Pagina 1 van 8
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Keflin 1 g, poeder voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Keflin bevat per flacon cefalotinenatrium overeenkomend met 1 g cefalotine. De hulpstof in Keflin is natriumbicarbonaat.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Keflin is geïndiceerd voor de behandeling van de volgende licht tot matig ernstige infecties, indien veroorzaakt door voor cefalotine gevoelige micro-organismen (zie rubriek 5.1): • infecties van de lagere luchtwegen: acute bacteriele exacerbatie of chronische bronchitis • urineweginfecties: acute pyelonephritis • peritonitis • infecties van huid en weke delen Er moet rekening gehouden worden met officiële richtlijnen betreffende het juiste gebruik en voorschrijven van antibacteriële middelen. 4.2
Dosering en wijze van toediening
Dosering Bij infecties met β-hemolytische streptokokken dient de behandeling minstens 10 dagen te worden voortgezet. Bij infectie met stafylokokken moet chirurgisch worden ingegrepen (incisie en drainering) telkens wanneer dit noodzakelijk is. Keflin mag intraveneus of diep intramusculair worden geïnjecteerd, bijvoorbeeld in een dikke spiermassa zoals de M. glutaeus of de zijkant van de bil, om de kans op pijnlijke reacties en induratie te verlagen. Het toevoegen van een 1% lokaal anestheticum aan de oplossing van Keflin is doeltreffend gebleken om de lokale pijn te verminderen. Volwassenen De gebruikelijke dosering voor Keflin bedraagt 500 mg tot 1 g om de 4 tot 6 uur. Bij ongecompliceerde pneumonieën, furunculosis met cellulitis en de meeste urineweginfecties bedraagt de gebruikelijke dosering 500 mg om de 6 uur. Bij ernstige infecties mag, wanneer het gewenste effect niet wordt verkregen, de dosering worden verhoogd door de injecties om de 4 uur toe te dienen of door de dosis tot 1 g te verhogen. Bij levensgevaarlijke infecties kan het noodzakelijk zijn de dosering te verhogen tot 2 g om de 4 uur. Zuigelingen en kinderen
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 2 van 8
De dosering dient naar verhouding te worden verminderd en er moet rekening worden gehouden met de leeftijd, het gewicht van de patiënt en de ernst van de infectie. De dagelijkse toediening van 60 mg/kg (40 tot 80 mg/kg) in gelijke fracties over de dag verdeeld, is doeltreffend gebleken bij de meeste infecties veroorzaakt door voor cefalotine gevoelige micro-organismen. Bij verminderde nierfunctie Bij verminderde nierfunctie kan een “loading dose” van 1 tot 2 g toegediend worden. Het verdere doseringsschema moet bepaald worden volgens de mate van nierinsufficiëntie, de ernst van de infectie en de gevoeligheid van de betreffende micro-organismen. De maximale dosering moet worden gebaseerd op de volgende richtlijnen: Nierfunctie
Creatinineklaring
Licht verminderd Matig verminderd
80-50 ml/min 49-25 ml/min 24-10 ml/min 9-2 ml/min <2 ml/min
Ernstig verminderd
Maximale dosis en doseringsfrequentie voor volwassenen 2 g om de 6 uur 1,5 g om de 6 uur 1 g om de 6 uur 0,5 g om de 6 uur 0,5 g om de 8 uur
Bij uitgesproken oligurie of verhoging van het ureumgehalte in het bloed boven 50 mg per 100 ml, is een dagelijkse dosering van maximaal 6 g gewoonlijk voldoende. Bij patiënten met anurie wordt gestart met een intraveneuze dosering van maximaal 6 g tijdens de eerste 24 uur van de behandeling. Daarna wordt de behandeling voortgezet met een in gelijke fracties (om de 12 tot 24 uur) verdeelde dagdosis van 1 tot 3 g. Wanneer de patiënt een dialyse moet ondergaan, dient om de 8 tot 12 uur te worden toegediend. Wijze van toediening Keflin kan worden toegediend via intramusculaire of intraveneuze injectie of infusie. In deze rubriek volgen instructies voor verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan deze wijzen van toediening. Intramusculaire toediening Elke gram Keflin moet worden opgelost in 4 ml steriel water voor injectie. Indien de inhoud van de flacon niet volledig oplost, mag er nog een kleine hoeveelheid oplosmiddel (bijv. 0,2 ml) worden toegevoegd. Intraveneuze toediening Intraveneuze toediening moet bij voorkeur worden toegepast in gevallen van ernstige of levensbedreigende infectie. Intermitterende intraveneuze toediening 1 g of 2 g Keflin opgelost in 10 ml 0,9% NaCl-oplossing wordt langzaam (in 3 tot 5 minuten) direct in de vene of in de slang van het infuussysteem gespoten. Intermitterende intraveneuze toediening met behulp van een Y-set mag ook worden toegepast wanneer grote hoeveelheden verschillende