SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
\\cbg08\miekev$\Bureaublad\Trandate\Trandate SPC.doc Auteur: miekev
Laatste bewerking: 14-1-2011 11:25 1 van 9 pagina('s)
C
1.
B
G M
E
B
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Trandate Injectie, oplossing voor injectie 5 mg/ml
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Trandate Injectie, oplossing voor injectie, bevat 5 mg/ml labetalol, als hydrochloride in een 20 ml ampul Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie voor i.v. gebruik. De oplossing voor injectie is een heldere vloeistof. pH 4.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Trandate Injectie kan worden gebruikt wanneer een snelle bloeddrukdaling bij ernstig hypertensieve patiënten moet worden bereikt. Trandate Injectie kan worden gebruikt bij zwangerschapshypertensie. 4.2
Dosering en wijze van toediening
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de dosering en de toediening: Trandate Injectie is bedoeld voor intraveneus gebruik bij klinische patiënten. De plasmaconcentraties, die worden bereikt met intraveneuze doses labetalol bij ernstige hypertensie zijn aanzienlijk hoger dan die na oraal gebruik van labetalol en blokkeren een groter deel van de alfareceptoren, hetgeen nodig is om ernstige hypertensie onder controle te brengen. Daarom moet Trandate Injectie altijd worden toegediend aan een liggende patiënt. Het dient te worden voorkomen, dat de patiënt binnen drie uur na toediening omhoog komt, daar de kans op ernstige orthostatische hypotensie dan groot is. Op de longfunctie moet worden gelet, vooral bij patiënten die in de anamnese longproblemen hadden. De bloeddruk en de hartfrequentie moeten tijdens de infuusperiode (dit geldt trouwens ook voor de periode na een injectie) continu worden gecontroleerd, totdat de bloeddruk en de hartfrequentie voldoende zijn verminderd. Bij de meeste patiënten treedt een geringe vermindering van de hartfrequentie op: ernstige bradycardie is ongewoon, maar kan onder controle gebracht worden door 0,25-3 mg atropine intraveneus toe te dienen. Volwassenen: Bolusinjectie Wanneer het noodzakelijk is de bloeddruk snel te verminderen, zoals bijvoorbeeld bij hypertensieve encefalopathie, kan een dosis van 50 mg (= 10 ml Trandate Injectie) direct intraveneus worden TrandateInjectieQRDv22.2
C
B
G M
E
B
toegediend over een periode van ten minste één minuut. Indien nodig kunnen doses van 50 mg herhaald worden gegeven met intervallen van vijf minuten tot een bevredigende reactie is verkregen. De totale dosis moet de 200 mg niet overschrijden. Na een bolusinjectie treedt het maximale effect gewoonlijk op binnen vijf minuten, de werkingsduur is gewoonlijk ongeveer zes uur, maar kan zelfs achttien uur bedragen. Een te abrupte bloeddrukdaling zoals die ontstaat bij gebruik van de bolustechniek, dient echter bij patiënten met arteriosclerosis cerebri, wegens het risico van het ontstaan van thrombosis cerebri, te worden vermeden. Intraveneus infuus Deze kan worden gemaakt door 2 ampullen (200 mg labetalolhydrochloride) te verdunnen tot 200 ml met een passende infusievloeistof (bijv. natriumchloride 1,8 g/l (30 mmol/l) + glucose 40 g/l (222 mmol/l)). Deze infuusoplossing bevat 1 mg labetalol per ml. Deze oplossing kan worden toegediend via een pediatrischeinfuusset voorzien van een 50 ml buret om de dosering nauwkeurig te kunnen meten. De infuussnelheid van labetalol moet ongeveer 2 mg (2 ml van de oplossing) per minuut bedragen, totdat een bevredigende reactie wordt verkregen; dan moet worden gestopt. De effectieve dosis ligt gewoonlijk tussen de 50 en 200 mg, afhankelijk van de ernst van de hypertensie. Meestal is het niet nodig meer dan 200 mg toe te dienen, maar hogere doses kunnen nodig zijn, in het bijzonder bij patiënten met een feochromocytoom. Hypertensie tijdens de zwangerschap: er wordt begonnen met een infuussnelheid van 20 mg/uur, de dosis kan iedere 30 minuten worden verhoogd tot een bevredigende bloeddrukdaling is verkregen of tot een dosis van 160 mg/uur is bereikt. In uitzonderingsgevallen kunnen hogere doses noodzakelijk zijn. Indien het noodzakelijk is labetalol per infuus toe te dienen, moet de toestand van moeder en kind nauwlettend worden gecontroleerd (zie ook sectie "zwangerschap en lactatie"). De infuussnelheid kan geregeld worden op geleide van de reactie, dit ter beoordeling aan de arts. Kinderen: De veiligheid en effectiviteit is bij kinderen niet onderzocht. Trandate Injectie dient niet toegediend te worden bij kinderen. 4.3
