Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000
459 Besluit van 14 oktober 2000 tot wijziging van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 60 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst van 15 maart 2000, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/UB/00/17402; Gelet op artikel 60 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997; De Raad van State gehoord (advies van 20 april 2000, nr. W12.00.0110/ IV); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 10 oktober 2000, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/UB/00/66623; Besluit:
ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT VOORWAARDEN ERKENNING UITVOERINGSINSTELLING Het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling1 wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 2 worden de onderdelen b en c vervangen door: b. de in artikel 5, eerste lid, bedoelde stichting met de Staat der Nederlanden schriftelijk een overeenkomst heeft gesloten overeenkomstig het bij deze regeling gevoegde model; en c. de in artikel 5, eerste lid, bedoelde stichting ter verzekering van de betaling van de boete vanwege de hiervoor bedoelde overeenkomst, ten behoeve van de Staat der Nederlanden bij authentieke akte een pandrecht heeft gevestigd op alle aandelen in de uitvoeringsinstelling die bij die stichting zijn geplaatst, zonder dat het stemrecht toekomt aan de pandhouder.
Staatsblad 2000
459
1
B In artikel 5 wordt het eerste lid vervangen door: 1. Aandelen in de vennootschap-uitvoeringsinstelling kunnen slechts worden gehouden door een door Onze Minister aan te wijzen stichting. C Artikel 7, onderdeel d, vervalt. D De artikelen 10 tot en met 22 vervallen alsmede de opschriften «§ 3. Stichting die aandelen in de uitvoeringsinstelling houdt» voor artikel 10 en «§ 4. Houdstermaatschappij» voor artikel 15.
ARTIKEL II WIJZIGING BIJLAGE BIJ BESLUIT VOORWAARDEN ERKENNING UITVOERINGSINSTELLING De bijlage bij het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling wordt als volgt gewijzigd: A In de aanhef vervalt [de vennootschap... (hierna te noemen: de houdstermaatschappij)] B Artikel 1 wordt vervangen door: Artikel 1 De stichting draagt op eerste verzoek van de minister haar aandelen in de uitvoeringsinstellingen over aan een door de minister aangewezen rechtspersoon tegen een door de minister vastgesteld bedrag indien: a. bij of krachtens de wet een beleid of een wijziging van beleid gelding heeft gekregen die tot een andere regeling van de zeggenschap over de uitvoeringsinstellingen of de inrichting van de uitvoeringsinstellingen leidt; b. bij wet een zelfstandig bestuursorgaan zal zijn ingesteld dat de taken van de uitvoeringsinstellingen zal overnemen en voortzetten. C Artikel 2 wordt vervangen door: Artikel 2 De stichting verleent aan de minister een onherroepelijke volmacht om namens haar de in artikel 1 genoemde overdracht met onmiddellijke ingang tot stand te brengen. D Aan de bijlage wordt een artikel toegevoegd luidende:
Staatsblad 2000
459
2
Artikel 4 De stichting zal ten behoeve van de Staat der Nederlanden een terstond en zonder ingebrekestelling opeisbare boete verbeuren ter hoogte van de nominale waarde van de aandelen, indien de stichting niet meewerkt aan de levering van aandelen op eerste verzoek van de minister onverminderd de mogelijkheid nakoming van de levering te vorderen. 1
Stb. 1997, 803.
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 november 2000, nr. 221.
ARTIKEL III INWERKINGTREDING Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 14 oktober 2000 Beatrix De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst Uitgegeven de eenendertigste oktober 2000 De Minister van Justitie, A. H. Korthals
STB5872 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Staatsblad 2000
459
3
NOTA VAN TOELICHTING Algemeen Op grond van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Osv 1997) is het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) verplicht alle werkzaamheden met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van zijn besluiten, uit te besteden aan één of meer uitvoeringsinstellingen. Daartoe sluit het Lisv per sector of sectoronderdeel een administratieovereenkomst en jaarovereenkomsten met een rechtspersoon die door de minister van SZW is erkend. De minister van SZW kan een rechtspersoon erkennen, indien hij met de statuten van deze rechtspersoon heeft ingestemd. In het «Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling» (Stb. 1997, 803) is bepaald aan welke voorwaarden de statuten van een rechtspersoon die vennootschap is, moeten voldoen om voor erkenning in aanmerking te kunnen komen. In het betreffende besluit worden tevens voorwaarden gesteld aan de statuten van de rechtspersoon die aandelen houdt in de vennootschap die om erkenning verzoekt.
