Sectorfoto basisonderwijs LOKALE ANALYSE VAN DE ARBEIDSMARKT VOOR HET KLEUTER- EN LAGER ONDERWIJS STAD ANTWERPEN
COLOFON Redactie en coördinatie Maja Debacker, studiedienst stadsobservatie Kristel Rombaut, werk en economie Ellen Schryvers, studiedienst stadsobservatie Pieter Vissers, afdeling algemeen onderwijsbeleid Voor meer informatie: Stad Antwerpen Afdeling algemeen onderwijsbeleid Grote Markt 1 2000 Antwerpen Tel: 03 / 338 33 40 E-mail:
[email protected] Er is een digitale versie van deze publicatie beschikbaar op www.antwerpen.be/onderwijs Verantwoordelijke uitgever: Karl Van Borm, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen Wettelijk depotnummer: D/2011/0306/337
Sectorfoto basisonderwijs Lokale analyse van de arbeidsmarkt voor het kleuter- en lager onderwijs stad Antwerpen
Met medewerking van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten
[2]
[ Deel 1 ] Profiel van de leerkracht kleuter- en basisonderwijs 1| 1.1 | 1.2 | 1.2.1 | 1.2.2 | 2| 2.1 | 2.2 | 2.3 | 3| 3.1 | 3.2 | 3.3 | 3.4 | 4|
Algemeen Aantal scholen en schoolgrootte Aantal leerkrachten in het basisonderwijs in Antwerpen Beschikbare data Aantal leerkrachten Persoonskenmerken Geslacht en leeftijd Woonplaats van leerkrachten tewerkgesteld in Antwerpen Uitstroom van leerkrachten met woonplaats in Antwerpen Tewerkstellingsprofiel van de leerkrachten Aantal werkplekken Arbeidsregime Ambt Kwalificatie Besluit
7 7 8 8 8 10 10 13 15 16 16 17 19 20 21
[ Deel 2 ] Vraagzijde 1| 1.1 | 1.2 | 2| 2.1 | 2.2 | 3|
Demografische indicatoren Evolutie van het aantal inwoners en het aantal geboorten Bevolkingsprognoses Prognose van de vraag naar de leraren kleuter- en lager onderwijs Effect van de demografische ontwikkeling op de vraag De uitstroom van oudere personeelsleden Besluit
23 23 23 25 25 26 28
[ Deel 3 ] Aanbodzijde 1| 1.1 | 1.2 | 1.3 | 1.4 | 1.4.1 | 1.4.1.1 1.4.1.2 1.4.2 | 1.4.2.1 1.4.2.2 1.4.2.3 1.4.2.4 1.4.2.5
Lerarenopleiding Aantal geïntegreerde lerarenopleidingen PBA in Antwerpen Kenmerken van het opleidingsaanbod in Antwerpen Evolutie van de inschrijvingen en diploma’s Profiel populatie geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs Binnen of buiten Antwerpen studeren Studenten buiten Antwerpen Studenten binnen Antwerpen Profiel van de generatiestudenten Geslacht Leeftijd Domicilie Nationaliteit Vooropleiding in het secundair onderwijs
30 30 30 31 32 32 32 34 36 36 36 37 38 38
[3]
1.4.3 | 1.4.3.1 1.4.3.2 1.4.3.3 1.4.3.4 1.4.3.5 1.5 | 1.5.1 | 1.5.2 | 1.6 | 2| 2.1 | 2.2 | 2.2.1 | 2.2.2 | 2.3 | 2.4 | 2.5 | 2.6 | 3| 3.1 | 3.2 | 3.2.1 | 3.2.2 | 3.2.3 | 3.3 | 3.4 | 3.4.1 | 3.4.2 | 3.5 |
Profiel van de afgestudeerden Geslacht Leeftijd Domicilie Nationaliteit Vooropleiding in het secundair onderwijs Studieloopbaan Studieloopbaan van studenten in 2009-2010 Studieloopbaan van generatiestudenten na drie jaar Besluit Potentieel aanbod Evolutie van de inschrijvingen Doorstroming van lerarenopleiding naar onderwijssector in Antwerpen Alle afgestudeerden Afgestudeerden uit Antwerpen Uitstroom van jonge leerkrachten in Antwerpen Prognose van het aanbod Verwacht tekort aan leerkrachten op basis van prognoses Besluit Bijkomend potentieel aanbod Zij-instromers Stille reserve Kinderverzorger Kleuteronderwijs Lager onderwijs Anders gekwalificeerde leerkrachten Herindiensttreding Kleuteronderwijs Lager onderwijs Besluit
40 40 41 42 43 43 44 44 46 48 50 50 51 51 52 54 55 57 58 60 60 60 61 61 62 63 64 64 65 65
[ Deel 4 ] Arbeidsmarkt 1| 1.1 | 1.1.1 | 1.2 | 1.2.1 | 2| 2.1 | 2.2 | 2.2.1 | 2.2.2 | 3|
Vacatures Ontvangen vacatures Gevraagde ervaring in de ontvangen vacatures Openstaande vacatures Gevraagde ervaring in de openstaande vacatures Profiel van de werkzoekenden op zoek naar een job in het onderwijs Werkzoekende leerkrachten Werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs Profiel van de niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs Besluit
[ Deel 5 ] Globale conclusies arbeidsmarkt Antwerpen basisonderwijs 2020
67 67 70 70 72 72 72 83 83 88 95
[4]
Voorwoord Beste De stad verjongt. Dat is positief: jonge mensen doen een stad immers bruisen. Om van de demografische aanwas ook een echt succesverhaal te maken, moeten we het stedelijk weefsel op tal van vlakken versterken. We moeten alles inzetten op bijkomende voorzieningen voor de groeiende groep jonge Antwerpenaars. Bijkomende scholen en kinderopvang, extra ruimte voor jongeren om zich ook in hun vrije tijd te ontplooien, om te sporten, cultuur te maken en te beleven, …. In de voorbije jaren slaagden we er samen met de Antwerpse onderwijspartners in om de bevolkingscijfers bij te houden. Om de duurzame groei van onze stad te realiseren moet onze ambitie echter verder reiken. De uitdaging van vandaag is niet om de realiteit achterna te hollen, maar om de verjonging voor te blijven. Onderwijs moet de wereld inhalen, kwantitatief én kwalitatief gezien. De groep jongeren is niet alleen groter, maar we kunnen ook steeds minder de heterogeniteit van die groep ontkennen. We zien de capaciteitsuitbreiding als een kans om te kiezen voor een andere onderwijsaanpak die het onderwijs terug een centrale plaats geeft als motor van sociale vooruitgang. Met digital natives in de klas is het duidelijk dat digitalisering daarin een belangrijke rol zal spelen. Alleen zo zullen we de pedagogische differentiatie mogelijk maken die nodig is om elk talent de ontwikkelingskansen te geven die het verdient. Schoolarchitectuur van de toekomst sluit daarbij aan. De scholen van de toekomst laten niet alleen de kinderen van de hele wereld binnen – dat gebeurt nu reeds – maar ook de hele wereld van die kinderen binnen. Jarenlang werd er systematisch te weinig geïnvesteerd in uitbreiding en verbetering van schoolgebouwen. Iemand beargumenteerde dat ooit met het feit dat stenen niet betogen. Maar laat ons nu ook niet de omgekeerde fout maken. Deze capaciteitsuitbreiding waar de jonge Antwerpenaren van vandaag op moeten kunnen rekenen gaat intrinsiek over veel meer dan gebouwen. Daarvoor hebben we niet alleen gebouwen, maar ook meer leerkrachten nodig. Leerkrachten die bovendien de andere onderwijsaanpak kunnen hard maken. Meer onderwijspersoneel dus, maar gedeeltelijk ook met een ander profiel. Die ontwikkeling gaat gepaard met een aantal complexe vragen. Kwantitatieve vragen over nood en aanbod op de (lokale) onderwijsarbeidsmarkt. Deze sectorfoto brengt een aantal opmerkelijke numerieke vaststellingen en prognoses samen. Zelfs zonder de verwachte aanpassingen van het omkaderingssysteem in het basisonderwijs, moeten er omwille van verjonging van bevolking en pensionering binnen het lerarenkorps, in het komende decennium 3.490 bijkomende leerkrachten in het basisonderwijs gevonden worden. Helaas volstaat de toelevering van onze lerarenopleidingen niet.
[5]
Nog niet, want tegelijk zien we heel wat groeimarge. Bijvoorbeeld als we kijken naar het succes van alternatieve opleidingstrajecten. Of naar de vooralsnog te geringe uitstroom uit de Antwerpse lerarenopleidingen naar de Antwerpse scholen. Deze kwantitatieve gegevens leiden ons opnieuw tot fundamentele vragen over het profiel van zowel de Antwerpse leerkracht, als dat van de Antwerpse onderwijsjob. Dit wordt gedeeltelijk in beeld gebracht in de voorliggende studie, maar het wordt een uitdaging voor het sectoraal netwerk onderwijs om hierop antwoorden te zoeken. Binnen dit netwerk wordt de werking ondertussen georganiseerd in drie parallel opererende werkgoepen, waar sociale partners, opleidingen en expertisecentra zoals de UA samenzitten. Een eerste werkgroep, “Cijfers en rekrutering”, werkt aan de hand van deze cijfermatige vaststellingen verder aan de campagne om meer mensen die een rol kunnen opnemen in het Antwerps onderwijs, effectief de stap te doen zetten naar de Antwerpse scholen. Een tweede werkgroep werkt maatregelen uit die de zijinstroom in het onderwijsvak bevorderen en opleidingstrajecten die toeleiden naar de klas toegankelijker maken. Samen met VDAB en hogescholen bekwamen we via deze werkgroep alvast een uitbreiding van de toegang tot het opleidingstraject voor werklozen. Ook bekijken we hier inspirerende voorbeelden van succesvolle verkorte opleidingen en opleidingen via afstandsonderwijs. In een derde werkgroep denken de partners samen na over de arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel. Onder deze noemer wordt samen met werkgevers, werknemers en opleiders nagedacht over jobprofielen en de specificiteit van het werken in de Antwerpse onderwijscontext. De concrete grote vragen die we in deze werkgroep trachten te beantwoorden zijn “Waarom wil iemand in het onderwijs aan de slag.” en “Waarom dan in Antwerpen?” Vanuit deze vraagstelling willen we een insteek leveren voor de Antwerpse werkgevers en de eigen rekruteringscampagnes, maar ook voor het broodnodige loopbaandebat op het Vlaamse niveau. Het sectoraal netwerk onderwijs is een sectoraal netwerk met een enorme uitdagingen. De cijfers en andere vaststellingen uit de voorliggende sectorfoto roepen op pregnante wijze op tot actie. Op het Vlaamse (subsidiërende) niveau, maar het is mijn stellige overtuiging dat op het lokale niveau de belangrijkste matches moeten worden gemaakt: tussen sollicitanten en vacatures in eerste instantie, maar evenzeer tussen lerenden en leraars, tussen uitdagingen van de samenleving en onderwijsaanpak. Net zoals we deze problemen niet uit de klas of de school kunnen uitdrijven, kunnen we deze uitdagingen niet overlaten aan instanties buiten de stad. In die zin is deze studie niet zozeer een status quaestiones, maar vooral het vertrekpunt voor een intensieve samenwerking binnen het brede Antwerps onderwijsveld: scholen, lerarenopleiders en Elant, universiteit en beleid. Robert Voorhamme Schepen voor onderwijs
[6]
[ Deel 1 ] Profiel van de leerkracht kleuter- en basisonderwijs Studiedienst Stadsobservatie – Ellen Schryvers
[7]
1 |
Algemeen
1.1 |
Aantal scholen en schoolgrootte
Voor het schooljaar 2010-2011 telde Antwerpen 185 basisscholen, met in totaal 243 vestigingsplaatsen. Het gewoon basisonderwijs heeft 224 vestigingsplaatsen, waarvan in 122 zowel kleuter- als lager onderwijs wordt aangeboden. 57 vestigingsplaatsen zijn autonome kleuterscholen, 45 zijn autonome lagere scholen. Het buitengewoon onderwijs in Antwerpen telt 19 vestigingsplaatsen. Zeven vestigingsplaatsen voorzien zowel kleuter- als lager onderwijs. Het aantal gewone basisscholen is de laatste jaren gestegen. Sinds 2005 zijn er maar liefst 6 nieuwe scholen gewoon basisonderwijs meer in de stad. Het aantal vestigingsplaatsen in het buitengewoon onderwijs is met twee gedaald in de voorbije 6 jaar. Eén school sloot twee van zijn drie vestigingsplaatsen. Tabel 1.1
Vestigingsplaatsen basisonderwijs in Antwerpen schooljaar 2004-2005
schooljaar 2010-2011
gewoon onderwijs
218
224
enkel kleuteronderwijs
56
57
enkel lager onderwijs
45
45
kleuter en lager onderwijs
117
122
buitengewoon onderwijs
21
19
enkel kleuteronderwijs
0
0
enkel lager onderwijs
13
12
kleuter en lager onderwijs
8
7
totaal vestigingsplaatsen
239
243
Bron: Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs – schooljaar 2004-2005 en schooljaar 2010-2011 Bewerkingen door Studiedienst Stadsobservatie
Een kleuterschool in Antwerpen telt gemiddeld 127 kleuters. Hierbij zijn ook de scholen gerekend die zowel een kleuter- als een lagere schoolafdeling hebben. De gemiddelde schoolgrootte kan echter vertekend worden door hele grote of kleine scholen. Om die reden geeft de mediaan een beter beeld van de grootte van een school in Antwerpen. De mediaan voor de kleuterscholen is 114 kleuters, voor de lagere scholen is dit 152 leerlingen. Tabel 1.2
schoolgrootte in het gewoon onderwijs gewoon kleuteronderwijs
gewoon lager onderwijs
gemiddelde
127
181
mediaan
114
152
Bron: Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs - schooljaar 2010-2011 Bewerkingen door Studiedienst Stadsobservatie
[8]
1.2 |
Aantal leerkrachten in het basisonderwijs in Antwerpen
1.2.1 | Beschikbare data In wat volgt wordt het profiel van het onderwijzend personeel in de Antwerpse basisscholen belicht. Het administratief personeel verbonden aan de basisscholen, wordt buiten beschouwing gelaten. Dit profiel is gebaseerd op de gegevens die ons ter beschikking werden gesteld door het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi). In tabel 1.3 wordt een overzicht gegeven van de variabelen waarover we konden beschikken. Deze data hebben we voor de situatie op 1 februari 2005 en op 1 februari 2011, zodat we een vergelijking over de tijd konden maken. Het databestand van AgODi omvat alle leerkrachten verbonden aan het basisonderwijs in Antwerpen. Leerkrachten kunnen op drie verschillende manieren tewerkgesteld zijn: • Vastbenoemd • Tijdelijk in een vacante betrekking • Tijdelijk in een niet-vacante betrekking (interim of vervanging) Leerkrachten in een tijdelijke niet-vacante betrekking zijn een andere groep dan leerkrachten die vastbenoemd of tijdelijk in een vacante betrekking tewerkgesteld zijn. Omdat het profiel van de twee types leerkrachten sterk van elkaar zou kunnen verschillen, vroegen we aan AgODi om steeds de opdeling te maken volgens statuut. Omwille van privacyredenen konden we echter enkel beschikken over geaggregeerde tabellen en niet over individuele gegevens. Omdat leerkrachten soms in twee (of drie) verschillende statuten tewerkgesteld zijn, werden ze in deze tabellen dubbel (of drie keer) geteld. Om deze dubbeltellingen te vermijden, werd besloten om met FTE (voltijds equivalenten) te werken. Tabel 1.3
Beschikbare gegevens van de leerkrachten in het Antwerpse basisonderwijs
type variabele
beschikbare gegevens
Persoonskenmerken
Leeftijd Geslacht Nationaliteit Woonplaats
Tewerkstellingskenmerken
Aantal werkplekken Onderwijsniveau Soort onderwijs Tewerkstellingsstatuut: vast - vacant - niet-vacant Arbeidsregime Ambt
1.2.2 | Aantal leerkrachten Op 1 februari 2005 waren 4.675 leerkrachten verbonden aan een Antwerpse basisschool. In 2011 is dit aantal gestegen tot 5.377. Het betreft hier de unieke leerkrachten, dus zowel de actieve en niet-actieve leerkrachten als de vervangers. Uitgedrukt in FTE (Full Time Equivalents) is dit respectievelijk 4.434,7 en 5.046,6. Dit betekent dat zowel het aantal unieke leerkrachten als het aantal voltijds equivalenten sterk gestegen is op zes jaar tijd. Door de tewerkstelling uit de drukken in FTE, kan een opdeling gemaakt worden tussen enerzijds de vastbenoemde leerkrachten en leerkrachten tijdelijk tewerkgesteld in een vacante betrekking (verder het’ leerkrachtenkorps’ genoemd) en anderzijds de leerkrachten tijdelijk tewerkgesteld in een niet-vacante betrekking (verder de ‘vervangers’ genoemd). Grafiek 1.1 geeft de evolutie volgens tewerkstellingsstatuut weer. Zowel het aantal vastbenoemde leerkrachten en leerkrachten tijdelijk tewerkgesteld in een vacante opdracht als het aantal vervangers is de laatste zes jaar sterk toegenomen.
[9]
Grafiek 1.1
Evolutie van het aantal FTE, opgedeeld naar tewerkstellingsstatuut
4500 4000 3500
lerarenkorps
3998,9 3605,8
vervangers
3000 2500 2000 1500
1047,7
828,9
1000 500 0
2005
2011
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Opgedeeld naar onderwijsniveau en soort onderwijs, stellen we vast dat het aantal leerkrachten zowel in het kleuterals in het lager onderwijs gestegen is. Deze stijging is vooral toe te schrijven aan een toename van het onderwijzend personeel in het gewoon onderwijs (tabel 1.4). De opdeling in leerkrachtenkorps en vervangers toont zowel een toename bij het leerkrachtenkorps als bij de vervangers, maar de procentuele groei van het aantal FTE voor vervangers is groter dan de groei in het aantal FTE voor het lerarenkorps. Uit grafiek 1.2 blijkt dat het aandeel FTE voor vervangers ten opzichte van het totaal aantal FTE in 2011 met 2 procentpunten gestegen is. Het aandeel leerkrachten in een vervangstatuut is dus groter geworden ten aanzien van 6 jaar geleden. Enkel op basis van de cijfers kunnen we hiervoor geen verklaring geven. Het is mogelijk dat deze stijging een structurele verklaring heeft (vervrouwelijking, verjonging) maar het is evenzeer mogelijk dat het kan toegeschreven worden aan vervangingen door een ziekte (bv griepepidemie onder het leerkrachtenkorps). Het aandeel vervangers is hoger in het kleuteronderwijs dan in het lager onderwijs (respectievelijk 23% en 20% in 2011). Tussen het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs is er geen verschil naar aandeel vervangers. Tabel 1.4
E volutie van het aantal FTE voor het onderwijzend personeel, opgedeeld naar onderwijsniveau en soort onderwijs 2005
2011
procentuele groei*
lerarenkorps
vervangers
lerarenkorps
vervangers
lerarenkorps
vervangers
totaal kleuteronderwijs
1127,2
294,2
1359,4
398,4
+20,6%
+35,4%
gewoon kleuteronderwijs
1096,4
284,4
1331,5
388,0
+21,4%
+36,4%
30,8
9,9
27,9
10,4
-9,3%
+5,3%
totaal lager onderwijs
2478,6
534,7
2639,5
649,3
+6,5%
+21,4%
gewoon lager onderwijs
2069,3
445,4
2178,6
541,8
+5,3%
+21,6%
buitengewoon lager onderwijs
409,3
89,3
460,8
107,5
+12,6%
+20,4%
buitengewoon kleuteronderwijs
* 1 februari 2005 is referentiecijfer Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 10 ]
Grafiek 1.2
A andeel FTE door vervangers en lerarenkorps op het totaal aantal FTE, opgedeeld naar onderwijsniveau
100% 20,7%
17,7%
18,7%
22,7%
19,7%
20,8%
79,3%
82,9%
81,3%
77,3%
80,3%
79,2%
kleuter
lager 2005
totaal
kleuter
lager 2011
totaal
80% 60%
vervangers lerarenkorps
40% 20% 0%
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Grafiek 1.3
Aandeel FTE door vervangers en lerarenkorps op het totaal aantal FTE, opgedeeld naar soort onderwijs
18,7%
18,4%
18,7%
20,9%
19,4%
20,8%
81,3%
81,6%
81,3%
79,1%
80,6%
79,2%
gewoon
buitengewoon
totaal
gewoon
buitengewoon
totaal
100% 80% 60%
vervangers lerarenkorps
40% 20% 0%
2005
2011
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
2 |
Persoonskenmerken
2.1 |
Geslacht en leeftijd
In deze paragraaf wordt het profiel van de leerkrachten geschetst naar enkele persoonskenmerken. Opnieuw maken we een opdeling tussen het leerkrachtenkorps (vastbenoemde leerkrachten en leerkrachten in vacante functies) en vervangers. Om dubbeltellingen te vermijden, wordt het profiel opnieuw uitgedrukt in FTE.
