Sprundelse Kuierpadjes vijf wandelroutes in het dorp Sprundel
Uitgave Heemkundekring “Onder Baronie en Markiezaat” Sprundel
VOORWOORD “Wandelen: die speciale vorm van lopen die bedoeld is ter ontspanning, die geen ander doel kent dan het lopen zelf, die in vrijheid plaats vindt en waarbij iedere richting een goede kan zijn” (Marco Kunst). Toen de verenigingen uit Sprundel tijdens de voorbereidingen op het millenniumfeest werd gevraagd om met een origineel idee te komen, heeft de lokale Heemkundekring Onder Baronie en Markiezaat het plan geopperd om een boekwerk samen te stellen met een aantal wandelroutes in en om ons oudste kerkdorp, dat in 1992 zijn duizendjarig bestaan heeft gevierd. Uit het voorliggende boek blijkt dat de initiatiefnemers met vlag en wimpel in hun opzet zijn geslaagd. In het eerste gedeelte wordt de geografische en culturele geschiedenis van Sprundel weergegeven. Daarna worden vier wandelroutes beschreven die alle zo’n tien kilometer lang zijn en die stuk voor stuk rijk zijn geïllustreerd met afbeeldingen van bezienswaardigheden en van bomen en planten die u langs de wandelpaden aantreft. Op de voorkant staat een wandelroute afgedrukt van twintig kilometer en die een soort verzamelroute is van de andere vier routes. Het mooie van dit alles vind ik, dat het boekwerk in zijn totaliteit tot stand is gekomen door personen en verenigingen uit het dorp zelf. Dit geldt zowel voor het uitzetten van de routes, als voor het beschrijven van de geschiedenis en voor het beschrijven van de bezienswaardigheden en de flora en fauna. Het totale project wordt bekostigd door de Sprundelse ondernemers en de lokale verenigingen. Ik ben ervan overtuigd dat het boek met de routes gretig aftrek zal vinden; niet alleen in en om Sprundel, maar ook bij degenen die in West-Brabant op vakantie zijn of op een andere manier willen recreëren. Ik heb immers vernomen dat ook de VVV interesse heeft om De Sprundelse Kuierpadjes in zijn assortiment op te nemen. Ik ben van mening dat de Heemkundekring en de verenigingsraad Sprundel met de uitgifte van dit boekje een grote pluim verdienen. Ik hoop dat het voor de andere kernen in onze gemeente een goed voorbeeld is dat goed doet volgen.
Rucphen, mei 2003,
Guido Koenen, wethouder sport en recreatie.
INLEIDING In de omgeving van Sprundel is een typisch West-Brabants zandlandschap te bewonderen. Golvende zandgronden met akkers, weilanden en een aantal waterlopen vormen de hoofdelementen. In het grensgebied met Zundert, in het zuiden, vinden we ook nog bossen en bospercelen zoals “De Pannenhoef” dat net buiten het dorpsgebied van Sprundel (gemeente Rucphen) ligt. Nog net erbinnen ligt een heiderest met een ven genaamd, “De Lokker”. De hoogteverschillen zijn door twee gebeurtenissen veroorzaakt: 1. In de laatste ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden, heerste hier een toendraklimaat. In het kale landschap waaide het hard. Overal werd toen zand afgezet en telkens door de wind verplaatst. Er ontstonden zogenaamde dekzandruggen die door laagtes van elkaar werden gescheiden. 