1-2
Handleiding voor de leerkracht Groep 1 - 2
Schild-muis-octo-vogel-bok Ik voel een voet Voorlezen in de klas
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................................ 3 2. Inhoud en opzet van het project ........................................................................................... 3 2.1 Inhoud project ‘Ik voel een voet!’ ................................................................................... 3 2.2 De opzet van dit project ................................................................................................. 4 3. Introductie en werkwijze voorleescyclus ............................................................................. 4 4. Verwerkingssuggesties met klanken en letters ................................................................... 6 5. Verwerkingssuggesties met de zintuigen ............................................................................ 8 5.1 Horen ............................................................................................................................. 8 5.2 Voelen............................................................................................................................ 9 5.3 Overige zintuigen ......................................................................................................... 10 6. Verwerkingssuggesties: tekenen en knutselen ................................................................. 11 7. Verwerkingssuggesties: zingen en drama ......................................................................... 12 7.1 Liedje voelen................................................................................................................ 12 7.2 Liedjes over olifanten ................................................................................................... 12 7.3 Uitbeelden.................................................................................................................... 13 8 Afsluiting van het project .................................................................................................... 14
2
1. Inleiding Het project 'Schild-muis-octo-vogel-bok' is onderdeel van het leesbevorderingsprogramma Rode Draad, waarbij plezier beleven aan een boek centraal staat. In groep 1 en 2 ligt het accent daarbij op voorlezen. Voorlezen, het samen bekijken van prentenboeken en er over praten, versjes lezen en liedjes zingen zijn belangrijke elementen in leesbevordering voor de kleuters. Door voorlezen en plaatjes kijken komen kinderen actief en passief met taal in aanraking. Er is een positieve samenhang vastgesteld tussen het voorlezen en het aanvankelijk en begrijpend lezen van kinderen. Ook speelt het boek een grote rol bij de ontwikkeling van fantasie en creativiteit, bij de uitbreiding en herkenning van de leefwereld en bij het herkennen van en leren omgaan met gevoelens. Dit komt nadrukkelijk aan de orde bij het werken met prentenboeken in de klas. In deze handleiding 'Schild-muis-octo-vogel-bok' vindt u allerlei suggesties om het prentenboek 'Ik voel een voet!' interactief aan te bieden. Het verhaal kent verschillende thema's zoals zintuigen (voelen, horen) en fantasie (het is niet wat het lijkt). Het project richt zich vooral op het stimuleren van de taalontwikkeling van kleuters. Daarnaast vormt het verhaal een zinvolle context voor allerlei activiteiten die in een kleuterklas aan de orde komen. De suggesties in deze handleiding zijn gebaseerd op de richtlijnen van VVE-Taallijn. Interactief voorlezen is één van de onderdelen van VVE -Taallijn (http://www.sardes.nl/projecten). Taallijn is ontwikkeld door het Expertisecentrum Nederlands en Sardes in opdracht van Ministerie van OCW. Binnen de Taallijn ligt de nadruk op de interactie met en tussen kinderen. Doel van de interactie is naast taalaanbod ook taalproductie te stimuleren. Taal leren kinderen voor een belangrijk deel door het voeren van gesprekken.
2. Inhoud en opzet van het project 2.1 Inhoud project ‘Ik voel een voet!’ U ontvangt van de bibliotheek het prentenboek 'Ik voel een voet!' van Maranke Rinck met illustraties van Martijn van der Linden dat bij dit project hoort. Het is uitgegeven bij uitgeverij Lemniscaat in 2008. In dit prachtige prentenboek staat de fantasie centraal. Vijf dieren slapen in een hangmat. Het is nacht en pikdonker. Plotseling hoort de schildpad een geheimzinnig ritselend geluid. Eén voor één gaan ze op onderzoek uit. Wie of wat zou het zijn? Naast dit prentenboek ontvangt u van de bibliotheek de volgende materialen om het verhaal te introduceren en te verwerken: - krat met boeken rond de thema’s zintuigen, fantasie - een hangmat - 5 kussentjes met afbeeldingen van de dieren - een map met 6 kopieervellen van de dieren; - een voeldoos - een handleiding leerkracht.