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen - tweede- of derdegraads hartblok, cardiogene shock en andere condities geassocieerd met ernstige en langdurige hypotensie of ernstige bradycardie - indien perifere vasoconstrictie een laag hartminuutvolume doet vermoeden, is het gebruik van - bètablokkers, zelfs als deze cardioselectief zijn, dienen niet gebruikt te worden bij patiënten met astma of patiënten met een historie van obstructieve aandoeningen van de luchtwegen 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Labetalol moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een perifere vasculaire ziekte, omdat de symptomen kunnen verergeren. Labetalol kan bradycardie geven. Als een patiënt symptomatische bradycardie ontwikkelt, moet de dosis worden verlaagd. Gegeven het negatieve effect van bèta-adrenoreceptorblokkerende middelen op de atrioventriculaire geleidingstijd, dient labetalol met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met een eerstegraads atrioventriculair blok.
TrandateInjectieQRDv22.2
Trandate Injecti
C
B
G M
E
B
In zeer zeldzame gevallen is melding gemaakt van ernstige leverbeschadigingen ten gevolge van behandeling met labetalol. Deze beschadigingen zijn gewoonlijk reversibel en treden op zowel na langdurig als na kortstondig gebruik. Zodra symptomen duiden op verminderd functioneren van de lever dient dit door middel van laboratoriumtesten te worden gecontroleerd. Indien deze testen inderdaad duiden op leverbeschadigingen of geelzucht, moet de behandeling met labetalol worden gestaakt en niet meer opnieuw worden gestart. Evenals dat met andere bèta-adrenoreceptorblokkerende middelen het geval is, kan labetalol de symptomen van hypoglykemie bij diabetespatiënten en bij thyreotoxicose maskeren. Patiënten van wie bekend is dat zij een sterke anafylactische reactie hebben vertoond na contact met diverse allergenen, kunnen, indien zij bètablokkers gebruiken, heftig reageren bij een volgend contact met een allergeen. Deze patiënten kunnen door het gebruik van bètablokkers mogelijk niet reageren op de gebruikelijke doses adrenaline die worden toegepast bij de behandeling van allergische reacties. Indien patiënten die labetalol krijgen een behandeling met adrenaline nodig hebben, dient een gereduceerde dosering adrenaline gebruikt te worden, omdat gelijktijdige toediening van labetalol en adrenaline kan leiden tot bradycardie en hypertensie (zie rubriek 4.5). Verder is in zeldzame gevallen melding gemaakt van huiduitslag en/of droge ogen, in verband staand met het gebruik van bèta-adrenoreceptorblokkerende middelen. In het merendeel van de gevallen gingen deze symptomen over wanneer werd gestopt met de behandeling. Het verminderen van de dosis moet worden overwogen indien geen andere oorzaak voor de overgevoeligheidsreactie kan worden gevonden. Speciale zorg is vereist bij patiënten die lijden aan hartfalen of een slechte linksventriculaire systolische functie hebben. Hartfalen moet onder controle worden gebracht met geschikte therapie voordat met de behandeling met labetalol wordt begonnen. Het is niet nodig de behandeling met Trandate Injectie te onderbreken bij patiënten die anesthesie ondergaan, maar aan hen moet atropine i.v. worden toegediend voorafgaande aan de inductie. Het effect van halothaan op de bloeddruk kan worden versterkt door labetalol. Tijdens de anesthesie kan Trandate Injectie de compensatoire fysiologische respons (tachycardie en vasoconstrictie) op plotselinge hemorragie maskeren. Intensieve controle op bloedverlies en van het bloedvolume is daarom noodzakelijk. 