Achtergrond van de wijziging Deze wijziging van het «Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling» houdt verband met de kabinetsvoornemens inzake de toekomstige Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), waarover de minister en staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer bij nota van 24 januari 2000 (Kamerstukken 26 448, nr. 7) hebben geïnformeerd. Over deze nota heeft op 21 en 23 maart jl. een debat met de Tweede Kamer plaatsgevonden, waaruit bleek dat er brede steun bestaat voor de kabinetsvoornemens. Een belangrijk onderdeel van deze kabinetsvoornemens betreft een ingrijpende beleidswijziging ten aanzien van de structuur van de uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen zal worden opgedragen aan één publiekrechtelijke organisatie, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Anders dan het huidige Lisv, is het UWV niet verplicht om zijn werkzaamheden uit te besteden. Als gevolg daarvan zullen de huidige uitvoeringsinstellingen en het Lisv worden samengevoegd. Het implementeren van de kabinetsvoornemens inzake SUWI betreft een omvangrijke en complexe reorganisatie. Om deze reorganisatie in goede banen te leiden is een tijdelijke veranderorganisatie ingesteld, die in opdracht van de minister van SZW functioneert. Deze veranderorganisatie bestaat uit drie personen, waarvan er één in het bijzonder belast is met de inrichting van het toekomstige UWV. Deze verandermanager is verantwoordelijk voor een zorgvuldige overgang van de huidige naar de toekomstige situatie, waar stap voor stap en in goed overleg met alle betrokkenen naar toe zal worden gewerkt.
Doel van de wijziging Met het oog op een beheersbaar overgangsproces is het gewenst dat de aandelen in de uitvoeringsinstellingen in één hand komen te liggen. Daartoe heeft de Staat op 20 april jl. de Stichting Voorbereiding Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen, de Stichting VUWV, opgericht. De belangrijkste taak van deze stichting is om de reorganisatie van de uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen voor te bereiden en te implementeren. De hiervoor genoemde verandermanager is daarom door de minister van SZW benoemd als voorzitter van de Stichting VUWV.
Staatsblad 2000
459
4
Deze wijziging van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling maakt het mogelijk dat de aandelen in alle uitvoeringsinstellingen worden ondergebracht in de Stichting VUWV. De aandelen in een vennootschap die uitvoeringsinstelling wil worden dienen ingevolge het gewijzigde artikel 5 gehouden te worden door een door de minister van SZW aan te wijzen stichting. Op basis daarvan zal de minister van SZW bij een verzoek om erkenning eisen dat de aandelen worden gehouden door de Stichting VUWV. Voorts biedt deze beleidswijziging een basis om de aandelen in de huidige uitvoeringsinstellingen onder te brengen bij de Stichting VUWV. De huidige aandeelhouders in de uitvoeringsinstellingen (een Stichting A of een houdstermaatschappij) hebben ingevolge artikel 2, onder b, van het Besluit overeenkomsten gesloten met de Staat overeenkomstig het bij het Besluit gevoegde model. In deze overeenkomsten hebben de aandeelhouders een call-optie op de aandelen aan de minister van SZW verleend. Deze call-optie houdt in dat de aandeelhouder op eerste verzoek van de minister zijn aandelen in de uitvoeringsinstelling ten titel van koop overdraagt aan een door de minister aangewezen rechtspersoon tegen een koopprijs die de nominale waarde van de aandelen bedraagt, tenzij de minister en de bij die overdracht betrokken partijen, gehoord het Landelijk instituut sociale verzekeringen, een ander bedrag overeenkomen. De minister van SZW kan deze call-optie onder meer uitoefenen, indien bij of krachtens de wet een (wijziging van) beleid gelding heeft gekregen die tot een andere regeling van de zeggenschap over de uitvoeringsinstellingen leidt. Na de inwerkingtreding van deze amvb is aan deze voorwaarde voldaan. Op dat moment zal aan de huidige aandeelhouders worden verzocht om de aandelen in de uitvoeringsinstelling over te dragen aan de Stichting VUWV. De aandeelhouders zijn ingevolge de met de Staat gesloten overeenkomsten verplicht hieraan hun medewerking te verlenen. Door het houden en beheren van de aandelen in alle uitvoeringsinstellingen krijgt (het bestuur van) de Stichting VUWV een grote mate van zeggenschap over de uitvoeringsinstellingen. Dit stelt het bestuur in staat om sturing te geven aan de beoogde reorganisatie. Het bestuur kan zodoende, na afstemming met het Lisv en in samenspraak met de directies van de uitvoeringsinstellingen, een plan van aanpak opstellen, waarin wordt aangegeven op welke wijze en in welk tempo de samenvoeging van de uitvoeringsinstellingen optimaal kan verlopen. De Stichting VUWV heeft dus een belangrijke rol in de voorbereiding van de uitvoeringsorganisatie op de toekomstige situatie.
