Taalbeleidsadvies Diataal
profielproduct Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Profiel Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Bibliografische referentie Studentnummer Begeleider(s) Opdrachtgever Datum
M.C. van der Garde Nederlands Taalbeleidsadvies Diataal Diataal Organisatie Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Derde klas havo/vwo Diataal / taalbeleid / begrijpend lezen Garde, van der, M.C. (2011) Taalbeleidsadvies Diataal. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA. 6403832 F. J. Boesenkool, drs en H. H. van Hoorn, drs A. Huijsman, deelschoolleider Open Schoolgemeenschap Bijlmer 15 augustus 2011
Inhoudsopgave
Inleiding 1. Onderzoek 1.1 Aanleiding en achtergrond 1.2 Opzet onderzoek 2. Literatuur 3. Resultaten 3.1 Vaardigheidsniveau 3.2 Lezerstype 3.3 Basisschooladvies 3.4 Resultaten andere jaren 3.5 Vragenlijst 3.6 Interviews 4. Beantwoording vragen en conclusie 4.1 Beantwoording deelvragen 4.2 Conclusie 5. Advies 6. Presentatie schoolleiding 7. Evaluatie Literatuurlijst Bijlagen 1. Resultaten Diataal 2. Vragenlijst 3. Resultaten vragenlijst 4. Uitgewerkte interviews
Pagina
3
4 4 6
7
9 10 11 12 12 13 15
16 16 19
21
24
25
26
28 29 33 35 36
2
Inleiding De leesvaardigheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs gaat achteruit. Een kwart van de kinderen verlaat de basisschool met een onvoldoende voor leesvaardigheid. (Vernooy, 2009). Onderzoek van onder meer Hacquebord laat zien dat 20 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs moeite heeft met tekstbegrip. Voldoende kunnen lezen is een voorwaarde om te kunnen leren. Tachtig à negentig procent van de leerlingen met leerproblemen heeft op de eerste plaats problemen met lezen (Vernooy, 2009). De schoolleiding van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) wil meer aandacht besteden aan taalbeleid, omdat zij zich realiseert dat taal een belangrijke basis is voor veel schoolvakken. De leerlingen in leerjaren 1, 2 en 3 worden daarom getoetst op leesvaardigheid met het programma Diataal. Diataal is een diagnostische methode om de leesvaardigheid te toetsen. Voor dit profielproduct heb ik gekeken naar de resultaten van Diataal in de derde klassen havo/vwo van de OSB. Het resultaat van de toetsen in het derde jaar heb ik vergeleken met de toetsresultaten Diataal van dezelfde leerlingen in leerjaar een en twee. Een groep leerlingen uit het derde jaar met slechte resultaten (85 of minder), heb ik een vragenlijst voorgelegd. Daarnaast heb ik een aantal docenten geïnterviewd over taalvaardigheid op de OSB en over de resultaten van Diataal. In dit profielproduct besteed ik allereerst aandacht aan informatie over taalbeleid en leesvaardigheid uit de gelezen literatuur en daarna staan de resultaten en conclusies uit het onderzoek beschreven. De conclusies leiden tot de aanbevelingen die ik verwoord in een advies aan de schoolleiding.
3
1. Onderzoek De doelstelling van dit onderzoek is om de schoolleiding van de OSB te adviseren over de verbetering van het taalbeleid. De schoolleiding wil graag weten hoe het taalbeleid in het derde leerjaar van de OSB verbeterd kan worden. De centrale vraag van mijn onderzoek heb ik daarom als volgt geformuleerd: Op welke manier kan het taalbeleid in het derde leerjaar havo/vwo verbeteren op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) gebruik makend van de resultaten van Diataal?
1.1 Aanleiding en achtergrond De OSB is een brede schoolgemeenschap met de schooltypen VWO, HAVO, VMBO theoretisch en VMBO beroepsgericht. Het is een gemengde school van zo’n 1600 leerlingen en ongeveer 160 docenten, verdeeld over zes deelscholen. De eerste twee leerjaren zijn heterogeen samengesteld. Dat wil zeggen dat leerlingen met een basisschooladvies van vmbo (basis, kader en theoretisch), havo en vwo bij elkaar in de klas zitten. Aan het eind van het tweede jaar kiezen leerlingen voor vmbo of havo/vwo. Na de derde klas wordt pas voor havo of vwo gekozen. Op de OSB worden leerlingen intensief begeleid. Het idee achter de heterogene onderbouw is dat dit kansen kan bieden aan leerlingen om verder te komen dan het advies van de basisschool. De school doet haar best om bij elke leerling er uit te halen wat er in zit. De leerlingen komen uit verschillende wijken in Amsterdam en hebben een diverse achtergrond. De leerlingen van de OSB zijn afkomstig uit Nederland en verschillende andere landen, waaronder Suriname, de Antillen, Dominicaanse Republiek, Ghana en Pakistan. Meer dan 75% van de leerlingen heeft de Nederlandse nationaliteit. Slechts 35% van de leerlingen heeft twee ouders die oorspronkelijk Nederlandstalig zijn. Er zijn 23 nationaliteiten vertegenwoordigd op de OSB. Doordat de school in Zuidoost staat, zijn verhoudingsgewijs veel leerlingen afkomstig uit gezinnen van Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese afkomst. Het aantal leerlingen van Marokkaanse en Turkse afkomst is gering. De schoolleiding van de OSB vindt taalbeleid belangrijk. Een goede beheersing van de taal wordt gezien als een voorwaarde voor bijna alle vakken. In schooljaar 2010‐2011 heeft 25% van de instroom van nieuwe leerlingen een taalachterstand (81 van de 317). Het aantal leerlingen met dyslexie is gemiddeld drie per klas (10‐15%). In de visie van de OSB mag een achterstand in taal niet leiden tot afstroom. Taalachterstand moet aangepakt worden zodat het geen belemmering vormt om te leren. In het schoolplan van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) Bouwen op een goed fundament (2007‐2011), staat beschreven wat de ambitie voor taalbeleid van de school is: Taalontwikkeling, schriftelijk en mondeling, als een van de belangrijke doelen; schoolsucces van met name allochtone leerlingen is gekoppeld aan taalbeheersing. Ook in het schoolplan 2007‐2011 staat het volgende: “Elke docent is een taaldocent” Een specifiek aandachtspunt vormt het taalbeleid. Het streven is erop gericht dat onze leerlingen in het schriftelijke taalgebruik kritischer zijn ten opzichten van eigen producten, meer zelf corrigeren en herschrijven en minder onverschillig en passief zijn ten opzichte van hun eigen schriftelijke werk. Dit aandachtspunt is vakoverstijgend en moet zich vertalen in een aantal meetbaar te bereiken resultaten. Het doel is een grotere schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid en taalbeheersing van
4
de leerling. Taal als succesfactor voor de toekomst, voor aansluiting en succes in het hoger onderwijs en voor aansluiting in de maatschappij. (…) Taalbeleid formuleren en uitvoeren. Alle docenten besteden in alle vakken aandacht aan TAAL. (We verwachten van de leerlingen correct schriftelijk taalgebruik, we corrigeren fouten en vragen leerlingen indien nodig om hun werk te herschrijven). Docenten zullen tijd moeten krijgen om dit uit te kunnen voeren. Een didactiek ontwikkelen die nog meer uitnodigt tot actief, zelfstandig, en zelfverantwoordelijk leren. Onderzoeken hoe huidige derdeklassers begeleid, gevolgd en geadviseerd worden. Kijken waar knelpunten zitten en die wegwerken. Al enkele jaren worden de leerlingen op de OSB in de eerste en tweede klas getest met Diataal. Diataal is een internet taaltoetspakket om tekstbegrip, woordenschat en luistervaardigheid te toetsen en hun voortgang te volgen (www.etoc.nl). Met de toetsen van Diataal in de onderbouw worden leerlingen geholpen om hun vaardigheden te verbeteren. De resultaten worden vooral gebruikt om de leerlingen die niet goed scoren te remediëren. (www.diataal.nl) Op de website van Diataal staat de doelstelling als volgt geformuleerd: Met Diataal kunnen scholen via internet een algemeen diagnostisch taalvaardigheidsonderzoek bij hun leerlingen uitvoeren (…) Op basis van deze informatie kunt u het taalbeleid vorm geven, maar ook gerichte zorg bieden aan individuele leerlingen. (www.diataal.nl) Op de OSB zijn dit schooljaar (2010/2011) voor de tweede keer leerlingen uit het derde leerjaar (h/v) getest met de toetsen van Diataal. Deze leerlingen zijn ook in de eerste en tweede klas getest met Diataal. In de eerste klas worden leerlingen twee maal getoetst in het schooljaar met Diatekst (tekstbegrip) en Diawoord (woordbegrip). In de tweede en derde klas wordt alleen de leesvaardigheid getest met Diatekst. Door deze opvolging van toetsen is Diataal een goed leerlingvolgsysteem. De resultaten zijn door Diataal uitgesplitst in: ‐ het begrijpend leesniveau (BLN), ‐ de prestatie ten opzichte van leerlingen van hetzelfde onderwijstype (vaardigheidsgroep), ‐ het lezerstype van de leerling binnen het eigen onderwijsniveau. (bron: www.diataal.nl) Er is nog geen duidelijkheid wat er met de uitslag van de testen van Diataal in het derde leerjaar wordt gedaan. De schoolleiding wil weten hoe de school (F‐deelschool, havo/vwo) de Diataal‐uitslag kan gebruiken om het taalbeleid te verbeteren, enerzijds voor begeleiding en anderzijds voor remediëring en ondersteuning van leerlingen. In de onderbouw is dit schooljaar extra technisch lezen aangeboden voor leerlingen die slecht scoorden bij Diataal. Daarnaast wordt de uitslag van Diataal in de onderbouw gebruikt voor determinatie van leerlingen in de tweede klas (keuze voor vmbo of havo/vwo) en als uitgangspunt voor het taalbeleid breed (dus niet alleen het vak Nederlands) in de onderbouw. Van Hoorn (2011) constateert in haar onderzoek naar taalbeleid op de OSB dat ‘er weinig expliciete aandacht voor extra taalsteun is aan leerlingen in hogere leerjaren van havo en vwo, terwijl juist in de hogere jaren complexere taaltaken worden gegeven die meer eisen stellen aan de schriftelijke vaardigheden.’
