SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Zerpex 125 mg tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén tablet bevat 125 mg brivudine. Hulpstof(fen) met bekend effect: lactosemonohydraat. Elke tablet bevat 37 mg lactosemonohydraat. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3.
FARMACEUTISCHE VORM Tablet. Witte of nagenoeg witte tabletten, tweezijdig vlak, met schuin aflopende randen.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties Vroege behandeling van acute herpes zoster bij immunocompetente volwassenen.
4.2
Dosering en wijze van toediening Dosering Volwassenen nemen één tablet Zerpex eenmaal daags gedurende zeven dagen. De behandeling moet zo spoedig mogelijk worden begonnen, bij voorkeur binnen 72 uur na het optreden van de eerste huidverschijnselen (doorgaans huiduitslag) of binnen 48 uur na verschijnen van de eerste blaasjes. De tabletten moeten dagelijks op ongeveer hetzelfde tijdstip worden ingenomen. Als de klachten tijdens de 7-daagse behandeling aanhouden of toenemen, moet de patiënt worden geadviseerd zijn arts te raadplegen. Het product is bedoeld voor kortdurend gebruik. Deze behandeling verlaagt tevens de kans op ontwikkeling van postherpetische neuralgie bij patiënten boven de 50 jaar bij de genoemde normale dosering (1 tablet Zerpex eenmaal daags gedurende 7 dagen). Na een eerste behandelcyclus (7 dagen) mag geen tweede worden begonnen. Bijzondere populaties Oudere patiënten Bij patiënten boven de 65 jaar is geen dosisaanpassing nodig.
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
1/ 9
Patiënten met een gestoorde lever- of nierfunctie Er wordt geen significante wijziging van de systemische blootstelling aan brivudine waargenomen bij een gestoorde nier- of leverfunctie; daarom is dosisaanpassing niet nodig bij patiënten met een matig tot ernstig verminderde nierfunctie of een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (zie ook rubriek 5.2). Pediatrische patiënten Zerpex is gecontra-indiceerd voor gebruik bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar, aangezien de veiligheid en werkzaamheid in deze leeftijdsgroep niet is vastgesteld (zie rubiek 4.3). Wijze van toediening Oraal gebruik. De absorptie van brivudine wordt niet significant beïnvloed door voedsel (zie rubriek 5.2). 4.3
Contra-indicaties Zerpex mag niet worden toegediend bij overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. Patiënten onder chemotherapie tegen kanker Het gebruik van Zerpex is gecontra-indiceerd bij patiënten onder chemotherapie tegen kanker, vooral bij behandeling met 5-fluorouracil (5-FU), met inbegrip van zijn topische vormen, zijn prodrugs (bijvoorbeeld capecitabine, floxuridine, tegafur) en combinaties van geneesmiddelen met deze werkzame stoffen of andere 5-fluoropyrimidines (zie ook rubriek 4.4 en 4.5). Patiënten onder antischimmeltherapie met flucytosine Het gebruik van Zerpex is gecontra-indiceerd bij patiënten onder antischimmeltherapie met flucytosine aangezien het een prodrug is van 5-fluorouracil (5-FU). Immunogecompromitteerde patiënten Het gebruik van Zerpex is gecontra-indiceerd bij immunogecompromitteerde patiënten, zoals patiënten die chemotherapie tegen kanker krijgen of een immunosuppressieve behandeling. Kinderen De veiligheid en werkzaamheid van Zerpex bij kinderen zijn niet vastgesteld en daarom is zijn gebruik niet geïndiceerd. Zwangerschap en borstvoeding Zerpex is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap en bij borstvoeding gevende moeders (zie ook rubriek 4.6).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Zerpex en 5-fluorouracil, met inbegrip van zijn topische vormen of zijn prodrugs (bijvoorbeeld capecitabine, floxuridine, tegafur) of combinaties van geneesmiddelen met deze werkzame stoffen en andere 5-fluoropyrimidines (bijvoorbeeld flucytosine) mogen niet gelijktijdig worden toegediend, en een behandeling met 5-fluoropyrimidines mag pas worden gestart na een tussenliggende periode van ten minste 4 weken. Als extra voorzorgsmaatregel moet vóór aanvang van een behandeling met
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
2/ 9