Inhoud en gevolgen van de wijziging De wijziging van het «Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling» leidt tot een andere regeling van de zeggenschap over de uitvoeringsinstellingen. Een rechtspersoon die vennootschap is kan na inwerkingtreding van het gewijzigde besluit slechts worden erkend, indien de aandelen in die vennootschap gehouden worden door een door de minister van SZW aangewezen stichting. Daartoe is, als gezegd, de Stichting VUWV opgericht. De aandelen in een vennootschap die om erkenning verzoekt mogen derhalve niet meer gehouden worden door een houdstermaatschappij. Deze constructie is tot nu toe wel toegestaan, zij het onder zeer strikte voorwaarden. Belangrijke voorwaarde is dat er een waterdichte scheiding is aangebracht tussen het publieke en private deel van een houdstermaatschappij. In haar statuten moeten bepalingen zijn opgenomen die tot doel
Staatsblad 2000
459
5
hebben waarborgen te scheppen voor een strikte scheiding tussen de private en publieke activiteiten en geldstromen, het tegengaan van financiële en bestuurlijke kruisverbanden binnen de houdstermaatschappij en om te waarborgen dat eventuele positieve financiële resultaten bij de uitvoering van de publieke taken binnen het publieke domein blijven. Zo kan een houdstermaatschappij majeure besluiten slechts nemen met instemming van de zogenaamde Stichting A, die op haar beurt voor bepaalde besluiten voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister van SZW nodig heeft. De ervaringen in de afgelopen jaren hebben echter geleerd dat er risico’s verbonden zijn aan de holdingconstructie. Er is voortdurend en intensief toezicht nodig op de wettelijk voorgeschreven scheiding tussen de private en publieke activiteiten en de private en publieke geldstromen binnen de concerns. Bovendien is het door de gelaagde structuur zeer moeilijk voor de minister van SZW om de uitvoering beleidsmatig aan te sturen. Er zijn zoveel schijven dat in de praktijk aan de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen nauwelijks inhoud valt te geven. Bij de totstandkoming van de Osv 1997 is er rekening mee gehouden dat de publieke belangen onvoldoende te waarborgen zouden zijn ingeval een uitvoeringsinstelling onderdeel uitmaakt van een concern. Daarom is in artikel 60, derde lid, onder b, Osv 1997 bepaald dat de rechtspersoon die aandelen houdt in de vennootschap die om erkenning verzoekt, met betrekking tot die aandelen schriftelijk jegens de Staat verplichtingen op zich neemt. Deze verplichting is in artikel 2, onder b, van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling nader uitgewerkt. De aandeelhouders dienen, alvorens tot erkenning kan worden overgegaan, met de Staat een overeenkomst te hebben gesloten, waardoor de minister van SZW de mogelijkheid heeft om de aandelen in, en daarmee de zeggenschap over, de uitvoeringsinstelling aan een andere rechtspersoon over te dragen. Op basis daarvan heeft iedere houdstermaatschappij een overeenkomst met de Staat gesloten, waarin onder meer een first call-optie aan de minister van SZW is verleend op de aandelen in de uitvoeringsinstelling. Zodoende werd gegarandeerd dat met de holdingconstructie geen onomkeerbare stappen werden gezet. Het uitsluiten van de holdingconstructie in de toekomst is dan ook in overeenstemming met de bedoelingen van de wetgever. Zodoende kan beter worden gewaarborgd dat private en publieke activiteiten en geldstromen worden gescheiden, dat publieke middelen binnen de publieke sfeer worden aangewend en dat de minister van SZW invloed kan uitoefenen op de belangrijkste beslissingen die door en ten aanzien van de uitvoeringsinstellingen worden genomen.
