voor meer informatie over de Sennheiser SpeechLine-microfoons de gebruiksaanwijzing van de SpeechLine-microfoonserie of de productpagina onder www.sennheiser.com.
Extra audioapparaten aansluiten
CU1
Op de groene LINE IN ingangsterminal van de SL TeamConnect CU1 kunnen extra audioapparaten worden aangesloten. Dit kunnen bijvoorbeeld de audiosignalen van een videovergadersysteem of DVD-speler in de vergaderruimte zijn. Voor de bevestiging van de audiokabels heeft u de meegeleverde terminalstekkers nodig. Een extra audioapparaat op de SL TeamConnect CU1 aansluiten: Verwijder de isolatiemantel aan het uiteinde van de audiokabel. XX Bevestig de drie draden aan de terminalstekker en houd daarbij rekening met de juiste pintoewijzing (zie de afbeelding links). XX Steek de terminalstekker in een van de twee kanalen van de LINE IN-terminal 0 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek de stekker aan het andere uiteinde van de audiokabel in de betreffende terminal van het extra audioapparaat. XX
Bij niet uitgebalanceerde lijnbronnen moeten het negatieve contact en het aardingscontact worden overbrugd. Zie de gebruiksaanwijzing van het audioapparaat voor informatie over het extra audioapparaat. 30 | TeamConnect
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Audio-uitgangssignalen aansluiten
CU1
De zwarte LINE OUT-terminal van de SL TeamConnect CU1 is voorzien van 8 uitgangskanalen voor het aansluiten van audio-uitgangssignalen (bijv. actieve luidsprekers of andere audioapparaten). Een audio-uitgangssignaal op de SL TeamConnect CU1 aansluiten: Verwijder de isolatiemantel aan het uiteinde van de audiokabel. XX Bevestig de drie draden aan de terminalstekker en houd daarbij rekening met de juiste pintoewijzing (zie de afbeelding links). XX Steek de terminalstekker in een van de 8 kanalen van de LINE OUT-terminal A van de SL TeamConnect CU1. XX Steek de stekker aan het andere uiteinde van de audiokabel in de betreffende terminal of bus van de actieve luidspreker of het audioapparaat. XX
TeamConnect | 31
De TeamConnect-onderdelen installeren en aansluiten
Voorbereiding van de stickers Beknopte handleiding en Vergaderruimte voor de gebruiker De beknopte handleiding die bij het product wordt geleverd moet als leidraad in de vergaderruimte worden opgehangen om zo de gebruiker bij het opstarten van het TeamConnect-systeem voor de telefonische of internetvergadering te helpen. De Beknopte handleiding is verkrijgbaar in twee uitvoeringen: op papier of als een sticker. De sticker Vergaderruimte is een kortere versie van de beknopte handleiding en bevat alleen tekstvelden met informatie voor het netwerk en de vergaderruimte zonder afbeeldingen. XX
Vul de onderstaande informatie in het betreffende tekstveld van de Beknopte handleiding en de sticker Vergaderruimte in: Tekstveld
In te vullen informatie
Network Name
XX
Geeft de naam van het netwerk aan waarop de SL TeamConnect CU1 is aangesloten.
Room Name
XX
Geeft de naam van de vergaderruimte voor de mobile dialer iOS App aan. De naam van de vergaderruimte kan worden vastgelegd in het configuratievenster Communication Settings van de Configuration Manager software (zie pagina 47).
Room Password
XX
Geeft het wachtwoord van de ruimte voor de mobile dialer iOS App en browser-based dialer aan. Het standaardwachtwoord is Sennheiser. Het wachtwoord kan in het configuratievenster Communication Settings van de Configuration Manager software worden gewijzigd (zie pagina 47).
Link
XX
Verwijst naar het adres van de vergaderruimte voor de browser-based dialer. Het adres is http:// gevolgd door de naam van het apparaat zoals vastgelegd in het configuratievenster Communication Settings van de Configuration Manager software (zie pagina 47).
De sticker Vergaderruimte mag alleen worden gebruikt als de gebruiker inmiddels weet hoe het TeamConnect-systeem werkt. Als de gebruiker nog niet weet hoe het TeamConnect-systeem werkt, moet hij de Beknopte handleiding gebruiken om het systeem te starten.
32 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
De Configuration Manager-software De Configuration Manager-software kan onder www.sennheiser.com worden gedownload.
De Configuration Manager-software installeren Voor de installatie en het gebruik van de Configuration Manager-software, moet u op de computer over rechten als systeembeheerder beschikken. Indien u geen rechten als systeembeheerder heeft, kan de software niet geïnstalleerd of gebruikt worden. De software installeren: Ga naar de map waar u de gedownloade software hebt opgeslagen en dubbelklik op Setup.exe. De installatie-wizard wordt gestart. XX Volg de stappen in de installatie-wizard. De Configuration Manager-software en de USB-driver voor de SL TeamConnect CU1 worden geïnstalleerd. XX
De Configuration Manager-software is compatibel met Windows XP, Windows Vista, Windows 7 en Windows 8.
Een computer aansluiten om het systeem te configureren Voor de configuratie van het TeamConnect-systeem met de Configuration Manager software moet u de computer waarop de Configuration Manager software is geïnstalleerd met de SL TeamConnect CU1 worden verbonden. Er zijn drie mogelijkheden om de computer met de SL TeamConnect CU1 te verbinden: • Via de USB-poort aan de voorkant van de SL TeamConnect CU1 • Via de RS-232-poort aan de achterkant van de SL TeamConnect CU1 • Door middel van een ethernet-verbinding.
