Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT
VERGELIJKING CBF – ISF/SNGDT De vergelijking tussen het CBF en het ISF/SNGDT begint met de doelstelling. De doelstelling van het CBF is het bevorderen dat de werving van en besteding van fondsen op een verantwoorde wijze plaatsvindt. De doelstelling die het ISF en de SNGDT met het Keurmerk nastreven is het bevorderen dat GDO’s behoorlijk inzicht geven in hun prestaties en dat GDO’s optimaal presteren. De verschillen voor wat betreft de criteria: Aan de hand van de onderstaande tabel wordt nog eens duidelijk wat de verschillen zijn tussen de criteria voor het CBF-keur en de criteria voor het beoogde ISF/NGDT-keur. Hierbij vallen de volgende punten op: • Het Keurmerk is erop gericht om het resultaat van de GDO en de verhouding tussen het resultaat en de input zichtbaar te maken. Het CBF is er vooral op gericht om alle activiteiten te reguleren. • Het Keurmerk focust op het geven van inzicht in de prestaties van de GDO’s. Het CBF-Keur focust met name op de kwaliteit van het bestuur, van de organisatie en van de verslaglegging. • Het Keurmerk maakt voor haar criteria maximaal gebruik van bestaande (wettelijke) regelingen voor GDO’s, zoals o.a. de ANBI-regeling, om dubbel werk voor GDO’s te voorkomen. De criteria van het CBF-Keur overlappen met de criteria van o.a. de ANBI-regeling. • Voor het keuren wordt bij het Keurmerk maximaal gebruik gemaakt van organisaties die al bepaalde aspecten van een GDO controleren, o.a. de externe accountant van een GDO. Het CBF doet dit niet. Gegevens die door de externe accountant zijn gecontroleerd worden door het CBF opnieuw gecontroleerd. • Door het voorgaande is de hoeveelheid informatie die een GDO moet verstrekken om voor het Keurmerk in aanmerking te komen vele malen kleiner dan een GDO aan het CBF moet verstrekken om voor het CBF-Keur in aanmerking te komen. En de vergoeding die een GDO jaarlijks voor het Keurmerk moet betalen zal substantieel lager zijn dan de vergoeding die het CBF in rekening brengt.
Pagina 1 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT
CBF-Keurmerk (Artikel 4, Keurmerkcriteria)
Keurmerk ISF/SNGDT
Lid 1.A. Principe: besturen en toezichthouden moeten gescheiden zijn en beschreven in een verantwoordingsverklaring Lid 1.B Bestuur: eisen t.a.v. het bestuur (samengevat waar geen vergelijking is) a. Het bestuur bestaat uit ten minste vijf natuurlijke personen. Indien sprake is van een bestuur met een statutair vastgelegd toezichthoudend orgaan dan bestaat het bestuur uit ten minste één natuurlijke persoon. Indien sprake is van een statutair vastgelegd toezichthoudend orgaan en een bestuur bestaande uit één natuurlijke persoon, dan zijn de voorschriften onder b, e, en f van dit lid niet van toepassing. De bepalingen uit lid 1.C sub 1 Auditcommissie zijn dan op de fondsenwervende instelling van toepassing. Het CBf vereist geen ANBI-status
N.v.t.
N.v.t.
a. b. d.
c. d.
e.