De procedure na inwerkingtreding van de wijziging Na inwerkingtreding van dit besluit, zal de minister van SZW de aandeelhouders in de uitvoeringsinstellingen verzoeken om de aandelen in de uitvoeringsinstellingen over te dragen aan de Stichting VUWV. De aandeelhouder (de Stichting A of de houdstermaatschappij) is op grond van de hiervoor genoemde overeenkomst verplicht om hieraan zijn medewerking te verlenen. Daarmee wordt een eerste stap gezet naar de toekomstige inrichting van de uitvoeringsorganisatie. Na de aandelenoverdracht bevinden de aandelen van alle uitvoeringsinstellingen zich immers in één hand. Deze aandelenoverdracht kan met gesloten beurzen plaatsvinden. De huidige aandelen in de uitvoeringsinstellingen zijn vanuit de centrale
Staatsblad 2000
459
6
fondsen door het Lisv gefinancierd middels achtergestelde leningen aan de Stichtingen A. Elke Stichting A heeft de verstrekte lening volgestort op aandelen in een uitvoeringsinstelling of in een houdstermaatschappij. In het laatstgenoemde geval heeft de houdstermaatschappij het gestorte bedrag onmiddellijk gestort op aandelen in de uitvoeringsinstelling. Bij de overdracht van de aandelen maakt een houdstermaatschappij of een Stichting A aanspraak op vergoeding van de nominale waarde van de aandelen. Indien en voor zover de nominale waarde afwijkt van de door het Lisv verstrekte lening, zal een andere koopprijs worden «betaald» door de Stichting VUWV. Ingeval de kooprijs direct toekomt aan een Stichting A, dan kan deze daarmee haar achtergestelde lening aan het Lisv aflossen. Ingeval de koopprijs toekomt aan een houdstermaatschappij, dan dient deze de ontvangen kooprijs af te dragen aan de Stichting A die aandelen houdt in de betreffende houdstermaatschappij. Ook deze Stichting A kan daarmee haar achtergestelde lening aan het Lisv aflossen. Het Lisv kan vervolgens met de afgeloste leningen de koop van de aandelen door de Stichting VUWV financieren, zodat financieel gezien de cirkel rond is. Na de aandelenoverdracht zal het Lisv derhalve een vordering hebben op de Stichting VUWV die even groot is als het totaal van de huidige vorderingen op de Stichtingen A. Het bestuur van het Lisv heeft inmiddels schriftelijk laten weten in beginsel zijn medewerking te willen verlenen aan deze procedure.
De gevolgen van de aandelenoverdracht Aan de aandelenoverdracht als zodanig zijn derhalve, op de afwikkelingskosten van de aandelenoverdracht na, geen financiële gevolgen verbonden. Het belangrijkste gevolg is dat de zeggenschap over de uitvoeringsinstellingen wijzigt: deze verschuift naar (het bestuur van) de Stichting VUWV. Het in het in de Osv 1997 neergelegde stelsel verandert niet door de aandelenoverdracht. De taak- en bevoegdheidsverdeling tussen het Lisv, de sectorraden en de uitvoeringsinstellingen blijft onveranderd. Het Lisv blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen en besteedt de feitelijke uitvoering uit aan één of meer uitvoeringsinstellingen. Daartoe sluit het Lisv per sector of sectoronderdeel, na daarover eventueel te zijn geadviseerd door een sectorraad, een administratieovereenkomst en jaarovereenkomsten. Tussen het Lisv en de uitvoeringsinstellingen blijft derhalve sprake van een relatie van opdrachtgever en opdrachtnemer, zodat beleid en uitvoering van elkaar gescheiden zijn. Daarmee wordt bewerkstelligd dat de claimbeoordeling onafhankelijk van sociale partners plaatsvindt, hetgeen een belangrijk uitgangspunt was bij de totstandkoming van de Osv 1997. Het Lisv zal dus nog steeds, daarin bijgestaan door de sectorraden, contracten moeten sluiten met uitvoeringsinstellingen. De wijziging van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling noch de aandelenoverdracht aan de Stichting VUWV zal het aantal uitvoeringsinstellingen doen verminderen. De uitvoeringsinstellingen blijven als zelfstandige rechtspersonen voortbestaan en blijven gebonden aan de overeenkomsten die ze met het Lisv en andere derden, waaronder de huidige zustermaatschappijen in het private deel van de houdstermaatschappij, hebben gesloten. Dit betekent voorts dat het Lisv in principe van uitvoeringsinstelling kan wisselen na beëindiging van de administratieovereenkomst. In principe, want het is niet aannemelijk dat het Lisv hiervan gebruik zal maken vanwege het gewijzigde toekomstperspectief. Bij de voorbereiding van de Osv 1997 gingen het kabinet en het parlement er vanuit dat op
Staatsblad 2000
459
7