[ 11 ]
In tabel 1.5 wordt het huidig onderwijzend personeel van het Antwerpse basisonderwijs opgedeeld volgens leeftijd en geslacht. Hieruit blijkt dat het onderwijs een beroep voor vooral vrouwen is en blijft. Maar liefst 87% van de leerkrachten zijn vrouwen. Bij de vervangers ligt het aandeel zelfs nog iets hoger (90%). Het onderwijzend personeel in het Antwerpse onderwijs is ook relatief jong. De helft van de leerkrachten is jonger dan 35 jaar. Bij de vervangers is dit aandeel nog veel hoger. Maar liefst 90% van de leerkrachten in een niet-vacante functie is jonger dan 35 jaar, één op drie is zelfs jonger dan 25 jaar. Omgekeerd zijn er erg weinig jonge leerkrachten met een vaste benoeming. Slechts 32% van de vaste benoemingen in het basisonderwijs werd toegewezen aan een leerkracht jonger dan 35 jaar. 1,4 FTE worden op basis van een vaste benoeming ingevuld door leerkrachten jonger dan 25 jaar. De grafieken 1.4 en 1.5a/b tonen aan dat het profiel van de leerkrachten zoals hierboven beschreven, de laatste jaren niet gewijzigd is. Zes jaar geleden waren ook meer dan 80% van de leerkrachten vrouwen, hoewel het aandeel mannen toen nog iets groter was (16% tegenover 14% van het totale lerarenkorps). Ook naar leeftijdsstructuur merken we weinig verandering ten aanzien van zes jaar geleden. Het blijft een beroep met een jong leeftijdsprofiel. Dit is in 2011 zelfs nog meer uitgesproken dan in 2005. Het aantal leerkrachten in de leeftijdscategorie 25-34 jaar is sterk gestegen tegenover zes jaar geleden. Dit geldt zowel voor het leerkrachtenkorps als voor de vervangers. De grafiek toont eveneens aan dat leerkrachten op relatief jonge leeftijd uitstromen. Het leeftijdsprofiel van de leerkrachten laat een sterke daling van het aantal leerkrachten zien in de leeftijdscategorie 35-45 jaar. Het aantal leerkrachten blijft dalen naarmate de leeftijd stijgt. Tabel 1.5
Profiel van de leerkrachten op 1 februari 2011 – uitgedrukt in FTE Vastbenoemd
Tijdelijk in vacante betrekking
Tijdelijk in niet-vacante betrekking
Eindtotaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Mannen
486,5
13,7
71,6
15,7
109,2
10,4
667,2
13,2
Vrouwen
3055,6
86,3
385,3
84,3
938,5
89,6
4379,3
86,8
20j - 24j
1,4
0
96,2
21,1
348,5
33,3
446,1
8,8
25j - 34j
1137,5
32,1
281,2
61,6
592,9
56,6
2011,6
39,9
35j - 44j
1118,7
31,6
39,6
8,7
67,8
6,5
1226,1
24,3
45j - 54j
1021,1
28,8
33,9
7,4
31,9
3
1086,9
21,5
55j - 59j
237,3
6,7
3,6
0,8
4,8
0,5
245,7
4,9
60j - > j
26,1
0,7
2,2
0,5
1,9
0,2
30,3
0,6
Totaal
3542
100
456,9
100
1047,7
100
5046,6
100
geslacht
leeftijd
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 12 ]
Grafiek 1.4
Evolutie van het leerkrachtenprofiel naar geslacht – uitgedrukt in FTE
100% vrouwen mannen
80% 83,4%
86,0%
88,2%
89,6%
16,6% 2005
14,0% 2011
11,8% 2005
10,4% 2011
60% 40% 20% 0%
lerarenkorps
vervangers
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Grafiek 1.5a
Leeftijdsprofiel van het leerkrachtenkorps in 2005 en 2011 – uitgedrukt in FTE
1600
2011
1400
2005
1200 1000 800 600 400 200 0
20j - 24j
25j - 34j
35j - 44j
45j - 54j
55j - 59j
60j - > j
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Grafiek 1.5b
Leeftijdsprofiel van de vervangers in 2005 en 2011 – uitgedrukt in FTE
700
2011
600
2005
500 400 300 200 100 0
20j - 24j
25j - 34j
35j - 44j
45j - 54j
55j - 59j
60j - > j
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 13 ]
2.2 |
Woonplaats van leerkrachten tewerkgesteld in Antwerpen
Meer dan de helft van de leerkrachten die werken in het Antwerpse basisonderwijs, woont buiten de stad. Dit is op zich niet verwonderlijk gezien het grote aantal leerkrachten tewerkgesteld in Antwerpen. Grafiek 1.6 toont aan dat er vrijwel geen verschil is naar instroom tussen het lerarenkorps en de vervangers. Ook over de jaren is er weinig veranderd. Om die reden wordt in wat volgt enkel de kaarten op basis van de gegevens van 1 februari 2011 weergegeven en wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen lerarenkorps en vervangers. Grafiek 1.6 toont aan dat leerkrachten met woonplaats buiten Antwerpen vooral uit het arrondissement Antwerpen komen. Eén op drie leerkrachten in het Antwerpse basisonderwijs woont in het arrondissement. Dit wordt ook grafisch weergegeven in kaart 1.2. Het aantal leerkrachten dat lesgeeft in Antwerpen daalt naarmate de afstand tussen de woonplaats en de stad groter wordt. De instroom van de leerkrachten van buiten Antwerpen concentreert zich niet in de randdistricten. Dit wordt aangetoond in kaart 1.1. De scholen in Antwerpen-Noord, Berchem en Ekeren hebben de grootste instroom van leerkrachten van buiten de stad. Grafiek 1.6
Evolutie van instroom van leerkrachten
100% 18,8%
25,2%
18,9%
19,9%
80%
60%
buiten arrondissement Antwerpen arrondissement Antwerpen zonder stad
39,1%
37,5%
39,3%
37,5%
42,1%
37,3%
41,8%
42,6%
lerarenkorps
vervangers
lerarenkorps
vervangers
Stad Antwerpen
40%
20%
0%
2005
2011
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 14 ]
Kaart 1.1
Instroom van leerkrachten met woonplaats buiten de stad
Kaart 1.2
Woonplaats van de leerkrachten in het Antwerpse basisonderwijs
[ 15 ]
2.3 |
Uitstroom van leerkrachten met woonplaats in Antwerpen
Omgekeerd stellen we vast dat één op vijf leerkrachten met woonplaats in Antwerpen, buiten de stad les geeft. Bij de vervangers ligt dit aandeel iets hoger. Eén op vier vervangers met woonplaats in Antwerpen geeft les in een school buiten de stad. De voorbije zes jaar is dit aandeel niet veranderd. De meeste leerkrachten die uitstromen, kiezen voor een school binnen het arrondissement. In kaart 1.3 wordt geografisch weergegeven naar welke gemeenten de leerkrachten met woonplaats in Antwerpen uitstromen. Grafiek 1.7 100%
L ocatie van tewerkstelling van leerkrachten met woonplaats in Antwerpen in 2005 en 2011
5,0%
6,1%
4,6%
6,3%
17,0%
20,5%
16,4%
18,4%
buiten arrondissement Antwerpen
80%
arrondissement Antwerpen zonder stad
60%
Stad Antwerpen
40%
78,0%
73,4%
79,0%
75,3%
lerarenkorps
vervangers
lerarenkorps
vervangers
20%
0%
2005
2011
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 16 ]
Kaart 1.3
3 |
Uitstroom van leerkrachten met woonplaats in Antwerpen
Tewerkstellingsprofiel van de leerkrachten
In deze paragraaf staan de tewerkstellingsgegevens centraal. In hoeveel verschillende scholen zijn leerkrachten tewerkgesteld? Onder welk arbeidsregime werken ze? Worden bepaalde functies meer door mannen/vrouwen uitgevoerd?
3.1 |
Aantal werkplekken
In grafiek 1.8 wordt het aantal verschillende werkplekken per leerkacht weergegeven (uitgedrukt in FTE). Het betreft hier het aantal verschillende scholen, niet vestigingsplaatsen. Dit betekent dat een leerkracht die deeltijds tewerkgesteld is op twee vestigingsplaatsen van eenzelfde school, geregistreerd wordt als tewerkgesteld op één werkplek. Meer dan 90% van het onderwijzend personeel in het Antwerpse basisonderwijs werkt op één school. 5% is tewerkgesteld in twee verschillende scholen. Dit was zes jaar geleden ook al zo.
[ 17 ]
Grafiek 1.8
Evolutie van het aantal werkplekken per leerkracht – uitgedrukt in FTE 5,7%
93,4%
0,7% 0,2% 0,0%
lerarenkorps
2005 5,3%
93,2%
1,0% 0,3% 0,1%
2011 2,8%
96,8%
0,4% 0,0% 0,0%
vervangers
2005 5,0%
94,7%
0,0% 0,0% 0,0%
2011
0
20 >4 werkplekken
40 4 werkplekken
60 3 werkplekken
80 2 werkplekken
100 1 werkplek
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
3.2 |
Arbeidsregime
Maar liefst 87% van alle leerkrachten staat als voltijds tewerkgesteld geregistreerd in het databestand van AgODi. Uit de data kunnen we echter niet afleiden of ze ook voltijds werken. Het is mogelijk dat een deel van de leerkrachten een voltijdse arbeidsovereenkomst heeft, maar op basis van bepaalde regelingen (deeltijds) arbeidsonderbreking nemen (o.a. ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking…, ). Het aandeel voltijds werkende leerkrachten is de laatste zes jaar niet gewijzigd. Ook bij de vervangers ligt het aandeel voltijds tewerkgestelden erg hoog. Meer dan 2 op 3 vervangers is voltijds tewerkgesteld in een vervangopdracht. Grafiek 1.9 100%
Evolutie van het aandeel voltijds/deeltijds tewerkgestelde leerkrachten – uitgedrukt in FTE 11,7%
13,0%
28,9%
30,5%
voltijds
80% 60% 40% 20% 0%
deeltijds
88,3%
87,0%
71,1%
2005
2011
2005
lerarenkorps
69,5% 2011 vervangers
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 18 ]
Opgedeeld naar persoonskenmerken blijken geen significant verschillen tussen mannen en vrouwen in de keuze om vol- of deeltijds te werken. Dit is mogelijk te verklaren doordat de arbeidsuren van leerkrachten overeenstemmen met de schooluren van de kinderen. Hierdoor hoeven vrouwen niet zo vaak te kiezen voor deeltijds werken om de kinderopvang te garanderen; een overweging die in andere sectoren toch vaker door vrouwen dan door mannen wordt gemaakt. In het vervangersstatuut werken zelfs meer mannen deeltijds dan vrouwen. Mogelijk combineren leerkrachten een deeltijds vervangstatuut met een andere functie (in het onderwijs). Grafiek 1.10
Arbeidsregime naar geslacht
100% 90%
14,5%
12,8%
13,0%
40,0%
29,3%
30,5%
80% 70% 60%
deeltijds
50%
voltijds
40%
85,5%
87,2%
87,0%
60,0%
mannen
vrouwen lerarenkorps
totaal
mannen
70,7%
69,5%
30% 20% 10% 0% vrouwen vervangers
totaal
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Een opdeling naar leeftijd levert een markante vaststelling op. De helft van de jongste leerkrachten uit het lerarenkorps werkt deeltijds. Mogelijk combineren deze leerkrachten een deeltijdse functie als vastbenoemde leerkracht of tijdelijke functie in een vacante betrekking met een vervangopdracht, maar dit kan niet afgeleid worden uit de beschikbare data. Want het lijkt onwaarschijnlijk dat het voor al deze jonge onderwijzers een bewuste keuze is om deeltijds te werken. Het aandeel voltijds tewerkgestelde leerkrachten stijgt ook met de leeftijd tot 54 jaar. Zoals eerder gezegd kunnen we niet nagaan of deze leerkrachten ook allemaal effectief voltijds werken. Bij de vervangers stellen we net de omgekeerde tendens vast. Drie op vier jonge leerkrachten (20-24 jaar) werkt voltijds in een vervangopdracht. Naarmate de leeftijd stijgt, daalt het aantal vervangers in een voltijds arbeidsregime. Mogelijk wordt op latere leeftijd een vervangopdracht gecombineerd met een vaste benoeming of tewerkstelling in een vacante functie.
[ 19 ]
Grafiek 1.11 100%
Arbeidsregime naar leeftijd
54,9% 16,8% 7,7% 8,6% 17,4% 18,8% 13,0%
24,2% 31,4% 40,9% 52,9% 58,3% 47,8% 30,5%
90% 80% 70% deeltijds voltijds
60%
45,1% 83,2% 92,3% 91,4% 82,6% 81,2% 87,0%
75,8% 68,8% 59,1% 47,1% 41,7% 52,2% 69,5%
20j - 24j
40%
20j - 24j
50%
30% 20%
lerarenkorps
totaal
60j - > j
55j - 59j
45j - 54j
35j - 44j
25j - 34j
totaal
60j - > j
55j - 59j
45j - 54j
35j - 44j
0%
25j - 34j
10%
vervangers
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
3.3 |
Ambt
Mannen en vrouwen vervullen andere functies binnen het basisonderwijs. Uit grafiek 1.12 blijkt dat slechts de helft van de mannen als gewoon onderwijzer tewerkgesteld is. In het kleuteronderwijs is dit zelfs nog iets minder dan de helft (48%). Relatief gezien werken mannen vaker als leraar LO of in een directiefunctie in het basisonderwijs. Van alle mannen die in het kleuteronderwijs werken, is zelfs één op drie leraar LO. Bij de vrouwen is dit slechts 1%. Grafiek 1.12 100%
Mannen en vrouwen in het basisonderwijs, opgedeeld naar functie
2,8%
5,6% 1,8% 1,3%
90% 80%
50%
6,3%
9,4%
2,9% 3,9%
12,4% 32,3%
2,1%
70% 60%
6,3%
andere
15,7%
Leermeester lichamelijke opvoeding
13,4% 7,0%
6,1%
8,1%
9,2%
Directeur
10,7%
Onderwijzer - GOK
40%
Onderwijzer ASV
30% 20%
48,1%
76,8%
54,7%
vrouwen
mannen
63,2%
10% 0%
mannen kleuter
vrouwen lager
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Onderwijzer
[ 20 ]
3.4 |
Kwalificatie
Binnen het lerarenkorps heeft 90% een lerarenopleiding gevolgd. Zij hebben dus het vereiste diploma voor hun functie. Dit aandeel is zelfs nog met 2 procentpunten gestegen ten aanzien van 2005. Geen enkele leerkracht werkt in het basisonderwijs met een diploma dat niet voldoende is voor de functie. Bij de vervangers zien we een omgekeerde evolutie. In 2005 had nog 92% van alle vervangers een lerarenopleiding gevolgd, nu is dit gedaald tot 87%. Daarnaast heeft 9% een voldoende kwalificatie en is bijna 4% tewerkgesteld zonder diploma van een lerarenopleiding. Grafiek 1.13 100%
Evolutie van de kwalificatie van de leerkrachten in het basisonderwijs
1,0% 10,8%
0,8% 8,6%
0,5% 7,3%
3,6% 9,3%
80% andere voldoende
60%
vereist
88,2%
90,6%
92,2%
87,1%
40%
20%
0%
2005 2011 lerarenkorps
2005 2011 vervangers
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, AgODi, databank leerkrachten 1 februari 2005 en 1 februari 2011 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
[ 21 ]
4 |
Besluit
Op 1 februari 2011 werkten 5.377 leerkrachten in een vaste, vacante of niet-vacante functie in het Antwerpse basisonderwijs. Uitgedrukt in FTE gaat het om 5.046,6 voltijds equivalenten. Ten aanzien van 6 jaar geleden is het aantal leerkrachten alsook het aantal FTE sterk gestegen. Deze stijging werd zowel in het kleuter- als in het lager onderwijs opgetekend. Het aandeel vervangers ten opzichte van het totaal aantal FTE is de laatste 6 jaar met 2 procentpunten gestegen. Op 1 februari 2011 werkte 1 op 5 leerkrachten in een vervangstatuut. In dit hoofdstuk werd ook het profiel van de leerkrachten geschetst volgens een aantal persoonskenmerken. Maar liefst 87% van het onderwijzend personeel in het Antwerpse basisonderwijs zijn vrouwen. De helft van de leerkrachten is jonger dan 35 jaar. Bij de vervangers loopt dit aandeel zelfs op tot 90%, 33% vervangers is zelfs jonger dan 25 jaar. Bij de vaste benoemingen liggen de verhoudingen omgekeerd. Slechts één op drie vaste functies werd toegewezen aan een leerkracht jonger dan 35 jaar. In het Antwerpse onderwijs stelden we verder een verjonging van het personeel vast. Vooral het aantal leerkrachten in de leeftijdscategorie 30-34 jaar is sterk gestegen tegenover 6 jaar geleden. Meer dan de helft van de leerkrachten tewerkgesteld in Antwerpen, woont buiten de stad. De instroom van leerkrachten concentreert zich echter niet in de randdistricten, maar verspreidt zich over de ganse stad. De hoogste concentratie aan leerkrachten met woonplaats buiten de stad vinden we in de scholen in Antwerpen Noord, Berchem en Ekeren. Omgekeerd heeft één op vijf leerkrachten met woonplaats in Antwerpen een vaste of vacante functie in een school buiten de stad. Bij de vervangers is dit één op vier. Tot slot werd ook het tewerkstellingsprofiel van de Antwerpse leerkrachten toegelicht. Negen op tien leerkrachten werken op één werkplek. Opvallend was het hoge aandeel voltijds werkende leerkrachten. Maar liefst 87% is voltijds tewerkgesteld. Of ze ook effectief voltijds werken kon niet worden afgeleid uit het bestand. Ook bij de vervangers ligt het aandeel voltijds tewerkgestelden heel hoog (70%). Een opdeling naar leeftijd toonde echter aan dat het vooral de jonge leerkrachten in het lerarenkorps zijn die in deeltijdse functies werken. De helft van de leerkrachten tussen 20-24 jaar werkt deeltijds. Het lijkt ons weinig waarschijnlijk dat dit voor elk van hen een vrijwillige keuze is. Het aandeel voltijds tewerkgestelden stijgt met de leeftijd tot 54 jaar. Bij de vervangers werd net het omgekeerde vastgesteld. Tussen mannen en vrouwen is er geen verschil in arbeidsregime. Er is wel een verschil tussen mannen en vrouwen in de soort functies dat ze vervullen. Slechts de helft van de mannen in het basisonderwijs is tewerkgesteld als onderwijzer. Mannen komen vaker terecht in een directiefunctie of als leerkracht LO.
[ 22 ]
[ Deel 2 ] Vraagzijde Studiedienst Stadsobservatie – Ellen Schryvers
[ 23 ]
1 |
Demografische indicatoren
De demografische ontwikkelingen hebben een rechtstreekse impact op het onderwijs en bij uitbreiding dus ook op de evolutie van het onderwijzend personeel. Het is daarom relevant eerst te kijken hoe de Antwerpse bevolking zal evolueren.
1.1 |
Evolutie van het aantal inwoners en het aantal geboorten
Tabel 2.1 toont de evolutie van het aantal inwoners en het aantal geboorten in de stad Antwerpen voor de periode 2004-2011. In deze periode komen er meer dan 26.000 inwoners bij, dit is een stijging van 6%. Het meest recente beschikbare geboortecijfer is dat van 2009. In 2009 werden 10% (626) meer kinderen geboren dan in 2004. Dit betekent dus dat de relatieve stijging van het aantal geboorten in de periode 2004-2009 groter is dan de relatieve stijging van het aantal inwoners. Tabel 2.1
Evolutie van het aantal inwoners en geboorten in de stad Antwerpen jaar
Aantal inwoners
Aantal geboorten
2004
465.552
6.563
2005
468.244
6.586
2006
470.044
6.880
2007
473.265
7.016
2008
477.306
7.189
2009
482.510
7.189
2010
484.850
2011
492.149
Bron: Stad Antwerpen, Districts -en Loketwerking Bewerkingen door Studiedienst Stadsobservatie
1.2 |
Bevolkingsprognoses
Om de vraag naar leerkrachten te kunnen schatten, is het belangrijk te weten hoe de bevolking in de toekomst zal evolueren. Hiervoor moeten we een beroep doen op bevolkingsprognoses. Op basis van waarnemingen betreffende migraties, vruchtbaarheid en levensverwachting werden door de studiedienst Stadsobservatie een viertal scenario’s uitgewerkt over de mogelijke evolutie van de bevolking in Antwerpen. • • • •
Scenario 1: positief migratiesaldo met toegenomen TVC1 Scenario 2: positief migratiesaldo met gelijk gebleven TVC Scenario 3: migratiesaldo gaat naar 0 met gelijk gebleven TVC Scenario 4: migratiesaldo gaat naar 0 met afgenomen TVC
1 Totaal Vruchtbaarheidscijfer
[ 24 ]
In elk van de scenario’s mogen we een stijging van het aantal jonge kinderen verwachten. In onderstaande grafieken wordt voor de vier scenario’s het te verwachten aantal kinderen in het kleuteronderwijs en het lager onderwijs weergegeven voor de komende 10 jaar (tot 2020). In scenario 1 mogen we ons verwachten aan een toename van meer dan 8.000 kleuters tegen 2020. In het minimumscenario (scenario 4) wordt een toename van 5.300 kleuters verwacht. In het lager onderwijs wordt voor dezelfde periode een toename van 11.700 tot 12.700 leerlingen verwacht. Deze enorme toename van het aantal schoolplichtige kinderen op het Antwerpse grondgebied dwingt de stad tot een uitbreiding van de capaciteit van het onderwijs. Maar voor elke bijkomende klas/school, moet ook voorzien worden in bijkomend onderwijzend personeel. Deze evolutie zal de vraag naar leerkrachten de komende jaren dus sterk doen stijgen. Grafiek 2.1
Prognose van de evolutie van het aantal 2-5 jarigen in Antwerpen tot 2020
34000
33.316
32000 30.041
30000
Scenario 4 Scenario 3
28000
Scenario 2 Scenario 1
26000 24.675 24000
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Bron: Stad Antwerpen, Districts -en Loketwerking Bewerkingen door Studiedienst Stadsobservatie
Grafiek 2.2
P rognose van de evolutie van het aantal 6-11 jarigen in Antwerpen tot 2020
44000 42000
46000
43.568
22000
42.630
40000
Scenario 4 Scenario 3
38000
Scenario 2 Scenario 1
36000 34000 32000 30.847 30000
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Bron: Stad Antwerpen, Districts -en Loketwerking Bewerkingen door Studiedienst Stadsobservatie
[ 25 ]
2 |
Prognose van de vraag naar de leraren kleuter- en lager onderwijs
2.1 |
Effect van de demografische ontwikkeling op de vraag
Om na te gaan welk effect de demografische evolutie zal hebben op het aantal te verwachten voltijds equivalenten (FTE) werd – naar analogie met de prognoses voor heel Vlaanderen - uitgegaan van volgende hypotheses: • • • •
de leerlingenprognoses voor het basisonderwijs berekend op de bevolkingsprognoses voor leeftijdscohorte 2-11 jarigen er wordt geen rekening gehouden met het nieuwe beleid er wordt geen rekening gehouden met de maatregelen capaciteit elasticiteit2 berekend op basis van de procentuele verandering van het aantal leerlingen en het aantal FTE in het Antwerpse basisonderwijs tussen 2005 en 2011 (zie tabel 2.2)
In tegenstelling tot de berekeningen voor heel Vlaanderen, werd geen onderscheid gemaakt tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Voor de berekening van de elasticiteit werd het aantal voltijds equivalenten gebruikt in plaats van het aantal betaalde voltijds equivalenten (BFT). De leerlingenprognoses werden als volgt berekend. Op 1 januari 2011 telde Antwerpen 58.893 inwoners tussen 2 en 11 jaar. Op 1 februari 2011 waren 55.520 leerlingen ingeschreven in het Antwerpse basisonderwijs. Dit is 94% van de leeftijdscohorte van 2-11 jarigen in Antwerpen. Dit aandeel werd aangehouden om de bevolkingsprognose voor de leeftijdscohorte 2-11 jarigen om te zetten in een leerlingenprognose. Uiteraard spelen er heel wat meer factoren, maar dit aandeel kan als een indicator genomen worden om een reële schatting te maken van de te verwachten leerlingenevolutie in het basisonderwijs. Tabel 2.2
Berekening van elasticiteit in het Antwerpse basisonderwijs schooljaar
aantal leerlingen
aantal FTE
2004-2005
50988
4434,7
2010-2011
55520
5046,6
% verandering
8,9
13,8
elasticiteit
1,55
Bron: Vlaamse Gemeenschap, Departement onderwijs – schooljaar Vlaamse Gemeenschap, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Op basis van de bevolkingsprognoses en de elasticiteit van vraag en aanbod in het basisonderwijs, werd berekend dat het Antwerpse basisonderwijs tegen 2020 nood heeft aan 2.389 extra voltijds equivalenten. In deze berekening is echter nog geen rekening gehouden met de uitstroom van de leerkrachten. Dit wordt in de volgende paragraaf bekeken.
2 Elasticiteit: de mate waarin de grootheid van de afhankelijke variabele (in dit geval het aantal FTE) verandert door de verandering in de grootheid van één of meerdere onafhankelijke variabelen (in dit geval het aantal leerlingen). Strikt genomen moet bij de berekening van de elasticieit elke andere mogelijke invloed op de afhankelijke variabele constant gehouden worden (zoals extra omkadering, beleidsmaatregelen). Dit bleek voor deze berekening niet haalbaar.
[ 26 ]
Tabel 2.3
Berekening van te verwachten toename aan FTE
Schooljaar
prognose 2-11 jarigen
prognose leerlingen basisonderwijs -95%
procentuele groei aantal leerlingen
Elasticiteit (1,55)
verandering FTE
2010-2011
58.893
55.520
0
0
5046,6 (ref)
2011-2012
60.588
57.118
2,9
4,5
227,2
2012-2013
62.611
59.025
6,3
9,8
493,6
2013-2014
64.849
61.135
10,1
15,7
791,3
2014-2015
67.166
63.319
14
21,8
1096,8
2015-2016
69.325
65.355
17,7
27,5
1386,6
2016-2017
71.328
67.243
21,1
32,7
1653
2017-2018
73.326
69.126
24,5
38
1919,4
2018-2019
75.099
70.798
27,5
42,7
2154,4
2019-2020
76.884
72.481
30,5
47,4
2389,4
Bron:Vlaamse Gemeenschap, Departement onderwijs Vlaamse Gemeenschap, AgODi Bevolkingsprognoses SSO - 2009 Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Grafiek 2.3
Te verwachten toename van het aantal FTE door bevolkingsevolutie
3000 2389,4
2500
2154,4 1919,4
2000 1386,6
1653,0 verandering
1500 1096,8 1000
791,3 493,6
500 0
0,0 2009
227,2 2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Bron: Vlaamse Gemeenschap, Departement onderwijs Vlaamse Gemeenschap, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
2.2 |
De uitstroom van oudere personeelsleden
In onderstaande figuur wordt de leeftijdsstructuur getoond van de personeelsleden in het basisonderwijs in 2000 en 2010. In deze grafieken werden de personeelsleden in een TBS-regeling voorafgaand aan het rustpensioen, niet opgenomen. Uit de grafiek blijkt dat het totaal aantal personeelsleden in het basisonderwijs in quasi alle leeftijdscategorieën duidelijk is gestegen. Vooral de verjonging van het personeelsbestand springt in het oog.