3
2.2 De opzet van dit project Het prentenboek 'Ik voel een voet!' van Maranke Rinck en Martijn van der Linden staat centraal in dit project. De zintuigen voelen en horen spelen een belangrijke rol in het verhaal maar ook de fantasie ('iets is niet wat het lijkt') is een thema. De bijgeleverde hangmat heeft tijdens het project de rol van alternatieve projecttafel. In de handleiding wordt uitgegaan van een projectperiode van ca. vijf weken. U kunt op verschillende manieren werken met het project. Er kan bijvoorbeeld in de periode dat de Rode Draad op school is één dag per week met het project gewerkt worden. Een andere mogelijkheid is om het werken met het project te clusteren tot een periode van twee tot drie weken. De voorleesactiviteiten in deze handleiding zijn beschreven volgens de richtlijnen van Taallijn VVE. De taallijn VVE volgt een voorleescyclus met zes stappen. 1. Voorbereiding door de leerkracht. Verhaal lezen en probleemstelling bepalen. 2. Kinderen nieuwsgierig maken. Aan de hand van de platen voorspellen kinderen de inhoud van het verhaal. 3. Introduceren van verhaalfiguren en voorlezen van het verhaal. 4. Ingaan op het verhaal. De verhaallijn, het probleem en de oplossing. 5. Doorgaan op het verhaal. 6. Afsluiting van het project.
3. Introductie en werkwijze voorleescyclus 3.1 Voorbereiding Kies een vast moment voor het introduceren van het project en vervolgens voor het voorlezen van het prentenboek op verschillende manieren. Ook voor het verder werken met het project is het raadzaam een vast moment te kiezen. Zo wordt het project ingebed in het dagprogramma. Lees het prentenboek eerst zelf en bepaal de probleemstelling zodat u het gesprek met de kinderen over het verhaal goed kunt leiden. Hieronder volgen de stappen in het voorlezen van het boek. Verdeel deze stappen over een aantal dagen of weken. Kies na elke stap één of twee verwerkingsvormen naar keus uit de genoemde lessuggesties.
3.2 Kinderen nieuwsgierig maken: Introductie van het prentenboek ‘Ik voel een voet!’ Op de eerste pagina is de hangmat met de dieren afgebeeld. U ontvangt van de bibliotheek een kleurrijke hangmat. Hang de hangmat op in de klas en leg het boek en de dierenkussentjes erin. Tijdens het project kunt u de hangmat gebruiken als projecttafel. Bekijk en bespreek de hangmat met de kinderen. Bijvoorbeeld: 'Wie heeft er wel eens in een hangmat gelegen? Wanneer en waar. In de winter?' Ontdek samen met de kinderen wat er in de hangmat ligt. Bekijk de afbeeldingen op de kussentjes en ontdek onderin de hangmat het boek. Introduceer het prentenboek. Het boek wordt tijdens deze eerste kennismaking niet volledig voorgelezen. Kinderen mogen hun eigen invulling geven aan de platen die hen getoond worden. Met deze eerste kennismaking prikkelt u de nieuwsgierigheid van kinderen naar het verhaal en laat u de kinderen voorspellen waar het verhaal over gaat. Wijs de titel aan en lees het voor. Bekijk de voorkant en de achterkant. Het is voor taalzwakke kinderen een manier om voorkennis op te doen waardoor het echte voorlezen van het verhaal beter opgenomen kan worden.
4
Geef de kinderen een kijkvraag mee zoals bijvoorbeeld' Wie doen er allemaal mee in het verhaal?' Stel aan de hand van de platen vragen zoals 'Waar denken jullie dat het verhaal over gaat? Waarom denk je dat?' Laat niet het hele boek zien want dan wordt de clou al weggegeven. Stop met de pagina vlak voor de hele olifant te zien, maar alleen nog de slurf van de olifant. Octopus is een moeilijk woord voor inktvis. Dit woord zullen niet alle kleuters kennen. Bespreek wat een octopus is wat tentakels zijn en wat hij kan en waar hij leeft. Ook een vleermuis vraagt wellicht om wat uitleg. Toepasselijke lessuggesties hierna zijn: o De dieren in collagetechniek 6.1