2. Door die laagtes gingen beken stromen toen het klimaat weer warmer en natter werd. Deze waterloopjes schuurden het landschap nog wat verder uit zodat ze in brede en enkele meters diepe dalen kwamen te stromen. Sprundel ligt op een dekzandrug en ten zuiden van het dorp zijn diverse laagtes met kleinere en grotere beken te ontdekken. De voornaamste hiervan zijn de Blikloop en in het uiterste zuiden vlakbij de Pannenhoef de grotere Bijloop. Een belangrijke activiteit die inmiddels is verdwenen, maar zijn sporen in het terrein heeft nagelaten, is de turfwinning. Zoals gezegd werd het klimaat na de laatste ijstijd weer warmer en natter. In West-Brabant ontstonden toen grote veenmoerassen, ook in de omgeving van Sprundel. In 1287 ontvingen de Broeders (“Monniken”) van de hospitalen van het Vlaamse Brugge toestemming om in het gebied dat direct ten noorden van Sprundel lag turf te winnen: de Monnikenmoer. Dit is in de 14e eeuw afgegraven. In de 15e eeuw verschoof de turfwinning naar de moerassen ten zuiden van het dorp, waar tot in de 17e eeuw veen werd afgegraven. De turf werd afgevoerd per schip via de turfvaarten die nu nog in het landschap aanwezig zijn: uit de Monnikenmoer noordwaarts over de Monnikenvaart en vanuit de zuidelijke veengebieden Zwarte Blik en Lokker werden turfvaarten gegraven naar respectievelijk Leur en Breda. Toen de venen waren afgegraven ontstond bijna overal heide, die in latere eeuwen is omgezet in landbouwgrond. Het Sprundelse landbouwlandschap is dus in zuidwaartse richting ontgonnen, het laatste deel pas in de 20e eeuw. Rond 2000 is er nog een forse ruilverkaveling over dit landschap “heengegaan”. Dat betekent weliswaar grotere kavels en brede en rechte sloten, maar er is ook rekening gehouden met natuur en recreatie: langs heel wat wegen zijn bomen aangeplant en her en der zijn ook kleine plassen aangelegd. Ook is er een wandelvoetpad (De Hippelpad) in ere hersteld. Door het Brabants Landschap zijn de Lokker en enkele andere vennen in hun oude luister hersteld. In de beschrijvingen van de diverse wandelroutes zal worden verwezen naar de hierboven geschetste landschapsgeschiedenis. De wandelingen voeren u bijna altijd over smalle en rustige wegen, waarvan flinke delen zelfs onverhard kunnen zijn. Bij enkele wandelingen wordt in bijgevoegde kaders wat meer informatie verschaft over bepaalde onderwerpen. Zo is bij de wandelroute 1, Scherpenberg plantengroei langs de bermen onder de loupe genomen en bij wandelroute 3, Lokkerberg worden een paar bijzonderheden over de turfwinning vermeld. Voor de liefhebbers van langere tochten is een ongeveer 19 kilometer lange wandeling op kaart gezet, de Bliklooproute die is opgebouwd uit de mooiste onderdelen van de vier kortere tochten plus een bijzonder fraai stukje in het zuid-oosten van het gebied waarbij de grens van de gemeente Etten-Leur wordt aangedaan.
Fr. Passier
KORTE GESCHIEDENIS VAN SPRUNDEL Het zal aan eenieder wel bekend zijn dat het dorp Sprundel een van de oudste dorpen is van West-Brabant. Een dorp met een kleine, hoofdzakelijk agrarische bevolking. In der loop der eeuwen is uit verschillende piepkleine gehuchtjes een dorp en een parochie gegroeid, zoals wij dat nu kennen. Al die eeuwen door waren de mensen hier geïnteresseerd in- en betrokken in de landbouw, veeteelt en tuinbouw. Strategisch en politiek gezien is Sprundel nooit een plaats van formaat geweest. Belangrijke, grote figuren heeft Sprundel ook niet voortgebracht. Sprundel is wel een belangrijk knooppunt van de wegen Keulen - Bergen op Zoom en Rotterdam Antwerpen geweest. Maar natuurlijk kende ook Sprundel zijn ups en downs in haar geschiedenis, waarvan eigenlijk pas de laatste tientallen jaren melding wordt gemaakt in verschillende heemkundige, genealogische en geschiedkundige tijdschriften en bladen. Ontstaan Volgens de overlevering moet het allereerste begin van een samenleving, van een gehuchtvorming, gezocht worden ergens in de spreekwoordelijke “donkere middeleeuwen”. De schriftelijke bewijsstukken daarvoor zijn heel schaars. Ten eerste