Effectrapportage Ecologie VleuGel/RSS deeltracé Utrecht Centraal - Leidsche Rijn
8 december 2014- Versie 1.0
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel
3 3 3
2
Wettelijk kader 2.1 Soortbescherming Flora- en faunawet 2.2 Rode Lijst 2.3 Gebiedsbescherming 2.3.1. Natuurbeschermingswet 1998 2.3.2. Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
4 4 6 6 6 6
3
Locatie en activiteiten 3.1 Locatie 3.2 Werkzaamheden
8 8 8
4
Werkwijze 4.1 Bureaustudie 4.2 Veldonderzoek 4.2.1. Oriënterend veldbezoek 4.2.2. Aanvullend veldonderzoek 4.3 Effectbepaling 4.4 Mitigerende en compenserende maatregelen 4.5 Conclusies
9 9 9 9 9 12 13 13
5
Gebiedsbescherming: resultaten en effecten 5.1 Aanwezigheid beschermde gebieden 5.2 Effecten op beschermde gebieden
14 14 14
6
Soortbescherming: resultaten en effecten 6.1 Planten 6.1.1. Resultaten bureaustudie 6.1.2. Resultaten veldbezoek 6.1.3. Effectbespreking 6.2 Vogels 6.2.1. Resultaten bureaustudie 6.2.2. Resultaten veldbezoek 6.2.3. Effectbespreking 6.3 Grondgebonden zoogdieren 6.3.1. Resultaten bureaustudie 6.3.2. Resultaten veldbezoek 6.3.3. Effectbespreking 6.4 Vleermuizen 6.4.1. Resultaten bureaustudie 6.4.2. Resultaten veldbezoek 6.4.3. Effectbespreking 6.5 Reptielen 6.5.1. Resultaten bureaustudie 6.5.2. Resultaten veldbezoek
16 18 18 19 20 20 20 20 21 21 21 21 22 22 22 22 23 24 24 24
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
1/32
6.5.3. Effectbespreking 6.6 Amfibieën 6.6.1. Resultaten bureaustudie 6.6.2. Resultaten veldbezoek 6.6.3. Effectbespreking 6.7 Vissen 6.7.1. Resultaten bureaustudie 6.7.2. Resultaten veldbezoek 6.7.3. Effectbespreking 6.8 Ongewervelden 6.8.1. Resultaten bureaustudie 6.8.2. Resultaten veldbezoek 6.8.3. Effectbespreking
24 24 24 24 24 24 24 24 24 25 25 25 25
7
Conclusies en aanbevelingen 7.1 Ontheffing Flora- en faunawet 7.2 Gebiedsbescherming
26 26 28
8
Mitigerende en compenserende maatregelen 8.1 Mitigerende maatregelen 8.2 Compenserende maatregelen 8.2.1. Groenstructuurplan gemeente Utrecht 8.2.2. Vleermuizen
29 29 29 29 29
9
Literatuurlijst
31
Colofon
32
Bijlage I
Verspreiding beschermde planten
Bijlage II
Vogels met vaste verblijfplaats
Bijlage III
Grondgebonden zoogdieren
Bijlage IV
Vleermuizen
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
2/32
1 1.1 Aanleiding
Inleiding
In de stad Utrecht is ProRail in het kader van het project VleuGel/RSS voornemens om de spoorlijn tussen de A2 en het Centraal Station te verdubbelen (deeltracé ‘Utrecht Centraal - Leidsche Rijn’). Bij dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen is het vanuit natuurwetgeving (Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet) van belang om na te gaan of er vanwege het project negatieve effecten op beschermde natuurwaarden optreden. In de voorliggende effectenstudie ecologie worden alle beschermde soortgroepen flora en fauna behandeld (Flora- en faunawet), waarbij de soortgroepen planten en vleermuizen uitgebreid zijn onderzocht. Tevens wordt ingegaan op de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet, Nota Ruimte).
1.2 Doel
De effectenstudie ecologie geeft antwoord op de volgende vragen: • Komen ter plaatse en in de omgeving van de geplande werkzaamheden beschermde soorten voor? • Wat is het effect van het project op de beschermde soorten? • Bevinden zich in de omgeving van de geplande werkzaamheden beschermde gebieden? • Wat is het effect van het project op de beschermde gebieden? • Is er eventueel aanvullend onderzoek nodig? • Is er een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig? • Is er een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig? • Is er toestemming nodig voor werken in EHS gebied? • Welke mitigerende en compenserende maatregelen dienen te worden uitgevoerd? Onderdeel van de voorliggende effectenstudie ecologie is een actualisatie van de veldgegevens uit 2007 en 2009. Het betreft een uitgebreid onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten en vleermuizen in het plangebied en een quick scan naar het voorkomen van de overige soorten.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
3/32
2
Wettelijk kader
De toets is gericht op de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden. De soortbescherming is in de wet geregeld middels de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming middels de Natuurbeschermingswet en middels het beleid uit de Nota Ruimte (Ecologische Hoofdstructuur). 2.1 Soortbescherming Flora- en faunawet
Soortbescherming in Nederland is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is op 1 april 2002 in werking getreden en voorziet in de bescherming van een groot aantal in Nederland voorkomende planten en dieren. Voor de beschermde soorten geldt een aantal verbodsbepalingen zoals weergegeven in onderstaand kader. Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op een andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden beschermde planten en dieren te vervoeren of onder zich te hebben.
Zorgplicht
Naast de verbodsbepalingen voor de in de wet genoemde beschermde soorten geldt voor alle in het wild voorkomende planten en dieren in Nederland de zorgplicht (artikel 2). Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Ontheffing
Bij de Flora- en faunawet kan onder voorwaarden van het verbod op schadelijke handelingen worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling. De beschermde soorten zijn na het inwerking treden van de AMvB artikel 75 in 2005, verdeeld in drie categorieën (tabellen) waarvoor verschillende toetsingscriteria gelden voor het verkrijgen van een ontheffing. B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
4/32
Tabel 1 (algemene soorten) Het betreft beschermde soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Hiervoor geldt een vrijstellingsregeling als bij ingrepen sprake is van bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Tabel 2 (overige / licht beschermde soorten) Het betreft beschermde soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer gewerkt wordt volgens een door de minister van EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen gedragscode is, zal ontheffing aangevraagd moeten worden. Voorwaarde is dat er geen afbreuk gedaan mag worden aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (populatieniveau). Dit is de zogenaamde ‘lichte toets’. Tabel 3 (streng beschermde soorten) Het betreft streng beschermde soorten. Dit betreft soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Daarnaast betreft het soorten die door Nederland aan deze lijst zijn toegevoegd middels een AMvB van artikel 75. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: • Er is geen andere bevredigende oplossing, waarbij gezocht moet worden naar alternatieven voor de locatie of voor de ingreep; • Er is sprake van een in of bij wet genoemd belang; • Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van de instandhouding van de soort; • Er wordt zorgvuldig gehandeld ten aanzien van de soort. Deze criteria worden ook wel omschreven als de ‘uitgebreide toets’. Vogels Vogels maken geen onderdeel uit van de tabellen. Alle vogels zijn in dezelfde mate beschermd. Broedende vogels met nesten, eieren of niet vliegvlugge jongen zijn, in navolging van de Europese Vogelrichtlijn, strikt beschermd; voor verstoring van broedgevallen wordt in principe geen ontheffing gegeven. Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen (circa 15 maart – 15 augustus) plaatsvinden zal in het algemeen niet snel een ontheffing nodig zijn. Uitzondering zijn vogels met jaarrond beschermde nesten. Voor het verstoren, beschadigen of vernietigen van jaarrond beschermde vogelnesten is altijd een ontheffing benodigd, ook als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. Bij een ontheffingaanvraag, zal de uitgebreide toets zoals beschreven onder soorten van tabel 3 worden toegepast. Het in of bij wet genoemd belang moet in de Vogelrichtlijn zijn opgenomen. In augustus 2009 is door de Minister van (destijds) LNV nieuw beleid voor het beoordelingskader van Flora- en faunawetontheffingaanvragen aangekondigd. Met dit nieuwe beleid is een nieuwe vogellijst afgegeven. In deze vogellijst is onderscheid gemaakt tussen soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (vogels van categorie 1 t/m 4) en soorten waarvoor de nesten niet jaarrond zijn beschermd, maar waarvoor wel inventarisatie gewenst is (vogels van categorie 5). Indien vogels uit de laatste groep in de projectlocatie aanwezig zijn moet een omgevingscheck gedaan worden om te kijken of in de directe omgeving voldoende alternatieven aanwezig zijn. Wanneer in de omgeving onvoldoende broedbiotoop aanwezig is, zijn ook de nesten van soorten uit categorie 5 jaarrond beschermd (min LNV, augustus 2009). B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