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Wanneer Trandate Injectie samen met andere antihypertensiva wordt toegediend, kan een additief effect worden verwacht. Een grote mate van voorzichtigheid is geboden wanneer labetalol gelijktijdig wordt gebruikt met calciumantagonisten, in het bijzonder de "calcium entry blockers", die de contractiliteit en de AVgeleiding negatief beïnvloeden. Dit geldt vooral voor verapamil, in mindere mate voor diltiazem. Bij patiënten met gestoorde hartfunctie mag deze combinatie niet worden toegepast. Bij gelijktijdig gebruik met 1,4-dihydropyridine-derivaten, zoals nifedipine, behoeft men hierop minder bedacht te zijn. Wel kan het bloeddrukverlagende effect worden versterkt. Voorzichtigheid is eveneens geboden bij gelijktijdig gebruik met zogenaamde klasse I-antiaritmica, zoals disopyramide en kinidine, omdat hierbij een potentiërend effect op de AV-geleidingstijd en een negatief inotroop effect mogelijk is. Bij patiënten met gestoorde hartfunctie mag deze combinatie niet worden toegepast.
TrandateInjectieQRDv22.2
C
B
G M
E
B
Het hypotensieve effect van labetalol kan verminderd zijn wanneer het in combinatie met prostaglandinesynthetaseremmers (bijvoorbeeld NSAID’s) wordt gebruikt. Aanpassing van de dosering kan daarom nodig zijn. Het bloedsuikerverlagende effect van insuline en orale bloedsuikerverlagende middelen kan door bètablokkers worden versterkt. Interacties met anesthetica, die depressie van de hartspier geven, zijn mogelijk. Echter, omdat bètareceptorblokkade overmatige schommeling van de bloeddruk tijdens intubatie kan voorkomen en snel kan worden geantagoneerd met bètasympathicomimetica, is gelijktijdig gebruik niet gecontraindiceerd. Combinatie met hartglycosiden kan leiden tot AV-dissociatie en versterking van de ventriculaire snelheid. Van labetalol is aangetoond dat het de opname van de radio-isotopen van MIBG vermindert. Men moet daarom voorzichtig zijn bij het interpreteren van de resultaten van MIBG-scintigrafie. Gelijktijdige toediening van labetalol en adrenaline kan leiden tot bradycardie en hypertensie (zie rubriek 4.4). 4.6
Zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap Over het gebruik van Trandate Injectie tijdens het eerste trimester van de zwangerschap bestaan onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid te beoordelen. Onnodige toediening van Trandate Injectie in de eerste drie maanden van de zwangerschap wordt derhalve ontraden. Er zijn tot dusverre geen aanwijzingen omtrent teratogene eigenschappen bij proefdieren. Aangezien labetalol de placenta passeert dient met de mogelijke gevolgen van een alfa- en bètareceptorblokkade in de foetus en de neonaat rekening te worden gehouden. Perinatale en neonatale nood zoals bradycardie, hypotensie, hypothermie, ademhalingsdepressie en hypoglykemie zijn zelden gemeld. Het is moeilijk vast te stellen of deze effecten het gevolg zijn van pre-eclampsie of van de behandeling met labetalol. In sommige gevallen openbaren de symptomen zich pas twee dagen na de geboorte. In het algemeen reageert de neonaat goed op ondersteunende behandeling (bijv. infuus en glucose); alleen in gevallen van ernstige pre-eclampsie, met name na langdurige intraveneuze toediening van labetalol, kan het herstel langzamer verlopen. Dit kan echter ook een gevolg zijn van een trager metabolisme in de lever bij premature baby’s. Sterfte van de foetus en van neonaten is gemeld, maar in deze gevallen kunnen ook het gebruik van andere geneesmiddelen (vasodilatoren en middelen die in ademhalingsdepressie resulteren) of de effecten van pre-eclampsie, groeivertraging van de foetus en vroeggeboorte een rol spelen. Deze klinische gegevens duiden erop, dat hoge doses labetalol niet onnodig lang moeten worden toegediend en dat de zwangerschap niet onnodig moet worden gerekt. Ook moet gewaarschuwd worden tegen gelijktijdig gebruik van hydralazine en labetalol. Borstvoeding Labetalol wordt uitgescheiden in de moedermelk in kleine hoeveelheden (ongeveer 0,004% van de doses bij de moeder). Bijwerkingen van onbekende oorsprong (zoals het plotselinge doodsyndroom bij zuigelingen, diarree, hypoglykemie) zijn zeer zelden gemeld bij neonaten die borstvoeding ontvingen. Voorzichtigheid is geboden bij toediening van labetalol aan vrouwen die borstvoeding geven. TrandateInjectieQRDv22.2
