Versie 09/03
Bestnr.
19 03 16 bouwpakket 19 08 36 kant en klaar module
Signaalgenerator DDS20
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2005 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Belangrijk! Beslist lezen!
Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikneming en het gebruik. Let hierop, ook als u het product doorgeeft aan derden. Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig, zodat u hem nog eens na kunt lezen.
Inhoudsopgave
Pagina
1. 2. 3. 4. 5.
3 3 4 4 8 8 10 12 13 14 15 16 17 18 18 18 18 18 19 20 22 22
Gebruik waarvoor dit apparaat bedoeld is Veiligheidsaanwijzingen Technische specificaties Algemeen Opbouw a) Basisinformatie b) Soldeerhandleiding c) Schakelschema d) Onderdelenschema, printplaat kant 1 e) Onderdelenschema, printplaat kant 2 f) Onderdelenlijst g) Opbouw van de printplaat 6. Ingebruikneming 7. Bediening a) Frequentie – instelling b) Amplitude – instelling c) Wobbelgenerator d) Frequenties opslaan en oproepen e) Overige functies, programmering 8. Beschrijving van de schakeling 9. Gebruik 10. Verwijdering
Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor het kopen van dit product. Lees voor u het in gebruik neemt, de complete gebruiksaanwijzing door, let daarbij op alle bedienings- en veiligheidsaanwijzingen! Het product is EMV- getest en voldoet aan de eisen van de geldende Europese en nationale richtlijnen. De CE – conformiteit is bewezen, de desbetreffende documenten bevinden zich bij de fabrikant. Alle in deze gebruiksaanwijzing voorkomende firmanamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de desbetreffende bezitters. Alle rechten voorbehouden. Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2
1.
Gebruik waarvoor dit product bedoeld is
Het bouwpakket “Signaalgenerator DDS20” is in principe bedoeld voor het produceren van sinus- en rechthoeksignalen in het bereik van 0.1Hz tot 20MHz. Let hierbij op de uitvoerige beschrijving van het systeem in hoofdstuk 5. De eindtrap voor het produceren van het sinussignaal (IC7, AD811) en de bijbehorende potmeter (R6) zijn niet bij de levering inbegrepen en kunnen eventueel bij Conrad Electronic via een aparte bestelling aangevraagd worden.
2.
Veiligheidsaanwijzingen Bij schades die veroorzaakt worden door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing of door onvakkundige opbouw, vervalt het recht op garantie! Voor schades die daarvan het gevolg zijn wij niet aansprakelijk! Bij materiële schade of persoonlijk letsel die/ dat veroorzaakt wordt door incorrect gebruik of het zich niet houden aan de veiligheidsrichtlijnen, zijn wij niet aansprakelijk. In dergelijke gevallen vervalt elk recht op garantie.
Degene die een bouwpakket in elkaar zet of een module door uitbreiding resp. door inbouw in een behuizing klaar maakt voor gebruik, geldt volgens DIN VDE 0869 als fabrikant en is verplicht, bij het doorgeven van het apparaat alle begeleidende papieren mee te leveren en ook zijn naam en adres door te geven. Apparaten die zelf uit bouwpakketten samengesteld worden, moeten veiligheidstechnisch als een industrieel product beschouwd worden. Als u niet beschikt over (voldoende) vakkennis beschikt voor het opbouwen van dit bouwpakket, laat dan de opbouw door een desbetreffende vakman doen. Door de gebruikte SMD – techniek worden er hoge eisen gesteld aan de kennis en kunde van het solderen. Wees daarom heel zorgvuldig bij het samenbouwen. Het gebruik is alleen toegestaan als het apparaat vast ingebouwd is in een daarvoor geschikte behuizing, die in droge ruimtes binnenshuis is opgesteld en gebruikt wordt. De door de “Signaalgenerator DDS20” benodigde voedingsspanning (zie “Technische specificaties) moet voldoende gestabiliseerd zijn. Om redenen van veiligheid en toelating (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het product niet toegestaan. Gebruik uitsluitend de meegeleverde componenten/ onderdelen om het bouwpakket op te bouwen. Bij een defect van componenten/ onderdelen dienen deze door exact dezelfde componenten/ onderdelen vervangen te worden. Laat verpakkingsmateriaal niet achteloos rondslingeren. Plastic zakken / -folie, piepschuim e.d. zouden voor kinderen gevaarlijk speelgoed kunnen worden. Behandel dit apparaat voorzichtig – door stoten, schokken of door het vallen al vanaf geringe hoogte wordt het beschadigd. Let ook op de verdere aanwijzingen / veiligheidsaanwijzingen voor het opbouwen en het gebruik in de aparte hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing.
3
3. Technische specificaties Sinussignaal (let op, IC7=AD811 en bijbehorende potmeter niet bij de levering inbegrepen!) Frequentiebereik : 0,1Hz tot 20MHz Uitgangsspanning : 0V tot 4Vss, RI = 50Ω Bandafstand : ca. 50 dB tot 10MHz Rechthoeksignaal: Bereik Uitgangsspanning Signaalstijgtijd Weergave Frequentieresolutie Precisie
: 0,5Hz tot 20MHz : 5Vss, RI = 50Ω, TTL-niveau : < 4ns : LC-Display, 8-cijferig, met functieaanduiding : 0,1Hz in het bereik van 0,1Hz tot 9,9999999MHz 1 Hz in het bereik van 10MHz – 20MHz : via software kalibreerbaar, zonder kalibrering 50ppm
Wobbelgenerator Wobbelbereik Wobbelfrequentie
: 0,1Hz tot 20MHz : 0,1Hz tot 20Hz
Overige kenmerken • PLL – factor : 1 tot 100 • Tussenfrequentie : 0 tot 2 GHz, optel- of aftrekbaar • Programmering van het frequentie – instelbereik (minimale / maximale frequentie) • 10 niet vluchtige geheugens voor frequenties * Niet vluchtig geheugen van de het laatst geactiveerde frequentie Stroomvoorziening Afmetingen
4.
