Visipaque IB1 B nl 101220
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Visipaque 270 mg I/ml oplossing voor injectie Visipaque 320 mg I/ml oplossing voor injectie 2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Visipaque 270 mg I/ml oplossing voor injectie bevat 550 mg iodixanol, overeenkomend met 270 mg jodium per ml. Visipaque 320 mg I/ml oplossing voor injectie bevat 652 mg iodixanol, overeenkomend met 320 mg jodium per ml. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. Iodixanol is een contrastproduct voor X-stralen, niet-ionisch, dimeer, hexa-gejodeerd en oplosbaar in water. De zuivere waterige oplossingen van iodixanol hebben - ongeacht hun concentratie - een lagere osmolaliteit dan deze van bloed en deze van niet-ionische monomere contrastproducten met gelijke concentratie. Visipaque oplossing voor injectie is isotoon gemaakt ten opzichte van de lichaamsvloeistoffen door toevoeging van elektrolyten. Alle vormen zijn isotoon met een osmolaliteit van 290 mOsm/kg H2O bij 37°C. 3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie. Een heldere, kleurloze tot lichtgele, gebruiksklare vloeistof. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor diagnostisch gebruik. Contrastproduct voor X-stralen voor volwassenen, gebruikt bij 4.2
cardio-angiografie, cerebrale angiografie (conventionele), perifere arteriografie (conventionele), abdominale angiografie (DSA i.a.), urografie, venografie, CT-enhancement, lumbale, thoracale en cervicale myelografie, gastro-intestinale onderzoeken, arthrografie en hysterosalpingografie (HSG). Dosering en wijze van toediening
De dosering kan aangepast worden in functie van het type onderzoek, de leeftijd, het gewicht, het hartdebiet, de algemene toestand van de patiënt en de gebruikte techniek. Men gebruikt nagenoeg dezelfde concentratie en hetzelfde volume jodium als bij de andere jodiumhoudende contrastproducten voor X-stralen die klassiek gebruikt worden. Nochtans kon men in bepaalde studies met iodixanol aantonen dat een adequate diagnose kon bekomen worden met een veel geringere concentratie jodium. Men moet zorgen voor een voldoende hydratatie voor en na de toediening van het product, zoals dit het geval is voor de andere contrastproducten.
1/8
Visipaque IB1 B nl 101220
Volwassenen De volgende aanbevelingen voor een gemiddelde dosis kunnen als richtlijn dienen voor een normale volwassene. De dosissen aangegeven voor eenmalige intra-arteriële injectie, kunnen herhaald worden. Indicatie/Onderzoek
Concentratie
Volume
Intra-arterieel gebruik Arteriografie selectieve cerebrale
270/320(1) mg I/ml
5-10 ml per inj.
aortografie
270/320 mg I/ml
40-60 ml per inj.
perifere
270/320 mg I/ml
30-60 ml per inj.
selectieve viscerale DSA i.a.
270 mg I/ml
10-40 ml per inj.
linkerventrikel en intra-aortale injectie
320 mg I/ml
30-60 ml per inj.
selectieve coronaire arteriografie
320 mg I/ml
4-8 ml per inj.
Urografie
270/320 mg I/ml
40-80 ml(2)
Venografie
270 mg I/ml
50-150 ml/been
CT van het hoofd
270/320 mg I/ml
50-150 ml
CT van het lichaam
270/320 mg I/ml
75-150 ml
270 mg I/ml of
10-12 ml
320 mg I/ml
10 ml
Cardio-angiografie
Intraveneus gebruik
CT-enhancement
Intrathecaal gebruik Lumbale en thoracale myelografie (lumbaire injectie)
Cervicale myelografie (lumbale of intrathecale injectie) 270 mg I/ml of
10-12 ml
320 mg I/ml
10 ml
GI transit
320 mg I/ml
80-200ml
Oesophagus
320 mg I/ml
10-200ml
Maag
320 mg I/ml
20-200ml
Orale toediening bij kinderen
270 / 320 mg I/ml
5ml/kg 10-240ml
Rectaal gebruik
270 / 320 mg I/ml
30-400ml
Gastro-intestinaal gebruik Orale toediening bij volwassenen
2/8
Visipaque IB1 B nl 101220
Gebruik in lichaamsholten
Individuele dosisaanpassing is nodig voor een optimale visualisering
arthrografie
270 mg I/ml
1-15ml
hysterosalpingografie (HSG)
270 mg I/ml
5-10ml (de aanbevolen dosis mag overschreden worden bij wegvloeien in de vagina: tot 40ml werd bestudeerd)
(1) De 2 doseringen worden aangegeven maar 270 mg I/ml wordt het meest aanbevolen. (2) Bij de urografie met hoge dosissen kunnen veel hogere dosissen gebruikt worden. Bejaarden: zoals voor de volwassenen Kinderen: De onschadelijkheid en de efficiëntie werden nog niet aangetoond.