3.3 Introduceren van de verhaalfiguren en voorlezen van het verhaal Vul een doosje met rijst zodat u een prikkelende start heeft van het voorlezen. Herinner de kinderen aan de vorige keer dat het boek bekeken is en wat toen bedacht is over de inhoud van het verhaal. Start de vertelling met het geluid van een doosje gevuld met rijst. Laat in dit geval niet de voorkant van het boek zien maar begin met de eerste pagina. Wijs op de dichte ogen van de dieren en laat het rijstdoosje nogmaals horen. Zorg dat de kinderen niet zien dat u dit geluid maakt. Stop het bijvoorbeeld in een zak van een kledingstuk. Betrek de kinderen bij de vertelling door ook aan hen te vragen 'Horen jullie wat ik hoor?'. Laat de kinderen voorspellen wat er gebeurt als de hangmat beweegt, wiebelt en zwaait. Laat de hangmat bewegen en laat tenslotte de dierenkussentjes uit de hangmat “kieperen”. Onderstreep de val uit de hangmat met een klap in uw handen. Beeld met uw mimiek en lichaamstaal 'stokstil' uit en laat een pauze vallen. Licht het woord ingewikkeld toe door een synoniem als het woord moeilijk er aan toe te voegen. Laat de kinderen voorspellen wat schildpad voelt. Bij de octopus en de volgende dieren kunt u de kinderen laten voorspellen wat de dieren gaan zeggen. 'Daar ritselt een ... ?' en 'Ik ben gewoon een .... ? 'Wat denken jullie? Toepasselijke lessuggesties hierna zijn: o Horen 5.1
3.4 Ingaan op het verhaal: de verhaallijn, het probleem en de oplossing Tijdens dit derde voorleesmoment gaat u vooral in op de verhaallijn, het probleem en de oplossing in het verhaal. Introduceer het voorlezen met de hangmat. Leg de boeken uit de krat in de hangmat waaronder het prentenboek 'Ik voel een voet!'. Haal er wat boeken uit en doe ze weer terug om het doorzakken van de hangmat te demonstreren. Houdt een paar dikkere boeken, bijvoorbeeld het grote boek van Elmer achter de hand zodat u na afloop van het voorlezen bij het nabespreken het verschil van het gewicht van de olifant zichtbaar kunt maken. Het is belangrijk om open vragen te stellen. Laat de kinderen vrijuit vertellen en associëren. Speel de vraag eens door naar een minder mondig kind. Ook het tegendeel beweren kan reacties uitlokken bij kinderen. Lees het verhaal letterlijk voor. Deze derde keer staat het nabespreken in het teken van Olifant. Bekijk Olifant met elkaar en kijk of de kinderen de verschillende lichaamsdelen van de olifant herkennen. U kunt ook met elkaar terugkijken naar de pagina's waarop de verschillende dieren zichzelf in groot formaat dachten te herkennen. 5
leder dier bevoelt een stukje van de olifant zoals hij door de illustrator is afgebeeld. Op de volgende pagina kijk je als het ware in het hoofd van de dieren; het is hun fantasie. Bespreek of kinderen dit verschil tussen de zogenaamde werkelijkheid en fantasie zien. Vraag de kinderen waarom Olifant een beetje droevig is? Misschien herkennen ze dit gevoel ook. Vergelijk de eerste pagina waarop de vijf dieren in de hangmat liggen met de laatste pagina waarop ook Olifant in de hangmat ligt. Een vraag kan zijn: 'Wat zijn de verschillen en hoe komt dat?' Toepasselijke lessuggesties hierna zijn: o Voelen 5.2 o Schild-muis-octo-vogel-bok 6.3 en Olifant 6.4 o Liedjes 7.1 en 7.2
3.5 Doorgaan op het verhaal De kinderen hebben het verhaal al een aantal keren gehoord. U kunt het voorlezen nu introduceren met een vraag. Bijvoorbeeld: Welk dier vinden jullie het leukst?'. Nodig de kinderen uit om het verhaal te vertellen aan de hand van de pagina's. Lees de eerste pagina voor en laat vervolgens de kinderen bij de volgende pagina's het verhaal vertellen. Moedig aan door vragen te stellen als: 'Wat gebeurde er toen? Wie was het dapperst? Wat voelde Vleermuis? Wat zei Octopus?' enzovoort. Op de laatste pagina slapen de dieren. 'Olifant ook? Hoe weet je dat en wat gebeurt er dan? Wat hoort Olifant, wat denk je?'. Laat kinderen vrij fantaseren. Toepasselijke lessuggesties hierna zijn: o Uitbeelden 7.3
3.6 Boeken uit de krat Naast het boek Ik voel een voet ontvangt u een krat met boeken over de thema’s zintuigen, fantasie enzovoort. Stal de boeken uit op een centrale plaats; in de hangmat of in de boekenhoek. En laat de kinderen regelmatig de boeken bekijken. Lees gedurende de projectperiode een aantal van de boeken voor op de hierboven beschreven wijze. Bij de diverse lessuggesties worden titels genoemd die goed aansluiten bij de activiteit.