is er in de loop van die vele eeuwen erg veel verloren gegaan; ten tweede was Sprundel niet zo erg belangrijk dat er veel brieven of boeken zijn die er in de vroegste tijd melding van maakten. Zoals heel veel dorpen en ook grotere plaatsen heeft Sprundel zijn ontstaan te danken aan de middeleeuwse regeling, waarbij een of meer grootgrondbezitters, landerijen en zelfs hele dorpen schonken aan kloosters, abdijen, armenzorg - instellingen e.d. Die konden dan daarmee in hun onderhoud voorzien. Van de opbrengst moest dan een gedeelte, bijvoorbeeld een tiende deel, aan het klooster worden afgedragen. Daar moest dan natuurlijk wel iets tegenover staan; zo moest het klooster een kerk bouwen en onderhouden, een pastoor benoemen en onderhouden enz. Al vanaf de vroege middeleeuwen moet voor Sprundel deze regeling hebben gegolden. Bloeiperiode Vanaf begin 1300 tot aan de 80 jarige oorlog heeft Sprundel een flinke bloeiperiode doorgemaakt. Praktisch de gehele bevolking heeft in die periode kunnen profiteren van de turfhandel. Sprundel was aan bijna alle zijden omgeven door uitgestrekte gebieden van hoog- en laagveen. Door voortdurende oorlogen, vestingwerken en explosieve groei van steden als Antwerpen, Breda en Bergen op Zoom was er overal zoveel hout gekapt, dat men moest uitzien naar andere brandstof die men vond in de turf. Onder leiding van de broeders van Brugge werden in deze omgeving metersdikke lagen turf afgegraven en getransporteerd naar de genoemde steden. De politiek van de hoge Heren van Breda had een dubbel voordeel, goedkope brandstof en na iedere afgraving grote stukken exploitabele landbouwgrond, die landbouwproducten en grondbelasting opbrachten. En natuurlijk ook een zekere welvaart voor de bevolking zelf. Bevolkingsaanwas Niettegenstaande de genoemde bloeiperiode is de bevolking relatief maar weinig gegroeid. Van plusminus drie á vierhonderd tot vier á vijfduizend in een tijdsbestek van een kleine duizend jaar. Daar zijn vele oorzaken voor aan te geven. Bekend is wel de regelmatig terugkerende epidemieën als de pest die zeer veel slachtoffers eisten, ziektes die pas aan het einde van de 19e eeuw konden worden afgestopt; slechte verbindingen en bereikbaarheid, hoge fiscale lasten, gebrekkig onderwijs, veel minder sociale voorzieningen dan in de steden enz. De ontsluiting van de kleine dorpen is eigenlijk pas op gang gekomen na de laatste wereldoorlog, toen de industrieën exploitatieruimte en goedkope werkkrachten gingen zoeken in kleine dorpen. Voorzieningen als elektra, waterleiding, asfaltwegen en riolering zijn hier pas gekomen in de laatste tientallen jaren. Wat we nu zien is een omgekeerde beweging; waar de industrialisering van de 19e eeuw veel plattelandsmensen naar de steden deed trekken, zien we nu dat veel stedelingen de landelijkheid en rust van onze dorpen opzoeken. Er valt beslist veel te zien en te genieten als we met open ogen en in alle rust door onze velden wandelen.
M. v.d. Maagdenberg
OVER BOMEN, STRUIKEN EN WILDE PLANTEN Deze informatie over bomen, struiken en wilde planten is toepasselijk op alle wandelroutes Voor de liefhebbers van planten is het boeiend om ook kennis te maken met de flora langs een typisch droge zandgronden-route. U moet wel in het bezit zijn van een floraboekje om de vele planten in de bermen goed te kunnen herkennen. Wij kunnen hier namelijk geen uitgebreide beschrijvingen en afbeeldingen geven van alles wat “leeft en bloeit en ons steeds weer boeit”. Toch hopen we in de volgende opsomming velen een dienst te bewijzen, al is het alleen maar dat we