C
4.7
B
G M
E
B
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Niet van toepassing.
4.8
Bijwerkingen
Voor dit product is geen moderne klinische documentatie beschikbaar die kan dienen als onderbouwing voor het vaststellen van de frequenties van bijwerkingen. Voor de classificatie van frequenties geldt: zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (≤1/10.000). Bijwerkingen gemerkt met een * zijn gewoonlijk van voorbijgaande aard. Trandate Injectie is toegediend aan patiënten met een oncontroleerbare hypertensie. Deze patiënten hadden al andere hypotensieve medicatie ontvangen, waaronder bètablokkers, en kregen na toediening van Trandate Injectie geen bijwerkingen. Immuunsysteemaandoeningen Vaak: overgevoeligheid Gemelde overgevoeligheidsreacties zijn rash, pruritis, dyspneu en zeer zelden geneesmiddelkoorts of angio-oedeem Zenuwstelselaandoeningen Zeer zelden: tremor tijdens de behandeling van hypertensie bij zwangerschap Hartaandoeningen Vaak: hartdecompensatie met stuwing Zelden: bradycardie Zeer zelden: hartblok Bloedvataandoeningen Vaak: houdingsafhankelijke hypotensie* Zeer zelden: verergering van het Syndroom van Raynaud Een duidelijk houdingsafhankelijke hypotensie kan optreden indien het patiënten wordt toegestaan binnen drie uur, nadat ze een labetalolinjectie hebben ontvangen, rechtop te gaan staan. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Vaak: verstopte neus* Soms: bronchospasmen Lever- en galaandoeningen Vaak: verhoogde leverfunctietesten Zeer zelden: hepatitis, hepatocellulaire geelzucht, cholestatische geelzucht, levernecrose De symptomen en tekenen van lever- en galaandoeningen zijn gewoonlijk reversibel wanneer gestopt wordt met labetalol. Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen Vaak: erectiele dysfunctie
TrandateInjectieQRDv22.2
C
4.9
B
G M
E
B
Overdosering
Symptomen en tekenen Er zijn duidelijk cardiovasculaire effecten te verwachten, bijvoorbeeld een aanzienlijke orthostatische hypotensie, decompensatio cordis, bronchospasmen en soms bradycardie. Oligurie door nierfalen is gemeld na een zware overdosering met oraal labetalol. Behandeling Patiënten moeten worden neergelegd met, indien nodig, de benen omhoog om de bloedtoevoer naar de hersenen te verbeteren. Bij bradycardie 0,25 tot 3 mg atropine toedienen. Hypotensie en shock behandelen met plasma/plasmavervangende middelen. Om de circulatie te verbeteren kan intraveneus noradrenaline worden toegediend, te beginnen met 5 tot 10 microgram. Dit herhalen totdat een bevredigende respons wordt verkregen. Noradrenaline kan ook per infuus worden toegediend met een snelheid van 5 microgram per minuut totdat de respons bevredigend is. Bij ernstige overdosering kan de voorkeur worden gegeven aan het intraveneus toedienen van glucagon: te beginnen met een bolusinjectie van 5 tot 10 mg in dextrose of fysiologisch zout, gevolgd door een infuus met een snelheid van 5 mg/uur of zoveel als nodig is om de cardiale output te handhaven. Ook kan het gebruik van een pacemaker worden overwogen. Gebruik bij hartfalen een hartglycoside en een diuretium. In geval van bronchospasmen moet een bèta-2-agonist worden toegediend per aërosol. In gevallen van ernstige overdosering verwijdert hemodialyse minder dan 1% van de labetalolhydrochloride uit de circulatie. Verder behandeling moet worden bepaald aan de hand van het klinisch beeld en de aanbevelingen van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NIVC).
