RIS132759A_03-NOV-2005 RIS110476a_17-11-2003 Onderzoek in vier Haagse wijken naar kansen om de opkomst tijdens (gemeenteraads) verkiezingen te vergroten November 2003 WBK Marktonderzoek – Postbus 64755 – 2506 CD Den Haag – Tel: 070-3235292 – Fax: 070-3256522 – KvK Den Haag 27151361 RIS110476a_17-11-2003 INHOUD 1. Inleiding2 2. Onderzoeksverantwoording3 3. Bestaande gegevens 4 3.1 Welke aspecten beïnvloeden de opkomst 4 3.2 Indexcijfers: opkomst per wijk in Den Haag i.v.m. landelijke en grote steden 6 4. De vier wijken nader bekeken 7 4.1 Profielschets wijken 7 4.2 Tevredenheid en betrokkenheid met eigen wijk 7 4.3 Indeling respondenten naar SCP-typologie 8 5. Verkiezingsopkomst en redenen om niet te stemmen 9 5.1 Opkomst gemeenteraads-/landelijke verkiezingen 9 5.2 Redenen om niet te stemmen 10 6. Bekendheid met gemeentepolitiek11 6.1 Volgen van gemeentepolitiek in de media 11 6.2 Vier stellingen11 6.3 Bekendheid Haagse politici13 7. Mogelijkheden om opkomst in de toekomst te vergroten14 7.1 Belang dat burger meesbeslist over beleid14 7.2 Opkomst gemeenteraadsverkiezingen 200614 7.3 Mogelijkheden om interesse te verhogen14 7.4 Ideeën van de burger om opkomst te verbeteren16 7.5 Tot slot17 RIS110476a_17-11-2003 SAMENVATTING Vanaf de jaren ‘80 is sprake van een dalende opkomst bij alle verkiezingen, zowel landelijk als in Den Haag. Om inzicht te krijgen in de motieven van Hagenaars om niet te stemmen en tegelijkertijd te zoeken naar mogelijkheden om de opkomst te vergroten, heeft er in het najaar van 2003 onderzoek plaatsgevonden onder ruim 2000 Hagenaars. Hiervoor zijn vier Haagse wijken als onderzoeksgebied gekozen, te weten Laakkwartier/Spoorwijk, Morgenstond, Duindorp en Zeeheldenkwartier. Hier volgt een samenvatting. Hfst 2: Onderzoeksverantwoording Het onderzoek bestond uit 1311 straatinterviews en 810 volledige telefonische interviews. In de korte straatinterviews is gezocht naar feitelijke gegevens. Hiervoor verdienen straatinterviews de voorkeur boven telefonische interviews omdat mensen sneller meedoen aan een face-to-face contact van enkele vragen. Om te zoeken naar mogelijkheden om de verkiezingsopkomst te verhogen zijn straatinterviews een minder goede methode omdat mensen “overvallen” worden met dit onderwerp. Hiervoor is het telefonisch onderzoek gehouden, waarbij Hagenaars vooraf een aankondigingsbrief en enige uitleg over het onderzoeksdoel gestuurd is, waardoor ze voorbereid aan het interview konden beginnen. Hfst 3: Bestaande gegevens
RIS132759A_03-NOV-2005 Hoofdstuk drie geeft inzicht in aspecten die van invloed zijn op de opkomst. Vanuit een onderzoek van het Sociaal-Cultureel Planbureau naar het waarom Nederlanders niet gaan stemmen kan het volgende worden geconcludeerd: Groepen volwassenen die minder stemmen zijn: jongeren, mensen met een lagere opleiding, een lager inkomen, mensen met minder interesse in politiek, mensen zonder baan, mensen die ontevreden zijn met het bestuur, mensen met weinig sociale contacten, mensen met een laag algemeen geluksgevoel en bewoners van grote steden. Ook stemgerechtigen van allochtone afkomst stemmen minder vaak. Op basis van een nadere analyse is het SCP tot een volgende indeling van de (niet-)stemmers gekomen: -Oudere cynici (geringe politieke betrokkenheid en maatschappelijke activiteit) -Jongere cynici (idem, alleen jonger) -Onbekommerden (geringe