STATUTEN VERSIE 2014
Artikel 1 – Definities In deze statuten wordt verstaan onder: a.
pensioenfonds Stichting Pensioenfonds Sappi Netherlands;
b.
statuten de statuten van het pensioenfonds;
c.
pensioenreglementen de pensioenreglementen van het pensioenfonds, te weten: "pensioenreglement Sappi Netherlands B.V.", "pensioenreglement Stichting Pensioenfonds van KNP Fine Paper B.V., KNP Services B.V. en KNP Meerssen B.V." en "pensioenreglement Stichting Directiepensioenfonds KNP", alsmede door het bestuur aangewezen pensioenreglementen;
d.
uitvoeringsovereenkomst de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 sub a;
e.
bestuur het bestuur van het pensioenfonds;
f.
Directie SFPE de directie Sappi Fine Paper Europe;
g.
werkgever Sappi Netherlands B.V. en de met haar gelieerde aangewezen ondernemingen, waarmee het pensioenfonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
h.
werknemer degene die werkzaam is bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;
i.
deelnemer de werknemer die overeenkomstig de bepalingen van een van de pensioenreglementen van het pensioenfonds als deelnemer is opgenomen;
j.
gewezen deelnemer de deelnemer wiens deelnemerschap anders dan door pensionering of overlijden is geëindigd, doch die nog aanspraken jegens het pensioenfonds kan doen gelden;
k.
pensioengerechtigde persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;
Pagina:
l.
2
COR van de BV de centrale ondernemingsraad van Sappi Netherlands B.V.;
m. verantwoordingsorgaan het verantwoordingsorgaan zoals bedoeld in artikel 10 van de statuten. n.
aanspraakgerechtigden aanspraakgerechtigden zijn degenen die op grond van de pensioenreglementen van het pensioenfonds begunstigd zijn voor een nog niet ingegaan pensioen.
Artikel 2 – Naam en zetel Het pensioenfonds is genaamd: Stichting Pensioenfonds Sappi Netherlands en is gevestigd te Maastricht. Artikel 3 – Doel en werkwijze 1.
Het pensioenfonds heeft ten doel: a.
het verlenen van pensioenaanspraken en het doen van pensioenuitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden alsmede aan hun nabestaanden, een en ander overeenkomstig de pensioenreglementen alsmede de statuten en
b.
het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2.
Het bestuur legt de doelstelling en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, vast in een actuariële- en bedrijfstechnische nota. Hierin wordt in elk geval een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de uitvoeringsovereenkomst en het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. De nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De nota voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 145 van de Pensioenwet. Voor zover risico’s zijn overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kan de omschrijving beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen in de betreffende overeenkomsten is opgenomen. Een wijziging in de actuariële- en bedrijfstechnische nota zal onverwijld aan De Nederlandsche Bank N.V. worden toegezonden.
Artikel 4 – Financieel beheer 1. Het pensioenfonds wordt beheerd door het bestuur. Het bestuur is bevoegd (te besluiten) tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, alsmede tot het doen van beleggingen in het algemeen. 2.
De inkomsten van het pensioenfonds worden gevormd door: a.
bijdragen van de werkgever op basis van de uitvoeringsovereenkomst(en), die voldoet
b.
uitkeringen van verzekeraars, welke voldoen aan de in artikel 1 van de Pensioenwet
(voldoen) aan de eisen die de Pensioenwet hieraan stelt, gesloten met de werkgever; gestelde eisen, zulks voor zover het pensioenfonds de door haar verzekerde risico’s bij zodanige verzekeraars heeft herverzekerd;
Pagina:
3
c.
inkomsten uit beleggingen;
d.
verkrijging uit een erfenis, legaat of schenking, met dien verstande, dat erfenissen door het bestuur niet worden aanvaard dan onder voorrecht van boedelbeschrijving;
3.
e.
eventuele bijdragen van de deelnemers;
f.
andere inkomsten.
De uitgaven van het pensioenfonds worden gevormd door: a.
uitkeringen overeenkomstig de pensioenreglementen;
b.
premies aan verzekeraars, bedoeld in lid 2 letter b van dit artikel;
c.
kosten verbonden aan de uitvoering van de in de pensioenreglementen neergelegde pensioenregelingen;
d.
andere uitgaven, die het bestuur wenselijk of nodig acht in verband met het doel van het pensioenfonds.