5
1.2 Opzet onderzoek De onderzoeksvraag luidt als volgt: Op welke manier kan het taalbeleid in het derde leerjaar havo/vwo verbeteren op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) gebruik makend van de resultaten van Diataal? Om dit te onderzoeken heb ik vijf deelvragen opgesteld. 1. Wat zijn de resultaten van Diataal voor de leerlingen in de derde klas h/v in schooljaar 2010‐2011? 2. Welke adviezen worden er door Diataal gegeven op basis van de resultaten? 3. Welk aanbod bieden leerkrachten binnen de reguliere taallessen / lessen Nederlands? 4. Wat doen leerlingen in de derde klas in alle lessen aan taal? 5. Wat kan er verbeterd worden in het taalbeleid op de OSB? Soorten data: De belangrijkste data zijn de toetsuitslagen van Diataal en het advies dat op basis van de uitslag door Diataal wordt gegeven. Per leerling zijn de volgende gegevens bekend: ‐ het begrijpend leesniveau (BLN), ‐ de prestatie ten opzichte van leerlingen van hetzelfde onderwijstype (vaardigheidsgroep), ‐ het lezerstype van de leerling binnen het eigen onderwijsniveau. Daarnaast is per leerling ook te zien wat de resultaten van Diataal in het eerste en tweede jaar waren. Dit kan bijvoorbeeld aangeven dat een leerling op niveau zit, maar niet vooruit is gegaan of het kan aangeven dat een leerling niet op niveau zit, maar wel vooruit is gegaan. In schooljaar 2010‐2011 zijn er op de OSB drie derde klassen havo/vwo: 3FA bestaat uit 29 leerlingen 3FB bestaat uit 27 leerlingen 3FC bestaat uit 29 leerlingen Van elke klas was een leerling niet aanwezig bij de toets Diataal. Het totaal aantal leerlingen waarvan ik de resultaten van de Diataaltoets heb kunnen bekijken is dus 82 (28 + 26 + 28). Andere data zijn de gegevens uit vier interviews met collega’s. Ik heb vier docenten ondervraagd: ‐ Mark Bakker, sectie Nederlands ‐ Audrey van Raalte, taalcoördinator onderbouw ‐ Bert Ferwerda, docent Nederlands 3e klas ‐ Gijs de Vries, leerjaarcoördinator van de derde klassen Er waren 46 leerlingen die als resultaat van de Diataaltoets een begrijpend leesniveau (BLN) onder de 85 hadden. Ik heb er voor gekozen om deze 46 leerlingen nader te bekijken. Ten eerste is het aantal van 46 beter te bekijken in het korte tijdsbestek dat ik had dan 82 leerlingen (uit de drie klassen). En ten tweede is een BNL boven de 85 redelijk goed. Diataal deelt leerlingen met een BNL boven de 85 in bij vaardigheidsniveau A (92‐100) en B (86‐91) en dat is voldoende te noemen. De 46 leerlingen met een BLN onder de 85 heb ik een vragenlijst voorgelegd. Deze vragenlijst is gebaseerd op een vragenlijst van Hacquebord (2004). De vragenlijst is ingevuld door 37 leerlingen. Uit tijdgebrek was het niet mogelijk om alle 46 leerlingen de vragenlijst te laten invullen. De 37 leerlingen zijn wel redelijk gelijkmatig verdeeld over de drie klassen. De Diataaltoets waarop ik mijn onderzoek baseer is op 25 en 29 maart bij de derde klassen afgenomen door de docent die Nederlands geeft aan die klassen.
6
2. Literatuur In alle schoolvakken wordt taal als middel gebruikt om vakinhoud over te brengen op de leerlingen (Hajer, 2009). Het is dus belangrijk om goed te kunnen lezen om te kunnen leren op school. Op de meeste basisscholen wordt veel aandacht besteed aan begrijpend lezen. Maar het niveau van de lessen verschilt. Net zoals de thuissituatie verschilt per leerling. In steeds meer gezinnen heerst geen leescultuur. Dat betekent dat er geen boeken of kranten thuis zijn en dat ouders en kinderen geen bibliotheek bezoeken. Vanuit de middelbare school veranderen we de thuissituatie en de basisschool niet. Het lijkt mij daarom niet nuttig om naar de basisschool en thuissituatie te kijken. Wel is het goed om te bekijken wat er op de middelbare school kunnen doen om de leesvaardigheid van leerlingen te verbeteren. Hajer pleit al jaren voor Taalgericht Vakonderwijs. Taal en leren zijn volgens haar niet te scheiden. Hajer vindt de transfer van taalvaardigheden naar andere vakken belangrijk. Oftwel, extra aandacht voor taal heeft volgens Hajer alleen maar nut als alle vakdocenten meedoen. ‘Docenten moeten bij het hanteren van een didactiek beseffen dat er een sterke samenhang is tussen taal en leren, want daarin liggen de krachtigste en meest concrete mogelijkheden voor het onderwijs om de problematiek van taalvaardigheid en schoolsucces een positieve wending te geven.’ (Hajer, 2009). Naast het wegwerken van achterstanden, kan op school de kloof tussen thuismilieu en schoolmilieu gedicht worden. Hajer (2009) benadrukt tevens dat docenten aandacht moeten besteden aan vormen van onderwijs die aansluiten op kennis en vaardigheden die leerlingen wel kunnen in plaats van te benadrukken wat leerlingen niet kunnen. Ook Hacquebord deed veel onderzoek naar taal in het onderwijs. Hacquebord geeft aan dat het voor scholen belangrijk is om te weten hoe het precies zit met de taal‐ en leesvaardigheid van hun leerlingen. Als leerlingen moeite hebben met schoolse (lees)taken, dan kan dit veroorzaakt worden door gebrek aan woordkennis, door gebrek aan leesvaardigheid of door beide (Hacquebord, 2006). Volgens Haquebord hebben leerlingen moeite met schoolboekteksten als zij een te geringe woordenschat hebben of als zij niet goed genoeg zijn in tekstbegrip. Leerlingen met onvoldoende woordkennis compenseren dit vaak door goede leesstrategieën. Vaak is het zo dat deze leerlingen in de onderbouw niet opvallen omdat zij voldoende hebben aan deze compensatie, maar in de bovenbouw komen zij vaak toch in de problemen (Hacquebord, 2006). Taaldiagnostisch onderzoek, zoals Diataal, kan een goed uitgangspunt voor scholen zijn om te starten met taalbeleid. Hacquebord adviseert om leerlingen zo nodig vanuit de eerste klas te blijven volgen. Diatekst (een onderdeel van Diataal) heeft de functie van een leerlingvolgsysteem. Het systematisch volgen van de taalontwikkeling van leerlingen met oog voor hun taalsituatie kan waar nodig leiden tot specifieke aandachtspunten voor vakleraren, taalleraren en remedial teachers (Hajer, 2009). Ook Miedema (2000) stelt vast dat het volgen van leerlingen nuttig is bij de ontwikkeling van een taalbeleid. Hajer noemt in het handboek Taalgericht vakonderwijs een aantal cruciale punten voor het stimuleren van leren bij leerlingen: ‐ activeer de voorkennis ‐ bouw het leren zorgvuldig op ‐ bevestig en versterk de identiteit van de leerling ‐ werk gericht aan de uitbreiding van de schooltaal Het handboek van Hajer en het Platform Taalgericht Vakonderwijs bieden handvatten om het taalbeleid en dan met name taal in andere vakken dan Nederlands op school invulling te geven. (Hajer, 2009) 7
Uit een enquête van Hacquebord onder docenten verspreid over 19 scholen in 2004 bleek dat docenten in veel mindere mate dan de leerlingen oog hebben voor het gebrek aan woordkennis. Bij alle vakken speelt taal, vooral schriftelijk, een belangrijke rol. Schoolboeken bevatten voor bijna alle vakken veel teksten. Leerlingen krijgen opdrachten met vragen, lezen een tekst voordat ze een som maken en ze moeten verslagen maken. (Hacquebord, 2004). In 2011 deed Van Hoorn onderzoek naar het taalbeleid in de onderbouw van de OSB. Een van haar aanbevelingen is om het handelen in de praktijk vast te leggen in expliciet omschreven beleid. Zij baseert zich hierbij op het model van Henneman, Kleijnen en Smit (2004). In dit model wordt gekeken naar drie niveaus voor de invulling van taalbeleid op een school: ‐ strategisch niveau (beschrijving in het schoolplan) ‐ tactisch niveau (invulling op korte termijn in jaarplan) ‐ operationeel (concrete uitwerking met activiteitenplan) De bevindingen en aanbevelingen van Van Hoorn (2011) zijn ook interessant voor de bovenbouw van de OSB. Sterker nog: een doorlopende leerlijn taal, vastgelegd door de schoolleiding zou de praktijk ondersteunen. De OSB kan met een goed ontwikkeld taalbeleid bewuster omgaan met onderwijsaanbod voor de heterogene leerlingenpopulatie. Van Hoorn haalt in haar advies ook Hajer (2005) aan. Hajer meent dat allen het aanbieden van extra taalonderwijs onvoldoende effect heeft op de leerprestaties van taalzwakke leerlingen omdat de transfer van het geleerde naar de andere vakken niet vanzelfsprekend plaatsvindt. Taalbeleid moet volgens Hajer gericht zijn op aandacht aan taal bij alle schoolvakken. Volgens Hajer (2005) zoeken veel scholen in het voortgezet onderwijs naar de invulling van taalbeleid. Er zijn drie fasen die veel scholen doorlopen. Als eerste kiezen veel scholen voor extra taallessen voor leerlingen die dat nodig hebben. Als tweede wordt er op veel scholen gewerkt aan taalvaardigheid binnen de lessen Nederlands. En als derde wordt taalgericht vakonderwijs als onderdeel van het taalbeleid ingevoerd.
8
3. Resultaten De uitslag van de Diatekst toets geeft het begrijpend leesniveau (BLN) aan. Het begrijpend leesniveau is de maat die het algehele tekstniveau van een leerling uitdrukt, in vergelijking tot de landelijke norm. Als een leerling alles goed maakt kan aan het begin van de derde klas h/v het BLN 91 zijn en aan het eind van de derde klas havo/vwo is de maximaal te behalen score 100. In klas 3FA zijn 28 leerlingen getest. Klas 3FA heeft een gemiddelde score van 87 (laagste 71 en hoogste 95) en een standaard deviatie van 6,8. In klas 3FB zijn 26 leerlingen getest. Klas 3FB heeft een gemiddelde score van 81 (laagste 71 en hoogste 95) en een standaard deviatie van 7,0. In klas 3FC zijn 28 leerlingen getest. Klas 3FC heeft een gemiddelde score van 82 (laagste 71 en hoogste 94) en een standaard deviatie van 6,7. De gemiddelde score van de 82 leerlingen in alle drie de klassen voor deze toets Diataal is 83,5 en de standaard deviatie is 7,3. De standaard deviatie van rond de 7 is goed te noemen. Er zijn geen grote uitschieters naar boven of naar beneden. Voor het overzicht heb ik de scores voor het BLN van Diataal van de drie klassen gegroepeerd naar de vaardigheidsniveaus die Diataal als advies geeft. Niveau E (zwak) ≤ 70 Niveau D 71‐76 Niveau C 77‐85 Niveau B 86‐91 Niveau A (sterk) ≥ 92 BLN alle lln 3FA 3FB 3FC ≤ 70 0 0 0 0 71‐76 17 2 8 7 77‐85 29 7 10 12 86‐91 23 10 6 7 ≥ 92 13 9 2 2 Totaal 82 9
aantal leerlingen binnen betreffende scoregroep
Scores diataal 14 12 10 8 klas 3 fa klas 3 fb 6 klas 3 fc 4 2 0 ? 70 71-76 77-85 86-91 ? 92 0 2 7 10 9 klas 3 fa 0 8 10 6 2 klas 3 fb 0 7 12 7 2 klas 3 fc Scoregroepen Er zijn 36 leerlingen met een score van 86 en hoger. Een score van 86 en hoger vind ik redelijk. Deze 36 leerlingen vallen onder vaardigheidsniveau A (92‐100) en B (86‐91). Het vaardigheidsniveau is het niveau van de leerling ten opzichte van leerlingen van hetzelfde schooltype. Dit zijn sterke tot redelijk sterke lezers te noemen. Ik leg een grens bij de score van 86 en bekijk hierna alleen de leerlingen die een begrijpend leesniveau van 85 of minder hebben. Van de leerlingen die een BLN van 85 of lager hebben, kunnen we zeggen dat zij een te laag leesniveau hebben voor de derde klas h/v. Zij vallen onder vaardigheidsniveau C (77‐85) en D (71‐76). Het gaat in deze drie klassen om een groep van 46 leerlingen (van de 82). Bij deze groep leerlingen heb ik gekeken naar de resultaten van andere jaren, het lezerstype en het advies op de basisschool. In bijlage 1 heb ik dat per leerling beschreven. I k heb een aantal van deze gegevens via het programma SPSS aan elkaar gekoppeld. Deze gegevens en de koppeling staan bij de beantwoording van de deelvragen. In de paragrafen hieronder volgen eerst de verschillende resultaten: vaardigheidsniveau, lezerstype, basisschooladvies. 3.1 Vaardigheidsniveau De vaardigheidsgroep drukt het niveau uit in relatie tot leerlingen van hetzelfde schooltype. Doordat Diataal een leerlingvolgsysteem is, is de indeling in vaardigheidsgroepen afgestemd op het leerjaar (in dit geval 3). Het behaalde BLN bepaalt in welke vaardigheidsgroep een leerling zit. Als een leerling in vaardigheidsgroep A zit, geeft dat aan dat de leerling sterk is in tekstbegrip ten opzichte van medeleerlingen in hetzelfde schooltype. Aan de andere kan staat vaardigheidsgroep E, daarin valt de zwakke lezer.