5/32
Functionaliteit behouden
Door een wijziging in de beoordeling van ontheffingaanvragen in augustus 2009, is het mogelijk om te voorkomen dat een ontheffing nodig is. Dit is het geval wanneer mitigerende maatregelen er voor zorgen dat de ‘functionele leefomgeving’ van dieren intact blijft. Dit betekent bijvoorbeeld dat er voorafgaand aan de ingreep nieuw leefgebied wordt gerealiseerd. Voor soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor vogels kan dit van belang zijn omdat er alleen ontheffing kan worden verkregen bij een beperkt aantal belangen welke in respectievelijk de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn worden aangegeven. Door uitspraken van de Raad van State (op 3 oktober 2012, uitspraak 201108112/1/A3 en 11 juli 2012, uitspraak 201104809) moet een dergelijke werkwijze echter zorgvuldig worden onderbouwd waarbij er toch sprake kan zijn van een ontheffing. 2.2 Rode Lijst
Een Rode Lijst bevat een overzicht van soorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. De lijsten worden periodiek vastgesteld door de minister van EZ. Rode lijsten hebben geen juridische status. Als een soort op de lijst komt, is deze niet automatisch beschermd. Daarvoor moet de soort worden aangewezen onder de Flora- en faunawet. De Rode lijsten helpen daarbij. Deze lijsten worden ook gebruikt om te toetsen of de beleidsdoelen over biodiversiteit worden gehaald (www.rijksoverheid.nl).
2.3 Gebiedsbescherming
2.3.1. Natuurbescherming swet 1998
2.3.2. Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. Hiermee zijn de verplichtingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, voor zover die zien op gebiedsbescherming, geïmplementeerd in het Nederlands recht. Directe toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn is daarmee niet meer aan de orde. Onder de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 worden de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aangewezen en beschermd. Deze worden gezamenlijk Natura 2000-gebieden genoemd. Daarnaast worden Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands aangewezen en beschermd. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van EZ. Voor alle Natura 2000 gebieden worden beheerplannen opgesteld. Deze beheerplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De SVIR vervangt verschillende rijksbeleidsstukken zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De juridische borging van de nationale ruimtelijke belangen die in de SVIR worden aangewezen vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De rijkslijn zoals verwoord in het SVIR en Barro is dat er bij EHS geen sprake is van externe werking. Provincies wijzen in hun structuurvisie de gebieden aan die onder de EHS vallen. In of in de nabijheid van EHS-gebied geldt het 'nee, tenzij'-principe: nieuwe plannen of projecten zijn niet toegestaan als ze de wezenlijke (potentiële)waarden en kenmerken van het EHS-gebied significant aantasten, tenzij er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. De schade dient in dat geval door mitigerende maatregelen zoveel mogelijk beperkt te worden. De restschade dient te B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
6/32
worden gecompenseerd. De planologische bescherming van de EHS vindt plaats in op basis van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen bestemmingsplannen.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
7/32
3 3.1 Locatie
Locatie en activiteiten
De spoorverdubbeling is gepland in de gemeente Utrecht tussen de A2 en station Utrecht Centraal. In de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.
Figuur 1: Luchtfoto met hierin de ligging van de plangebied met rood aangegeven (bron luchtfoto: Geoserver). Het plangebied bestaat o.a. uit de spoorbermen, een deel van het emplacement en een deel van de parkstrook langs de Cremerstraat. 3.2 Werkzaamheden
Ten behoeve van het project ‘Utrecht Centraal - Leidsche Rijn’ zal het spoor binnen het plangebied worden verdubbeld. De uitbreiding vindt aan de zuidzijde plaats. Als gevolg van deze uitbreiding zal het talud aan de noord- en zuidzijde van het spoor aangepast worden. Hierbij worden bomen gekapt en wordt het gebouw in de biologisch buurttuin ‘De Wilgenhof’ aan de Cremerstraat mogelijk afgebroken. Vanwege de uitbreiding worden nieuwe bruggen geplaatst over het Amsterdam – Rijnkanaal en de Cartesiusweg. De precieze ligging van alle werkterreinen zijn nog niet bekend. Zodra de locatie van deze werkterreinen bekend is, moeten deze werkterreinen nader onderzocht worden op de aanwezigheid van beschermde soorten en gebieden.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
8/32
4
Werkwijze
Voor de effectenstudie ecologie zijn de volgende stappen doorlopen: 1. Bureaustudie 2. Veldbezoek 3. Effectbepaling 4. Mitigerende en compenserende maatregelen 5. Conclusies In de onderstaande paragrafen wordt dieper ingegaan op de werkwijze per stap. 4.1 Bureaustudie
Voor de bureaustudie is gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Het plangebied is het verleden onderzocht op het mogelijk voorkomen van beschermde soorten. In 2007 en 2009 is een quick scan voor het project “VleuGel Majella” uitgevoerd [2][3]. Naar aanleiding van de quick scan uit 2009 is in 2009 aanvullend ecologisch onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten en vleermuizen uitgevoerd [4]. Het plangebied was destijds kleiner dan het huidige plangebied, maar valt wel binnen de begrenzing van het huidige plangebied. In 2010 -2011 zijn in het kader van het ProRail project “Beheersen Begroeiing Regio Randstad Noord” (Prio II) de spoorbermen tussen de A2 en de Cartesiusweg op het mogelijk voorkomen van beschermde soorten onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn meegenomen in de bureaustudie. Tot slot is de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd. Recente (maximaal 5 jaar oud) waarnemingen van beschermde soorten binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn hierbij uit de NDFF geselecteerd In de bureaustudie is tevens gekeken naar de ligging van beschermde gebieden.
4.2 Veldonderzoek
4.2.1. Oriënterend veldbezoek
Er is overdag op 22 juni 2012 door een ervaren veldecoloog een bezoek aan het plangebied gebracht. Hierbij is middels visuele inspectie gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en (sporen van) beschermde dieren op en rond de projectlocatie. De inspectie vond plaats zonder gebruik van hulpmiddelen (zoals boomcamera, batdetector, vallen). Tijdens de inspectie heeft tevens een beoordeling van potentiële geschiktheid als groeiplaats, verblijfplaats en/of foerageergebied plaatsgevonden (biotoopbeoordeling). Het terrein tussen de sporen aan de oostkant van het plangebied kon i.v.m. veiligheid niet betreden worden. Vanaf de berm aan de andere zijde van het spoor, met behulp van een verrekijker, kon echter een goede inschatting worden gemaakt van de mogelijke aanwezigheid beschermde soorten in dit gebied.