[ 27 ]
Grafiek 2.4
L eeftijdsstructuur van het onderwijzend personeel in het Antwerpse basisonderwijs in 2000 en 20103
1200 2010
1000
2000
800 600 400 200 0
20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64
65+
Bron: Vlaamse Gemeenschap, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
In grafiek 2.5 wordt de groep personeelsleden van 2000 geprojecteerd naar 2000 +10jaar. Deze grafiek toont aan de rechterkant de uitstroom van personeelsleden tussen 2000 en 2010 (blauwe pijlen). In totaal hebben tijdens het afgelopen decennium 881 oudere personeelsleden het basisonderwijs verlaten. De ruimte tussen de rode lijn en de groene stippellijn links geeft de instroom aan (oranje pijl). De instroom was nodig om de uitstroom op te vangen, maar ook om tegemoet te komen aan de demografische evolutie en belangrijke beleidsinvesteringen (extra personeel) van de afgelopen jaren ten gunste van het basisonderwijs. In totaal stroomden 813 extra personeelsleden in. Grafiek 2.5
V ergelijking tussen leeftijdstructuur leerkrachten in 2010 en simulatie op basis van leeftijdsstructuur 2000
1200 1000
2010 2000+10
800 600 400 200 0
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Vlaamse Gemeenschap, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Om de uitstroom voor het volgende decennium te ramen, wordt dezelfde methode toegepast: de situatie van 2010 wordt geprojecteerd naar 2010 + 10 jaar. Dit leidt tot grafiek 2.6.
3 Personeelsleden in TBS-regeling voorafgaand aan het rustpensioen werden niet mee opgenomen in de grafiek
[ 28 ]
Grafiek 2.6
R aming van de uitstroom van leerkrachten in het volgende decennium (2010-2020)
1200 2010
1000
2010 + 10
800 600 400 200 0
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65+
Bron: Vlaamse Gemeenschap, AgODi Bewerking: Studiedienst Stadsobservatie
Voor de groep personeelsleden die zich in 2010 bevindt in de leeftijdscategorieën 55-59 jaar en 60-64 jaar kan met zekerheid worden aangenomen dat zij in 2020 niet langer in het onderwijs actief zullen zijn (volle pijlen). Het gaat om 408 leerkrachten. De zwarte pijlen met stippellijn geven het aantal leerkrachten weer dat volgens een extrapolatie van de huidige situatie zal uitgestroomd zijn op basis van TBS-regeling of andere uitstroomregelingen. Het gaat om bijna 700 leerkrachten. Dit betekent dat we tegen 2020 een uitstroom van 1.100 leerkrachten in Antwerpen kunnen verwachten. Dit is een stijging van 25% ten aanzien van de periode 2000-2010.
3 |
Besluit Er werd berekend dat door de te verwachten demografische evolutie het basisonderwijs in Antwerpen tegen 2020 nood heeft aan 2.390 extra voltijds equivalenten. Door extrapolatie van de huidige situatie werd daarnaast aangetoond dat tegen 2020 ongeveer 1.100 leerkrachten het onderwijs zullen verlaten. Ook voor deze leerkrachten moet vervanging gezocht worden. Dit betekent dat het Antwerpse basisonderwijs tussen 2010 en 2020 3.490 vacatures opgevuld zal moeten opvullen. Voor de berekening van dit cijfer is nog geen rekening gehouden met nieuwe beleidsbeslissingen rond klasgrootte. Deze nieuwe maatregelen zullen de vraag naar bijkomende leerkrachten nog doen stijgen.
[ 29 ]
[ Deel 3 ] Aanbodzijde Studiedienst Stadsobservatie – Maja Debacker
[ 30 ]
1 |
Lerarenopleiding
1.1 |
Aantal geïntegreerde lerarenopleidingen PBA in Antwerpen
In de stad Antwerpen worden de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuteronderwijs en lager onderwijs aangeboden door de Artesis Hogeschool Antwerpen en door de Karel De Grote Hogeschool. De lerarenopleidingen aan de Karel De Grote Hogeschool tellen de meeste studenten. Bij de geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs studeert twee op drie studenten aan de Karel De Grote Hogeschool, bij de geïntegreerde lerarenopleiding lager onderwijs gaat het zelfs om driekwart van de studenten.
1.2 |
Kenmerken van het opleidingsaanbod in Antwerpen
De overgrote meerderheid van de studenten (97 tot 99%) heeft zich voor de lerarenopleiding ingeschreven met een diplomacontract. Een kleine minderheid heeft zich voor de lerarenopleiding ingeschreven met een examencontract. ‘Werkstudenten’ worden pas vanaf 2008-2009 als aparte categorie geregistreerd en dan enkel voor specifieke opleidingen die een speciaal traject hebben voor werkstudenten. Om als werkstudent geregistreerd te worden, zijn er decretaal drie criteria omschreven: •
• •
De student moet in het bezit zijn van een bewijs van tewerkstelling in een dienstverband met een omvang van ten minste 80 uren per maand OF in het bezit zijn van een bewijs van uitkeringsgerechtigde werkzoekende en de opleiding kadert binnen het door een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling voorgestelde traject naar werk. De student is nog niet in het bezit van een tweede cyclusdiploma of masterdiploma. Het betreft een inschrijving in een studietraject met specifieke onderwijs- en leervormen en met specifieke modaliteiten van begeleiding en aanbod dat als zodanig geregistreerd is in het Hoger Onderwijsregister.
Bij de Artesis Hogeschool Antwerpen zijn er wel studenten die voldoen aan de eerste twee criteria maar is de derde voorwaarde niet van toepassing. KDG biedt een verkort traject voor studenten Lager Onderwijs aan en heeft vanaf 2010-2011 de toelating om binnen dit traject werkstudenten te registreren. Tot nu toe is er nog geen registratie van werkstudenten in dit verkort traject. Tabel 3.1
Aantal studenten kleuteronderwijs naar type inschrijving in Antwerpen Diplomacontract
Examencontract
Werkstudenten
Totaal
2004-2005
nvt
nvt
-
523
2005-2006
530
4
-
534
2006-2007
nb
nb
nb
480
2007-2008
472
5
2008-2009
489
2
-
491
2009-2010
540
2
-
542
477
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 31 ]
Tabel 3.2
A antal studenten lager onderwijs naar type inschrijving in Antwerpen Diplomacontract
Examencontract
Werkstudenten
Totaal
2004-2005
nvt
nvt
-
776
2005-2006
717
21
-
738
2006-2007
nb
nb
nb
639
2007-2008
600
10
2008-2009
630
12
-
610 642
2009-2010
690
10
-
700
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.3 |
Evolutie van de inschrijvingen en diploma’s
Grafiek 3.1. geeft de evolutie van het aantal studenten weer in de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs vanaf het academiejaar 2004-2005. Het gaat zowel om studenten die in de stad Antwerpen studeren als om studenten die in Antwerpen wonen, maar buiten de stad studeren. Uit de grafiek blijkt dat het aantal studenten tussen 2004-2005 en 2007-2008 daalt. Vanaf 2008-2009 gaat het aantal studenten in de lerarenopleidingen opnieuw in stijgende lijn. Tijdens het academiejaar 2009-2010 waren er in totaal 583 studenten ingeschreven in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs en 771 studenten in de opleiding lager onderwijs. Grafiek 3.1
Evolutie van het aantal studenten in geïntegreerde lerarenopleidingen Kleuter- en lageronderwijs
900 800
Lager Onderwijs Kleuteronderwijs
700 600 500 400 300 200 100 0
2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
De evolutie van het totaal aantal studenten wordt ook weerspiegeld in een stijgende instroom van het aantal generatiestudenten vanaf 2008-2009 (zie grafiek 3.2). Voor het kleuteronderwijs geldt dat de stijging van het aantal studenten vanaf 2008-2009 ook zichtbaar wordt in een stijgend aantal diploma’s. Voor de lerarenopleiding lager onderwijs ligt dit anders: na een stijging in 2008-2009, daalt het aantal uitgereikte diploma’ s in 2009-2010 opnieuw van 155 tot 132. Daartegenover staat wel een sterke stijging van de instroom aan generatiestudenten in 2009-2010 (zie grafiek 3.3.).
[ 32 ]
Grafiek 3.2
E volutie van het aantal studenten in geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs
250 200
Generatiestudenten
150 Diploma’s 100 50 0
2004-2005
2005-2006 2006-2007
2007-2008 2008-2009 2009-2010 Diploma’s
academiejaar
Generatie-
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming studenten
Grafiek 3.3
E volutie van het aantal studenten in geïntegreerde lerarenopleiding lager onderwijs
300 250 200
Generatiestudenten
150
Diploma’s
100 50 0
2004-2005
2005-2006 2006-2007
2007-2008 2008-2009 2009-2010
academiejaar Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4 |
Profiel populatie geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs
Voor de profielanalyse maken we telkens een onderscheid tussen generatiestudenten en afgestudeerden. Generatiestudenten zijn studenten die zich voor de eerste maal inschrijven in het hoger onderwijs. De profielanalyses van de Antwerpse studenten hebben ook enkel betrekking op de studenten die in Antwerpen studeren. Zoals blijkt uit paragraaf 1.4.1.1, zijn er ook studenten die in Antwerpen wonen maar buiten Antwerpen gaan studeren. Voor de lerarenopleiding in het kleuteronderwijs gaat het om 7% van de studenten, voor de lerarenopleiding lager onderwijs gaat het om 9% van het totaal aantal studenten. Door de kleine aantallen, kunnen we stellen dat het weglaten van de studenten die niet in Antwerpen studeren, het studentenprofiel niet wijzigt. Wel valt op dat deze studenten een andere leeftijdsverdeling hebben (zie onderstaande paragraaf).
1.4.1 | Binnen of buiten Antwerpen studeren 1.4.1.1 Studenten buiten Antwerpen De overgrote meerderheid van de studenten in de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs studeert in Antwerpen. Het aantal studenten dat in Antwerpen woont, maar buiten Antwerpen gaat studeren blijft relatief beperkt. Voor de geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs gaat het om 41 studenten in 2009-2010; voor de geïntegreerde lerarenopleiding lager onderwijs gaat het om 71 studenten.
[ 33 ]
Ten opzichte van 2004-2005 is er – zeker voor het kleuteronderwijs - sprake van een lichte stijging van het totaal aantal Antwerpse studenten die buiten Antwerpen gaan studeren. Dit resulteert echter niet in een stijgend aantal diploma’s, die buiten Antwerpen behaald worden door Antwerpse studenten. Tabel 3.3
Aantal Antwerpse studenten in kleuter- en lager onderwijs die buiten Antwerpen gaan studeren Kleuteronderwijs
Lager onderwijs
Generatiestudenten
Totaal studenten
Diploma’s
Generatiestudenten
Totaal studenten
Diploma’s
2004-2005
12
27
6
16
62
13
2005-2006
14
34
4
14
57
13
2006-2007
10
30
3
7
46
9
2007-2008
16
37
7
15
49
5
2008-2009
6
39
5
5
55
18
2009-2010
7
41
6
25
71
8
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Studenten in de geïntegreerde opleiding kleuteronderwijs die buiten Antwerpen studeren, volgen deze opleiding in de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (61%) en in mindere mate ook in Lessius Mechelen (15%). Telkens 7% van deze studenten trekt naar de Artevelde hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen. Ook bij de studenten in de geïntegreerde opleiding lager onderwijs volgt een groot deel van de studenten die buiten de stad studeren de opleiding in de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (34%). De meeste studenten lager onderwijs die de stad verlaten kiezen echter voor Lessius Mechelen (39%). Ongeveer 13% trekt naar de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven. Omdat deze studenten een ouder leeftijdsprofiel (zie tabel 3.4 en tabel 3.5) hebben in vergelijking met de studenten die in Antwerpen studeren, gaat het wellicht vaker om studenten die werken en studeren combineren en dus vaker kiezen voor instellingen waar dit mogelijk is. Omdat het aantal Antwerpse studenten die een opleiding tot (kleuter) onderwijzer volgen buiten Antwerpen vrij laag is, moeten we voorzichtig zijn met formuleren van dergelijke hypotheses. Zo heeft de relatieve populariteit van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen bij zowel studenten kleuter- als lager onderwijs wellicht te maken met de uitgebreide mogelijkheden tot afstandsonderwijs. Lessius Mechelen biedt in de lerarenopleidingen avond- en weekendopleidingen aan, die naar eigen zeggen erg populair zijn en voor een stijgend aantal studenten in de lerarenopleidingen zorgen.
[ 34 ]
Tabel 3.4
2004-2005
L eeftijdsprofiel van de Antwerpse generatiestudenten die buiten Antwerpen gaan studeren kleuteronderwijs gemiddelde leeftijd
< 18 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar en ouder
totaal
23,9
0
0
3
2
7
12
2005-2006
26
0
1
1
1
11
14
2006-2007
26,8
0
2
0
2
6
10
2007-2008
25,13
0
7
1
1
7
16
2008-2009
19,67
0
1
2
2
1
6
2009-2010
28,43
0
0
1
1
5
7
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Tabel 3.5
2004-2005
l eeftijdsprofiel van de Antwerpse generatiestudenten die buiten Antwerpen gaan studeren – lager onderwijs gemiddelde leeftijd
< 18 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar en ouder
totaal
23,75
0
5
1
1
9
16
2005-2006
27,29
0
3
0
0
11
14
2006-2007
24,14
0
1
2
0
4
7
2007-2008
27,67
0
3
1
1
10
15
2008-2009
21,6
0
2
0
0
3
5
2009-2010
22,32
0
8
4
1
12
25
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.1.2 Studenten binnen Antwerpen De studenten in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuter- en lager onderwijs in de stad Antwerpen worden vooral lokaal gerekruteerd. De meeste studenten zijn afkomstig uit Antwerpen zelf en de omliggende gemeenten. Daarnaast worden er ook kleinere aantallen studenten gerekruteerd uit de rest van de provincie Antwerpen en het Waasland.
[ 35 ]
Kaart 3.1
Studenten kleuteronderwijs naar domicilie
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Kaart 3.2
Studenten lager onderwijs naar domicilie
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 36 ]
1.4.2 | Profiel van de generatiestudenten 1.4.2.1 Geslacht Grafiek 3.4
A andeel mannen in de lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs in Antwerpen
35% 30%
Aandeel mannen lager onderwijs
25% 20%
Aandeel mannen kleuteronderwijs
15% 10% 5% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Vooral in het kleuteronderwijs ligt het aandeel mannen bij de generatiestudenten bijzonder laag. Bovendien valt op dat het aandeel mannen in de opleiding kleuteronderwijs sinds 2004-2005 in dalende lijn gaat: vanaf 5% in 20042005 naar 2,4% in 2009-2010. In de lerarenopleiding lager onderwijs ligt het aandeel mannen gevoelig hoger: in 2009-2010 maken mannen ongeveer 13% uit van alle generatiestudenten in de lerarenopleiding lager onderwijs. Ook in de lerarenopleiding lager onderwijs valt echter een daling van het aandeel mannen bij de generatiestudenten op: van ongeveer 24% in 2004-2005 naar 13% in 2009-2010.
1.4.2.2 Leeftijd De leeftijd werd berekend door de geboortedatum af te trekken van het jaartal waarin het academiejaar van start gaat. Het gaat dus over de leeftijd bij de instroom. Zoals blijkt uit de onderstaande grafieken, ligt het aandeel 18- jarigen bij de studenten lager onderwijs hoger dan bij de studenten kleuteronderwijs. In de lerarenopleiding kleuteronderwijs is er dan weer een groter aandeel van 20-jarige studenten. Grafiek 3.5 100% 90% 80% 70%
Evolutie van het leeftijdsprofiel van de generatiestudenten – kleuteronderwijs 7%
10%
11%
6%
5%
6%
18%
13%
12%
19%
20%
19%
21 jaar en ouder 20 jaar
30%
42%
40%
31%
38%
35%
19 jaar
60%
18 jaar
50%
< 18 jaar
40% 30% 20%
46%
34%
2004-2005
2005-2006
38%
44%
38%
40%
2008-2009
2009-2010
10% 0%
2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 37 ]
Grafiek 3.6 100%
9%
90%
7%
Evolutie van het leeftijdsprofiel van de generatiestudenten – lager onderwijs 8% 4%
4% 10%
3% 8%
3% 7%
4% 10%
33%
26%
33%
24%
31%
21 jaar en ouder 20 jaar
80% 70%
28%
19 jaar
60%
18 jaar
50% 40% 30%
< 18 jaar 56%
55%
2004-2005
2005-2006
66%
54%
2008-2009
2009-2010
56%
60%
20% 10% 0%
2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.2.3 Domicilie De onderstaande grafieken geven het aantal studenten kleuter- en lager onderwijs weer naar domicilie. Bij de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs is ongeveer één op drie studenten afkomstig uit de stad Antwerpen. Een kleine helft van de studenten is afkomstig uit het arrondissement Antwerpen (niet stad Antwerpen) en ongeveer één op vijf studenten uit de overige arrondissementen. We merken op dat het aantal generatiestudenten uit het arrondissement Antwerpen (niet stad) een daling kent sinds 2006-2007 terwijl het aandeel studenten uit de overige arrondissementen sinds 2008-2009 opnieuw stijgt. Bij de studenten lager onderwijs is er in de periode 2004-2007 een sterke stijging van het aandeel generatiestudenten afkomstig uit het arrondissement Antwerpen (niet stad). Vanaf 2007-2008 daalt het aantal studenten afkomstig uit het arrondissement Antwerpen (niet stad). Het aandeel studenten afkomstig uit de stad Antwerpen stijgt opnieuw sinds 2007-2008. Het aandeel studenten afkomstig uit de overige arrondissementen blijft in de periode 2004-2010 min of meer stabiel en schommelt tussen de 10 en 15% van het totaal aantal studenten. Grafiek 3.7
Evolutie van het aantal studenten kleuteronderwijs naar domicilie
70% 60% 50%
arrondissement Antwerpen -niet stad
40%
stad Antwerpen
30%
overige arrondissementen
20% 10% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
academiejaar Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 38 ]
Grafiek 3.8
Evolutie van het aantal studenten lager onderwijs naar domicilie
70% 60% 50%
arrondissement Antwerpen -niet stad
40%
stad Antwerpen
30%
overige arrondissementen
20% 10% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.2.4 Nationaliteit De verdeling naar nationaliteit wordt enkel weergegeven voor het academiejaar 2009-2010. Zoals blijkt uit de onderstaande tabellen hebben quasi alle studenten in de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs de Belgische nationaliteit. Tabel 3.6 Nationaliteit België
Generatiestudenten in lerarenopleiding kleuteronderwijs naar nationaliteit Aantal 170
Nederland
1
Spanje
1
Venezuela
1
Totaal
173
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 3.7 Nationaliteit
G eneratiestudenten in lerarenopleiding lager onderwijs naar nationaliteit Aantal
België
206
Totaal
206
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
1.4.2.5 Vooropleiding in het secundair onderwijs Voor de generatiestudenten beschikken we ook over informatie met betrekking tot de opleiding die ze genoten in het secundair onderwijs. Voor sommige academiejaren is deze informatie beschikbaar tot op het niveau van de afstudeerrichtingen, voor andere academiejaren wordt enkel het onderscheid gemaakt tussen ASO, TSO, BSO en KSO. Uit de onderstaande grafieken blijkt zeer duidelijk dat in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs het aandeel studenten met een ASO-diploma beduidend lager ligt dan in de geïntegreerde lerarenopleiding lager onderwijs: in 2009-2010 bedroeg het aandeel ASO-studenten in de opleiding kleuteronderwijs 17% tegenover 36% in de opleiding lager onderwijs. In vergelijking met voorgaande academiejaren is het aandeel studenten met een ASO diploma in de lerarenopleiding kleuteronderwijs licht gestegen, terwijl in de lerarenopleiding lager onderwijs er sprake is van een dalende trend.