4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Manifeste thyreotoxicose. Decompensatie van hartinsufficiëntie. Reeds bestaande overgevoeligheid voor gejodeerde contrastproducten. 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Observatieperiode: Na de toediening van een contrastproduct moet men de patiënt gedurende minstens 30 minuten observeren, aangezien de meeste nevenwerkingen optreden tijdens dit tijdsinterval. Niettemin zijn laattijdige reacties steeds mogelijk. Het risico op het optreden van ernstige nevenwerkingen bij het gebruik van Visipaque oplossing voor injectie is zeer gering. Nochtans kunnen jodiumhoudende contrastproducten de oorzaak zijn van ernstige of fatale reacties, van anafylactische reacties of andere overgevoeligheidsverschijnselen. Een interventieprogramma moet voorzien zijn, met de noodzakelijke geneesmiddelen en infrastructuur om een onmiddellijke interventie toe te laten, indien zich een ernstige reactie voordoet. Eén van de kenmerken van een niet-ionische contrastproduct is zijn geringe interactie met de normale fysiologische functies. Dit heeft voor gevolg dat deze producten in vitro een minder uitgesproken anticoagulerende activiteit bezitten dan de ionische producten. Tijdens een vasculaire catheterisatie moet men hierop bijzonder attent zijn en men moet de angiografie zeer zorgvuldig uitvoeren: de catheter moet frequent gespoeld worden met fysiologisch serum (indien nodig door er heparine aan toe te voegen) om de risico's op embolie en trombose ten gevolge van de procedure te minimaliseren. De jodiumhoudende contrastproducten kunnen leiden tot een voorbijgaande renale dysfunctie of insufficiëntie. Patiënten die een nierstoornis vertonen, vooral een diabetische nefropathie evenals de patiënten die lijden aan een myelomatose, zijn bijzonder blootgesteld aan dit risico. Men moet een dehydratatie vermijden vooraleer men een jodiumhoudende contrastproduct toedient. De klaring van de contrastproduct kan vertraagd zijn bij patiënten met een nierstoornis. Daarom moet bijzondere aandacht geschonken worden aan de patiënten met een nier- of leverinsufficiëntie aangezien de klaring van de contrastproduct significant kan vertraagd zijn. Bepaalde voorzorgsmaatregelen moeten in acht genomen worden bij bejaarden, bij patiënten die lijden aan hyperthyroïdie en bij patiënten die lijden aan een cardiovasculaire ziekte. Antecedenten van allergie, astma of nevenwerkingen na de toediening van een jodiumhoudende contrastproduct vereisen een extra voorzichtigheid. Een premedicatie met corticosteroïden of een 3/8
Visipaque IB1 B nl 101220
antihistaminicum kan in dit geval overwogen worden. Het gebruik van een jodiumhoudende contrastproduct via intravasculaire weg gaat gepaard met voorbijgaande wijzigingen in de schildklierfunctie bij patiënten die een vooraf bestaande auto-immune thyroïditis vertonen of bij bepaalde voorbeschikte patiënten. Patiënten met een acute cerebrale pathologie, een tumor of antecedenten van epilepsie vertonen een veel hoger risico om een epilepsiecrisis door te maken en moeten strikt gevolgd worden. De patiënt verwittigen dat overgevoeligheidsreacties kunnen optreden tot 48 uur na de toediening van jodiumbevattende contrastproducten. Een geneesheer raadplegen indien cutane eruptie, ademhalingsproblemen, oedeem of hypotensie optreden. Intrathecaal gebruik Na myelografie moet de patiënt gedurende 1 uur blijven liggen met hoofd en thorax 20° opgericht, daarna kan de patiënt vrij rondlopen zonder zich te bukken. Hoofd en thorax moeten gedurende minstens 6 uur opgericht gehouden worden. Bijzondere aandacht is vereist bij patiënten met een verlaagde drempel voor epileptische aanvallen. Niet gehospitaliseerde patiënten mogen de eerste 24 uur niet alleen gelaten worden. Gastro-intestinale onderzoeken Diarree, braakneigingen en braken, abdominale pijn en systemische overgevoeligheidsreacties werden soms waargenomen (< 1/10 en > 1/100). 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Hoge serum- en urinaire concentraties van de contrastproduct kunnen interfereren met de resultaten van de dosering van bilirubine, de proteïnen of de anorganische stoffen (bijv. ijzer, koper, calcium en fosfaten) uitgevoerd in het laboratorium. Deze stoffen zouden niet gedoseerd mogen worden de dag van het onderzoek. Het gebruik van een contrastproduct kan een voorbijgaande daling van de nierfunctie induceren. Dit fenomeen is in staat om een melkzuuracidose uit te lokken bij patiënten die biguaniden (metformine) innemen. Uit voorzorg moet de behandeling met biguaniden stopgezet worden 48 uur voor het onderzoek met de contrastproduct. Deze behandeling mag slechts terug opgestart worden eens de nierfunctie gestabiliseerd is. Patiënten die minder dan 2 weken voordien behandeld werden met interleukine-2, lopen meer risico op laattijdige reacties (griepachtige symptomen of huidreacties). Jodiumhoudende contrastproducten zouden de sikkelcelvorming van de erytrocyten kunnen verhogen bij patiënten met drepanocytose. Bij deze patiënten werden slechts enkele gevallen van hemolyse en infarcering waargenomen met de jodiumhoudende contrastproducten. 4.6
Zwangerschap en borstvoeding