4.2.2. Aanvullend veldonderzoek
Uit de quick scans van 2007 [2] en 2009 [3] is naar voren gekomen dat het plangebied geschikt is voor beschermde soorten planten en vleermuizen. In 2009 [4] is daarom aanvullend onderzoek naar deze soorten uitgevoerd. Voor streng beschermde soorten (tabel 3 Flora- en faunawet), zoals vleermuizen, geldt een houdbaarheid van de B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
9/32
onderzoeksgegevens van 3 jaar. Dit onderzoek is daarom in 2012 geactualiseerd waarbij bovendien is uitgegaan van het nieuwe (grotere) plangebied. Daarnaast is op 18 juni en 12 augustus 2013 door een ervaren veldecoloog een bezoek aan de Cartesiusdriehoek gebracht. Dit deel van het plangebied was tijdens de veldbezoeken in 2012 niet toegankelijk. De bezoeken richtte zich op de geschiktheid van het gebied voor licht en/of streng beschermde soorten. Daarnaast is het gebruik van het gebied door vleermuizen onderzocht met behulp van een batdetector. Hierbij lag de nadruk op het gebruik als vliegroute en foerageergebied. Planten
Voor het onderzoek naar planten zijn twee bezoeken aan het gebied gebracht. Op 22 juni 2012 is gekeken naar de voorjaarbloeiers. De najaarsbloeiers zijn op 13 augustus 2012 geïnventariseerd. De aangetroffen beschermde planten zijn in het veld in GIS ingevoerd. De Cartesiusdriehoek is op 18 juni en 12 augustus 2013 onderzocht op voorjaars- en najaarsbloeiers. Vleermuizen
Bij de opzet van het onderzoek is gewerkt volgens de richtlijnen uit het vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (versie 24 februari 2012) [7]. Verblijfplaatsen Voor het onderzoek naar het gebruik van het gebouw in de biologisch buurttuin ‘De Wilgenhof’ als verblijfplaats door vleermuizen, is het gebouw conform het vleermuisprotocol 4 maal rond de schemering onderzocht: • 2 keer in de periode 15 mei – 15 juli (kraam- en zomerverblijfplaats) • 2 keer in de periode 15 augustus – 15 oktober (paarverblijfplaatsen). Er wordt niet verwacht dat de burghoofden van de spoorbrug over de Cartesiusweg gebruikt worden als verblijfplaats door vleermuizen. Deze zijn dan ook niet meegenomen in het onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Vliegroutes Het plangebied is conform het vleermuisprotocol tweemaal onderzocht op het gebruik als vliegroute door vleermuizen: • 1 keer in de periode 15 mei – 15 juli • 1 keer in de periode 1 augustus – 15 oktober Hierbij is indicatief ook het gebruik van de groenzone langs de Cremerstraat als foerageergebied meegenomen. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een batdetector (type: Pettersson 240X).
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
10/32
Figuur 2: Globale ligging onderzoeksgebieden vleermuisonderzoek Bron luchtfoto: Geoserver Legenda figuur 2: Plangebied vliegroute foerageergebied verblijfplaatsen
Weer Bij het onderzoek is (conform het vleermuisprotocol) rekening gehouden met de weercondities. Er is zoveel mogelijk gewerkt tijdens droog weer bij een temperatuur van minimaal 10 graden Celsius en een windsterkte van maximaal 5 Beaufort. Om het onderzoek tijdens geschikte weercondities te kunnen uitvoeren is bij enkele bezoeken de gewenste tussentijd niet gehaald. Hierbij is maximaal 5 dagen afgeweken van de optimale waarden, zoals aangegeven in het vleermuisprotocol. Het onderzoek is uitgevoerd door een deskundige op het gebied van vleermuizen welke meerdere jaren ervaring heeft met onderzoek naar deze soortgroep. In de onderstaande tabel zijn de data, tijden en weeromstandigheden weergegeven van de verschillende vleermuisbezoeken die aan het plangebied zijn gebracht.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
11/32
Tabel 1: overzicht data en tijden van verschillende vleermuisbezoeken. Datum Tijdstip Uitgevoerd Weersomstandigheden onderzoek 30-06-2012 21:00-22:30 Verblijfplaats Regen Wilgenhof Temp. Min. 19 graden C Wind 2 bft 03-07-2012 21:30-23:45 Verblijfplaats Droog Wilgenhof Temp. Min. 21 graden C Wind 2 bft 09-07-2012 21:35-23:45 Vliegroute Droog Temp. Min. 17 graden C Wind 2 bft 12-07-2012 21:30-23:45 Verblijfplaats Droog Wilgenhof Temp. Min. 16 graden C Wind 2 bft 14-08-2012 20:50-23:00 Vliegroute Droog Temp. Min. 21 graden C Wind 1 bft 18-08-2012 20:50-23:00 Verblijfplaats Droog Wilgenhof Temp. Min. 28 graden C Wind 1 bft 11-09-2012 20:30-22:30 Verblijfplaats Droog Wilgenhof Temp. Min. 14 graden C Wind 2 bft 18-06-2013 21:15-24:05 Cartesiusdriehoek Droog Temp. Min. 19 graden C Wind 2 bft 12-08-2013 20:30- 23:15 Cartesiusdriehoek Droog Temp. Min. 16 graden C Wind 2 bft
Overig
Tijdens het oriënterende veldbezoek op 22 juni 2012 zijn twee locaties met mogelijk vaste verblijfplaatsen van vogels vastgesteld. Deze locaties zijn later op 29 augustus 2012 nogmaals bezocht. Hierbij is op beide locaties enige tijd (circa 30 minuten) gepost. 4.3 Effectbepaling
Op basis van het bureauonderzoek, het oriënterend veldonderzoek en het aanvullend veldonderzoek is gekeken welke beschermde soorten (mogelijk) in het plangebied voorkomen. Voor deze soorten is gekeken of door de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten op deze soorten kunnen optreden. Daarnaast is ook voor beschermde gebieden (Natura 2000, beschermde natuurmonumenten en Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) in (de directe omgeving van) het plangebied nagegaan of negatieve effecten door de voorgenomen werkzaamheden optreden.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
12/32
4.4 Mitigerende en compenserende maatregelen
Voor elk van de negatieve effecten die uit de effectenstudie naar voren is gekomen is gekeken of deze effecten in eerste instantie gemitigeerd kunnen worden. Is dit niet het geval, dan is gekeken naar compenserende maatregelen. De compenserende en mitigerende maatregelen zijn afgestemd op de mogelijkheden binnen het project ‘Utrecht Centraal - Leidsche Rijn’.
4.5 Conclusies
Op basis van de effectbepaling en de mogelijke mitigerende en compenserende maatregelen is aangegeven of het project doorgang kan vinden of dat nader onderzoek, een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet of vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is. Ook is gekeken of aanvullende maatregelen voor de EHS noodzakelijk zijn.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
13/32
5
Gebiedsbescherming: resultaten en effecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aanwezigheid van beschermde natuurgebieden nabij de projectlocatie. Tevens wordt ingegaan op mogelijke effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde gebieden. 5.1 Aanwezigheid beschermde gebieden
In (de directe omgeving van) het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden, beschermde natuurmonumenten, Wetlands of EHS gebieden aanwezig. Wel is de spoorberm onderdeel van een (wenselijke) groene verbinding uit het Groenstructuurplan van de gemeente Utrecht [8] (figuur 3). Ook langs het AmsterdamRijnkanaal lopen twee groene verbindingen uit het Groenstructuurplan. Deze worden door het plangebied doorsneden. De parkstrook langs de Cremerstraat is, in het Groenstructuurplan van de gemeente, bovendien aangewezen als stedelijk groen (figuur 3).