TeamConnect | 33
De Configuration Manager-software
De computer via USB met de SL TeamConnect CU1 verbinden Om de computer via USB met de SL TeamConnect CU1 te verbinden: Installeer de Configuration Manager software op uw computer, zodat de USB-driver voor de SL TeamConnect CU1 op uw computer geïnstalleerd is. XX Steek de type B-stekker van de USB-kabel in de USB-poort 4 aan de voorkant van de SL TeamConnect CU1. XX Steek de type A-stekker van de USB-kabel in een USB-poort op uw computer. XX
CU1
Type B
Type A
De SL TeamConnect CU1 wordt herkend als een SUB-apparaat op uw computer en de USB-driver wordt geïnstalleerd. De SL TeamConnect CU1 is beschikbaar in de Configuration Manager software. CU1
De computer via een seriële kabel met de SL TeamConnect CU1 verbinden Om uw computer via de RS-232-poort met de SL TeamConnect CU1 te verbinden: Installeer de Configuration Manager software op uw computer. Steek een RJ-232-kabel in de RS-232-poort 6 van de SL TeamConnect CU1. XX Steek het andere uiteinde van de kabel in de seriële poort van uw computer. De SL TeamConnect CU1 is beschikbaar in de Configuration Manager software. XX XX
De computer via een Ethermet-aansluiting met de SL TeamConnect CU1 verbinden Om de computer via ethernet met de SL TeamConnect CU1 te verbinden: Sluit uw computer aan op hetzelfde netwerk als de SL TeamConnect CU1 (zie pagina 23). XX Selecteer in de Configuration Manager software de SL TeamConnect CU1. XX Vul desgevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord in. De standaardgebruikersnaam is Admin en het standaardwachtwoord is Sennheiser. In het configuratievenster Communication Settings van de Configuration Manager software kunnen gebruikersnaam en wachtwoord worden gewijzigd (zie pagina 47). XX
Als uw computer via USB of RS-232 is aangesloten, heeft u in the Configuration Manager software direct toegang tot de SL TeamConnect CU1. Alleen wanneer u computer is aangesloten via ethernet wordt gevraagd of u de gebruikersnaam en het wachtwoord wilt invoeren voordat de verbinding wordt gemaakt. U kunt maar een verbinding tegelijkertijd maken.
34 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
Naar de Configuration Manager software navigeren Voor de installatie en het gebruik van de Configuration Manager software, moet u op de computer over rechten als systeembeheerder beschikken. Indien u geen rechten als systeembeheerder heeft, kan de software niet geïnstalleerd of gebruikt worden. Nadat de Configuration Manager software is gestart, verschijnt het startscherm.
Voor het navigeren in de Configuration Manager software zijn de onderstaande elementen van belang: Connections-lijst De Connections lijst wordt automatische gegenereerd en toont alle SL TeamConnect CU1 apparaten die in het netwerk of subnetwerk beschikbaar zijn. Aan het symbool van iedere SL TeamConnect CU1 in de Connectionslijst kunt u het desbetreffende type aansluiting herkennen (USB, RS-232 of ethernet). Onder het symbool wordt de apparaatnaam van de SL TeamConnect weergegeven De configuratie op een SL TeamConnect CU1 starten: XX
Klik op het symbool van de betreffende SL TeamConnect CU1 in de Connectionslijst. Het configuratiescherm van de geselecteerde SL TeamConnect CU1 verschijnt. Zie voor uitgebreide informatie over de configuratie van de SL TeamConnect CU1 onder „De SL TeamConnect CU1 configureren” op pagina 38.
Device Toolbox De Device Toolbox bevat audio-instellingen voor de Sennheiser SpeechLinemicrofoons en biedt de mogelijkheid vooraf audio-instellingen voor andere gebruikelijke audioapparaten zoals luidsprekers, versterkers, geluidskaarten e.d. te maken en te bewerken. Zie voor uitgebreide informatie over het gebruik van de Device Toolbox onder „Gebruik van de Device Toolbox” op pagina 48.
TeamConnect | 35
De Configuration Manager-software
Statusaanduidingen De statusaanduidingen onderaan het venster geven de volgende informatie.
Statusaanduiding
Status
Communications
Geeft aan of een SL TeamConnect CU1 via USB, RS-232 of ethernet is aangesloten of niet is aangesloten.
Telephone In Use
Geeft aan dat de telefoonlijn bezet is.
Mic / Mute Gating
Geeft aan dat een microfoonkanaal op mute geschakeld is of open staat.
Menubalk De menubalk verleent toegang tot de onderstaande menu’s en instellingen: File-menu Optie New File
Open File Save File Save File As Import File
Instellingen Creëert een nieuw configuratiebestand (bestandsextensie: .CU1). Bij deze optie wordt een nieuw configuratiescherm geopend. Er hoeft geen SL TeamConnect CU1 aangesloten te zijn. De instellingen kunnen offline geconfigureerd en dan later in een aangesloten SL TeamConnect CU1 geïmporteerd worden. Opent een bestaand configuratiebestand (.CU1). Slaat de actuele configuratie-instellingen als configuratiebestand (.CU1) op uw computer op. Slaat de actuele configuratie-instellingen als nieuw configuratiebestand (.CU1) op uw computer op. Importeert een configuratiebestand in de op dat moment aangesloten SL TeamConnect CU1. Gebruik deze optie als de configuratie-instellingen offline geconfigureerd zijn en in een aangesloten SL TeamConnect CU1 geïmporteerd moeten worden.