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: ß-receptorblokkerende sympathicolytica, ATC-code: C07AG01 Labetalol verlaagt de bloeddruk via een selectieve blokkade van de perifere arteriolaire alfa1adrenoceptoren en gelijktijdige blokkade van de bètareceptoren. Hierdoor worden zowel de perifere weerstand als het hartminuutvolume verlaagd. De ratio van alfa- tot bètablokkerende effecten wordt tussen 1:3 en 1:7 geschat. Labetalol blokkeert zowel bèta-1- als bèta-2-receptoren. Labetalol bezit in geringe mate intrinsieke parasympathicomimetische activiteit (ISA). Bij hogere doseringen (ca. driemaal zo hoog als nodig voor receptorblokkade) geeft labetalol effecten te zien die toe te schrijven zijn aan membraanstabiliserende activiteit. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Distributie
TrandateInjectieQRDv22.2
C
B
G M
E
B
Ongeveer 50 % van het labetalol in het bloed is eiwitgebonden. Uit dierproeven is gebleken, dat slechts zeer kleine hoeveelheden labetalol de bloedhersenbarrière passeren. Labetalol passeert de placenta en wordt uitgescheiden in de moedermelk. Metabolisme Labetalol wordt hoofdzakelijk door conjugatie gemetaboliseerd tot inactieve glucuronidemetabolieten. Eliminatie De glucuronidemetabolieten worden zowel in de urine als via de gal, in de feces uitgescheiden. De plasmahalfwaardetijd van labetalol is ca. vier uur. Speciale patiëntenpopulaties Labetalol beïnvloedt de nierfunctie niet en is daarom ook te gebruiken door hypertensieve patiënten met een nieraandoening. 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Geen bijzonderheden.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Water voor injectie, verdund zoutzuur 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Trandate Injectie is onverenigbaar met een natriumbicarbonaatoplossing 4,2% (w/v). 6.3
Houdbaarheid
2 jaar 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Bewaren beneden 30°C in de oorspronkelijke verpakking (ter bescherming tegen licht). Ongebruikte verdunningen moeten na 24 uur worden weggegooid. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Trandate Injectie wordt geleverd in verpakkingen van vijf type I-glasampullen à 20 ml. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Trandate Injectie is verenigbaar met de volgende infuusvloeistoffen: − − − −
glucose 5% (w/v) natriumchloride 0,18% (w/v) en glucose 4% (w/v) kaliumchloride 0,3% (w/v) en glucose 5% (w/v) Ringer lactaat
TrandateInjectieQRDv22.2
C
B
G M
E
B
Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Aspen Pharma Trading Limited 12/13 Exchange Place I.F.S.C, Dublin 1, Ireland
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Trandate Injectie, oplossing voor injectie 5 mg/ml
9.
RVG 07879
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
Trandate Injectie, oplossing voor injectie 5 mg/ml, goedgekeurd: 10 januari 1992
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Laatste volledige herziening: 17 juli 2009 Laatste gedeeltelijke herziening betreft rubriek 7. Januari 2011 Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen: www.cbg-meb.nl
TrandateInjectieQRDv22.2