4. Verwerkingssuggesties met klanken en letters Het kunnen verbinden van een klank met het letterteken is een belangrijke voorwaarde om te leren lezen. Een goede reden om hier aandacht aan te besteden. In het boek 'Ik voel een voet!' komen zes dieren voor. U kunt tijdens de projectweken de beginletter van één dier centraal stellen. Bijvoorbeeld de eerste week de S van Schilpad. De tweede week de V van Vogel en Vleermuis. Ook de B van Bok leent zich goed voor een dergelijke activiteit. De letter 0 van Octopus en Olifant wordt overgeslagen omdat dit eerder verwarrend werkt vanwege de verschillende klanken.
4.1 Letter S in de hangmat Zoek op de eerste pagina in het boek het woord Schildpad en laat dit woord zien. Teken een grote S en laat de kinderen zien dat de letter de vorm heeft van een slang, een woord dat ook begint met de letter S. Bespreek of er kinderen in klas zijn waarvan de naam begint met een S. Bedenk met elkaar woorden die beginnen met de letter S. Speel met de klank, verzin echte woorden en
6
onzinwoorden die beginnen met de letter S en rijg ze als een slang aan elkaar door ieder kind zijn of haar S-woord te laten opnoemen. Dit kan hard, zacht, blij, boos enzovoort. Maak van alle of een aantal S-woorden een SSSS-liedje op een willekeurige eenvoudige melodie. Begin het SSSS-liedje met het woord schildpad en eindig met sssssssssss en een vinger voor de mond. Vraag de kinderen van thuis voorwerpen mee te nemen die beginnen met de letter S. Gebruik de hangmat als verzamelplek voor de verschillende voorwerpen. Met veiligheidsspelden kunt u voorwerpen vastmaken aan de stof van de hangmat. Zorg dat boven de hangmat een grote letter S zichtbaar is. Bespreek de voorwerpen die meegenomen worden in de kring en maak er kaartjes van. Eventueel kunnen de kinderen deze S-woorden stempelen.
4.2 Letter V uitbeelden Benodigdheden - tijdschriften; In het verhaal komt de letter V veelvuldig voor. Denk aan vleermuis en vogel maar ook aan voel en voet. Laat de pagina zien waarop de vleermuis op onderzoek gaat. 'Vleermuis fladdert met haar vleugels'. Wijs de letter V aan en bespreek de vorm van de letter. Bekijk vervolgens de voorkant van het boek waarop ook twee maal de letter V te ontdekken is. Nodig de kinderen uit de letter V met hun handen uit te beelden. Bedenk met elkaar nog meer woorden die beginnen met de letter V. Laat kinderen in tijdschriften afbeeldingen zoeken en uitknippen van voorwerpen die beginnen met de letter V. Schrijf de woorden bij de afbeeldingen en laat eventueel de kinderen de woorden stempelen. Benodigdheden - digitale camera U hebt de kinderen de letter V met de handen laten vormen. 'Hoe zou het nog meer kunnen?' Nodig de kinderen uit om mee te denken. Bijvoorbeeld door met je voeten de letter V uit te beelden of laat de kinderen in tweetallen de letter V vormen waarbij ieder kind een poot van de letter is en de twee hoofden elkaar onderaan raken. Natuurlijk maken de kinderen zich zo lang en smal mogelijk. Bespreek ook of de poten van de letter V van gelijke grootte moeten zijn en misschien moeten de combinaties van de kinderen ook dezelfde kleur kleren aanhebben. Maak hiervan met een digitale camera foto's waarbij u steeds een ander standpunt kiest. Vanuit vogelperspectief, vanaf de grond, enzovoort. Laat de letterfoto's zien op een smartboard of op de computer.
4.3 Letter B op de foto Benodigdheden: - digitale camera. Bok is nog niet aan de beurt geweest. Zet de letter b van Bok centraal. Verzamel met elkaar in de klas allerlei voorwerpen die beginnen met de letter b. Laat kinderen ook van thuis spullen meenemen. Ieder kind maakt een digitale foto van zijn of haar voorwerp. Door deze foto' s in een PowerPoint presentatie te verzamelen maakt u als het ware een digitaalletterboek. Met deze presentatie kunt u klassikaal werken als u een digitaal schoolbord heeft. Individueel of in kleine groepjes voor de computer is natuurlijk ook mogelijk. Bekijk het digitale letterboek met elkaar. Laat de kinderen de letter b spelen met hun lijf. Zet de kinderen kaarsrecht neer en maak allemaal een bolle buik. Begeleidt de bolle buik met de handen of stop allemaal een kussentje onder de trui. Zo hebben alle kinderen een echte bolle buik net zoals de letter b. Door de kinderen te fotograferen heeft u een mooie eerste dia als startpagina van het digitale letterboek b.