[ 39 ]
Verder geldt ook dat het aandeel studenten met een BSO-diploma in de lerarenopleiding kleuteronderwijs gevoelig hoger ligt dan in de lerarenopleiding lager onderwijs: 23% versus 7% in de lerarenopleiding lager onderwijs. Het aandeel studenten met een BSO-diploma in de opleiding kleuteronderwijs is gedaald sinds 2004-2005, terwijl het aandeel studenten met een BSO-diploma in de opleiding lager onderwijs in dezelfde periode licht gestegen is. Grafiek 3.9 100% 90% 80%
Vooropleiding van de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs
2,1% 8,9%
5,9% 6,5%
3,1% 8,1%
3,1% 4,9%
8,1%
7,5%
3,4%
3,5%
27,1%
30,6%
21,7%
25,9%
24,2%
22,5%
70%
KSO
60%
BSO
50%
TSO
40% 30%
Onbekend
49,0%
41,9%
55,3%
53,1%
53,0%
49,1%
13,0%
15,1%
11,8%
13,0%
11,4%
17,3%
2004-2005
2005-2006
2008-2009
2009-2010
ASO
20% 10% 0%
2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Grafiek 3.10 100% 90% 80%
Vooropleiding van de studenten in de lerarenopleiding lager onderwijs
3,8% 5,4%
2,0% 4,5%
0,5% 5,3%
1,6% 3,7%
4,1% 3,0%
7,3%
43,8%
45,5%
49,7%
51,6%
52,7%
45,1%
6,8%
70%
KSO
60%
BSO
50%
TSO
40% 30%
44,6%
46,0%
2004-2005
2005-2006
41,3%
41,0%
37,3%
35,9%
2008-2009
2009-2010
20% 10% 0%
Onbekend
2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
ASO
[ 40 ]
1.4.3 | Profiel van de afgestudeerden 1.4.3.1 Geslacht Net zoals bij de generatiestudenten ligt het aandeel mannen in het kleuteronderwijs ook bij de afgestudeerden bijzonder laag. In 2009-2010 was amper 3 % van de afgestudeerde kleuterleiders een man. In tegenstelling tot het aandeel mannen bij de generatiestudenten, gaat het aandeel mannen bij de afgestudeerden in stijgende lijn. In de lerarenopleiding lager onderwijs ligt het aandeel mannen gevoelig hoger. In 2009-2010 was meer dan één op tien van de afgestudeerde leraren lager onderwijs een man. Het aandeel mannen bij de afgestudeerde leraren gaat sinds 2004-2005 echter in dalende lijn en volgt daarmee dezelfde trend als bij de generatiestudenten. Grafiek 3.11
A andeel mannen in de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs (enkel afgestudeerden)
35% 30% 25%
Lager onderwijs
20%
Kleuteronderwijs
15% 10% 5% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Grafiek 3.12
Aandeel mannen in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs (enkel afgestudeerden)
6% 5% 4%
generatiestudenten
3%
afgestudeerden
2% 1% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 41 ]
Grafiek 3.13
Aandeel mannen in de geïntegreerde lerarenopleiding lager onderwijs (enkel afgestudeerrden)
35% 30% 25%
generatiestudenten
20%
afgestudeerden
15% 10% 5% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.3.2 Leeftijd De leeftijd werd berekend als de leeftijd bij het begin van het academiejaar. Afgestudeerden die 18 jaar zijn wanneer ze de opleiding instromen en meteen na drie jaar afstuderen, hebben dus de leeftijd van 20 jaar. De meeste afgestudeerden zijn tussen 20 en 22 jaar oud. Zowel bij de lerarenopleidingen kleuteronderwijs als bij de lerarenopleiding lager onderwijs bevindt ongeveer 4 op 5 van de afgestudeerde studenten zich in deze leeftijdscategorie. Voor de afgestudeerden in de lerarenopleiding kleuteronderwijs geldt dat het aandeel van de 20-jarige studenten ten opzichte van 2004-2005 gedaald is. Het aandeel 21-jarige studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs is in vergelijking met academiejaar 2004-2005 gestegen. Over de ganse periode 2004-2010 is er sprake van een schommelend verloop van het aandeel 20- en 21 jarigen. In de lerarenopleiding lager onderwijs zijn er weinig verschuivingen met betrekking tot het leeftijdsprofiel. Grafiek 3.14
Leeftijdsprofiel van de afgestudeerden in kleuteronderwijs
100%
10%
7%
4%
90%
8%
12%
19%
12%
9%
> 24 jaar
8%
12%
23 jaar
18%
20%
18%
80% 70%
6% 7%
24%
22%
14%
23%
28%
27%
42%
39%
34%
37%
30%
35%
28%
23%
25%
2004-2005
2005-2006
2008-2009
2009-2010
60% 50% 30% 10% 0%
21 jaar 20 jaar
40% 20%
22 jaar
2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
< 20 jaar
[ 42 ]
Grafiek 3.15 100% 90% 80% 70%
Leeftijdsprofiel van de afgestudeerden in lager onderwijs
10%
7%
8%
12% 22%
24%
60% 50%
28%
4% 19%
6% 7%
12%
9%
8%
12%
14% 18%
18%
23 jaar 22 jaar
27%
23%
> 24 jaar
20%
42%
21 jaar
34%
39%
20 jaar
40%
< 20 jaar
30% 20% 10% 0%
37%
30%
2004-2005
2005-2006
35%
28%
2006-2007 2007-2008 academiejaar
23%
25%
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.3.3 Domicilie De onderstaande grafieken geven het aantal afgestudeerden in kleuter- en lager onderwijs weer naar domicilie. Bij de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs is iets minder dan één op drie studenten afkomstig uit de stad Antwerpen. Een kleine helft van de studenten is afkomstig uit het arrondissement Antwerpen (hieronder verstaan we alles buiten de stad Antwerpen) en ongeveer één op vijf studenten uit de overige arrondissementen. We merken op dat het aantal afgestudeerden met domicilie in de stad Antwerpen sterk gedaald is sinds 2004-2005, maar sinds 2008-2009 opnieuw in stijgende lijn gaat. Het aandeel afgestudeerde kleuterleiders uit de rest van het arrondissement Antwerpen vertoont sinds 2008-2009 na een periode van stijging een dalende trend, terwijl het aandeel studenten uit de overige arrondissementen eerder een schommelend verloopt kent. Bij de studenten lager onderwijs is er in de periode 2004-2007 een sterke stijging van het aandeel afgestudeerden afkomstig uit het arrondissement Antwerpen (niet stad). Vanaf 2007-2008 daalt het aantal studenten afkomstig uit het arrondissement. Zo was in 2006-2007 twee op drie afgestudeerde leraars afkomstig uit het arrondissement, nadien daalde dit aandeel opnieuw tot de helft. Het aandeel studenten afkomstig uit de stad Antwerpen stijgt opnieuw na de scherpe daling in 2007-2009. Tot slot vertoont het aandeel studenten afkomstig uit de overige arrondissementen sinds 2008-2008 opnieuw een stijgende trend. In 2007-2008 was amper 8 % van de afgestudeerde leraars afkomstig uit de overige arrondissementen, in 2009-2010 is dit aandeel verdubbeld. Grafiek 3.16 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Afgestudeerden in de lerarenopleiding kleuteronderwijs naar domicilie arrondissement Antwerpen -niet stad stad Antwerpen overige arrondissementen
2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 43 ]
Grafiek 3.17
Afgestudeerden in de lerarenopleiding lager onderwijs naar domicilie
70% 60% arrondissement Antwerpen -niet stad
50% 40%
stad Antwerpen
30%
overige arrondissementen
20% 10% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.3.4 Nationaliteit Ook voor de afgestudeerden geldt dat het aandeel studenten met een niet-Belgische nationaliteit zeer beperkt is, en dit zowel voor kleuter- als lager onderwijs. Tabel 3.8 Nationaliteit België
Afgestudeerden in de lerarenopleiding kleuteronderwijs Aantal 105
Nederland
1
Spanje
1
Totaal
107
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Tabel 3.9 Nationaliteit België Nederland Totaal
Afgestudeerden in de lerarenopleiding lager onderwijs Aantal 123 1 124
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.4.3.5 Vooropleiding in het secundair onderwijs Ook voor de afgestudeerden kunnen we nagaan welke onderwijsvorm ze hebben genoten in het secundair onderwijs. Enkel voor het academiejaar 2006-2007 zijn deze cijfers niet beschikbaar en dienden we een schatting te maken op basis van de verdeling naar onderwijsvorm bij de studenten die in 2004 met respectievelijk de lerarenopleiding kleuteronderwijs en de lerarenopleiding lager onderwijs gestart zijn. Wanneer we de verdeling naar onderwijsvorm in het secundair onderwijs bij de generatiestudenten vergelijken met de verdeling naar onderwijsvorm bij de afgestudeerden, dan valt onmiddellijk op dat zowel bij de lerarenopleiding kleuteronderwijs als bij de lerarenopleiding lager onderwijs het aandeel ASO-studenten bij de afgestudeerden gevoelig hoger ligt dan bij de generatiestudenten. Dit wijst er op dat studenten met een ASO-diploma op zak een hogere slaagkans hebben dan niet ASO-studenten.
[ 44 ]
Grafiek 3.18 100% 90% 80%
Vooropleiding secundair onderwijs bij de afgestudeerden in de lerarenopleiding kleuteronderwijs
4,3% 8,9%
1,0% 6,5%
10,8%
9,5%
1,6% 8,1%
4,9%
5,6% 3,4%
19,0%
15,9%
18,9%
3,7% 3,5% 15,9%
70%
Onbekend
60%
KSO
50%
52,7%
54,3%
52,4%
50,5%
51,1%
57,9%
40%
BSO TSO ASO
30% 20% 10%
29,0%
28,6%
2004-2005
2005-2006
12,9%
21,5%
15,6%
19,6%
2008-2009
2009-2010
0% 2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Grafiek 3.19 100% 90%
4%
Vooropleiding secundair onderwijs bij de afgestudeerden in de lerarenopleiding lager onderwijs
3%
2% 1%
1% 1%
1% 3%
1%
3%
3%
1%
4%
3%
2% 1%
3%
1%
80% 70%
32%
29%
34%
27%
36%
36%
Onbekend
60%
KSO
50%
BSO
40%
TSO ASO
30% 20% 10%
60%
66%
2004-2005
2005-2006
62%
67%
56%
58%
2008-2009
2009-2010
0% 2006-2007 2007-2008 academiejaar
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
1.5 |
Studieloopbaan
1.5.1 | Studieloopbaan van studenten in 2009-2010 Voor de studenten in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuter- en lager onderwijs is ook informatie beschikbaar over de studievoortgang, dit is de verhouding van het aantal verworven studiepunten ten opzichte van het aantal studiepunten waarvoor ingeschreven werd. De studenten worden opgedeeld in vier categorieën naargelang het aandeel verworven studiepunten: minder dan 25% studiepunten verworven, tussen 25% en 49%, tussen 50 en
[ 45 ]
74% studiepunten verworven en minstens 75% verworven studiepunten. Naast de resultaten voor alle studenten, wordt een onderscheid gemaakt tussen de generatiestudenten en alle andere studenten hoger onderwijs (nietgeneratiestudenten). Uit de resultaten blijkt dat vier op vijf studenten in het kleuteronderwijs minstens driekwart van de ingeschreven studiepunten wisten te verwerven. Er zijn echter grote verschillen tussen de generatiestudenten en de andere studenten: van de generatiestudenten weet 67% minstens driekwart van de ingeschreven studiepunten ook te verwerven, bij de andere studenten loopt dit aandeel op tot 85%. Studenten die al enige studie-ervaring in het hoger onderwijs hebben opgebouwd blijken dus duidelijk succesvoller dan generatiestudenten die voor het eerst aan het hoger onderwijs deelnemen. De studenten in de geïntegreerde lerarenopleiding lager onderwijs scoren iets minder goed: 63% van de generatiestudenten slaagt erin minstens 75% van de studiepunten te verwerven, bij de nietgeneratiestudenten loopt dit op tot 78%. Grafiek 3.20
Aandeel studiepunten behaald – lerarenopleiding kleuteronderwijs
100% 90%
niet-generatiestudenten
80%
generatiestudenten
70%
alle studenten
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Minder dan 25%
25% - 49%
50% - 74%
Minstens 75%
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Grafiek 3.21
Aandeel studiepunten behaald – lerarenopleiding lager onderwijs
100% 90%
niet-generatiestudenten
80%
generatiestudenten
70%
alle studenten
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Minder dan 25%
25% - 49%
50% - 74%
Minstens 75%
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
De verschillen in studieloopbaan tussen de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs en de studenten in de lerarenopleiding lager onderwijs blijken ook uit het gemiddeld aandeel studiepunten dat door de studenten werd behaald. In grafiek 3.22. wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen studenten kleuteronderwijs, studenten lager onderwijs en alle studenten hoger onderwijs. Voor deze drie groepen van studenten wordt het gemiddeld aandeel behaalde studiepunten vergeleken tussen generatiestudenten, niet-generatiestudenten en de totale groep van studenten (hoger onderwijs). Voor de studenten kleuteronderwijs bedraagt dit gemiddeld 83%, voor de studenten lager onderwijs gemiddeld 81%. Bij de niet-generatiestudenten is het verschil in studieresultaat tussen studenten kleuter- en lager onderwijs groter dan bij de generatiestudenten.
[ 46 ]
Grafiek 3.22
Gemiddeld aandeel aan studiepunten behaald naar opleiding
100% 90%
Alle studenten
80%
Lager onderwijs
70%
Kleuteronderwijs
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
alle studenten
generatiestudenten
niet-generatiestudenten
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Grafiek 3.23
Aandeel geslaagden naar opleiding
100% 90%
Alle studenten
80%
Lager onderwijs
70%
Kleuteronderwijs
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
alle studenten
generatiestudenten
niet-generatiestudenten
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Tot slot worden nog de slaagpercentages vergeleken tussen de studenten in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuter– en lager onderwijs en de ganse groep van studenten hoger onderwijs. Deze vergelijking leert dat het slaagpercentage bij de studenten kleuteronderwijs beduidend hoger ligt dan bij de studenten lager onderwijs: 67% van de studenten in het kleuteronderwijs slaagden volledig tegenover 63% bij de studenten lager onderwijs. Deze verschillen komen opnieuw tot uiting bij de niet-generatiestudenten waar de slaagkans bij de studenten kleuteronderwijs 8 procentpunten hoger ligt (75% versus 67%).In vergelijking met de ganse groep van studenten hoger onderwijs liggen de slaagpercentages in de lerarenopleidingen, vooral bij generatiestudenten, een stuk hoger.
1.5.2 | Studieloopbaan van generatiestudenten na drie jaar Naar analogie met het arbeidsmarktrapport over basis- en secundair onderwijs dat werd opgemaakt door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt in deze paragraaf berekend hoeveel studenten na drie jaar hun diploma van leraar in kleuter- of lager onderwijs behalen. Hiervoor werd het aantal generatiestudenten in de academiejaren 2004-2005 tot en met 2007-2008 vergeleken met het aantal gediplomeerden in respectievelijk de academiejaren 2006-2007 tot en met 2009-2010. Concreet werd bekeken hoeveel generatiestudenten die in 2004-2005 de opleiding
[ 47 ]
kleuter – of lager onderwijs aanvatten, in 2006-2007 hun diploma haalden. Voor Vlaanderen in het algemeen werd berekend dat van 1.246 generatiestudenten die in 2006 aan de opleiding kleuteronderwijs begonnen, er 846 studenten zijn die drie jaar later het diploma behaalden. Het slaagpercentage voor Vlaanderen in de lerarenopleiding kleuteronderwijs bedraagt dus 68%. Voor de lerarenopleiding lager onderwijs bedraagt het slaagpercentage 72%. Uit de resultaten blijkt dat het slaagpercentage van de Antwerpse studenten lager ligt dan het Vlaamse gemiddelde. Zo behaalden 56% van de generatiestudenten die in 2006 aan de opleiding kleuteronderwijs begonnen, drie jaar later hun diploma. Wel valt op dat het aandeel generatiestudenten in de opleiding kleuteronderwijs die na drie jaar het diploma behalen, in stijgende lijn gaat. In de lerarenopleiding lager onderwijs ligt het slaagpercentage bij de studenten die in 2006 aan de opleiding begonnen niet alleen hoger, maar is het ook gelijk met het Vlaams gemiddelde (72%). Ook bij de generatiestudenten in de lerarenopleiding lager onderwijs noteren we een stijging van het aandeel gediplomeerden sinds 2004-2005. Voor de generatiestudenten die in 2007-2008 met de opleiding van start gingen, ligt het slaagpercentage opnieuw iets lager dan het voorgaande jaar, waardoor het slaagpercentage in de lerarenopleiding lager onderwijs op hetzelfde niveau komt te liggen met dat van de lerarenopleiding kleuteronderwijs. Grafiek 3.24
Aandeel generatiestudenten die na drie jaar het diploma kleuter –of lager onderwijs behalen
80% 70% 60% 50%
Lager onderwijs
40% Kleuteronderwijs
30% 20% 10% 0%
2004-2005
2005-2006 2006-2007 academiejaar
2007-2008
Bron: Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
Wanneer bovenstaande informatie gecombineerd wordt met de gegevens in de vorige paragraaf, merken we dat in 2009-2010 de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs betere studieresultaten kunnen voorleggen dan de studenten in de lerarenopleiding lager onderwijs, terwijl in deze paragraaf blijkt dat het aandeel studenten kleuteronderwijs die na drie jaar ook effectief het diploma halen, net lager ligt dan bij de studenten lager onderwijs. Mogelijks houden deze op het eerste zicht tegenstrijdige resultaten verband met de stijging van het aandeel ASOstudenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs in 2009-2010. Uit paragraaf 1.4.3.5 bleek immers al dat ASOstudenten een hogere slaagkans hebben dan niet-ASO-studenten.
[ 48 ]
1.6 |
Besluit
Het grootste deel van de leerkrachten die in Antwerpen aan de slag zijn, heeft ook in Antwerpen gestudeerd. Bijgevolg vormen de studenten in de lerarenopleidingen in Antwerpen een belangrijke potentiële bron van arbeidskrachten voor het Antwerpse basisonderwijs. In deze paragraaf staan we uitgebreid stil bij het profiel van de studenten in de lerarenopleidingen die in de stad Antwerpen worden aangeboden. De lerarenopleiding kan gevolgd worden aan de Karel De Grote Hogeschool (KDG) en de Artesis Hogeschool in Antwerpen. Het huidige opleidingsaanbod blijkt vooral afgestemd op de gewone voltijdse studenten die overdag les volgen. De overgrote meerderheid van de studenten is ingeschreven met een diplomacontract. Bovendien werden bij geen van beide hogescholen voor het academiejaar 2009-2010 werkstudenten geregistreerd. Dit maakt dat het huidige opleidingsaanbod in de stad Antwerpen niet echt gericht is op potentiële zij-instromers : dit zijn leraars die na een andere beroepservaring in het onderwijs willen stappen. Wel biedt KDG een verkorte opleiding lager onderwijs aan die na een aarzelende start in 2010-2011 (geen inschrijvingen) voor het academiejaar 2011-2012 helemaal volzet is. Dat het opleidingsaanbod in Antwerpen niet echt is afgestemd op potentiële zij-instromers, blijkt ook uit de cijfers van de studenten in de lerarenopleidingen die wel in Antwerpen wonen maar niet in Antwerpen studeren. Deze studenten, die 8 tot 10 % van het totaal aantal studenten uitmaken in respectievelijk kleuter- en lager onderwijs, hebben een ouder leeftijdsprofiel. Het gaat dus wellicht vaker om studenten die hun studie met werk moeten combineren. Bovendien kiezen deze studenten opvallend vaak voor onderwijsinstellingen die afstandsonderwijs of avond -en weekendopleidingen aanbieden. Het totaal aantal studenten gaat na een dalende trend sinds academiejaar 2008-2009 opnieuw in stijgende lijn. Er is niet alleen een stijging van het totaal aantal studenten, maar ook van het aantal generatiestudenten. Bij het lager onderwijs vertaalt de stijging van het aantal studenten zich vooralsnog niet in een stijgend aantal afgestudeerden. De studenten die in Antwerpen komen studeren, worden tevens vooral lokaal gerekruteerd. Een groot deel is afkomstig van Antwerpen zelf of de omliggende gemeenten. Deze studenten kunnen dus in principe gemotiveerd worden om in het Antwerpse basisonderwijs aan de slag te gaan. Vooral in kleuteronderwijs ligt het aandeel mannen bijzonder laag en gaat dit bovendien in dalende lijn tot amper 2 % van de studenten in 2009-2010. In de lerarenopleiding ligt het aandeel mannen een stuk hoger (13%), maar blijven mannen evengoed zwaar ondervertegenwoordigd. Bovendien stellen we ook in de lerarenopleiding lager onderwijs een daling vast van het aandeel mannen. Een analyse van het leeftijdsprofiel legt nog een bijkomend verschil tussen de studenten in kleuter- en lager onderwijs bloot. Terwijl het lager onderwijs een hoger aandeel 18-jarigen telt, zijn er in het kleuteronderwijs meer 20-jarige studenten. Dit wijst er wellicht op dat heel wat studenten niet rechtstreeks na het secundair onderwijs doorstromen naar de lerarenopleiding kleuteronderwijs of al eerder schoolse vertraging opliepen. Bovendien blijkt dat de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs een ander profiel hebben wat hun vooropleiding in het secundair onderwijs betreft. Zo ligt het aandeel studenten met een ASO-diploma bij het kleuteronderwijs opvallend lager dan in de lerarenopleiding lager onderwijs. In vergelijking met voorgaande academiejaren is het aandeel studenten met een ASO-diploma in de lerarenopleiding kleuteronderwijs licht gestegen, terwijl in de lerarenopleiding lager onderwijs er sprake is van een dalende trend. Daarnaast ligt ook het aandeel studenten met een BSO-diploma beduidend hoger bij de studenten in de lerarenopleiding kleuteronderwijs. Wanneer we de vooropleiding van de afgestudeerden vergelijken met deze van de generatiestudenten, dan valt onmiddellijk op dat zowel bij de lerarenopleiding kleuteronderwijs als bij de lerarenopleiding lager onderwijs het aandeel ASOstudenten bij de afgestudeerden gevoeliger hoger ligt dan bij de generatiestudenten. Dit wijst er op dat studenten met een ASO- diploma op zak een hogere slaagkans hebben dan niet ASO-studenten.
[ 49 ]
Verder blijkt ook dat generatiestudenten in vergelijking met de gehele groep van studenten een lager slaagcijfer hebben. Bij de generatiestudenten slaagt ongeveer de helft van de studenten er in om alle studiepunten te verwerven. Bij de niet-generatiestudenten gaat het om respectievelijk 75% in de lerarenopleiding kleuteronderwijs en 67% in de lerarenopleiding lager onderwijs. De hogere slaagpercentages voor de studenten in het kleuteronderwijs zijn overigens opvallend, aangezien precies deze groep van studenten een hoger aandeel BSO-studenten telt. Tot slot werd berekend hoeveel studenten na drie jaar ook effectief het diploma van (kleuter)onderwijzer behalen. Hiertoe werd nagegaan hoeveel generatiestudenten van een bepaald academiejaar drie jaar later hun diploma behaald hebben. Uit de resultaten blijkt dat het slaagpercentage van de Antwerpse studenten lager ligt dan het Vlaams gemiddelde, maar zeker voor het kleuteronderwijs in stijgende lijn gaat. Voor het lager onderwijs ligt het slaagpercentage van de generatiestudenten die in 2007-2008 van start gingen, opnieuw iets lager dan het voorgaande jaar. Opvallend zijn de lagere slaagcijfers voor de studenten kleuteronderwijs. Pas voor de generatiestudenten van 2007-2008, komt het slaagpercentage van de aspirant kleuteronderwijzers op hetzelfde niveau als dat van de studenten lager onderwijs. Uit dit hoofdstuk bleek immers dat de studenten kleuteronderwijs betere studieresultaten kunnen voorleggen dan de studenten lager onderwijs. Mogelijk kunnen deze op het eerste zicht tegenstrijdige resultaten ook verband houden met de stijging van het aandeel ASO-studenten in lerarenopleiding kleuteronderwijs. We kunnen dus voorzichtig besluiten dat niet alleen het aantal studenten dat instroomt in de lerarenopleidingen, maar ook de vooropleiding van deze studenten van belang is voor het aantal studenten dat uiteindelijk het diploma van leraar zal behalen.