vloeistoffen moeten worden geïnfundeerd. Tijdens het infuus met Keflin wordt echter aanbevolen de infusie van de andere oplossing te onderbreken. Bij deze techniek dient men nauwgezet op het volume van de Keflin-bevattende oplossing toe te zien, om er zeker van te zijn dat de voorgeschreven hoeveelheid inderdaad wordt geïnfundeerd. Wanneer een Y-infuussysteem wordt gebruikt, moet men de inhoud van 4 flacons van 1 g Keflin oplossen in 40 ml (gedestilleerd) water voor injectie of in 40 ml 0,9% NaCl-oplossing of een isotone glucose-oplossing. Continue intraveneuze toediening Voor een continu intraveneus infuus mag men 2 of 4 g Keflin, welke eerst moet worden opgelost en goed vermengd met minstens 20 ml gedestilleerd water voor injectie, toevoegen aan de fles voor
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 3 van 8
intraveneuze infusie met een 5% glucose-oplossing, een 0,9% NaCl-oplossing of Ringer's lactaat voor injectie. De toe te dienen hoeveelheid en de keuze tussen een 0,9% NaCl-oplossing of een isotone glucose-oplossing moeten worden bepaald op basis van de toestand van de water- en zoutbalans van de patiënt. Intraperitoneale toediening Bij peritoneale dialyse wordt Keflin tijdens de gehele duur van de dialyse (16 tot 30 uur) aan de dialysevloeistof toegevoegd in concentraties tot 6 mg per 100 ml. Door nauwkeurige titraties kon worden aangetoond dat 44% van het toegediende preparaat in de bloedbaan werd opgenomen, waar serumspiegels van 10 µg/ml werden vastgesteld. Er werden geen aanwijzingen van accumulatie en geen ongewenste lokale of systemische reacties geconstateerd. De intraperitoneale toediening kan ook worden toegepast om oplossingen te geven aan patiënten met peritonitis of infectie van de peritoneale holte. Hiervoor kan een concentratie van 0,1% tot 4% cefalotine in een 0,9% NaCl-oplossing gebruikt. Bij de berekening van de totale toegediende dagdosis Keflin moet de intraperitoneaal gegeven hoeveelheid betrokken worden. 4.3
Contra-indicaties
Keflin is gecontra-indiceerd bij patiënten met een bekende overgevoeligheid voor cefalotine, voor andere cefalosporines, of voor de hulpstof natriumbicarbonaat. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met eerdere ernstige overgevoeligheidsreacties op penicillinen of elk ander type β-lactam antibiotica. 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
• Alvorens een behandeling met cefalotine te starten, moet men nauwkeurig nagaan of er bij de patiënt in het verleden overgevoeligheidsreacties op cefalosporines of penicillinen zijn opgetreden. Derivaten van cefalosporine C mogen slechts zeer voorzichtig worden toegediend aan patiënten die overgevoelig zijn voor penicilline. • Er bestaat kruisovergevoeligheid tussen penicillinen en cefalosporines. • Pseudomembraneuze colitis kan optreden tijdens gebruik van antibiotica. Het is daarom belangrijk om deze diagnose te overwegen bij patiënten die diarree ontwikkelen tijdens de behandeling met deze geneesmiddelen. In dat geval dienen aangepaste maatregelen te worden genomen. • Bij het optreden van een overgevoeligheidsreactie ten gevolge van cefalotine moet de toediening van het product worden gestaakt en moet de patiënt adequaat worden behandeld. • Hoewel cefalotine zelden nierfunctiestoornissen veroorzaakt, wordt geadviseerd de nierfunctie te controleren, vooral bij ernstig zieke patiënten, die maximale doses krijgen toegediend. • Bij patiënten met een slechte nierfunctie kunnen hogere en langer aanhoudende concentraties van antibiotica voorkomen. In verband daarmee moet de totale dagdosis cefalotine worden verminderd volgens het doseringsschema zoals aangegeven in de rubriek 4.2 “Dosering en wijze van toediening”. • Langdurige toediening van cefalotine kan overgroei van niet-gevoelige micro-organismen met zich meebrengen; het is daarom van groot belang de patiënt voortdurend te controleren. Bij superinfectie tijdens de behandeling met cefalotine moeten passende maatregelen worden genomen. • De toediening van extreem hoge doses van cefalotine kan leiden tot convulsies, in het bijzonder bij patiënten met nierfunctiestoornissen. Aanpassing van dosering is noodzakelijk in geval van verminderde nierfunctie (zie rubriek 4.2 “Dosering en wijze van toediening”). 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
• De renale uitscheiding van cefalotine wordt, net als bij andere β-lactam antibiotica, geremd door probenecide (als resultaat treedt er op een hoge concentratie van antibiotica in het bloedplasma).
