SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Vancomycine Pfizer 500 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie. Vancomycine Pfizer 1000 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie. 2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon Vancomycine Pfizer 500 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie bevat 500 mg vancomycine (als vancomycinehydrochloride), equivalent aan 500.000 IE. Elke injectieflacon Vancomycine Pfizer 1000 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie bevat 1000 mg vancomycine (als vancomycinehydrochloride), equivalent aan 1.000.000 IE. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie ‘Een witte tot crèmekleurige poreuze cake’ Na reconstitutie ontstaat een oplossing met een pH van ongeveer 3. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Intraveneus vancomycine is geïndiceerd voor de volgende ernstige infecties die worden veroorzaakt door Grampositieve bacteriën die gevoelig zijn voor vancomycine en die niet kunnen worden behandeld met andere antibiotica zoals penicilline of cefalosporine, of daar resistent voor zijn (zie rubriek 5.1): -
endocarditis infecties van de botten (osteomyelitis) pneumonie infecties van zachte weefsels
Wanneer mogelijk, dient vancomycine gelijktijdig met andere antibacteriële middelen te worden toegediend. Dit is in het bijzonder van toepassing op de behandeling van endocarditis. Vancomycine kan worden gebruikt voor de perioperatieve profylaxe tegen bacteriële endocarditis, bij patiënten waarbij een groot risico op de ontwikkeling van bacteriële endocarditis bestaat wanneer ze uitgebreide chirurgische procedures ondergaan (bijv. cardiale of vasculaire procedures, enz.) en er voor hen geen geschikte bèta-lactam antibacteriële middelen beschikbaar zijn. Houd u aan de officiële richtlijnen voor het gebruik van antibacteriële middelen. 4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering Intraveneus gebruik (infusie) bij patiënten met een normale nierfunctie Volwassenen en jongeren boven de 12: VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
1
De aanbevolen dagelijkse intraveneuze dosis is 2000 mg, verdeeld in doses van 500 mg om de 6 uur of 1000 mg om de 12 uur. Het geneesmiddel kan ook worden toegediend in doses van 30 tot 40 mg/kg/dag in 2 tot 4 dagelijkse toedieningen. Voor bacteriële endocarditis is het algemeen geaccepteerde regime 1000 mg vancomycine, intraveneus toegediend, om de 12 uur gedurende 4 weken, afzonderlijk of in combinatie met andere antibiotica (gentamicine met rifampicine, gentamicine, streptomycine). Door enterokokken veroorzaakte endocarditis wordt gedurende 6 weken behandeld met vancomycine in combinatie met een aminoglycoside. De officiële richtlijnen dienen te worden geraadpleegd. Pediatrische patiënten Kinderen van een maand tot 12 jaar De gebruikelijke intraveneuze dosering is 10 mg/kg per dosis om de zes uur (totale dagelijkse dosering 40 mg/kg lichaamsgewicht). Elke dosis dient te worden toegediend gedurende een periode van ten minste 60 minuten. Pasgeboren kinderen (voldragen) 0-7 dagen oud: Aanvangsdosis van 15 mg/kg met daaropvolgende doses van 10 mg/kg om de 12 uur. 7-30 dagen oud: Aanvangsdosis van 15 mg/kg met daaropvolgende doses van 10 mg/kg om de 8 uur. Elke dosis dient te worden toegediend gedurende een periode van 60 minuten. Bij deze patiënten kan het verstandig zijn om de serumconcentraties van vancomycine goed te bewaken. Speciale populaties Zwangerschap Er is gerapporteerd dat er significant hogere doseringen nodig kunnen zijn om therapeutische serumconcentraties bij zwangere patiënten te bereiken (zie rubriek 4.6). Ouderen Er kan een grotere dosisreductie nodig zijn dan verwacht vanwege een afnemende nierfunctie (zie hierna). Zwaarlijvige patiënten Het kan nodig zijn de gebruikelijke dagelijkse doses te wijzigen. Patiënten met leverinsufficiëntie