[ 50 ]
2 |
Potentieel aanbod
2.1 |
Evolutie van de inschrijvingen
Grafiek 3.25 geeft de evolutie van het aantal studenten weer in de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs vanaf het academiejaar 2004-2005. Het gaat zowel om studenten die in de stad Antwerpen studeren als om studenten die in Antwerpen wonen, maar buiten de stad studeren. Uit de grafiek blijkt dat het aantal studenten tussen 2004 -2005 en 2007-2008 een dalend verloop kent. Vanaf 2008-2009 gaat het aantal studenten in de lerarenopleidingen opnieuw in stijgende lijn. Tijdens het academiejaar 2009-2010 waren er in totaal 583 studenten ingeschreven in de geïntegreerde lerarenopleiding kleuteronderwijs en 771 studenten in de opleiding lager onderwijs. Grafiek 3.25
Aantal studenten in de geïntegreerde lerarenopleidingen kleuter - en lager onderwijs
900 800 700
Lager onderwijs
600
Kleuteronderwijs
500 400 300 200 100 0
2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
De evolutie van het totaal aantal studenten wordt ook weerspiegeld in een stijgende instroom van het aantal generatiestudenten vanaf 2008-2009. Voor het kleuteronderwijs geldt dat de stijging van het aantal studenten vanaf 2008-2009 ook zichtbaar wordt in een stijgend aantal diploma’s. Voor de lerarenopleiding lager onderwijs ligt dit anders: na een stijging in 2008-2009, daalt het aantal uitgereikte diploma’s in 2009-2010 opnieuw van 155 tot 132. Daartegenover staat wel een sterke stijging van de instroom aan generatiestudenten in 2009-2010. Grafiek 3.26
Aantal generatiestudenten en aantal afgestudeerden in kleuteronderwijs
250
aantal studenten
200 Generatie-studenten 150
Diploma’s
100 50 0 2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
[ 51 ]
Grafiek 3.27
Aantal generatiestudenten en aantal afgestudeerden in lager onderwijs
300
aantal studenten
250 Diploma’s
200
Generatiestudenten
150 100 50 0 2004-2005
2005-2006
2006-2007 2007-2008 academiejaar
2008-2009
2009-2010
Bron: Databank Tertiair Onderwijs/Databank Hoger Onderwijs, Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs en Vorming
2.2 |
Doorstroming van lerarenopleiding naar onderwijssector in Antwerpen
2.2.1 | Alle afgestudeerden In een context van een tekort aan leerkrachten in het Antwerpse basisonderwijs, is het niet alleen belangrijk om een voldoende hoog aantal studenten in de lerarenopleidingen te hebben. Er moeten ook voldoende afgestudeerden doorstromen naar het Antwerpse basisonderwijs. Om de doorstroom van studenten naar het Antwerpse basisonderwijs te bestuderen, bekijken we voor de laatste vijf schooljaren welk aandeel van het totaal aantal afgestudeerden in Vlaanderen in de loop van 2006 tot en met 2011 een aanstelling heeft in het Antwerpse basisonderwijs. De onderstaande grafiek leert ons dat de instroom van afgestudeerden uit de lerarenopleidingen die doorstromen naar het Antwerpse basisonderwijs, na een stijging in de periode 2006-2008, vanaf schooljaar 2008-2009 een dalend verloop kent. Ongeveer 11% van de studenten die in 2009-2010 het diploma van leraar behaalden, stroomt door naar het Antwerpse basisonderwijs. Grafiek 3.28
Doorstroom van afgestudeerden in de lerarenopleiding naar het Antwerpse basisonderwijs
16% 14%
12%
13%
14%
13% 11%
12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
2005 - 2006
2006 - 2007
2007 - 2008
2008 - 2009
2009 - 2010
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
De onderstaande grafiek toont per academiejaar van afstuderen het aandeel afgestudeerde leerkrachten die in de periode 2006-2011 aangesteld werden in het Antwerpse basisonderwijs maar die tijdens het schooljaar 2010-2011 niet langer werkzaam zijn in het Antwerpse basisonderwijs (het uitstroompercentage). Uit de cijfers blijkt duidelijk dat niet alle jonge leerkrachten die in het Antwerpse basisonderwijs aan de slag gaan, ook effectief blijven. De onderstaande grafiek toont aan dat vooral de eerste jaren na het afstuderen de kans om het Antwerpse basisonderwijs
[ 52 ]
weer te verlaten, sterk toeneemt. Van de leerkrachten die in 2008-2009 afstudeerden en in Antwerpen kwamen lesgeven, heeft 17% tijdens het schooljaar 2010-2011 niet langer een aanstelling in het Antwerpse basisonderwijs. Bij de afgestudeerden van 2007-2008 loopt dit percentage zelfs op tot 33%. Bij de leerkrachten die in 2005-2006 afstudeerden, bedraagt de uitstroom nog 27%. Het is dus niet zo dat de uitstroom van leerkrachten jaar na jaar toeneemt. De cijfers wijzen er eerder op dat de uitstroom in het begin hoog is, maar zich nadien stabiliseert. We beschikken helaas niet over voldoende gedetailleerde cijfers om deze hypothese hard te maken. Grafiek 3.29
U itstroompercentage van leerkrachten die in het Antwerpse basisonderwijs een aanstelling hebben in de loop van 2006-2011 volgens jaar van afstuderen 32,8%
31,0%
Uitstroompercentage
30%
27,3%
25% 20%
16,7%
15% 10% 5% 0%
afgestudeerden 2008-2009
afgestudeerden 2007-2008
afgestudeerden 2006-2007
afgestudeerden 2005-2006
Jaar van afstuderen Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
2.2.2 | Afgestudeerden uit Antwerpen We beschikken ook over cijfers van het aantal afgestudeerden naar onderwijsinstelling die doorstromen naar het Antwerpse basisonderwijs. Het gaat om het totaal aantal afgestudeerden in de periode 2005-2010. De doorstroom van afgestudeerde leerkrachten naar het Antwerpse basisonderwijs is logischerwijs het grootst bij de Antwerpse onderwijsinstellingen: respectievelijk 63% en 60% van de studenten die aan de Artesis Hogeschool of aan de Karel De Grote Hogeschool hun diploma behaalden, hebben in de loop van 2006 tot en met 2011 een aanstelling in het Antwerpse basisonderwijs. Voor de andere onderwijsinstellingen ligt deze doorstroom een stuk lager. Niettemin stroomt toch ook één op vijf afgestudeerden van de Katholieke Hogeschool Kempen en nog eens 19% van de Katholieke Hogeschool Mechelen door naar het Antwerpse basisonderwijs.
[ 53 ]
Tabel 3.10
Doorstroom leerkrachten basisonderwijs naar Antwerpen 2006-2011
Instelling afstuderen Artesis Hogeschool Antwerpen
Aantal tewerkgesteld in Antw 20062011
Aantal tewerkgesteld Antw 2010-2011
Instroom (%) 2006-2011
Totaal afgestudeerden
357
301
62,70%
569
Karel de Grote Hogeschool KH Antwerpen
502
396
59,60%
842
Katholieke Hogeschool Kempen
182
116
20,40%
894
Katholieke Hogeschool Mechelen
124
96
18,50%
669
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vl.
48
40
3,50%
1371
Katholieke Hogeschool Leuven
41
23
3,50%
1156
Katholieke Hogeschool Limburg
39
23
3,50%
1117
Arteveldehogeschool
18
12
1,60%
1092
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
27
18
3,00%
907
Hogeschool Gent
15
12
3,10%
484
Groep T Internationale Hogeschool Leuven
17
9
5,20%
327
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
5
5
0,80%
665
XIOS Hogeschool Limburg
6
5
2,30%
264
Erasmushogeschool Brussel
3
2
1,50%
197
Lessius Mechelen
4
4
33,30%
12
HUB-EHSAL
0
0
0,00%
424
Hogeschool West-Vlaanderen
3
1
1,50%
197
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
Van alle afgestudeerden die in de loop van 2005 tot en met 2010 hun diploma behaalden aan een Antwerpse onderwijsinstelling (Artesis en KDG), stroomt in totaal 61% door naar het Antwerpse basisonderwijs. Tijdens het schooljaar 2010-2011 was nog 49% van deze afgestudeerden in het Antwerpse basisonderwijs aan het werk. In grafiek 3.30 wordt de doorstroom van de afgestudeerde leerkrachten naar het Antwerpse basisonderwijs weergegeven. De grafiek geeft voor de laatste vijf schooljaren weer hoeveel % van de leerkrachten afgestudeerd aan een Antwerpse onderwijsinstelling op 1 februari 2011 tewerkgesteld is in het Antwerpse basisonderwijs4. Het aandeel schommelt voor de voorbije jaren rond de 50%. Het lager aandeel voor schooljaar 2005-2006 kan mogelijk verklaard worden door de algemene tendens dat heel wat leerkrachten na 5 jaar het onderwijs verlaten. Het lagere aandeel pas afgestudeerden in het Antwerpse basisonderwijs is dan mogelijk weer toe te schrijven aan het feit dat veel leerkrachten moeilijkheden ondervinden om in het onderwijs ‘gestart’ te geraken.
4 In tegenstelling tot bovenstaande cijfers die weergeven hoeveel leerkrachten een aanstelling hebben tijdens een bepaald schooljaar, geven de cijfers in grafiek 3.30 de tewerkstelling op één bepaald moment mee (1-2-2011).
[ 54 ]
Grafiek 3.30
A andeel afgestudeerde leerkrachten in Antwerpen (Artesis en KDG) die op 1-2-2011 in Antwerpen lesgeven in het basisonderwijs
70,0%
57,7%%
60,0%
56,2 50,7%
46,8%
50,0%
46,8%
40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
2005 - 2006
2006 - 2007
2007 - 2008
2008 - 2009
2009 - 2010
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
2.3 |
Uitstroom van jonge leerkrachten in Antwerpen
De onderstaande tabel geeft weer hoeveel leerkrachten van de groep interimarissen die starten in januari 2006, nog steeds een aanstelling hadden in een school van het gewoon of buitengewoon basisonderwijs in Antwerpen. Het verschil tussen beide groepen zijn diegenen die vertrokken zijn. Zo kunnen we uit onderstaande tabel aflezen dat in het gewoon kleuteronderwijs 35% van de interimleerkrachten die in 2006 van start gingen, in 2010 geen aanstelling meer hebben in het Antwerpse basisonderwijs. Voor het gewoon lager onderwijs bedraagt het uitstroompercentage 38%. In het buitengewoon onderwijs ligt de uitstroom een stuk hoger, maar door de kleinere aantallen moeten we deze cijfers met de nodige voorzichtigheid interpreteren. Voor het kleuteronderwijs buitengewoon onderwijs bedraagt de uitstroom 36%, voor het lager onderwijs bedraagt de uitstroom 44% indien ook het buitengewoon onderwijs wordt meegerekend. Voor kleuter- en lager onderwijs samen bedraagt de uitstroom 41%. In absolute aantallen hebben 168 interimarissen in de periode 2006-2010 het Antwerpse basisonderwijs verlaten. We merken hier op dat dubbeltellingen mogelijk zijn wanneer leerkrachten werkzaam zijn in verschillende netten of zowel in het kleuter- als lager onderwijs tewerkgesteld zijn. Tabel 3.11
A antal interimleerkrachten die starten in januari 2006 en aantal overblijvers in oktober 2010 Starters jan/06
Overblijvers okt/10
% verlaters
139
91
35%
6
2
67%
Totaal kleuter
145
93
36%
Gewoon lager onderwijs
221
136
38%
Buitengewoon lager onderwijs
43
12
72%
Totaal lager
264
148
44%
Totaal kleuter + lager
409
241
41%
Gewoon kleuteronderwijs Buitengewoon kleuteronderwijs
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs, Stafdiensten.
[ 55 ]
2.4 |
Prognose van het aanbod
Om het totaal aanbod aan nieuwe leerkrachten te berekenen gaan we uit van het totaal aantal afgestudeerden dat in de periode 2011-2013 op de arbeidsmarkt zal komen. Dit cijfer wordt een eerste maal gecorrigeerd met het aandeel afgestudeerde leerkrachten dat effectief in het Antwerpse onderwijs terecht komt. Vervolgens wordt nog een tweede correctie uitgevoerd, omdat uit de beschikbare data blijkt dat een aantal afgestudeerde leerkrachten na vijf jaar het Antwerpse basisonderwijs opnieuw verlaat. In de prognose houden we geen rekening met zij-instromers en herindiensttreders. Uit het jaarlijks rapport van het hoger onderwijs dat wordt opgemaakt door de Afdeling Hoger onderwijs van het Departement Onderwijs en Vorming kunnen we het aantal generatiestudenten voor kleuter- en lager onderwijs voor de academiejaren 2009-2010 en 2010-2011 afleiden. Tabel 3.12
Aantal generatiestudenten in kleuter en lager onderwijs generatiestudenten kleuteronderwijs
generatiestudenten lager onderwijs
Totaal kleuter + lager
2009-2010
1.430
1.978
3.408
2010-2011
1.537
1.992
3.529
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
In het jaarlijks arbeidsmarktrapport van het Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt bij de prognose van het aanbod aan toekomstige leerkrachten uitgegaan van een slaagpercentage in lerarenopleiding kleuteronderwijs van 68%. Dit percentage is gebaseerd op het aantal generatiestudenten dat in 2006-2007 de opleiding start en in drie jaar het diploma van kleuteronderwijzer behaalt. Indien we dit percentage toepassen op de generatiestudenten kleuteronderwijs die in respectievelijk 2009-2010 en 2010-2011 de opleiding startten, dan kunnen we berekenen hoeveel generatiestudenten er na drie jaar het diploma van kleuteronderwijzer zullen behalen. In totaal kunnen we in de periode 2011-2013 meer dan 2.000 bijkomende afgestudeerde kleuteronderwijzers verwachten.
[ 56 ]
Voor de lerarenopleiding lager onderwijs wordt uitgegaan van een slaagpercentage van 72%. Dit is het slaagpercentage van de generatiestudenten die in 2006-2007 de opleiding onderwijzer gestart zijn. Indien we dit percentage toepassen op de generatiestudenten van de academiejaren 2009-2010 en 2010-2011, dan kunnen we berekenen dat er in de periode 2011-2013 2.858 nieuwe onderwijzers bijkomen (zie tabel 3.13). Tabel 3.13
A antal afgestudeerde kleuteronderwijzers en onderwijzers die op de arbeidsmarkt komen in 2011-2013 kleuteronderwijs
lager onderwijs
Totaal
Generatiestudenten 2009-2010
972
1.424
2.397
Generatiestudenten 2010-2011
1.043
1.434
2.477
Totaal 2011-2013
2.016
2.858
4.874
Uiteraard gaan niet al deze nieuwe leraars in Antwerpen aan de slag. Op basis van de gegevens over de doorstroom van leerkrachten (zie paragraaf 2.2.1.), weten we welk aandeel van de afgestudeerde leerkrachten in Antwerpen komt lesgeven. Van de afgestudeerde leerkrachten die in 2008-2009 hun diploma behaalden, stroomt 13% door naar het Antwerpse basisonderwijs. Indien we dit percentage toepassen op het verwacht aantal afgestudeerden, kunnen we berekenen dat er in de periode 2011-2013 262 kleuteronderwijzers en 372 onderwijzers lager onderwijs bijkomen in het Antwerpse basisonderwijs (zie tabel 3.14). Tabel 3.14
Verwachte instroom in Antwerps basisonderwijs in de periode 2011-2013 Kleuteronderwijs
Lager onderwijs
Totaal
Generatiestudenten 2009-2010
126
185
312
Generatiestudenten 2010-2011
136
187
322
Totaal 2011-2013
262
372
634
Bovenstaande cijfers houden geen rekening met de vroegtijdige uitval van jonge leerkrachten in Antwerpen. Uit de beschikbare cijfers blijkt immers dat heel wat leerkrachten na vijf jaar het Antwerpse basisonderwijs verlaten. In het Arbeidsmarktrapport van het Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt deze uitval berekend door het aantal interimarissen dat in januari 2006 van start ging, te vergelijken met het aantal interimarissen dat in oktober 2010 nog steeds in het onderwijs aan de slag is. Voor Antwerpen bedraagt het uitstroompercentage 36% voor het kleuteronderwijs en 44% voor het lager onderwijs. Indien er geen verandering optreedt in de hoge uitstroom van jonge leerkrachten in Antwerpen, dan moeten we rekening houden met een vermindering van het aantal bijkomende leerkrachten voor kleuter- en lager onderwijs. Van de 262 kleuteronderwijzers die er in de periode 2011-2013 bijkomen, blijven er dan na vijf jaar 168 leerkrachten over. Voor het lager onderwijs blijven er van de 372 bijkomende leerkrachten na vijf jaar 209 over (zie tabel 3.15). Tabel 3.15
Verwachte instroom in Antwerps basisonderwijs in de periode 2011-2013 – correctie voor uitval na vijf jaar (interimarissen) Kleuteronderwijs
Lager onderwijs
Totaal
Generatiestudenten 2009-2010
81
104
184
Generatiestudenten 2010-2011
87
105
192
Totaal 2011-2013
168
209
377
De uitstroom van leerkrachten in het Antwerpse basisonderwijs werd ook berekend door na te gaan hoeveel van de afgestudeerde leerkrachten die in de periode 2006-2011 een aanstelling hadden in het Antwerpse basisonderwijs,
[ 57 ]
tijdens het schooljaar 2010-2011 nog steeds een aanstelling hebben in het Antwerpse basisonderwijs. Zo weten we dat van de leerkrachten die in 2005-2006 het diploma van leraar behaalden en in het Antwerpse basisonderwijs aan de slag gingen (zie paragraaf 2.2.1.), 27% geen aanstelling meer had in het Antwerpse basisonderwijs tijdens het schooljaar 2010-2011. Indien we uitgaan van dit uitstroompercentage, berekenen we dat het aantal bijkomende leerkrachten na vijf jaar vermindert van 262 tot 191 voor het kleuteronderwijs en van 372 naar 272 voor het lager onderwijs (zie tabel 3.16). Tabel 3.16
V erwachte instroom in Antwerps basisonderwijs in de periode 2011-2013 – correctie voor uitval na vijf jaar (doorstroomgegevens) Kleuteronderwijs
Lager onderwijs
Totaal
Generatiestudenten 2009-2010
92
135
227
Generatiestudenten 2010-2011
99
137
236
Totaal 2011-2013
191
272
463
2.5 |
Verwacht tekort aan leerkrachten op basis van prognoses
Op basis van de prognose van het aantal bijkomende leerkrachten (uitgedrukt in FTE) berekend op basis van het verwachte aantal leerlingen (Deel 2) en de prognose van het aantal bijkomende leerkrachten vanuit de lerarenopleiding (zie vorige paragraaf), kunnen we een prognose maken van het lerarentekort dat we mogen verwachten tegen 2020. Hiertoe maken we een extrapolatie van het aantal afgestudeerde leerkrachten in Vlaanderen, uitgaand vanuit de veronderstelling dat het aantal generatiestudenten constant blijft op het niveau van het aantal tijdens het academiejaar 2010-2011. Tevens veronderstellen we ook dat zowel het slaagpercentage van de studenten constant blijft (en met name 68% bedraagt voor kleuteronderwijs en 72 % voor het lager onderwijs) 5 als de doorstroom van de afgestudeerde leerkrachten naar het Antwerpse basisonderwijs. Voor de prognose wordt uitgegaan van een doorstroompercentage van 13%, dit is het aandeel afgestudeerde leraars in 2007-2008 die doorstroomden naar het Antwerpse basisonderwijs. Verder houden we in de prognose ook rekening met de uitstroom van zowel oudere als jonge leerkrachten. De uitstroom van oudere leerkrachten werd berekend in deel 2 en creëert een bijkomende vraag van 1.100 leerkrachten tegen 2020. Voor de uitstroom van jonge leerkrachten werd uitgegaan van twee methodes: enerzijds de uitstroom van de interimarissen na 5 jaar (36% voor kleuteronderwijs en 44% voor lager onderwijs) en anderzijds de uitstroom van alle jonge leerkrachten (27% van de leerkrachten die in 2005-2006 afstudeerden). De onderstaande tabel brengt al deze gegevens samen om het leerkrachtentekort te berekenen dat we mogen verwachten tegen 2020. In deel 2 werd berekend dat er op basis van de verwachte leerlingenaantallen tegen 2020 nood is aan 2.390 bijkomende leerkrachten. Tevens werd berekend dat er nog eens 1.100 bijkomende leerkrachten nodig zijn om de uitstroom van oudere leerkrachten op te vangen. Dit brengt de totale vraag op 3.490 bijkomende leerkrachten. Vanuit de lerarenopleiding mogen we – indien we de huidige studentenaantallen extrapoleren naar de volgende jaren – 3.152 nieuwe leerkrachten verwachten. Dit betekent dat zelfs indien er geen uitstroom is van jonge leerkrachten, de instroom van nieuwe leerkrachten onvoldoende is om te voldoen aan de vraag naar bijkomende leerkrachten. Wordt er wel rekening gehouden met het gegeven dat heel wat jonge leerkrachten het Antwerpse basisonderwijs opnieuw verlaten, dan mogen we tegen 2020 een tekort verwachten van 1.189 tot 1.620 leerkrachten (afhankelijk van de methode die werd gebruikt om de uitstroom van jonge leerkrachten te berekenen).
5 Dit percentage is gebaseerd op het slaagpercentage van de studenten die in 2006-2007 aan de opleiding begonnen (Vlaanderen).
[ 58 ]
Tabel 3.17
Prognose van het lerarentekort tegen 2020 Aantal leerkrachten
Totale vraag obv llnaantallen
2.390
Uitstroom oudere leerkrachten
1.100
Totale vraag gecorrigeerd voor uitstroom oudere leerkrachten
3.490
Totaal aanbod vanuit lerarenopleiding
3.152
Aanbod gecorrigeerd voor uitstroom jonge leerkrachten obv uitstroom interimarissen (a)
1.870
Aanbod gecorrigeerd voor uitstroom jonge leerkrachten obv uitstroom alle jonge leerkrachten (b)
2.301
Tekort (Vraag versus aanbod) zonder uitstroom jonge leerkrachten
-338
Tekort (Vraag versus aanbod) met uitstroom jonge leerkrachten (a)
-1.620
Tekort (Vraag versus aanbod) met uitstroom jonge leerkrachten (b)
-1.189
2.6 |
Besluit
In deze paragraaf werd het potentiële aanbod aan nieuwe leerkrachten onder de loep genomen. Het gaat in de eerste plaats om de nieuwe instroom vanuit de lerarenopleidingen. Na een daling van het aantal studenten in de lerarenopleidingen in Antwerpen vanaf 2004-2005, gaat het aantal studenten in 2008-2009 opnieuw in stijgende lijn. Deze evolutie van het totaal aantal studenten weerspiegelt zich ook in een stijgende instroom van het aantal generatiestudenten. Bij de lerarenopleiding lager onderwijs vertaalt deze stijging zich nog niet in een stijging van het aantal gediplomeerden. In een context van een tekort aan leerkrachten in het Antwerpse basisonderwijs, vormt de doorstroom van studenten naar het Antwerpse basisonderwijs een belangrijk gegeven. Voor de periode 2005-2010 kennen we het aantal afgestudeerde leerkrachten die doorstromen naar het Antwerpse basisonderwijs. De cijfers geven aan dat de instroom van afgestudeerden uit de lerarenopleidingen in het Antwerpse basisonderwijs na een stijging in de periode 20062008 vanaf academiejaar 2008-2009 een dalend verloop kent. Ongeveer 11% van de studenten die in 2009-2010 het diploma van leraar behaalden, gaan ook effectief les geven in Antwerpen. Bij de studenten die in Antwerpen de lerarenopleiding volgen, ligt de doorstroom veel hoger: respectievelijk 63% en 60% van de studenten die aan de Artesis Hogeschool of Karel De Grote Hogeschool hun diploma behaalden, hebben in de loop van 2006 tot en met 2011 een aanstelling in het Antwerpse basisonderwijs. Buiten Antwerpen is er vooral een instroom van studenten die hun diploma behaalden aan de Katholieke Hogeschool Kempen en de Katholieke Hogeschool Mechelen. Jammer genoeg blijven niet al deze leerkrachten in Antwerpen aan de slag. Vijf jaar na de start van hun loopbaan in Antwerpen, heeft een deel van deze leerkrachten het Antwerpse basisonderwijs opnieuw verlaten. De cijfers geven aan dat deze uitstroom al vrij vroeg begint: van de leerkrachten die 2008-2009 afstuderen en in Antwerpen kwamen lesgeven, heeft 17% tijdens het schooljaar 2010-2011 geen aanstelling meer in het Antwerpse basisonderwijs. Bij de afgestudeerden van 2007-2008 loopt deze uitstroom zelfs op tot 33%. Het is echter niet zo dat de uitstroom jaar na jaar toeneemt: van de leerkrachten afstudeerden in 2005-2006 bedraagt de uitstroom 27%. Naar analogie met de Vlaamse cijfers werd de uitstroom ook berekend bij interimarissen. Voor deze groep van leerkrachten werd berekend welk aandeel van de interimarissen die in januari 2006 starten in een Antwerpse basisschool, in oktober 2010 nog steeds een aanstelling hebben in Antwerpen. Voor het kleuteronderwijs bedraagt het uitstroompercentage 36%. In het lager onderwijs heeft een kleine helft van de leerkrachten (44%) het Antwerpse basisonderwijs verlaten.