Exit
Configuration Preset-menu Dit menu is alleen beschikbaar in de menubalk als het configuratiescherm geopend is. Optie
Instellingen
Save Current Slaat de actuele configuratie-instellingen in één van de Configuration As vier preset-slots op. Preset Het menu is alleen beschikbaar indien een configuratiescherm geopend is. Zie voor meer informatie over het gebruik van voorinstellingen in hoofdstuk „Gebruik van presets” op pagina 53. 36 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
Optie
Instellingen
Run Preset 1
Behoort bij de opgeslagen Preset 1
Run Preset 2
Behoort bij de opgeslagen Preset 2
Run Preset 3
Behoort bij de opgeslagen Preset 3
Run Preset 4
Behoort bij de opgeslagen Preset 4
Tools-menu Optie
Instellingen
Network Find
Opent een dialoogvenster waarmee via de netwerknaam of het IP-adres naar een SL TeamConnect CU1-apparaat kan worden gezocht.
Phonebook Edit
Opent het Phonebook van de SL TeamConnect CU1. De telefoonnummers in het Phonebook zijn toegankelijk via de mobile dialer en browser-based dialer.
Regional Settings
Opent een menu voor de configuratie van de plaatselijke tijd en tijdzone.
Logbestand events
Opent de Event Log met een gebruikersgedefinieerde record van gebeurtenissen zoals wachtwoorden, telefoonnummers, herstarts en storingen. De geselecteerde gebeurtenissen worden gevolgd en opgeslagen in een lijst in de Event Log.
Firmware Loader Voor het updaten van de firmware van de SL TeamConnect CU1. Edit Device List
Opent de Device Toolbox Editor (zie pagina 48).
TeamConnect Combox Updater
Voor het updaten van de firmware van de SL TeamConnect CB1.
Help-menu Optie
Instellingen
Help
Opent de software-helpfunctie.
About
Opent de fabrieksinformatie van de Configuration Manager software.
Help Language
Selecteert de taal van de software-helpfunctie.
De helpfunctie kan ook altijd worden geopend met de F1-toets op het toetsenbord van de computer.
TeamConnect | 37
De Configuration Manager-software
De SL TeamConnect CU1 configureren De audio- en communicatie-instellingen van een SL TeamConnect CU1 zijn afgesteld in het configuratiescherm van de desbetreffende SL TeamConnect CU1. Configuratiescherm van een SL TeamConnect CU1 openen: XX
Klik op het symbool van de betreffende SL TeamConnect CU1 in de Connectionslijst. Het configuratiescherm van de geselecteerde SL TeamConnect CU1 verschijnt.
De onderstaande configuratiemenu’s zijn beschikbaar:
XX
Configuratiemenu
Instellingen
Mics
Configureert de ingangskanalen van de microfoons (MIC / LINE IN-terminal van de SL TeamConnect CU1).
Processing
Configureert extra audiokanalen
Inputs
Configureert de ingangskanalen van de telefoonlijn (LINE IN-terminal van de SL TeamConnect CU1).
Outputs
Configureert de uitgangskanalen (LINE OUT-terminal van de SL TeamConnect CU1).
Telco
Configureert de instellingen voor de telefonische vergadering
COM Settings
Configureert de SL TeamConnect CB1 voor USB audio- en telefoon-headsets
Communications
Configureert het netwerk en instellingen voor de seriële aansluiting
Mixer Console
Koppelt de audiosignalen van de ingangen aan de betreffende uitgangen
Presets
Slaat de actuele configuratie-instellingen in één van de vier preset-slots op.
Klik op het betreffende symbool in het configuratiescherm voor de respectievelijke instellingen. U kunt de instellingen eveneens configureren zonder dat een SL TeamConnect CU1 is aangesloten. Het configuratiescherm wordt geopend door op File New File in de menubalk te klikken (zie „Menubalk” op pagina 36 voor meer informatie).
38 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
Microfooninstellingen configureren De audio-instellingen van microfoons en audioapparaten die zijn aangesloten op de oranje MIC / LINE IN-terminal van de SL TeamConnect CU1 worden in de Mics-omgeving van het configuratiescherm geconfigureerd. Microfooninstellingen configureren: XX
Klik op het Mics-symbool in het configuratiescherm. Het Mic Settings-configuratievenster wordt geopend.
Het Mic Settings-configuratievenster heeft vier tabs waarmee u de volgende instellingen kunt uitvoeren: Level tab Optie
Instellingen
Make / Model
Geeft aan of een apparaat van de Device Toolbox wordt gebruikt (zie pagina 48).
Coarse Gain / Fine Gain
Stelt de signaalversterking op de gekozen ingang in.
P Pwr
Activeert/deactiveert de fantoomvoeding van de gekozen ingang.
Mute
Schakelt de gekozen ingang op mute.
ALC
Activeert/deactiveert de automatisch niveauregeling voor de gekozen ingang.
Processing tab Optie
Instellingen
System Settings
Maakt de configuratie van referentie-uitgangen voor de akoestische echo-onderdrukking (Virtual Ref-kanalen in de Mixer Console, zie pagina 51) en voor de PA Adaptive-modus van de gating-configuratie mogelijk (zie de onderstaande Gating tab).
PTT
Maakt de configuratie mogelijk van de Push-To-Talkmodus van de microfoon die op de gekozen ingang is aangesloten.
NLP
Configureert de non-lineaire verwerkingsopties
Filter
Activeert en configureert een audiofilter voor de gekozen ingang. TeamConnect | 39
De Configuration Manager-software
Gating tab Optie
Instellingen
Max Number of Microphones
Definieert het maximale aantal microfoons die gelijktijdig actief zijn.
Gate Mode
• Auto (standaard): Gating is afhankelijk van het maximale aantal microfoons. • Man On: Zet het kanaal open. Het audiosignaal is permanent aan. Het kanaal berekent het maximale aantal microfoons. • Man Off: Zet het kanaal uit. Het audiosignaal wordt afgezwakt door het gespecificeerde Off Attn niveau. • Override On: Zet het kanaal open. Het audiosignaal is permanent aan. Het kanaal berekent het maximale aantal microfoons niet. Dat wil zeggen dat deze microfoon altijd actief is. • PA Adaptive: Het audioniveau van de onder System Settings in de Processing tab gespecificeerde uitgang (zie de bovenstaande Processing tab) wordt gebruikt als referentie-audioniveau waarbij de microfoon niet open is gezet.