: +7V= tot +12V=/100mA en –7V= tot –12V=/100mA (alleen bij sinussignaal) : b x h ca. 145 x 64 mm
Algemeen
De sinusgenerator DDS20 kan sinus- en rechthoeksignalen in het frequentiebereik van 0,1Hz tot 20MHz produceren (voor het sinussignaal dient u IC7=AD811 en de bijbehorende potmeter R6 te monteren, deze zijn echter niet bij de levering inbegrepen!). Door het DDS – procédé krijgt u zowel een uitstekende signaalkwaliteit (hoge bandafstand) als ook zeer kleine frequentie -instelstappen. Het DDS- board kan universeel gebruikt worden, b.v. voor een qua prijs voordelige opbouw van een hoogwaardige sinus/rechthoekgenerator of een tijdbasis met hoge resolutie voor korte golf – ontvangers of dergelijke. Het DDS- procédé (Direct Digital Synthesis, directe digitale synthese) produceert signalen op digitale wijze door directe digitaal – analoog – omvorming en bezit ten opzichte van alle andere procédés beslissende voordelen: • Hoge frequentie – precisie (precisie van de systeempuls) • Zeer kleine frequentie – instelstappen in het gehele frequentiebereik • Goede temperatuur- en tijdstabiliteit • Een uniek groot frequentiebereik, d.w.z. geen bereikomschakeling • Snel, fase- doorgankelijk afstemmen • Geen doorschieten van frequenties bij frequentieverandering
4
Sinussignalen kunnen door de wiskundige formule a(t) = A sin (ω • t) beschreven worden. Dit periodieke curveverloop kan geproduceerd worden op een digitaal – analoog – omvormer door uitvoer van desbetreffende digitale waarden (aftastwaarden van een sinuscurve). De fase van een sinuscurve (ω • t) gaat van 0° tot 360° (in hoekmaat) resp. van 0 tot 2π (in boogmaat). De fase loopt lineair omhoog van 0 naar 2 π en springt dan terug naar 0.
Afb. 1: sinusschommeling met bijbehorende fase Afbeelding 1 toont een sinusschommeling en de bijbehorende fase. Voor het produceren van het sinussignaal via DDS wordt deze fase digitaal via de zogenaamde fase – accumulator geproduceerd. De bij de actuele fase behorende digitale waarde is in een tabel vastgelegd en wordt naar en digitaal – analoog – omvormer doorgegeven, die dan de bijbehorende spanningswaarde produceert. De in het DDS-Board toegepaste chip “AD9835” bevat een compleet DDS-systeem, dat in overeenstemming met het vereenvoudigde blokschema (afb. 2) verder verklaard moet worden.
Afb. 2: blokschakelschema van de AD9835 De “directe digitale synthesizer” bestaat in feite uit drie hoofdcomponenten: 1. Fase - accumulator 2. Fase –sinus - converter (tabel met aftastwaarden) 3. digitaal/analoog – omvormer Zoals al uitgelegd werd, reikt de fase van een sinusschommeling van 0 tot 2 π. De fase - accumulator (1) is een 32 Bit breed geheugen (resolutie: 232 = 4.294.967.296), dat in digitale vorm de actuele fase van de te produceren sinusschommeling bevat. Als elke positie van het 32-Bit – geheugen 0 (nul) is, komt dat overeen met 0 Rad. Als er op elke positie een 1 staat, dan heeft de fase 2 π Rad bereikt. Tijdens elke maatcyclus van de maatfrequentie fT wordt bij de inhoud van de fase – accumulator de waarde “Delta-fase” opgeteld. De waarde “Delta-fase” vertegenwoordigt daarbij de fasesprong in de sinusschommeling per maatcyclus en wordt door een microprocessor in de chip geschreven.
5
Het uitgangssignaal van de fase – accumulator komt daardoor overeen met een digitaal platform, waarvan de herhaalfrequentie gelijk is aan de frequentie van het geproduceerde sinussignaal. Afb. 3 hieronder toont de vereenvoudigde interne schakeling van de fase – accumulator en het digitale platform.
Afb. 3: vereenvoudigde fase – accumulator en digitale fase Volgens afbeelding 3 wordt de frequentie fa van het sinussignaal als volgt berekend: fa = 1 / Ta Ta = aantal fasensprongen per uitgangssignaalperiode • Tt Tt = 1 / ft ft = maatfrequentie van het systeem Het aantal fasensprongen per uitgangssignaalperiode wordt berekend uit: Aantal fasensprongen = 232 / “Delta fase” Daarmee kan de frequentie van het uitgangssignaal berekend worden volgens de volgende formule: fa = 1 / Ta = “Delta fase” / 232 • ft Hierdoor bezit de synthesizer twee digitale, frequentiebepalende ingangen, namelijk de maatfrequentie en de fasensprong “Delta fase”. Daardoor bepalen de precisie en stabiliteit van de maatfrequentie de precisie en stabiliteit van het sinussignaal. De frequentie – resolutie, d.w.z. de kleinste instelstap van het sinussignaal, wordt vastgelegd door de woordbreedte N van de “Delta fase”. De frequentieresolutie wordt berekend uit: ∆ f = f t / 2N Bij het DDS- Board ligt de kleinste (interne) frequentie – instelstap bij een maatfrequentie van 50MHz en een woordbreedte N = 32 bij 11,64mHz. De fase – sinus – covertor (2) bestaat in de grond van de zaak uit een geheugen (tabel), in het adresbereik waarvan verdeeld de digitale aftastwaarden van een sinusschommeling staan. Dit geheugen wordt nu periodiek uitgelezen met de “m” Bits met de hoogste waarde van de fase – accumulator als adressen. Een limiet op de “m”-Bit is noodzakelijk, om de inspanning voor het geheugen gering te houden. Daarmee worden periodiek de aftastwaarden van een sinusschommeling geproduceerd.
6
Afb. 4: functieprincipe van de fase – sinus – converter Afbeelding 4 toont het functieprincipe van dit deel van de schakeling. Of de aftastwaarden zijn vast opgeslagen (ROM), of vooraf met behulp van een algoritme berekend en in het geheugen (RAM) geschreven. Deze laatste manier biedt de mogelijkheid veelvoudige curvevormen te produceren. De op deze manier geproduceerde aftastwaarden worden ingevoerd in een snelle digitaal / analoog converter (3), die dan de analoge uitgangsspanning produceert. In de ideale toestand zou het uitgangssignaal alleen de gegevendragende frequentie fa bevatten. De uitgangsspanning is echter behept met een door de digitale productie bepaalde stoorsignalen, die door het naschakelen van een doorlaatfilter bijna helemaal geëlimineerd kunnen worden. De storende signalen ontstaan door de volgende oorzaken: • De uit het geheugen uitgelezen aftastwaarden van het sinussignaal worden met de maatfrequentie ft door de DA- omvormer omgezet in de analoge spanning. Daardoor wordt volgens de Fourier – transformatie het ideale uitgangsspectrum herhaald bij de veelvouden in gehele getallen van de maatfrequentie. • Een andere verontreiniging van het uitgangsspectrum ontstaat door de kwantisering van het signaal. Het uitsturingsbereik van de uitgangsspanning wordt door de DA-omvormerresolutie van 10 Bit opgedeeld in 1024 trappen. Dit effect wordt met het oog op de signaalkwaliteit als kwantiseringsruis uitgedrukt, dat gelijk verdeeld over het spectrum er bij opgeteld wordt. • Bovendien produceren de niet – lineariteiten in de overdrachtfunctie van de DA – omvormer een stoorspectrum, dat vooraf nauwelijks te berekenen is en afhankelijk is van de desbetreffende DA – omvormer. Deze niet – lineariteiten produceren in het uitgangsspectrum de harmonisen van de basisfrequentie. Als men al deze overwegingen op het uitgangsspectrum betrekt, krijgen we ongeveer het in afbeelding 5 weergegeven verloop.