[ 59 ]
Het beperkte aandeel van ‘bijkomende bronnen’ van leerkrachten zoals zij-instromers, de stille reserve, herindiensttreders en anders gekwalificeerde leerkrachten maakt dat op dit ogenblik het aanbod aan leerkrachten vooral bepaald wordt door de instroom vanuit de lerarenopleidingen. Bijgevolg houdt de prognose van het aanbod aan leerkrachten geen rekening met zij-instromers en herindiensttreders. Op basis van het aantal generatiestudenten in 2009 -2010 en 2010-2011 en slaagpercentages in kleuter– en lager onderwijs, kan berekend worden hoeveel studenten in de periode 2011-2013 zullen afstuderen als leerkracht. Uiteraard gaan niet al deze nieuwe leraars in Antwerpen aan de slag. Op basis van de gegevens over de doorstroom van leerkrachten (zie paragraaf 2.2.1), weten we welk aandeel van de afgestudeerde leerkrachten in Antwerpen komt lesgeven. Van de afgestudeerde leerkrachten die in 2008-2009 hun diploma behaalden, stroomt 13% door naar het Antwerpse basisonderwijs. Indien we dit percentage toepassen op het verwachte aantal afgestudeerden, kunnen we berekenen dat er in de periode 2011-2013 262 kleuteronderwijzers en 372 onderwijzers extra bijkomen in het Antwerpse basisonderwijs. Deze cijfers houden geen rekening met de vroegtijdige uitval van jonge leerkrachten in Antwerpen. Wanneer we ook de uitstroom van jonge leerkrachten - zoals die wordt berekend door het Departement Onderwijs en Vorming- meer in rekening brengen, daalt het aantal bijkomende leerkrachten aanzienlijk. Van de 262 kleuteronderwijzers die er in de periode 2011-2013 zouden bijkomen, blijven er na vijf jaar 168 leerkrachten over. Voor het lager onderwijs blijven er van de 372 bijkomende leerkrachten na vijf jaar 209 over. In het rapport wordt tevens nog een alternatieve manier voorgesteld om de uitstroom te berekenen, namelijk door te bekijken hoeveel van de afgestudeerde leerkrachten die in de periode 2006-2011 een aanstelling hadden in het Antwerpse basisonderwijs, tijdens het schooljaar 2010-2011 nog steeds een aanstelling hebben in het Antwerpse basisonderwijs. Voor de leerkrachten die het diploma behaalden in 2005-2006, bedraagt het uitstroompercentage 27%. Indien we uitgaan van dit uitstroompercentage, kunnen we berekenen dat het aantal bijkomende leerkrachten na vijf jaar vermindert van 262 tot 191 voor het kleuteronderwijs en van 372 tot 272 voor het lager onderwijs. In beide scenario’s blijkt echter dat de instroom van bijkomende leerkrachten deels teniet wordt gedaan door het relatief hoog uitstroompercentage van jonge leerkrachten. Tot slot kunnen we op basis van de prognose van het aantal bijkomende leerkrachten (uitgedrukt in FTE) berekend in deel 2 (op basis van het verwachte aantal leerlingen) en de prognose van het aantal bijkomende leerkrachten dat we mogen verwachten vanuit de lerarenopleiding, een prognose maken van het lerarentekort dat we mogen verwachten tegen 2020. In deel 2 werd berekend dat er op basis van de verwachte leerlingenaantallen tegen 2020 nood is aan 2.390 bijkomende leerkrachten. Tevens werd berekend dat er nog eens 1.100 bijkomende leerkrachten nodig zijn om de uitstroom van oudere leerkrachten op te vangen. Dit brengt de totale vraag op 3.490 bijkomende leerkrachten. Vanuit de lerarenopleiding mogen we – indien we de huidige studentenaantallen extrapoleren naar de volgende jaren- 3.152 nieuwe leerkrachten verwachten. Dit betekent dat zelfs indien er geen uitstroom is van jonge leerkrachten, de instroom van nieuwe leerkrachten onvoldoende is om te voldoen aan de vraag naar bijkomende leerkrachten. Wordt wel rekening gehouden met het gegeven dat heel wat jonge leerkrachten het Antwerpse basisonderwijs opnieuw verlaten, dan mogen we tegen 2020 een tekort verwachten van 1.189 tot 1.620 leerkrachten (afhankelijk van de methode die werd gebruikt om de uitstroom van jonge leerkrachten te berekenen). De uitstroom van jonge leerkrachten bepaalt dus in belangrijke mate de omvang die het probleem van het leerkrachtentekort in Antwerpen zal aannemen.
[ 60 ]
3 |
Bijkomend potentieel aanbod
3.1 |
Zij-instromers
Tabel 3.18
Aantal zij-instromers basisonderwijs naar type ambt, 2004-2010 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Kleuteronderwijzer 30-50 +
16
9
6
1
2
2
2
Kleuteronderwijzer ASV 30-50+
5
0
0
0
0
0
0
Onderwijzer 30-50+
28
9
5
12
3
9
4
Onderwijzer ASV 30-50+
28
0
0
1
1
3
1
Leermeester godsdienst 30-50+
3
6
3
10
10
5
1
Leermeester niet-confessionele zedenleer 30-50+
1
1
1
0
0
0
0
Leermeester lichamelijke opvoeding 30-50+
4
4
2
2
1
0
0
Totaal
85
29
17
26
17
19
8
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Departement Onderwijs
Zij-instromers zijn leerkrachten die na een andere werkervaring de overstap maken naar het onderwijs. Concreet worden zij-instromers gedefinieerd als leerkrachten van 30 jaar en ouder met 0 jaar anciënniteit. Van deze leerkrachten wordt verondersteld dat zij al een eerdere werkervaring hebben buiten het onderwijs. Globaal genomen merken we een opvallende daling op van het aantal zij-instromers: van 85 in 2004 tot slechts 8 in 2010. Deze daling is zeker bij de gewone kleuteronderwijzer en onderwijzer zeer duidelijk. Blijkbaar voelen minder mensen zich aangesproken om na een andere werkervaring in een job als kleuteronderwijzer of onderwijzer in de lagere school in te stappen.
3.2 |
Stille reserve
De stille reserve bestaat uit tijdelijke leerkrachten met een deeltijdse opdracht. Het kan dan gaan om tijdelijke personeelsleden die een deeltijdse opdracht uitoefenen of om tijdelijke personeelsleden die maar voor een beperkte duur zijn aangesteld. Het gaat dus niet over vastbenoemde leerkrachten. De cijfers die door het Agentschap voor onderwijsdiensten ter beschikking werden gesteld hebben betrekking op de periode september-april van het schooljaar 2010-2011 en geven weer hoeveel leerkrachten in deze periode een deeltijdse opdracht van een bepaalde omvang hebben. Uit de cijfers blijkt dat het grootste deel van deeltijdse leerkrachten een opdracht van 12 uur heeft. Het aantal personen met een opdracht van meer dan 12 uur is eerder beperkt. Daarnaast zijn er wel heel wat leerkrachten met een opdracht tussen 4 en 10 uren. Deze groep leerkrachten is wellicht bereid een voltijdse opdracht uit te oefenen, al moeten we rekening houden met een aantal belemmerende factoren zoals: • • • • •
Persoonlijke voorkeuren om deeltijds te werken (bijvoorbeeld gezin) Persoonlijke voorkeur voor een opdracht dicht bij huis, ook al gaat het om een deeltijdse opdracht Deeltijdse leerkracht blijkt niet inzetbaar voor vacature door beperkingen van het uurrooster Gebrek aan mobiliteit tussen netten en inrichtende machten Gebrek aan transparantie tussen vraag en aanbod op arbeidsmarkt
Grosso modo zijn de conclusies voor kleuter- en lager onderwijs dezelfde, wel valt op dat het aantal tijdelijke leerkrachten met een deeltijdse opdracht (de stille reserve dus) in het kleuteronderwijs opvallend lager ligt.
[ 61 ]
3.2.1 | Kinderverzorger Grafiek 3.31
Aantal deeltijds werkende kinderverzorgers naar aantal uren (0-12 uur)
20 15 10 5 0
4
5
Sep/10
6
Oct/10
7
9
8
Nov/10
Dec/10
10
Jan/11
11
Feb/11
12
Mrt/11
Apr/11
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
Grafiek 3.32
Aantal deeltijds werkende kinderverzorgers naar aantal uren (13 -23 uur)
10 8 6 4 2 0
13
14
Sep/10
15 Oct/10
17
16 Nov/10
18
Dec/10
19
20
Jan/11
21
Feb/11
22 Mrt/11
23 Apr/11
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
3.2.2 | Kleuteronderwijs Grafiek 3.33
Aantal deeltijds werkende leerkrachten kleuteronderwijs naar aantal uren (0-12 uur)
35 30 25 20 15 10 5 0
4 Sep/10
5 Oct/10
6
7 Nov/10
9
8 Dec/10
Jan/11
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
10 Feb/11
11 Mrt/11
12 Apr/11
[ 62 ]
Grafiek 3.34
Aantal deeltijds werkende leerkrachten kleuteronderwijs naar aantal uren (13-23 uur)
5 4 3 2 1 0
13 Sep/10
14
15
17 Dec/10
16 Nov/10
Oct/10
18
19 Jan/11
20 Feb/11
21
22 Mrt/11
23 Apr/11
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
3.2.3 | Lager onderwijs Grafiek 3.35
Aantal deeltijds werkende leerkrachten lager onderwijs – naar aantal uren (0-12 uur)
50 40 30 20 10 0
4 Sep/10
5 Oct/10
6
7 Nov/10
8 Dec/10
9 Jan/11
10 Feb/11
11 Mrt/11
12 Apr/11
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
Grafiek 3.36
Aantal deeltijds werkende leerkrachten lager onderwijs – naar aantal uren (13-23 uur)
6 5 4 3 2 1 0
13 Sep/10
14
15 Oct/10
16 Nov/10
17 Dec/10
18
19 Jan/11
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
20 Feb/11
21
22 Mrt/11
23 Apr/11
[ 63 ]
3.3 |
Anders gekwalificeerde leerkrachten
Anders gekwalificeerde leerkrachten zijn leerkrachten die niet beschikken over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. In het kleuteronderwijs ligt het aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten bijzonder laag en schommelt dit rond de 1%. Het aandeel uren ingevuld door een leerkracht met een voldoende bekwaamheidsbewijs schommelt voor de verschillende schooljaren tussen de 3 % en de 5%. Het aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten in het kleuteronderwijs is in 2010 verdubbeld ten opzichte van 2009, al gaat het nog altijd over minder dan 2% van de uren. Wel wijst dit er mogelijk op dat Antwerpse scholen meer moeilijkheden ervaren om de vacatures in het kleuteronderwijs in te vullen. We wijzen er nog op dat kinderverzorgers die in het kader van de instaplestijden worden ingezet, tewerkgesteld zijn in het ambt van kinderverzorgers en dus niet als anders gekwalificeerde leerkracht worden beschouwd. Grafiek 3.37
Aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten in het kleuteronderwijs, 2005-2010
1,8% 1,6%
Percentage
1,4%
Interim-uren
1,2% 1,0%
Tijdelijke vacante uren
0,8% 0,6% 0,4% 0,2% 0,0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
Grafiek 3.37a
Aandeel leerkrachten met een bekwaamheidbewijs ‘voldoende’ in het kleuteronderwijs, 2005-2010
6% 5% Tijdelijke vacante uren
Percentage
4%
Interim-uren 3% 2% 1% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
In het lager onderwijs ligt het aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten ligt iets hoger dan in het kleuteronderwijs. Niettemin blijft ook in het lager onderwijs het aandeel uren ingevuld door een anders gekwalificeerde leerkracht zeer beperkt. Wel ligt het aandeel leerkrachten met voldoende bekwaamheidsbewijs veel hoger: ongeveer 15% bij de tijdelijke vacante uren en ongeveer 11% bij de interim-uren. Na een stijging van het aandeel uren ingevuld door een anders gekwalificeerde leerkracht tussen 2005 en 2009, is er in 2010 opnieuw een daling van het aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten.
[ 64 ]
Grafiek 3.38
Aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten in het lager onderwijs, 2005- 2010
2,5% Tijdelijke vacante uren
Percentage
2%
Interim-uren
1,5% 1% 0,5% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
Grafiek 3.38a
Aandeel leerkrachten met een bekwaamheidbewijs ‘voldoende’ in het lager onderwijs, 2005-2010
20% Tijdelijke vacante uren
Percentage
15%
Interim-uren 10% 5% 0%
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
3.4 |
Herindiensttreding
Herindiensttreders zijn leerkrachten met verlof, TBS of pensioen die tijdelijk een onderwijsopdracht opnemen en dit meestal om de school waar hij/zij al heeft lesgegeven tijdelijk uit de nood te helpen. We beschikken over het aantal herindiensttredende leerkrachten in Antwerpen voor de periode 2000-2010 op telkens drie momenten: 15 november, 15 januari en 15 maart. De aantallen worden uitgedrukt in FTE (voltijdse equivalenten). In het kleuteronderwijs ligt het aantal herindiensttreders vrij laag, behalve in het schooljaar 2008-2009. In 2009-2010 vond opnieuw een daling plaats van het aantal herindiensttreders. In het lager onderwijs kent het aantal herindiensttreders een schommelend verloop, ook doorheen het schooljaar. Voor Vlaanderen is er een sterke stijging van het aantal herindiensttreders in 2008-2009, maar Antwerpen volgt deze trend blijkbaar niet. In elk geval doen de sterk dalende cijfers voor 2009-2010 in zowel kleuter- als lager onderwijs vermoeden dat het potentiële arbeidsaanbod van de herindiensttreders een verwaarloosbare factor wordt.
3.4.1 | Kleuteronderwijs Tabel 3.19
Aantal herindiensttreders in het kleuteronderwijs (in FTE) 15-Nov
15-Jan
15/mrt
2000-2001
0,5
0
0
2001-2002
0
0
18
2002-2003
0
0
0
2003-2004
0,08
0,11
0,11
2004-2005
0
0
0
2005-2006
0
0
0
2006-2007
0
0
0,08
2007-2008
0,5
0
0,99
2008-2009
6,29
23,29
3,81
2009-2010
0
0,12
0,25
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
[ 65 ]
3.4.2 | Lager onderwijs Tabel 3.20
Aantal herindiensttreders in het lager onderwijs (in FTE) 15-Nov
15-Jan
15/mrt
2000-2001
0,12
0,83
0,63
2001-2002
7
11
31,8
2002-2003
5,48
16,17
5,66
2003-2004
4,10
4,35
4,44
2004-2005
1,21
0,71
0,29
2005-2006
4,17
4,37
0,29
2006-2007
29,5
1
24,25
2007-2008
0,04
0,54
0,04
2008-2009
0,1
0,75
1,81
2009-2010
0,33
3,17
0,98
Bron: Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI
3.5 |
Besluit
Naast de instroom vanuit de lerarenopleidingen, kan het lerarenkorps ook versterkt worden door een aantal bijkomende groepen van potentiële leerkrachten. Een eerste groep zijn de zij-instromers: dit zijn leerkrachten die vanuit een andere arbeidsmarktervaring de overstap maken naar het onderwijs6. Er is een opvallende daling van het aantal zij-instromers: van 85 in 2004 tot slechts 8 in 2010. Een tweede groep is de zogenaamde ‘stille reserve’ van arbeidskrachten. Het gaat om tijdelijke leerkrachten met een deeltijdse opdracht. Het grootste deel van deze leerkrachten hebben een opdracht van 12 uur. Daarnaast hebben ook heel wat leerkrachten een opdracht tussen 4 en 10 uren. Deze groep leerkrachten is wellicht bereid een voltijdse opdracht uit te oefenen en vormen dus een bijkomend potentieel aan arbeidskrachten. Belangrijk is wel dat de stille reserve – en dus het bijkomend potentieel aan arbeidskrachten – in het kleuteronderwijs opvallend lager ligt dan in het lager onderwijs. Vervolgens kan het lerarenkorps ook versterkt worden door het aanbod aan herindiensttreders: dit zijn leerkrachten met verlof, TBS of pensioen die tijdelijk een onderwijsopdracht opnemen. Meestal doen deze leerkrachten dit om hun vroegere school tijdelijk uit de nood te helpen. Deze praktijk is echter niet erg gangbaar in het Antwerpse basisonderwijs: het aantal herindiensttreders ligt bijzonder laag. Bovendien doen de sterk dalende cijfers voor 20092010 vermoeden dat het potentiële arbeidsaanbod van de herindiensttreders een verwaarloosbare factor wordt. Tot slot ligt ook het aandeel anders gekwalificeerde leerkrachten zowel in kleuter- als lager onderwijs bijzonder laag (ongeveer 2%). Wel noteren we een verdubbeling van het aandeel anders gekwalificeerden in het kleuteronderwijs in 2010 ten opzichte van 2009. Dit wijst er mogelijk op dat de inzet van anders gekwalificeerde leerkrachten in het kleuteronderwijs in toenemende mate noodzakelijk wordt om over voldoende leerkrachten te beschikken.
6 Hier gedefinieerd als leerkrachten van 30 jaar en ouder met 0 jaar anciënniteit.
[ 66 ]
[ Deel 4 ] Arbeidsmarkt Werk en Economie – Kristel Rombaut
[ 67 ]
1 |
Vacatures
In deze paragraaf wordt de huidige vraag naar arbeidskrachten in het onderwijs bekeken. Meer bepaald wordt stilgestaan bij de vacatures leerkracht basisonderwijs gekend bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). Zowel de evolutie van de ontvangen als de openstaande vacatures wordt behandeld.
1.1 |
Ontvangen vacatures
Zoals uit onderstaande grafiek blijkt, neemt het aantal vacatures leerkracht basisonderwijs dat VDAB ontvangt elk schooljaar toe. Grafiek 4.1
E volutie aantal ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs stad Antwerpen per schooljaar (2004-2005 tot en met 2010-2011)
700 612 600 500 400
362
372
2008-2009
2009-2010
272 300
242
200 110
148
100 0
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2010-2011
Bron: VDAB studiedienst
Voor het schooljaar 2010-2011 ontving VDAB in de stad Antwerpen in totaal 612 vacatures leerkracht basisonderwijs. Dit betekent dat VDAB 240 vacatures leerkracht basisonderwijs meer ontving dan het voorgaande schooljaar, ofwel een stijging met 64,5%.
[ 68 ]
Grafiek 4.2 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
sept
E volutie aantal ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs stad Antwerpen tijdens het schooljaar (2004-2005 tot en met 2010-2011) - exclusief oktober 2010
okt
2004-2005
nov
dec
2005-2006
jan 2006-2007
feb
mrt
2007-2008
apr
mei
2008-2009
jun
jul
2009-2010
aug 2010-2011
Bron: VDAB studiedienst
Bij de evolutie van het aantal ontvangen vacatures voor leerkracht basisonderwijs vallen naast de stille zomermaanden juni, juli en augustus en vooral de drukkere periodes op bij het begin van het schooljaar, na de kerstvakantie en na de krokusvakantie. Voor de leesbaarheid was in vorige grafiek de waarde voor oktober 2010 weggelaten. In oktober 2010 was er immers sprake van een opvallende toename van het aantal ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs. In totaal ontving VDAB die maand 156 vacatures leerkracht basisonderwijs. Dit is veel meer dan de 21 vacatures die VDAB gemiddeld in oktober ontving tijdens de periode 2004-2009. Reden voor de toename was de jobbeurs voor kleuteronderwijzers en leerkrachten lager onderwijs die de stad Antwerpen, de Antwerpse onderwijspartners en VDAB organiseerde op 27 oktober 2010. Op de jobbeurs werden de beschikbare vacatures en kandidaat-leerkrachten bij elkaar gebracht. Bovendien werd de beurs gebruikt om de vacaturewebsite van VDAB te promoten. Wat dit laatste betreft, heeft de jobbeurs zeker zijn doel niet gemist. Dit is zichtbaar in grafiek 4.3. Grafiek 4.3
E volutie aantal ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs stad Antwerpen tijdens het schooljaar (2004-2005 tot en met 2010-2011)
160 140 120 100 80 60 40 20 0
sept
okt
2004-2005 Bron: VDAB studiedienst
nov 2005-2006
dec
jan 2006-2007
feb
mrt
2007-2008
apr 2008-2009
mei
jun 2009-2010
jul
aug 2010-2011
[ 69 ]
Het aantal ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs neemt in Vlaanderen en de provincie Antwerpen bijna elk schooljaar toe. Voor het schooljaar 2010-2011 ontving VDAB 979 vacatures leerkracht basisonderwijs in de provincie Antwerpen (367 vacatures wanneer de vacatures voor de stad Antwerpen niet meegerekend worden), en in Vlaanderen 3.071 vacatures. In het schooljaar 2010-2011 was 62,5% van de ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs in de provincie Antwerpen voor jobs in de stad Antwerpen. De voorbije schooljaren was telkens rond de 50% van de ontvangen vacatures in de provincie gesitueerd in de stad Antwerpen. Een kleine 32,0% van de ontvangen vacatures in Vlaanderen situeert zich in de provincie Antwerpen; 19,9% van de ontvangen vacatures in Vlaanderen zijn voor jobs in de stad Antwerpen. Doorheen de verschillende schooljaren nemen deze aandelen toe. Grafiek 4.4
E volutie aantal ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs Vlaanderen en provincie Antwerpen tijdens het schooljaar (2004-2005 tot en met 2010-2011)
3500 3071 3000 2500
2588
769
709
2231
2000 1500
2645
1671
1637
1166 979
1000 500 0
218 108 2004-2005 Vlaanderen
Bron: VDAB studiedienst
363 215 2005-2006
562
386
290
144 2006-2007
2007-2008
provincie Antwerpen
407 2008-2009
337
367
2009-2010
2010-2011
provincie Antwerpen (zonder stad Antwerpen)
[ 70 ]
1.1.1 | Gevraagde ervaring in de ontvangen vacatures Van de 612 vacatures die VDAB voor de stad Antwerpen ontving in het schooljaar 2010-2011, werd in bijna 80% van de vacatures minder dan 6 maanden ervaring gevraagd. Voor 17,6% van de ontvangen vacatures werd 6 maanden tot 2 jaar ervaring gevraagd. In 2,8% van de vacatures was meer dan 2 jaar ervaring vereist. Voor de overige gemeenten van de provincie Antwerpen ontving VDAB in het schooljaar 2010-2011 367 vacatures leerkracht basisonderwijs. Voor 67,6% van deze vacatures was minder dan 6 maanden ervaring vereist, voor 29,7% 6 maanden tot 2 jaar ervaring, voor 2,7% van de vacatures werd meer dan 2 jaar ervaring gevraagd. Op Vlaams niveau werd in 71,6% van de ontvangen vacatures leerkracht basisonderwijs minder dan 6 maanden ervaring gevraagd, voor 24,3% 6 maanden tot 2 jaar ervaring, en in 4,1% van de vacatures werd meer dan 2 jaar ervaring gevraagd. In tegenstelling tot de vacatures voor Vlaanderen en de rest van de provincie Antwerpen ontving VDAB in de stad Antwerpen in de loop der jaren meer vacatures waarbij minder dan 6 maanden ervaring wordt gevraagd.
1.2 |
Openstaande vacatures
Grafiek 4.5
E volutie openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs stad Antwerpen: juni 2004-2011
30
20
30 25
10 13 10 6
12
11
4
0 jun/04
jun/05
jun/06
jun/07
jun/08
jun/09
jun/10
jun/11
Bron: VDAB studiedienst
Eind juni 2011 waren er bij VDAB 25 openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs in de stad Antwerpen. Dit zijn er duidelijk meer dan de voorgaande jaren. In juni 2010 lag het aantal openstaande vacatures echter nog hoger. Het aantal openstaande vacatures is sinds het najaar van 2010 hoog gebleven. Door de toename van het aantal ontvangen vacatures naar aanleiding van de jobbeurs voor kleuteronderwijzers en leerkrachten lager onderwijs in oktober 2010 (zie eerder) is dit echter niet verwonderlijk.