Artikel 5 – Dekking van de aanspraken 1.
De bezittingen van het pensioenfonds moeten, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en pensioenreglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.
2.
De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap evenredig in de tijd plaats.
3.
De aanspraak als bedoeld in het tweede lid van dit artikel dient voor de deelnemer in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel indien beëindiging van de deelneming eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn gefinancierd.
4.
Ter bereiking van het in artikel 3 omschreven doel kan het bestuur hetzij het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico overdragen of herverzekeren door het sluiten van verzekeringscontracten met één of meer verzekeraars welke voldoen aan de in artikel 1 van de Pensioenwet gestelde eisen, hetzij het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico in eigen beheer houden, hetzij beide systemen toepassen. Indien overdracht of herverzekering van het risico niet of gedeeltelijk plaatsvindt, zal een actuariële en bedrijfstechnische nota moeten worden vastgesteld waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de uitvoeringsovereenkomst(en) en het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. De nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De nota zal moeten voldoen aan het bepaalde bij en krachtens artikel 145 van de Pensioenwet.
Artikel 6 – Beleggingen 1. De beleggingen van de daartoe beschikbare middelen geschiedt door het bestuur met inachtneming van de prudent-person regel volgens het bepaalde bij en krachtens artikel 135 van de Pensioenwet. De middelen van het pensioenfonds zullen worden belegd en bewaard, afgezonderd van die van de werkgever.
Pagina:
2.
4
Beleggingen in Sappi Netherlands B.V. of een aangesloten onderneming (werkgever) worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en in geval de aangesloten onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep behoren beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het pensioenfonds premies betaalt geschieden beleggingen in deze ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie.
3.
Niet belegde gelden van het pensioenfonds worden gestort op een ten name van het pensioenfonds staande bank- of girorekening. Effecten en andere waardepapieren worden bij een bank in op bewaargeving gedeponeerd.
4.
Het bestuur kan zich bij het beleggen van de gelden laten bijstaan door een beleggingscommissie, waarvan de leden door het bestuur worden benoemd en ontslagen. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie worden door het bestuur vastgelegd. De beleggingscommissie kan zich laten bijstaan door een externe beleggingsadviseur. Het bestuur benoemt tot wederopzegging de externe beleggingsadviseur.
Artikel 7 - Bestuur; samenstelling, benoeming, ontslag en evaluatie 1. Het pensioenfonds heeft een paritair bestuur, in de zin van artikel 99 Pensioenwet. 2.
Het bestuur bestaat uit een even aantal bestuurders: a.
de ene helft van de zetels wordt bezet door werkgeversvertegenwoordigers;
b.
de andere helft van de zetels wordt bezet door werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden tezamen.
Het bestuur bestaat uit minimaal 6 en maximaal 8 leden. Vertegenwoordigers van pensioengerechtigden bezetten maximaal 25% van het aantal zetels dat door werknemersvertegenwoordigers, werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden tezamen wordt bezet. 3.
Het bestuur draagt zorg voor geschiktheid, complementariteit en continuïteit binnen het bestuur en houdt daarbij, voor zover redelijkerwijs mogelijk is, rekening met opleiding, achtergrond, persoonlijkheid, geslacht en leeftijd en toetst de geschiktheid van bestuurders bij het aantreden en gedurende het bestuurslidmaatschap. Het bestuur stelt voor iedere bestuursfunctie een profielschets op met daarin de vereiste geschiktheid en het geschatte tijdsbeslag, Het bestuur kan een kandidaat bestuurder afwijzen indien deze niet aan de profielschets voldoet.
4.
De werkgeversvertegenwoordigers, als bedoeld in artikel 7 lid 2 sub a worden benoemd door het bestuur na voordracht door de Directie SFPE. Deze bestuurders worden voor een periode van maximaal vier jaren benoemd. Na afloop van de zittingsperiode kunnen deze bestuurders maximaal tweemaal worden herbenoemd.
5.