10
Het vaardigheidsniveau van de nader bekeken groep leerlingen (46) is vooral niveau C en (in iets mindere mate) niveau D. (bron: www.diataal.nl) aantal Niveau
percentage
C
27
58,7
D
19
41,3
46
100,0
Totaal
3.2 Lezerstype Diataal typeert leerlingen op basis van het toetsresultaat. Van de 46 leerlingen die ik nader heb bekeken (die dus een BLN van 85 of lager hebben), worden 9 leerlingen een probleemlezer genoemd door Diataal. Dat betekent dat zij een zeer zwakke totaalscore hebben. Een probleemlezer ervaart lezen als een probleem, omdat deze zwak is op alle aspecten van leesvaardigheid. De probleemlezer is niet gemotiveerd, heeft weinig zelfvertrouwen, vermijdt leestaken en zit in een negatieve spiraal. Van de 46 leerlingen zijn er 24 leerlingen een compenserende lezer. Dit houdt in dat zij vooral problemen hebben op microniveau van een tekst, dus met woord‐ en zinsniveau. Ze zijn veelal bezig met de betekenis van woorden en zij hebben wel een actieve leeshouding. En er zijn drie leerlingen van de 46 een schoolse lezer te noemen. Een schoolse lezer heeft moeite met het adequaat combineren van informatie uit zinnen of tekstdelen en begrip van de tekst in zijn geheel. De schoolse lezer heeft wel voldoende begrip van woord‐ en zinsniveau. Maar deze lezer ondervindt moeilijkheden bij het begrijpen van de tekst en heeft een bevangen en niet actieve houding bij het lezen. Van 10 van de 46 leerlingen is geen specifieke typering mogelijk door Diataal. Het zijn leerlingen die wel laag gescoord hebben, maar door Diataal niet te typeren zijn als probleemlezer, schoolse lezer of compenserende lezer. (informatie van: www.diataal.nl) In schema ziet het er als volgt uit: Percentage van aantal Probleemlezer Compenserende lezer Schoolse lezer Totaal Niet te typeren Totaal
percentage
typeerbare leerlingen
9
19,6
25,0
24
52,2
66,7
3
6,5
8,3
36
78,3
100,0
10
21,7
46
100,0
11
3.3 Basisschooladvies Het basisschooladvies van de 46 leerlingen ziet er als volgt uit: vwo 3 havo/vwo 8 havo 9 vmbo‐tl / havo 11 vmbo‐tl 11 vmbo‐b/k 2 niet bekend 2 Een havo of vwo advies op de basisschool ligt in de lijn der verwachting als een leerling in klas 3 van de bovenbouw havo/vwo zit. Je zou denken dat de 20 leerlingen (van de 46 die ik nader heb bekeken) die havo, havo/vwo of vwo advies hebben gehad, op hun plek zitten. Toch scoren ze voor de Diataaltoets onvoldoende. Van de leerlingen met een vmbo ( / havo) ‐ advies is het de vraag of zij goed zitten in een 3 h/v klas. Toch zijn dat er 24 (waarvan 13 met alleen een vmbo‐advies). Deze leerlingen hebben gezien het resultaat van de Diataaltoets wel problemen met taal. Dit kan in de toekomst (bovenbouw) tot problemen leiden als er niets wordt gedaan aan deze lees‐ en taalproblemen. In schema ziet het er zo uit. Meer dan de helft van de leerlingen die slecht scoren voor de Diataaltoets (86 of minder) heeft een vmbo/havo advies. Minder dan de helft (45%) heeft een havo/vwo advies. Basisschooladvies aantal vmbo-b/k
2
4,3
4,5
vmbo-t
11
23,9
25,0
havo/vmbo
11
23,9
25,0
Havo
8
17,4
18,2
havo/vwo
9
19,6
20,5
Vwo
3
6,5
6,8
44
95,7
100,0
2
4,3
46
100,0
Totaal Onbekend* Totaal
percentage valide percentage
* Bij twee leerlingen was het advies niet bekend. 3.4 Resultaten andere jaren Opvallend gegeven is dat iets minder dan de helft van de 46 leerlingen (21 leerlingen) in klas 1 en 2 wel een redelijk resultaat behaalden. Zij behaalden een vaardigheidsniveau A of B in klas 1 en 2. En in de derde behaalden ze vaardigheidsniveau C of D. Deze leerlingen hebben een minder goed resultaat gehaald bij de Diataaltoets in de derde klas dan in de eerste en tweede klas. Een toets blijft natuurlijk
12
een momentopname. Om vast te stellen of bij deze leerlingen het niveau gedaald is, is meer toetsing bij deze leerlingen nodig. Van de 46 leerlingen is van 16 leerlingen te zeggen dat zij al problemen met lezen hadden en dus een laag BLN hadden in klas 1 en 2. In de eerste en tweede klas is bij deze leerlingen geen extra steun of oefening geweest. Het is dus niet vreemd dat bij deze leerlingen het resultaat in klas 1 en 2 op hetzelfde niveau is als in klas 3. 3.5 Vragenlijst De leerlingen die een BLN hebben van 85 of lager, heb ik een vragenlijst voorgelegd. Zie bijlage 2 voor deze vragenlijst. De vragenlijst is gebaseerd op Hacquebord (2004) en gaat over de ervaringen van leerlingen met lezen. Van de 46 leerlingen hebben 37 de vragenlijst ingevuld. In verband met de tijd was het niet mogelijk om alle 46 leerlingen de vragenlijst te laten invullen. In bijlage 3 staat het resultaat van de vragenlijst. Om een overzichtelijker beeld te hebben van de antwoorden heb ik de vragen geclusterd in vier groepen. De eerste groep vragen zijn algemene vragen. De tweede groep gaat over moeilijke woorden. De derde groep gaat over teksten en zinnen. De laatste groep gaat over hoe de leerlingen omgaan met een tekst. Om een vergelijking gemakkelijker te maken heb ik de beantwoording ‘helemaal mee eens’ en ‘een beetje mee eens’ samengevoegd en de beantwoording ‘niet helemaal mee eens’ en ‘helemaal niet eens’. Bij de algemene vragen wordt duidelijk dat een groot deel geen dyslexie heeft (29). Slechts bij 3 leerlingen is er echt dyslexie geconstateerd, de andere 5 hebben een beetje ingevuld. Wat dat betekent is niet helemaal duidelijk. Een relatief kleine groep zegt moeite te hebben met het spellen van woorden (11). Dit aantal komt bijna overeen met de leerlingen die zeggen dyslexie te hebben. Ook zeggen 15 leerlingen langzaam te lezen. Het lijkt logisch dat hier de groep inzit die zegt dyslexie te hebben. De meeste leerlingen (24) begrijpen de vragen die zij voor school moeten maken wel. Een grote groep (29) is ervan overtuigd dat je beter in taal wordt als je meedoet in de lessen. Ongeveer de helft van de groep leerlingen (17) zegt thuis te lezen en zegt hulplessen te willen volgen indien nodig. Bij de vragen over moeilijke woorden valt op dat een grote groep leerlingen (33) het belangrijk vinden om veel woorden te kennen voor school. Ook willen zij (26) meer aandacht voor moeilijke woorden op school. Er is verdeeldheid over het feit of de schoolboeken moeilijke woorden bevatten voor leerlingen: 18 zeggen van wel en 19 van niet. Ditzelfde geldt voor het feit dat leraren moeilijke taal gebruiken bij de uitleg in de klas (18 wel, 19 niet). 21 Leerlingen zeggen in de war te raken van moeilijke woorden. De strategie van leerlingen als zij stuiten op een moeilijk woord is niet eenduidig: 15 leerlingen zoeken een woord op en 14 leerlingen slaan een woord over. Ook over zinnen en teksten is geen eenduidigheid. Er zijn 17 leerlingen die zinnen in schoolboeken te lang vinden (20 vinden van niet). Een grote groep (26) wil wel meer aandacht voor het begrijpen van teksten en een groep (25) wil betere uitleg van leraren hoe je bij hun vak iets moet leren. 24 Leerlingen willen vaak wel graag precies weten wat er staat, als zij iets lezen. Een grote groep (30) vindt het vervelend als een tekst niet direct begrijpelijk is. Een minder grote groep (13) zegt zelfs 13
bang te zijn dat ze iets niet goed begrijpen wat ze lezen. En 28 leerlingen zeggen daarbij dat ze niet weten wat te doen als ze een tekst niet begrijpen. Een mogelijke strategie is om een stuk tekst nog eens over te lezen. Dat zeggen 27 leerlingen te doen. Een grote groep (30) gaat raden waarover het gaat, als zij iets niet begrijpt. Een andere strategie is om de voorkennis te activeren. Een redelijk grote groep leerlingen (25) bedenkt van te voren na over wat hij of zij weet van het onderwerp. Hardop lezen wordt door een deel gedaan (19) en door een andere deel niet (18). Hieronder staan de vragen gegroepeerd met daarbij de beantwoording. Het totale overzicht staat in bijlage drie. Algemene vragen wel eens niet eens ‐ Ik heb last van dyslexie. * 8 ‐ Ik heb moeite met het goed spellen van woorden. 11 ‐ Ik lees tamelijk langzaam. 15 ‐ Vragen die ik voor school moet maken begrijp ik altijd. 24 ‐ Thuis lees ik vaak een boek of de krant. 17 ‐ Ik ga graag naar hulplessen voor taal en lezen, als ik dat nodig heb. 17 ‐ Als je bij alle lessen goed meedoet, word je vanzelf beter in taal. 29 * Bij drie leerlingen is dyslexie geconstateerd. Moeilijke woorden wel eens ‐ In mijn schoolboeken staan vaak moeilijke woorden. 18 ‐ Veel woorden kennen is belangrijk voor school. 33 ‐ Leraren gebruiken vaak moeilijke taal als ze iets uitleggen. 18 ‐ Op school moet meer aandacht zijn voor het leren van moeilijke woorden. 26 ‐ Moeilijke woorden in een tekst brengen me in de war. 21 ‐ Moeilijke woorden in een tekst zoek ik op in het woordenboek. 15 ‐ Een moeilijk woord sla ik gewoon over. 14 Teksten en zinnen wel eens ‐ De zinnen in mijn schoolboeken zijn vaak te lang. 17 ‐ Docenten leggen niet goed uit hoe je een tekst in een schoolboek moet lezen.21 ‐ Op school moet meer aandacht komen voor het begrijpen van teksten. 26 ‐ Leraren moeten beter uitleggen hoe je bij hun vak iets moet lezen. 25 Hoe omgaan met een tekst wel eens ‐ Ik verveel me bij het lezen van een tekst. 23 ‐ Als ik lees, wil ik precies weten wat er staat. 24 ‐ Ik vind het vervelend als ik iets niet meteen begrijp. 30 ‐ Ik weet niet wat ik moet doen als ik iets niet begrijp. 9 ‐ Ik ben vooral geïnteresseerd in de hoofdzaken van een tekst. 29 ‐ Ik lees vaak stukjes tekst nog eens over. 27 ‐ Voor het lezen denk ik na over wat ik al weet van het onderwerp. 25 ‐ Als ik de tekst goed wil lezen, lees ik die zacht hardop. 19 ‐ Ik ben vaak bang dat ik niet goed begrijp wat ik lees. 13 ‐ Als ik iets niet begrijp, probeer ik te raden waarover het gaat. 30
29 26 22 13 20 20 8
niet eens 19 4 19 11 16 22 23
niet eens 20 16 11 12
niet eens 14 13 7 28 8 10 12 18 24 7
14
3.6 Interviews De interviews staan uitgewerkt in bijlage 4. Ik heb de taalcoördinator van de onderbouw gesproken over de invoering van Diataal. Daarnaast sprak ik twee docenten Nederlands over wat zij doen en deden in de derde klas aan taal en begrijpend lezen. De coördinator van het derde leerjaar heb ik gesproken over het gebruiken van de uitslagen Diataal bij de determinering van leerlingen. De docenten die ik sprak zien wel het belang van taal. Ze weten dat taalgericht vakonderwijs belangrijk is voor de leerlingen. De docenten waren geschrokken van de slechte resultaten van de leerlingen op de Diataaltoets. In het interview met de taalcoördinator in de onderbouw, Audrey van Raalte, werd duidelijk dat er in de onderbouw meer gebeurt dan in de bovenbouw. Zo worden de resultaten van Diataal in de eerste en tweede klas gebruikt voor remediering en het wegwerken van achterstanden. Diataal is in schooljaar 2006/2007 gestart op de OSB als pilot. De taalcoördinator was bekend met Diataal vanuit haar vorige baan in het basisonderwijs. Dit schooljaar is Diataal voor de tweede keer in de derde klas afgenomen. Volgens de coördinator van het derde leerjaar, Gijs de Vries, worden de toetsuitslagen van Diataal niet gebruikt bij de determinatie voor de keuze van havo of vwo na het derde leerjaar. Hij zei in het interview dat docenten van andere vakken dan het vak Nederlands wel naar taal kijken en het belang van taal zien. De docenten Nederlands vinden de toetsen van Diataal relevant. Mark Bakker wil de resultaten van Diataal en andere leestoetsen bijhouden in de onderbouw en derde klas, zodat docenten daarmee aan de slag kunnen. Ik heb ook gevraagd aan de docenten Nederlands wat er nog meer in de derde klas gedaan zou kunnen worden. Beide docenten noemen Nieuwsbegrip. Bert Ferwerda verwacht tevens dat het nuttig is voor leerlingen om meer aan woordenschat te doen. Aan alle collega’s heb ik gevraagd wat zij denken wat de oorzaken zijn. Hierover is geen eenduidigheid. De een vindt dat de thuissituatie een rol speelt en de ander vindt dat de moedertaal invloed heeft. Een ander vindt dat te verwaarlozen, omdat het maar om een paar leerlingen gaat in de derde klas h/v.