[ 71 ]
Grafiek 4.6
E volutie openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs stad Antwerpen tijdens het schooljaar (2004-2005 tot en met 2010-juni 2011) - exclusief oktober 2010
70 60 50 40 30 20 10 0
sept
okt
2004-2005
nov
dec
jan
2005-2006
2006-2007
feb
mrt
2007-2008
apr
mei
jun
2008-2009
jul
2009-2010
aug 2010-2011
Bron: VDAB studiedienst
Het aantal openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs neemt in de stad Antwerpen bij het begin van elk schooljaar toe om te pieken op het einde van het eerste trimester, bij het begin van het tweede trimester. Tijdens de zomermaanden neemt het aantal openstaande vacatures elk schooljaar duidelijk af. Voor de leesbaarheid was in vorige grafiek de waarde voor oktober 2010 weggelaten. Grafiek 4.7
E volutie openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs stad Antwerpen tijdens het schooljaar (2004-2005 tot en met 2010-juni 2011)
120 100 80 60 40 20 0
sept 2004-2005
okt
nov 2005-2006
dec
jan
2006-2007
feb 2007-2008
mrt
apr 2008-2009
mei
jun
2009-2010
Bron: VDAB studiedienst
Het opvallend hoge aantal openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs eind oktober is een gevolg van de jobbeurs voor kleuteronderwijzers en leerkrachten lager onderwijs die in oktober 2010 werd georganiseerd, en die resulteerde in een markante stijging van het aantal ontvangen vacatures. Die ontvangen vacatures waren op het einde van de maand nog niet allemaal ingevuld, wat dan resulteerde in een toename van het aantal openstaande vacatures voor oktober. Dit is zichtbaar in grafiek 4.7.
jul 2010-2011
aug
[ 72 ]
1.2.1 | Gevraagde ervaring in de openstaande vacatures In 11 van de 25 vacatures leerkracht basisonderwijs die eind juni 2011 in de stad Antwerpen open stonden, werd minder dan 6 maanden ervaring gevraagd. Voor 8 vacatures werd 6 maanden tot 2 jaar ervaring gevraagd, en voor 6 vacatures meer dan 2 jaar. In de rest van de provincie Antwerpen werd in 5 van de 9 openstaande vacatures eind juni minder dan 6 maanden ervaring gevraagd. Voor 3 vacatures werd 6 maanden tot 2 jaar ervaring gevraagd, en voor 1 vacature meer dan 2 jaar. In Vlaanderen werd in 65,2% van de openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs minder dan 6 maanden ervaring gevraagd (105 van de 161 openstaande vacatures). In bijna 24% van de openstaande vacatures werd 6 maanden tot 2 jaar ervaring gevraagd. In 11,2% van de openstaande vacatures werd meer dan 2 jaar ervaring gevraagd.
2 |
Profiel van de werkzoekenden op zoek naar een job in het onderwijs
In deze alinea wordt het profiel van de werkzoekenden op zoek naar een job in het onderwijs van naderbij bekeken. Eerst komen de werkzoekende leerkrachten aan bod, vervolgens wordt stilgestaan bij werkzoekenden die een job als leerkracht basisonderwijs ambiëren, maar niet over het diploma beschikken.
2.1 |
Werkzoekende leerkrachten
Onder werkzoekende leerkracht wordt verstaan: de niet-werkende werkzoekende die over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikt. Ook schoolverlaters maken van deze groep deel uit: het gaat dan om pas afgestudeerde leerkrachten zonder werkervaring.
1
Acteur
3 3
Receptionist
Uitvoerend bediende
1
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleiding)
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (kleuterleiding)
4
3
1
1
1
2
2
1
1
1
1
19
1
1
1
2
1
Totaal
7 Een werkzoekende moet bij inschrijving bij VDAB minstens één beroepsaspiratie invullen in zijn dossier, nl. het voorkeurberoep. Er kunnen ook nog andere beroepsaspiraties ingevuld worden. De beroepsaspiraties kunnen, indien aangewezen of gewenst, op elk moment aangepast worden.
1
Verantwoordelijke logistiek 1
1
Tolk
Psychotherapeut
2
Coördinator / functionaris (cultuur, sport, jeugdwerking,...) 1
1
Kunstenaar 2
1
Studiemeester
Opvoeder klasse 1 - orthopedagoog
1
8
Leerkracht basisonderwijs
Onderwijzend personeel voor volwassenenonderwijs
1
Leraar 1ste graad secundair onderwijs 10
1
Leraar-docent in de letteren - hoger onderwijs
1
2
Kinderverzorgster
Kinderoppas - kindermeid - gouvernante
1
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
Gekwalificeerde verzorgende
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
Niet-werkende werkzoekenden met diploma leerkracht basisonderwijs naar voorkeurberoep7 - stad Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Voorkeurgroep
Tabel 4.1
[ 73 ]
1 1
Bestuurder van trekker met oplegger
Parketvloerlegger
Bron: VDAB studiedienst
1 36
19
1
Particuliere schoonmaker
Totaal
1
Productiearbeider
Monitor lichamelijke opvoeding en sportactiviteit
1
Bediener van heftruck 1
1
Verkoper
1
1
Inpakker met de hand
1
Accountmanager
1
Bediende in de boekhouding
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
Vertegenwoordiger
1
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
Administratieve bediende
Voorkeurgroep
vervolg tabel 4.1
1
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleiding)
0
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (kleuterleiding)
56
2
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Totaal
[ 74 ]
[ 75 ]
De bovenstaande tabel toont de beroepsaspiraties van de niet-werkende werkzoekenden (nwwz) met het diploma leerkracht basisonderwijs in de stad Antwerpen 8. De beroepsaspiraties hebben betrekking op het zogenaamde voorkeurberoep van de nwwz. Eind juni 2011 telt de stad Antwerpen 56 niet-werkende werkzoekenden met het diploma leerkracht basisonderwijs 9. 19 nwwz ofwel een derde geeft als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs op. De andere 37 niet-werkende werkzoekenden met het diploma leerkracht basisonderwijs geven dus een ander voorkeurberoep op dan je zou verwachten op basis van hun behaalde diploma. Een aantal van deze 37 nwwz geeft als voorkeurberoep een beroep op in de onderwijs- of sociale sector, zoals gekwalificeerd verzorgende, kinderverzorgster, kinderoppas - kindermeid - gouvernante, leraar-docent in de letteren - hoger onderwijs, leraar 1ste graad secundair onderwijs, onderwijzend personeel voor volwassenenonderwijs, studiemeester, opvoeder klasse 1 - orthopedagoog, coördinator / functionaris (cultuur, sport, jeugdwerking,...), psychotherapeut, monitor lichamelijke opvoeding en sportactiviteit. Tabel 4.2
N iet-werkende werkzoekenden met diploma én voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar achtergrondkenmerken - stad Antwerpen (situatie eind juni 2011)10
Nwwz leerkracht basisonderwijs
Aantal
%
Mannen
1
5,3
Vrouwen
18
94,7
< 25 jaar
13
68,4
25-50 jaar
5
26,3
50 en +
1
5,3
Ja
0
0,0
Neen
19
100,0
Ja
0
0,0
Neen
19
100,0
< 1 jaar
17
89,5
1 tot 2 jaar
1
5,3
> 2 jaar
1
5,3
< 6 maanden
7
36,8
6 maanden tot 2 jaar
6
31,6
> 2 jaar
4
21,1
> 5 jaar
2
10,5
Ja
19
100,0
Neen
0
0,0
Totaal
19
100,0
Geslacht
Leeftijd
Allochtoon
Arbeidshandicap
Werkloosheidsduur
Ervaring
Wil werken in de regio Antwerpen
Bron: VDAB studiedienst 8 De stad Antwerpen bestaat uit 9 districten, namelijk het district Antwerpen, Berchem, Berendrecht-Zandvliet-Lillo, Borgerhout, Deurne, Ekeren, Hoboken, Merksem en Wilrijk. 9 Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs en lager onderwijs, Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleider) of Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (onderwijzer) 10 Omwille van de kleine aantallen zijn de percentages in de tabel louter indicatief.
[ 76 ]
In bovenstaande tabel wordt enkel rekening gehouden met de 19 nwwz in de stad Antwerpen die over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken én bovendien leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven. 18 van deze 19 werkzoekende leerkrachten zijn vrouw. 13 werkzoekenden zijn jonger dan 25 jaar, 5 zijn tussen 25 en 50 jaar, en 1 werkzoekende is ouder dan 50 jaar. Alle 19 werkzoekende leerkrachten zijn van autochtone afkomst: 17 hebben de Belgische nationaliteit en 2 hebben de Nederlandse nationaliteit. Geen van hen heeft een arbeidshandicap. 17 werkzoekende leerkrachten zijn minder dan 1 jaar werkloos, 1 werkzoekende leerkracht is 1 tot 2 jaar werkloos en 1 meer dan 2 jaar. 13 van de 19 werkzoekende leerkrachten hebben minder dan 2 jaar ervaring, en 6 meer dan 2 jaar. Alle werkzoekende leerkrachten willen in de regio Antwerpen werken. Tabel 4.3
N iet-werkende werkzoekenden met diploma leerkracht basisonderwijs naar voorkeurberoep - rand Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Voorkeurgroep
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleiding)
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (kleuterleiding)
Totaal
Onbekend
1
1
Kinderoppas - kindermeid - gouvernante
1
1
Leraar 1ste graad secundair onderwijs
1
1
Leraar 2de graad secundair onderwijs - ASO-KSOTSO
2
2
32
58
1
1
Leerkracht basisonderwijs
26
Onderwijzend personeel voor volwassenenonderwijs Regisseur - realisator - radio, TV, film, variété
1
1
Maatschappelijk assistent - vormingswerk
1
1
Opvoeder klasse 2 Consulent
1
Algemeen verantwoordelijke non profit sector
1
Directieassistent van de algemene directie
1
1
2
3 1
1
1
Receptionist
1
1
2
Uitvoerend bediende
1
1
2
Administratieve bediende
6
6
Bankbediende - financiele transacties
1
1
Vertegenwoordiger
1
Verkoper Kassier
2
2
1
Klantendienstmedewerker - verkoopsassistent Filiaalhouder of handelszaakbeheerder
1 1 1
1
1
1
Meubelmaker - restaurateur
1
1
Sporttrainer
1
1
Totaal Bron: VDAB studiedienst
37
54
0
0
91
[ 77 ]
De bovenstaande tabel geeft de beroepsaspiraties weer van de niet-werkende werkzoekenden met het diploma basisonderwijs uit de rand van Antwerpen11. De beroepsaspiraties hebben betrekking op het zogenaamde voorkeurberoep van de nwwz uit de rand. Tabel 4.4
N iet-werkende werkzoekenden met diploma én voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar achtergrondkenmerken - rand Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Nwwz leerkracht basisonderwijs
Aantal
%
Geslacht Mannen
6
10,3
Vrouwen
52
89,7
< 25 jaar
37
63,8
25-50 jaar
19
32,8
50 en +
2
3,4
Ja
0
0,0
Neen
58
100,0
Ja
0
0,0
Neen
58
100,0
< 1 jaar
54
93,1
1 tot 2 jaar
2
3,4
> 2 jaar
2
3,4
< 6 maanden
26
44,8
6 maanden tot 2 jaar
15
25,9
> 2 jaar
12
20,7
> 5 jaar
5
8,6
Ja
43
74,1
Neen
15
25,9
Totaal
58
100,0
Leeftijd
Allochtoon
Arbeidshandicap
Werkloosheidsduur
Ervaring
Wil werken in de regio Antwerpen
Bron: VDAB studiedienst
In bovenstaande tabel wordt enkel rekening gehouden met de 58 nwwz uit de rand van Antwerpen die over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken én die bovendien leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven.
11 De rand van Antwerpen bestaat uit alle gemeenten van het arrondissement Antwerpen behalve de stad Antwerpen, namelijk Aartselaar, Boechout, Boom, Borsbeek, Brasschaat, Brecht, Edegem, Essen, Hemiksem, Hove, Kalmthout, Kapellen, Kontich, Lint, Malle, Mortsel, Niel, Ranst, Rumst, Schelle, Schilde, Schoten, Stabroek, Wijnegem, Wommelgem, Wuustwezel, Zandhoven, Zoersel, Zwijndrecht.
[ 78 ]
Bijna 90% van de werkzoekende leerkrachten uit de rand van Antwerpen is vrouw. Een kleine 64% is jonger dan 25 jaar, een derde is tussen 25 en 50 jaar en 3,4% is ouder dan 50 jaar. Alle werkzoekenden zijn van autochtone afkomst: 57 hebben de Belgische nationaliteit en 1 heeft de Nederlandse nationaliteit. Geen van hen heeft een arbeidshandicap. 93% van de werkzoekende leerkrachten uit de rand van Antwerpen is minder dan 1 jaar werkloos, 3,4% is 1 tot 2 jaar werkloos, en 3,4% is meer dan 2 jaar werkloos. Bijna 71% van de niet-werkende werkzoekende leerkrachten heeft minder dan 2 jaar ervaring en een kleine 30% heeft meer dan 2 jaar ervaring. Bijna drie kwart van de werkzoekende leerkrachten uit de rand willen werken in de regio Antwerpen, het andere kwart dus niet.
[ 79 ]
Tabel 4.5
N iet-werkende werkzoekenden met diploma leerkracht basisonderwijs naar voorkeurberoep - andere regio’s (situatie eind juni 2011)
Voorkeurberoep
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleider)
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (onderwijzer)
Totaal
Apothekersassistent
1
1
Logistieke hulp - afdelingshulp in ziekenhuizen &rusthuizen
1
1
Begeleider van zieken, bejaarden en personen met een handicap
1
1
Bejaardenhelpster - niet gebrevetteerde
1
1
1
2
Leraar-docent in de wetenschappen hoger onderwijs
1
1
Leraar 1ste graad secundair onderwijs
1
1 2
Kinderoppas - kindermeid - gouvernante
1
Leraar 2de graad secundair onderwijs ASO-KSO-TSO
1
1
Leerkracht basisonderwijs
64
92
Leraar buitengewoon secundair onderwijs
1
3
4
Onderwijzend personeel voor volwassenenonderwijs
3
3
Pedagoog
1
1
Schooldirecteur
1
1
Studiemeester
1
1
Niet onderwijzend pedagogisch personeel
2
2
Modeontwerper (modelist) kostuumontwerper
2
1
157
2
Redacteur
1
1
Instrumentalist - muzikant
1
1
Specialist public relations
1
1
Opvoeder klasse 1 - orthopedagoog
4
4
Psycho-sociale begeleider
2
2
Consulent werving en rekrutering van personeel
1
1
Consulent
1
1
Coördinator / functionaris (cultuur, sport, jeugdwerking,...)
1
1
Kunsthistoricus - kunstgeschiedkundige
1
1
Administratief kaderpersoneel niveau 1 openbaar bestuur
1
1
Verantwoordelijke logistiek
1
1
[ 80 ]
vervolg tabel 4.5
Voorkeurberoep
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleider)
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (onderwijzer)
Totaal
Directieassistent aankoop en bevoorrading
1
1
District verkoopsmanager-area salesmanager
1
1
Algemeen verantwoordelijke non profit sector
1
1
Public relations verantwoordelijke
1
1
Directieassistent van de algemene directie
1
1
Verantwoordelijke vorming en opleiding
1
1
Typist - gegevensinbrenger
1
1
Receptionist
1
Uitvoerend bediende
4
1 2
6
Administratieve bediende
7
7
Bediende in de boekhouding
2
2
Hulpbediende
1
1
Reisgids
1
1
Verkoper
1
1
Winkelverkoper - aanvuller - kassier
1
1
1
1
Landbouwer Dierenverzorger - stalknecht
1
1
Autobusbestuurder (lijndienst-openbaar vervoer)
1
1
Productiearbeider
1
2
3
Handlanger (halfzwaar werk)
1
1
Brandweerman (pompier)
1
1
Kok traiteurdienst - onderchef keuken sous-chef
1
1
Keukenhulp
1
Grimeur (theater en studio)
1
Totaal
83
1 1 150
0
1
Bron: VDAB studiedienst
Tabel 4.5 toont de beroepsaspiraties van de niet-werkende werkzoekenden met het diploma leerkracht basisonderwijs in de andere regio’s 12. De beroepsaspiraties hebben betrekking op het zogenaamde voorkeurberoep van de nwwz uit de andere regio’s. VDAB telt eind juni 2011 234 niet-werkende werkzoekenden met het diploma leerkracht basisonderwijs in de andere regio’s. 157 van deze nwwz, ofwel 67,1% geeft als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs op. 77 nwwz met het diploma leerkracht basisonderwijs op zak, ofwel 33% geeft dus een ander voorkeurberoep op dan je zou verwachten op basis van hun behaalde diploma. 12 De andere regio’s waarvan sprake zijn de arrondissementen Turnhout, Mechelen, Sint-Niklaas en Dendermonde.
234
[ 81 ]
Tabel 4.6
N iet-werkende werkzoekenden met diploma én voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar achtergrondkenmerken - andere regio’s (situatie eind juni 2011)
Nwwz leerkracht basisonderwijs
Aantal
%
Mannen
12
7,6
Vrouwen
145
92,4
< 25 jaar
84
53,5
25-50 jaar
67
42,7
50 en +
6
3,8
4
2,5
153
97,5
2
1,3
155
98,7
143
91,1
1 tot 2 jaar
9
5,7
> 2 jaar
5
3,2
< 6 maanden
55
35,0
6 maanden tot 2 jaar
44
28,0
> 2 jaar
34
21,7
> 5 jaar
24
15,3
Ja
32
20,4
Neen
125
79,6
Totaal
157
100,0
Geslacht
Leeftijd
Allochtoon Ja Neen Arbeidshandicap Ja Neen Werkloosheidsduur < 1 jaar
Ervaring
Wil werken in de regio Antwerpen
Bron: VDAB studiedienst
In de bovenstaande tabel wordt enkel rekening gehouden met de 157 nwwz uit de andere regio’s die over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken én die bovendien leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven. 92% van de werkzoekende leerkrachten uit de andere regio’s is vrouw. 53,5% van de nwwz is jonger dan 25 jaar, bijna 43% is tussen 25 en 50 jaar en bijna 4% is ouder dan 50 jaar. 97,5% van de werkzoekende leerkrachten uit de andere regio’s is van autochtone afkomst en 2,5% is van allochtone afkomst. 1,3% van de werkzoekende leerkrachten uit de andere regio’s heeft een arbeidshandicap. 91% van de werkzoekende leerkrachten is minder dan 1 jaar werkloos, bijna 6% is 1 tot 2 jaar werkloos, en iets meer dan 3% is meer dan 2 jaar werkloos. 63% van de werkzoekende leerkrachten uit de andere regio’s heeft minder dan 2 jaar ervaring en 37% heeft meer dan 2 jaar ervaring. Slechts 20% van alle werkzoekende leerkrachten uit de andere regio’s wil in de regio Antwerpen werken. Laten we de werkzoekende leerkrachten in het arrondissement Dendermonde buiten beschouwing omdat geen van hen wil werken in de regio Antwerpen, dan loopt dit aandeel op tot bijna 25%.
[ 82 ]
Tabel 4.7
N iet-werkende werkzoekenden met diploma én voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar antwoord op de vraag “Wil werken in de regio Antwerpen?” - rand van Antwerpen en andere regio’s (situatie eind juni 2011)
Wil werken in de regio Antwerpen?
Aantal
Arrondissement Antwerpen (zonder stad Antwerpen)
58
%
Ja
43
74,1
Neen
15
25,9
Arrondissement Turnhout
66
Ja
13
19,7
Neen
53
80,3
Arrondissement Mechelen
34
Ja
12
35,3
Neen
22
64,7
Arrondissement Sint-Niklaas
30
Ja
7
23,3
Neen
23
76,7
Arrondissement Dendermonde
27
Ja
0
0,0
Neen
27
100,0
Totaal
215
100,0
Ja
75
34,9
Neen
140
65,1
Bron: VDAB studiedienst
In de bovenstaande tabel wordt meer in detail nagegaan of werkzoekenden van buiten de stad Antwerpen die over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken én die als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben opgegeven, willen werken in de regio Antwerpen. Zoals we eerder zagen geeft 75% van de werkzoekende leerkrachten in het arrondissement Antwerpen (zonder stad Antwerpen meegerekend) aan ook in de regio Antwerpen te willen werken. De 25% andere nwwz wil dus niet werken in de regio waar ze wonen. In het arrondissement Mechelen geven 12 van de 34 werkzoekenden met het diploma en voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs op dat ze willen werken in de regio Antwerpen. In het arrondissement Sint-Niklaas zijn er 7 werkzoekende leerkrachten (van de 30) die in de regio Antwerpen willen werken. Slechts 13 van de 66 werkzoekende leerkrachten, ofwel een kleine 20% in het arrondissement Turnhout geeft op in de regio Antwerpen te willen werken. In het arrondissement Dendermonde zijn er geen werkzoekenden met het diploma en voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs die in de regio Antwerpen willen werken. Globaal genomen wil slechts 35% van de werkzoekende leerkrachten van buiten de stad Antwerpen werken in de regio Antwerpen. Indien we geen rekening houden met de werkzoekende leerkrachten in het arrondissement Dendermonde, omdat geen van hen wil werken in de regio Antwerpen, loopt dit aandeel op tot bijna 40%.
[ 83 ]
2.2 |
Werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs
In dit onderdeel bekijken we het profiel van de werkzoekende die bij VDAB zijn ingeschreven en die leerkracht basisonderwijs als eerste beroep/voorkeurberoep hebben opgegeven.
2.2.1 | Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs Elk schooljaar stellen we dezelfde evolutie vast: een afname van het aantal werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in de loop van het schooljaar (met als “dieptepunt” de maand mei). Vervolgens een toename van het aantal werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs (met top in augustus). Dit zowel in de stad Antwerpen, in de rand van Antwerpen, in het arrondissement Antwerpen als in Vlaanderen. Het aantal werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs ligt sinds een aantal schooljaren wel lager dan in het schooljaar 1994-1995 (vooral duidelijk voor de top in augustus).
Bron: VDAB studiedienst
0
50
100
150
200
250
Grafiek 4.8
Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in de stad Antwerpen (september 1994 tot en met juni 2011)
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Jul-05 Aug-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Jul-06 Aug-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Jul-07 Aug-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Jul-09 Aug-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11
250 200 150 100 50 0
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Aug-05 Jul-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Aug-06 Jul-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Aug-07 Jul-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Aug-08 Jul-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Aug-09 Jul-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Aug-10 Jul-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11 [ 84 ]
Bron: VDAB studiedienst
0
50
100
150
200
250
300
350
400
Grafiek 4.9
Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in de rand van Antwerpen (september 1994 tot en met juni 2011)
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Jul-05 Aug-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Jul-06 Aug-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Jul-07 Aug-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Jul-09 Aug-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11
250 200 150 100 50 0
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Aug-05 Jul-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Aug-06 Jul-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Aug-07 Jul-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Aug-08 Jul-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Aug-09 Jul-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Aug-10 Jul-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11
[ 85 ]
Bron: VDAB studiedienst
0
100
200
300
400
500
600
700
Grafiek 4.10
Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in het arrondissement Antwerpen (september 1994 tot en met juni 2011)
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Jul-05 Aug-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Jul-06 Aug-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Jul-07 Aug-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Jul-09 Aug-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11
250 200 150 100 50 0
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Jul-05 Aug-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Jul-06 Aug-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Jul-07 Aug-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Jul-09 Aug-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11 [ 86 ]
Bron: VDAB studiedienst
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
Grafiek 4.11
Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in Vlaanderen (september 1994 tot en met juni 2011)
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Jul-05 Aug-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Jul-06 Aug-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Jul-07 Aug-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Jul-09 Aug-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11
250 200 150 100 50 0
Sep-04 Oct-04 Nov-04 Dec-04 Jan-05 Feb-05 Mar-05 Apr-05 May-05 Jun-05 Jul-05 Aug-05 Sep-05 Oct-05 Nov-05 Dec-05 Jan-06 Feb-06 Mar-06 Apr-06 May-06 Jun-06 Jul-06 Aug-06 Sep-06 Oct-06 Nov-06 Dec-06 Jan-07 Feb-07 Mar-07 Apr-07 May-07 Jun-07 Jul-07 Aug-07 Sep-07 Oct-07 Nov-07 Dec-07 Jan-08 Feb-08 Mar-08 Apr-08 May-08 Jun-08 Jul-08 Aug-08 Sep-08 Oct-08 Nov-08 Dec-08 Jan-09 Feb-09 Mar-09 Apr-09 May-09 Jun-09 Jul-09 Aug-09 Sep-09 Oct-09 Nov-09 Dec-09 Jan-10 Feb-10 Mar-10 Apr-10 May-10 Jun-10 Jul-10 Aug-10 Sep-10 Oct-10 Nov-10 Dec-10 Jan-11 Feb-11 Mar-11 Apr-11 May-11 Jun-11
[ 87 ]
[ 88 ]
2.2.2 | Profiel van de niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs Tabel 4.8
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar diploma - stad Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Diploma
Aantal
Bachelor - niet EU
1
Bach. i/h onderwijs: secundair onderwijs
5
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
10
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
7
Bach. i/d orthopedagogie
1
3de graad Economie-moderne talen
2
ASO 3de graad Yeshiva
3
Algemeen vormend secundair onderwijs - niet EU
1
TSO 3de graad Handel
1
TSO 3de graad Interactieve multimediatechnieken - 7de leerjaar
1
Lager Onderwijs
1
Ho2c-Meester in de Muziek: Jazz en lichte muziek
1
Graduaat Handelswet. en bedrijfskunde: Zakelijk vertalen en tolken
1
Hoger onderwijs / Master (Buitenlands Onderwijs)
1
Initiële lerarenopleiding groep 1 (regent)
1
Initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs (kleuterleider)
1
Specifieke Lerarenopleiding
5
Kandidatuur Psychologie
1
Master i/h management
1
Master - niet EU
1
BSO 2de graad Personenzorg (volwassenenonderwijs)
1
Licentiaat Toegepaste economische Wetenschappen
1
Universitair onderwijs - niet EU
1
Totaal
49
Bron: VDAB studiedienst
De bovenstaande tabel toont het aantal niet-werkende werkzoekenden die als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben opgegeven in de stad Antwerpen naar het diploma dat ze behaald hebben. Eind juni 2011 telt VDAB in de stad Antwerpen 49 nwwz die als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben opgegeven. 18 onder hen beschikken ook effectief over het diploma leerkracht basisonderwijs. 11 andere nwwz met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben een ander onderwijsdiploma, namelijk Bachelor in het onderwijs: secundair, Initiële lerarenopleiding groep 1 (regent) en Specifieke lerarenopleiding.