Figuur 3: Luchtfoto met hierin het plangebied met rood weergeven. Met groen zijn de vlakken stedelijk groen en (wenselijke) verbinding uit het Groenstructuurplan van de gemeente Utrecht weergegeven. (Bron luchtfoto: geoserver) 5.2 Effecten op beschermde gebieden
In (de directe omgeving van) het plangebied liggen geen Natura 2000 gebieden, beschermde natuurmonumenten, Wetlands of EHS gebieden. Negatieve effecten op deze gebieden door de voorgenomen werkzaamheden worden dan ook niet verwacht. De spoorberm en de parkstrook langs de Cremerstraat maken onderdeel uit van het Groenstructuurplan van de gemeente Utrecht. Door de voorgenomen werkzaamheden treden negatieve effecten op deze gebieden op door ruimtebeslag. Het is beleid van de gemeente Utrecht dat ruimtebeslag op de groenstructuur gecompenseerd wordt. De gemeente Utrecht is op het moment bezig uit te werken hoe deze compensatie eruit moet komen te zien (mededeling mevr. Korsuize, ecoloog gemeente Utrecht). Compensatie gebeurt in eerste instantie door het vinden van oppervlakte groen in de nabijheid van het te compenseren gebied (projectgebied), in 2e instantie door kwaliteitsverhoging en in 3e instantie door compensatie van dit oppervlak in een ander B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
14/32
gebied. In de nabijheid van het te compenseren gebied is geen gebied aanwezig dat kan worden omgevormd naar groen. Het huidige park is al van hoge kwaliteit. In het gedeelte dat overblijft is het daarom moeilijk om te compenseren door kwaliteitsverbetering. Voor kwaliteitsverbetering kan o.a. gedacht worden aan de volgende twee locaties (zie figuur 4): • Aan de oostkant van het park ligt nu een groenstrook dat niet als park is ingericht. Als compensatie zou dit gedeelte omgevormd kunnen worden naar een park. • De groenstrook ten westen van de Cartesiusweg kan opgewaardeerd worden. In de huidige situatie is dit een gazon met wat bomen. Hier zou een groenstrook van hogere kwaliteit gemaakt kunnen worden. Daarnaast zou kunnen worden overwogen om de hekken die het spoor scheiden van het park bovenaan het talud te zetten in plaats van aan de voet van het talud, waardoor het park groter voelt. De compensatie zal in overleg met de ecoloog en landschapsarchitect van de gemeente Utrecht worden ingevuld (mededeling mevr. Korsuize, ecoloog gemeente Utrecht).
Figuur 4: Mogelijke locaties kwaliteitsverbetering: ten oosten van het park aan de Cremerstraat (groen) en groenstrook ten westen van de Cartesiusweg (geel). (Bron luchtfoto: geoserver) De oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal vormen ook een groene verbinding uit het Groenstructuurplan (zie figuur 3). In de huidige situatie is er een doorgaande verbinding ter hoogte van de spoorbrug. De brughoofden van de nieuwe spoorbrug zullen op dezelfde afstand van het kanaal worden geplaatst. Hierdoor blijft de doorgaande groene verbinding in stand. Door het plaatsen van de nieuwe brug wordt begroeiing echter niet meer mogelijk gezien de beperkte hoeveelheid lichtinval. Hierdoor gaat de groene verbinding kwalitatief achteruit doordat dieren minder dekking hebben. Dit kan worden gemitigeerd door het plaatsen van geleidende structuren. Na overleg met de gemeente is naar voren gekomen dat deze een voorkeur heeft voor het plaatsen van schanskorven.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
15/32
6
Soortbescherming: resultaten en effecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aanwezigheid van beschermde soorten nabij de projectlocatie. Tevens wordt ingegaan op mogelijke effecten die door de werkzaamheden zoals genoemd in hoofdstuk 3 op beschermde natuurwaarden kunnen optreden. De resultaten en effectbespreking zijn per soortgroep weergegeven. In de onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de soorten die uit de bureaustudie en veldonderzoek naar voren zijn gekomen. De verspreidingskaarten zijn opgenomen in bijlage 1 t/m 4.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
16/32
Tabel 2: Overzichtstabel licht of streng beschermde soorten (tabel 2/3) uit bureaustudie en veldonderzoek. *Om de tabel overzichtelijk te houden zijn uit de soortgroep vogels alleen vogels met jaarrondbeschermde (jbn) nesten opgenomen waarvoor geschikt broedbiotoop aanwezig is en welke tevens in de omgeving voorkomen. Vogels maken geen onderdeel uit van de tabellen. Alle vogels zijn in dezelfde mate beschermd. Als er niet wordt gebroed is in principe geen ontheffing nodig, tenzij er soorten met jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn. Voor soorten met jaarrond beschermde nesten is altijd een ontheffing benodigd. ** Voor vleermuizen wordt bij de biotoopbeoordeling onderscheid gemaakt tussen de volgende gebruiksfuncties; verblijfplaats (vp), vliegroute (vr) en foerageergebied (fg). ***Soorten van tabel 1 zijn niet meegenomen bij de bureaustudie, maar er wordt tijdens het veldonderzoek wel op gelet. Indien relevant worden waargenomen soorten van tabel 1 besproken bij de resultaten van het veldbezoek.
planten
aardaker
3
X
gele helmbloem
X
X
[4]
X
[6]
gewone dotterbloem
X
X
[4]
grote kaardebol
X
X
[4]
klein glaskruid
X
X
[6]
maretak
X
X
[6]
muurbloem
X
X
[6]
prachtklokje
X
X
[4]
rietorchis
X
X
[6]
ruig klokje
X
X
[4] [6]
steenbreekvaren
X
X
[4] [6]
tongvaren
X
X
[4] [6]
wilde marjolein
X
X
[6]
X
[4]
X
[4] [6]
zwanenbloem zwartsteel vogels *
2
bron (nr)
1
Aanwezig in omgeving
Soort Vogels
Soortgroep
X X
diverse (algemene) broedvogels
X
X
boomvalk
X
X
[2][3] [6] [6]
buizerd
X
X
[6]
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
Veldonderzoek Aangetroffen
Bureaustudie
(FF tabel nr.) ***
Biotoop
Bescherming
X
X
X
17/32
Vogels
Aanwezig in omgeving
bron (nr)
(FF tabel nr.) ***
gierzwaluw
X
X
[6]
grote gele kwikstaart
X
X
[6]
havik
X
X
[6]
huismus
X
X
[6]
ooievaar
X
X
[6]
roek
X
X
[6]
slechtvalk
X
X
[6]
sperwer
X
X
[6]
Soortgroep
Soort 1
grondgebonden zoogdieren
vleermuizen **
2
3
bosmuis
X
X
[6]
egel
X
X
[6]
haas
X
X
[6]
konijn
X
X
[6]
mol
X
X
[6]
gewone dwergvleermuis
X
X
laatvlieger
X
X
Fg vr [4][6] [9] [4][6]
ruige dwergvleermuis
X
X
[6]
reptielen
geen
amfibieën
geen
vissen
geen
insecten
geen
Veldonderzoek Aangetroffen
Bureaustudie
Biotoop
Bescherming
X X
X
6.1 Planten
6.1.1. Resultaten bureaustudie
In 2009 is het plangebied van het project “VleuGel Majella” nader onderzocht op het voorkomen van beschermde planten. Uit de bureaustudie van dit onderzoek kwam naar voren dat in de omgeving van het plangebied aardaker, gewone dotterbloem, grote kaardebol, prachtklokje, ruig klokje, tongvaren, steenbreekvaren, zwanenbloem en zwartsteel aanwezig zijn. Bij het veldbezoek zijn echter geen beschermde soorten aangetroffen [4]. Ook bij het veldwerk ten behoeve van het project “Prio II” in 2010 en 2011 zijn geen beschermde planten aangetroffen. Uit de meest recente gegevens van het NDFF is naar voren gekomen dat, naast de soorten die bij eerder bureauonderzoek naar voren zijn gekomen, ook gele B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
18/32
helmbloem, klein glaskruid, maretak, muurbloem, rietorchis en wilde marjolein in (de omgeving van) het plangebied zijn waargenomen [6]. 6.1.2. Resultaten veldbezoek
De veldwaarnemingen van beschermde plantensoorten zijn weergegeven in bijlage 1. De bermen langs het spoor tussen de A2 en station Utrecht Centraal zijn vrij ruig begroeid. Ten noordwesten van de spoorbrug groeien ruigtekruiden van vochtige omstandigheden. Soorten die hier zijn aangetroffen zijn o.a. grote kaardebol (zie figuur 5), valeriaan, zeegroene rus, watermunt en bramen. Grote kaardebol is een soort van tabel 1 van de Flora- en faunawet . Voor soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Langs de rest van het spoor is de bodem droger. De vegetatie bestaat hier uit grassen, bramen en brandnetel. Ook staan aan weerszijden van het spoor bomen op het talud. Ten oosten van de Cartesiusweg is op verschillende plaatsen aardaker aangetroffen (zie bijlage 1 en figuur 6). Ook dit is een soort van tabel 1 van de Flora- en faunawet, waar een vrijstelling bij ruimtelijke projecten voor geldt. Ten oosten van de Cartesiusweg is de reuzenberenklauw waargenomen, een exoot. De groenzone langs de Cremerstraat bestaat uit kort gemaaid gras en bomen van verschillende dikte.