Er zijn geen aanwijzingen dat de dosis dient te worden gereduceerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. Patiënten met beperkte nierfunctie De doseringen dienen te worden aangepast ter voorkoming van toxische serumwaarden. Bij vroegtijdig geborenen en ouderen kan een grotere dosisreductie nodig zijn dan verwacht vanwege een verminderde nierfunctie. Bij dergelijke patiënten wordt een regelmatige controle van de serumwaarden aanbevolen, aangezien er accumulatie is gemeld, met name na een langdurige behandeling. De serumconcentraties van vancomycine kunnen worden bepaald door middel van een microbiologische analyse, een radio-immunoassay, een fluorescentie-polarisatie-immunoassay, fluorescentie-immunoassay of door hogedrukvloeistofchromatografie. Het volgende nomogram, dat is gebaseerd op creatinineklaringwaarden, is beschikbaar als richtlijn voor dosisaanpassingen:
VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
2
Engels Vancomycin Clearance (ml/min/kg) Creatinine Clearance (ml/min/kg) Vancomycin Dose (mg/kg/24 hr) Dosage nomogram for vancomycin in patients with impaired renal function
Nederlands Vancomycineklaring (ml/min/kg) Creatinineklaring (ml/min/kg) Vancomycinedosis (mg/kg/24 uur) Dosisnomogram voor vancomycine bij patiënten met beperkte nierfunctie
Het nomogram geldt niet voor functioneel anefrische dialysepatiënten. Bij dergelijke patiënten dient een laaddosis te worden toegediend van 15 mg/kg lichaamsgewicht om snel therapeutische serumwaarden te bereiken; de vereiste dosis voor het behoud van stabiele waarden is 1,9 mg/kg per 24 uur. Aangezien individuele onderhoudsdoseringen van 250 mg tot 1 g handig zijn, kan er bij patiënten met een sterk gereduceerde nierfunctie om de paar dagen een dosis worden toegediend in plaats van elke dag. Bij anurie wordt een dosering van 1 g om de zeven tot tien dagen aanbevolen. Indien alleen de serumwaarden van creatinine beschikbaar zijn, kan de volgende formule worden gebruikt om de creatinineklaring te berekenen: Mannen:
Gewicht (kg) x (140 – leeftijd (jaren)) 72 x serumcreatinine (mg/100ml)
Vrouwen: 0,85 x de waarde zoals berekend met behulp van bovenstaande formule Voor instructies met betrekking tot de bereiding van de oplossingen, zie rubriek 6.6. Controleren van serumconcentraties van vancomycine De serumconcentratie van vancomycine dient te worden gecontroleerd op de tweede dag van de behandeling, direct voorafgaand aan de volgende dosis en één uur na het infuus. Eén uur na het einde van de infusie dienen de therapeutische vancomycine-bloedwaarden tussen 30 en 40 mg/l (maximaal 50 mg/l) te liggen; de minimumwaarden (kort voor de volgende toediening) dienen tussen 5 en 10 mg/l te liggen. De concentraties dienen normaliter twee tot drie keer per week gecontroleerd te worden. Behandelingsduur De behandelingsduur wordt bepaald door de ernst van de infectie en door de klinische en bacteriologische voortgang.
VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
3
Wijze van toediening Parenteraal vancomycine dient alleen te worden toegediend als langzaam intraveneus infuus (niet meer dan 10 mg/min, gedurende minimaal 60 min) dat voldoende verdund is (minimaal 100 ml per 500 mg of minimaal 200 ml per 1000 mg). Bij patiënten waarvoor een vloeistofbeperking geldt, kan een oplossing van 500 mg / 50 ml of 1000 mg / 100 ml worden gebruikt. Door het gebruik van een dergelijke hogere concentratie kan het risico op infusiegerelateerde bijwerkingen groter worden. Er kunnen echter bij elke snelheid of concentratie infusiegerelateerde effecten optreden. De dosis dient individueel te worden aangepast op basis van gewicht, leeftijd en nierfunctie. De vancomycineniveaus kunnen worden gemeten als hulpmiddel bij het aanpassen van de dosering. Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6. 