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 4 van 8
• De kans op nefrotoxische verschijnselen wordt verhoogd door toediening van cefalotine samen met nefrotoxische middelen zoals aminoglycosiden (bijvoorbeeld gentamicine), polymyxinen, etacrynezuur en furosemide. • Een vals-positieve reactie op glucose in de urine kan voorkomen bij gebruik van koperreagentia (bijvoorbeeld Benedict of Fehling-oplossing), maar niet bij gebruik van tests op enzymbasis. • Orale contraceptiva: cefalotine kan mogelijk de doeltreffendheid van hormonale contraceptiva nadelig beïnvloeden. Daarom is het aan te raden om supplementaire niet-hormonale contraceptiva te gebruiken. 4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap Hoewel er weinig gepubliceerde gegevens zijn over het gebruik van cefalotine tijdens de zwangerschap bij de mens, wijst de ervaring met het gebruik van cefalotine tijdens de zwangerschap tot nu toe niet op teratogene of foetotoxische effecten. Cefalotine passeert de placenta. In dierstudies is reproductietoxiciteit geconstateerd (zie rubriek 5.3). Keflin dient met voorzichtigheid te worden voorgeschreven aan zwangere vrouwen. Borstvoeding Cefalotine gaat in geringe hoeveelheden over in de moedermelk. Keflin dient met voorzichtigheid te worden voorgeschreven aan vrouwen die borstvoeding geven. Vruchtbaarheid Geen bijzonderheden. 4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er zijn geen gegevens bekend over het effect van cefalotine op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Een effect is echter niet waarschijnlijk. 4.8
Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen kunnen optreden bij het gebruik van Keflin. De bijwerkingen zijn gerangschikt op basis van de systeem/orgaanklasse volgens gegevensbank MedDRA. De frequentie van iedere bijwerking is weergegeven, waarbij de volgende categorie-indeling is gebruikt: Zeer vaak (≥ 1/10) Vaak (≥1/100, <1/10) Soms (≥1/1.000, <1/100) Zelden (≥1/10.000, <1/1.000) Zeer zelden (<1/10.000) Onbekend kan niet worden geschat op basis van de beschikbare gegevens/post-marketing ervaring Infecties en parasitaire aandoeningen Onbekend Secundaire infecties veroorzaakt door ongevoelige micro-organismen Bloed- en lymfestelselaandoeningen Soms Eosinofilie; neutropenie (reversibel); trombocytopenie (reversible) Zeer zelden Hemolytische anemie Immuunsysteemaandoeningen Zelden Serumziekte Zeer zelden Anafylactische shock Zenuwstelselaandoeningen Zeer zelden Metabolische encefalopathie (veranderd bewustzijn, abnormale bewegingen, verwardheid) Hartaandoeningen
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 5 van 8
Zeer zelden Hypotensie; aritmie Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Zeer zelden Laryngospasme; dyspnoe; bronchospasme Maagdarmstelselaandoeningen Vaak Misselijkheid; braken Lever- en galaandoeningen Soms Voorbijgaande verhoging van de SGOT transaminasen en alkalische fosfatase Zeer zelden Geelzucht Huid- of onderhuidaandoeningen Soms Maculopapuleuze uitslag; netelroos; erythema Zelden Abnormale geur van de huid; huiduitslag Zeer zelden Cyanosis Nier- en urinewegaandoeningen Vaak Verhoogde spiegel van ureum in het bloed en verminderde creatinineklaring, vooral bij patiënten met bestaande nierinsufficiëntie. In dit geval is de rol van Keflin bij veranderingen van de nierfunctie moeilijk te bepalen omdat andere factoren die predisponeren voor prerenale azotemie of acute nierinsufficiëntie reeds bestonden. Soms Nefrotoxiciteit Nierfunctiestoornissen is gemeld bij het gebruik van de antibiotica van dezelfde groep, vooral bij het gelijktijdig gebruik met aminoglycoside antibiotica of sterke diuretica. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak Intramusculaire injecties kunnen vaak pijnlijk zijn en gevoelige verharding en temperatuursverhoging zijn gemeld na herhaalde intramusculaire injecties. Thromboflebitis en pijn treden gewoonlijk op bij een continu infuus. Onderzoeken Onbekend Bij bepaalde patiënten, speciaal die met azotemie, kan de behandeling met cefalotine gepaard gaan met een vals-positieve directe Coombstest. Dit kan interfereren met de uitvoering van kruistesten met bloed. 4.9