f. g. h. Lid 1.C
Geen familie- of vergelijkbare relaties Treden periodiek af, benoemingen en herbenoemingen voor maximaal 5 jaar. De leden van het bestuur ontvangen in die hoedanigheid geen bezoldiging, middellijk noch onmiddellijk. Een redelijke vergoeding voor de door de leden van het bestuur ten behoeve van de instelling gemaakte onkosten en door hen verrichte uitvoerende werkzaamheden alsmede niet bovenmatige vacatiegelden wordt toegestaan. Dit laat onverlet dat bestuurders met een dienstverband in een organisatie met een toezichthoudend orgaan in hun hoedanigheid als werknemer kunnen worden bezoldigd. Deze vergoedingen worden in de jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht. Bij besluitvorming moet meer dan de helft van de bestuursleden aanwezig zijn Vertegenwoordiging van de instelling mag slechts tezamen met 1 of meer andere bestuursleden Leden van het bestuur mogen niet zijn niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van een entiteit waarmee de fondsenwervende instelling op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht Maximaal een derde van de bestuurders mag benoemd worden door benificienten Beschrijft uitzonderingssituatie t.a.v. lid h. Hierboven Het bovenstaande moet in de statuten zijn opgenomen Toezichthoudend orgaan: eisen
1. Beschikken over de ANBI-status De GDO beschikt over de ANBI-status en voldoet derhalve aan de criteria die aan de ANBI-status gesteld worden. ANBI eist: Een natuurlijk persoon of een rechtspersoon in de functie als bestuurder en/of beleidsbepaler mag niet over het vermogen van de instelling beschikken alsof het zijn eigen vermogen is. Dit heet het ‘beschikkingsmachtcriterium’. Dit criterium verzekert (onder andere) dat de instelling onafhankelijk is ten opzichte van donateurs en begunstigden. Een natuurlijk persoon of een rechtspersoon in de functie als bestuurder en/of beleidsbepaler mag daarom geen meerderheid van de zeggenschap hebben over het vermogen van de instelling. 2. Beschikken over bonafide bestuurders Alle bestuursleden beschikken over (gemeentelijke) verklaring van goed gedrag. N.v.t. N.v.t. ANBI eist: Beloning bestuurders Beleidsbepalers (de bestuurders of leden van de raad van toezicht) mogen geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten. Ook mogen ze, als ze daarvoor in aanmerking komen, een vacatiegeld ontvangen dat niet bovenmatig is. Gemaakte onkosten zijn kosten die bestuursleden redelijkerwijs hebben vanwege hun functie bij de instelling. Vacatiegeld is een vergoeding die bestuursleden ontvangen voor vacatie, zoals het voorbereiden en bijwonen van een vergadering.
N.v.t. N.v.t.
N.v.t.
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Houdt toezicht op bestuur. Er bestaat een verdeling van bevoegdheden tussen bestuur en toezichthoudend orgaan Minimaal 3 personen
N.v.t.
c t/m n. De rest is ongeveer gelijk aan de eisen t.a.v. het bestuur.
N.v.t.
a.
b.
een
N.v.t.
Pagina 2 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT Lid 1.C sub 1 Auditcommissie: Als de instelling één persoon als bestuur heeft en een toezichthoudend orgaan, moet de instelling een auditcommissie hebben. Lid 1.D Directie: eisen a.
N.v.t.
N.v.t.
d.
Functioneren moet jaarlijks worden geëvalueerd Legt publiekelijk verantwoording af over de bezoldiging met uitleg Bij meer dan 1 directeur, vastleggen verdeling taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Nevenfuncties melden
e.
a t/m d beschrijven in en directiereglement
N.v.t.
b. c.
N.v.t. N.v.t.
N.v.t.
Lid 1.E Verstrengeling van belang: eisen A t/m e. Als belangen dient persoon moet besluitvorming zich voordoet. staan. Lid 2 Beleid
er sprake is van verstrengeling van dit gemeld te worden. De betreffende zich onthouden van stemming t.a.v. daar waar de belangenverstrengeling Dit moet in de statuten beschreven
N.v.t.