4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Een snelle bolustoediening (bijv. in de loop van een paar minuten) kan worden geassocieerd met: extreme hypotensie, waaronder shock en, in zeldzame gevallen, hartstilstand, histamineachtige reacties en maculopapulaire of erythemateuze uitslag. Vancomycine dient in een verdunde oplossing via infusie te worden toegediend gedurende een periode van ten minste 60 minuten, om snelle infusiegerelateerde reacties te voorkomen. Het stoppen van de infusie, resulteert gewoonlijk in een onmiddellijke beëindiging van deze reacties (zie rubrieken 4.2 en 4.8). Als gevolg van de mogelijke ototoxiciteit en nefrotoxiciteit dient vancomycine met zorg te worden toegepast bij patiënten met nierinsufficiëntie en dient de dosering te worden verminderd afhankelijk van de mate waarin de nierfunctie beperkt is. Het risico van toxiciteit neemt aanmerkelijk toe bij hoge bloedconcentraties of bij een langdurige behandeling. De bloedwaarden dienen te worden bewaakt en de nierfunctie dient regelmatig te worden gecontroleerd. Vancomycine dient ook vermeden te worden bij patiënten met een bestaand gehoorverlies. Als het medicijn bij dergelijke patiënten wordt toegepast, dient de dosering te worden gereguleerd, indien mogelijk door periodiek de concentratie van het medicijn in het bloed te bepalen. Doofheid kan voorafgegaan worden door tinnitus. Oudere patiënten zijn gevoeliger voor gehoorschade. Ervaring met andere antibiotica duidt erop dat het gehoorverlies progressief kan zijn, zelfs wanneer de behandeling wordt gestaakt. Gebruik in de pediatrie: Bij vroegtijdig geborenen en jonge kinderen kan het gepast zijn om de gewenste serumconcentraties van vancomycine te bevestigen. De gelijktijdige toediening van vancomycine en anesthetica wordt geassocieerd met erytheem en histamineachtig blozen bij kinderen. Gebruik bij ouderen: De natuurlijke afname van glomerulusfiltratie op latere leeftijd kan leiden tot verhoogde serumconcentraties van vancomycine indien de dosering niet wordt aangepast (zie rubriek 4.2). Voorzorgsmaatregelen Bij gebruik op de langere termijn is regelmatige controle van de bloedwaarden van vancomycine geïndiceerd, vooral bij patiënten met een slechte nierfunctie of gehoorproblemen. Regelmatige controle is ook geïndiceerd bij gelijktijdige toediening van respectievelijk nefrotoxische of ototoxische stoffen. De dosering dient te worden getitreerd op basis van de serumwaarden. De bloedwaarden dienen te worden bewaakt en de nierfunctie dient regelmatig te worden gecontroleerd.
VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
4
Bij patiënten met een borderline nierfunctie en bij personen ouder dan 60 jaar dienen seriële testen te worden uitgevoerd van de gehoorfunctie en van de hoeveelheid vancomycine in het bloed. Bij alle patiënten die het medicijn krijgen toegediend dient periodiek een hematologisch onderzoek te worden uitgevoerd en dienen de urine en de nierfunctie te worden geanalyseerd. Vancomycine is zeer irriterend voor weefsel en veroorzaakt bij intramusculaire injectie necrose op de injectieplaats. Om die reden dient het medicijn intraveneus te worden toegediend. Veel patiënten die vancomycine krijgen toegediend, ondervinden pijn op de injectieplaats en tromboflebitis, soms in ernstige mate. De frequentie en ernst van de tromboflebitis kan worden geminimaliseerd door het medicijn langzaam als een verdunde oplossing (2,5 tot 5,0 g/l) toe te dienen en door verschillende infusielocaties te gebruiken. Langdurig gebruik van vancomycine kan leiden tot een wildgroei van niet-gevoelige organismen. Zorgvuldige observatie van de patiënt is essentieel. Als er tijdens de behandeling superinfectie optreedt, dienen er gepaste maatregelen worden getroffen. In zeldzame gevallen zijn er bij patiënten die vancomycine intraveneus toegediend kregen, meldingen gedaan van de ontwikkeling van pseudomembraneuze colitis ten gevolge van C. difficile. Aangezien er meldingen van kruisovergevoeligheid zijn geweest, dient vancomycine met zorg te worden toegediend bij patiënten met een bekende overgevoeligheid voor teicoplanine. 