Overdosering
Overdosering kan convulsies veroorzaken. Indien convulsies optreden dient de toediening van Keflin gestaakt te worden; anticonvulsieve therapie kan toegepast worden. De luchtwegen van de patiënt dienen te worden vrijgehouden en de ventilatie en perfusie te worden ondersteund. De vitale functies dienen nauwkeurig te worden gecontroleerd.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Algemene eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: Cefalotine is een semi-synthetisch β-lactam antibioticum en behoort tot de eerste generatie van cefalosporines, ATC-code: J01DB03 Werkingsmechanisme Alle cefalosporines (β-lactam antibiotica) remmen de celwandproductie en zijn selectieve inhibitoren van de peptidoglycansynthese. De eerste stap van het werkingsmechanisme is de binding van cefalosporines aan celreceptoren (penicilline-bindende eiwitten). Na deze binding wordt de transpeptidase-reactie belemmerd en daardoor wordt de synthese van peptidoglycan geblokkeerd. Dit proces leidt tot de lysis van de bacterie.
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 6 van 8
Resistentiemechanismen De β-lactam antibiotica bevatten een zogenaamde β-lactamring die essentieel is voor de antimicrobiële werking. Door opening van deze ring verliest het antibioticum zijn werking. Verschillende bacteriën bezitten enzymen (β-lactamasen) die deze ringopening bewerkstelligen, waardoor zij resistent worden tegen dit soort antibiotica. In het gram-negatieve spectrum kunnen sommige micro-organismen verschijnselen van meervoudige resistentie vertonen. Zoals bij alle cefalosporines en andere β-lactam antibiotica, verschillen resistentiemechanismen die verworven zijn per groep bacteriën. Deze resistentiemechanismen omvatten veranderingen in de aangrijpingspunten (penicilline-bindende eiwitten, PBP’s), enzymatische afbraak van het aangrijpingspunt door β-lactamases en een veranderde toegang tot het aangrijpingspunt. Er bestaat kruisresistentie tussen cefalosporines en penicillinen. Gram-negatieve micro-organismen die induceerbare chromosoomgebonden β-lactamases bevatten, zoals Enterobacter spp, Serratia spp, Citobacter spp en Providentia spp, moeten als resistent beschouwd worden voor cefalotine ondanks in vitro gevoeligheid. Daarnaast moeten meticilline-resistente stafylokokken, Streptokokken groep D en indol-positieve Proteus-stammen als resistent worden beschouwd. De prevalentie van resistentie kan geografisch en in de tijd verschillen voor de geselecteerde microorganismen en lokale informatie omtrent resistentie is gewenst, in het bijzonder wanneer ernstige infecties worden behandeld. Indien nodig dient advies van een deskundige te worden ingewonnen, in het bijzonder wanneer de lokale prevalentie van resistentie zodanig is dat de werking van het middel bij op zijn minst sommige typen infecties twijfelachtig is. Breekpunten (CRG) Gevoelig (S): ≤ 4 mg/L Resistent (R): > 16 mg/L Gevoeligheid GEVOELIGE SPECIES Gram positief Stafylokokken (Meticilline gevoelig) Streptococcus pneumoniae Streptokokken groep A Gram negatief Klebsiella pneumoniae SPECIES WAARBIJ VERWORVEN RESISTENTIE EEN PROBLEEM KAN ZIJN Escherichia coli Haemophylus influenzae Proteus mirabilis RESISTENTE ORGANISMEN Enterobacter Stafylokokken (Meticilline resistent) Streptokokken groep D (Enterokokken) Indol-positieve Proteus-stammen Serratia species Pseudomonas species 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Absorptie Intramusculaire toediening
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 7 van 8