Gate Ratio
Definieert hoeveel luider het audioniveau van de microfoon moet zijn in vergelijking met het audioniveau uit de omgeving voordat het kanaal automatisch open wordt gezet als Auto is geselecteerd. De standaardwaarde is 15 dB.
Hold Time
Definieert hoelang het kanaal open blijft nadat het audioniveau tot onder de gespecificeerde Gate Ratio is gedaald. De standaardwaarde is 0,3 seconden.
Off Attn
Definieert de verzwakking van het audiosignaal als het kanaal wordt gesloten. De standaardwaarde is 12 dB.
Decay Rate
Definieert hoe snel het audiosignaal na de gespecificeerde Hold Time wordt uitgeschakeld. De standaardwaarde is Medium.
Chairman Override
Activeert de inschakelprioriteit van de geselecteerde microfoon boven een andere microfoon. Indien een microfoon met Chairman Override open wordt gezet, zullen alle microfoons die geen Chairman Override hebben, worden uitgezet.
AEC Meter tab (akoestische echo-onderdrukking)
XX
40 | TeamConnect
Optie
Instellingen
Echo Return Loss (ERL)
Geeft het verschil aan tussen het niveau van het referentiesignaal en het ingangsniveau ten opzichte van de echo-onderdrukking
Echo Return Loss Enhancement (ERLE)
Geeft het verschil aan van het verlies door de echoonderdrukking en de non-lineaire bewerkingsketen.
Total Echo
Geeft de totale ERL- en ERLE-reductie aan.
Open de betreffende tab voor de gewenste instellingen.
De Configuration Manager-software
Instellingen voor audiobewerking configureren U kunt drie algemene audiobewerkingskanalen met verschillende audio-instellingen (equalizer, filter, enz.) configureren en deze aan de gekozen ingangs- en uitgangskanalen toewijzen. Instellingen voor audiobewerking configureren: XX
Klik op het Processing-symbool in het configuratiescherm. Het Processing Settings-configuratievenster wordt geopend.
In het Processing Settings-configuratievenster kunt u de volgende instellingen uitvoeren: Optie
Instellingen
Filter
Activeert en configureert een audiofilter voor het gekozen bewerkingskanaal.
Comp.
Activeert en configureert een compressor voor het gekozen bewerkingskanaal.
Mute
Schakelt het gekozen bewerkingskanaal op mute.
Versterking
Stelt de signaalversterking van het gekozen bewerkingskanaal in.
De instellingen van de audiobewerkingskanalen voor de in- en uitgangskanalen gebruiken: Open de Mixer Console (zie pagina 51). XX Geleid de bewerkingskanalen naar de gewenste audiokanalen. XX Sluit de Mixer Console. De instellingen voor de audiobewerking worden toegepast voor de geselecteerde kanalen. XX
TeamConnect | 41
De Configuration Manager-software
Instellingen voor inkomende lijn configureren De audio-instellingen van audioapparaten die zijn aangesloten op de groene LINE IN-terminal van de SL TeamConnect CU1 worden in de Inputs-omgeving van het configuratiescherm geconfigureerd. Instellingen voor de inkomende lijn configureren: XX
Klik op het Inputs-symbool in het configuratiescherm. Het Input Settings-configuratievenster wordt geopend.
Het Input Settings-configuratievenster heeft twee tabs waarmee u de volgende instellingen kunt uitvoeren: Tab
Optie
Instellingen
Level
Make / Model
Geeft aan of een apparaat van de Device Toolbox wordt gebruikt (zie pagina 48).
Input Gain
Stelt de signaalversterking op de gekozen ingang in.
Mute
Schakelt de gekozen ingang op mute.
Laag
Stelt het niveau van de frequenties in het lage bereik in.
Mid
Stelt het niveau van de frequenties in het middenbereik in.
High
Stelt het niveau van de frequenties in het hoge bereik in.
Equalization
XX
42 | TeamConnect
Open de betreffende tab voor de gewenste instellingen.
De Configuration Manager-software
Instellingen voor de audio-uitgang configureren De audio-instellingen van uitgangskanalen die zijn aangesloten op de zwarte LINE OUT-terminal van de SL TeamConnect CU1 worden in de Outputs-omgeving van het configuratiescherm geconfigureerd. Instellingen voor de audio-uitgang configureren: XX
Klik op het Outputs-symbool in het configuratiescherm. Het Output Settings-configuratievenster wordt geopend.
In het Outputs Settings-configuratievenster kunt u de volgende instellingen uitvoeren: Optie
Instellingen
Make / Model
Geeft aan of een apparaat van de Device Toolbox wordt gebruikt (zie pagina 48).
Output Gain
Stelt de signaalversterking van het gekozen uitgangs kanaal in.
Output Level
Toont het uitgangsniveau van het gekozen uitgangs kanaal.
NOM
Activeert de NOM-functie (Number of Open Mics = aantal open mics). NOM zorgt voor een constant uitgangsniveau door de automatische afstelling van versterkingsnvieaus, gebaseerd op het aantal microfoons dat open staat en op het gekozen uitgangskanaal zijn aangesloten. NOM reduceert het uitgangsniveau proportioneel met 3 dB bij iedere verdubbeling van het aantal microfoons dat open staat.
Mute
Schakelt het gekozen kanaal op mute.