Afb. 5: spectrum van het uitgangssignaal Een groot deel van de hierboven verklaarde stoorfrequenties kan verwijderd worden met behulp van een nageschakeld doorlaatfilter met steile flanken, waarvan de limietfrequentie net iets hoger gekozen moet worden dan de hoogste gegevendragende frequentie.
7
5.
Opbouw
Door de toepassing van de geïntegreerde DDS- module “AD9835” kon met betrekkelijk weinig onderdelen een hoogwaardige DDS – generator voor het produceren van sinus- en rechthoeksignalen gerealiseerd worden. Het DDS-board wordt gekenmerkt door de in de “Technische specificaties” genoemde eigenschappen. De maximale uitgangsfrequentie zou op grond van het Nyquist – theorema beperkt zijn tot de halve maatfrequentie (25MHz). In de praktijk wordt echter slechts 40% van de maatfrequentie gebruikt (20MHz). Als het DDS- Board alleen als tijdbasis gebruikt moet worden, d.w.z. er is alleen een rechthoeksignaal en geen sinussignaal nodig, dan kan er afgezien worden van het monteren van de sinus – eindtrap “AD811” (IC7), van de amplitude – instelpotmeter R6 (deze beide componenten zijn NIET bij de levering inbegrepen!); dit geldt ook bij gebruik op de negatieve voedingsspanning (deze is alleen bij het sinussignaal nodig).
a) Basisinformatie
Voor u met het bouwen begint, moet u eerst deze bouw- /gebruiksaanwijzing helemaal doorlezen, voor u het bouwpakket opbouwt en in gebruik neemt. U vermijdt daardoor vooraf fouten, die soms slechts met veel moeite weer te verhelpen zijn! Voer de solderingen en bedrading absoluut netjes en nauwgezet uit, gebruik geen zuurhoudend soldeertin, soldeervet of dergelijke. Overtuig u ervan, dat er geen koude soldeerplekken aanwezig zijn. Een slordige of slechte soldering, een slecht contact of slechte opbouw betekenen een tijdrovend en kostbaar zoeken naar fouten en onder omstandigheden het vernielen van onderdelen, hetgeen vaak een kettingreactie tot gevolg heeft, het gehele bouwpakket wordt vernield. Let er op, dat bouwpakketten die met zuurhoudend soldeer, loodvet of dergelijke gesoldeerd zijn, door ons niet gerepareerd worden. Bij het nabouwen van elektrische schakelingen wordt er verondersteld dat u beschikt over basiskennis betreffende de behandeling van de componenten, solderen en het omgaan met elektronische resp. elektrische onderdelen. Op grond van de bouwwijze van de signaalgenerator DDS20 zijn bovendien extra kennis en speciaal gereedschap voor het solderen van SMD- componenten vereist. Nogmaals een aanwijzing: Als u niet beschikt over vakkennis bij het omgaan met SMD- componenten, resp. in het algemeen nog weinig succesvolle soldeerervaring heeft, zet dan deze signaalgenerator niet zelf in elkaar. Laat het liever over aan een “doorknede” collega of vriend. Door verkeerd of onvakkundig samenbouwen van de signaalgenerator bestaat er het gevaar dat het product vernield wordt. De mogelijkheid dat er na het samenbouwen iets niet functioneert, kan door een nauwgezette en nette opbouw drastisch verminderd worden. Controleer elke stap, elke soldeerplek twee keer, voor u verder gaat! Houdt u aan de bouwhandleiding! Voer de daar beschreven stap niet anders uit en sla niets over! Vink elke stap dubbel af: eenmaal voor het bouwen, eenmaal voor het controleren. Neem in ieder geval voldoende de tijd; knutselen is geen stukwerk! Het zoeken van fouten duurt minstens drie keer zo lang!