15
4. Beantwoording vragen en conclusie In deze paragraaf zal ik de deelvragen beantwoorden en daar conclusies uit trekken. De deelvragen waren: 1. Wat zijn de resultaten van Diataal voor de leerlingen in de derde klas h/v in schooljaar 2010‐2011? 2. Welke adviezen worden er door Diataal gegeven op basis van de resultaten? 3. Welk aanbod bieden leerkrachten binnen de reguliere taallessen / lessen Nederlands? 4. Wat doen leerlingen in de derde klas in alle lessen aan taal? 5. Wat kan er verbeterd worden in het taalbeleid op de OSB?
4.1 Beantwoording deelvragen 1. Wat zijn de resultaten van Diataal voor de leerlingen in de derde klas h/v in schooljaar 2010‐2011? In hoofdstuk 2 en in de bijlage staan de resultaten duidelijk beschreven. Het komt er op neer dat van de 82 leerlingen uit klas 3 er dit schooljaar 46 leerlingen problemen met lezen hebben. Deze leerlingen hebben een begrijpend leesniveau van 86 of minder. Dat is ver onder de te behalen 100 en onder de 91 (startniveau klas 3). De laagst behaalde score is 71 en de hoogste 95. De gemiddelde score van de 82 leerlingen in alle drie de klassen voor deze toets Diataal is 83,5 en de standaard deviatie is 7,3. Er is een aantal correlaties te leggen. Het begrijpend leesniveau en het advies van de basisschool is te koppelen. Hoe hoger het begrijpend leesniveau (BLN) is, hoe lager het advies. Er is natuurlijk een sterke relatie tussen het BLN en de vaardigheid, maar dat geeft het programma Diataal zelf al aan als advies. Er is geen relatie aan te geven tussen type lezer en basisschooladvies. Correlaties begrijpend
basisschool
leesniveau Begrijpend
vaardigheid
,000
vaardigheid
46
45
-,860**
1,000
36
,010 36
-,185
,851 36
-,296 ,390** ,051
36,000 ,033
,010 44
43
1,000 ,033
,281 36
44
-,185 ,390**
45,000
,191 ,264
advies
,051
,281 45
Basisschool
-,296
,264
,000
type lezer
advies
-,860** ,191
1,000
leesniveau
type lezer
34 1,000
,851 43
34
44,000
**. De correlatie is significant op het niveau van 0.01.
16
2. Welke adviezen worden er door Diataal gegeven op basis van de resultaten? Van de 82 leerlingen heb ik de 46 leerlingen met een score van 85 of minder nader bekeken. Diataal geeft aan dat er van deze groep 24 compenserende lezers zijn, 9 probleemlezers en 3 schoolse lezers. En bij 10 leerling wordt er geen lezerstype aangegeven door Diataal. Per lezerstype zijn er adviezen van Diataal. De compenserende lezers moeten oefenen met woordniveau en zinsniveau. De probleemlezers hebben overal moeite mee en zullen dus in het geheel meer en beter moeten worden in lezen. De schoolse lezer moet oefenen met de tekst in het geheel en de combinatie van informatie van tekstdelen. Per leerling zou nog meer gekeken kunnen worden naar de resultaten in klas een en twee om persoonlijke begeleiding te bieden. 3. Welk aanbod bieden leerkrachten binnen de reguliere taallessen / lessen Nederlands? De leerlingen die dit schooljaar in de 3e klas zitten hebben in klas 1 en 2 geen extra ondersteuning gehad. Het is niet bekend of de leerlingen in de reguliere lessen extra taalondersteuning krijgen aangeboden. Uit de interviews met de docenten Nederlands blijkt dat zij in de derde klas in elk geval de methode volgen en geen extra ondersteuning geven aan leerlingen met problemen met lezen. Het extra uur taal dat de derde klas vanaf dit schooljaar krijgt wordt gebruikt om met teksten van Nieuwsbegrip te oefenen. (bron: interviews Bert Ferwerda en Mark Bakker) Docenten Nederlands en mentoren van de derde klas zijn niet op de hoogte van de taalachterstanden bij leerlingen. Andere docenten dan de docenten Nederlands zijn niet op de hoogte van de resultaten Diataal bij leerlingen die zij lesgven. (bron: interview Gijs de Vries) Sinds kort wordt er in de onderbouw wel iets gedaan met de uitslagen van de Diataaltoetsen. Leerlingen die slecht zijn in technisch lezen krijgen via de Ralfi‐methode extra leeslessen aangeboden. Omdat dit sinds kort gebeurt, is nog onvoldoende te zeggen over de resultaten hiervan. (bron: interview Audrey van Raalte) 4. Wat doen leerlingen in de derde klas in alle lessen aan taal? Voor zover bekend bij de docenten die ik geïnterviewd heb, wordt er alleen bij het vak Nederlands aandacht gegeven aan taal. Er is geen schoolbrede aandacht voor het leren van leesstrategieën of tekstbegrip. De leerlingen geven via de vragenlijst zelf aan dat zij meer aandacht willen voor moeilijke woorden en het begrijpen van teksten. In de derde klas hebben leerlingen in schooljaar 2010‐2011 tijdens het KWT‐uur meer aan lezen gedaan met Nieuwsbegrip. Nieuwsbegrip is een website waar elke week een nieuwe tekst met vragen verschijnt om mee te oefenen. Deze teksten en vragen zijn er op vier verschillende niveaus. In klas drie wordt meestal niveau D gebruikt. Nieuwsbegrip werkt ook met een schema voor een strategie voor het lezen. (www.nieuwsbegrip.nl) (bron: interviews Bert Ferwerda en Mark Bakker) 17
5. Wat kan er verbeterd worden in het taalbeleid op de OSB? Op basis van de gegevens van de resultaten en adviezen van Diataal blijkt dat er veel meer aandacht moet komen voor leerlingen met een taalachterstand op de OSB. De resultaten van leerlingen in de derde klas zijn slecht te noemen. Meer aandacht aan taal kan door taal bij andere vakken te betrekken (taalgericht vakonderwijs), door een doorlopende leerlijn te ontwikkelen en door specifieke taalhulp aan te bieden aan leerlingen. Bij de grote hoeveelheid compenserende lezers moet bijvoorbeeld de woordenschat verbeterd worden. Andere leerlingen zullen weer meer met teksten moeten oefenen, zoals bijvoorbeeld Nieuwsbegrip aanbiedt. Met de toetsresultaten van Diataal uit de tweede klas in de hand kunnen docenten Nederlands differentiëren in de klas.