duidelijk maken dat onkruid niet bestaat: we noemen dat wilde planten. En wie weet wordt de lezer/wandelaar zo nieuwsgierig dat hij een nieuwe hobby gaat ontwikkelen... • Op de Vorenseindsweg net voorbij de splitsing met de Waterstraat ligt links een gerestaureerde boerderij met langs de huiswei knotwilgen. Vroeger waren die van veel meer nut dan nu: rijshout (dunne takken) voor waterbouwwerken, hout voor stoelen, manden, bonenstaken, tuinbouwgerief enz. Iets verder ter hoogte van het “Klokske” als afscheiding tussen rijweg en fietspad enkele oude knotelzen. En bij huisnr 28 bouwt de in Sprundel zeldzame huiszwaluw zijn nest van gedroogde modder. Ook ziet u er op de grens van de huiskavel een eindje van de weg af een vrijstaande eik. • Langs het Moervenstraatje zijn in het kader van de ruilverkaveling bomen aangeplant. In de bermen groeien o.a. zandblauwtje, kleine klaver, Jacobskruid dat in juli volop bloeit en dat nogal eens kaalgevreten wordt door de geel-zwarte zebrarupsen van de St. Jacobsvlinder, cichorei (uit de wortel wordt een surrogaat voor koffie bereid). Ook de speerdistel komt er voor: die kan ruim een meter hoog worden en heeft lange zeer scherpe stekels (vandaar de naam). En de rolklaver die bloeit met vijf gele, rood aangelopen bloemen in een hoofdje bij elkaar. • Ook in het Kronenstraatje zijn bomen aangeplant tijdens de ruilverkaveling, linden waarvan de heerlijk geurende bloesem veel bijen aantrekt; de lindebloesemthee werd vooral vroeger als medicijn tegen diverse kwaaltjes gebruikt. Als wilde planten (nooit meer “onkruid” zeggen!) zijn hier bijvoorbeeld te zien: biggenkruid (bloemen lijken op paardenbloemen), rolklaver, basterdwederik, smalle weegbree, het zandblauwtje en het St.Janskruid. Dit kruid is genoemd naar het begin van de bloeitijd, namelijk rond St. Jan, 24 juni. De bloemen zijn geel en als men de bladeren tegen het licht houdt zijn veel doorschijnende punten te zien, net speldenprikken: kliertjes die een vluchtige olie afscheiden. Ook van deze plant wordt een homeopathische medicijn gemaakt. • In de bermen van de Molenweg vindt u onder meer smeerwortel, boterbloem, akkerwinde, Jacobskruid en de Theunisbloem. Deze plant werd rond 1700 ingevoerd uit Noord-Amerika en is nu vrij algemeen op de droge zandgronden. De plant is een twee-jarige die pas in het tweede jaar zijn ongeveer 1 meter hoge stengel en bloemen ontwikkelt. De gele bloemen zijn zo’n 5 cm groot en ruiken lekker; ‘s avonds gaan ze open en de volgende morgen zijn ze weer gesloten. Aan de noord-oostkant van de Molenweg is een restant van een oude eikenhouten hakwal te zien. Deze houtwallen, oude perceelsscheidingen, bestonden uit loofbomen, meestal eiken, die om de zoveel jaren werden teruggekapt om daarna weer te kunnen uitschieten. Het hakhout werd vroeger o.a. gebruikt als brandhout. Het werd als “musterd” gekocht: een bundel bij elkaar gebonden lange dunne takken. • Langs het zandpad voor de Molenweg komen veel bramen en bremmen voor. Let ook op het met bos beplante golvende stukje stuifzand: de Rucphense Duintjes. • Het Stevenstraatje is de verbinding tussen de Rucphensebaan en de Vorenseindseweg. Langs en op dit onverhard pad ook weer veel wilde planten, zoals akkerwinde, kleine klaver, berenklauw (bloeit in juli en trekt dan veel insecten aan), akkerdistel, St. Janskruid, tormentil, wederik, varkensgras, duizendblad, smeerwortel en de vrij zeldzame dauwnetel met zijn behaarde stengel met kruisgewijs tegenover elkaar bladeren en zijn 2 tot 3 cm grote lichtgele lipbloemen met op de onderlip een paarse vlek.