8
Een vaak voorkomende oorzaak voor het niet functioneren is een montagefout, b.v. verkeerd ingezette / gesoldeerde onderdelen als ICs, diodes en elko’s. Let beslist op de correcte weerstandswaarden, omdat die bij SMD- weerstanden er niet opgedrukt staan; dat geldt ook voor SMD -condensatoren. Een meetapparaat kan daarbij veel tijd besparen. Een andere oorzaak van fouten zijn soldeerbruggen bij SMD – ICs. De pootjes liggen erg dicht bij elkaar. Het solderen met teveel soldeertin verbindt al gauw twee pootjes van de IC met elkaar. Als tot hier toe alles klopt, dan moet als volgende eventueel de schuld bij een koude soldeerplek gezocht worden. Bijvoorbeeld zit het pootje van de SMD – IC alleen op de printbaan van de printplaat, omdat er te weinig soldeertin is gebruikt of omdat het pootje er niet juist opgeplaatst is. De onaangename begeleider van het knutselleven “koude soldeerplek” treedt op, als of de soldeerplek niet goed opgewarmd werd, zodat het soldeertin geen goed contact kreeg met de printbaan, af als u bij het afkoelen de verbinding precies op het moment van verstarren bewogen heeft. Dergelijke fouten kunt u meestal herkennen aan het matte uiterlijk van het oppervlak van de soldeerplek. De enige oplossing is de soldeerplek nogmaals correct na te solderen. Bij 90% van de gereclameerde bouwpakketten gaat het om soldeerfouten, koude soldeerplekken, verkeerd soldeertin enz. Menig teruggestuurd “meesterwerk” getuigde van niet correct solderen. Gebruik daarom bij het solderen alleen SMD – soldeertin resp. elektronica – soldeertin met de aanduiding “SN 60 Pb” (60% tin, 40% lood). Dit soldeertin heeft een harskern, die als vloeimiddel dient om de soldeerplek tijdens het solderen te beschermen tegen roest. Andere vloeimiddelen zoals soldeervet, soldeerpasta of soldeerwater mogen in geen geval gebruikt worden, omdat ze zuur bevatten. Deze middelen kunnen de printbaan en de elektronische componenten vernielen, bovendien geleiden ze de stroom en veroorzaken daardoor kruipstromen en kortsluitingen. Als tot hier toe alles in orde is en het apparaat desondanks toch niet functioneert, dan is er misschien een onderdeel defect. Als u een beginner bent op het gebied van de elektronica, is het in dat geval het beste als u een bekende om raad vraagt, die wel een beetje in de elektronica thuis is en over de eventueel benodigde meetapparatuur beschikt. Als u deze mogelijkheid niet heeft, stuurt u het bouwpakket bij niet functioneren compleet (alle onderdelen, gebruiksaanwijzing) en goed verpakt naar onze service – afdeling terug; doe er alstublieft een exacte en uitvoerige beschrijving van de fout bij. De aanduiding “doet het niet” helpt u niet, maar ons ook niet. Alleen een exacte aanduiding van de fout maakt een onberispelijke reparatie mogelijk! Dit bouwpakket werd, voor het in productie ging, vele malen als prototype opgebouwd en getest. Pas als een optimale kwaliteit met betrekking tot functie en bedrijfszekerheid bereikt is, wordt het voor serieproductie vrijgegeven. Let er bij het solderen van de onderdelen op, dat deze (tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven) zonder afstand tot de printplaat gesoldeerd moeten worden. Alle uitstekende aansluitdraden worden direct boven de soldeerplek afgeknipt. Omdat dit bouwpakket voor een deel zeer kleine resp. zeer dicht op elkaar liggende onderdelen bevat (vooral bij de SMD – componenten), mag hier alleen met een soldeerbout met kleine soldeerpunt gesoldeerd worden. Voer het solderen en de opbouw zorgvuldig uit. De SMD – componenten mogen alleen met een daarvoor geschikt(e) soldeerstation resp. soldeerbout gesoldeerd worden, bovendien moet u hier SMD – soldeertin (heeft een veel kleinere
9
diameter) gebruiken. Door de kleine bouwvorm van de SMD – componenten bestaat het gevaar voor oververhitting, de onderdelen worden daardoor vernield!
b) Soldeerhandleiding Als u nog biet zo veel ervaring hebt met solderen, bevelen wij u aan de opbouw niet zelf uit te voeren. Het gevaar is groot, dat de signaalgenerator niet correct in elkaar gezet wordt. Solderen moet je leren, maar dit bouwpakket is daarvoor niet de geschikte instap! Let bij het solderen op de volgende tips: • Gebruik bij het solderen van elektronische schakelingen nooit soldeerwater of soldeervet. Deze bevatten een zuur, dat onderdelen en printbanen vernielt. Als soldeermateriaal mag alleen elektronica – soldeertin SN 60 Pb (d.w.z. 60% tin, 40% lood) met een harskern gebruikt worden, die tegelijk als vloeimiddel dient. • Gebruik een kleine soldeerbout met max. 30 W verwarmingsvermogen. De soldeerpunt moet vrij zijn van roest, zodat de warmte goed afgeleid kan worden. Dat betekent: de warmte van de soldeerbout moet goed naar de te solderen plek geleid worden. Een soldeerstation met temperatuurinstelling, die de punt van de soldeerbout steeds op de ideale temperatuur houdt, heeft de voorkeur. Dit geldt vooral bij het omgaan met SMD – componenten. • De soldering zelf moet snel uitgevoerd worden, want door te lang solderen worden onderdelen vernield. Bovendien leidt dit tot het loslaten van de soldeerogen of koperbanen. • Voor het solderen wordt de goed vertinde punt zo op de soldeerplek gehouden, dat tegelijkertijd de draad van het onderdeel en de printbaan aangeraakt worden. Gelijktijdig wordt (niet teveel) soldeertin toegevoegd, dat mee verwarmd wordt. Zodra het soldeertin begint te vloeien, verwijdert u het van de soldeerplek. Dan wacht u nog een kort ogenblik, tot het achtergebleven soldeer goed uitgelopen is en verwijdert dan de soldeerbout van de soldeerplek. In het ideale geval duurt deze procedure niet langer dan één tot twee seconden, bij zeer dikke onderdelen -“pootjes” een klein beetje langer. • Let er op, dat het net gesoldeerde onderdeel, nadat u de bout weggehaald heeft, ca. 5 sec lang niet mag bewegen. Er blijft dan een zilverglanzende, perfecte soldeerplek achter. • Voorwaarde voor een perfecte soldeerplek en goed solderen is een schone, niet verroeste soldeerpunt. Want met een vervuilde soldeerpunt is het absoluut onmogelijk schoon te solderen. Verwijder daarom na elke keer dat u gesoldeerd heeft het overbodige soldeertin en vuil met een vochtige spons of een siliconenstripper. • Na het solderen worden de aansluitdraden direct boven de soldeerplek met een elektronica – zijknipper afgeknipt. • Bij het solderen van halfgeleiders, LEDs en ICs dient u er speciaal op te letten dat een soldeertijd van 2 sec niet overschreden wordt, aangezien anders het onderdeel vernield wordt. Bij deze onderdelen dient u eveneens op de juiste poling te letten! Ook bij condensatoren moet u natuurlijk op de juiste poling letten. Verkeerd gepoolde componenten kunnen exploderen of brand veroorzaken!
10
• Na het aanbrengen van alle onderdelen controleert u principieel elke schakeling nogmaals, om te zien of alle onderdelen er juist ingezet en gepoold zijn. Controleer ook, of niet per ongeluk aansluitingen of printbanen met soldeer overbrugd zijn. Dit leidt eventueel niet alleen tot niet functioneren, maar ook tot vernieling van dure onderdelen! • Denk er aan dat onvakkundige soldeerplekken, verkeerde aansluitingen, verkeerde bediening een montagefouten buiten ons invloedbereik liggen. Elke aanspraak op grond van onvakkundig uitgevoerde soldeerwerkzaamheden, foutief aangesloten modules / onderdelen, verkeerde bediening of montagefouten wordt uitgesloten!