De werknemersvertegenwoordigers, als bedoeld in artikel 7 lid 2 sub b worden benoemd door het bestuur na voordracht door de COR van de B.V. Deze bestuurders worden voor een periode van maximaal vier jaren benoemd. Na afloop van de zittingsperiode kunnen deze bestuurders maximaal tweemaal worden herbenoemd.
Pagina:
6.
5
De vertegenwoordigers van pensioengerechtigden, als bedoeld in artikel 7 lid 2 sub b, worden benoemd door het bestuur op voordracht van de vertegenwoordiging van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Deze bestuurders worden voor een periode van maximaal vier jaren benoemd. Na afloop van de zittingsperiode kunnen deze bestuurders maximaal tweemaal worden herbenoemd.
7.
De Directie SFPE wijst uit de bestuurders als bedoeld in artikel 7 lid 2 sub a. een voorzitter, secretaris en een penningmeester aan.
8.
In een vacature van een bestuurder wordt binnen drie maanden na het ontstaan van de vacature voorzien overeenkomstig de bepalingen van deze statuten.
9.
Een bestuurder defungeert: a.
door overlijden;
b.
doordat hij failliet wordt verklaard of surséance van betaling aanvraagt;
c.
door zijn onder curatelestelling of zijn onder bewindstelling;
d.
door vrijwillig aftreden;
e.
door gerechtelijke beëindiging van zijn dienstverband met de werkgever (dit is niet van toepassing op de bestuurders als bedoeld in artikel 7 lid 6).
10. Een bestuurder kan door het bestuur worden geschorst of ontslagen: a.
indien de desbetreffende bestuurder niet naar behoren functioneert;
b.
indien de desbetreffende bestuurder frequent en zonder opgaaf van geldige reden tijdens bestuursvergaderingen afwezig is;
c.
indien zich naar het oordeel van het bestuur een onverenigbaarheid van hoedanigheden voordoet en de desbetreffende bestuurder, na daartoe te zijn gemaand, hierin geen verandering heeft gebracht; en voorts:
d.
wegens gedragingen waardoor de goede naam of de belangen van het pensioenfonds worden geschaad.
11. Een bestuurder die is geschorst, verliest alle aan zijn functie verbonden rechten en bevoegdheden. 12. De bestuurder, over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd, wordt ter vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord. Hij heeft daarbij het recht zich te verdedigen en te verantwoorden. 13. Een besluit tot schorsing wordt met meerderheid van stemmen genomen, met dien verstande dat de stem van de te schorsen bestuurder hierbij buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing, die niet binnen drie maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of tot ontslag wordt gevolgd, eindigt door het verloop van die termijn. 14. Een besluit tot ontslag wordt met meerderheid van stemmen genomen, met dien verstande dat de stem van de bestuurder, over wiens ontslag wordt gestemd, hierbij buiten beschouwing wordt gelaten. Dit besluit wordt genomen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig zijn, behoudens eventueel de desbetreffende bestuurder. 15. Een bestuurder dient geschikt te zijn voor de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Tevens dient de betrouwbaarheid van een bestuurder buiten twijfel te staan. De betrouwbaarheid van een bestuurder staat buiten twijfel wanneer dat door De
Pagina:
6
Nederlandsche Bank N.V. is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. 16. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen vooraf aan De Nederlandsche Bank N.V. De wijziging wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank N.V. binnen zes weken na ontvangst van de melding aan het bestuur bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen (her)benoeming instemt, of indien De Nederlandsche Bank N.V. om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die nadere gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen (her)benoeming instemt. 17. De geschiktheid van de bestuurders dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. voldoende te zijn met het oog op de belangen als bedoeld in artikel 8 lid 7. Door de Nederlandsche Bank N.V. vindt een toetsing plaats van de te benoemen bestuurders. Het bestuur stelt een deskundigheids- en geschiktheidsplan op waarin de eisen zijn vastgelegd, die aan de bestuurders worden gesteld. 18. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen, stelt het pensioenfonds De Nederlandsche Bank N.V. daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. 19. Het bestuur evalueert zijn eigen functioneren jaarlijks, of vaker indien het daartoe aanleiding ziet. De voorzitter voert een functioneringsgesprek met iedere afzonderlijke bestuurder. Tijdens dit gesprek wordt zowel aandacht besteed aan het functioneren van de bestuurder als ook aan het functioneren van de voorzitter. De voorzitter brengt vervolgens verslag uit aan het bestuur. De wederzijdse beoordeling vindt plaats volgens de volgende criteria: a.
geschiktheid en vaardigheden;
b.
betrokkenheid; en
c.
houding en gedrag.