De onschadelijkheid van Visipaque oplossing voor injectie tijdens de zwangerschap werd nog niet bewezen. Studies uitgevoerd bij het dier, wijzen niet op directe of indirecte nefaste effecten, noch op het vlak van de reproductie, noch op het vlak van de ontwikkeling van het embryo of de foetus, noch op de zwangerschap of de peri- en postnatale ontwikkeling. Indien een blootstelling aan RX-stralen, met of zonder contrastproduct, tijdens de zwangerschap niet kan vermeden worden, moet de risk/benefit verhouding zorgvuldig onderzocht worden. Het product mag enkel gebruikt worden tijdens de zwangerschap indien het voordeel duidelijk opweegt tegen de risico's en op advies van de geneesheer. De excretie van het product in de moedermelk is niet bekend, maar moet gering zijn. De borstvoeding moet stopgezet worden voor de toediening van het product en moet gedurende minstens 24 uur na de toediening van Visipaque oplossing voor injectie opgeschort worden. 4/8
Visipaque IB1 B nl 101220
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Het is af te raden voertuigen te besturen of machines te gebruiken binnen de 24 uur na intrathecale toediening. 4.8
Bijwerkingen
De volgende neveneffecten werden vermeld tijdens klinische studies. De meeste vermelde effecten zijn gering in intensiteit. Het ongemak is kortstondig. Algemene gevoelens van warmte, koude, pijn ter hoogte van de injectieplaats zijn de meest frequent waargenomen effecten. Het warmtegevoel is veel geringer dan dit waargenomen bij de toediening van ionische of niet-ionische monomere contrastproducten, terwijl daarentegen de pijn ter hoogte van de injectieplaats minder frequent lijkt te zijn dan bij andere ionische contrastproducten. Voorbijgaande effecten werden waargenomen zoals: visusstoornissen, hoofdpijn, nausea, braken en een gewijzigde smaak (parageusie). Overgevoeligheidsreacties kunnen tot 48 uur na de toediening van contrastproducten die jood bevatten voorkomen. Deze reacties uiten zich vooral door ongewenste effecten van de huid (erytheem, pruritus, urticaria, huideruptie, rash), maar enkele gevallen van respiratoire oedeem, Quincke-oedeem, bronchospasme, lichte dyspnoe en hypotensie werden tevens gerapporteerd. Ernstige manifestaties zoals anafylactische shock zijn zelden. In geval van een vooraf bestaande auto-immune thyroïditis of bij bepaalde voorbeschikte patiënten, met - vooral polynodulaire - struma, kan de injectie van een contrastproduct een hyper- of hypothyroïdie induceren. Over het algemeen zal de absorptie van jodium door de schildklier gedurende minstens 4 weken gereduceerd zijn. Tijdens deze periode kunnen de schildkliertesten verstoord zijn. Intrathecaal gebruik Ongewenste effecten na intrathecaal gebruik kunnen optreden tot enkele dagen na de toediening. De frequentie van de bijwerkingen is vergelijkbaar met deze na een lumbale punctie. Hoofdpijn, nausea, braken en duizeligheid komen algemeen voor en zijn voornamelijk te wijten aan drukverlies in de subarachnoidale ruimte ten gevolge van lekkage door de punctie. Sommige patiënten hebben erge hoofdpijn gedurende enkele dagen. Overmatig verwijderen van cerebrospinale vloeistof dient te worden vermeden. Milde lokale pijn en radiculaire pijn op de injectieplaats is mogelijk. Irritatie van de hersenvliezen met fotofobia en meningisme, en soms chemische meningitis, werden met andere niet-ionische iodiumhoudende contrastmedia gezien. Infectieuze meningitis is mogelijk. Cerebrale dysfunctie van voorbijgaande aard werden eveneens in zeldzame gevallen met andere nietionische iodiumhoudende contrastmedia gezien. De symptomen zijn epileptische aanvallen, verwardheid, motorische en sensorische dysfunctie. Veranderingen in het EEG werden bij sommige patiënten gezien. Gebruik in lichaamsholten Zeldzame systemische overgevoeligheidsreacties. Hysterosalpingografie (HSG): laattijdige, meestal milde pijn van voorbijgaande aard in het bekken is frequent. Andere laattijdige effecten zoals vaginale bloeding of afscheiding, braakneigingen, braken, hoofdpijn en koorts werden gemeld. Al deze effecten zijn mogelijk na HSG. Arthrografie: drukgevoel op de injectieplaats en pijn na de procedure werden occasioneel gemeld.
5/8
Visipaque IB1 B nl 101220
4.9
Overdosering
Bij patiënten met een normale nierfunctie is een overdosering weinig waarschijnlijk. Dierstudies wijzen op een zeer ruime veiligheidsmarge voor de niet-ionische jodiumhoudende contrastproducten; geen enkele bovengrens voor de dosering werd vastgesteld. In geval van accidentele overdosering moet het verlies van water en elektrolyten gecompenseerd worden. De monitoring van de nierfunctie zou moeten voortgezet worden gedurende de 3 volgende dagen. Indien nodig, moet men een hemodialyse uitvoeren om het iodixanol aanwezig in het lichaam te elimineren. 5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: gejodeerd contrastmiddel, ATC-code: V08AB09. Na injectie absorbeert het organisch gebonden jodium de stralingen in het bloed en de weefsels. Na intraveneuze injectie van iodixanol bij gezonde vrijwilligers, vertonen de meeste bestudeerde hemodynamische, klinische, chemische en coagulatie-parameters geen significante afwijkingen ten opzichte van de waarden waargenomen voor de injectie. De zeldzame gevallen waarbij een afwijking werd waargenomen, waren minder belangrijk en zonder klinische betekenis. Bij de patiënten heeft Visipaque oplossing voor injectie slechts geringe effecten op de nierfunctie. De vrijstelling van enzymen (alkalisch fosfatase, N-acetyl-β-glucosaminidase) vanuit de proximale tubulaire cellen is minder belangrijk dan deze waargenomen na injectie van niet-ionische monomere contrastproducten; dezelfde tendens wordt waargenomen in vergelijking met de dimere ionische contrastproducten. Visipaque oplossing voor injectie wordt ook goed getolereerd ter hoogte van de glomerulus. De gemiddelde transittijd doorheen het nierparenchym is veel langer voor iodixanol dan voor de andere contrastproducten. Hierdoor ontstaat een versterking van de computer-tomografie tot 56 uur na het onderzoek. Dit heeft geen effect op de nierfunctie. Men stelde vast dat Visipaque oplossing voor injectie, in vergelijking met de andere contrastproducten, een minder groot effect had op de cardiovasculaire parameters zoals LVEDP, LVSP, het hartritme en de QT-tijd evenals op de femorale doorbloeding. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Iodixanol wordt snel verdeeld in het organisme; zijn distributiehalfleven bedraagt ongeveer 21 minuten. Het apparent distributievolume is equivalent met het extracellulair vocht (0,26 l/kg p.c.), wat betekent dat iodixanol enkel verdeeld wordt in het extracellulair volume. Er werd geen enkele metaboliet gedetecteerd. De proteïnebinding is lager dan 2%. Het eliminatiehalfleven bedraagt ongeveer 2 uur. Iodixanol wordt in hoofdzaak geëlimineerd via de nieren door glomerulaire filtratie. Na intraveneuze injectie bij gezonde vrijwilligers wordt ongeveer 80% van de toegediende dosis ongewijzigd teruggevonden in de urine binnen de 4 uur en 97% binnen de 24 uur. Enkel 1,2% van de geïnjecteerde dosis wordt binnen de 72 uur uitgescheiden via de faeces. De maximale urinaire concentratie wordt bereikt ongeveer 1 uur na injectie. Er bestaan geen dosisafhankelijke kinetische gegevens voor de aanbevolen dosissen. 6/8
Visipaque IB1 B nl 101220
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Geen gegevens. 6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Trometamol, natriumchloride, calciumchloride, natrium- en calciumedetaat, zoutzuur (aanpassing van de pH) en water voor injectie. 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Geen enkele incompatibiliteit werd aangetoond. Nochtans mag Visipaque oplossing voor injectie nooit rechtstreeks gemengd worden met andere geneesmiddelen. Steeds een andere spuit gebruiken. 6.3
Houdbaarheid
3 jaar. Verwijzen naar de vervaldatum vermeld op de verpakking (EX: maand/jaar). De vervaldatum is de eerste dag van de aangeduide maand. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Beschermen tegen licht. Het product kan gedurende één maand bewaard worden bij 37°C. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
270 mgI/ml
320 mgI/ml
1 en 10
glazen injectieflacons van 50 ml
1 en 10
glazen injectieflacons van 100 ml
1,6 en 10
injectieflacons in polypropyleen van 150 ml
1,6 en 10
injectieflacons in polypropyleen van 500 ml
1 en 10
glazen injectieflacons van 50 ml
1 en 10
glazen injectieflacons van 100 ml
1 en 6
glazen injectieflacons van 200 ml
1,6 en 10
injectieflacons in polypropyleen van 150 ml
1,6 en 10
injectieflacons in polypropyleen van 500 ml
1 en 10
glazen injectieflacons van 20 ml
Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Zoals elk product dat toegediend wordt via parenterale weg, moet Visipaque oplossing voor injectie visueel geïnspecteerd worden voor elk gebruik: men mag geen partikels, geen verkleuring, geen wijziging van de verpakking waarnemen. Het product moet in de spuit ingebracht worden net voor de injectie. 7/8
Visipaque IB1 B nl 101220
De injectieflacons zijn bestemd voor eenmalig gebruik; elke resterende portie moet geëlimineerd worden. Visipaque oplossing voor injectie kan opgewarmd worden tot op lichaamstemperatuur vooraleer het toegediend wordt. Additionele instructie voor auto injector / pomp De fles van 500 ml mag enkel gebruikt worden in auto-injectoren/pompen die aangepast zijn voor dit volume. De fles mag slechts éénmalig doorprikt worden. De lijn gaande van de auto injector / pomp naar de patiënt moet vervangen worden na elke patiënt. Elke resterende portie contrastmiddel en alle verbindingsstukken moeten geëlimineerd worden aan het einde van de dag. Wanneer geschikt, kunnen ook kleinere flessen gebruikt worden. De instructies van de fabrikant van de auto-injector / pomp moeten gevolgd worden. 7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GE Healthcare BVBA, Kouterveldstraat 20, BE-1831 Diegem, België 8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Visipaque 270 mg l/ml, oplossing voor injectie (polypropyleen injectieflacon 500ml) Visipaque 270 mg l/ml, oplossing voor injectie (polypropyleen injectieflacon 150ml) Visipaque 270 mg l/ml, oplossing voor injectie (glazen injectieflacon 100ml) Visipaque 270 mg l/ml, oplossing voor injectie (glazen injectieflacon 50ml) Visipaque 320 mg l/ml, oplossing voor injectie (polypropyleen injectieflacon 500ml) Visipaque 320 mg l/ml, oplossing voor injectie (polypropyleen injectieflacon 150ml) Visipaque 320 mg l/ml, oplossing voor injectie (glazen injectieflacon 20ml)
BE277051 BE277042 BE181781 BE181772 BE277076 BE277067 BE277015
Visipaque 320 mg l/ml, oplossing voor injectie (glazen injectieflacon 100ml)
BE181815
Visipaque 320 mg l/ml, oplossing voor injectie (glazen injectieflacon 200ml)
BE181806
Visipaque 320 mg l/ml, oplossing voor injectie (glazen injectieflacon 50ml)
BE181797
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
December 2010.
8/8
Visipaque IB1 B fr 101220
RESUME DES CARACTERISTIQUES DU PRODUIT 1.
DENOMINATION DU MEDICAMENT
Visipaque 270 mg I/ml solution injectable Visipaque 320 mg I/ml solution injectable 2.