18
4.2 Conclusie Er is een aantal conclusies te trekken uit de resultaten van dit onderzoek. Allereerst zijn de resultaten van de leerlingen uit klas 3 van de toets Diataal slecht. Dat meer dan de helft van de leerlingen uit klas 3 onder het niveau zit van wat het (afgezet tot de landelijke resultaten) zou moeten zijn, is natuurlijk niet goed. Het is niet duidelijk geworden wat de oorzaken kunnen zijn voor het slechte resultaat van de Diataaltoetsen. Dat zat ook niet in de opzet van het onderzoek. Wel maken de adviezen van Diataal duidelijk dat er wat moet gebeuren om de taalvaardigheid van leerlingen in de toekomst te verbeteren. Resultaten Er was geen duidelijk verschil tussen de drie klassen. De drie klassen bestaan in totaal uit 82 leerlingen. De leerlingen in de drie klassen behaalden gemiddeld bijna hetzelfde resultaat. Het is opvallend dat er leerlingen achteruit zijn gegaan in resultaat: 21 leerlingen scoorden beter in klas 1 en 2, dan in klas 3. Dit kan samenhangen met een houding. ‘Ik doe nu havo dus ik hoef niet meer zo nodig te presteren’, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Het kan ook liggen aan ons onderwijsaanbod. Een toets is altijd een momentopname. Kortom een duidelijke verklaring is hier niet voor te geven. Diataal Het is goed dat de school leerlingen toetst met Diataal. Het is wel jammer dat er nog onvoldoende gebeurt met de toetsuitslagen in de derde klas. Het is op zichzelf logisch dat een school eerst gaat toetsen en daarna bedenkt wat er mee kan gebeuren. Zo is dat in de onderbouw ook gegaan. Eerst was er een pilot en daarna zijn alle klassen getoetst. Pas daarna is besloten wat er kon gebeuren met de leerlingen die een slecht resultaat behalen. Daar is nu het Ralfi‐lezen voor ingevoerd. In de derde klas is Diataal nu voor de tweede keer gebruikt. Volgend jaar is de derde keer en drie maal is scheepsrecht. Komend schooljaar kunnen docenten Nederlands die lesgeven in een derde klas meer doen met de uitslagen Diataal. Diataal is een diagnostisch instrument en het zou ook op de OSB als leerlingvolgsysteem gebruikt kunnen worden. Docent Nederlands Mark Bakker heeft een Excel‐schema gemaakt van de Diataal‐scores van de afgelopen jaren en daarnaast de resultaten gezet van de leerlingen uit zijn tweede klas bij toetsen tekstbegrip. Dit geeft een goed beeld van waar de hiaten bij leerlingen liggen op het gebied van leesvaardigheid. Basisschooladvies en determinatie Van de 46 leerlingen die laag scoorden en die ik nader heb bekeken, hebben er slechts 20 een echt havo/vwo advies gekregen op de basisschool. Van de 24 leerlingen die een havo/vmbo advies kregen, moet de school zich afvragen of zij een derde klas h/v wel kunnen doen. In de derde klas worden de uitslagen van Diataal niet gebruikt voor de determinatie. Woordenschat Twee derde van de leerlingen die door Diataal te typeren zijn, wordt door Diataal een compenserende lezer genoemd. Dat zijn 24 leerlingen in totaal. Deze leerlingen hebben moeite met woord‐ en zinsniveau. Diataal adviseert bij deze leerlingen vooral te oefenen met woordenschat. Opvallend is dat de leerlingen in de vragenlijst zelf ook al aangaven dat zij het belangrijk vinden om moeilijke woorden te begrijpen. Er is geen eenduidige strategie bij leerlingen om met moeilijke woorden in een tekst om te gaan. De docenten Nederlands zeiden in de interviews dat zij woordenschat belangrijk vinden. Ze zouden leerlingen ook een strategie aan kunnen leren hoe zij om 19
kunnen gaan met moeilijke woorden of woorden die ze niet begrijpen in een tekst. Nu geven leerlingen aan dat ze vaak gaan raden. Doorlopende leerlijn Uit dit onderzoek blijkt dat er in de onderbouw meer aandacht is voor taal en lezen dan in de bovenbouw. De samenwerking tussen de afdelingen binnen de vakgroep Nederlands is al wel verbeterd de laatste jaren, maar een intensievere samenwerking is nodig voor de beschrijving en uitvoering van de doorlopende leerlijn. Sinds twee jaar wordt Diataal ook in de bovenbouw getoetst. In de onderbouw weten docenten niet wat er gebeurt in de bovenbouw en vice versa. Dat is een gemiste kans. Vooral omdat leerlingen zelf aangeven dat zij het belangrijk vinden om een tekst te begrijpen en om voldoende moeilijke woorden te kennen. Uit de interviews kwam naar voren dat er in de onderbouw wel wat wordt gedaan met Diataal, maar dat de uitslagen van Diataal in de bovenbouw nauwelijks gebruikt worden. De coördinator van het derde leerjaar was niet op de hoogte en de docent Nederlands deed weinig tot niets met de uitslag van de Diataaltoets.
20
5. Advies Vanuit de resultaten en conclusies zijn meerdere aanbevelingen te formuleren. Ik begin met een algemeen advies over taalbeleid. In het schoolplan 2007‐2011 staat dat taalbeleid een aandachtspunt moet zijn bij alle vakken. In de bovenbouw h/v is echter nauwelijks taalbeleid vormgegeven in de periode tussen 2007 en 2011. In het laatste schooljaar is er wel een aantal initiatieven genomen. In het nieuwe schoolplan dat nu wordt geschreven zou de schoolleiding daadwerkelijk meetbare doelen kunnen te stellen voor het taalbeleid. Zoals beschreven door Henneman, Kleijnen en Smit en aangehaald in de paragraaf over literatuur, is er een invulling van het taalbeleid op drie niveaus gewenst: strategisch, tactisch en operationeel. Strategisch wil zeggen dat er wordt gekeken naar de wens voor ontwikkeling van taalbeleid zoals de schoolleiding dit formuleert. Je zou kunnen zeggen dat hierin al is voorzien, omdat de schoolleiding en directie heeft aangegeven taalbeleid belangrijk te vinden. Op tactisch niveau zit op de OSB nog een gat. Er is een taalcoördinator bij de onderbouw, maar nog niet bij de bovenbouw. Een taalcoördinator in de bovenbouw is gewenst om twee redenen. Ten eerste voor de doorlopende leerlijn, omdat in de onderbouw al wel gestart is met het volgen van de uitslagen Diataal en dat zou vervolg moeten krijgen in de bovenbouw. En ten tweede omdat juist in de bovenbouw het werken met teksten ingewikkelder wordt en dat kan ervoor zorgen dat leerlingen die slim genoeg zijn om havo of vwo te doen toch niet voldoende presteren. Een taalcoördinator zou tevens kunnen zorgen voor ondersteuning en beleid op taalgericht vakonderwijs. De rol van de taalcoördinator moet serieus genomen worden door andere docenten en door de schoolleiding. De persoon in deze functie moet zorgen voor draagvlak voor taalgericht vakonderwijs onder docenten en voor ondersteuning van de docenten Nederlands. Er moet dus moet dus voldoende uren per week voor staan. En als laatste het operationeel niveau, oftewel wie doet wat? Duidelijk moet worden wie wat uitvoert. Docenten Nederlands moeten de uitslagen van Diataal gebruiken om de leerlingen die dat nodig hebben extra ondersteuning te bieden. Daarnaast is het van belang dat alle docenten in de bovenbouw gaan werken aan het gebruik van taal binnen hun eigen vakgebied. Als de OSB een taalbewuste school wil zijn, moeten docenten stap voor stap meegenomen worden zodat zij het belang inzien van taal binnen elk vak. In het afgelopen schooljaar (2010‐2011) is gestart met de ondersteuning van docenten door middel van een taaltraining van Piet Litjens (ITTA). Dit is een goede start en dat moet voortgezet worden in het komende schooljaar (2011‐2012). Nog maar weinig docenten van de bovenbouw havo/vwo hebben de training van Litjens bezocht. Dit zou komend jaar verplicht kunnen worden gesteld. In andere deelscholen leek deze training wel verplicht te zijn, maar bij in deelschool F (havo/vwo) niet. Het kan ook helpen om Litjens de school in te halen. Taalgericht vakonderwijs Op de OSB zou Taalgericht vakonderwijs onderdeel moeten zijn van een te ontwikkelen taalbeleid dat geldt voor meerdere jaren. Vanwege het hoge aantal probleemlezers en compenserende lezers in de derde klas h/v, is het goed om taalsteun aan te bieden in alle reguliere lessen. Vakdocenten kunnen hierbij ondersteund worden door de docenten Nederlands. Taalgericht vakonderwijs staat of valt met de erkenning van het belang door docenten en de inzet van de docenten. En het start in elk geval met het commitment van de schoolleiding. Zij moet geld en uren beschikbaar stellen om te zorgen dat vakdocenten aandacht kunnen geven aan taal in hun lessen. Scholing is hiervoor onontbeerlijk, want het is duidelijk dat er een andere manier van lesgeven verwacht wordt van docenten. In elk geval moeten docenten leren om op een andere manier aan te kijken tegen de lesstof. Ontwikkeling van nieuwe lessen is dan nodig om oude rolpatronen te doorbreken. Meer aandacht voor taalgericht vakonderwijs zorgt ervoor dat de 21
leerlingen bij elk vak bezig zijn met taal. Zo zien leerlingen het belang in van taal bij alle vakken en wordt het effect van een beter taalvaardigheid versterkt. Diataal Door de uitslagen van Diataal naast de resultaten van andere leestoetsen te leggen, is meer te zeggen over de leesproblemen van leerlingen omdat een toets immers een momentopname is. De uitslag van de toetsen van Diataal kan gebruikt worden om de leerlingen te wijzen op hun taalniveau. Leerlingen in de derde klas die onder de maat presteren moeten extra steun krijgen, buiten de reguliere lessen Nederlands. De uren voor Keuzewerktijd (KWT) kunnen net als de OSB‐ uren in de onderbouw gebruikt worden voor extra begeleiding van leerlingen die dat nodig hebben. In de derde klas moet daarnaast het reguliere curriculum gebruikt worden om taalachterstanden weg te werken. Hiervoor kunnen dan de uitslagen van de tweede klas gebruikt worden, omdat leerlingen in de derde klas vaak pas in maart of april getoetst worden. In de klas moet de docent Nederlands een gedifferentieerd aanbod bieden van taal en tekstbegrip. Ook moeten de resultaten van Diataal altijd bekend gemaakt worden. De mentor en de docent Nederlands in de derde klas h/v moeten in elk geval op de hoogte zijn van de prestaties van leerlingen in de eerste en tweede klas. Doorlopende leerlijn Er zou een goede doorlopende leerlijn moeten zijn om resultaatgericht met leerlingen te kunnen werken aan (taal)achterstanden. Diataal kan als leerlingvolgsysteem een basis vormen voor een doorlopende leerlijn. Leerlingen zijn er mee geholpen als taal een duidelijk lijn volgt in het onderwijs, zowel horizontaal (tussen verschillende vakken) als verticaal (tussen verschillende leerjaren). Aandacht voor een doorlopende leerlijn taal kan er voor zorgen dat de aandacht voor taal in de onderbouw doorgaat in de bovenbouw. Lezen is belangrijk omdat leerlingen bij bijna alle vakken eerst moeten lezen om te kunnen leren. In de bovenbouw worden de taaltaken vaak moeilijker en er worden eisen gesteld aan de schriftelijke vaardigheden. Uit de literatuur blijkt dat leerlingen die het in de onderbouw nog konden redden met leesstrategie, er in de bovenbouw toch tegenaan lopen dat zij een te geringe woordenschat hebben om een tekst goed te kunnen begrijpen. Praktische aanbevelingen Het formuleren van taalbeleid, het invoeren van taalgericht vakonderwijs en het afstemmen over een doorlopende leerlijn vergt enige tijd en inzet van mensen. Er zijn ook aanbevelingen die gemakkelijk zijn door te voeren. Uit het onderzoek blijkt dat zowel leerlingen als docenten woordenschat belangrijk vinden. Voor compenserende lezers is een grotere woordenschat van groot belang. Maar voor alle andere leerlingen is het handig. Het lijkt dus voor de hand liggend om in het curriculum in het derde jaar meer te doen aan woordenschat. Naast de suggestie om meer te doen aan woordenschat, noemen docenten Nederlands Nieuwsbegrip als methode om tekstbegrip te verbeteren in de 3e klas h/v. Het zou interessant zijn om te kijken of we Nieuwsbegrip nu goed gebruiken. Verder lijkt het logisch dat voor alle vakken en in alle afdelingen docenten hetzelfde stappenplan lezen gebruiken. Dit zorgt voor uniformiteit in de school en het zorgt er voor dat dit een duidelijk herkenbaar beeld is voor leerlingen. Voor de herkenbaarheid kan het stappenplan op verschillende plaatsen in de deelschool opgehangen worden.