politieke betrokkenheid, positief beeld van politiek) -Betrokkenen (grotere politieke betrokkenheid, actievere leefstijl, negatieve houding t.o.v. politiek) Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen stemde bijna 45% van de Hagenaars. In drie van de vier onderzoekswijken Duindorp, Morgenstond en Laakkwartier/Spoorwijk lag het percentage lager. In Zeeheldenkwartier lag de opkomst wat hoger dan het Haags gemiddelde. Qua ontwikkeling ten opzichte van vier jaar eerder is alleen de opkomst in Zeeheldenkwartier gestegen. TabelS3: Opkomst gemeenteraadsverkiezingen 1998 en 2000 1998 2002 Mutatie 2002 tov 1998 Opkomst (index) Opkomst (Index) Opkomst LANDELIJK 59% 100) 58% (100) - 1% Den Haag 48% (82) 45% (77) - 3% Zeeheldenkwartier 46% (77) 47% (81) + 2% Duindorp 50% (85) 39% (67) - 11% Morgenstond 41% (70) 36% (62) - 5% Laakkwartier/Spoorwijk 33% (57) 30% (51) - 4% RIS110476a_17-11-2003 Hfst 4: De vier wijken nader bekeken De vier wijken kennen deels een verschillend, deels een vergelijkbaar bewonersprofiel. Zo heeft Laakkwartier/Spoorwijk een wat jongere bevolking, zijn de bewoners van Duindorp vaker van middelbare leeftijd en kent Morgenstond meer ouderen. De leeftijdsopbouw in Zeeheldenkwartier is gemiddeld. Het percentage allochtone volwassenen is hoger in Laakkwartier/Spoorwijk, gemiddeld in Morgenstond en Zeeheldenkwartier en lager in Duindorp. De inwoners van de vier wijken zijn allen, in vergelijking met het Haags gemiddelde, beneden gemiddeld opgeleid en hebben ook een lager gemiddeld huishoudinkomen. Zeeheldenkwartier scoort op de tevredenheid met de eigen wijk en het wijkbeleid het hoogst en ook de betrokkenheid met de eigen wijk is groter. Duindorp scoort (erg) laag op de beoordeling van het gemeentelijk wijkbeleid. Jongeren zijn wat tevredener over hun wijk, maar minder betrokken. Er zijn weinig verschillen in beoordelingen naar sekse en etniciteit. Op basis van de onderzoeksresultaten is de SCP-typering (oudere en jongere cynici, onbekom-merden en
RIS132759A_03-NOV-2005 betrokkenen) van burgers nagebootst. De verhouding tussen de vier groepen nietstemmers is in de vier wijken tesamen vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde. Wel zijn er verschillen tussen de wijken. In Laakkwartier/Spoorwijk en Morgenstond zijn de mensen gemiddeld minder betrokken in vergelijking met Duindorp en Zeeheldenkwartier. De laatste twee wijken verschillen van elkaar doordat de bewoners van Duindorp cynischer zijn. Hfst 5. Verkiezingsopkomst en redenen om niet te stemmen In dit rapport worden drie groepen stemgerechtigde burgers onderscheiden: -stemmers (40%, mensen die zowel landelijk als gemeentelijk stemmen; -stemmers die alleen landelijke stemmen: (25%, stemmen wel landelijk, maar niet gemeentelijk) -niet-stemmers (35%, hebben beide verkiezingen niet gestemd). Onderstaande tabel bevestigt de in hoofdstuk 3 beschreven resultaten. Jongeren, allochtonen, cynici, mensen die ontevreden zijn met de wijk en mensen die zich minder betrokken voelen, stemmen minder. Tabel S5a: Perc. stemmers gemeenteraadsverkiezingen in de vier onderzoekswijken Totaal vier wijken Laakkwartier/Spoorwijk Morgenstond Duindorp Zeeheldenkwartier 18-30 jaar 31-44 jaar 45-60 jaar 60+ 40% 30% 36% 39% 47% 33% 39% 46% 42% Oudere cynici Jongere cynici Onbekommerden Betrokkenen Mannen Vrouwen Autochtonen Allochtonen (met stemrecht) 36% 29% 48% 46% 40% 41% 44% 26% Betrokkenen bij eigen wijk Niet betrokken Tevreden over eigen wijk Minder/niet tevreden Tevreden over gem. wijkbeleid Minder tevreden 43%