COMPOSITION QUALITATIVE ET QUANTITATIVE
Visipaque 270 mg I/ml solution injectable contient 550 mg d’iodixanol, ce qui correspond à 270 mg d’iode par ml. Visipaque 320 mg I/ml solution injectable contient 652 mg d’iodixanol, ce qui correspond à 320 mg d’iode par ml. Pour la liste complète des excipients, voir rubrique 6.1. L’iodixanol est un produit de contraste radiographique. C’est un dimère hexa-iodé, non ionique et hydrosoluble. Malgré leur concentration, les solutions aqueuses pures d’iodixanol présentent une osmolalité plus faible que celle du sang et des produits de contraste monomères non ioniques de concentration comparable. L’ajout d’électrolytes rend Visipaque solution injectable isotonique par rapport aux liquides corporels. A une température de 37°C, toutes les formes sont isotoniques, avec une osmolalité de 290 mOsm/kg H2O. 3.
FORME PHARMACEUTIQUE
Solution injectable. Un liquide prêt à l’emploi, clair, incolore à jaune pâle. 4.
DONNEES CLINIQUES
4.1
Indications thérapeutiques
Ce médicament est à usage diagnostique uniquement. Produit de contraste radiographique, utilisé chez l'adulte lors de: 4.2
Angiographie cardiaque, Angiographie cérébrale (conventionnelle), Artériographie périphérique (conventionnelle), Angiographie abdominale (angiographie numérisée i.a.), Urographie, Phlébographie, CT avec contraste, Myélographie lombaire, thoracique et cervicale, Explorations gastro-intestinales, Arthrographie et hystérosalpingographie (HSG). Posologie et mode d’administration
On peut adapter la posologie, en fonction du type d’examen, de l’âge, du poids, du débit cardiaque, de l’état général du patient et de la technique utilisée. On utilise presque la même concentration et le même volume d’iode, qu’en cas d’administration d’autres produits de contraste iodés utilisés classiquement en radiographie. Néanmoins, dans certaines études, on a pu démontrer qu’avec l’iodixanol, on pouvait établir un diagnostic adéquat avec une concentration d'iode beaucoup plus faible. Comme c’est également le cas avec les autres produits de contraste, il faut veiller à une 1/9
Visipaque IB1 B fr 101220
hydratation suffisante du patient, avant et après l’administration du produit. Adultes Les recommandations suivantes indiquent une dose moyenne et peuvent servir de référence pour un adulte normal. Les doses indiquées pour l'injection intra-artérielle unique peuvent être répétées. Indication/Examen
Concentration
Volume
Voie intra-artérielle Artériographie cérébrale sélective
270/320(1) mg I/ml
5-10 ml par injection
aortographie
270/320 mg I/ml
40-60 ml par injection
périphérique
270/320 mg I/ml
30-60 ml par injection
viscérale sélective (angiographie numérisée i.a)
270 mg I/ml
10-40 ml par injection
ventricule gauche et injection intra-aortique
320 mg I/ml
30-60 ml par injection
artériographie coronaire sélective
320 mg I/ml
4-8 ml par injection
Urographie
270/320 mg I/ml
40-80 ml (2)
Phlébographie
270 mg I/ml
50-150 ml/jambe
CT de la tête
270/320 mg I/ml
50-150 ml
CT du corps
270/320 mg I/ml
75-150 ml
Myélographie lombaire et thoracique (injection lombaire)
270 mg I/ml ou
10-12 ml
320 mg I/ml
10 ml
Myélographie cervicale (injection lombaire ou intrarachidienne)
270 mg I/ml ou
10-12 ml
320 mg I/ml
10 ml
Transit GI
320 mg I/ml
80-200 ml
Œsophage
320 mg I/ml
10-200 ml
Estomac
320 mg I/ml
20-200 ml
Administration orale chez l’enfant
270 / 320 mg I/ml
5 ml/kg 10-240ml
Voie rectale
270/320 mg I/ml
30-400 ml
Angiographie cardiaque
Voie intraveineuse
CT avec contraste
Voie intrarachidienne
Voie gastro-intestinale Administration orale chez l’adulte
2/9
Visipaque IB1 B fr 101220
Utilisation dans les cavités naturelles
Une adaptation individuelle de la posologie est nécessaire pour une visualisation optimale
Arthrographie
270 mg I/ml
1-15 ml
Hystérosalpingographie (HSG)
270 mg I/ml
5-10 ml (en cas d’écoulement dans le vagin, on peut dépasser la dose recommandée: une dose maximale de 40 ml a été étudiée)
(1) On indique les 2 posologies, mais la dose de 270 mg I/ml est la plus recommandée. (2) En cas d’urographie à fortes doses, on peut utiliser des doses beaucoup plus élevées. Patients âgés: comme chez l’adulte. Enfants: L’innocuité et l’efficacité n’ont pas encore été démontrées.