7
4.4 Letters voelen Benodigdheden - macaroni, rijst, erwten, etc. Laat de kinderen op een stuk karton de S, de V of de B groot opschrijven. Plak de letters vol met macaroni, rijst, erwten of vergelijkbare materialen. Zo ontstaat een “voelletter”. Kunnen de kinderen met een blinddoek om de letters herkennen?
5. Verwerkingssuggesties met de zintuigen Het prentenboek 'Ik voel een voet!' van Maranke Rinck en Martijn van der Linden staat centraal in dit project. De zintuigen voelen en horen spelen een belangrijke rol in het verhaal. Het verhaal is dus een goede aanleiding om met de kinderen over zintuigen te werken.
5.1 Horen Rijstkoker maken Bij stap 3 in de voorleescyclus wordt ingegaan op het zintuig luisteren: “Vul een doosje met rijst zodat u een prikkelende start heeft van het voorlezen. Herinner de kinderen aan de vorige keer dat het boek bekeken is en wat toen bedacht is over de inhoud van het verhaal. Start de vertelling met het geluid van een doosje gevuld met rijst. Laat in dit geval niet de voorkant van het boek zien maar begin met de eerste pagina. Wijs op de dichte ogen van de dieren en laat het rijstdoosje nogmaals horen. Zorg dat de kinderen niet zien dat u dit geluid maakt. Stop het bijvoorbeeld in een zak van een kledingstuk. Betrek de kinderen bij de vertelling door ook aan hen te vragen 'Horen jullie wat ik hoor?'. Laat de kinderen voorspellen wat er gebeurt als de hangmat beweegt, wiebelt en zwaait. Onderstreep de val uit de hangmat met een klap in uw handen. Beeld met uw mimiek en lichaamstaal 'stokstil' uit en laat een pauze vallen. Licht het woord ingewikkeld toe door een synoniem als het woord moeilijk er aan toe te voegen. Laat de kinderen voorspellen wat schildpad voelt. Bij de octopus en de volgende dieren kunt u de kinderen laten voorspellen wat de dieren gaan zeggen. 'Daar ritselt een ... ?' en 'Ik ben gewoon een .... ? 'Wat denken jullie?” Maak met de kinderen een “rijstkoker”. Neem een kleine kartonnen koker met deksel of sluit de openingen af met een stuk gekleurd papier met een elastiekje eromheen. Verf eerst de koker in vrolijke kleuren. Vul de koker met rijst en sluit de koker af. U kunt de kinderen ook kokers laten vullen met gedroogde bonen of macaroni. Laat de kinderen de verschillende geluiden horen en herkennen. Geluiden herkennen Begin de dag met een cd vol dier- of omgevingsgeluiden. Hoe reageren de leerlingen, herkennen ze de geluiden? Herkennen ze ook elkaars stem als ze geblinddoekt zijn? Boeken over geluiden: Heine, Helme – Lawaaimakers! Montfreid, Dorothee de – Donker is de nacht
8
5.2 Voelen Voelboeken In de krat zitten een aantal “voelboeken”, o.a.: Bruna, Dick – De wereld van Nijntje Carle, Eric – De spin die het druk had Mitchel, Melanie – wie kan tegen kietelen? Watt, Fiona – Dinosauriërs Laat de kinderen deze boeken bekijken/bevoelen. Laat ze dat eens doen met de ogen dicht.