20. Indien een bestuurder, naar de mening van het bestuur, niet voldoet aan een of meer beoordelingscriteria, verleent het bestuur hem een redelijke termijn waarbinnen hij zijn functioneren op een door het bestuur gewenst niveau dient te brengen. Zo nodig geeft het bestuur hem een schriftelijke waarschuwing. 21. Bij defungeren of ontslag van een bestuurder conform het bepaalde in de leden 9 en 10 van dit artikel doet het bestuur aan de partij die de bestuurder heeft voorgedragen ter benoeming, een met redenen omkleed verzoek om een nieuwe bestuurder te benoemen. Artikel 8 - Bestuur; taak en bevoegdheden 1.
Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds. Het dagelijks beleid wordt bepaald door ten minste 2 natuurlijke personen.
2.
Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen daaronder met name ook begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
Pagina:
3.
7
De bestuurders genieten als zodanig geen beloning. Reis- en verblijfskosten en andere uitgaven die in het belang van het pensioenfonds worden gedaan, worden vergoed.
4.
Het bestuur is bij bestuursbesluit bevoegd bepaalde bevoegdheden onder zijn verantwoordelijkheid op te dragen aan één of meerdere administrateurs, al dan niet uit zijn midden benoemd. Ingeval het bestuur een administrateur benoemt, voorziet het hem van een schriftelijke taakomschrijving. Hierin zullen zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedetailleerd worden vastgelegd. Het bestuur kan de administrateur te allen tijde aanwijzingen en instructies geven omtrent zijn taakvervulling en kan hem te allen tijde ontslaan. Uitbesteding zal dienen te geschieden met inachtneming van het gestelde bij en krachtens artikel 34 van de Pensioenwet.
5.
Iedere bestuurder is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. De hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van het pensioenfonds, tenzij het de redelijkheid en billijkheid te buiten gaat.
6.
Iedere bestuurder van het pensioenfonds is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hij met betrekking tot individuele belangen van deelnemers alsmede de interne verhoudingen van het pensioenfonds met de vennootschap en de verzekeraar te weten komt. Hij mag het overige niet verder bekend maken dan voor de uitoefening van zijn bestuursfunctie nodig is. De administrateur(s) zijn verplicht tot algehele geheimhouding, behoudens datgene wat tot hun taak gerekend kan worden.
7.
Bij het vervullen van zijn taak richt het bestuur zich naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgever en zorgt ervoor dat deze zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur oefent zijn taak uit met in achtneming van de eisen te stellen aan een goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet. Het bestuur neemt een beschrijving op, van de wijze waarop het hieraan invulling geeft, in het jaarverslag.
8.
Het bestuur stelt een reglement vast inzake de behandeling van klachten en geschillen.
Artikel 9 - Bestuur; vertegenwoordiging en werkwijze 1.
Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.
2.
Het pensioenfonds kan bovendien worden vertegenwoordigd door de voorzitter of de secretaris en een door de COR van BV gekozen bestuurder, gezamenlijk handelend. Het bestuur kan aan personen, al dan niet in dienst van het pensioenfonds, volmacht verlenen tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen en/of bepaalde taken opdragen. De omvang van de taak en/of bevoegdheden wordt door het bestuur schriftelijk vastgelegd.
3.
De voorzitter van het bestuur heeft de leiding van alle bestuurswerkzaamheden en heeft de leiding van de bestuursvergadering. De vice-voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.
Pagina:
4.
8
Van het behandelde in de bestuursvergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris of door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering en ten blijke daarvan door ten minste de voorzitter en de secretaris van die vergadering ondertekend.
5.
Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste drie bestuurders zulks wenselijk achten, maar ten minste eenmaal per jaar ter behandeling van de jaarstukken.
6.