TeamConnect | 43
De Configuration Manager-software
Instellingen voor een telefonische vergadering configureren De instellingen van het TeamConnect-systeem voor een telefonische vergadering worden in de Telco-omgeving van het configuratiescherm geconfigureerd. Instellingen voor een telefonische vergadering configureren: XX
Klik op het Telco-symbool in het configuratiescherm. Het Telephone Settings-configuratievenster wordt geopend.
Het Telephone Settings-configuratievenster heeft drie tabs waarmee u de volgende instellingen kunt uitvoeren: Tab Optie Preferences Auto-Answer
Ringer Melody AutoDisconnect Audible Connect Ringer Level Ringer Test Local Number
44 | TeamConnect
Instellingen Activeert de automatische beantwoording van telefoongesprekken na 2 keer overgaan of 4 keer overgaan. Met Disabled wordt de automatische beantwoording uitgeschakeld. Selecteert de beltoon. Activeert een automatische ontkoppeling als de SL TeamConnect CU1 een loop-drop of call progression detecteert. Laat de gebruiker een toon horen zodat hij weet wanneer de hoorn opgenomen of opgelegd is. Stelt het volume van de beltoon in. Speelt de beltoon af. Biedt de mogelijkheid een lokaal nummer of extensie van de SL TeamConnect CU1 in uw telefonische netwerk in te voeren.
De Configuration Manager-software
Tab Level
Optie Receive ALC
Telco Receive ClearEffect
Telco Transmit NOM
Dialer
Country Setting
Instellingen Activeert de auto level control, waarmee het audioniveau van de telefoon in overeenstemming met audioniveaus van andere bronnen wordt gehouden. Stelt het inkomende audiosignaal van de telefoon in. Activeert het ClearEffect. Telefoonlijnen hebben een beperkte bandbreedte tussen 300 Hz en 3,3 kHz. Het ClearEffect verbetert het inkomende signaal van een telefoonlijn door toevoeging van hoge en lage frequenties aan het audiosignaal, om zo de kwaliteit van breedband te evenaren. Stelt het uitgaande audiosignaal van de telefoon in. Activeert de NOM-functie (Number of Open Mics = aantal open microfoons). NOM zorgt voor een constant uitgangsniveau door de automatische afstelling van versterkingsnvieaus, gebaseerd op het aantal microfoons dat open staat en op het gekozen uitgangskanaal zijn aangesloten. NOM reduceert het uitgangsniveau proportioneel met 3 dB bij iedere verdubbeling van het aantal microfoons dat open staat. Selecteer de regio waarin u het TeamConnectsysteem gebruikt. De SL TeamConnect CU1 is aangesloten op het vaste, analoge telefoonnet. XX
Kies uw regio
Indien de SL TeamConnect CU1 is aangesloten op een PBX-telefoonsysteem: Kies de regio „US/Canada” Stel de correcte flash-waarde in voor het lokale telefoonnetwerk of telefoonsysteem (PBX). Definieert welk kanaal met de volumeschuif in de dialer wordt bediend. Wanneer u verschillende kanalen wilt bedienen kunt u ze koppelen in een bewerkingskanaal in the Mixer Console en het gebruikte kanaal hier aangeven. Stelt het volume van het gekozen kanaal in. Schakelt alle microfoons op mute. De voorgaande mute-instellingen van de afzonderlijke microfoons worden overschreven. XX
Flash Setting
Volume Assignment
Set Volume Global Mic
XX
Open de betreffende tab voor de gewenste instellingen.
TeamConnect | 45
De Configuration Manager-software
Instellingen van de SL TeamConnect CB1 configureren De USB- en headset-poort van de SL TeamConnect CB1 worden in de COM Settings-omgeving van het configuratiescherm geconfigureerd. Instellingen van de SL TeamConnect CB1 configureren: XX
Klik op het COM Settings-symbool in het configuratiescherm. Het COM Settings-configuratievenster wordt geopend.
Het COM Settings-configuratievenster heeft twee tabs waarmee u de volgende instellingen kunt uitvoeren: Tab
Optie
Instellingen
Level
USB Tx / USB Rx
Stelt het overdrachts- en ontvangst niveau van de USB-poort in.
Headset Tx / Headset Rx
Stelt het overdrachts- en ontvangst niveau van de headset-poort in.
Mute
Schakelt het gekozen kanaal op mute.
NOM
Activeert de NOM-functie (Number of Open Mics = aantal open microfoons). NOM zorgt voor een constant uitgangsniveau door de automatische afstelling van versterkingsnvieaus, gebaseerd op het aantal microfoons dat open staat en op het gekozen uitgangskanaal zijn aangesloten. NOM reduceert het uitgangsniveau proportioneel met 3 dB bij iedere verdubbeling van het aantal microfoons dat open staat.
Configuration XX
46 | TeamConnect
ALC
Activeert de auto level control, dat voor een consistent niveau op het Headset Rx-kanaal zorgt.
LEC
Activeert de echo-onderdrukking van de lijn.
NLP
Activeert de non-lineaire bewerkingsketen.
Headset Configuration
Stelt de headset-versterking en pintoewijzing in.
Open de betreffende tab voor de gewenste instellingen.
De Configuration Manager-software
Communicatie-instellingen configureren De instellingen van de netwerk- en seriële aansluitingen van de SL TeamConnect CU1 worden in de Communications-omgeving van het configuratiescherm geconfigureerd. Communicatie-instellingen configureren: XX
Klik op het Communications-symbool in het configuratiescherm. Het Communication Settings-configuratievenster wordt geopend. Het Communication Settings-configuratievenster heeft twee tabs waarmee u de volgende instellingen kunt uitvoeren: Tab
Optie
Instellingen
Networking
MAC address
Geeft het MAC-adres van de SL TeamConnect CU1 aan.