4.3
Contre-indications
Hypersensibilité à la substance active ou à l’un des excipients. Thyréotoxicose manifeste. Décompensation d’une insuffisance cardiaque. Hypersensibilité connue aux produits de contraste iodés. 4.4
Mises en garde spéciales et précautions d’emploi
Période d’observation : Après l’administration d’un produit de contraste, il faut garder le patient en observation pendant minimum 30 minutes, car la plupart des effets secondaires apparaissent au cours de cet intervalle de temps. Cependant, des réactions tardives peuvent également survenir. En cas d’utilisation de Visipaque solution injectable, le risque d’effets secondaires sévères est très faible. Cependant, les produits de contraste iodés peuvent provoquer des réactions sévères ou fatales, des réactions anaphylactiques ou d’autres symptômes d’hypersensibilité. Il faut prévoir un programme d’intervention, incluant les médicaments nécessaires et l’infrastructure, afin de permettre une intervention immédiate, en cas de manifestation d'une réaction sévère. La faible interaction avec les fonctions physiologiques normales constitue l’une des caractéristiques d’un produit de contraste non ionique. Ceci signifie que ces produits présentent une activité anticoagulante in vitro moins importante que les produits ioniques. Au cours d’une cathétérisation vasculaire, il faut être particulièrement attentif et effectuer l'angiographie de manière très prudente: il faut rincer fréquemment le cathéter au moyen de sérum physiologique (si nécessaire, en y ajoutant de l’héparine), afin de minimaliser le risque d’embolie et de thrombose associé à l'intervention. Les produits de contraste iodés peuvent donner lieu à une dysfonction rénale transitoire ou à une insuffisance rénale. Les patients atteints d’une affection rénale (surtout en cas de néphropathie diabétique) ou d'une myélomatose sont particulièrement exposés à ce risque. Avant d’administrer un produit de contraste iodé, il faut éviter une déshydratation. Chez les patients atteints d’une affection rénale, la clairance du produit de contraste peut se ralentir. Il faut donc accorder une attention particulière aux patients atteints d’insuffisance rénale ou hépatique, car la clairance du produit de contraste peut être significativement ralentie. Il faut prendre certaines mesures de précaution chez les patients âgés, ainsi que ceux atteints 3/9
Visipaque IB1 B fr 101220
d’hyperthyroïdie ou de maladie cardiovasculaire. Il faut être extrêmement prudent en cas d’antécédents d’allergie, d’asthme ou d’effets secondaires consécutifs à l’administration d’un produit de contraste iodé. Dans ce cas, on peut envisager une prémédication par corticostéroïdes ou la prise d'un antihistaminique. Chez les patients présentant une thyroïdite auto-immune préalable ou chez certains patients prédisposés, l'utilisation d'un produit de contraste iodé par voie intravasculaire s’accompagne de modifications transitoires de la fonction thyroïdienne. Les patients ayant une pathologie cérébrale aigue, une tumeur ou des antécédents d’épilepsie présentent un risque fortement accru de développer des crises épileptiques, et doivent être étroitement suivis. Il faut informer le patient que les réactions d'hypersensibilité peuvent survenir jusqu’à la fin des 48 heures suivant l’administration des produits de contraste iodés, et qu’ils doivent consulter un médecin, en cas d'apparition d'une éruption cutanée, d’une dyspnée, d'un œdème ou d’une hypotension. Voie intrarachidienne Après une myélographie, le patient doit rester en position allongée pendant 1 heure, avec la tête et le thorax surélevés de 20°. Ensuite, le patient peut circuler librement, sans se pencher vers l’avant. Il faut garder la tête et le thorax surélevés pendant minimum 6 heures. Il faut accorder une attention particulière aux patients présentant un abaissement du seuil épileptogène. Les patients non hospitalisés ne peuvent pas rester seuls pendant les premières 24 heures. Explorations gastro-intestinales On a parfois observé une diarrhée, des nausées et des vomissements, une douleur abdominale et des réactions systémiques d’hypersensibilité (fréquence : < 1/10 et > 1/100). 4.5
Interactions avec d’autres médicaments et autres formes d’interactions
De fortes concentrations sériques et urinaires de produit de contraste peuvent influencer les résultats des dosages de la bilirubine, des protéines ou des substances inorganiques (par ex. fer, cuivre, calcium et phosphates), effectués en laboratoire. Le jour de l’examen, il est préférable de ne pas effectuer le dosage de ces substances. L’utilisation d’un produit de contraste peut induire une altération passagère de la fonction rénale. Chez les patients traités par biguanides (metformine), ce phénomène peut déclencher la survenue d’une acidose lactique. Par mesure de précaution, il faut interrompre le traitement par biguanides 48 heures avant d’effectuer l’examen par produit de contraste. On ne peut réinstaurer ce traitement que lorsque la fonction rénale est stabilisée. Les patients ayant reçu un traitement par interleukine-2 dans les 2 semaines précédentes présentent un risque accru de réactions tardives (symptômes de type grippal ou réactions cutanées). Chez les patients atteints de drépanocytose, les produits de contraste iodés pourraient augmenter la formation de cellules falciformes. Chez ces patients, on n’a observé que quelques cas d’hémolyse et d’infarcissement, consécutifs à l’utilisation de produits de contraste iodés. 4.6
Grossesse et allaitement
L’innocuité de Visipaque solution injectable pendant la grossesse n’a pas encore été démontrée. Les études réalisées chez l’animal n’ont indiqué aucun effet néfaste direct ou indirect, tant sur le plan de la reproduction que sur le plan du développement embryonnaire ou fœtal, de la grossesse ou du développement péri- et post-natal. 4/9
Visipaque IB1 B fr 101220
Lorsqu’on ne peut éviter l’exposition aux rayons X pendant la grossesse (avec ou sans l'utilisation de produit de contraste), il faut analyser soigneusement la balance risques/bénéfices. Pendant la grossesse, le produit ne peut être utilisé que sur avis médical et seulement si les avantages contrebalancent de manière évidente les risques encourus. L’excrétion du produit dans le lait maternel est inconnue, mais elle doit être faible. Avant l’administration du produit, il faut interrompre l’allaitement et le suspendre pendant au moins les 24 heures suivant l’administration de Visipaque solution injectable. 4.7
Effets sur l’aptitude à conduire des véhicules et à utiliser des machines
Dans les 24 heures suivant l’administration intrarachidienne, il est déconseillé de conduire des véhicules et d’utiliser des machines. 4.8
Effets indésirables