Figuur 5: Grote kaardebol ter hoogte van het vochtige ruigteveld ten noordwesten van de spoorbrug over het Amsterdam –Rijnkanaal.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
19/32
Figuur 6:Aardaker (roze bloemen) in de berm aan de zuidoost kant van het plangebied. 6.1.3. Effectbespreking
In het plangebied zijn grote kaardebol en aardaker waargenomen. De groeiplaatsen van beide soorten zullen door de werkzaamheden verdwijnen. Het zijn beide soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Overige licht en/of streng beschermde soorten vaatplanten (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) zijn niet in het plangebied waargenomen.
6.2 Vogels
6.2.1. Resultaten bureaustudie
6.2.2. Resultaten veldbezoek
Uit de bureaustudie komt naar voren dat verschillende (veelal algemene) soorten vogels voorkomen in het plangebied. Daarnaast blijkt uit de gegevens van het NDFF dat er ook vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten in het verleden in het plangebied zijn aangetroffen. Het gaat om de boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, ooievaar, roek, slechtvalk en sperwer. Alleen van de gierzwaluw zijn in (de directe omgeving van) het plangebied verschillende nesten aangetroffen. De overige waarnemingen betreffen overvliegende, foeragerende of rustende individuen [6]. Tijdens de visuele inspectie zijn verschillende soorten (algemene) broedvogels waargenomen, zoals merel, ekster, vlaamse gaai en koolmees. Daarnaast is tijdens de verschillende veldbezoeken de gierzwaluw waargenomen. De nesten van deze soort zijn jaarrond beschermd. De gierzwaluw nestelt in oudere gebouwen, onder dakpannen of andersoortige holtes of in een kunstmatig nest. Het enige gebouw binnen het plangebied is het gebouwtje van de biologische buurttuin ‘De Wilgenhof’. Ten behoeve van het onderzoek naar vleermuizen is dit gebouw ook meegenomen. Tijdens deze bezoeken zijn alleen overvliegende gierzwaluwen gezien. Er is geen indicatie dat dit gebouw door de gierzwaluw als nestplaats wordt gebruikt. Op de rand van het plangebied zijn twee bomen aangetroffen met mogelijke horsten (grote nesten). Dit betreft een boom nabij de Cartesiusweg en een boom aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal (zie bijlage 2). De boom nabij de Cartesiusweg staat in het westelijk deel van de groenzone Cremerstraat ten zuiden van de spoorlijn. Een groot deel van de groenzone zal door de voorgenomen werkzaamheden worden aangetast. Het gaat om een oud eksternest. Het is B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
20/32
vermoedelijk een nest wat al in eerdere jaren is gebruikt. Op 29 augustus 2012 is tijdens het locatiebezoek geen gebruik vastgesteld: er waren geen sporen onder de boom en geen vogels op het nest. Wel waren er twee adulte vogels aanwezig in de groenzone, op circa 30 meter afstand. Daadwerkelijk gebruik van het nest kan worden vastgesteld middels onderzoek in het (vroege) broedseizoen. Gezien de opbouw van het nest wordt het niet waarschijnlijk geacht dat andere vogelsoorten dan de ekster van het nest gebruik zullen maken. De boom met horst aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal maakt onderdeel uit van een bosje. Dit gehele bosje blijft bewaard. Het betreft een nest van de zwarte kraai. Op 29 augustus 2012 is tijdens het locatiebezoek geen gebruik vastgesteld: er waren geen sporen onder de boom en geen vogels op het nest. Daadwerkelijk gebruik van het nest kan worden vastgesteld middels onderzoek in het (vroege) broedseizoen. In het algemeen kunnen andere (jaarrond beschermde) vogelsoorten gebruik maken van (oude) nesten van zwarte kraai. 6.2.3. Effectbespreking
In het plangebied zijn verschillende soorten (algemene) broedvogels waargenomen. Tijdens het broeden mogen deze soorten niet worden verstoord. Dit kan worden voorkomen door de werkzaamheden, met name het kappen van bomen, het verwijderen van begroeiing en het slopen van bebouwing, buiten het broedseizoen (+/- 15 maart – 15 augustus) uit te voeren. Indien dit niet mogelijk is dient voorafgaand aan de uitvoering middels een veldcheck te worden vastgesteld dat er geen bewoonde nesten aanwezig zijn. Op de rand van het plangebied zijn twee horsten waargenomen. Voor de nestlocatie aan de noordwestkant van het plangebied geldt dat de nestboom onderdeel uitmaakt van een groter bosje. Dit gehele bosje blijft bestaan. De aangetroffen horst in de groenzone langs de Cremerstraat is een eksternest. Eksters zijn op de vogellijst van het ministerie LNV uit 2009 aangemerkt als soort onder categorie 5. Dit betekent dat het nest jaarrond is beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De ekster kent als broedvogel de laatste 10 jaar geen significante aantalsverandering (Netwerk Ecologische Monitoring SOVON/CBS, www.sovon.nl). Hierdoor zijn er geen redenen om het als jaarrond beschermd nest aan te merken. Uit nader onderzoek is naar voren gekomen dat deze boom bij de werkzaamheden niet kan worden gespaard.
6.3 Grondgebonden zoogdieren
6.3.1. Resultaten bureaustudie
6.3.2. Resultaten veldbezoek
Uit de bureaustudie is de aanwezigheid van de bosmuis, egel, haas, konijn en mol in (de omgeving van) het plangebied naar voren gekomen. Dit zijn alle soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Van licht en/of streng beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) zijn geen gegevens uit de omgeving bekend. In het plangebied tussen de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal zijn verschillende sporen van konijnen gevonden. Holen en uitwerpselen van deze soort zijn tot op het schouwpad aangetroffen (zie bijlage 3). Andere soorten grondgebonden zoogdieren zijn niet in het plangebied aangetroffen. Het plangebied is wel geschikt voor algemene soorten grondgebonden zoogdieren als egel en mol (tabel 1 van de Flora- en faunawet). B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
21/32
Licht en/of streng beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) worden in het plangebied op basis van biotoop niet verwacht. 6.3.3. Effectbespreking
In het plangebied zijn sporen van konijn waargenomen. Ook andere (algemene) soorten grondgebonden zoogdieren worden in het plangebied verwacht. Door de voorgenomen werkzaamheden zal leefgebied van deze soorten onder het ruimtebeslag van de spoorverdubbeling verdwijnen. Tevens wordt door de barrièrewerking vergroot, doordat de spoorzone door de verdubbeling breder wordt. Indien geluidsschermen langs het spoor worden geplaatst wordt het spoor onpasseerbaar voor deze soorten. Het gaat echter enkel om algemeen beschermde soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht. Hieraan kan in het algemeen worden voldaan door vanuit 1 richting te werken waardoor de dieren kans krijgen om te vluchten. Ten aanzien van de verblijfplaatsen van konijnen in het westen van het plangebied is er aanvullend de aanbeveling om de werkzaamheden waarbij de bermen worden vergraven buiten de gevoelige periode uit te voeren, dat wil zeggen buiten de voortplantingsperiode (voortplantingsperiode van het konijn is van januari tot in juli. www.zoogdiervereniging.nl). Licht en/of streng beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) worden niet in het plangebied verwacht.