Voeldoos Benodigdheden: - voeldoos; - twee blinddoeken; - voorwerpen met de beginletter S, V of B - zandloper of kookwekker In de voeldoos kunt u kinderen laten raden naar de voorwerpen die verzameld zijn naar aanleiding van een activiteit rond een letter. Kinderen leren het meest van interactie met elkaar. Door voorwerpen te laten omschrijven werkt u aan de woordenschat van kinderen. Zorg voor twee blinddoeken of gebruik maskers waarvan de ogen met gekleurd tape dichtgeplakt zijn. Spreek de spelregels duidelijk af met de kinderen. Bespreek de verschillende rollen. Welke vragen kan je stellen en hoe geef je antwoord op de vragen zonder alles te verraden? Twee kinderen kiezen een voorwerp voor in de voeldoos. De andere twee kinderen raden het voorwerp door eerst vragen te stellen en in tweede instantie het voorwerp te betasten. Gebruik een zandloper of kookwekker en stel deze in op twee minuten. Als de kookwekker afgaat moeten kinderen het voorwerp raden. Als ze het niet weten mogen ze het voorwerp voelen als hulpmiddel bij het oplossen van het raadsel. Wissel vervolgens van rol. De kinderen die raden mogen nu omschrijven. Spelletje blindekind Alle kinderen staan in een kring. Eén kind staat in het midden met een blinddoek om. Dat kind wordt in de rondte gedraaid. Hij moet naar een kind in de kring lopen en door te voelen raden wie dat kind is. Als hij het goed heeft, wordt diegene het nieuwe blindekind.
Voeldoosjesmuseum Benodigdheden: - diverse dozen, bijvoorbeeld schoenendozen; - zwarte verf; - materialen met een verschillende structuur bijvoorbeeld watten - schuurpapier - lijm enz; - verschillende voorwerpen bijvoorbeeld een schroef - een pen - een stekker enz. Voor een afsluitende presentatie kunt u met de kinderen een voeldoosjesmuseum maken. Prik een rondje uit de zijkant van de doos waar een hand door kan. Plaats in de doos materiaal met een duidelijk voelbare bijzondere structuur of een voorwerp met een bijzondere vorm. Laat de kinderen in de verschillende dozen voelen. Herkennen ze wat er in de doos zit?
9
5.3 Overige zintuigen Proefspelletje Doe in kleine kommetjes allerlei smaken. Bijvoorbeeld stroop, azijn, chocoladepasta, olie, ketchup, jam, pindakas, citroensap, grapefruitsap, dropwater en mayonaise. Blinddoek een van de kinderen en laat het kind zijn vinger in de kommetjes steken en proeven. - Hoe smaakt het? Zoet, zout, zuur of bitter?
- Weet je wat je proeft? Geef les in smaak door de kinderen verschillende groenten en fruit te laten proeven. Meer over smaaklessen vindt u op www.smaaklessen.nl Grote ogen Benodigdheden -spiegels Middenin je oog zit een zwart puntje, je pupil. Is er veel licht dan is je pupil klein. En als er weinig licht is, is je pupil groot. Laat de kinderen dit ervaren. Zorg dat de kinderen een spiegel bij de hand hebben. Laat de kinderen ca. 1 minuut in het donker zitten door bijvoorbeeld het licht uit te doen of de kinderen de handen voor de ogen te laten doen. Laat de kinderen daarna in de spiegel kijken naar hun pupillen. Zie je dat die steeds kleiner word? Door een andere bril kijken Bekijk de binnenkomst van uw leerlingen door een flinke bril of verrekijker. Zorg voor wcrollen waardoor uw leerlingen uw voorbeeld kunnen volgen. Laat de kinderen ook eens kijken door een verrekijker, een loep, leesbril, etc. Wat zien ze? Kunnen ze dit vertellen? Ruikspelletje Zet op een tafel de volgende dingen klaar: een doorgesneden sinaasappel, zeep, gemalen koffie, kaneel, azijn, parfum, kaas, babyolie, pindakaas, een doorgesneden ui. Of kies andere dingen met een uitgesproken geur. Zorg dat de kinderen de dingen van te voren niet kunnen zien. De kinderen mogen met een blinddoek om ombeurten raden wat ze ruiken. Wie raad de meeste dingen goed? Boeken over zintuigen: Bon, Annemarie – Hoofd, schouders, knie en teen Roederer, Charlotte – De vijf zintuigen Tibo, Giles – Met andere ogen
10
6. Verwerkingssuggesties: tekenen en knutselen 6.1 De dieren in collagetechniek Benodigdheden: - lapjes stof of cadeaupier of tijdschriften; - kopieervellen; - stevig A3 papier of karton; - elastiekjes; - splitpennen. Bij het project ontvangt u een aantal kopieervellen van de dieren. Deze kunt u op verschillende manieren gebruiken. De dieren zijn geschilderd in een collageachtige techniek. De tekeningen in het boek vormen de inspiratie voor de kinderen om van de kleurplaten hun eigen collages te maken. Gebruik hiervoor lapjes stof, cadeaupapier of uit tijdschriften geknipt papier. Laat ieder kind een eigen map maken door een stevig vel-A3 in het midden te vouwen. Bevestig in iedere hoek een elastiek achter twee spitpennen. Plak de collage op de voorkant. Zo heeft ieder kind een portfolio waarin de verschillende werkjes tijdens het project verzameld worden.