Lors d’études cliniques, on a mentionné les effets secondaires suivants. La plupart des effets mentionnés sont de faible intensité. L’inconfort est de courte durée. Les effets les plus fréquents sont des sensations générales de chaleur, de froid ou de douleur à l'endroit d’injection. La sensation de chaleur est beaucoup plus faible que celle observée en cas d'administration de produits de contraste monomères ioniques ou non ioniques, tandis que la douleur à l’endroit d’injection semble moins fréquente qu’en cas d’administration d’autres produits de contraste ioniques. On a observé des effets transitoires tels que: troubles visuels, céphalées, nausées, vomissements et modification du goût (paragueusie). Jusqu’à la fin des 48 heures suivant l'administration de produits de contraste iodés, des réactions d’hypersensibilité peuvent survenir. Ces réactions s’expriment surtout par des effets indésirables cutanés (érythème, prurit, urticaire, éruption cutanée), mais on a également rapporté quelques cas d’œdème respiratoire, d’œdème de Quincke, de bronchospasme, de légère dyspnée et d’hypotension. Les manifestations sévères (telles qu’un choc anaphylactique) sont rares. En cas de thyroïdite auto-immune préalable, ou chez certains patients prédisposés ayant un goitre – surtout polynodulaire –, l’injection d’un produit de contraste peut induire une hyper- ou une hypothyroïdie. En général, l’absorption thyroïdienne d’iode sera réduite pendant minimum 4 semaines. Pendant cette période, les tests thyroïdiens peuvent être perturbés. Voie intrarachidienne Après une utilisation intrarachidienne, les effets indésirables peuvent survenir dans les quelques jours suivant l’administration. La fréquence des effets indésirables est comparable à celle observée suite à une ponction lombaire. Généralement, des céphalées, des nausées, des vomissements et des vertiges surviennent. Au niveau de l’espace sous-arachnoïdien, la chute de pression, consécutive à la fuite induite par la ponction, explique principalement ces effets indésirables. Certains patients développent de fortes céphalées pendant quelques jours. Il faut éviter une perte excessive de liquide céphalo-rachidien. Une légère douleur locale et une douleur radiculaire à l’endroit d’injection sont possibles. Lors de l’utilisation d'autres produits de contraste iodés non ioniques, on a observé une irritation méningée, s’accompagnant de photophobie et de méningisme, ainsi qu'une méningite chimique dans certains cas. Une méningite infectieuse est également possible. Dans de rares cas, lors de l’utilisation d’autres produits de contraste iodés non ioniques, on a également observé une dysfonction cérébrale transitoire. Les symptômes sont des crises épileptiques, une confusion et une dysfonction motrice et sensitive. Chez certains patients, on a observé des 5/9
Visipaque IB1 B fr 101220
modifications de l'EEG. Utilisation dans les cavités naturelles Rares réactions systémiques d’hypersensibilité. Hystérosalpingographie (HSG): une douleur tardive, généralement légère et transitoire, est fréquente au niveau du bassin. On a mentionné la survenue d’autres effets tardifs, tels que : hémorragie ou sécrétions vaginales, nausées, vomissements, céphalées et fièvre. Après une HSG, tous ces effets peuvent survenir. Arthrographie : après l'intervention, on a parfois mentionné une sensation de pression et une douleur à l’endroit d’injection. 4.9
Surdosage
Chez les patients ayant une fonction rénale normale, un surdosage est peu probable. Des études réalisées chez l’animal indiquent que la marge de sécurité pour les produits de contraste iodés non ioniques est très large; on n’a établi aucune limite supérieure de la posologie. En cas de surdosage accidentel, il faut compenser la perte d’eau et d’électrolytes. Il faut poursuivre le suivi de la fonction rénale pendant les 3 jours suivants. Si nécessaire, il faut effectuer une hémodialyse, afin d’éliminer l’iodixanol présent dans le corps. 5.
PROPRIETES PHARMACOLOGIQUES
5.1
Propriétés pharmacodynamiques
Classe pharmacothérapeutique : produit de contraste iodé, code ATC : V08AB09. Après l’injection, l’iode organique lié absorbe les rayons dans le sang et les tissus. Chez des volontaires sains ayant reçu une injection intraveineuse d’iodixanol, les paramètres les plus étudiés (hémodynamiques, cliniques, chimiques et de coagulation) ne présentaient aucune anomalie significative, par rapport aux valeurs observées avant l’injection. On a observé de rares anomalies, mais elles étaient moins importantes et n'avaient aucune signification clinique. Visipaque solution injectable n’exerce que de faibles effets sur la fonction rénale des patients. La libération d’enzymes par les cellules tubulaires proximales (phosphatase alcaline, N-acétyl-βglucosaminidase) est moins importante qu’en cas d’injection de produits de contraste monomères non ioniques; cette même tendance s’observe par rapport aux produits de contraste dimères ioniques. Au niveau glomérulaire, Visipaque solution injectable est également bien toléré. Par rapport aux autres produits de contraste, le temps moyen de passage à travers le parenchyme rénal est beaucoup plus long pour l’iodixanol. Un renforcement de la tomographie computérisée apparaît ainsi pendant les 56 heures suivant l'examen. Ceci n'exerce aucun effet sur la fonction rénale. On a constaté que par rapport aux autres produits de contraste, Visipaque solution injectable exerçait moins d’effets sur la circulation sanguine fémorale et sur les paramètres cardiovasculaires, tels que: pression télédiastolique du ventricule gauche (PTDVG), pression systolique du ventricule gauche (PSVG), rythme cardiaque et intervalle QT. 5.2
Propriétés pharmacocinétiques
L’iodixanol se distribue rapidement dans l’organisme; son temps de demi-vie de distribution s'élève à environ 21 minutes. 6/9
Visipaque IB1 B fr 101220
Le volume apparent de distribution est l’équivalent du liquide extracellulaire (0,26 l/kg de poids corporel), ce qui signifie que l’iodixanol ne se distribue que dans le volume extracellulaire. On ne détecte aucun métabolite. Le taux de liaison aux protéines plasmatiques est inférieur à 2 %. Le temps de demi-vie d'élimination s'élève à environ 2 heures. L’iodixanol s’élimine principalement par voie rénale, par filtration glomérulaire. Chez des volontaires sains, dans les 4 heures suivant l’injection intraveineuse, on a retrouvé environ 80 % de la dose administrée dans les urines, sous forme inchangée (97 % dans les 24 heures). Seulement 1,2 % de la dose injectée s’éliminent dans les selles, endéans les 72 heures. Les concentrations urinaires maximales sont atteintes environ 1 heure après l'injection. Aux posologies recommandées, il n’existe aucune donnée cinétique dépendante de la dose. 5.3
Données de sécurité préclinique
Sans objet 6.