6.4 Vleermuizen
6.4.1. Resultaten bureaustudie
In 2009 is het plangebied tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Cremerdwarsstraat onderzocht op het voorkomen van vleermuizen. Hierbij zijn de gewone dwergvleermuis en laatvlieger waargenomen. Ter hoogte van Cremerstraat 238 en 378 zijn baltsende mannetjes van de gewone dwergvleermuis waargenomen wat kan duiden op paarverblijfplaatsen. De groenzone langs de Cremerstraat wordt, gezien het vrij grote aantal dieren die het gebied gebruikt als foerageergebied en de geringe beschikbaarheid van vergelijkbaar foerageergebied in de omgeving, aangemerkt als belangrijk foerageergebied. Verder vormt het plangebied , en met name de groenzone Cremerstraat, een belangrijke groene verbinding tussen het centrum en het buitengebied. Het is niet uit te sluiten dat dit een belangrijke migratieroute is voor verschillende soorten vleermuizen. Zo is bekend dat het hoofdkantoor van ProRail (de Inkpot) wordt gebruikt als overwinteringslocatie door met name de gewone dwergvleermuis (dhr. E. Jansen, Vleermuiswerkgroep Utrecht) [4]. Uit de gegevens van het NDFF komt naar voren dat de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis in (de omgeving van) het plangebied is waargenomen. Het gaat met name om foeragerende individuen. In 2009 is aan de Fregatstraat een baltsend mannetje van de gewone dwergvleermuis waargenomen.
6.4.2. Resultaten veldbezoek
De resultaten van het veldbezoek uit 2012 en 2013 zijn weergegeven in bijlage 4. Foerageergebied Tijdens de veldbezoeken zijn meerdere foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Vooral de groenzone langs de Cremerstraat (incl. spoorbermen) is een druk bezocht foerageergebied. Daarnaast is ook een enkele foeragerende laatvlieger waargenomen. B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
22/32
Ter hoogte van de Cartesiusdriehoek zijn 2-4 foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Vliegroute Tijdens het tweede veldbezoek zijn meerdere gewone dwergvleermuizen en enkele laatvliegers waargenomen die de bomenrijen langs het spoor gebruiken als vliegroute. Ter hoogte van de Cartesiusweg zijn twee gewone dwergvleermuizen waargenomen die ter hoogte van de spoorbrug het spoor dwars overstaken. Van zuidoost naar noordwest. Daarnaast zijn tijdens het onderzoek naar verblijfplaatsen ook overvliegende rosse vleermuizen waargenomen. Deze soort gebruikt echter geen opgaande structuren als vliegroute. Verblijfplaatsen Tijdens het oriënterende veldbezoek op 22 juni 2012 zijn middels visuele inspectie de bomen binnen het plangebied bekeken op potentiële verblijfplaatsen. Hierbij zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. Bij het nader onderzoek naar verblijfplaatsen is het gebouw in de biologische buurttuin ‘De Wilgenhof’ onderzocht op mogelijk gebruik als verblijfplaats. Tijdens de voorjaarsbezoeken zijn geen uitvliegende dieren waargenomen. Een zomer- of kraamverblijfplaats wordt hier dan ook niet verwacht. Tijdens de najaarsbezoeken zijn bovendien geen sociale roepen waargenomen die kunnen duiden op het gebruik van het gebouw als paarverblijfplaats. 6.4.3. Effectbespreking
Foerageergebied De groenzone langs de Cremerstraat en de aanliggende spoorbermen zijn een belangrijk foerageergebied. Door de voorgenomen werkzaamheden verdwijnt een groot deel van dit foerageergebied onder het ruimtebeslag van de spoorverdubbeling. In de directe omgeving zijn weinig grote groengebieden aanwezig die als alternatief foerageergebied kunnen dienen, met uitzondering van het Majellapark. Het is van belang om maatregelen te nemen om de effecten te mitigeren. Maatregelen bestaan uit zoveel mogelijk behoud van bomen en het terugplaatsen van nieuwe beplanting (zie ook hoofdstuk 8). Ook dient compensatie van foerageergebied plaats te vinden in de directe omgeving van de groenstrook langs de Cremerstraat. Op het deel van de parkstrook langs de Cremerstraat dat niet door de voorgenomen werkzaamheden wordt aangetast en foerageergebied in de directe omgeving van het plangebied, kunnen negatieve effecten optreden door verstoring door licht. Dit kan voorkomen worden door tussen zonsopgang en zonsondergang te werken OF gebruikt te maken van gerichte verlichting, waarbij de omliggende groenstructuren en gebouwen onverlicht blijven. Vliegroute De bomen langs het spoor worden gebruikt als vliegroute door de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Door de voorgenomen werkzaamheden is er geen doorlopende bomenrij meer aanwezig. Het is van belang om maatregelen te nemen om de effecten te mitigeren, zodat de effecten van toename van barrièrewerking zo klein mogelijk zijn. Voorafgaand aan de werkzaamheden kan bijvoorbeeld de bomenrij ten zuiden van het plangebied hersteld worden. Ook moet er aandacht zijn voor voorzieningen ter hoogte van de Cartesiusweg (zie ook hoofdstuk 8). B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
23/32
Indien de bomenrijen ten zuiden van het plangebied hersteld worden voorafgaand aan de werkzaamheden dient voorkomen te worden dat negatieve effecten door verstoring door licht optreden. Dit kan voorkomen worden door tussen zonsopgang en zonsondergang te werken OF gerichte verlichting te gebruiken, waarbij deze bomenrij onverlicht blijft. Verblijfplaatsen Het gebouw in de biologische buurttuin ‘De Wilgenhof’ wordt niet gebruikt als zomer, kraam, of paarverblijfplaats. Negatieve effecten door de voorgenomen werkzaamheden worden dan ook niet verwacht. 6.5 Reptielen
6.5.1. Resultaten
Er zijn geen bestaande gegevens van reptielen in (de omgeving van) het plangebied.
bureaustudie
6.5.2. Resultaten veldbezoek
6.5.3. Effectbespreking
Gezien de verspreiding en biotoop worden geen beschermde soorten reptielen in (de omgeving van) het plangebied verwacht. Er worden geen beschermde soorten reptielen in (de omgeving van) het plangebied verwacht. Negatieve effecten door de voorgenomen werkzaamheden worden dan ook niet verwacht.
6.6 Amfibieën
6.6.1. Resultaten bureaustudie
6.6.2. Resultaten veldbezoek
6.6.3. Effectbespreking
In het plangebied zijn in het verleden geen licht en/of streng beschermde soorten amfibieën (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) waargenomen. Wel zijn waarnemingen bekend van enkele algemeen beschermde soorten amfibieën (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Het gaat hierbij om de bruine kikker, gewone pad, groene kikker complex en de kleine watersalamander. Voor soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. In het plangebied is geen geschikt voortplantingsbiotoop voor amfibieën waargenomen. Mogelijk wordt het gebied wel gebruikt als landbiotoop voor algemeen beschermde soorten amfibieën. Mogelijk wordt het plangebied gebruikt als landbiotoop door algemeen beschermde soorten amfibieën (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Mogelijk treden door de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten op deze soorten op. Voor tabel 1 soorten geldt echter een vrijstelling voor ruimtelijke projecten. Wel geldt de zorgplicht. Hieraan kan worden voldaan door vanuit één kant te werken, waardoor de dieren kans krijgen te vluchten. Eventueel aangetroffen soorten dienen te worden verplaatst.