In verband met de continuïteit van de activiteiten dient het bestuur een meerjarenbeleidsplan voor een periode van ten minste drie jaren met bijbehorende financiële meerjarenraming op te stellen. Het meerjarenbeleidsplan bevat meetbare doelstellingen. Ten behoeve van het maken van het meerjarenbeleidsplan is een omgevingsanalyse uitgevoerd. Hierbij is onder ander gekeken naar kansen en bedreigingen. Verder wordt gebruik gemaakt van de evaluaties van de uitvoering van beleidsplannen. Artikel 4, lid 2, beleid gaat in op vergelijkbare zaken, maar is minder expliciet t.a.v. beoogde output en effect b. Het meerjarenbeleidsplan en de activiteiten van de fondsenwervende instelling dienen in overeenstemming te zijn met haar statutaire doelstelling.
4. Behoorlijk Inzicht geven in de doelgroep en het beoogde effect De GDO geeft een behoorlijk inzicht in wat de GDO bij wie wil bereiken en op welke wijze. Specifiek beschrijft de GDO de volgende zaken: • Doelgroep waarop de GDO zich richt. • Het geografisch gebied waarop de GDO zich richt. • Het Effect dat de GDO op haar doelgroep beoogt te hebben. • De beoogde Output. • De voornaamste geplande Activiteiten. • De relatie tussen de beoogde Output en het beoogde Effect; anders gezegd: waarom denkt de GDO dat de Output die zij wil gaan produceren tot het beoogde Effect gaat leiden.
c.
Het bestuur, dan wel het toezichthoudend orgaan stelt voor het einde van het boekjaar een jaarplan en begroting vast voor het volgende jaar, waarin het meerjarenbeleidsplan wordt vertaald in concrete programma’s en activiteiten met meetbare doelstellingen. In de begroting en het jaarplan zijn in elk geval opgenomen: de verwachte inkomsten, de geplande besteding van middelen aan het goede doel en concrete programma’s en activiteiten, de geplande besteding van middelen aan fondsenwerving en aan ondersteunende functies, de beoogde resultaten (en indien die niet kunnen worden aangegeven: de redenen daarvoor), alsmede hoe met de reserves wordt omgegaan.
4. Behoorlijk Inzicht geven in de doelgroep en het beoogde effect De GDO geeft een behoorlijk inzicht in wat de GDO bij wie wil bereiken en op welke wijze. Specifiek beschrijft de GDO de volgende zaken: • Doelgroep waarop de GDO zich richt. • Het geografisch gebied waarop de GDO zich richt. • Het Effect dat de GDO op haar doelgroep beoogt te hebben. • De beoogde Output. • De voornaamste geplande Activiteiten. De relatie tussen de beoogde Output en het beoogde Effect; anders gezegd: waarom denkt de GDO dat de Output die zij wil gaan produceren tot het beoogde Effect gaat leiden.
d.
Het bestuur, dan wel het toezichthoudend orgaan controleert en evalueert regelmatig aantoonbaar de uitvoering van het beleid. Waar nodig wordt de uitvoering van het beleid bijgesteld.
N.v.t.
e.
Het bestuur, dan wel het toezichthoudend orgaan stelt vast dat de fondsenwervende
5. Behoorlijk Inzicht geven in de belangrijkste risico’s en de waarborgen
a:
N.v.t.
Pagina 3 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT instelling adequaat is ingericht en toegerust om het beleid uit te voeren.
f.
Bij het bepalen van de reserves en het beleggingsbeleid dient bijlage 13 van dit Reglement, in acht genomen te worden.
De GDO geeft behoorlijk inzicht in: • de zaken die er voor zouden kunnen zorgen dat het beoogde effect in mindere mate wordt gerealiseerd dan wordt beoogd en dat de output kleiner is dan wordt beoogd. • de wijze waarop de GDO deze risico’s tracht te minimaliseren. • De continuïteit van de GDO. 1 Beperkt eigen vermogen Een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden van de doelstelling van de instelling. Dit heet het ‘bestedingscriterium’. Het doel van het bestedingscriterium is het voorkomen van niet-redelijke vermogensvorming (oppotten van vermogen).