Een half uur na intramusculaire toediening van 500 mg cefalotine aan gezonde vrijwilligers werden serumpieken van gemiddeld 10 µg/ml verkregen; na toediening van 1 g bedroegen deze ongeveer 20 µg/ml. 60-70% van een intramusculaire dosis wordt tijdens de eerste zes uren door de nier uitgescheiden, waardoor hoge urinespiegels kunnen worden verkregen, respectievelijk 800 µg/ml na toediening van 500 mg, en 2500 µg/ml na toediening van 1 g. Intraveneuze toediening Een kwartier na eenmalige intraveneuze toediening van 1 g cefalotine bedroegen de bloedspiegels ongeveer 30 µg/ml, na een uur tussen 3 en 12 µg/ml en na 4 uur vielen ze terug tot ongeveer 1 µg/ml. Na een continu infuus van 500 mg/uur worden bloedspiegels van ongeveer 14 tot 20 µg/ml verkregen. Dertig minuten na infusie van 2 g cefalotine worden bloedspiegels van ongeveer 80 tot 100 µg/ml vastgesteld; na een uur bedragen deze spiegels ongeveer 10 tot 40 µg/ml en na twee uur ongeveer 3 tot 6 µg/ml; na verloop van vijf uur worden geen meetbare hoeveelheden meer aangetroffen. Distributie In het cerebrospinale vocht van een kind met hersenvliesontsteking werd een cefalotine-concentratie van ongeveer 0,4 tot 1,4 µg/ml aangetroffen, terwijl deze spiegel 0,15 tot 5 µg/ml bedroeg bij volwassenen met hersenvliesontsteking. Het verdelingsvolume van cefalotine bedraagt 18 ± 4 l/1,73 m². De plasma-eiwitbinding is circa 65%. De gemiddelde spiegels in het kamervocht afgevoerd uit het kanaal van Schlemm bedragen 0,5 µg/ml dertig minuten na intraveneuze toediening van een eenmalige dosis van 1 g. Het antibioticum kan in de gal worden aangetoond. Biotransformatie Cefalotine wordt voor 20-30% gemetaboliseerd. Excretie Cefalotine wordt voornamelijk onveranderd renaal uitgescheiden (70-80%). Tot 30% van de toegediende dosis wordt in de vorm van desacetylmetaboliet in de urine teruggevonden. De plasmahalfwaardetijd is tussen 30 minuten en 1 uur. 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
In reproductiestudies met muizen is een verhoogd aantal aangeboren afwijkingen geconstateerd na toediening van cefalotine. Dit is niet waargenomen in reproductiestudies met ratten en konijnen. Voor het overige geen bijzonderheden.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Natriumbicarbonaat. 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Verenigbaar met de onder rubriek 4.2 “Dosering en wijze van toediening” genoemde oplosmiddelen. 6.3
Houdbaarheid
Vóór reconstitutie: 2 jaar. Na reconstitutie: zie rubriek 6.4. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012
Pagina 8 van 8
Vóór reconstitutie bewaren beneden 25°C, in de oorspronkelijke verpakking. Het met water voor injectie, glucose 5% of NaCl 0.9% gereconstitueerde product is vanuit fysischchemisch oogpunt gedurende de volgende termijnen stabiel: • Bij bewaren beneden 25°C: 8 uur • Bij bewaren beneden 4°C: 96 uur Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product echter direct na reconstitueren te worden gebruikt, tenzij de wijze van reconstitueren microbiologische contaminatie uitsluit. In dit laatste geval is de gebruiker/toediener verantwoordelijk voor de gehanteerde gebruikstermijn en -conditie. Bij bewaren in de koelkast (2°C – 8°C) kan een neerslag worden gevormd; de inhoud kan opnieuw worden opgelost door de flacon licht te verwarmen. Bij langdurige infusies moet minstens om de 8 uur een vers bereide oplossing worden aangelegd. De geconcentreerde oplossing kan donkerder worden, met name bij kamertemperatuur. Oplossingen van Keflin in gedestilleerd water voor injectie, die onmiddellijk na verdunning in de oorspronkelijke flacon worden bevroren, blijven gedurende 6 weken stabiel indien bewaard bij -20°C. Een ontdooide oplossing mag geen tweede keer worden bevroren. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Een verpakking bevat één glazen flacon met butylrubber stop. Een flacon bevat cefalotinenatrium overeenkomend met 1 g cefalotine. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Eurocept BV, Trapgans 5, 1244 RL Ankeveen, Nederland Tel. 035 – 528 83 77
8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RVG 04990
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 30 juni 1965
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Laatste volledige herziening: 1 juni 2012.
KEFL PSI nl 002 SPC 01Jun2012