6.2 Nachtschilderij De zwarte achtergrond en de collagetechniek van de illustraties vormen de inspiratie tot het maken van een nachtschilderij. Laat kinderen met vetkrijt een A4 voorzien van kleurvlakken. Hier overheen wordt de nacht getekend door met zwart vetkrijt de kleuren te laten verdwijnen. Met een scherp voorwerp kunnen kinderen een dier tekenen in de zwarte laag, bijvoorbeeld een schild-muis-octo-vogel-bok-dier.
6.3 Schild-muis-octo-vogel-bok Hoe ziet dat vreemde dier er uit? Laat kinderen hun eigen fantasie dier maken. Verdeel de klas in groepjes. Per groepje wordt er één dier gemaakt. Ieder kind geeft vorm aan een lichaamsdeel. Bijvoorbeeld lijf, kop, vleugel, poot en staart. Geef ieder kind een andere kleur en eventueel ander materiaal, bijvoorbeeld gewone verf, verf waaraan zaagsel of behangersplak is toegevoegd, vetkrijt enzovoort. De lichaamsdelen worden uitgeknipt en op zwart papier tot één fantasiedier collage geplakt.
6.4 Olifant Lees een boek over een olifant voor, bijvoorbeeld: McKee, Davis – Het grote boek van Elmer Vries, Anke de – Mijn olifant kan bijna alles Laat de kinderen hun eigen fantasieolifant teken, kleuren, plakken. . Bij de boeken over Elmer de olifant zijn diverse lesideeën en kleurplaten te vinden op de boekenpagina van www.kleutergroep.nl
11
7. Verwerkingssuggesties: zingen en drama 7.1 Liedje voelen Bij het prentenboek is een variatie gemaakt op de wijs van het klassieke liedje 'Eén, twee, drie vier hoedje van hoedje van ... '. Op http://www.kennisnet.nl/po/leerkrachtlvakken/muzieklkinderliedjes/index.html kunt u de muziek beluisteren. Laat steeds de desbetreffende pagina uit het prentenboek zien. Zorg dat alle dieren aan bod komen. Liedje: Eén, twee, drie,Vier Wat hoor ik daar Wat voel ik hier Eén, twee, drie, vier Ik voel een heel groot die Voelen hier en voelen daar Voelen voelen raden maar Eén, twee, drie, Vier Ik voel een (schildpad) hier. Begeleidt het liedje met een dansje. U kunt dit doen door op de plaats: bij één, één keer te springen; bij twee, twee handen omhoog te doen; bij drie, drie vingers te laten zien, en; bij vier, twee handen in de lucht te steken en met twee voeten van de grond te springen; bij 'wat hoor ik daar' handen achter de oren plaatsen; bij 'wat voel ik hier' armen naar voren steken waarbij de handen met de palmen omhoog wijzen.
7.2 Liedjes over olifanten Olifant speelt een belangrijke rol deze week. Zing met elkaar allerlei liedjes over een olifant zoals bijvoorbeeld te vinden zijn op de website: http://www.kinderliedjes.nu/index.php?s=olifant: - daar komt familie Olifant - de olifant heeft de allerdikste billen van het hele land - olifantje in het bos
Alle kleuren van de regenboog Er woonden zeven olifantjes in de dierentuin. De één was groen, de ander rood, de derde die was bruin De vierde blauw, de vijfde geel, de zesde die was zwart. De zevende oranje en die vond dat heel apart. Maar ’t kleine zwarte olifantje vond het jammer dat hij niet zoals zijn vriendjes ook een vrolijk kleurtje had. Dus verfde hij zichzelf, en na een uurtje was hij droog. Nu heeft hij alle kleuren van de grote regenboog.