De vergaderingen van het bestuur worden door de secretaris of de plaatsvervangend secretaris bijeengeroepen door middel van een schriftelijke convocatie, waarin de tijd en plaats van de vergadering en de te behandelen onderwerpen zijn vermeld. De convocatie zal ten minste zes werkdagen voor het houden van de vergadering ter kennis van alle bestuurders worden gebracht. Iedere vergadering wordt geacht op geldige wijze te zijn bijeengeroepen, indien het gehele bestuur ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
7.
Stukken en bescheiden, uitgaande van het bestuur, worden namens het bestuur door de voorzitter en de secretaris van handtekening voorzien.
8.
Onverminderd het overige in deze statuten bepaalde, kunnen geldige besluiten worden genomen in een vergadering, waarin meer dan de helft van de zittende bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Iedere bestuurder kan een andere bestuurder schriftelijk machtigen hem ter vergadering te vertegenwoordigen en voor hem stem uit te brengen. Indien niet alle bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn, brengen de in artikel 7 lid 2 sub a bedoelde aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders ter vergadering gezamenlijk evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 sub b, en andersom.
9.
Stemmen over zaken geschiedt mondeling. Stemmen over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes. Een voorstel is aanvaard, wanneer meer dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen ten gunste van het voorstel is uitgebracht. Bij staking van stemmen kan het voorstel in een volgende bestuursvergadering opnieuw in stemming worden gebracht. Indien geen herstemming plaatsvindt, dan wel bij herstemming de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Een bestuursbesluit kan eveneens worden genomen door middel van ondertekening door alle bestuurders van een stuk waarin zodanig besluit is opgenomen.
10. Een bestuursbesluit kan buiten een vergadering worden genomen, mits alle bestuurders schriftelijk of per e-mail met het besluit instemmen en geen bestuurder heeft geëist dat over het voorstel wordt vergaderd. De op deze wijze genomen besluiten worden bekrachtigd in de eerstvolgende bestuursvergadering. Artikel 10 – Verantwoordingsorgaan: samenstelling en benoeming 1. Het bestuur stelt een verantwoordingsorgaan in. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd. 2.
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vier leden: één vertegenwoordiger uit de kring van de deelnemers, twee vertegenwoordigers uit de kring van de pensioengerechtigden en één vertegenwoordiger van de werkgever.
Pagina:
3.
9
De leden van het verantwoordingsorgaan worden als volgt benoemd: a.
De vertegenwoordiger van de deelnemers wordt door het bestuur benoemd na verkiezing door en uit de deelnemers. Kandidaten kunnen worden voorgedragen door individuele deelnemers.
b. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden door het bestuur benoemd na verkiezing door en uit de pensioengerechtigden. Kandidaten kunnen worden voorgedragen door individuele pensioengerechtigden; c.
De vertegenwoordiger van de werkgever wordt door middel van een voordracht van de werkgever door het bestuur benoemd.
4.
Het verantwoordingsorgaan bevordert de geschiktheid en diversiteit van zijn leden.
5.
Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of van de visitatiecommissie.
6.
Een lid van het verantwoordingsorgaan wordt benoemd voor een periode van vier jaar en kan worden herbenoemd. Het verantwoordingsorgaan draagt er zorg voor dat er geen twee leden tegelijkertijd aftreden en dat de kennis- en ervaringsoverdracht gegarandeerd wordt.
7.
Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt door: a.
het verstrijken van de zittingstermijn, zonder dat dit door herbenoeming wordt gevolgd;
b.
het bedanken door het betreffende lid;
c.
(voor wat betreft de vertegenwoordiger van de deelnemers en de vertegenwoordiger van de werkgever) beëindiging van het dienstverband bij de werkgever;
d.
het aanvaarden van een andere functie binnen het fonds;
e.
overlijden;
f.
ontslag door het bestuur indien het lid van het verantwoordingsorgaan aantoonbaar niet naar behoren functioneert en/of met zijn/haar gedragingen de goede naam of de belangen van het pensioenfonds schaadt.
8.
Indien een vacature ontstaat, stelt het verantwoordingsorgaan het bestuur en de relevante geleding daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. De desbetreffende geleding dient zo spoedig mogelijk te voorzien in de vacature. Vervolgens is het bepaalde in voorgaande artikelleden inzake de benoeming van toepassing.