Device Name
Definieert de naam van het SL TeamConnect CU1-apparaat in het netwerk. De naam van het apparaat is nodig voor het adres van de browser-based dialer. Het adres is http://DeviceName. Voorbeeld: • Naam van apparaat: TeamConnect-123 • Adres van browser-based dialer: http:// TeamConnect-123
Room Name
Definieert de naam van de kamer. Dit is nodig voor toegang tot de SL TeamConnect CU1 in de mobile dialer iOS App.
Use DHCP
Definieert of het IP-adres automatisch gegeneerd wordt (DHCP is aan) of dat het IP-adres statisch is (DHCP is uit).
Use DNS
Definieert of een domeinnaam voor het statische IP-adres wordt gebruikt.
IP Filters
Definieert tot maximaal 4 IP-filters. Als een IP-filter gedefinieerd is, kunnen alleen de apparaten met het IP-adres dat in de IP Filters-omgeving is ingevoerd door middel van een ethernet-aansluiting met de SL TeamConnect CU1 worden verbonden.
Change Admin Login
Definieert de gebruikersnaam en wachtwoord dat nodig is voor de toegang tot de SL TeamConnect CU1 via een ethernet- aansluiting in de Configuration Manager software.
Change Room Definieert het wachtwoord van de ruimte Password dat nodig is voor toegang tot de vergaderruimte in de mobile dialer iOS App en browser-based dialer. Serial
XX
Baud rates
Stelt de datasnelheid van de RS-232-poort in.
Flow Control
Regelt de datasnelheid tussen twee dataknooppunten en voorkomt zo dat een snellere zender een langzamere ontvanger passeert.
Open de betreffende tab voor de gewenste instellingen.
TeamConnect | 47
De Configuration Manager-software
Voor sommige wijzigingen moet de SL TeamConnect CU1 opnieuw worden gestart. Tijdens het rebooten worden de audiosignalen onderbroken.
Gebruik van de Device Toolbox De Device Toolbox is een lijst van vooraf ingestelde audio-instellingen voor bepaalde audioapparaten. Het bevat audio-instellingen voor de Sennheiser SL luidspreker 52 A, voor de Sennheiser MEB 102, MEB 104 en MEB 114-S-microfoons evenals audio-instellingen voor andere gebruikelijke microfoons van Sennheiser. De apparaten uit de lijst kunt u gebruiken om hun audio-instellingen aan andere audiokanalen van de SL TeamConnect CU1 over te dragen. Bovendien kunt u de bestaande apparaten bewerken of nieuwe audio-instellingen voor gebruikelijke audioapparaten maken. Apparaten aan audiokanalen toewijzen Een apparaat uit de Device Toolbox aan een audio-ingang of uitgangskanaal toewijzen: XX
Klik op het apparaat in de Device Toolbox en sleep het naar het gewenste audiokanaal (drag & drop). De vooraf ingestelde audio-instelling van het geselecteerde apparaat is nu van toepassing op het geselecteerde kanaal. Het merk en model van het apparaat staan in de lijst van het betreffende kanaal in het ingangs- en uitgangsconfiguratievenster.
Apparaten toevoegen, bewerken en verwijderen In de Device Toolbox Editor kunnen apparaten toegevoegd, bewerkt en verwijderd worden. Op de Device Toolbox Editor: Klik op Tools/Edit Device List in de menubalk. of XX Klik met de rechter muisknop op een apparaat in de Device Toolbox en selecteer Device Toolbox Editor. De Device Toolbox Editor wordt geopend. XX
In de Device Toolbox Editor kunt u audio-instellingen van bestaande audioapparaten bewerken, audio-instellingen voor nieuwe apparaten toevoegen of 48 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
bestaande apparaten verwijderen.
Een nieuw apparaat aan de Device Toolbox toevoegen: XX XX
XX
Open de Device Toolbox Editor: Klik op Add. Het Add Device dialoogvenster wordt geopend.
Selecteer een type apparaat in het Device Type dropdown menu. De onderstaande apparaattypen zijn beschikbaar: Type apparaat
Beschrijving
Video Codec
Wordt gebruikt voor vooraf ingestelde audio-instellingen van bijv. videovergadersystemen enz.
Sound Card
Wordt gebruikt voor vooraf ingestelde audio-instellingen van bijv. PC-geluidskaarten.
Record/Playback
Wordt gebruikt voor vooraf ingestelde audio-instellingen van apparaten zoals CD/DVD/mp3-spelers enz.
Amplifier
Wordt gebruikt voor vooraf ingestelde audio-instellingen van bijv. versterkers of luidsprekers met eigen voeding enz.
Microfoon
Wordt gebruikt voor vooraf ingestelde audio-instellingen van microfoons.
PTT Microphone
Wordt gebruikt voor vooraf ingestelde audio-instellingen van push-to-talk-microfoons.
Vul de naam van de fabrikant in het tekstveld Manufacturer in. Vul de naam van het model in het tekstveld Model in. De naam van de fabrikant en het model worden weergegeven als Make en Model in het configuratievenster van het ingangs- en uitgangskanaal. XX Gewenste audio-instellingen configureren. XX Klik op OK om de audio-instellingen als een apparaat in de Device Toolbox op te slaan. XX XX
TeamConnect | 49
De Configuration Manager-software
Een bestaand apparaat in de Device Toolbox bewerken: Open de Device Toolbox Editor. XX Selecteer het gewenste apparaat uit de lijst met bestaande apparaten. XX Klik op Edit. Het Edit Device-dialoogvenster wordt geopend. Dit venster heeft dezelfde mogelijkheden als het Add Device-dialoogvenster. XX Gewenste audio-instellingen configureren. XX Klik op OK om de gewijzigde instellingen van het apparaat in de Device Toolbox op te slaan. XX
Een bestaand apparaat uit de Device Toolbox verwijderen: Open de Device Toolbox Editor. XX Select het gewenste apparaat uit de lijst met bestaande apparaten. XX Klik op Delete. Het geselecteerde apparaat wordt uit de Device Toolbox verwijderd. XX
De vooraf ingestelde audio-instellingen van microfoons en luidsprekers van Sennheiser kunnen niet worden verwijderd.