12
7.3 Uitbeelden Het verhaal is op een eenvoudige manier in de speelzaal na te spelen. Zorg dat de kinderen op de grond kunnen liggen. Gebruik het boek als leidraad en neem de kinderen mee in de fantasiewereld van het verhaal. U vertelt en de kinderen beelden uit. De zinnetjes die steeds terugkomen, spreken de kinderen met u mee. Zet alle kinderen, behalve de kinderen die de olifant uitbeelden, op één lijn alsof ze in een hangmat liggen. Olifant bevindt zich aan de andere kant van de speelzaal. Verdeel de klas in zes groepjes. Ieder groepje heeft de rol van een dier uit het boek. Alle dieren hebben hun eigen bewegingspatroon, bespreek dit met elkaar. Een schildpad is heel traag, de vleermuis fladdert. De octopus loopt op handen en voeten en sluipt. De vogel fladdert ook maar heel voorzichtig en de bok springt. Vijf kinderen vormen samen de olifant. Ieder kind vertegenwoordigt een lichaamsdeel waar de andere dieren zichzelf in herkennen. Eén kind is de poot, een ander kind de slurf, de volgende het oor, weer een ander de slagtand en als laatste is een kind de staart. Wellicht bedenken de kinderen dat ze attributen nodig hebben om de olifant goed te kunnen uitbeelden zoals bijvoorbeeld een lap stof als oor en een sjaal als staart. Volg het verhaal en laat de verschillende schilpadden op weg gaan om te voelen, vervolgens de vleermuizen enzovoort.
Verhaal De dieren slapen in de hangmat.
Schildpad wordt wakker, hij hoort iets. De andere dieren worden wakker, ze gaan zitten. De hangmat beweegt, wiebelt en zwaait. De hangmat kiepert om en de dieren vallen op de grond. Vervolgens gaan de groepjes dieren op onderzoek uit.
Sluit af met opnieuw slapen in de hangmat
Actie Laat de kinderen hun ogen sluiten en neem ze mee in de wiegende beweging van de hangmat. Laat het geluid van het rijstdoosje weer horen. de kinderen gaan zitten en wiegen met hun bovenlichaam. De kinderen vallen achterover waarbij ze in hun handen klappen. De dieren staan op en achtereenvolgens gaan zij op onderzoek uit en voelen aan de schildmuis-octo-vogel-bok. Alle dieren hebben hun eigen bewegingspatroon. Een schilpad is heel traag, de vleermuis fladdert. De octopus loopt op handen en voeten en sluipt. De vogel fladdert ook maar heel voorzichtig en de bok springt. Na ieder dier zegt u 'Ik voel een supergrote ......... schildpad, vleermuis enz. ' Stel dan de vraag aan de kinderen 'Klopte het wat de dieren voelden?' Het olifanten groepje krijgt hierin ook een plekje. Alle kinderen sluiten de ogen.
13
8 Afsluiting van het project 8.1 Presentatie voor de ouders De laatste week staat in het teken van de presentatie van de kinderen. Tijdens het project zijn de kinderen intensief met het prentenboek 'Ik voel een voet' bezig geweest. Naast afsluiting van dit project met de klas is het aan te bevelen de verschillende projecten van de Rode Draad met alle groepen af te sluiten. De kinderen kunnen aan elkaar laten zien waar ze de afgelopen tijd mee bezig zijn geweest. Dit heeft ook een leesbevorderend effect. Ouders kunnen uitgenodigd worden om te kijken naar voordrachten en werkstukjes die gemaakt zijn bij de verschillende projecten. De afsluiting van Rode Draad kan ook aanleiding zijn om een viering eens in de 'boekensfeer' te gieten. Op deze manier maakt u als school aan de ouders duidelijk dat plezier beleven aan boeken 'plezierig' serieus genomen wordt.
8.2 Voorlezen Lees het prentenboek nog eenmaal voor zodat ook de ouders het verhaal kennen. Gebruik het geluid van het rijstdoosje als prikkelende introductie en betrek de kinderen zoveel mogelijk bij de vertelling. Uw voorbeeldgedrag zal ouders wellicht inspireren om thuis meer interactief voor te lezen.
8.3 Afsluiting Na het voorlezen kunt u het project op een van de volgende manieren afsluiten. - Expositie De kinderen leiden de ouders rond langs de verschillende uitgestalde werkjes, de voorwerpen in de hangmat, de uitgestalde portfolio’s van de kinderen en in het voeldoosjesmuseum. Sluit de bijeenkomst af met het zingen van het liedje 'Eén twee drie vier'. - Drama Lees het boek nog een keer voor en laat de kinderen het verhaal uitbeelden op de manier zoals u dat geoefend hebt met de kinderen bij activiteit 7.3 “uitbeelden”. Sluit de bijeenkomst af met het zingen van het liedje 'Eén twee drie vier' of een ander toepasselijk liedje.
14