11
c)
Schakelschema Opmerking: R14/15/16 zijn weliswaar in het schema en de montage-layout aanwezig, maar ze zijn noch nodig noch in het bouwpakket aanwezig. De montage ervan was alleen nodig bij de ontwikkeling, om verschillende displays te testen. Ook IC7 en de potmeter R6 zijn niet bij de levering inbegrepen, zie tekst.
Afbeelding 6: schakelschema
12
d) Onderdelenschema, printplaat kant 1
Afbeelding 7: Volledig gemonteerde en ongemonteerde printplaat, kant 1 Let er bij deze afbeeldingen op, dat IC7 en potmeter R6 niet bij de levering inbegrepen zijn.
13
e) Onderdelenschema, printplaat kant 2
Afbeelding 8: Volledig gemonteerde en ongemonteerde printplaat, kant 2 Let er bij deze afbeeldingen op, dat potmeter R6 niet bij de levering inbegrepen is. Hetzelfde geldt voor de weerstanden R14, R15 en R16. Deze waren alleen tijdens de ontwikkeling nodig voor de aanpassing aan de verschillende LC –Displays en mogen in deze versie van het bouwpakket niet gemonteerd worden!
14
f) Onderdelenlijst Weerstanden 0Ω/SMD…………………………….R17 22Ω………………………………….R11 47Ω………………………………….R10 47Ω/SMD…………………………..R28 150Ω/SMD……………………R23,R24 390Ω/SMD……………………...R4, R8 470Ω/SMD………………………….R27 1,5kΩ/SMD…………………………R25 2,7kΩ/SMD………………………….R3 6,8kΩ/SMD…………………………R26 22kΩ/SMD………………………….R18 27kΩ/SMD……………………. .R7,R21 100kΩ/SMD……………………..R1,R2 150kΩ/SMD………………………..R29 1MΩ/SMD………………R19, R20,R22 PT10, liggend, 10kΩ………………R13 Condensatoren: 8,2pF/SMD…………………….C8,C11 27pF/SMD……………………C20,C21 39pF/SMD……………………..C9,C10 1nF/SMD…………………………..C37 4,7nF/SMD…………………….C6,C12 10nF/SMD……………………..C5,C43 100nF/ker...……….C22,C23,C25,C26 100nF/SMD…………C2,C4,C15-C19, C28-C31,C33,C41,C42 470nF/SMD…………………………C7 1µF/SMD……………… C35,C38,C39 2,2µF/SMD………………………..C36 10µF/16V/tantal/SMD…………C1,C3 10µF/63V………………C14,C32,C34 100µF/16V……………………C24,C27 220µF/25V…………………………C40
Halfgeleiders 7805……………………………………… IC1 7905…………………………………….. .IC2 20292/SMD…………………………….. .IC3 24C04/SMD……………………………...IC 4 AD9835BRU/SMD…………………….. .IC5 74HC132/SMD…………………………. IC6 J310/SMD………………………………. T1 BC848C…………………………………. T2 LC-Display……………………………..LCD1 Overig: Kwarts, 4,194304MHz, HC49/U70/U4 .. Q1 Kwartsoscillator, 50MHz……………….. Q2 SMD- inductiviteit, 10mH…………………L1 SMD- inductiviteit, 4,7mH……………L2-L4 SMD- inductiviteit, 470nH ……………… L5 Signaalgever…………………………….DR1 Soldeerstift met soldeerogen…….ST1-ST8 Mini – druktoets,B3F-4050,1xaan TA1-TA3 3 toetskappen 2 cilinderkop – schroeven, M3 x 8 mm 6 kunststofschroeven, 2,2 x 5 mm 2 moeren, M3 2 tussenringen, M3 1 display – schijf 1 display – frame 2 geleiderubbers 1 ferrietkern 1 afschermende behuizing
De IC7 (AD811) en de bijbehorende potmeter voor de instelling van de amplitude (R6, 470Ω) maken geen onderdeel uit van dit bouwpakket, ze zijn niet bij de levering inbegrepen! Als u de sinusfunctie wilt gebruiken, dan zijn deze onderdelen b.v. bij Conrad Electronic leverbaar via een aparte bestelling. De reden voor deze ontkoppeling is, dat de omvormer AD811 relatief duur is. Als het bouwpakket alleen als rechthoekgenerator gebruikt wordt, dan zou u zinloos meebetalen voor de AD811, hoewel u hem nooit nodig heeft. Houd er verder rekening mee, dat de weerstanden R14, R15 en R16 weliswaar in het schakelschema en in de onderdelenlijst aanwezig zijn, maar dat ze noch nodig zijn noch bij de levering inbegrepen zijn. Reden: de montage ervan was alleen noodzakelijk bij de ontwikkeling, om verschillende displays te testen.
15
g) Opbouw van de printplaat Op de printplaat dienen hoofdzakelijk SMD- componenten en een paar van aansluitdraden voorziene componenten gemonteerd te worden. De opbouw van de schakeling dient vanwege de gebruikte geminiaturiseerde componenten met grote zorgvuldigheid door ervaren elektronici uitgevoerd te worden. Juist bij de montage van de SMD- componenten verdient het aanbeveling een soldeerbout te gebruiken met een op een potloodpunt lijkende punt. U dient te zorgen voor net en schoon solderen, vooral bij de montage van de DDS- chip ontstaan makkelijk soldeerbruggen! Controleer de montage eventueel met behulp van een loep of dergelijke. • SMD – montage De 154 mm x 64 mm metende dubbelzijdige printplaat wordt met behulp van montageschema, printplaatfoto en onderdelenlijst eerst voorzien van de SMD- componenten. Vóór u een onderdeel monteert, dient u eerst één van de soldeerpootjes licht te vertinnen. Aansluitend wordt het onderdeel met een pincet voorzichtig geplaatst en vastgehouden. Dan vindt het solderen van eerst slechts één aansluitpin plaats. Als de positie correct is, dienen de overige aansluitingen gesoldeerd te worden. Handel svp aan de hand van onderstaande volgorde: 1. SMD – weerstanden (zonder R14/R15/R16, niet nodig!) 2. SMD – condensatoren (zonder C1 en C3) 3. SMD – transistors 4. IC6 en IC4, let svp op de poling (de puntmarkering op de IC kenmerkt pin 1) 5. IC5 en IC3, let op de poling 6. L1 tot en met L5 7. C1 en C3, let op de poling (de met een dwarse streep gekenmerkte kant is de pluspool). • Inbouw van de overige componenten Na completering van de montage van de SMD – componenten dient u de volgende overige onderdelen te monteren, waarbij u de onderstaande volgorde aanhoudt: 1. C22, C23, C25, C26 2. R10, R11, Q1 (vanaf de onderkant), Q2 3. IC1 en IC2 (elk met M3- schroef, kartelschijf en moer voor het solderen bevestigen) 4. Alle elko’s liggend, let op de poling! 5. TA1 t/m TA3 (met toetskappen) en DR1 6. Soldeerstiften ST1 t/m ST8. • Inbouw van het LC- display Verwijder voorzichtig de beschermende folie. Leg het display in de displayschijf, de gietkop van het display (verdikking aan één kant) moet zich daarbij in de overeenkomstige uitsparing van de displayschijf bevinden). De displayschijf moet met ingelegd display met de kant tegenover de gietkop naar voren opzij in die zijkant van het displayframe geschoven worden waar zich geen stopnok bevindt. Nadat hij er volledig ingeschoven is, klikt de displayschijf in het displayframe. Aansluitend dient u de twee geleiderubbers in de desbetreffende uitsparingen van het displayframe te leggen.