50 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
Gebruik van de Mixer Console De Mixer Console wordt gebruikt voor het geleiden van audiosignalen van de ingangen naar de gewenste uitgangen met een behulp van matrixpijlen. Een ingang of combinatie van ingangen kunnen aan iedere uitgang of combinatie van uitgangen worden gekoppeld. Open de Mixer Console: XX
Klik op het Mixer Console-symbool in het configuratiescherm. Het Mixer Console-configuratievenster wordt geopend.
De ingangen staan in een lijst aan de linkerkant en de uitgangen staan aan de bovenkant van de matrix. De extra nummers en letters naast de labels van de ingangen en uitgangen laten de kruispuntcoördinaten zien. Een ingang aan een uitgang koppelen: XX
Klik op het kruispunt tussen de gewenste ingang en de gewenste uitgang in de routematrix. De geselecteerde ingang wordt nu gekoppeld aan de geselecteerde uitgang. De kruispunten van de MIC-ingangen worden weergegeven in oranje. De kruispunten van de overige ingangen worden weergegeven in groen. Er zijn zes gelimitieerde routetrajecten, zodat wordt voorkomen dat Telco, Headset Rx, USB Rx en de drie Processing-kanalen naar zichzelf terug worden geleid.
Het niveau van een ingangs-/uitgangskruispunt instellen: Klik met de rechter muisknop op de oranje of groene cel van het ingangs-/ uitgangskruispunt. XX Selecteer Cross Point in het shortcut-menu. XX Beweeg de schuif om het gewenste niveau in te stellen. XX
TeamConnect | 51
De Configuration Manager-software
Virtuele referentie-uitgangen Met de virtuele uitgangen kan met een combinatie van meerdere audiobronnen een enkel gecombineerd audiosignaal worden gemaakt, dat op zijn beurt wordt gebruikt als referentiesignaal voor de echo-onderdrukking. De gewenste audiosignalen combineren als een enkele virtuele referentie in de Mixer Console: XX
Geleid de gewenste audiosignalen naar het gewenste Virtual Ref-kanaal in de Mixer Console. Alle kanalen die naar de het respectievelijke Virtual Ref-kanaal in de Mixer Console worden geleid, worden behandeld als een gecombineerd audiosignaal en referentie voor de echo-onderdrukking.
Het gewenste Virtual Ref-kanaal als referentie voor de echo-onderdrukking specificeren: Open het Mic Settings-configuratievenster (zie pagina 39). XX Ga naar de Processing tab. XX Selecteer Virtual Ref 1 of Virtual Ref 2 in het AEC/PA Reference 1 of AEC/PA Reference 2 dropdown-menu. Het geselecteerde virtuele referentiekanaal wordt gebruikt als referentie voor de echo-onderdrukking. XX
52 | TeamConnect
De Configuration Manager-software
Gebruik van presets Alle configuratie-instellingen uit de verschillende configuratiemenu’s van de Configuration Manager software kunnen voor een later gebruik als preset worden opgeslagen. Er zijn vier preset-slots voor het opslaan van de instellingen. De presets worden rechtstreeks op de SL TeamConnect CU1 opgeslagen. Ze kunnen later met behulp van de dialer door de gebruiker worden benut. Als u de configuratie-instellingen met de optie File Save As in de menubalk (zie pagina 36), op uw computer opslaat als een configuratiebestand (.CU1), kunnen de instellingen later niet met behulp van de dialer door de gebruiker worden gebruikt. Instellingen als preset opslaan: XX
Klik op het Presets-symbool in het configuratiescherm. Het Presets dialoogvenster wordt geopend.
Vul de naam van de preset in één van de Preset # tekstvelden in. XX Vul een omschrijving van de preset in het bijbehorende tekstveld Description in. XX Klik op Close om het dialoogvenster te sluiten.
XX
Een opgeslagen preset gebruiken: XX
Klik op het Presets-symbool in het configuratiescherm. Het Presets dialoogvenster wordt geopend.