RIS132759A_03-NOV-2005 36% 47% 36% 48% 38% De redenen die mensen aangeven om niet te stemmen, liggen vaak in elkaars verlengde. Niet-stemmers vinden het stemmen niet belangrijk genoeg om daarvoor energie vrij te maken. Dat mensen het niet belangrijk genoeg vinden heeft te maken met desinteresse, te druk met eigen bezigheden, onvoldoende vertrouwen in de huidige politiek of een andere reden. Stemgerechtigde allochtonen gaan veel minder naar de stembus. Ze geven vaker aan niet geïnteres-seerd te zijn, dat ze (de standpunten van) partijen niet kennen of dat stemmen niet verplicht is. TabelS5b: Redenen om niet te stemmen (in % alle burgers) Gemeentelijk Landelijk 1. geen interesse in (gemeente) politiek 11% 8% 2. werk/prive-redenen/geen tijd 13% 5% 3. ze doen toch wat ze zelf willen 9% 7% 4. toch geen invloed met mijn stem 8% 5% 5. ken standpunten partijen niet 5% 2% 6. stemmen is niet verplicht 3% 3% 7. overig 11% 6% 60% 35% RIS110476a_17-11-2003 Hfst 6. Bekendheid gemeentelijke politiek Ruim de helft van de respondenten geeft aan de gemeentelijke politiek te volgen in de media. De belangrijkste informatiebronnen voor het volgen van de gemeentelijke politiek zijn de TV (veelal TV-West) en de Haagsche Courant. Bijna tweederde van de stemmers en niet-stemmers geeft aan dat ze alleen stemmen als ze echt denken dat een partij bij hen past. Stellingen “de verschillen tussen de partijen zijn me duidelijk” en “er is een partij die bij mij past” worden door een meerderheid (deels) onderschreven, de stelling “heb vertrouwen in de meeste partijen” niet. Ook is de respondenten gevraagd of ze weten wie de burgemeester van Den Haag is en of ze een naam van een wethouder of raadslid kunnen noemen. Bijna acht op de tien Hagenaars kan de naam van de burgemeester noemen, bijna een kwart kent een of meerdere wethouders en 5% van de Hagenaars kent spontaan een naam van een gemeenteraadslid. Op al de stellingen blijken stemmers beduidend hoger te scoren dan nietstemmers. Stemmers volgen de gemeentelijke politiek vaker in de media en zijn in vergelijking met nietstemmers beter op de hoogte van de verschillen, vinden vaker dat er een partij is die bij hen past en hebben meer vertrouwen in de politiek. Tabel S6: Verschillen-analyse tussen stemmers en niet-stemmers (verschil t.o.v) van gemiddelde van desbetreffend aspect Totaal 4 Afwijking ten opzichte van totaal 4 wijkenwijken Stemmen gem. en landelijk Stemmers alleen landelijk Nietstemmers
RIS132759A_03-NOV-2005 Volgt gemeentelijke politiek in de media 55% + 12% -2% -13% Verschillen tussen partijen (ten dele) duidelijk 66% + 15% -2% -17% Er is een partij die (ten dele) bij me past 62% + 19% + 1% -23% Heeft (ten dele) vertrouwen in meeste partijen 38% + 17% -2% -17% Kent naam burgemeester 79% + 11% -3% -11% Kent naam wethouder 24% + 14% -3% -13% Kent naam raadslid 5% + 6% -3% -5% Hfst 7: Mogelijkheden om opkomst te vergroten Vrijwel alle respondenten, zowel stemmers en niet-stemmers, vinden het (redelijk) belangrijk dat de burger meebeslist over het gemeentelijk beleid. Het initiatief van de gemeente voor dit onderzoek en de poging om de opkomst te verhogen wordt dan ook door 94% van de respondenten als een goed initiatief