9.
Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het verantwoordingsorgaan zijn volledige bevoegdheden.
10. In het Reglement Verantwoordingsorgaan is vastgelegd: de wijze waarop de inrichting en de samenstelling van het verantwoordingsorgaan is geregeld, de taken en bevoegdheden die aan het verantwoordingsorgaan zijn toegekend alsmede de werkwijze. Artikel 11 – Intern toezicht: visitatiecommissie 1.
Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Het intern toezicht heeft de vorm van een visitatiecommissie.
2.
Het bestuur geeft de visitatiecommissie eens per jaar de opdracht om het functioneren van het bestuur te beoordelen, waarbij in ieder geval de in lid 4 bedoelde zaken aan de orde
Pagina:
10
komen. Het bestuur verstrekt de opdracht aan de visitatiecommissie schriftelijk. Leden van de visitatiecommissie zijn maximaal 8 jaar betrokken bij het fonds. 3.
De visitatiecommissie bestaat uit ten minste drie onafhankelijke natuurlijke personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht en wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. De leden van de visitatiecommissie worden door het bestuur, na voordracht van het verantwoordingsorgaan, benoemd. De leden van de visitatiecommissie worden ontslagen door het bestuur, na advies van het verantwoordingsorgaan.
4.
De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever, en in het jaarverslag.
5.
Het lidmaatschap van de visitatiecommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of van het verantwoordingsorgaan.
6.
Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
7.
In het Reglement Visitatiecommissie zijn vastgelegd: de wijze waarop de inrichting en de samenstelling van de visitatiecommissie is geregeld; de taken en bevoegdheden die aan de visitatiecommissie zijn toegekend; alsmede haar werkwijze.
Artikel 12 - Accountant en actuaris 1.
Het bestuur benoemt tot wederopzegging een accountant. De accountant zal de boekhouding van het pensioenfonds controleren en aan het bestuur zo dikwijls het dit gewenst acht, doch ten minste eenmaal per jaar na het einde van elk boekjaar, schriftelijk verslag uitbrengen omtrent de financiële toestand van het pensioenfonds. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door de registeraccountant van het pensioenfonds als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
Het bestuur benoemt tot wederopzegging een certificerend actuaris die lid is van het Actuarieel Genootschap. De certificerend actuaris stelt na het einde van elk boekjaar het actuarieel verslag samen en zal daartoe een berekening maken van de voorziening pensioenverplichtingen, van de benodigde jaarpremies en van de risico’s welke dienen te worden herverzekerd. Het actuarieel verslag wordt voorzien van een verklaring van de actuaris van het pensioenfonds.
3.
De certificerend actuaris die het actuarieel verslag waarmerkt: a.
is onafhankelijk van het pensioenfonds; en
b.
verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.
Artikel 13 – Boekjaar en verslaggeving 1.
Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.
Pagina:
2.
11
Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank N.V. jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag, een actuarieel verslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over dat aan de eisen van titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de nadere regelgeving in de Pensioenwet voldoet. Hierin wordt een volledig beeld van de financiële toestand van het pensioenfonds gegeven en waaruit ten genoegen van de De Nederlandsche Bank N.V. blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, en dat de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
3.
Het samenstellen en overleggen van de in lid 2 bedoelde bescheiden zal geschieden met inachtneming van ter zake door De Nederlandsche Bank N.V. gegeven aanwijzingen en regels. Deze bescheiden worden voor de deelnemers bij het bestuur ter inzage gelegd.
4.
Het bestuur verstrekt met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 147 van de pensioenwet, jaarlijks binnen de daartoe gestelde termijn staten aan De Nederlandsche Bank N.V. welke laatstgenoemde nodig heeft voor de uitoefening van haar taak.
Artikel 14 – Vaststelling en wijziging van statuten en pensioenreglementen, opzegging van uitvoeringsovereenkomst 1.
Het bestuur kan besluiten tot het vaststellen en/of het wijzigen van de statuten en/of een of meerdere pensioenreglementen.
2.