5-fluoropyrimidines bij patiënten die recent Zerpex hebben gebruikt de DPD-enzymactiviteit worden gecontroleerd (zie ook rubriek 4.5 en 4.8). Zerpex mag niet meer worden gebruikt als de huidlaesies al volledig aanwezig zijn. Bij patiënten met een chronische leveraandoening, bijvoorbeeld hepatitis, is voorzichtigheid geboden bij gebruik van Zerpex. Postmarketing gegevens wijzen erop dat een behandeling langer dan de aanbevolen 7 dagen het risico op het ontstaan van hepatitis vergroot (zie ook rubriek 4.8). Aangezien lactose aanwezig is bij de hulpstoffen, mogen patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen zoals galactose-intolerantie, Lapp lactasetekort of het glucosegalactosemalabsorptiesyndroom dit geneesmiddel niet innemen. 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Gelijktijdig gebruik is gecontra-indiceerd met 5-fluorouracil (met inbegrip van zijn topische bereidingen en prodrugs, bijvoorbeeld capecitabine, floxuridine, tegafur) of andere 5-fluoropyrimidines, zoals flucytosine (zie ook rubriek 4.3). Deze interactie, die leidt tot een toegenomen toxiciteit van fluoropyrimidines, is potentieel dodelijk. Brivudine remt via zijn belangrijkste metaboliet, broomvinyluracil (BVU), het enzym dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD) op irreversibele wijze. DPD is een enzym dat de metabolisering regelt van zowel natuurlijke nucleosides (bijvoorbeeld thymidine) , als van pyrimidine afgeleide geneesmiddelen als 5-fluorouracil (5-FU). Door de enzymremming wordt de blootstelling aan 5-FU te sterk en is er verhoogde toxiciteit van 5-FU. In klinisch onderzoek is vastgesteld dat de DPD-enzymactiviteit bij gezonde volwassenen die een behandelingskuur Zerpex hebben gehad (eenmaal daags 125 mg gedurende 7 dagen), 18 dagen na de laatste dosis weer volledig hersteld is. Zerpex en 5-fluorouracil of andere 5-fluoropyrimidines zoals capecitabine, floxuridine en tegafur (of combinaties van geneesmiddelen met deze werkzame stoffen) of flucytosine mogen niet gelijktijdig worden toegediend en er moet ten minste 4 weken worden gewacht voordat behandeling met 5-fluoropyrimidines kan worden begonnen. Als extra voorzorgsmaatregel moet vóór aanvang van behandeling met 5-fluoropyrimidines bij patiënten die recent Zerpex hebben gebruikt de DPDenzymactiviteit worden bepaald. Indien patiënten die Zerpex gebruiken per ongeluk 5-FU en verwante geneesmiddelen krijgen toegediend, moet de toediening van beide geneesmiddelen worden gestopt en moeten krachtige maatregelen worden genomen om de toxiciteit van 5-FU te verminderen. Onmiddellijke ziekenhuisopname wordt geadviseerd en alle maatregelen moeten worden genomen om systemische infecties en uitdroging te voorkomen. Verschijnselen van 5-FU-toxiciteit zijn onder meer misselijkheid, braken, diarree, en in ernstige gevallen stomatitis, mucositis, toxische epidermale necrolyse, neutropenie en onderdrukking van het beenmerg. Dopaminerge geneesmiddelen en/of de ziekte van Parkinson De postmarketing ervaring wijst op een mogelijke interactie van brivudine met dopaminerge geneesmiddelen voor de behandeling van de ziekte van Parkinson, welke het ontstaan van chorea kan bespoedigen.
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
3/ 9
Overige informatie Kans op inductie of remming van het P450-enzymsysteem in de lever is niet aangetoond. Voedsel heeft geen significante invloed op de absorptie van brivudine. 4.6
Zwangerschap en borstvoeding Zerpex is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap en bij borstvoeding gevende moeders. In dierproeven zijn geen embryotoxische of teratogene effecten vastgesteld. Foetotoxische effecten zijn alleen gezien bij hoge doses. De veiligheid van Zerpex tijdens zwangerschap bij de mens is echter niet vastgesteld. In onderzoek met dieren is aangetoond dat brivudine en zijn belangrijkste metaboliet, broomvinyluracil (BVU), in de moedermelk terecht komen.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Er zijn geen studies gedaan naar de invloed van Zerpex op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Bij het besturen van voertuigen, bedienen van machines of werken zonder vaste ondergrond, dient rekening te worden gehouden met het feit dat duizeligheid en slaperigheid in sommige gevallen zijn gemeld (zie rubriek 4.8).