Klik op de knop Run van de gewenste preset. XX Klik op Close om het dialoogvenster te sluiten. De geselecteerde preset is van toepassing op alle instellingen. XX
TeamConnect | 53
Componenten van TeamConnect schoonmaken en onderhouden
Componenten van TeamConnect schoonmaken en onderhouden Waarschuwing Gevaar voor beschadiging van het product door vloeistoffen! Vloeistoffen in het product kunnen tot kortsluiting van elektrische onderdelen of schade aan mechanische onderdelen leiden. Oplos- of schoonmaakmiddelen kunnen het oppervlak van het product beschadigen. XX Houd alle vloeistoffen daarom uit de buurt van het product. XX Gebruik geen oplos- of schoonmaakmiddelen. Schakel alle apparaten uit voordat u deze gaat schoonmaken en koppel ze los van de voedingsspanning. XX Gebruik uitsluitend een droge en zachte doek om de apparaten schoon te maken. XX
54 | TeamConnect
Specificaties
Specificaties SL TeamConnect CU1 Behuizing Afmetingen (b x h x d) Gewicht
17" x 7,5" x 2" (43,2 cm x 19,1 cm x 5,1 cm) 2,25 kg (4,5 lbs)
Audioprestaties Voorwaarden
Frequentie Geluid (EIN) THD+N Dynamisch bereik Crosstalk (overspraak) Sampling rate A/D - D/A omvormers
Tenzij anders aangegeven zijn alle metingen uitgevoerd bij een 20 Hz tot 22 kHz BW-limiet (geen verhoudingen vastgelegd) 20 Hz tot 22 kHz BW, max. versterking -124 dBu, 22 kHz BW, max. versterking Rs = 150 Ω < 0,02% 100 dB (geen a-verhoudingen vastgelegd) < -91 dB, rel. 17 dBu 48 kHz 24 bit
MIC/LINE IN inputs 1-8 Impedantie Maximum niveau Echo-onderdrukking
Fantoomvoeding
10 kΩ verhoudingen vastgelegd -65 dBu tot +17 dBu 128 ms tail time (werkt met 12 dB van de versterking in de ruimte) 24 V DC bij 10 mA
LINE IN inputs 1-2 Impedantie Maximum niveau
10 kΩ verhoudingen vastgelegd 17 dBU
LINE OUT outputs 1-8 Impedantie Nominaal niveau Maximum niveau
50 Ω 0 dBU 17 dBU
Telefooninterface Voorwaarden voor audioprestaties van de telefoon Frequentie THD+N SNR Telco line echo-onderdrukking Lawaai-onderdrukking telefoon
Tenzij anders aangegeven worden alle metingen uitgevoerd met uitgeschakelde Transmit Limiter en Receive ALC 250 Hz tot 3,3 kHz ±1 dB < 0,30% re-max niveau 250 Hz tot 3,3 kHz > 62 dB re-max level Tail time: 32 ms Nul: 55 dB nominaal 6 - 15 dB demping
TeamConnect | 55
Specificaties
RS-232 bedieningspoort Stekker Baudrate Protocol Hardware flow control
DB9 female 9.600/19.200/38.400/ 57.600 (standaard)/115.200 8-bit/1 stop/geen pariteit AAN (standaard)/UIT
Gebruiks- en opslagomstandigheden Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid
Gebruik: 0 tot +40°C Opslag: -30 tot +85°C 20 tot 90%
SL TeamConnect CB1 Behuizing Afmetingen (b x h x d) Gewicht
4,7" x 5,6" x 1,7" (11,9 cm x 14,3 cm x 4,4 cm) 0,75 kg (1,51 lbs)
Gebruiks- en opslagomstandigheden Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid
Gebruik: 0 tot +40°C Opslag: -30 tot +85°C 20 tot 90%
Audioprestaties Frequentie Geluid Dynamisch bereik
40 tot 3,300 Hz THD < 0,04% re-max niveau met 0 dB versterking bij 1 kHz > 84 dB (niet a-gewogen)
Externe voedingsspanning DC-uitgangsspanning AC-ingangsspanning AC-ingangsfrequentie Ingangsstroomsterkte Uitgangsvermogen Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid
+12 V 100 tot 240 V AC 47 tot 63 Hz 0,8 A (RMS) max. bij 115 V AC 0,5 A (RMS) max. bij 240 V AC 30 W Bedrijf: 0 tot +40°C Opslag: -30 tot +85°C 20 tot 90%
Terminalstekkers 3-pins terminalstekker 6-pins terminalstekker
56 | TeamConnect
Phoenix-contact MC 1.5/3-ST-3.5 (of vergelijkbaar) Phoenix-contact MC 1.5/6-ST-3.81 (of vergelijkbaar)
Specificaties
In overeenstemming met Europa
VS/Canada
Access and Terminals (AT): ETSI ES 203021-1/2/3 EMC: EN 55022 EN 55024 EN 61000-3-2 EN 61000-3-3 Veiligheid: EN 60950-1 RoHS: EN 50581 Energierendement: EG-richtlijn nr. 278/2009 (externe voedingsspanning) FCC CFR 47 deel 15b + 68 ICES 003 + CS03 UL/CSA 60950-1
WAARSCHUWING Dit is een klasse A-product. In particuliere omgevingen kan dit product radiostoringen veroorzaken. In dat geval moet de gebruiker passende maatregelen te treffen.
TeamConnect | 57
Verklaringen van de fabrikant
Verklaringen van de fabrikant Garantie De garantieperiode voor dit product van Sennheiser electronic GmbH & Co. KG bedraagt 24 maanden. Zie voor de actuele garantievoorwaarden a.u.b. onze internetpagina onder www.sennheiser.com of neem contact op met uw Sennheiser-leverancier.
CU1 en CB1 In overeenstemming met onderstaande eisen • Accurichtlijn (2006/66/EG) CE-verklaring van overeenstemming • RoHS (2011/65/EU) • R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)
Externe voedingsspanning CE-verklaring van overeenstemming • • • •
RoHS (2011/65/EU) Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) EMC-richtlijn (2004/108/EG) ErP-richtlijn (2009/125/EG)
De verklaringen zijn verkrijgbaar op de productpagina op www.sennheiser.com.
Handelsmerken Sennheiser is een geregistreerd handelsmerk van Sennheiser electronic GmbH & Co. KG. Andere bedrijfs-, productnamen en namen van diensten die in deze gebruiksaanwijzing worden genoemd, kunnen merk- of handelsnamen of merken van diensten of geregistreerde handelsmerken van de respectievelijke eigenaars zijn.
Adobe® Flash® Player. Copyright © 1996 - 2010. Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden. Adobe en Flash zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken in de Verenigde Staten van Amerika en/of andere landen.
58 | TeamConnect
TeamConnect | 59
Sennheiser electronic GmbH & Co. KG Am Labor 1, 30900 Wedemark, Germany www.sennheiser.com Publ. 09/13, 554679/A01