Een besluit tot vaststelling en/of wijziging van de statuten en/of een of meerdere pensioenreglementen wordt schriftelijk aan de Directie SFPE medegedeeld. Elk besluit tot vaststelling en/of wijziging van de statuten en/of een of meerdere pensioenreglementen vindt plaats met inachtneming van de procedure en voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de geldende uitvoeringsovereenkomst(en) tussen het pensioenfonds en de werkgever.
3.
De uitvoeringsovereenkomst kan, indien de omstandigheden zodanig gewijzigd zijn dat van de werkgever of het pensioenfonds in redelijkheid niet verwacht mag worden dat zij langer aan de uitvoeringsovereenkomst gehouden kan worden, door de betreffende partij worden opgezegd, tegen het eind van het kalenderjaar, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
Artikel 15 – Ontbinding van het pensioenfonds 1. Het pensioenfonds wordt ontbonden en het vermogen wordt vereffend, wanneer alle overeenkomsten tussen het pensioenfonds en de werkgever als bedoeld in artikel 1 sub g zijn geëindigd, tenzij het bestuur alsdan anders beslist. 2.
Voorts kan het pensioenfonds worden ontbonden bij een met twee derde meerderheid genomen bestuursbesluit. Het pensioenfonds wordt ontbonden op de datum, die daarvoor is aangewezen in het ontbindingsbesluit.
3.
Alvorens een ontbindingsbesluit door het bestuur wordt genomen, zal dit worden besproken met de Directie SFPE.
Pagina:
4.
12
Het pensioenfonds blijft na het ontbindingsbesluit voortbestaan, voor zover dit voor vereffening van het vermogen van het pensioenfonds nodig is. In stukken en aankondigingen die van hem uitgaan, moet aan zijn naam worden toegevoegd: "in liquidatie".
5.
Het pensioenfonds is na ontbinding verplicht zijn pensioenverplichtingen jegens de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden over te dragen aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 5 lid 4 van deze statuten, of aan een pensioenfonds waarop de Pensioenwet van toepassing is.
6.
De bestuurders die in functie zijn op het tijdstip van de ontbinding treden op als vereffenaars. Hetgeen in deze statuten omtrent de bestuurders en de vervulling van vacatures in het bestuur is voorgeschreven, is op de vereffenaars (voor zover mogelijk) van overeenkomstige toepassing. Indien dit noodzakelijk is, voorzien de vereffenaars zelf in vacatures.
7.
Bij liquidatie van het fonds zal de eventuele liquidatie bonus, na voldoen van alle verplichtingen, uitgekeerd worden ten gunste van de sponsor van het fonds. Het bestuur stelt een rekening en verantwoording op van de vereffening, waaruit de omvang en samenstelling van de eventuele liquidatie bonus blijkt.
Artikel 16 – Financieel evenwicht Indien op enig tijdstip het financiële evenwicht van het pensioenfonds – in aanmerking genomen de alsdan geldende bijdragen van de werkgever – is verbroken, zal na schriftelijk advies van de actuaris worden besloten tot het heffen van gewijzigde bijdragen van de werkgever, dusdanig dat het evenwicht is hersteld. Indien de werkgever niet akkoord gaat met de heffing van bovenbedoelde gewijzigde bijdragen, kan – mits de COR van de BV hiermee instemt – worden besloten (mede) deelnemersbijdragen in te stellen of deze te verhogen om het financieel evenwicht van het pensioenfonds te herstellen. Artikel 17 – Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin deze statuten en/of de pensioenreglementen niet voorzien of waarin omtrent de uitleg en toepassing van deze statuten en/of pensioenreglementen geschillen ontstaan, beslist het bestuur. Het bestuur beslist zo veel mogelijk naar analogie van de statutaire en reglementaire bepalingen. Artikel 18 – Klachten- en Geschillenregeling Een deelnemer of andere belanghebbende heeft het recht om bij het pensioenfonds een met redenen omklede klacht in te dienen over de wijze waarop hij / zij door het pensioenfonds is bejegend. Een deelnemer of andere belanghebbende kan tegen een beslissing van het pensioenfonds inzake voor hem of haar uit de deelneming voortvloeiende rechten en plichten een geschil aanhangig maken. De klachten- en geschillenprocedure is beschreven in de Klachten- en geschillenregeling. Artikel 19 – Inwerkingtreding Deze statuten treden in werking op 1 juli 2014.