4.8
Bijwerkingen Samenvatting van het veiligheidsprofiel Brivudine is in klinische studies toegediend aan meer dan 3900 patiënten. De meest ernstige, maar zelden voorkomende reactie was hepatitis. Deze reactie werd ook gemeld tijdens het postmarketing toezicht. De enige, vaak voorkomende bijwerking was misselijkheid (2,1%). De tweede meest voorkomende bijwerkingen (soms en zelden optredend) waren zenuwstelselaan-doeningen en psychische stoornissen (systeem/orgaanklassen). Uit gegevens van het postmarketing toezicht blijkt ook dat brivudine een effect heeft op het centraal zenuwstelsel. Uit de gegevens van het postmarketing toezicht blijkt eveneens dat huid- en onderhuidaandoeningen relevant waren tijdens het klinisch gebruik van het product. De incidentie en het type van de bijwerkingen kwamen overeen met deze van de bijwerkingen die bekend zijn voor andere antivirale nucleosiden van dezelfde klasse. Tabel met de bijwerkingen In onderstaande tabel zijn de bijwerkingen op brivudine ingedeeld naar orgaansysteem en naar afnemende ernst.
Klasse van orgaansysteem
Vaak (≥1/100 tot <1/10)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen Immuunsysteemaandoeningen
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
Soms (≥1/1.000 tot <1/100)
Zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000)
granulocytopenie, eosinofilie, anemie, lymfocytose, monocytose allergische / overgevoeligheidsreacties (perifeer oedeem en oedeem van de tong, lippen, oogleden, het
trombocytopenie
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
4/ 9
strottenhoofd en gezicht, pruritus, rash, verhoogd zweten, hoest, dyspneu, bronchoconstrictie) anorexia
Voedings- en stofwisselingsstoornissen Psychische stoornissen
insomnia, angststoornis
Zenuwstelaandoeningen Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Bloedvataandoeningen Maagdarmstelselaandoeningen
hoofdpijn, duizeligheid, vertigo, somnolentie, paresthesie
hallucinatie, verwardheid dysgeusie, tremor
evenwichtsstoornis
oorpijn hypertensie misselijkheid
Lever-en galaandoeningen
braken, diarree, dyspepsie, buikpijn, constipatie, flatulentie leververvetting, toename van de leverenzymen
hypotensie
vasculitis
hepatitis, verhoogd bilirubinegehalte in het bloed
acuut leverfalen
Huid- en onderhuidaandoeningen
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
dermatitis medicamentosa, exfoliatieve dermatitis, erythema multiforme, StevensJohnsonsyndroom botpijn
asthenie, vermoeidheid, griepachtige ziekte (malaise, koorts, pijn, rillingen)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen Brivudine kan interageren met chemotherapeutica uit de klasse van de 5-fluoropyrimidinen. Deze interactie, die leidt tot verhoogde toxiciteit van fluoropyrimidinen, is mogelijk fataal (zie ook 4.4 en 4.5). Tekenen van 5-FU toxiciteit zijn onder andere misselijkheid, braken, diarree en, in ernstige gevallen, stomatitis, mucositis, toxische epidermale necrolyse, neutropenie en beenmergonderdrukking (zie ook rubriek 4.5).