Lid 3 Fondsenwerving, voorlichting en communicatie a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
De fondsenwervende instelling dient de externe communicatie op zodanige wijze te structureren dat deze een goed inzicht geeft in de doelstellingen van de organisatie en de realisatie daarvan en dat de informatie goed toegankelijk is. Daarnaast dient de informatie vanuit verschillende invalshoeken (fondsenwerving, voorlichting en communicatie) consistent te zijn. Bij fondsenwerving en voorlichting dienen de identiteit, de doelstelling, de programma’s en de financiële behoeften van de fondsenwervende instelling duidelijk te zijn omschreven. De fondsenwervende instelling dient zich bij de externe communicatie te onthouden van misleiding en van vergelijking met andere fondsenwervende instellingen. De fondsenwervende activiteiten van de instelling zijn gericht op het verwerven van vrijwillige bijdragen en mogen niet intimiderend zijn; ook verder sluiten de gehanteerde methoden aan bij hetgeen in onze samenleving als behoorlijk geldt.
Aannemende dat a/d min of meer in de gedragscode terugkomen.
De fondsenwervende instelling dient bij de fondsenwerving duidelijk en op voor de (beoogde) gever opvallende wijze de mogelijkheid te bieden om beperkingen aan te geven in de mate waarin de gever benaderd wenst te worden. Gaat over regels t.a.v. het niet mogen vervreemden van donateursbestanden en inzicht moeten geven aan de overheid. Gaat over 25% van de baten uit eigen fondsenwerving mogen aan fondsenwerving besteed worden (gemiddelde over 3 jaar).
N.v.t.
h. & i. Regels t.a.v. de 25% norm al de organisatie vier of vijf jaar bestaat
3. Fondsenwerven volgens de geldende gedragscode De GDO houdt zich aan de door haar ondertekende gedragscode fondsenwerving. Het betreft hier de gedragscode van het NGF of het ISF of een andere in de branche algemeen aanvaarde gedragscode. De GDO geeft aan welke gedragscode zij gebruikt.
N.v.t.
Geen regels t.a.v. een percentage. Wel moet de organisatie inzicht geven: 6. Inzicht geven in de financiële kerngegevens De GDO geeft inzicht in de hierna genoemde financiele gegevens. De juistheid van deze gegevens dient te worden bevestigd door de externe accountant van de GDO dan wel het externe • Indirecte kosten bedrag (kosten fondsenwerving, kosten gebouwen, kosten voorlichting die niet op de doelgroep is gericht, etc.); dit bedrag plus de uitgaven die direct ten goede komen aan de doelgroep dient gelijk te zijn aan de totale uitgaven. • … ANBI eist: Redelijke verhouding tussen kosten en bestedingen De kosten van het werven van geld en de beheerkosten moeten in redelijke verhouding staan tot
Pagina 4 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT de bestedingen. Kosten voor propaganda, publiciteit en public relations zijn voorbeelden van kosten van het werven van geld. Dat geldt ook voor de kosten om opbrengsten uit collecten, mailingacties, giften, nalatenschappen, loterijen en subsidies te krijgen. Een voorbeeld van beheerskosten zijn administratiekosten. Wat een ‘redelijke verhouding’ is, is (onder andere) afhankelijk van de aard van de ANBI. Een zuiver fondsenwervende instelling zal in het algemeen meer kosten moeten maken dan een zuiver vermogensfonds. Lid 4 Besteding van de middelen Sub a en b vereisen eigenlijk hetzelfde als Lid 2 en lid 5 g en h. Hier is dus min of meer sprake van een doublure. Alleen de verantwoordingsverklaring is hier extra. a.
b.