DONNEES PHARMACEUTIQUES
6.1
Liste des excipients
Trométamol, chlorure de sodium, chlorure de calcium, édétate de sodium et de calcium, acide chlorhydrique (adaptation du pH) et eau pour préparations injectables. 6.2
Incompatibilités
Aucune incompatibilité n’a été démontrée. Cependant, il est préférable de ne pas mélanger directement Visipaque solution injectable à d’autres médicaments. Il faut toujours utiliser une autre seringue. 6.3
Durée de conservation
3 ans. Se référer à la date de péremption indiquée sur l’emballage (EX : mois/année). La date de péremption est le premier jour du moins indiqué. 6.4
Précautions particulières de conservation
Conserver à l’abri de la lumière. A une température de 37 °C, le produit peut se conserver pendant un seul mois. 6.5
Nature et contenu de l’emballage extérieur
VISIPAQUE solution injectable est un liquide prêt à l’emploi, clair, incolore à jaune pâle. 270 mg I/ml :
320 mg I/ml :
1 et 10
Flacons en verre de 50 ml
1 et 10
Flacons en verre de 100 ml
1,6 et 10
Flacons en polypropylène de 150 ml
1,6 et 10
Flacons en polypropylène de 500 ml
1 et 10
Flacons en verre de 50 ml 7/9
Visipaque IB1 B fr 101220
1 et 10
Flacons en verre de 100 ml
1 et 6
Flacons en verre de 200 ml
1,6 et 10
Flacons en polypropylène de 150 ml
1,6 et 10
Flacons en polypropylène de 500 ml
1 et 10
Flacons en verre de 20 ml
Toutes les présentations peuvent ne pas être commercialisées. 6.6
Précautions particulières d’élimination et manipulation
Comme tout produit s’administrant par voie parentérale, il faut inspecter Visipaque solution injectable de manière visuelle, avant chaque utilisation : on ne peut observer aucune particule, aucune coloration ni aucune modification de l’emballage. Il faut aspirer le produit dans la seringue juste avant l’injection. Les fioles sont destinées à un usage unique ; il faut éliminer tout produit non utilisé. Avant de l’administrer, on peut réchauffer Visipaque solution injectable à la température corporelle. Instructions complémentaires concernant l’auto-injecteur / la pompe On ne peut utiliser le flacon de 500 ml qu’avec les auto-injecteurs/pompes adaptés à ce volume. On ne peut percer le flacon qu’une seule fois. Après chaque patient, il faut remplacer le raccord allant de l'auto-injecteur / de la pompe au patient. A la fin de la journée, il faut éliminer tout produit de contraste non utilisé et tout raccord. Lorsqu’ils s’avèrent adéquats, on peut utiliser des flacons plus petits. Il faut également suivre les instructions fournies par le fabricant de l’auto-injecteur/de la pompe. 7.
TITULAIRE DE L’AUTORISATION DE MISE SUR LE MARCHE
GE Healthcare BVBA, Kouterveldstraat 20, BE-1831 Diegem, Belgique 8.
NUMEROS D’AUTORISATION DE MISE SUR LE MARCHE
Visipaque 270 mg l/ml, solution injectable (flacon en polypropylène de 500 ml)
BE277051
Visipaque 270 mg l/ml, solution injectable (flacon en polypropylène de 150 ml)
BE277042
Visipaque 270 mg l/ml, solution injectable (flacon en verre de 100 ml)
BE181781
Visipaque 270 mg l/ml, solution injectable (flacon en verre de 50ml)
BE181772
Visipaque 320 mg l/ml, solution injectable (flacon en polypropylène de 500 ml)
BE277076
Visipaque 320 mg l/ml, solution injectable (flacon en polypropylène de 150 ml)
BE277067
Visipaque 320 mg l/ml, solution injectable (flacon en verre de 20 ml)
BE277015
Visipaque 320 mg l/ml, solution injectable (flacon en verre de 100 ml)
BE181815
Visipaque 320 mg l/ml, solution injectable (flacon en verre de 200 ml)
BE181806
Visipaque 320 mg l/ml, solution injectable (flacon en verre de 50 ml)
BE181797
9.
DATE DE PREMIERE AUTORISATION/DE RENOUVELLEMENT DE L’AUTORISATION 8/9
Visipaque IB1 B fr 101220
10.
DATE DE MISE A JOUR DU TEXTE
Décembre 2010.
9/9