[ 89 ]
Tabel 4.9
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs en zonder diploma leerkracht basisonderwijs naar achtergrondkenmerken - stad Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Nwwz leerkracht basisonderwijs
Aantal
%
Mannen
6
19,4
Vrouwen
25
80,6
< 25 jaar
2
6,5
25-50 jaar
26
83,9
50 en +
3
9,7
Ja
10
32,3
Neen
21
67,7
Ja
0
0,0
Neen
31
100,0
Kort
2
6,5
Midden
9
29,0
Hoog
20
64,5
< 1 jaar
20
64,5
1 tot 2 jaar
5
16,1
> 2 jaar
6
19,4
< 6 maanden
9
29,0
6 maanden tot 2 jaar
10
32,3
> 2 jaar
6
19,4
> 5 jaar
6
19,4
Ja
31
100,0
Neen
0
0,0
Totaal
31
100,0
Geslacht
Leeftijd
Allochtoon
Arbeidshandicap
Studieniveau
Werkloosheidsduur
Ervaring
Wil werken in de regio Antwerpen
Bron: VDAB studiedienst
In de bovenstaande tabel wordt enkel rekening gehouden met de 31 nwwz in de stad Antwerpen die leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven, maar niet over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken.
[ 90 ]
25 van de 31 niet-werkende werkzoekenden met het voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs die VDAB eind juni 2011 telt in de stad Antwerpen zijn vrouw. 2 van hen zijn jonger dan 25 jaar, 26 zijn tussen 25 en 50 jaar oud en 3 zijn ouder dan 50 jaar. 10 werkzoekenden zijn van allochtone afkomst. Geen van hen heeft een arbeidshandicap. 20 van de 31 nwwz met het voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs maar zonder het diploma zijn hooggeschoold, 9 zijn middengeschoold en 2 zijn kortgeschoold. 20 nwwz zijn minder dan 1 jaar werkloos, 5 zijn 1 tot 2 jaar werkloos en 6 zijn meer dan 2 jaar werkloos. 19 werkzoekenden hebben minder dan 2 jaar ervaring en 12 hebben meer dan 2 jaar ervaring. Alle werkzoekenden willen werken in de regio Antwerpen. Tabel 4.10
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar diploma - rand Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Diploma
Aantal
Bach. i/h onderwijs: secundair onderwijs
2
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
26
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
31
Bach. i/d orthopedagogie
1
3de graad Economie-moderne talen
1
ASO 3de graad Economie-wiskunde
1
BSO 3de graad Gemeenschapsrestauratie -7de leerjaar
1
Lager Onderwijs
3
Graduaat Handelswet. en bedrijfskunde: Accountancy - fiscaliteit
1
Ho2c: Licentiaat Handelswetenschappen
1
Ho2c-Meester in de Beeldende kunst: Grafische- en reclamevormgeving
1
Ho2C-Meester in de Beeldende kunst: Vrije kunsten
1
Hoger onderwijs/Bachelor (Buitenlands Onderwijs)
1
Specifieke Lerarenopleiding
1
Ho2c: Industrieel ingenieur Elektromechanica
1
BSO 2de graad: Personenzorg
1
Totaal
74
Bron: VDAB studiedienst
De bovenstaande tabel geeft het aantal niet-werkende werkzoekenden weer met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in de rand van Antwerpen naar het diploma dat ze behaald hebben. Eind juni 2011 telt VDAB in de rand van Antwerpen 74 nwwz die als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben opgegeven. 57 onder hen, ofwel 77% beschikt ook effectief over het diploma leerkracht basisonderwijs. 3 andere nwwz met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben een ander onderwijsdiploma, namelijk Bachelor in het onderwijs: secundair en Specifieke lerarenopleiding.
[ 91 ]
Tabel 4.11
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs en zonder diploma leerkracht basisonderwijs naar achtergrondkenmerken - rand Antwerpen (situatie eind juni 2011)
Nwwz leerkracht basisonderwijs
Aantal
%
Geslacht Mannen
4
23,5
Vrouwen
13
76,5
< 25 jaar
5
29,4
25-50 jaar
9
52,9
50 en +
3
17,6
Ja
2
11,8
Neen
15
88,2
Ja
0
0,0
Neen
17
100,0
Kort
4
23,5
Midden
3
17,6
Hoog
10
58,8
< 1 jaar
17
100,0
1 tot 2 jaar
0
0,0
> 2 jaar
0
0,0
< 6 maanden
7
41,2
6 maanden tot 2 jaar
6
35,3
> 2 jaar
0
0,0
> 5 jaar
4
23,5
Ja
14
82,4
Neen
3
17,6
Totaal
17
100,0
Leeftijd
Allochtoon
Arbeidshandicap
Studieniveau
Werkloosheidsduur
Ervaring
Wil werken in de regio Antwerpen
Bron: VDAB studiedienst
In de bovenstaande tabel wordt enkel rekening gehouden met de 17 nwwz in de rand van Antwerpen die leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven, maar niet over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken. 13 van de 17 niet-werkende werkzoekenden met het voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs die VDAB eind juni 2011 telt in de rand van Antwerpen zijn vrouw. 5 van hen zijn jonger dan 25 jaar, 9 zijn tussen 25 en 50 jaar oud en 3 zijn ouder dan 50 jaar. 2 werkzoekenden zijn van allochtone afkomst. Geen van hen heeft een arbeidshandicap. 10 van de 17 nwwz met het voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs maar zonder het diploma zijn hooggeschoold, 3 zijn middengeschoold en 4 zijn kortgeschoold. Alle 17 nwwz zijn minder dan 1 jaar werkloos. 13 werkzoekenden hebben minder dan 2 jaar ervaring en 4 hebben meer dan 2 jaar ervaring. 14 werkzoekenden uit de rand willen ook werken in de regio Antwerpen.
[ 92 ]
Tabel 4.12
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs naar diploma - andere regio’s (situatie eind juni 2011)
Diploma
Aantal
Ac. bach. i/d lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen
3
Ac. bach. i/d muziek
1
Bach. i/d dans
1
Bachelor - niet EU
1
Bach. i/h onderwijs: secundair onderwijs
13
Bach. i/h onderwijs: kleuteronderwijs
63
Bach. i/h onderwijs: lager onderwijs
90
ASO 3de graad Economie-moderne talen
1
Algemeen vormend secundair onderwijs - niet EU
1
BSO 3de graad Verzorging
2
KSO 3de graad Vrije beeldende kunst
1
TSO 3de graad Boekhouden-informatica
1
TSO 3de graad Elektriciteit
1
Lager Onderwijs
4
Graduaat Architectuur : Binnenhuiskunst-Interieurvormgeving
1
Ho2c-Meester in de Muziek: Instrument - zang
1
Graduaat Handelswet. en bedrijfskunde: Expeditie - Distributie - Transport
1
Graduaat Handelswet. en bedrijfskunde: Informatiemanagement en support
1
Graduaat Handelswet. en bedrijfskunde: Secretariaat - (moderne) talen
1
Graduaat Handelswet. en bedrijfskunde: Communicatiebeheer
2
Ho2c: Licentiaat Vertaler
1
Hoger onderwijs/Bachelor (Buitenlands Onderwijs)
1
Gezondheidszorg (HOBU - volwassenenonderwijs)
1
Gezinswetenschappen
1
Initiële lerarenopleiding lager onderwijs (onderwijzer)
1
Specifieke Lerarenopleiding
1
Graduaat Sociaal-agogisch werk: Maatsch.ass.: Algemeen maatschappelijk werk
1
Lerarenopleiding secundair onderwijs (academisch of specifiek)
2
Leertijd: Elektronica
1
Licentiaat Pedagogische wetenschappen
1
Totaal
201
Bron: VDAB studiedienst
De bovenstaande tabel toont het aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in de andere regio’s naar het diploma dat ze behaald hebben. Eind juni 2011 telt VDAB in de andere regio’s 201 nwwz die als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben opgegeven. 154 nwwz, ofwel 76,6% beschikt ook effectief over het diploma leerkracht basisonderwijs.
[ 93 ]
16 andere nwwz met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs (8%) hebben een ander onderwijsdiploma, namelijk Bachelor in het onderwijs: secundair, Specifieke lerarenopleiding en Lerarenopleiding secundair onderwijs (academisch of specifiek). Tabel 4.13
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs en zonder diploma leerkracht basisonderwijs naar achtergrondkenmerken - andere regio’s (situatie eind juni 2011)
Nwwz leerkracht basisonderwijs
Aantal
%
Mannen
14
29,8
Vrouwen
33
70,2
< 25 jaar
13
27,7
25-50 jaar
26
55,3
50 en +
8
17,0
Ja
3
6,4
Neen
44
93,6
Ja
1
2,1
Neen
46
97,9
Kort
5
10,6
Midden
7
14,9
Hoog
35
74,5
< 1 jaar
38
80,9
1 tot 2 jaar
6
12,8
> 2 jaar
3
6,4
< 6 maanden
17
36,2
6 maanden tot 2 jaar
16
34,0
> 2 jaar
5
10,6
> 5 jaar
9
19,1
Ja
9
19,1
Neen
38
80,9
Totaal
47
100,0
Geslacht
Leeftijd
Allochtoon
Arbeidshandicap
Studieniveau
Werkloosheidsduur
Ervaring
Wil werken in de regio Antwerpen
Bron: VDAB studiedienst
In de bovenstaande tabel wordt enkel rekening gehouden met de 47 nwwz uit de andere regio’s die leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven, maar niet over het diploma leerkracht basisonderwijs beschikken.
[ 94 ]
33 van de 47 niet-werkende werkzoekenden met het voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs die VDAB eind juni 2011 in de andere regio’s telt zijn vrouw. 13 nwwz zijn jonger dan 25 jaar, 26 zijn tussen 25 en 50 jaar oud en 8 zijn ouder dan 50 jaar. 3 werkzoekenden zijn van allochtone afkomst. 1 van de 47 werkzoekenden heeft een arbeidshandicap. 35 van de 47 nwwz met het voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs maar zonder het diploma zijn hooggeschoold, 7 zijn middengeschoold en 5 zijn kortgeschoold. 38 nwwz zijn minder dan 1 jaar werkloos, 6 zijn 1 tot 2 jaar werkloos, en 3 zijn meer dan 2 jaar werkloos. 33 werkzoekenden hebben minder dan 2 jaar ervaring en 14 hebben meer dan 2 jaar ervaring. 9 werkzoekenden willen werken in de regio Antwerpen. Tabel 4.14
N iet-werkende werkzoekenden met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in andere regio’s (situatie eind juni 2011)
Wil werken in de regio Antwerpen?
Aantal
%
Arrondissement Antwerpen (zonder stad Antwerpen)
74
Ja
56
75,7
Neen
18
24,3
Arrondissement Turnhout
78
Ja
14
17,9
Neen
64
82,1
Arrondissement Mechelen
48
Ja
16
33,3
Neen
32
66,7
Arrondissement Sint-Niklaas
42
Ja
10
23,8
Neen
32
76,2
Arrondissement Dendermonde
33
Ja
0
0,0
Neen
33
100,0
Totaal
275
100,0
Ja
96
34,9
Neen
179
65,1
Bron: VDAB studiedienst
In deze tabel wordt meer in detail nagegaan of werkzoekenden van buiten de stad Antwerpen met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs willen werken in de regio Antwerpen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen werkzoekenden met en zonder het diploma leerkracht basisonderwijs. Drie kwart van de niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in het arrondissement Antwerpen (zonder de stad Antwerpen meegerekend) geeft aan ook in de regio Antwerpen te willen werken. In het arrondissement Mechelen geven 16 van de 48 nwwz met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs op dat ze willen werken in de regio Antwerpen. In het arrondissement Sint-Niklaas zijn er 10 nwwz (van de 42) die in de regio Antwerpen willen werken. Slechts een kleine 18% van de nwwz met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in het arrondissement Turnhout duiden aan in de regio Antwerpen te willen werken.
[ 95 ]
In het arrondissement Dendermonde zijn er geen werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs die in de regio Antwerpen willen werken. Globaal genomen wil bijna 35% van de nwwz met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs uit de andere regio’s werken in de regio Antwerpen. Indien geen rekening wordt gehouden met de nwwz in het arrondissement Dendermonde, omdat geen van hen wil werken in de regio Antwerpen, loopt dit aandeel op tot bijna 40%.
3 |
Besluit
Doorheen de verschillende schooljaren stijgt het aantal vacatures leerkracht basisonderwijs gekend bij VDAB, zowel het aantal ontvangen als openstaande vacatures. Zo ontving VDAB in de stad Antwerpen voor het schooljaar 2010-2011 612 vacatures leerkracht basisonderwijs. Dit is een stijging met 240 vacatures, ofwel 64,5% meer ontvangen vacatures dan het voorgaande schooljaar. Van deze 612 ontvangen vacatures werd in bijna 80% van de vacatures minder dan 6 maanden ervaring gevraagd. 6 maanden tot 2 jaar ervaring werd gevraagd voor 17,6% van de ontvangen vacatures. Voor een kleine 3% van de vacatures was meer dan 2 jaar ervaring vereist. Ook voor de openstaande vacatures geldt dat in de meerderheid van de vacatures minder dan 6 maanden ervaring gevraagd wordt. In 11 van de 25 vacatures leerkracht basisonderwijs die eind juni 2011 in de stad Antwerpen open stonden, werd minder dan 6 maanden ervaring gevraagd. Voor 8 vacatures werd 6 maanden tot 2 jaar ervaring gevraagd, en voor 6 vacatures meer dan 2 jaar. Elk schooljaar is dezelfde evolutie vast te stellen: een stijging van het aantal (ontvangen en openstaande) vacatures leerkracht basisonderwijs bij het begin van het schooljaar, met piek op het einde van het eerste trimester en bij het begin van het tweede trimester. Tijdens de zomermaanden (juni, juli en augustus) neemt het aantal ontvangen en openstaande vacatures dan weer duidelijk af. Slecht 19 van de 56 niet-werkende werkzoekenden (ofwel een derde) met het diploma leerkracht basisonderwijs die de stad Antwerpen eind juni 2011 telt, geeft als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs op. 37 niet-werkende werkzoekenden met het diploma leerkracht basisonderwijs geven dus een ander voorkeurberoep op dan je zou verwachten op basis van hun behaalde diploma. De 19 nwwz met het diploma leerkracht basisonderwijs én die leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep hebben opgegeven zijn overwegend vrouwen, jonger dan 25 jaar, autochtoon, hebben geen arbeidshandicap, zijn minder dan 1 jaar werkloos, hebben minder dan 2 jaar ervaring en willen allemaal werken in de regio Antwerpen. Dat willen werken in de regio Antwerpen is dan weer geen evidentie voor werkzoekende leerkrachten uit andere regio’s: slechts 35% van de werkzoekende leerkrachten van buiten de stad Antwerpen wil werken in de regio Antwerpen. De stad Antwerpen telt eind juni 2011 49 nwwz die als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs hebben opgegeven. 31 van hen (60%) beschikken niet over het diploma leerkracht basisonderwijs. De meerderheid van deze nwwz met voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs maar zonder het diploma leerkracht basisonderwijs is vrouw, tussen 25 en 50 jaar oud, autochtoon, heeft geen arbeidshandicap, is hooggeschoold, minder dan 1 jaar werkloos, heeft minder dan 2 jaar ervaring en allen zijn bereid om te werken in de regio Antwerpen. Dat willen werken in de regio Antwerpen is ook hier geen evidentie voor werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs uit andere regio’s: opnieuw wil slechts 35% van deze nwwz werken in de regio Antwerpen. Elk schooljaar stellen we dezelfde evolutie vast: een afname van het aantal werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs in de loop van het schooljaar (het laagst in de maand mei). Vervolgens een toename van het aantal werkzoekenden (het hoogst in augustus). Het aantal werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs ligt sinds een aantal schooljaren wel lager dan in het schooljaar 1994-1995 (vooral duidelijk voor de top in augustus).
[ 96 ]
[ Deel 5 ] Globale conclusies arbeidsmarkt Antwerpen basisonderwijs 2020
[ 97 ]
Profiel van leraren in het Antwerps onderwijs Op 1 februari 2011 werkten 5.377 leerkrachten in een vaste, vacante of niet-vacante functie in het Antwerpse basisonderwijs, samen goed voor 5.046,6 voltijds equivalenten. Dit is een stijging ten aanzien van 6 jaar geleden. In het basisonderwijs werken vooral vrouwen. Er wordt daarnaast een verjonging vastgesteld bij het onderwijzend personeel. De helft van de leerkrachten is jonger dan 35 jaar. Meer dan de helft van de leerkrachten woont niet in Antwerpen. Omgekeerd stroomt één op vijf leerkrachten met woonplaats in Antwerpen uit naar scholen buiten de stad. In het Antwerpse basisonderwijs is 87% van het onderwijzend personeel voltijds tewerkgesteld. Uit het databestand kon echter niet worden afgeleid of ze ook effectief voltijds werken. Tussen mannen en vrouwen is geen verschil in arbeidsregime. Wel in het soort ambt dat ze vervullen. Slechts de helft van de mannen in het basisonderwijs staat effectief voor de klas.
Vraag naar leraren in Antwerps onderwijs Op basis van bevolkingsprognoses en extrapolatie van het leeftijdsprofiel van het huidig onderwijzend personeel, kan verwacht worden dat het Antwerpse basisonderwijs tegen 2020 nood heeft aan 3.490 bijkomende voltijds equivalenten. Voor de berekening van dit cijfer werd nog geen rekening gehouden met nieuwe beleidsbeslissingen, o.a. rond klasgrootte.
Aanbod van leraren: profiel en prognose Het grootste deel van de leerkrachten die in Antwerpen aan de slag zijn, heeft ook in Antwerpen gestudeerd. Bijgevolg vormen de studenten in de lerarenopleidingen in Antwerpen een belangrijke potentiële bron van arbeidskrachten voor het Antwerpse basisonderwijs. Een groot deel is afkomstig van Antwerpen zelf of de omliggende gemeenten. Het totaal aantal studenten gaat na een dalende trend sinds academiejaar 2008-2009 opnieuw in stijgende lijn. Het aandeel mannen blijft bijzonder laag en gaat zelfs in dalende lijn. Van alle studenten in de lerarenopleidingen kleuter en lager, gaat 11% tot 14% van de studenten die het diploma van leraar behalen, ook effectief les geven in Antwerpen. Vijf jaar na de start van hun loopbaan in Antwerpen, heeft echter een deel van deze leerkrachten het Antwerpse basisonderwijs opnieuw verlaten. De cijfers geven aan dat deze uitstroom al vrij vroeg begint: van de leerkrachten die in 2008-2009 afstudeerden en in Antwerpen kwamen lesgeven, heeft 17% tijdens het schooljaar 2010-2011 geen aanstelling meer in het Antwerpse basisonderwijs. Bij de afgestudeerden van 2007-2008 loopt deze uitstroom zelfs op tot 33%. Bovendien is ook de instroom van ‘bijkomende bronnen’ van leerkrachten zoals zij-instromers, de stille reserve, herindienstreders en anders gekwalificeerde leerkrachten erg beperkt, waardoor op dit ogenblik het aanbod aan nieuwe leerkrachten vooral bepaald wordt door de instroom vanuit de lerarenopleidingen. Een prognose van het aantal nieuwe leerkrachten vanuit de lerarenopleidingen afgezet tegenover de verwachte vraag aan leerkrachten in Antwerpen vanuit demografische ontwikkelingen leert dat we zelfs zonder uitstroom van jonge leerkrachten in 2020 aankijken tegen een tekort van 338 leerkrachten. Rekening houdend met deze uitstroom loopt dit tekort op tot 1.189 à 1.620 leerkrachten. De instroom van jonge afgestudeerde leerkrachten is dus niet alleen structureel onvoldoende om aan de vraag te voldoen, bovendien wordt deze instroom deels teniet gedaan door het relatief hoge uitstroompercentage van jonge leerkrachten.
[ 98 ]
Arbeidsmarkt van vacatures en werkzoekende leraren in het Antwerps onderwijs Het aantal ontvangen en openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs bij VDAB stijgt doorheen de schooljaren. Het aantal ontvangen en openstaande vacatures leerkracht basisonderwijs stijgt bij het begin van elk schooljaar, en piekt op het einde van het eerste trimester en bij het begin van het tweede trimester. In de meerderheid van de vacatures (ontvangen en openstaande) wordt minder dan 6 maanden ervaring gevraagd. Vacatures met 6 maanden tot 2 jaar ervaring en meer dan 2 jaar ervaring komen minder vaak voor. Eind juni 2011 geeft een derde van de niet-werkende werkzoekenden met het diploma leerkracht basisonderwijs ook effectief leerkracht basisonderwijs als voorkeurberoep op. Deze werkzoekenden zijn overwegend vrouwen, jonger dan 25 jaar, autochtoon, hebben geen arbeidshandicap, zijn minder dan 1 jaar werkloos, hebben minder dan 2 jaar ervaring en willen allemaal werken in de regio Antwerpen. Er zijn ook niet-werkende werkzoekenden zonder diploma leerkracht basisonderwijs die een baan in het basisonderwijs ambiëren. Een meerderheid van deze werkzoekenden is vrouw, tussen 25 en 50 jaar oud, autochtoon, heeft geen arbeidshandicap, is hooggeschoold, minder dan 1 jaar werkloos, heeft minder dan 2 jaar ervaring en allen zijn bereid om te werken in de regio Antwerpen. Het aantal niet-werkende werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs daalt sinds een aantal schooljaren. In de loop van het schooljaar neemt het aantal werkzoekenden met als voorkeurberoep leerkracht basisonderwijs af (tot mei), om vervolgens toe te nemen en te pieken in augustus.
Afdeling algemeen onderwijsbeleid
www.antwerpen.be/onderwijs 03 338 33 40