De instelling is gehouden het volgende algemeen geldende principe in acht te nemen: “De instelling dient continu te werken aan een optimale besteding van middelen, zodat effectief en doelmatig gewerkt wordt aan het realiseren van de doelstelling.” De leden van het bestuur (en het eventuele toezichthoudend orgaan) onderschrijven het bovenstaande principe in een verklaring (Bijlage 12). Het bestuur (en het eventuele toezichthoudend orgaan) is gehouden een verantwoordingsverklaring vast te stellen over de onderstaande punten, en een samenvatting van deze verklaring op te nemen in het jaarverslag: • Het benoemen van richtinggevende doelstellingen op alle relevante gebieden en niveaus; • het monitoren en evalueren van de uitvoering van activiteiten en interne processen; • het in werking stellen van aanpassingen naar aanleiding van de evaluaties.
c. Ten aanzien van de besteding van middelen (inclusief financieringen en overdracht van middelen) dienen de verantwoordelijkheden en bevoegdheden duidelijk te zijn beschreven en dienen heldere criteria en procedures te worden gehanteerd, waarbij wordt toegezien op de naleving. d. Besteding van de middelen dient overeenkomstig de begroting plaats te vinden. Van de begroting afwijkende bestedingen dienen te worden gedekt door een daartoe strekkend bestuursbesluit. e. Middelen waaraan door de aard van een actie of door derden een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven, dienen binnen een redelijke periode te worden besteed aan de doelstelling. f. De fondsenwervende instelling dient een administratie te voeren waarin de informatie wordt vastgelegd die redelijkerwijs beschikbaar kan zijn met betrekking tot de identiteit, achtergrond en betrouwbaarheid van uitvoerende organisaties en (groepen) van begunstigden.
4. Behoorlijk Inzicht geven in de doelgroep en het beoogde effect De GDO geeft een behoorlijk inzicht in wat de GDO bij wie wil bereiken en op welke wijze. Specifiek beschrijft de GDO de volgende zaken: • Doelgroep waarop de GDO zich richt. • Het geografisch gebied waarop de GDO zich richt. • Het Effect dat de GDO op haar doelgroep beoogt te hebben. • De beoogde Output. • De voornaamste geplande Activiteiten. • De relatie tussen de beoogde Output en het beoogde Effect; anders gezegd: waarom denkt de GDO dat de Output die zij wil gaan produceren tot het beoogde Effect gaat leiden. 7. Behoorlijk Inzicht geven in de gerealiseerde Prestaties versus de geplande Prestaties De GDO geeft behoorlijk inzicht in hoe zij het afgelopen jaar heeft gepresteerd en hoe deze Prestaties zich verhouden tot de geplande Prestaties. Concreet geeft de GDO inzicht in de volgende zaken: • Het deel van de Doelgroep (schatting van het aantal personen, aantal dieren, etc.) dat zij in het boekjaar beoogde te bereiken versus het deel van de Doelgroep dat zij daadwerkelijk bereikt heeft; met een verklaring voor het eventuele verschil. • Een kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van het beoogde Effect versus het gerealiseerde Effect op de Doelgroep. • De geplande Output versus de gerealiseerde Output in kwalitatieve en kwantitatieve zin; met een verklaring voor het eventuele verschil. N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
6. Inzicht geven in de financiële kerngegevens De GDO geeft inzicht in de hierna genoemde financiële gegevens. • Voor elke persoon of organisatie (benificient, bestuurder, werknemer, etc.) die een bedrag van de GDO ontvangt dat gelijk is aan of groter is dan 10% van de totale uitgaven van de GDO dient de volgende informatie te worden verstrekt: naam, adres, telefoonnummer, naam van de
Pagina 5 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT
• g.
De voortgang van bestedingen aan de doelstelling dient aantoonbaar te worden gevolgd en gerapporteerd.
h.
De bestedingen aan de doelstelling dienen aantoonbaar te worden geëvalueerd en gerapporteerd op project-, programma- en organisatieniveau.
i.
De fondsenwervende instelling stelt een norm vast voor de hoogte van de kosten beheer en administratie, en licht dit toe in het jaarverslag.
j.