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De gelijktijdige toediening van vancomycine en anesthetica wordt geassocieerd met erytheem, histamineachtig blozen en anafylactoïde reacties. Er is gerapporteerd dat de frequentie van infusiegerelateerde effecten toeneemt bij het gelijktijdig toedienen van anesthetica. De infusiegerelateerde effecten kunnen worden geminimaliseerd door vancomycine als infusie van 60 minuten voorafgaand aan de inductie met anesthetica toe te dienen. De gelijktijdige of opeenvolgende systemische of lokale toepassing van andere potentieel ototoxische, neurotoxische, of nefrotoxische medicijnen, zoals amphotericine B, aminoglycosiden, bacitracine, polymyxine B, colistine, viomycine of cisplatine, indien geïndiceerd, vereist een zorgvuldige bewaking. Bij gelijktijdige toediening van vancomycine en neuromusculaire blokkers bestaat er extra risico op neuromusculaire blokkade. 4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap Er is onvoldoende bekend over de veiligheid van het gebruik van vancomycine tijdens de zwangerschap bij mensen. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Vancomycine dringt echter door in de placenta en een potentieel risico op embryonale en neonatale ototoxiciteit en nefrotoxiciteit kan niet worden uitgesloten. Vancomycine mag daarom niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling met vancomycine noodzakelijk maakt, en na een zorgvuldige evaluatie van de risico's en voordelen. Borstvoeding Vancomycine wordt via de moedermelk uitgescheiden en mag daarom in de lactatieperiode alleen worden gebruikt als andere antibiotica geen effect hebben. De toediening van vancomycine aan moeders die borstvoeding geven dient heel zorgvuldig te worden overwogen, in verband met mogelijke bijwerkingen bij de baby (verstoringen in de darmflora met diarree, kolonisatie door gistachtige schimmels en mogelijk sensibilisatie). Gezien het belang van dit medicijn voor een moeder die borstvoeding geeft, is het dan aan te raden te stoppen met het geven van borstvoeding.
VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
5
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Vancomycine heeft een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. 4.8
Bijwerkingen
De bijwerkingen worden binnen iedere frequentiegroep gepresenteerd op volgorde van afnemende ernst. De hieronder beschreven bijwerkingen zijn gedefinieerd aan de hand van de volgende MedDRA: Zeer vaak (≥1/10); Vaak (≥1/100 tot <1/10); Soms (≥1/1.000 tot <1/100); Zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000); Zeer zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Intraveneuze infusie De meest voorkomende bijwerkingen zijn flebitis en pseudoallergische reacties in verband met een te snelle intraveneuze infusie van vancomycine. Bloed- en lymfestelselaandoeningen Zelden: trombocytopenie, neutropenie, agranulocytose, eosinofilie. Immuunsysteemaandoeningen Zelden: anafylactische reacties, overgevoeligheidsreacties. Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Soms: voorbijgaand of blijvend gehoorverlies. Zelden: tinnitus, duizeligheid. Hartaandoeningen Zeer zelden: hartstilstand. Bloedvataandoeningen Vaak: afname van de bloeddruk. Zelden: vasculitis. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Vaak: dyspneu, stridor. Maagdarmstelselaandoeningen Zelden: misselijkheid. Zeer zelden: pseudomembraneuze enterocolitis. Huid- en onderhuidaandoeningen Vaak: exanthema en slijmvliesontsteking, pruritus, urticaria. Zeer zelden: exfoliatieve dermatitis, syndroom van Stevens-Johnson, syndroom van Lyell, Lineair-IgA bulleuze dermatose. Nier- en urinewegaandoeningen Vaak: nierinsufficiëntie, voornamelijk waar te nemen in de vorm van een verhoogde serumcreatinine. Zelden: interstitiële nefritis, acuut nierfalen. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak: flebitis, roodheid van het bovenlichaam en het gezicht. Zelden: geneesmiddelenkoorts, rillingen. Pijn in de borst en de rugspieren. Infusiegerelateerde effecten Tijdens of kort na snelle infusie kunnen anafylactoïde reacties optreden, waaronder hypotensie, dyspneu, urticaria of pruritus. Ook kunnen roodheid van de huid van het bovenlichaam, pijn en kramp op de borst of in de rugspieren optreden. VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