22
Determinatie Het zou zeer nuttig zijn om de uitslagen van Diataal in de derde klas te gebruiken bij de determinatie, zoals dit in de eerste en tweede klas nu soms al gebeurt. De uitslagen zijn dan niet leidend, maar kunnen bij twijfel wel doorslaggevend zijn. Een leerling kan bijvoorbeeld wel goed zijn in exacte vakken, maar later in de bovenbouw afzakken omdat het niveau van begrijpend lezen onder de maat is. Ook kan de school er voor kiezen leerlingen met een slechte uitslag van Diataal wel naar havo of vwo te laten gaan, maar extra taallessen te verplichten, zodat de leerling later niet afzakt. De aanbevelingen op een rij: ‐ Duidelijk meetbare doelen voor het taalbeleid formuleren in het schoolplan. ‐ Taalbeleid beschrijven op drie niveaus: strategisch, tactisch en operationeel. ‐ Een taalcoördinator aanstellen in de bovenbouw. ‐ Taalgericht vakonderwijs invulling geven in de bovenbouw. ‐ De resultaten van Diataal per leerling gebruiken om te differentiëren in de derde klas. ‐ Doorlopende leerlijn beschrijven op het gebied van taal en lezen. ‐ Hetzelfde stappenplan lezen gebruiken in de hele school. ‐ In de derde klas meer oefenen met woordenschat. ‐ Tekstbegrip oefenen met Nieuwsbegrip in de derde klas. ‐ De resultaten van de Diataaltoetsen gebruiken bij de determinatie.
23
6. Presentatie schoolleiding Op vrijdag 1 juli heb ik het advies aan twee leden van de schoolleiding en een docent Nederlands gepresenteerd: ‐ Arjen Huisman (C‐deelschool, vanuit de schoolleiding belast met talen en taalbeleid) ‐ Joop van Helvoort (F‐deelschool, havo/vwo) ‐ Karin Schade Van Westrum (docent Nederlands, F‐deelschool) Aan het begin van het gesprek heb ik kort toegelicht wat het onderzoek inhield en wat ik heb gedaan. Daarna heb ik ook verteld wat de resultaten en conclusies zijn. We zijn vervolgens verder ingegaan op de adviezen. De schoolleiders onderschrijven de adviezen in grote lijnen. De vraag naar een onderzoek naar de uitslagen Diataal in de derde klas kwam van Arjen. Hij is dit jaar al begonnen om het taalbeleid invulling te geven. Dit profielproduct ondersteunt zijn plannen dus voor een groot deel. Wel moet er nog veel gebeuren. Zeker taalgericht vakonderwijs is een kwestie van lange adem. Karin heeft als collega docent Nederlands interesse in de uitvoering van het taalbeleid en wil daar volgend jaar graag aan meedoen. Zij heeft vorig jaar de uitslagen van Diataal overigens al wel gebruikt, maar erkent ook dat er verder nog te weinig mee is gebeurd. Karin heeft taakuren gekregen om het taalgericht vakonderwijs invulling te geven in de bovenbouw. Joop gaf aan dat er de afgelopen jaren wel degelijk iets is gebeurd op het gebied van taalbeleid. Ook de bovenbouw h/v is gestart met taalbeleid. Er is een bijeenkomst van de deelschool geweest waar aandacht werd besteed aan taalgericht vakonderwijs. En er zijn drie docenten naar de cursus ‘VMBO Leest’ geweest, verzorgd door Piet Litjens van het ITTA. Het is de bedoeling dat alle docenten van de F‐deelschool volgend jaar naar ‘Niveaubewust taaldocent’ van Piet Litjens gaan. Joop verwacht niet dat hij de cursus kan verplichten, wel wil hij het stimuleren.
24
7. Evaluatie Ik vond het een interessante opdracht om te doen. Bij de keuze van het onderwerp had ik bij de schoolleiding aangegeven dat ik graag iets zou doen dat dicht bij mij en mijn vakgebied ligt. Interessant aan dit onderwerp is dat ik volgend jaar zelf een aantal van de aanbevelingen kan uitvoeren. Ik ga een derde klas lesgeven en wil dan graag in de praktijk iets doen met de uitslagen van Diataal. Het resultaat van de opdracht had ik wel verwacht. Ik had verwacht dat een deel van de leerlingen slecht zou scoren. De aanbevelingen zijn wel enigszins voor de hand liggend, maar het is volgens mij beter om iets goed uit te voeren dan nieuwe hoogdravende ideeën te bedenken. In het begin had ik wel moeite om de opdracht te beperken. En nog steeds zou ik meer willen onderzoeken. Eigenlijk zou je per leerling moeten kijken wat hij of zij per leerjaar heeft gedaan en wat de achtergrond is en waar de moeilijkheden liggen. Dat was voor dit onderzoek echter te intensief. Daarom heb ik gewerkt met een vragenlijst. Dit geeft wel een beeld, maar dat is niet heel erg representatief. Ten eerste kwam in de vragenlijst niet alles aan bod en een vragenlijst biedt niet de mogelijkheid om bij een leerling door te vragen, Ik heb inhoudelijk veel geleerd over taalgericht vakonderwijs. Graag zou ik volgend jaar betrokken zijn bij de ontwikkeling en invoering hiervan op school. Ik had niet verwacht dat zo veel andere collega’s geïnteresseerd zijn in taal en de integratie van taal in hun vakgebied. Er valt echt een wereld te winnen op taalgebied, zeker op een school als de OSB. Daarnaast ben ik mezelf tegengekomen op het gebied van onderzoek doen. Ik vind het lastig, maar wel leuk om te doen. Ik zou echt meer routine moeten krijgen in het opstellen van vraagstelling en probleembeschrijving. De start van dit onderzoek is daardoor lastiger geweest dan ik had verwacht.
25
Literatuurlijst Bimmel, P., H. van den Bergh & R. Oostdam (2000). Effecten van strategietraining op leesvaardigheid in moedertaal en tweede taal. In: Spiegel, jrg. 17/18, nr. 3/4, p.55‐78. CITO (2009). Monitor Taal en Rekenen. Arnhem: Cito. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). Over de drempels met taal en rekenen. Hacquebord, H. (2004). Taalproblemen en taalbehoeften in het voortgezet onderwijs. Leerlingen en docenten geënquêteerd. Levende Talen Tijdschrift, jrg. 5, nr. 2, 17‐28. Hacquebord, H. (2006). Woordkennis als onderdeel van taaldiagnostisch onderzoek. Levende Talen, jrg. 7, nr. 1. Hajer, M. & T. Meestringa (2009). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum: Coutinho. Hajer, M. (2008). Taalgericht vakonderwijs. Tijd voor een nieuw vijfjarenplan. Levende Talen, 6 (1). 3‐ 11. Hajer, M. (2008). De lat hoog voor vakonderwijs: taalbeleid in de klas via taalgericht vakonderwijs. Vonk, 38/1, 11‐27. Hoorn, Helen v. (2011). Tijd voor taal. Eindopdracht leerproblemen en beleid, in het kader van de studie Master Special Educational Needs. Miedema, M. (2000). Professionele ontwikkeling van binnenuit werken aan een taalgevoelige school. Levende Talen, jrg. 1, nr. 4, blz. 25‐32. Nederlandse Taalunie (2008). Aan het werk! Adviezen ter verbetering van functionele leesvaardigheid in het onderwijs. Schoolplan OSB 2007‐2011. Bouwen op een goed fundament. Vernooij, K. (2009). Als leerlingen in het voortgezet onderwijs niet goed lezen. Levende Talen Magazine, special over taalbeleid in het Nederlands en Vlaams onderwijs, blz.47‐49. Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek. Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom. Websites - www.diataal.nl Hier staat algemene informatie over Diataal en via deze site zijn de resultaten en adviezen te vinden. ‐ www.slo.nl Het SLO is het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. Er staat op deze website meer informatie over taalgericht vakonderwijs en taalbeleid.
26
‐ www.taalgerichtvakonderwijs.nl De website van het platform taalgericht vakonderwijs sinds 2001, waar ervaring wordt uitgewisseld door docenten en medewerkers van instellingen. ‐ www.taalwebamsterdam.nl Taalweb houdt zich bezig met het stimuleren van taalbeleid en het verbeteren van taalonderwijs.
27
BIJLAGEN
28
Bijlage 1 Resultaten Diataal BLN alle lln 3FA 3FB 3FC 71‐ 75 14 3 6 5 76‐ 80 18 2 7 9 81‐ 85 10 4 5 5 86‐ 90 21 10 5 6 91‐ 95 15 9 3 3 96‐100 0 0 0 0 Totaal 82 leerlingen Van de leerlingen die een BLN van 85 of lager hebben, kunnen we zeggen dat zij een te laag leesniveau hebben. Zij vallen onder vaardigheidsniveau C (77‐85) en D (71‐76). Bij deze groep leerlingen heb ik gekeken naar de resultaten van andere jaren, het lezerstype en het advies op de basisschool. Deze informatie staat hieronder. In klas 3FA gaat het om 9 leerlingen. 1. BLN 71, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. In de klas 1 al een probleemlezer en in klas 2 een compenserende lezer. Advies op basisschool was havo. 2. BLN 83, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. Basisschooladvies: vmbo tl. 3. BLN 78, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. Basisschooladvies: vmbo tl. 4. BLN 85, vaardigheidsniveau C, in eerste leerjaren redelijk resultaat. Basisschooladvies: vmbo tl. 5. BLN 75, vaardigheidsniveau D, probleemlezer Al in klas 1 een probleemlezer en compenserende lezer. Basisschooladvies: havo/vwo. 6. BLN 82, vaardigheidsgroep C. In eerste jaren redelijk resultaat. Basisschooladvies: vmbo/havo. 7. BLN 74, vaardigheidsgroep D, probleemlezer Was in klas 1 compenserende lezer. Is dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: havo/vwo. 8. BLN 83, vaardigheidsgroep C. In klas 1 en 2 redelijk resultaat. Is achteruit gegaan. Basisschooladvies: vmbo tl. 9. BLN 80, vaardigheidsgroep C, compenserende lezer. Was vaardigheidsgroep B in klas 1 en 2. Basisschooladvies: havo
29
In klas 3FB gaat het om 18 leerlingen. 1. BLN 81, vaardigheidsgroep C. Klas 1 en 2 vaardigheidsgroep B, dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: vmbo‐t/havo. 2. BLN 76, vaardigheidsgroep D, compenserende lezer. Klas 1 en 2 vaardigheidsgroep A en B, dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: havo/vwo. 3. BLN 75, vaardigheidsgroep D, probleemlezer. In klas 1 en 2 al probleemlezer en compenserende lezer. Basisschooladvies: havo. 4. BLN 71, vaardigheidsniveau D, probleemlezer. In klas 1 probleemlezer (te lage woordenschat) in klas 2 compenserende lezer. Basisschooladvies: havo. 5. BLN 76, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. In klas 2 ook al compenserende lezer. Basisschooladvies: vwo. 6. BLN 71, vaardigheidsniveau D, schoolse lezer. In klas 1 in 2 vaardigheidsgroep A en B, dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: vwo. 7. BLN 79, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 probleemlezer, klas 2 vaardigheidsgroep A. Basisschooladvies: havo. 8. BLN 81, vaardigheidsgroep C, compenserende lezer. Klas 1 probleemlezer. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 9. BLN 74, vaardigheidsniveau D, schoolse lezer. Klas 1 probleemlezer. Basisschooladvies: vmbo‐t. 10. BLN 77, vaardigheidsniveau C, probleemlezer. Klas 1 en 2 C. Derde klas vmbo gedaan, daar probleemlezer (E). Basisschooladvies: VMBO‐t. 11. BLN 82, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A, dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 12. BLN 80, vaardigheidsniveau C. Klas 1 vaardigheidsniveau A, dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 13. BLN 85, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. Klas 1 vaardigheidsniveau A, dus achteruit gegaan. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 14. BLN 77, vaardigheidsniveau C. Klas 1 en 2 vaardigheidsniveau B. Basisschooladvies: vmbo‐k. 15. BLN 81, vaardigheidsniveau C. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 16. BLN 73, vaardigheidsniveau D, probleemlezer. Instromer in klas 3. Basisschooladvies: vmbo‐t. 30
17. BLN 74, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. Klas 1 schoolse lezer. Klas 2 en 3 (vmbo) vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: vmbo‐t. 18. BLN 79, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. Klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: niet bekend. In klas 3FC gaat het om 19 leerlingen. 1. BLN 75, vaardigheidsniveau D, probleemlezer. In klas 1 probleemlezer. Basisschooladvies: havo. 2. BLN 80, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: vmbo‐t. 3. BLN 78, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau B. Basisschooladvies: vmbo‐k. 4. BLN 82, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 5. BLN 80, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: vwo. 6. BLN 75, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. In klas 1 en 2 probleemlezer en schoolse lezer. Basisschooladvies: havo / vwo. 7. BLN 76, vaardigheidsniveau D, schoolse lezer. Instromer in derde klas. Basisschooladvies: havo / vwo. 8. BLN 80, vaardigheidsniveau C. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: havo. 9. BLN 71, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. In klas 1 en 2 (en 3 vmbo) vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies vmbo‐t / havo. 10. BLN 83, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 vaardigheidsniveau C (schoolse lezer). Klas 3 E (probleemlezer). Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 11. BLN 81, vaardigheidsniveau C. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B (en E probleemlezer). Basisschooladvies: havo / vwo. 12. BLN 80, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: havo / vwo. 13. BLN 71, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau E en C (probleemlezer en compenserende lezer). Basisschooladvies: havo. 31
14. BLN 81, vaardigheidsniveau C. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: vmbo‐t. 15. BLN 81, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A. Basisschooladvies: havo / vwo. 16. BLN 72, vaardigheidsniveau D, probleemlezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau B, E, D (probleemlezer, compenserende lezer). Basisschooladvies: havo. 17. BLN 76, vaardigheidsniveau D, probleemlezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau A en B. Basisschooladvies: vmbo‐t / havo. 18. BLN 79, vaardigheidsniveau C, compenserende lezer. In klas 1 niveau C en D en in klas 2 vaardigheidsniveau A. Basisschooladvies: vmbo‐t. 19. BLN 77, vaardigheidsniveau D, compenserende lezer. In klas 1 en 2 vaardigheidsniveau C, E, D (probleemlezer en compenserende lezer). Basisschooladvies: niet bekend.