Een eventueel batig saldo na liquidatie en vereffening van de fondsenwervende instelling dient krachtens haar statuten te worden besteed overeenkomstig haar doel, etc. etc.
contactpersoon voor de GDO bij de organisatie en een beschrijving van de relatie tussen de GDO en de betreffende organisatie c.q. persoon. Eventuele familierelaties, bestuurlijke relaties, etc. dienen expliciet vermeld te worden. Aantal verschillende beneficianten c.q. projecten.
7. Behoorlijk Inzicht geven in de gerealiseerde Prestaties versus de geplande Prestaties De GDO geeft behoorlijk inzicht in hoe zij het afgelopen jaar heeft gepresteerd en hoe deze Prestaties zich verhouden tot de geplande Prestaties. Concreet geeft de GDO inzicht in de volgende zaken: • Het deel van de Doelgroep (schatting van het aantal personen, aantal dieren, etc.) dat zij in het boekjaar beoogde te bereiken versus het deel van de Doelgroep dat zij daadwerkelijk bereikt heeft; met een verklaring voor het eventuele verschil. • Een kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van het beoogde Effect versus het gerealiseerde Effect op de Doelgroep. • De geplande Output versus de gerealiseerde Output in kwalitatieve en kwantitatieve zin; met een verklaring voor het eventuele verschil. 6. Inzicht geven in de financiële kerngegevens De GDO geeft inzicht in de hierna genoemde financiële gegevens. ……….. • …. • Uitgaven die direct ten goede komt aan de doelgroep. • Indirecte kosten bedrag (kosten fondsenwerving, kosten gebouwen, kosten voorlichting die niet op de doelgroep is gericht, etc.); dit bedrag plus de uitgaven die direct ten goede komen aan de doelgroep dient gelijk te zijn aan de totale uitgaven. • …. ANBI eist: Opheffing Uit de regelgeving (de statuten) moet blijken dat als er bij opheffing van de instelling een positief saldo is, dat moet worden besteed aan een soortgelijk doel als dat van de opgeheven instelling.
Lid 5 Verantwoording Lid 5.1 Verslaggeving a.
De jaarverslaggeving dient te zijn ingericht overeenkomstig de ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’, waarbij de elementen beleid, communicatie, waarborging van de kwaliteit van de organisatie en besteding van de middelen in relatie tot de doelstellingen duidelijk in het bestuursverslag tot uiting worden gebracht. Eventuele wijzigingen in de genoemde Richtlijn hebben voor toepassing op dit Reglement CBFKeur geen rechtskracht dan nadat en voor zover hiertoe worden vastgesteld door het bestuur van het CBF na advies van het College van Deskundigen is besloten. Voor het overige is artikel 5 van dit Reglement van overeenkomstige toepassing.
8. Helder communiceren met donateurs en andere belanghebbenden • De GDO publiceert een jaarverslag waarin de hiervoor bedoelde zaken expliciet zijn opgenomen. • De GDO beschikt over een website waar op de homepage het logo van het Keurmerk vermeld staat en dat aangeklikt kan worden. Bij aanklikken verschijnt de in punt 1 tot en met 7 beschreven informatie in een standaardindeling (aangereikt door de Stichting die het Keurmerk gaat beheren) op het scherm.
b.
De jaarrekening dient te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Totale inkomsten en uitgaven zijn opgenomen in de jaarverslaggeving.
6. Inzicht geven in de financiële kerngegevens De GDO geeft inzicht in de hierna genoemde financiële gegevens. De juistheid van deze gegevens dient te worden bevestigd door de externe accountant van de GDO dan wel het externe administratiekantoor (dit laatste voor GDO’s met jaarlijkse inkomsten van minder dan 50.000 euro). Voor het afgesloten
Pagina 6 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT
Artikel 4, lid 4: i De fondsenwervende instelling stelt een norm vast voor de hoogte van de kosten beheer en administratie, en licht dit toe in het jaarverslag. Daarnaast dienen de kosten beheer en administratie en de kosten fondsenwerving inzichtelijk gemaakt te worden in het jaarverslag Niet opgenomen
c.