J. Kiewit H. Broeren
Rolklaver
Teunisbloem
Jacob Kruis Kruid
St. Janskruid
Tormentil
Smeerwortel
Zandblauwtje
Speerdistel
OVER 400 BUYNDER EN TURFVAARTEN Op de grens van de gemeenten Rucphen, Zundert en Etten-Leur ligt dat deel van het Bijloopdal of Bieloopdal, dat de Grote Lokker genoemd wordt. Die naam is waarschijnlijk afkomstig van het moerasplantje de lokke. De oudste naam voor dit gebied was “de Oude Moer”, waarin de turfwinning begon in 1408 toen de Heren van Breda de zogenaamde “400 Buynder”, de oppervlakte van het uitgegeven gebied, gingen verpachten. In 1430 werd het grootste stuk, zo’n 300 buynder verkocht of verpacht aan een dertigtal rijke mensen uit Breda en omgeving. Tot de 400 Buynder behoorde ook de Pannenhoef. Het landschap heeft hier drie perioden meegemaakt: eerst een veenmoeras, daarna verlaten en veranderd in een groot heidegebied met vennen (zoals de Lokker) en tenslotte (in de 19e en 20e eeuw) landbouwgrond of, zoals in de Pannenhoef, aangeplant bos. De ten zuiden van Sprundel gewonnen turf werd via turfvaarten afgevoerd: de Oude Turfvaart en -vlakbij de parkeerplaats in de Pannenhoef- de Schuitvaart. Zo’n turfvaart was ongeveer 10 meter breed en ingegraven in de veenlaag en het eronder liggende zand (omdat de veenlaag is verdwenen lijken de turfvaarten tegenwoordig slechts smalle sloten te zijn). De vereiste hoeveelheid water in deze vaarten regelde men door het sluiten en openen van sluizen of spuien. Op gezette tijden kon men toen rijen van twintig tot dertig platbodemse turfvletten zien varen. Elk vlet, pleyt genoemd en drie tot vier meter breed, vervoerde enkele tienduizenden turfblokjes. Voor het gebruik en onderhoud van de vaarten waren vaarreglementen opgesteld. De turfschepen werden getrokken tot de belangrijke verschepingshavens, zoals Leur en Breda. Enkele eeuwen lang is deze turfwinning en –handel voor veel mensen uit Sprundel een bron van inkomsten geweest.
M. v.d. Maagdenberg
BEZIENSWAARDIGHEDEN R.K. Kerk St. Jan de Doper Met de nieuwbouw van deze mooie R.K. Kerk in gotische stijl werd in 1922 begonnen. De inzegening vond plaats op 23 mei 1923. De toren gebouwd in 1440 valt onder monumentenzorg en is eigendom van de gemeente Rucphen. In 1351 werd de parochie voor het eerst vermeld. Een bezoek aan de R.K. Kerk is zeker de moeite waard. 4 Fatimapark/R.K. Begraafplaats In 1912 werd het grootste deel van een perceel land (groot 72 aren) ten zuiden van het bosch (tuin) van de pastorie, wat in 1909 aan de kerk geschonken werd, ingericht tot begraafplaats. De begraafplaats werd op 2e kerstdag 1912 gezegend en gewijd. Het processiepark ofwel processielaan met de 15 kapellen om de 15 geheimen van de rozenkrans te vereren, werd in het “parochiebosch” in 1945 aangelegd. In de volksmond wordt nog steeds gesproken over “ ‘t bos”, maar officieel heet het nu Fatimapark. Het monument van Fatima, met het Fatimapark, werd op 25 april 1948 plechtig gewijd door bisschop W. Koenraadt van Breda. Het Fatimapark met de R.K. Begraafplaats, wordt mooi onderhouden dankzij een groep vrijwilligers. 8 Bergkorenmolen De Hoop Gebouwd in 1840 door molenbouwer Cornelis van Chaam in opdracht van Cornelis Peeters. In 1972 werd de molen verkocht door de familie Verpaalen aan de gemeente Rucphen en in datzelfde jaar op de monumentenlijst geplaatst. In 1977 werd de molen gerestaureerd.
Vooraanzicht klooster met ingang bibliotheek
Situatie centrum Sprundel
Uitgave Heemkundekring “Onder Baronie en Markiezaat” Sprundel
Nadruk verboden zonder toestemming
Samengesteld door: A. van Oers, J. van Broekhoven en A. de Jong. Drukwerk: drukkerij Romein b.v., Etten-Leur Met dank aan het Gemeentebestuur van Rucphen, SKW Verenigingsraad Sprundel, Natuurwerkgroep gem. Rucphen, Wandelpadcommissie en Heemkundekring “Onder Baronie en Markiezaat” Sprundel. Deze uitgave is financieel mogelijk gemaakt door: Ondernemersvereniging Sprundel, Rabobank Rucphen c.a., Verenigingsraad Sprundel, Heemkundekring “Onder Baronie en Markiezaat” Sprundel. Foto’s: P. v.d. Smissen