32
Bijlage 2 Vragenlijst Beste leerling, Een docent Nederlands doet een onderzoek naar tekstbegrip onder leerlingen in de derde klas. Hieronder staat een aantal vragen. Wil je die beantwoorden? De vragen gaan over taal op school. Niet alleen bij Nederlands, maar ook over taal bij de andere vakken. We willen graag weten wat jouw mening is daarover. Ook willen we graag weten hoe je omgaat met taal op school. Geef antwoord met een van de volgende cijfers: 1= helemaal mee eens; 2= een beetje mee eens; 3= niet helemaal mee eens; 4= helemaal niet mee eens Dank je wel voor je medewerking.
33
1. In mijn schoolboeken staan vaak moeilijke woorden.
Noteer 1, 2, 3 of 4
‐‐‐‐‐
2. Ik heb last van dyslexie.
‐‐‐‐‐
‐‐‐‐‐
‐‐‐‐‐
‐‐‐‐‐
‐‐‐‐‐
7. Vragen die ik voor school moet maken, begrijp ik altijd.
‐‐‐‐‐
8. Ik heb moeite met het goed spellen van woorden.
‐‐‐‐‐
‐‐‐‐‐
3. Veel woorden kennen is belangrijk voor school.
4. Leraren gebruiken vaak moeilijke taal als ze iets uitleggen 5. Thuis lees ik vaak een boek of de krant.
6. De zinnen in mijn schoolboeken zijn vaak te lang.
9. Docenten leggen niet goed uit hoe je een tekst in een schoolboek moet lezen. 10. Op school moet meer aandacht komen voor het begrijpen van teksten.
‐‐‐‐‐
11. Ik ga graag naar hulplessen voor taal en lezen, als ik dat nodig heb.
‐‐‐‐‐
12. Als je bij alle lessen goed meedoet, word je vanzelf beter in taal.
‐‐‐‐‐
13. Leraren moeten beter uitleggen hoe je bij hun vak iets moet lezen.
‐‐‐‐‐
14. Op school moet meer aandacht zijn voor het leren van moeilijke woorden.
‐‐‐‐‐
15. Ik verveel me bij het lezen van een tekst.
‐‐‐‐‐
16. Als ik lees, wil ik precies weten wat er staat.
‐‐‐‐‐
17. Ik vind het vervelend als ik iets niet meteen begrijp.
‐‐‐‐‐
18. Ik lees tamelijk langzaam.
‐‐‐‐‐
19. Ik ben vooral geïnteresseerd in de hoofdzaken van een tekst.
‐‐‐‐‐
20. Ik lees vaak stukjes tekst nog eens over.
‐‐‐‐‐
21. Voor het lezen denk ik na over wat ik al weet van het onderwerp.
‐‐‐‐‐
22. Als ik de tekst goed wil lezen, lees ik die zacht hardop.
‐‐‐‐‐
23. Ik ben vaak bang dat ik niet goed begrijp wat ik lees.
‐‐‐‐‐
24. Ik weet niet wat ik moet doen als ik iets niet begrijp.
‐‐‐‐‐
25. Moeilijke woorden in een tekst brengen me in de war.
‐‐‐‐‐
26. Moeilijke woorden in een tekst zoek ik op in het woordenboek.
‐‐‐‐‐
27. Een moeilijk woord sla ik gewoon over.
‐‐‐‐‐
‐‐‐‐‐
28. Als ik iets niet begrijp, probeer ik te raden waarover het gaat. 1= helemaal mee eens; 2= een beetje mee eens; 3= niet helemaal mee eens; 4= helemaal niet mee eens
34
Bijlage 3 Resultaten vragenlijst onder 37 leerlingen die een BLN van 85 of minder hebben. Vraag 1. In mijn schoolboeken staan vaak moeilijke woorden. 2. Ik heb last van dyslexie. 3. Veel woorden kennen is belangrijk voor school. 4. Leraren gebruiken vaak moeilijke taal als ze iets uitleggen. 5. Thuis lees ik vaak een boek of de krant. 6. De zinnen in mijn schoolboeken zijn vaak te lang. 7. Vragen die ik voor school moet maken, begrijp ik altijd. 8. Ik heb moeite met het goed spellen van woorden. 9. Docenten leggen niet goed uit hoe je een tekst in een schoolboek moet lezen. 10. Op school moet meer aandacht komen voor het begrijpen van teksten. 11. Ik ga graag naar hulplessen voor taal en lezen, als ik dat nodig heb. 12. Als je bij alle lessen goed meedoet, word je vanzelf beter in taal. 13. Leraren moeten beter uitleggen hoe je bij hun vak iets moet lezen. 14. Op school moet meer aandacht zijn voor het leren van moeilijke woorden. 15. Ik verveel me bij het lezen van een tekst. 16. Als ik lees, wil ik precies weten wat er staat. 17. Ik vind het vervelend als ik iets niet meteen begrijp. 18. Ik lees tamelijk langzaam. 19. Ik ben vooral geïnteresseerd in de hoofdzaken van een tekst. 20. Ik lees vaak stukjes tekst nog eens over. 21. Voor het lezen denk ik na over wat ik al weet van het onderwerp. 22. Als ik de tekst goed wil lezen, lees ik die zacht hardop. 23. Ik ben vaak bang dat ik niet goed begrijp wat ik lees. 24. Ik weet niet wat ik moet doen als ik iets niet begrijp. 25. Moeilijke woorden in een tekst brengen me in de war. 26. Moeilijke woorden in een tekst zoek ik op in het woordenboek. 27. Een moeilijk woord sla ik gewoon over. 28. Als ik iets niet begrijp, probeer ik te raden waarover het gaat.
helemaal mee eens 2 3 19 4 7 2 4 3 7
een beetje mee eens 16 5 14 14 10 15 20 8 14
niet helemaal mee eens 13 3 3 13 12 18 13 12 13
helemaal niet eens 6 26 1 6 8 2 0 14 3
9
17
9
2
7 12 6 7
10 17 19 19
14 6 10 10
6 2 2 1
4 19 16 6 11 15 8 12 7 4 4 6 6 14
19 5 14 9 18 12 17 7 6 5 17 9 8 16
13 10 6 18 7 7 6 8 15 19 11 12 15 6
1 3 1 4 1 3 6 10 9 9 5 10 8 1
35
Bijlage 4 Uitgewerkte Interviews Interview Bert Ferwerda 31 mei 2011 Bert heeft dit schooljaar lesgegeven aan de drie derde klassen h/v. Het was zijn eerste ervaring met lesgeven. Hij heeft een eigen bureau voor organisatieadvies. Elke klas heeft 3 uur per week Nederlands. Bert gaf KWT (Keuzewerktijd, extra Taal) aan 3FA en 3FC. De andere klas (3FB) kreeg KWT van Sandra. Doel van dit interview: te weten komen wat er in het regulier curriculum is gebeurd in de derde klassen aan begrijpend lezen en taal. Daarnaast vragen naar wat de docent in de derde klas vindt van de resultaten Diataal (en vragen naar de oorzaken en mogelijke oplossingen). 1. Wat heb je gedaan aan begrijpend lezen dit schooljaar? Bert geeft aan niet veel gedaan te hebben aan tekstbegrip of begrijpend lezen in de reguliere uren. In de KWT‐uren heeft hij elke les een tekst van Nieuwsbegrip behandeld. Hij gebruikte de teksten van niveau D. Soms maakte hij zelf extra vragen. Bert heeft in de les wel teksten uit het NRC gebruikt, die waren misschien te ingewikkeld voor de derde klas. 2. Wat vind je van de resultaten van Diataal? Het resultaat van Diataal valt erg tegen. De score zou 100 moeten zijn, maar de meeste leerlingen zitten tussen 70 en 80. De verwachtingen kloppen wel. Wat Bert is meegevallen bij de toets Diataal is dat er in elke klas wel 2 of 3 leerlingen zitten die het goed doen. Zij doen het op intelligentie. Ze doen zo min mogelijk, maar ze kunnen het wel. 3. Wat zijn volgens jou de oorzaken? Bert vindt het niveau van de leerlingen niet goed. Slechts enkele leerlingen zitten op niveau h/v voor hun leeftijd. Drie kwart van de leerlingen heeft een leesachterstand. Volgens Bert zijn er drie oorzaken te noemen: leerlingen lezen weinig tot niet, leerlingen hebben een beperkte woordenschat, bij een aantal leerlingen is het Nederlands niet de moedertaal en/of wordt het thuis niet gesproken. Bert nuanceert zijn uitspraak: sommige leerlingen lezen wel graag. Er is duidelijk niveauverschil in elke klas. Het is Bert verder opgevallen dat leerlingen langzaam lezen. Bij het voordragen voor de klas zeggen leerlingen dat ze langzaam lezen omdat ze het dan beter begrijpen. Ze lezen langzaam en ze begrijpen weinig. Vaak haken leerlingen af, ze lezen niet door. Leerlingen moeten begeleid worden in het lezen en ze moeten leren een woord op te zoeken voor de betekenis. Ze vallen soms ook over ingewikkelde zinsconstructies. 4. Wat zouden docenten Nederlands anders moeten doen? Bert wil strenger zijn, zodat hij beter kan zorgen dat er wordt geleerd. Hij zou meer met woord‐voor‐ woord willen oefenen voor de woordenschat. Dit heeft hij wel gedaan, maar volgens hem zakt de informatie weer weg. Verder moeten leerlingen veel lezen. Docenten moeten de interesse en motivatie kweken voor lezen.