De jaarverslaggeving zoals omschreven in de ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’ is openbaar en dient binnen 9 maanden na afloop van het boekjaar, desgewenst tegen betaling van de kosten voor reproductie, voor geïnteresseerden beschikbaar te worden gesteld.
Lid 5.2 Omgaan met belanghebbenden a. De instelling is gehouden het volgende algemeen geldende principe in acht te nemen: “De instelling streeft naar optimale relaties met belanghebbenden, met gerichte aandacht voor de informatieverschaffing en de inname en verwerking van wensen, vragen en klachten.” b. De leden van het bestuur (en het eventuele toezichthoudend orgaan) onderschrijven het bovenstaande principe in een verklaring (Bijlage 12). Het bestuur (en het eventuele toezichthoudend orgaan) is gehouden een verantwoordingsverklaring vast te stellen over de onderstaande punten, en een samenvatting van deze verklaring op te nemen in het jaarverslag: • wie de belanghebbenden van de organisatie zijn; • de inhoud en kwaliteit van de aan belanghebbenden te verstrekken informatie; • de wijze waarop de informatie wordt verstrekt; • de inrichting van de communicatie, zodat de informatie relevant, duidelijk en toegankelijk is voor belanghebbenden;
boekjaar dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: • Totale inkomsten • Aantal verschillende donateurs waarvan de GDO donaties heeft ontvangen • Totale uitgaven • Uitgaven die direct ten goede komen aan de doelgroep • Bedrag aan liquide middelen en liquide beleggingen per ultimo boekjaar. • Indirecte kosten bedrag (kosten fondsenwerving, kosten gebouwen, kosten voorlichting die niet op de doelgroep is gericht, etc.); dit bedrag plus de uitgaven die direct ten goede komen aan de doelgroep dient gelijk te zijn aan de totale uitgaven.
•
Voor elke persoon of organisatie (benificient, bestuurder, werknemer, etc.) die een bedrag van de GDO ontvangt dat gelijk is aan of groter is dan 10% van de totale uitgaven van de GDO dient de volgende informatie te worden verstrekt: naam, adres, telefoonnummer, naam van de contactpersoon voor de GDO bij de organisatie en een beschrijving van de relatie tussen de GDO en de betreffende organisatie c.q. persoon. Eventuele familierelaties, bestuurlijke relaties, etc. dienen expliciet vermeld te worden.
•
Aantal verschillende beneficianten c.q. projecten.
8. Helder communiceren met donateurs en andere belanghebbenden • De GDO publiceert een jaarverslag waarin de hiervoor bedoelde zaken expliciet zijn opgenomen. • De GDO beschikt over een website waar op de homepage het logo van het Keurmerk vermeld staat en dat aangeklikt kan worden. Bij aanklikken verschijnt de in punt 1 tot en met 7 beschreven informatie in een standaardindeling (aangereikt door de Stichting die het Keurmerk gaat beheren) op het scherm. Het Keurmerk vereist dat alle zaken die door het Keurmerk gevraagd worden op internet komen te staan.
Pagina 7 van 8
Vergelijking tussen het CBF-Keur en het Keurmerk ISF/SNGDT • de manier waarop de instelling omgaat met de ideeën, opmerkingen, wensen en klachten van belanghebbenden. Lid 5.3 Klachten a.
De fondsenwervende instelling dient een procedure voor de ontvangst en behandeling van klachten te hebben. De hierop betrekking hebbende reglementering wordt door de fondsenwervende instelling aan elke belanghebbende die hierom verzoekt verstrekt. Van de binnengekomen klachten en de afwikkeling daarvan dient in een register aantekening te worden gemaakt.
Lid 6 Aanvullende eisen met betrekking tot het inzamelen van bruikbare kleding
N.v.t.
N.v.t.
Pagina 8 van 8