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
5/ 9
Zowel in klinische studies als in de postmarketing ervaring zijn hepatotoxische effecten opgetreden. Deze effecten omvatten cholestatische of cytolytische hepatitis, cholestatische geelzucht of een verhoging van de leverenzymen. De meeste gevallen van hepatitis traden op tussen 3 en 28 dagen na het einde van een behandelingsperiode van 7 dagen. Postmarketing gegevens wijzen erop dat een behandeling langer dan de aanbevolen 7 dagen het risico op het ontstaan van hepatitis vergroot. Pediatrische populatie Brivudine werd niet bestudeerd en is niet geïndiceerd bij kinderen. Daarom is het veiligheidsprofiel in de pediatrische populatie niet bekend. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/40, B-1060 Brussel, Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected] en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg, Internetsite: www.ms.public.lu/fr/activites/pharmaciemedicament/index.html. 4.9
Overdosering Tot nu toe is acute overdosering met Zerpex niet gemeld. Na opzettelijke of accidentele overdosering moet een gepaste symptomatische en ondersteunende behandeling worden verstrekt.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: Antiviraal ATC-code: J05AB15 Brivudine, de werkzame stof van Zerpex, is een van de krachtigste nucleoside-analogen met een remmende werking op de replicatie van het varicella-zoster virus (VZV). Klinische VZV-stammen zijn bijzonder gevoelig. In met virus geïnfecteerde cellen ondergaat brivudine een aantal sequentiële fosforyleringsstappen. Zo ontstaat brivudine trifosfaat, verantwoordelijk voor remming van de virusreplicatie. De intracellulaire omzetting van brivudine in zijn gefosforyleerde derivaten wordt gekatalyseerd door viraal gecodeerde enzymen, vooral thymidine kinase. Fosforylering kan dus uitsluitend plaatsvinden in geïnfecteerde cellen; dit verklaart de sterke selectiviteit van brivudine voor met virus geïnfecteerde cellen. Eens gevormd in met virus geïnfecteerde cellen, blijft brivudine trifosfaat langer dan 10 uur in de cel aanwezig en gaat een interactie aan met viraal DNA-polymerase. Deze interactie leidt tot sterke remming van de virusreplicatie. Het mechanisme van resistentie berust op deficiëntie van het virale tymidine kinase (TK). Maar in de klinische praktijk zijn chronische antivirale behandeling en immunodeficiëntie van de patiënt vereisten voor het ontstaan van resistentie; het is weinig waarschijnlijk dat beide voorwaarden zich zullen voordoen bij de aanbevolen indicaties en dosering. De brivudineconcentratie die in vitro replicatie van het virus (IC50) kan remmen komt overeen met 0,001 µg/ml (spreiding 0,0003– 0,003 µg/ml). Brivudine remt dus in vitro de VZV-replicatie ongeveer 200 tot 1000 maal sterker dan aciclovir en penciclovir. De brivudineplasmaconcentraties bij mensen
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
6/ 9
die de voorgestelde dosering krijgen (125 mg eenmaal per dag) bereiken een piek (Cssmax) van 1,7 µg/ml (d.w.z. 1000 maal de in vitro IC50), en een minimum (Cssmin) van 0,06 µg/ml (d.w.z. ten minste 60 maal de IC50). Brivudine begint bij snelle virusgroei zeer snel te werken en bereikt binnen 1 uur na blootstelling aan het geneesmiddel een remming van de virusreplicatie van 50%. Brivudine heeft ook antivirale werkzaamheid bij proefdieren geïnfecteerd met Simiaans virus (aap) of herpes simplex virus type 1 (muizen en cavia’s). Brivudine is werkzaam tegen herpes simplex virus type 1, maar heeft geen significante antivirale werkzaamheid tegen herpes simplex virus type 2. Remming van de virusreplicatie vormt de grondslag voor de effectiviteit van Zerpex wat betreft het bespoedigen van het verdwijnen van huidlaesies in een vroeg stadium van herpes zoster bij patiënten. De sterke antivirale werkzaamheid van brivudine in vitro uit zich in de superieure klinische effectiviteit wat betreft tijd tussen het begin van de behandeling en verschijnen van de laatste blaasjes in vergelijkende klinische studies met aciclovir: met brivudine nam de gemiddelde duur met 25% af (13,5 uur) vergeleken met aciclovir (18 uur). Bovendien was de relatieve kans op het ontwikkelen van postherpetische neuralgie (PHN) met brivudine 25% lager (33% van alle patiënten meldde PHN) dan met aciclovir (43% van alle patiënten meldde PHN) bij immunocompetente patiënten ouder dan 50 jaar die voor herpes zoster werden behandeld. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen Absorptie Na orale toediening van Zerpex wordt brivudine snel geabsorbeerd. De biologische beschikbaarheid van brivudine is ongeveer 30% van de orale dosis Zerpex, als gevolg van een aanzienlijke first-pass metabolisatie. De gemiddelde piekconcentratie van brivudine in plasma na orale toediening van 125 mg Zerpex bedraagt in steady state 1,7 µg/ml, en wordt 1 uur na toediening bereikt. Voedsel vertraagt de absorptie van brivudine enigszins, maar heeft geen invloed op de totale hoeveelheid geabsorbeerd geneesmiddel. Distributie Uit het grote verdelingsvolume (75 l) van brivudine blijkt dat het uitgebreid over de lichaamsweefsels wordt verdeeld. Brivudine bindt zich in sterke mate (>95%) aan plasma-eiwitten. Biotransformatie Brivudine wordt in belangrijke mate en snel gemetaboliseerd door het enzym pyrimidine fosforylase, dat de suikergroep afsplitst; hierdoor ontstaat broomvinyluracil (BVU), een metaboliet zonder virustatische werkzaamheid. BVU is de enige metaboliet die in menselijk plasma wordt gevonden, in een piekconcentratie in plasma die tweemaal hoger is dan die van de oorspronkelijke verbinding. BVU wordt verder gemetaboliseerd tot uracilazijnzuur, de belangrijkste polaire metaboliet die in menselijke urine wordt gevonden, maar die in plasma niet aantoonbaar is. Eliminatie Brivudine wordt efficiënt geklaard, met een totale lichaamsklaring van 240 ml/min. De terminale plasmahalfwaardetijd van brivudine is ongeveer 16 uur. Brivudine wordt hoofdzakelijk als uracilazijnzuur en meer polaire ureumachtige verbindingen uitgescheiden in de urine (65% van de toegediende dosis). Minder dan 1% van de dosis Zerpex wordt als onveranderd brivudine in de urine uitgescheiden. De kinetische parameters van BVU, zoals terminale halfwaardetijd en klaring, zijn van dezelfde grootteorde als die van de oorspronkelijke verbinding.
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
7/ 9
Lineariteit/niet-lineariteit Binnen het doseringsgebied van 31,25 tot 125 mg verloopt de kinetiek lineair. Na 5 dagen dagelijkse toediening van Zerpex bereikt de brivudinespiegel een steady state. Voor verdere stapeling daarna zijn geen aanwijzingen gevonden. Oudere personen en patiënten met een gestoorde lever- of nierfunctie De belangrijkste kinetische parameters (AUC, Cmax, terminale plasmahalfwaardetijd) van brivudine, bij oudere mensen en bij patiënten met matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring respectievelijk van 26 tot 50 ml/min/1,73 m2 lichaamsoppervlak en <25 ml/min/1,73 m2 lichaamsoppervlak), en bij patiënten met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pugh klasse BC), zijn vergelijkbaar met die van controles. In deze situaties is dus geen dosisaanpassing nodig. 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel en reproductietoxiciteit. In kortetermijn studies werden preklinische effecten voor acute en chronische toxiciteit waargenomen bij blootstelling die werd beschouwd als ruim boven de maximale blootstelling van de mens. De gegevens uit langdurige dierproeven met dagelijkse blootstelling aan het geneesmiddel in de buurt van het klinisch bereik, worden niet van betekenis geacht voor kortdurende behandeling bij de mens. Bij alle soorten in preklinische studies was de lever het doelorgaan van de toxiciteit.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen Microkristallijne cellulose, lactosemonohydraat, povidon K 24-27, magnesium- stearaat.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing.
6.3
Houdbaarheid 3 jaar.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren De blisterverpakking in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking a) Aard van de verpakking Blisterverpakking van harde, ondoorschijnende PVC-film en aluminiumfolie. b) Inhoud van de verpakking Originele verpakking met 7 tabletten. Kliniekverpakking met 35 (5 x 7) tabletten. Monsterverpakking met 1 tablet. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
8/ 9
6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Laboratori Guidotti S.p.a. Via Livornese 897 I-56122 Pisa (La Vettola)
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE236957
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING / HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 27 mei 2002 Datum van laatste hernieuwing: 21 augustus 2015
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST Augustus 2015 Datum van goedkeuring: Juli 2015
Zerpex 125 - SKP-2015 08 -nl.docx
9/ 9