beschouwd. Zoals te verwachten valt, zijn niet-stemmers die wel landelijk stemmen als eerste over de streep te halen om ook te gaan stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. De twijfelaars geven aan dat het afhangt van zin en tijd, informatievoorziening/openheid van partijen, tevredenheid met (uitleg) beleid, nakomen van beloftes en hoe de politiek zich profileert. De deelnemers aan het telefonisch onderzoek hebben met de aankondigingsbrief een bijlage gekregen met acht (brainstorm-)ideeën waarmee de opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen vergroot zou kunnen worden. Hoewel niet alle mogelijkheden direct concreet te maken zijn, geeft de resultaten richting aan mogelijk beleid. Van de acht aspecten is de betrouwbaarheid het belangrijkst, belangrijker dan veranderingen aan het systeem van kiezen. Stemmers, jongeren en hoger opgeleiden reageren gemiddeld genomen eerder geïnteresseerd in de ideeën dan niet-stemmers, ouderen en lager opgeleiden. Jongeren reageren (veel) enthousiaster over de mogelijkheid om via internet te stemmen dan ouderen en lager opgeleiden. Tabel S7: % dat denkt dat maatregel een positieve invloed zal hebben op opkomst gemeenteraadsverkiezingen 1. als partijen doen wat ze beloven 66% 2. referenda invoeren 46% 3. 45% 4. als er een partij is die meer mijn mening vertolkt 39% 5. betere informatievoorziening over partijen 39% 6. stemmen via internet 31% 7. bij rechtstreeks burgemeester kiezen 26% 8. bij invoering stelsel wijkafgevaardigde 18% als partijen duidelijker hun standpunt uitleggen RIS110476a_17-11-2003 Ideeën van de burger om de opkomst te verbeteren De respondenten konden ook zelf ideeën inbrengen om de verkiezingsopbrengst te verbeteren. De meeste ideeën komen van stemmers, jongeren en hoger opgeleiden. De ideeën hebben relatief vaak betrekking op de informatievoorziening, geloofwaardiger beleid, burgers erbij betrekken en het gemakkelijker maken van stemmen. Niet-stemmers noemen vaker het gemakkelijker stemmen en een geloofwaardiger beleid, stemmers noemen vaker meer informatie. De top 20 aan ideeën: 1. meer voorlichting over standpunten van diverse partijen (14%) 2. publiciteit, campagnes, doelgroepen op eigen wijze aanspreken (culturen, leeftijdgr.) (14%)
RIS132759A_03-NOV-2005 3. beloftes waarmaken (9%) 4. luisteren naar burgers, gevoel geven dat stem telt (7%) 5. duidelijker zijn, resultaten laten zien (7%) 6. meer de wijken in, contact zoeken met burgers (6%) 7. eenvoudiger taalgebruik, politiek laagdrempeliger maken (6%) 8. jeugdpromotie, op scholen al beginnen (6%) 9. via internet stemmen (6%) 10. meer stemlokaties (5%) 11. geloofwaardiger, vergroten vertrouwen (4%) 12. op meerdere dagen stemmen of in het weekend (3%) 13. aantrekkelijker maken van verkiezingen(3%) 14. meer nadruk op ander beleid: veiligheid, gezondheidszorg, aanpak mindere wijken, etc. (3%) 15. meer openheid naar burgers, meer inspraak (2%) 16. meer individuele gesprekken met burger (1%) 17. combineren met landelijke verkiezingen (1%) 18. beloning, traktatie (1%) 19. andere politici (1%) 20. het hele jaar door informatie geven (1%) Nawoord onderzoekers Wat heeft dit onderzoek ons geleerd? Veel resultaten komen bekend voor en “wisten we eigenlijk wel”. Toch is het naar onze mening goed om de resultaten op een rijtje te zien. Veel burgers willen best wel stemmen als ze denken