16
Raak de rubber contacten niet aan; hetzelfde geldt voor de contacten van het LCD. Door vuil- of vetdeeltjes kan het gebeuren dat aparte displaysegmenten niet verschijnen. In dat geval demonteert u het display en maakt u voorzichtig de rubbers en de contactvlakken op het LCD en de printplaat schoon. Gebruik geen agressieve schoonmaakmiddelen of benzine, omdat de geleiderubbers daardoor beschadigd kunnen worden. Een schone zachte katoenen doek is meestal voldoende. Het op deze manier voorgemonteerde frame wordt (met de gietkop van het display naar links wijzend), op de printplaat geplaatst en met 6 kunststofschroeven (2,2 x 5 mm) gefixeerd. Daarmee is de printplaat voor de uitvoer van rechthoeksignalen klaar. Als er tevens sinussignalen gegenereerd moeten worden, dient u nog de sinussignaal –eindtrap AD811(IC7) en de potmeter voor het instellen van de amplitude (R6) te monteren. Deze beide onderdelen zijn, zoals reeds meerdere keren gezegd, geen onderdeel van dit bouwpakket en moeten apart besteld worden (b.v. bij Conrad Electronic leverbaar via een aparte bestelling). IC7 dient onder inachtneming van de inbouwpositie (pin 1 van de IC is voorzien van een puntmarkering) geplaatst en gesoldeerd te worden. De aansluitpootjes van de potmeter worden eerst in de richting van de as van de potmeter in een hoek van 90° gebogen. Dan volgt de inbouw, doordat de potmeter van de soldeerkant door het gat in de printplaat geschoven wordt. De potmeter dient met de moer vanaf de bovenkant van de printplaat gezekerd te worden, voor de aansluitpootjes in de overeenkomstige boringen gesoldeerd worden.
6.
Ingebruikneming
Het DDS – Board heeft een voedingsspanning nodig in het bereik van ±7V tot ±12V (elk 100mA). Voor het aansluiten van de voedingsspanning dient u te controleren of de montage correct is uitgevoerd, eventuele soldeerbruggen dienen verwijderd te worden. De negatieve werkspanning is alleen nodig, als IC7 (AD811, voor de sinussignaal – generering) gemonteerd wordt. Let op: Om te voldoen aan de EMV- eisen betreffende het uitzenden van storende signalen, dient u beslist de volgende maatregelen uit te voeren: De afschermende behuizing dient overeenkomstig afgewikkeld te worden en op de van uitgelopen soldeerlak vrijgemaakte oppervlakken gesoldeerd te worden. De aansluitdraden van de printplaat mogen niet langer zijn dan 20 cm en moeten steeds 3 keer om de meegeleverde ferrietkern gewikkeld te worden. Na het aanleggen van de voedingsspanning voert de processor eerst een segmenttest uit, d.w.z. alle segmenten zijn gedurende 3 seconden actief. Dan volgt de normale displaymode. Let op: Na de eerste ingebruikneming is eerst een programmadoorloop voor de basisinstelling (defaultwaarden) noodzakelijk, opdat de DDS- chip een signaal afgeeft. Druk daartoe langer dan 2 sec op de toets “Prog” en bevestig na elkaar de getoonde defaultwaarden met de “Prog”- toets.
17
Als de montage correct is uitgevoerd, staan nu zowel het sinus- als het rechthoeksignaal tot uw beschikking. Met R13 moet de DC-Offset van het sinussignaal op 0V ingesteld worden.
7.
BEDIENING
De bediening van de DDS20 is eenvoudig gehouden en vindt plaats via 3 tiptoetsen, een seingever en een potmeter. Als basisinstelling (defaultwaarden) zijn de volgende instellingen geprogrammeerd, die na het eerste inschakelen actief zijn: • • • • •
Frequentie: 1kHz Wobbelfunctie: uit Minimale frequentie: 0,1Hz Maximale frequentie: 20MHz Systeem -pulsfrequentie: 50,000000MHz
a) Frequentie – instelling De frequentie – instelling vindt plaats via de seingever en de beide tiptoetsen onder het display, “ ” en " ”. De positie die met de seingever veranderd kan worden, knippert en kan door één van de toetsen “ ” of “ ” veranderd worden.