termijn er sprake zou zijn van een open markt. Na uitgebreide publieke discussie in de afgelopen jaren, zowel binnen als buiten het parlement, is het huidige kabinet echter tot de conclusie gekomen dat de uitvoering van de werknemersverzekeringen, althans voor zover het de «klassieke» uitvoeringstaken (premie-inning, claimbeoordeling en uitkeringsverstrekking) betreft, het beste kan worden opgedragen aan één publiekrechtelijke organisatie. De reïntegratie van werklozen en arbeidsgehandicapten kan het beste worden uitgevoerd door private reïntegratiebedrijven die met elkaar concurreren om opdrachten. Dit stelsel biedt naar de opvatting van het kabinet de meeste vooruitzichten op een structureel doelmatige en doeltreffende uitvoeringsorganisatie, waardoor een maximale bijdrage wordt geleverd aan een terugdringing van het beroep op de werknemersverzekeringen. In deze opvatting wordt het kabinet, als gezegd, ondersteund door het parlement. In het licht van het gewijzigde toekomstperspectief is het wenselijk dat de aandelen in de uitvoeringsinstellingen bij één stichting worden ondergebracht, die de publieke belangen behartigt. Deze taak, die nu bij de Stichtingen A berust, wordt overgenomen door de Stichting VUWV. Deze stichting is daarom in zekere zin te beschouwen als de (rechts)opvolger van de huidige Stichtingen A. Zoals het Lisv (als opdrachtgever) en het Ctsv (als toezichthouder) «van buitenaf» bewaken of de uitvoeringsinstellingen hun publieke taken naar behoren verrichten, kan de Stichting VUWV dat «van binnenuit» doen. Deze stichting kan erop toezien dat de uitvoeringsinstellingen hun aandacht richten op het reïntegreren van uitkeringsgerechtigden. Zodoende kan de doelstelling van de Osv 1997, het beperken van het beroep op de werknemersverzekeringen, worden gerealiseerd. Op de Stichting VUWV wordt invloed en toezicht uitgeoefend door de minister van SZW. Daarvoor zijn in de statuten onder meer de volgende waarborgen getroffen. Ten eerste worden de bestuursleden van de Stichting VUWV door de minister van SZW benoemd, geschorst en ontslagen. Voorts dient het bestuur zich te houden aan de aanwijzingen betreffende de algemene lijnen van het te volgen financiële, sociale en economische beleid en van het personeelsbeleid gegeven door de minister van SZW. Ten derde kunnen belangrijke besluiten, waaronder het wijzigen van de statuten, door het bestuur slechts genomen worden met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de minister van SZW. Daarbij is vooral van belang dat het bestuur het plan van aanpak, op basis waarvan de uitvoeringsinstellingen en het Lisv zullen worden samengevoegd, ter goedkeuring aan de minister van SZW moet voorleggen. Ten slotte dient het bestuur periodiek verantwoording aan de minister van SZW af te leggen over de voortgang van haar werkzaamheden en over het financiële beheer van de stichting.
Tot slot Tot slot is van belang dat gedurende de periode tot de voorgenomen wijziging van de uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen de uitvoeringsinstellingen en houdstermaatschappijen geen handelingen verrichten die, bedoeld of onbedoeld, de belangen schaden van de sociale fondsen, de uitvoeringsinstellingen, de Staat der Nederlanden, de Stichting VUWV of het nog op te richten UWV. In de voorstellen tot wijziging van de uitvoeringsorganisatie zal een regeling worden opgenomen die ertoe strekt benadelingshandelingen met terugwerkende kracht aan te kunnen tasten. De uitvoeringsinstellingen en hun aandeelhouders zijn hierover geïnformeerd.
Staatsblad 2000
459
8
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I Ingevolge het gewijzigde artikel 5 kunnen de aandelen in een uitvoeringsinstelling slechts gehouden worden door een door de minister van SZW aangewezen stichting. Daarvoor is de Stichting VUWV door de Staat op 20 april jl. opgericht. Bij een verzoek om erkenning zal de minister van SZW eisen dat de aandelen in de vennootschap die om erkenning verzoekt, worden gehouden door de Stichting VUWV. In het vervallen artikel 7, onderdeel d, werd bepaald dat in het bestuur van een uitvoeringsinstelling slechts onder bepaalde voorwaarden bestuursleden van de houdstermaatschappij of Stichting A zitting mogen hebben. De strekking daarvan was het tegengaan van te vergaande bestuurlijke kruisverbanden tussen de houdstermaatschappij of Stichting A en de uitvoeringsinstelling. Aangezien dit zich in de toekomst niet meer kan voordoen, is het betreffende artikelonderdeel vervallen. De artikelen met betrekking tot de stichting (de artikelen 10 tot en met 14) en de houdstermaatschappij (de artikelen 15 tot en met 22) zijn vervallen, omdat zij geen doel meer dienen. Er is geen namelijk geen noodzaak meer om de statuten van de aandeelhouder in de vennootschap die om erkenning verzoekt, te toetsen aan dit besluit. De statuten van deze aandeelhouder, de Stichting VUWV, zijn immers door de minister van SZW zelf namens de Staat opgesteld. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
Staatsblad 2000
459
9