dat het nut heeft, er vertrouwen bestaat, ze serieus genomen worden en er is iets te kiezen. Vrijwel iedereen geeft aan het goed te vinden dat de gemeente tracht de opkomst te vergroten en tracht te luisteren naar de burgers. Een voorbeeld lijkt de in de afgelopen vier jaar toegenomen opkomst in Zeeheldenkwartier. De afgelopen jaren is de wijk op een aantal plaatsen opgeknapt. Gemiddeld genomen zijn de mensen tevredener over de eigen wijk en het wijkbeleid. Voor de andere wijken lijkt het vertrouwen om verschillende redenen minder groot. Er heerst vaker ontevredenheid en mensen zijn minder betrokken bij de eigen wijk. Zowel in Duindorp, Laakkwartier /Spoorwijk en Morgenstond heerst er een zekere scepsis. Het belang van duidelijke en eerlijke informatievoorziening, een geloofwaardig(er) beleid, het betrekken van burgers bij het beleid zijn ook de meest genoemde verbetermogelijkheden, die mensen aangeven om de opkomst “stukje bij beetje” weer te laten toenemen. De door de burger genoemde twintig verbeterpunten geven hiervoor een houvast. -2 1. INLEIDING Vanaf de jaren ‘80 is sprake van een dalende opkomst bij alle verkiezingen, zowel landelijk als in Den Haag. De verkiezingen voor de Provinciale Staten en het Europees Parlement hebben er meer last van dan die voor de gemeenteraden en de Tweede Kamer. Maar ook daar is duidelijk sprake van een dalende tendens, met de Kamerverkiezingen in 2002 als uitzondering. In 2002 heeft het Sociaal Cultureel Planbureau op landelijk niveau onderzoek gedaan naar verklaringen van de dalende tendens. Het rapport geeft geen inzicht in de specifieke situatie in Den Haag. Om inzicht te krijgen in de motieven van Hagenaars om niet te stemmen en tegelijkertijd een idee te krijgen of
RIS132759A_03-NOV-2005 er mogelijkheden zijn om de opkomst te vergroten, heeft er in september en oktober van 2003 onderzoek plaatsgevonden onder ruim 2000 Hagenaars. Hiervoor zijn vier Haagse wijken, met een vrij lage opkomst, als onderzoeksgebied gekozen: 1. Laakkwartier/Spoorwijk: laagste opkomst van Den Haag, multiculturele 'achterstandswijk'; 2. Morgenstond: naoorlogse wijk die verloedert, bevolking is snel aan het multiculturaliseren; 3. Duindorp: autochtone achterstandswijk waar veel gebeurt en waarin vergelijking met de vorige verkiezingen bij de laatste ineens een forse daling in de opkomst was te zien; 4. Zeeheldenkwartier: gemixte wijk (etnisch en sociaal-economisch). Indeling rapport Na de onderzoeksverantwoording bestaat dit rapport uit de volgende hoofdstukken: Hfst 3: Bestaande gegevens Hoofdstuk drie geeft een aantal belangrijke gegevens vooraf. De eerste paragraaf geeft inzicht in welke aspecten van invloed zijn op de verkiezingsopkomst en er wordt een typologie van vier groepen stemmers/niet-stemmers besproken. De tweede paragraaf behandelt de verkiezingsopkomst per wijk in Den Haag. Duidelijk wordt hoe de opkomst in de vier gekozen onderzoekswijken zich verhouden qua opkomstcijfers. Hfst 4: De vier wijken nader bekeken Hoofdstuk vier geeft een profielschets van de vier wijken waarop dit onderzoeksrapport gebaseerd is. De wijken worden beschreven op basis van het sociaal-demografische profiel, de tevredenheid en de betrokkenheid van de bewoners met de eigen wijk. Op basis van deze gegevens wordt de bevolking van deze vier wijken ingedeeld naar de SCP-typologie, die onderscheid maakt in vier