Door te draaien aan de seingever vergroot of verkleint u de positie, afhankelijk van de draairichting. Bij overflow wordt er overgeschakeld naar de eerstvolgende grotere of kleinere positie. b) Amplitude – instelling De amplitude van het sinussignaal kan via de potmeter R6 binnen het bereik van 0V tot maximaal 4Vss ingesteld worden (vooropgesteld dat IC7 en R6 door u gemonteerd zijn, deze onderdelen zijn niet bij de levering inbegrepen). c) Wobbelgenerator De geïntegreerde wobbelgenerator maakt het mogelijk, het gehele frequentiebereik van 0,1Hz tot 20MHz te doorlopen zonder om te schakelen. Daarbij zijn de parameters startfrequentie, stopfrequentie en wobbelfrequentie instelbaar. Om de wobbelfrequentie te activeren, handelt u als volgt: • Druk kort op de toets “Prog”. Het display toont “F1”. Dit is de startfrequentie (instellen zoals hierboven onder “frequentie – instelling” beschreven). • Druk opnieuw kort op de toets “Prog”. Het display toont “F2”. Dit is de stopfrequentie (instellen zoals hierboven onder “frequentie – instelling” beschreven). • Druk kort op de toets “Prog”. Het display toont “SP”. Stel de wobbelfrequentie in. • Om de wobbelprocedure te starten, drukt u opnieuw op de toets “Prog”. Het display toont nu “run” en de actuele frequentie. • Om de wobbelfunctie te verlaten, drukt u nogmaals op de toets “Prog”. Het DDS – Board bevindt zich weer in de normale mode. d) Frequenties opslaan en oproepen Het DDS – board beschikt over 10 niet vluchtige geheugens voor het opslaan van frequenties. Bij gebruik als tijdbasis voor ontvangers kunnen op deze manier gemakkelijk stationstoetsen gerealiseerd worden. • Frequentie opslaan Handel hiertoe als volgt:
18
- Stel de frequentie in die opgeslagen moet worden - Druk langer dan 2 sec op de toets “• ”. Het display toont “S1”. - Met de seingever kiest u de geheugenplaats (S1 t/m S10). - door de toets “Prog” in te drukken wordt de ingestelde frequentie onder de gekozen geheugenplaats opgeslagen.
• Frequentie oproepen
Handel hiertoe als volgt: - Druk langer dan 2 sec op de toets “• ”. Het display toont “S1”. - Met de seingever kiest u de geheugenplaats (S1 t/m S10). - door de toets “Prog” in te drukken wordt de ingestelde frequentie onder de gekozen geheugenplaats opgeroepen.
e) Overige functies Zoals reeds eerder genoemd, kan het DDS – Board ook dienen als tijdbasis voor PLL – systemen of ontvangers, vooral in combinatie met zelfbouwprojecten. Dit leggen we uit aan de hand van een voorbeeld: Een dubbel-superhet- kortegolfontvanger moet in het frequentiebereik van 0 tot 30MH ontvangen, de tussenfrequenties bedragen 45MHz en 455kHz (gangbare waarden). Om het genoemde frequentiebereik te garanderen, moet eerst de locale oscillator (VCO = Voltage Controlled Oscillator) een frequentiebereik van 45MHz tot 75MHz bestrijken (45Mhz – 45MHz = 0MHz, 75MHz – 45MHz = 30MHz). De delerverhouding van de deler voor het VCO- signaal moet 8 bedragen, waardoor de tijdbasis (DDS – Board) in het frequentiebereik van 5,625MHz tot 9,375MHz moet werken. Daardoor ontstaat er voor een dergelijke ontvanger als kleinste frequentie – instelstap 0,8Hz (0,1Hz • 8, DDS – Board resolutie • PLL factor). Opdat op het display van het DDS – Board de ontvangstfrequentie getoond wordt, dienen de volgende parameters geprogrammeerd te worden: • Minimale frequentie: 5,625MHz • Maximale frequentie: 9,375MHz • PLL- factor: 8 • ZF- Offset: -45MHz Verder kan men de frequentieprecisie van het uitgegeven signaal verhogen, door een software – frequentiecompensatie uit te voeren. Bij het DDS – procédé komt de precisie van het uitgegeven signaal overeen met de precisie van de geïntegreerde kwarts – oscillator. Door deze waarde vooraf via de software te programmeren kan een fijne afstemming plaatsvinden. De 50MHz – kwarts – oscillator van het DDS – Board is gespecificeerd met 50ppm. Dat betekent bij een uitgangsfrequentie van 10MHz een maximale afwijking van 500Hz. Om de precisie van de signaalfrequentie te verhogen, handelt u als volgt: • Instellen van een frequentie fsoll (gewenste frequentie), b.v. 10MHz • Meten van de uitgangsfrequentie fist (werkelijke frequentie) meet een geschikte frequentieteller, b.v. 9,999950MHz • Berekenen van de afwijkingsfactor a = fsoll / fist = 0,999995 • Vermenigvuldigen van de pulsfrequentie fc met a : 50MHz • 0,999995 = 49,99975MHz • Het resultaat (49,99975MHz) moet als pulsfrequentie geprogrammeerd worden. Programmering van de overige functies
19
Voor het programmeren van de hierboven beschreven overige functies handelt u als volgt: • • • • •
Druk langer dan 2 sec op de toets “Prog” . Het display toont “OSC” en 50.000000MHz”. De berekende pulsfrequentie moet ingesteld worden (b.v. 49,99975MHz). Druk een tweede maal op “Prog” , het display geeft “Fu” aan. Nu dient de minimale uitvoerfrequentie ingevoerd te worden (voorbeeld: 5,625MHz). Bij de volgende druk op “Prog” verschijnt “Fo”, waarop de maximale uitvoerfrequentie ingesteld moet worden (voorbeeld: 9,375MHz). Nogmaals drukken op “Prog” leidt tot de aanduiding “FAC”, waarop de PPL-factor ingesteld moet worden (voorbeeld: 8). Na nogmaals indrukken van “Prog” geeft het display “OFF” en “Frequency neg.” aan, waarop de ZFOffset ingesteld moet worden (voorbeeld: -45MHz). ”Frequency neg.” betekent negatieve Offset. Als de Offset positief moet zijn, drukt u langer dan 2 sec op “ ”. De volgende druk op “Prog” sluit de invoerprocedure af.
•
8.
BESCHRIJVING VAN DE SCHAKELING
De afbeelding van de schakeling vindt u in afbeelding 6. De processor IC3 (KS57C2308) stuurt alle in- en uitvoerfuncties van het DDS – Board. De als frequentie – instelling dienende seingever DR1 is voorzien van interne Pull-Up- weerstanden en is aangesloten op de pins 25 en 32 van de processor. Afhankelijk van de draairichting van de as wordt één van de poortpins eerder op massapotentiaal getrokken dan de andere, waardoor de draairichting herkend wordt. De drie toetsen A1 t/m A3 zijn direct aangesloten op de pins 48 t/m 50 van de processor en liggen bij gebruik van de pins op massapotentiaal. Alle systeemdata (pulsfrequentie, frequentiegeheugen enz.) zijn opgeslagen in de EEPROM IC4 (24C04). De processor stuurt verder direct het display LCD1 aan en beschrijft via de dataleidingen “SCLK”, “SDATA” en “FSYNC” (PINS 36 T/M 38) de DDS –chip AD9835. De met de kwarts Q1 en de capaciteiten C20 en C21 gerealiseerde oscillator bepaalt de processorpuls. De DDS –chip IC5 van het type AD9835 bevat het complete DDS –systeem. De programmering van het 32 bit brede frequentiewoord “Delta-fase” vindt, zoals al eerder genoemd, plaats via de 3 dataleidingen “SCLK”, “SDATA” en “FSYNC” vanuit de processor. De kwarts –oscillator Q2 bepaalt de systeempuls op 50MHz. De DDS –chip voert aan de uitgang (pin 14, IOUT) een stroom door de weerstand R4, waardoor de uitgangsspanning geproduceerd wordt. Volgens het datablad dient R4 zo gedimensioneerd te worden, dat bij een stroom in de orde van grootte van ca. 4mA de spanning op R4 niet groter is dan 1,35V, omdat er anders vervormingen optreden. De stroom zelf kan door de grootte van de weerstand R3 ingevoerd worden. Omdat de DDS –chip alleen via een positieve voedingsspanning werkt, is de uitgangsspanning op R4 niet symmetrisch met de nullijn, maar positief (uitsturingsbereik 0V tot max. 1,35V).