6
De reacties nemen af wanneer de toediening wordt gestaakt, over het algemeen na een periode van 20 minuten tot 2 uur. Vancomycine dient langzaam te worden toegediend (gedurende meer dan 60 minuten, zie rubriek 4.4). Ototoxiciteit kan reversibel of blijvend zijn en is voornamelijk gerapporteerd bij patiënten die een overdosering kregen toegediend, bij patiënten bij wie een verminderd hoorvermogen bekend is en bij gelijktijdige behandeling met andere ototoxische geneesmiddelen, zoals aminoglycosiden. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, website www.lareb.nl. 4.9
Overdosering
Ondersteunende zorg wordt aanbevolen, met behoud van glomerulusfiltratie. Vancomycine wordt slecht uit het bloed verwijderd middels hemodialyse of peritoneale dialyse. Volgens meldingen hebben patiënten weinig baat bij hemoperfusie met Amberlite XAD-4-hars. 5
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: antibiotica voor systemisch gebruik glycopeptide-antibiotica, ATC-code: JO1X A01 Werkingsmechanisme Vancomycine is een tricyclisch glycopeptide-antibioticum dat bij gevoelige bacteriën de synthese van de celwand remt doordat het met hoge affiniteit bindt aan de D-alanyl-D-alanine-terminus van de celwandprecursor-units. Het geneesmiddel werkt als een bactericide op delende micro-organismen. PK/PD-relatie De vancomycine-activiteit wordt beschouwd als tijdsafhankelijk. Mechanisme van resistentie Verworven resistentie tegen glycopeptiden is het meest algemeen in enterokokken en is gebaseerd op de verwerving van verscheidene van-gencomplexen die de D-alanyl-D-alanine-target omzetten in D-alanyl-D-lactaat of D-alanylD-serine; dit bindt slecht aan vancomycine. Er is kruisresistentie met teicoplanine gerapporteerd voor sommige vangenen. Van-genen zijn zelden aangetroffen in Staphylococcus aureus, waarin wijzigingen in de structuur van de celwand resulteren in een gemiddelde gevoeligheid, die in de meeste gevallen heterogeen is. Gevoeligheid Vancomycine is vooral actief tegen Gram-positieve bacteriën zoals stafylokokken, streptokokken, enterokokken, pneumokokken, clostridia en difteroiden. Gram-negatieve bacteriën zijn resistent. Het voorkomen van verworven resistentie kan voor bepaalde soorten variëren met de locatie en de tijd; plaatselijke informatie over resistentie is van groot belang, vooral bij de behandeling van ernstige infecties. Het is aan te raden zonodig advies bij experts in te winnen wanneer resistentie plaatselijk zo vaak voorkomt dat het in ieder geval bij bepaalde infecties twijfelachtig is of dit middel zal helpen. Breekpunten Aanbevelingen van EUCAST (European Committee on Antimicrobial Susceptibility Testing) Gevoelig Resistent Staphylococcus spp. ≤ 2 mg/l > 2 mg/l Enterococcus spp. ≤ 4 mg/l > 4 mg/l VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
7
Streptococcus spp. ≤ 2 mg/l > 2 mg/l Streptococcus pneumoniae ≤ 2 mg/l > 2 mg/l Gram-positieve anaëroben ≤ 2 mg/l ≤ 2 mg/l Niet-soortgerelateerd* ≤ 2 mg/l > 4 mg/l *Niet-soortgerelateerde breekpunten zijn hoofdzakelijk bepaald op basis van PK/PD-gegevens en zijn onafhankelijk van MIC-distributies van specifieke soorten. Deze zijn uitsluitend bestemd voor soorten waarvoor geen soortspecifiek breekpunt is gedefinieerd en niet voor soorten waarvoor gevoeligheidstesten niet zijn aanbevolen.