6.7 Vissen
6.7.1. Resultaten bureaustudie
6.7.2. Resultaten veldbezoek
6.7.3. Effectbespreking
Uit de omgeving van het plangebied zijn geen licht en/of streng beschermde vissen bekend. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er hoeft derhalve geen rekening te worden gehouden met beschermde vissen. In het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater. Er zijn geen negatieve effecten op beschermde vissen. B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
24/32
6.8 Ongewervelden
6.8.1. Resultaten bureaustudie
6.8.2. Resultaten veldbezoek
6.8.3. Effectbespreking
Er zijn geen waarnemingen van licht en/of streng beschermde soorten ongewervelden in (de omgeving van) het plangebied bekend. Tijdens de veldbezoeken zijn geen beschermde soorten ongewervelden aangetroffen. Gezien biotoop en verspreiding worden deze ook niet verwacht. Licht en/of streng beschermde soorten ongewervelden (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) worden in het plangebied niet verwacht. Negatieve effecten door de voorgenomen werkzaamheden op licht en/of streng beschermde soorten ongewervelde worden dan ook niet verwacht.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
25/32
7
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van het veldbezoek, biotoopkenmerken en de bestaande gegevens moet op de projectlocatie rekening worden gehouden met onderstaande beschermde soorten: Tabel 1 algemene soorten Planten
Tabel 2 Licht beschermde soorten
Tabel 3 Streng beschermde soorten
Vogels
X
Vogels: broedvogels (broedplaatsen in struiken en bomen) Grondgebonden zoogdieren: algemene soorten Vleermuizen: foerageergebied/ vliegroute Amfibieën
X
X X X
Uit de volgende soortgroepen zijn geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten: • • • 7.1 Ontheffing Flora- en faunawet
Reptielen; Vissen; Ongewervelden.
Er is ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt alleen voor licht en streng beschermde soorten (tabel 2 en 3); voor algemene soorten (tabel 1) geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. In onderstaande tabel is per soortgroep aangegeven of de werkzaamheden resulteren in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet en of er een ontheffing is benodigd.
Planten
Toelichting
Ontheffing Flora- en faunawet
In het plangebied zijn soorten planten van tabel 1 van de Floraen faunawet aanwezig (grote kaardebol en aardaker).
Nee, voor soorten van tabel 1 is bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing benodigd.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
Activiteit
26/32
Vogels Diverse broedvogels *
Vogels Vaste verblijfplaats
Grondgebonden zoogdieren algemene soorten Vleermuizen foerageergebied vliegroute
Amfibieën
Toelichting
Ontheffing Flora- en faunawet
Activiteit
De bomen en beplanting op en nabij de projectlocatie kunnen in het broedseizoen gebruikt worden als nestplaats door diverse broedvogels.
Nee, mits er geen broedende vogels worden verstoord. De werkzaamheden waarbij beplanting wordt verwijderd kunnen doorgang vinden indien deze buiten het broedseizoen plaats vinden of als voorafgaand door een ter zake kundige wordt vastgesteld dat er geen broedende vogels aanwezig zijn. Nee, nestboom zwarte kraai valt niet binnen het ruimtebeslag. Voor de ekster zijn geen zwaarwegende omstandigheden om het nest als jaarrond beschermd aan te merken.
Kap bomen
Binnen het plangebied zijn (oude) nestbomen van ekster en zwarte kraai aanwezig
Op de projectlocatie komen algemene grondgebonden zoogdieren voor. Dit zijn soorten van tabel 1.
Nee, voor soorten van tabel 1 is bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing benodigd.
De groenzone langs de Cremerstraat en de bomen langs het spoor worden druk bezocht door de gewone dwergvleermuis en een enkele laatvlieger. Daarnaast zijn ook enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen ter hoogte de Cartesiusdriehoek waargenomen. Het gebied wordt gebruikt als foerageergebied en vliegroute. Het is een van de weinige groot stedelijk groen gebieden in de directe omgeving. Deze vliegroute en foerageergebied kunnen daarom worden aangemerkt als cruciaal. Het plangebied wordt mogelijk als landbiotoop door algemeen beschermde amfibieën (tabel 1) gebruikt.
Ja. Het gaat om cruciaal foerageergebied en vliegroute. Maatregelen moeten worden getroffen om de effecten te mitigeren.
Kap bomen
Kap bomen, inrichten werkterrein (gerichte verlichting)
Nee, voor soorten van tabel 1 is bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing benodigd.
* Voor broedvogels zonder vaste rust -, nest- of verblijfplaats is geen ontheffing nodig voor het verstoren van leefgebied, mits er tijdens de verstoring geen bewoonde nesten aanwezig zijn. In de regel kan het broedseizoen worden aangehouden (15 maart – 15 augustus). Het gaat echter om een broedgeval, ongeacht de datum.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
27/32
7.2 Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of de Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht. Wel treedt door de voorgenomen werkzaamheden ruimtebeslag op de groenstructuur van de gemeente Utrecht ( (wenselijk) groene verbinding en stedelijk groen) op. Dit ruimtebeslag moet worden gecompenseerd (zie 8.2).
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
28/32
8 8.1 Mitigerende maatregelen
Mitigerende en compenserende maatregelen
Er moet rekening worden gehouden met de volgende mitigerende maatregelen: • Werkzaamheden waarbij bomen/struiken/vegetatie worden verwijderd, dienen buiten het broedseizoen van vogels te worden uitgevoerd. Indien werken buiten het broedseizoen niet mogelijk is, moet door een ter zake kundige worden vastgesteld dat er in de te verwijderen bomen/struiken/vegetatie geen broedende vogels aanwezig zijn. Indien er in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn mag er niet gewerkt worden. • Werkzaamheden waarbij bomen/struiken/vegetatie wordt verwijderd moeten vanaf één zijde worden uitgevoerd zodat eventueel aanwezige dieren tijd hebben om te vluchten (zorgplicht). • Eventueel aangetroffen amfibieën dienen te worden verplaatst. • Werkzaamheden aan het spoortalud in het westen van het plangebied (tussen A2 en Amsterdam-Rijnkanaal) dienen buiten de gevoelige periode van konijnen te worden uitgevoerd, dat wil zeggen buiten de voortplantingsperiode van januari tot in juli (zorgplicht) • Tijdens eventuele nachtelijke werkzaamheden dient uitstraling van kunstlicht naar de omgeving zoveel mogelijk te worden beperkt, ter voorkoming van effecten op vleermuizen. Hiertoe dient gebruik te worden gemaakt van gerichte verlichting waarbij de boomkronen, de watergangen en de bebouwing worden ontzien. • Behoud van zoveel mogelijk opgaande beplanting/bomen in het plangebied (in ieder geval van belang voor vleermuizen); • Fasering van de werkzaamheden waarbij bomen worden gekapt (in ieder geval van belang voor vleermuizen).