20
Het al eerder genoemde laagdoorlaatfilter van 7e orde voor het elimineren van ongewenste frequentie -aandelen uit het uitgangssignaal wordt gevormd door de componenten C8, L4, C9, L3, C10, L2, C11 alsmede door de ingangscapaciteit van de FET- trap T1, die op ca. 10pF bepaald moet worden. De limietfrequentie ligt bij ca. 22MHz, afbeelding 9 toont het resultaat van een frequentie - responsie simulatie. Afbeelding 9
Het filter wordt door de potmeter voor de amplitude –instelling R6 afgesloten. Via de koppelcondensator C36 komt het sinus –signaal van de potmeteraftakking bij de sinuseindtrap IC7 (AD811), die enerzijds voor een versterking met factor 3,6 zorgt en anderzijds in combinatie met R10 een uitgangsweerstand van 50Ω garandeert. De AC –koppeling is nodig, omdat het DSS –uitgangssignaal, zoals al eerder verklaard, zich niet symmetrisch t.o.v. de nullijn, maar boven de nullijn bevindt. De onderste limietfrequentie van de eindtrap ligt vanwege C36 en R29 bij 0,41Hz, de bovenste limietwaarde bedraagt ca. 15MHz. Omdat het sinus –signaal AC- gekoppeld op de eindtrap overgebracht wordt, is het noodzakelijk het DC – werkpunt van de eindtrap in te voeren. Om verder offsetspanningen en ingangsstromen te compenseren, wordt met behulp van de spanningsdeler R7, R13, R21 een DC- spanning vooraf ingevoerd, die dan via R29 naar de eindtrap gevoerd wordt. Op deze manier kan het DC – werkpunt van de eindtrap op exact 0V ingesteld worden. Om het signaal geschikt te maken voor de digitale uitgang (TTL – compatible), wordt het sinussignaal eerst na het laagdoorlaatfilter hoogohmig en capaciteitsarm via een FET – trap gebufferd. Deze is opgebouwd met T1 (J310) en periferie. Het op de source – aansluiting aanliggende signaal gaat via de beide koppelcondensatoren C35 en C40 naar de versterkertrap T2 (BC848C), die in emitter – schakeling werkt. Op de collector staat het versterkte signaal ter beschikking, dat via C38 bij de ingang van de Schmitt – trigger-gatter IC6A (74HC132) komt. De hierna volgende gatters IC6B, C en D zijn parallel geschakeld en garanderen samen met R11 een uitgangsweerstand van 50Ω. De schakeling heeft een voedingsspanning van +5V en –5V (elk 100mA) nodig, die via de beide vaste spanningsregelaars IC1 (7805) en IC2 (7905) gestabiliseerd wordt. Als alleen het recht-
21
hoeksignaal gebruikt wordt (IC7 niet gemonteerd), dan heeft de schakeling alleen de positieve voedingsspanning van +5V nodig.
9.
GEBRUIK
Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het apparaat buiten werking te stellen en te beschermen tegen het per ongeluk in werking stellen door derden. Dit geldt: • als het apparaat zichtbaar beschadigd is • als het apparaat niet meer functioneert • als delen van het apparaat los of niet goed vast zitten • als de verbindingsleidingen zichtbaar beschadigd zijn. Omdat wij geen invloed hebben op de correcte en vakkundige opbouw, kunnen wij om begrijpelijke redenen bij bouwpakketten alleen garanderen dat alle componenten compleet en in perfecte staat zijn. Gegarandeerd wordt een met de karakteristieke waarden overeenkomende functie van de componenten in niet ingebouwde toestand en het aanhouden van de technische specificaties van de schakeling bij voorgeschreven ingebruikneming en werking die overeenkomt met het soldeervoorschrift en vakbekwame verwerking. Verdere aanspraken zijn uitgesloten. Wij geven geen garantie noch zijn wij aansprakelijk voor schades en de gevolgen daarvan in samenhang met dit product. Wij behouden ons alleen een reparatie, verbetering, levering van reserve- onderdelen of terugbetaling van de aankoopprijs voor. Bij de volgende criteria vindt geen reparatie plaats resp. vervalt het recht op garantie: • Als er voor het solderen zuurhoudend soldeertin, soldeervet of zuurhoudend vloeimiddel e.d. gebruikt werd • Als het bouwpakket onvakkundig gesoldeerd en in elkaar gezet werd. Hetzelfde geldt ook: • bij verandering en onvakkundige reparatiepogingen aan het apparaat • bij eigenmachtig veranderen van de schakeling • bij de constructie niet voorziene onvakkundige opslag van onderdelen, vrije bedrading van onderdelen als schakelaars, potmeters, bussen, enz. • gebruik van andere niet origineel tot het bouwpakket behorende onderdelen • bij het vernielen van printbanen of soldeerogen • bij verkeerde montage en de schade die daarvan het gevolg is • overbelasting van de module • bij schades door ingrepen van derden • bij schades die ontstaan door het niet aanhouden van de gebruiksaanwijzing en het schakelschema • bij aansluiting op een verkeerde spanning of stroomsoort • bij verkeerde poling van de module • bij verkeerde bediening of schade door nalatige behandeling of misbruik. In al deze gevallen vindt terugzending van het bouwpakket plaats op uw kosten.
10. VERWIJDERING Verwijder het onbruikbaar geworden apparaat volgens de geldende wettelijke voorschriften.
22