36
5. Wat moet er verbeterd worden in de onderbouw (in aansluiting op de bovenbouw). Meer lezen. Nu is de basis van leerlingen niet voldoende. In de derde klas zou er meer uren Nederlands gegeven kunnen worden. Het is een belangrijk vak. De extra uren zouden dan besteed kunnen worden aan woordenschat en tekstbegrip. Leerlingen zouden meer moeten oefenen met tekstbegrip. Het moet routine worden voor het examen. Dit kan door altijd wekelijks Nieuwsbegrip te gebruiken. Bert geeft nog het advies om meer individueel naar leerlingen te kijken en een programma te maken voor het type leerling. Je zou leerlingen extra moeten laten oefenen door een reader tekstbegrip te maken en deze mee te geven, met opdrachten.
37
Interview Audrey van Raalte 6 juni 2011 Audrey geeft les op de OSB vanaf 2005. Daarvoor werkte zij jarenlang in het basisonderwijs. Op de OSB geeft ze les in de onderbouw (klas 1 en 2 in de B‐deelschool). En daarnaast is ze taalcoördinator van de onderbouw. Doel van dit interview: meer te weten komen over de introductie van Diataal op de OSB en wat er gebeurt met de uitslagen Diataal in de onderbouw. 1. Hoe ben je op het idee gekomen om Diataal op de OSB te gebruiken? Audrey is op het idee gekomen om Diataal op de OSB te gebruiken omdat leerlingen in het basisonderwijs worden getoetst. En ze heeft in het basisonderwijs gezocht naar een goede begrijpend leesmethode. Op de OSB was er in 2005 niets extra’s voor taal of lezen. Er werd niet getoetst en er was geen extra begeleiding. Via Taalweb kwam Audrey er achter dat het ook in het VO mogelijk is om te meten en te toetsen. 2. Hoe ging de introductie van Diataal op de OSB? De introductie van Diataal op de OSB ging als volgt: ‐ schooljaar 2006/2007 pilot met drie 1e klassen ‐ schooljaar 2007/2008 na een positieve evaluatie met de vakgroep Nederlands een uitbreiding van Diataaltoetsen naar alle 1e en 2e klassen. ‐ schooljaar 2009/2010 ook de 3e klassen werden getoetst Audrey begon de afgelopen jaren vaak zelfstandig met iets nieuws en dat werd dan daarna overgenomen door collega’s. In het OSB‐uur werd er bijvoorbeeld door haar extra Nederlands gegeven met opdrachten van Diaplus (van Diataal). 3. Wat gebeurt er in de onderbouw met de uitslagen van Diataal? In 2009 wilde Audrey iets doen met de uitslagen van Diataal. In overleg met Piet Litjens, die op de OSB adviseert over taalbeleid, is er vorig schooljaar (2009/2010) een pilot gestart met Ralfi‐lezen voor de 1e klassers die slecht scoorden voor Diataal. Piet Litjens regelede hiervoor ook subsidie. Het ging om ongeveer 30 (b/k‐)leerlingen, die schoolse lezer of probleemlezer zijn (bleek uit de toets Diataal). Het Ralfi‐lezen wordt begeleid door leerlingen uit 4 vwo. Dit jaar is het Ralfi‐lezen gestart voor t/h/v/‐leerlingen. De b/k‐leerlingen krijgen extra lessen. Het is nog niet mogelijk om een zuiver effect te meten na het Ralfi‐lezen, omdat ook begonnen is met een extra taaluur in de 1e en 2e klassen. Audrey is blij met Diataal. Het is goed om te toetsen, maar we moeten er wel iets mee doen. Haar is opgevallen dat sommige b/k‐leerlingen in de 3e klas lager scoren bij Diataal dan de 2e klassers. Het is niet duidelijk hoe dat komt. 4. Wat moet er op de OSB nog meer gebeuren met taal? Taal is belangrijk. De vraag is hoe we het levend houden bij alle docenten. In februari is er een studiemiddag geweest voor de docenten van de onderbouw. De cursus van Piet Litjens (Taalgericht vakonderwijs) en de cursus VMBO‐leest is door veel docenten in de onderbouw gevolgd.Het zou goed zijn als alle docenten op dezelfde manier met teksten omgaan (leesstrategie en lezen).
38
Daarnaast kunnen afspraken gemaakt worden over de toetsmomenten van leerlingen. Wat ook helpt voor leerlingen is meer aanbod en modeling. Het is belangrijk dat leerlingen hetzelfde doen op school. Audrey wil graag dat op alle drie de deelscholen in de onderbouw met Nieuwsbegrip en Diataal werken. Audrey geeft een aantal 2e klassers extra remediëring. Dit doet ze met Nieuwsbegrip XL. In de tweede klas wordt Diataal ook gebruikt bij de determinering. Hiervoor kijken ze vooral naar het BLN dat uit de Diataal‐toets komt. 5. Zijn er oorzaken zoals de achtergrond van leerlingen waar we in de klas iets mee moeten doen? Audrey kijkt niet echt naar de achtergrond van leerlingen. Voor sommige leerlingen geldt dat thuis de moedertaal geen Nederlands is, maar daar kun je weinig aan doen. Wel kun je werken aan de woordenschat. Audrey vertelt nog dat taalvaardigheid echt bijgehouden moet worden. Het bleek dat 1e klassers hun stigma kwijtraakte na een remediëring. Na een tweede toetsing een jaar later, kwam soms dat stigma weer terug. Dat is demotiverend voor hen.
39
Interview Gijs de Vries 6 juni 2011 Gijs is naast docent aardrijkskunde en mentor ook coördinator van de derde klassen. Hij was (tot voor kort) niet op de hoogte van de testen van Diataal. Doel van dit interview: is (de uitslag van) Diataal bekend bij andere docenten en wordt het gebruikt bij de determinering in de derde klas? 1. Zijn andere dan de docenten Nederlands bekend met Diataal? De toetsing met Diataal kende hij niet en volgens Gijs kennen ook andere docenten dit niet. Gijs zegt dat vakdocenten wel kijken naar het taalniveau van een leerling om de stof in hun eigen vakgebied voor alle leerlingen goed over te brengen. 2. Worden de uitslagen Diataal gebruikt bij de determinatie van de derde naar de vierde klas? Dat is niet het geval. De docent Nederlands kan de gegevens inbrengen tijdens een klassengesprek, maar dat is dit jaar en vorig jaar niet gebeurd bij de gesprekken over de keuze havo of vwo. Gijs kan zich wel voorstellen dat de gegevens van Diataal daarvoor gebruikt worden in de toekomst. Zeker bij twijfelgevallen kan het nuttig zijn om te kijken naar het taalniveau van de leerling. 3. Zijn er oorzaken zoals de achtergrond van leerlingen waar we in de klas iets mee moeten doen? Volgens Gijs zijn de tegenvallende resultaten op het gebied van taal wel te wijten aan het feit dat een aantal leerlingen thuis geen Nederlands spreken of dat Nederlands niet hun moedertaal is. Dat zijn er zeker vier per klas in de derde. Naast de leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, valt het taalniveau volgens Gijs wel mee. Hij merkt er in zijn lessen in elk geval niet veel van dat leerlingen slecht zouden zijn in taal. Er spelen natuurlijk ook altijd andere factoren een rol, zoals intelligentie, stimulans van thuis en eigen inzet.
40
Interview Mark Bakker 14 juni 2011 Mark is docent Nederlands en heeft de afgelopen jaren vaak derde klassen lesgegeven. Toevallig dit jaar niet. Dit jaar geeft hij les in de 1e, 2e klas, 4vmbo en 5vwo. Mark heeft veel ervaring op de OSB, hij is de langstzittende docent Nederlands die lesgeeft in de bovenbouw. Daarnaast is hij opleidingsdocent. Doel van dit interview: welke ervaring heeft deze docent Nederlands met Diataal en met taal in de derde klas? 1. Waarom is volgens jou Diataal ingevoerd? Jaren geleden stond Mark aan de wieg van de invoering van Diataal op de OSB. Hij vindt het nuttig dat er wordt gemeten wat het taalniveau van leerlingen is. Het is volgens hem begrijpelijk dat er niet direct een actie werd gekoppeld aan de toetsen van Diataal. Het besluit om Diataal in te voeren was al lastig te nemen. Nu Diataal een aantal jaren wordt afgenomen is het tijd om na te denken over de acties die daar aan gekoppeld kunnen worden. Nu is ook de tijd meer rijp voor Taalgericht Vakonderwijs (TVO). Hij heeft daar jaren geleden iets mee gedaan, maar dat werd toen nog onvoldoende gedragen. Nu is daar meer draagvlak voor, hoewel TVO iets van lange adem blijft. Je moet de schoolleiding en alle docenten meekrijgen. 2. Wat moet er gebeuren om nu meer werk te maken van taal op school? Mark pleit er voor om met de vakgroep Nederlands eens een goed gesprek te voeren over wat wij willen met het leesonderwijs. De toetsen van Diataal kunnen daar een basis voor zijn. Het huidige niveau van de leerlingen is het uitgangspunt. 3. Wat zijn de oorzaken van de resultaten van Diataal? Over de oorzaken van de slechte resultaten in leesvaardigheid is Mark niet zeker. Volgens hem zijn er maar weinig leerlingen die Nederlands niet als moedertaal hebben of waar thuis geen Nederlands wordt gesproken. Een taalachterstand heeft meer te maken met sociale klasse, volgens hem. Bij een lage sociale klasse is er vaak geen leescultuur thuis. Er is geen krant, geen boeken en de ouders gaan niet naar de bibliotheek. Dat heeft invloed op het lezen. Het zou goed zijn om de Diataaltoetsen regelmatig te doen. Kan er in de derde klas een begin en eindmeting worden gedaan? Dan kun je ook meer doen met de uitslagen. 4. Wat moet er gebeuren in het reguliere curriculum van de derde klas? Mark gaf de afgelopen jaren les aan 3 h/v. Hij gebruikte de methode Nieuw Nederlands en teksten uit kranten. Hij ziet wel steeds meer leerlingen met dyslectie, maar andere taalproblemen of – achterstanden zijn hem niet opgevallen. Mark vindt het wel een goed idee om meer te doen met leesonderwijs en taalbeleid. We zouden meer met kranten kunnen doen (NRC‐next, Topx of KIK). Nieuwsbegrip is ook heel geschikt, want het is actueel. De bloktoetsen van Nieuwsbegrip kunnen worden gebruiken om te differentiëren. Leerlingen die deze toetsen goed maken hoeven niet mee te doen en kunnen hun tijd besteden aan een vak dat zij moeilijk vinden. Mark heeft van zijn huidige tweede klas een overzicht in excel waarde uitslagen van Diataal en de bloktoetsen nieuwsbegrip in staan van twee jaar. Dat zouden meer docenten kunnen doen en dat kan overgedragen aan de mentor in de derde.
41