Klassen Veelvoorkomende gevoelige soorten Gram-positief Enterococcus faecalis Staphylococcus aureus Coagulase negatieve Staphylococcus Streptococcus spp. Streptococcus pneumoniae Clostridium spp. Soorten waarbij verworven resistentie een probleem kan vormen Enterococcus faecium Inherent resistent Gram-negatieve bacteriën Chlamydia spp. Mycobacteriën Mycoplasma spp. Rickettsia spp. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie Ter behandeling van systemische infecties wordt vancomycine intraveneus toegediend. Bij patiënten met een normale nierfunctie produceert de intraveneuze infusie van meerdere doseringen met 1 g vancomycine (15 mg/kg) gedurende 60 minuten gemiddelde plasmaconcentraties van ongeveer 50-60 mcg/ml direct na het voltooien van de infusie, 20-25 mcg/ml 2 uur na het voltooien van de infusie en 5-10 mcg/ml 11 uur na het voltooien van de infusie. Intraveneuze infusie van meerdere doseringen van 500 mg gedurende 30 minuten produceert gemiddelde plasmaconcentraties van ongeveer 40-50 mg/l direct na het voltooien van de infusie, 19-20 mg/l 2 uur na het voltooien van de infusie en 10-11 mg/l 6 uur na het voltooien van de infusie. De plasmawaarden verkregen na meerdere doseringen zijn vergelijkbaar met de waarden verkregen na een enkele dosis. Bij oraal gebruik wordt het sterk polaire vancomycine bijna niet geabsorbeerd. Na orale toediening komt het in actieve vorm voor in de ontlasting; het is daarom een geschikt chemotherapeuticum voor pseudomembraneuze colitis en stafylokokken-colitis. Distributie Bij serumconcentraties vancomycine van 10 mg/l tot 100 mg/l is de binding van het medicijn aan plasmaproteïnen ongeveer 30-55%, gemeten via ultrafiltratie. Na intraveneuze toediening van vancomycinehydrochloride zijn er remmende concentraties gevonden in de pleurale, pericardiale, ascitische en sinoviale vloeistoffen, in de urine en de peritoneale dialysevloeistof en in het weefsel van het hartoor. Bij niet-ontstoken meninges passeert vancomycine de bloed-hersenbarrière slechts in beperkte mate. VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
8
Eliminatie The eliminatiehalfwaardetijd van vancomycine bedraagt 4 tot 6 uur bij patiënten met een normale nierfunctie. Gedurende de eerste 24 uur wordt ongeveer 80% van een toegediende dosis vancomycine via de urine uitgescheiden middels glomerulusfiltratie. De uitscheiding van vancomycine wordt vertraagd door een renale dysfunctie. Bij anefrische patiënten bedraagt de gemiddelde halfwaardetijd 7,5 dag. Er is zeer weinig metabolisme van het medicijn. Ongeveer 35-65% van een intraperitoneale dosis van vancomycine, toegediend tijdens peritoneale dialyse, wordt in zes uur systemisch geabsorbeerd. Serumconcentraties van rond de 8 mg/liter worden bereikt middels intraperitoneale injectie van 30 mg/kg vancomycine. Hoewel vancomycine niet efficiënt via hemodialyse of peritoneale dialyse wordt geëlimineerd, is er een toename van de vancomycineklaring gerapporteerd bij hemoperfusie en hemofiltratie. De totale systemische en renale klaring van vancomycine kan verminderd zijn bij personen op latere leeftijd. 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxiciteit bij herhaalde dosering. Beperkte gegevens met betrekking tot mutagene effecten tonen negatieve resultaten; langetermijnonderzoeken met betrekking tot carcinogene effecten bij dieren zijn niet beschikbaar. Bij onderzoeken naar de teratogeniciteit, waarbij ratten en konijnen doseringen kregen toegediend die corresponderen met de menselijke dosering op basis van het lichaamsoppervlak (mg/m2), werden geen directe of indirecte teratogene effecten waargenomen. Dieronderzoeken naar het gebruik tijdens de perinatale/postnatale periode en de effecten op de vruchtbaarheid zijn niet beschikbaar. 6
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Geen. 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Vancomycineoplossing heeft een lage pH-waarde die chemische of fysieke instabiliteit kan veroorzaken indien gemengd met andere bestanddelen. Mengen met alkalische oplossingen dient te worden vermeden. Iedere parenterale oplossing dient vóór gebruik visueel gecontroleerd te worden op neerslag en verkleuring. Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen behalve welke vermeld zijn in rubriek 6.6. 6.3
Houdbaarheid
Poeder, verpakt voor de verkoop: 2 jaar Gereconstitueerde concentraat: Het gereconstitueerde concentraat dient onmiddellijk na reconstitutie verder te worden verdund. Verdund product: Vanuit een microbiologisch en fysisch-chemisch oogpunt dient het product onmiddellijk te worden gebruikt. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Poeder, verpakt voor de verkoop: Bewaren beneden 25 °C. Bewaar de injectieflacon in de kartonnen verpakking om deze te beschermen tegen licht. VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
9
Gereconstitueerd concentraat en verdund product: Voor de bewaarcondities van het gereconstitueerde concentraat en het verdunde geneesmiddel, zie rubriek 6.3. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