8.2 Compenserende maatregelen
8.2.1. Groenstructuurplan gemeente Utrecht
8.2.2. Vleermuizen
Door de voorgenomen werkzaamheden treedt ruimtebeslag op, op een (wenselijke) verbinding en stedelijk groen uit het Groenstructuurplan van de gemeente Utrecht. Het is beleid van de gemeente Utrecht om ruimtebeslag op de Groenstructuur te compenseren. De wijze van compensatie wordt afgestemd met de ecoloog en landschapsarchitect van de gemeente Utrecht. Hierbij wordt aan het volgende gedacht: • Kwaliteitsverbetering aan de oostkant van park en ten westen van de Cartesiusweg (zie figuur 4); • Hekken die het spoor afscheiden van het spoor bovenaan het talud plaatsen, in plaats van aan de voet van het talud; • Ter hoogte van de nieuwe brug over het Amsterdam-Rijnkanaal (groene verbinding groenstructuur plan) kan gebrek door begroeiing worden gecompenseerd door geleidende structuren. De gemeente Utrecht heeft aangegeven een voorkeur te hebben voor schanskorven. De bomen binnen het plangebied zijn van (cruciaal) belang voor vleermuizen als foerageergebied en vliegroute. Voor het aantasten van deze structuren is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd. Er zijn mitigerende en compenserende maatregelen nodig om de effecten te minimaliseren. De mitigerende maatregelen zijn besproken in paragraaf 8.1. Bij compenserende maatregelen kan B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
29/32
gedacht worden aan de volgende maatregelen: • Zorgdragen voor een doorlopende bomenrij langs het spoor. Dit kan bijvoorbeeld door voorafgaand aan de werkzaamheden de bomenrij ten zuiden van het plangebied te herstellen. Indien dit niet mogelijk is kan gedacht worden aan (tijdelijke) schermen; • Compensatie van bomen waarbij uitgangspunt is dat er doorlopende beplanting/bomen aanwezig is langs het spoor; • Aansluiting van de nieuw aan te brengen begroeiing langs de zuidelijke spoorberm op het geluidsscherm op het viaduct over de Cartesiusweg. Indien besloten wordt geen geluidsscherm aan te brengen kan worden gedacht aan geleiding d.m.v. een hekwerk van geperforeerd strekmetaal met 61x21 mm gaten. Het hekwerk dient volledig zwart gecoat te worden. Dit zorgt ervoor dat het hekwerk in de avonduren wegvalt en het minste licht weerkaatst. Dit levert de beste geleiding voor de vleermuizen en voorkomt hinderlijke schittering voor de weggebruiker. • Compensatie foerageergebied in de directe omgeving van de groenstrook langs de Cremerstraat.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
30/32
9
Literatuurlijst [1] Creemers, R. & Delft, J. van. Atlas van reptielen en amfibieën in Nederland. RAVON. 2009. [2] Kooij, C.A. Quickscan natuurwaarden binnen het project VleuGel/RSS deeltracé Majellapark (AAA). Movares 9 februari 2007 [3] Kooij, C.A. Update quickscan ecologie VleuGel Majella (AAA). Movares 12 maart 2009. [4] Seip, T.P. Onderzoek vleermuizen en beschermde planten VleuuGel/RSS deeltracé Majella (AAA). Movares 2 oktober 2009 [5] Sovon. Atlas van de Nederlandse broedvogels. 2002. [6] NDFF 01/01/2006 – 12/07/2012 [7] Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevensautoriteit Natuur, Vleermuisprotocol 2012, 24 februari 2012. [8] Gemeente Utrecht. Groenstructuurplan Utrecht, Stad en land verbonden. 2007 [9] Schie van F.M. ‘Utrecht Centraal - Leidsche Rijn’ Quick scan Ecologie. Effecten op beschermde soorten en gebieden. Cartesiusdrihoek. Movares 9 december 2013. Internet [10] www.ravon.nl [11] www.rijksoverheid.nl [12] www.telmee.nl [13] www.vlindernet.nl [14] www.zoogdieratlas.nl Personen mevrouw Korsuize, ecoloog gemeente Utrecht
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
31/32
Colofon Opdrachtgever
Uitgave
ProRail B.V. Erik Mol
Movares Nederland B.V.
Postbus 2855 3500 GW Utrecht Telefoon
0302653276
Ondertekenaar
F.M. van Schie adviseur
Projectnummer
RL121353
Opgesteld door
Schie, FM van
2014, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V.
B85-FSC-KA-1400195 / Proj.nr. RL121353 / vrijgegeven / Versie 1.0 / 9 december 2014
32/32
Bijlage I
Verspreiding beschermde planten
j k
j k
j k # *
j k k j j k
# *
# *
# *
@ !
# * # *
# * kk j j k j k j # *
§
Legenda projectgrens
2855 3500 GW Utrecht 030 - 2653257
Effectrapportage Ecologie Vleugel
# *
aardaker
RSS deeltracé UtARK
j k
grote kaardebol
Vaatplanten
@ !
reuzen berenklauw
Auteur T. Seip Bedrijfsonderdeel Movares
Geografische Informatie Systemen
0
Status Doc.nr. M:\RL121353 Ut-Ark\veldwerk versie Tiko 2 - Verzamelde lagen Ecologie
Datum 20-09-2012 Formaat A4 liggend (breed) Schaal 1 : 7802,1
260
520
m
Vrijgave
Bijlage II Vogels met vaste verblijfplaats
. !
. !
§
Legenda projectgrens
. !
horst
2855 3500 GW Utrecht 030 - 2653257
Effectrapportage Ecologie Vleugel RSS deeltracé UtARK
Vogels met jaarrond beschermde nesten Auteur T. Seip Bedrijfsonderdeel Movares
Geografische Informatie Systemen
0
Status Doc.nr. M:\RL121353 Ut-Ark\veldwerk versie Tiko 2 - Verzamelde lagen Ecologie
Datum 20-09-2012 Formaat A4 liggend (breed) Schaal 1 : 7802,1
260
520
m
Vrijgave
Bijlage III Grondgebonden zoogdieren
# * # *
( !! (
§
Legenda projectgrens
2855 3500 GW Utrecht 030 - 2653257
Effectrapportage Ecologie Vleugel
! (
egel
RSS deeltracé UtARK
# *
konijn
Grondgebonden zoogdieren Auteur T. Seip Bedrijfsonderdeel Movares
Geografische Informatie Systemen
0
Status Doc.nr. M:\RL121353 Ut-Ark\veldwerk versie Tiko 2 - Verzamelde lagen Ecologie
Datum 20-09-2012 Formaat A4 liggend (breed) Schaal 1 : 7802,1
260
520
m
Vrijgave
Bijlage IV Vleermuizen
\ !
&
&
& &
&
-& & &
-& & -& & & & & & -& < ! -& & & & & &
! \ \ !
& &
&
&
-& & -& -& -
-& & -
&
& &
§
Legenda projectgrens
&
gewone dwergvleermuis
< !
laatvlieger
\ !
rosse vleermuis
2855 3500 GW Utrecht 030 - 2653257
Effectrapportage Ecologie Vleugel RSS deeltracé UtARK Vleermuizen Auteur T. Seip Bedrijfsonderdeel Movares
Geografische Informatie Systemen
0
Status Doc.nr. M:\RL121353 Ut-Ark\veldwerk versie Tiko 2 - Verzamelde lagen Ecologie
Datum 20-09-2012 Formaat A4 liggend (breed) Schaal 1 : 7802,1
260
520
m
Vrijgave
& &
Frederik v
an Eede
nstraat
& && -
Cremers tra
Van Meu rs
Legenda projectgrens &
! < \ !
gewone dwergvleermuis
at
straat
& &
& & -& & -& & & & & & - & -& & -& -- & &
< !! \ \ !
& & &
&
§
Majellap ark
2855 3500 GW Utrecht 030 - 2653257
Effectrapportage Ecologie Vleugel RSS deeltracé UtARK
laatvlieger
Vleermuizen ter hoogte van de Wilgenhof
rosse vleermuis
Auteur T. Seip Bedrijfsonderdeel Movares
Geografische Informatie Systemen
0
Status Doc.nr. M:\RL121353 Ut-Ark\veldwerk versie Tiko 2 - Verzamelde lagen Ecologie
Datum 20-09-2012 Formaat A4 liggend (breed) Schaal 1 : 1514,9
50
100
m
Vrijgave