500 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie Kleurloos type 1, injectieflacon van 10 ml, stop van chloorbutyl type 1 gecoat met siliconen, met een grijze flip-off dop van aluminium/polypropyleen. 1000 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie Kleurloos type 1, injectieflacon van 20 ml, stop van chloorbutyl type 1 gecoat met siliconen, met een grijze flip-off dop van aluminium/polypropyleen. Verpakkingsgrootten (500 mg en 1000mg) 1 & 10 injectieflacons multiverpakking bestaande uit 100 (10 verpakkingen van 10) injectieflacons. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Het product dient te worden gereconstitueerd en het daarbij geproduceerde concentraat dient vóór het gebruik te worden verdund. Bereiding 500 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie Bereiding van het gereconstitueerde concentraat: Los de inhoud van iedere injectieflacon van 500 mg op in 10 ml steriel water voor injecties. Uiterlijk van het gereconstitueerde concentraat: Heldere, kleurloze oplossing zonder deeltjes. Eén ml gereconstitueerd concentraat bevat 50 mg vancomycine. Voor de bewaarcondities van het gereconstitueerde concentraat, zie rubriek 6.3. Bereiding van de uiteindelijke verdunde oplossing voor infusie: Het gereconstitueerde concentraat met 50 mg/ml vancomycine dient onmiddellijk na reconstitutie verder verdund te worden. Geschikte verdunningsmiddelen zijn: Natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) voor injectie, glucose 50 mg/ml (5%) voor injectie, natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) en glucose 50 mg/ml (5%) voor injectie of Ringer-acetaat voor injectie. Vóór toediening dienen de gereconstitueerde en verdunde oplossingen visueel te worden geïnspecteerd op deeltjes en verkleuring. Er mag alleen een heldere en kleurloze oplossing zonder deeltjes worden gebruikt. Intermitterende infusie: Het gereconstitueerde concentraat met 500 mg vancomycine (50 mg/ml) dient onmiddellijk na reconstitutie verder te worden verdund met minimaal 100 ml oplosmiddel. De concentratie van vancomycine in de bereide infusievloeistof mag niet meer dan 5 mg/ml zijn. De gewenste dosis dient te worden toegediend via langzame intraveneuze infusie met een snelheid van niet meer dan 10 mg/minuut, gedurende minimaal 60 minuten of langer. Voor de bewaarcondities van het verdunde medicinale product, zie rubriek 6.3. VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
10
Bereiding 1000 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie Bereiding van het gereconstitueerde concentraat: Los de inhoud van iedere injectieflacon van 1000 mg op in 20 ml steriel water voor injecties. Uiterlijk van het gereconstitueerde concentraat: Heldere, kleurloze oplossing zonder deeltjes. Eén ml gereconstitueerd concentraat bevat 50 mg vancomycine. Voor de bewaarcondities van het gereconstitueerde concentraat, zie rubriek 6.3. Bereiding van de uiteindelijke verdunde oplossing voor infusie: Het gereconstitueerde concentraat met 50 mg/ml vancomycine dient onmiddellijk na reconstitutie verder verdund te worden. Geschikte verdunningsmiddelen zijn: Natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) voor injectie, glucose 50 mg/ml (5%) voor injectie, natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) en glucose 50 mg/ml (5%) voor injectie of Ringer-acetaat voor injectie. Vóór toediening dienen de gereconstitueerde en verdunde oplossingen visueel te worden geïnspecteerd op deeltjes en verkleuring. Er mag alleen een heldere en kleurloze oplossing zonder deeltjes worden gebruikt. Intermitterende infusie: Het gereconstitueerde concentraat met 1000 mg vancomycine (50 mg/ml) dient onmiddellijk na reconstitutie verder te worden verdund met minimaal 100 ml oplosmiddel. De concentratie van vancomycine in de bereide infusievloeistof mag niet meer dan 5 mg/ml zijn. De gewenste dosis dient te worden toegediend via langzame intraveneuze infusie met een snelheid van niet meer dan 10 mg/minuut, gedurende minimaal 60 minuten of langer. Voor de bewaarcondities van het verdunde medicinale product, zie rubriek 6.3. Verwijderen (500mg en 1000mg) Injectieflacons zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Ongebruikt product dient te worden afgevoerd. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. 7
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer bv Rivium Westlaan 142 2909 LD Capelle a/d IJssel 8
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Vancomycine Pfizer 500 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie Vancomycine Pfizer 1000 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie 9
RVG 105369 RVG 105372
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 2 maart 2011 VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
11
Datum van laatste verlenging: 18 maart 2015 10
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Laatste gedeeltelijke herziening betreft rubriek 9: 4 november 2015
VANC Gx 015 NL SmPC 04Jan2016
12