groepen stemmers. Hfst 5: Verkiezingsopkomst en redenen om niet te stemmen Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke groepen wel en welke groepen niet hebben gestemd. Paragraaf 5.2 geeft inzicht in redenen om niet te stemmen. Hfst 6: Bekendheid met gemeentelijke politiek Dit hoofdstuk geeft inzicht in de bekendheid van de burgers met de gemeentelijke politiek. Er wordt gekeken in hoeverre de burgers de politiek volgen en hoe men vier stellingen aangaande de bekendheid en het vertrouwen met de partijen beoordeelt. De laatste paragraaf gaat in op de spontane bekendheid van (de namen van) de burgemeester, de wethouders en de gemeenteraadsleden. Hfst 7: Mogelijkheden om opkomst te vergroten Hoofdstuk 7 gaat in op de toekomst. Vinden burgers het belangrijk dat ze meebeslissen, verwachten ze de volgende gemeenteraadsverkiezingen te gaan stemmen en hoe reageert men op acht ideeën die de opkomst in de toekomst zouden kunnen vergroten? Ook geven burgers hun eigen gedachten. Het onderzoek is onderverdeeld in twee subdelen: a) korte straat interviews In de vier onderzoekswijken zijn gezamenlijk 1311 willekeurige (volwassen) bewoners op straat geïnterviewd. reacties over het onderwerp. Het voordeel van straatinterviews boven telefonische interviews is dat er minder restricties zijn wat betreft
RIS132759A_03-NOV-2005 straatinterviews zijn gehouden op plekken in de wijk, waar het over het algemeen wat drukker is, zoals winkelcentra en centrale pleinen. drie ervaren interviewers, per wijk op drie verschillende dagen, een weekenddag en twee werkdagen. b) telefonische interviews (communicatie, andere stemmethode, wijkverkiezingen, meer verwantschap, etc.)? En hoe kan de Hiervoor zijn straatinterviews geen goede methode omdat mensen Aovervallen@ worden met dit onderwerp. Bij een telefonische onderzoeksmethodiek kan aan Hagenaars vooraf een aankondigingsbrief gestuurd worden De telefonische interviews hebben plaatsgevonden in de laatste week van september en de eerste week van oktober 2003. Hiervoor zijn 2000 bewoners, waarvan het telefoonnummer bekend is, uit de vier wijken gestuurd met een overzichtelijke bijlage met de onderwerpen van het interview. minuten, anderen willen alleen enkele korte vragen beantwoorden. Tabel 2: Response telefonisch onderzoek Absoluut in % Aantal verstuurde brieven 2000 Niet thuis/antwoordapparaat (minimaal 3x) 365 Fout nummer 164 Netto bestand 1481 100% Doen mee aan lang interview 810 55% Doen mee met beantwoorden enkele korte vragen 335 23% Doen niet mee 336 23% Zowel de resultaten van de straatinterviews als van de telefonische interviews zijn herwogen op basis van de -3 2. ONDERZOEKSVERANTWOORDING Hen zijn enkele korte vragen gesteld over hun stemgedrag, motivaties om wel of niet te stemmen en spontane non-response (mensen doen relatief gemakkelijk mee voor een face-to-face contact van enkele vragen). De De interviews zijn in de eerste drie weken van september 2003 gehouden. De interviews zijn afgenomen door Naast motivaties aangaande wel- en niet stemmen is een belangrijk doel van dit onderzoek om te zoeken naar kansen om niet-stemmers te motiveren wel naar de stembus te gaan. Wat kan de opkomst verbeteren betrokkenheid van Hagenaars bij de gemeentepolitiek vergroot worden. met het onderwerp en enige uitleg, waardoor ze niet onvoorbereid aan het interview beginnen. geselecteerd, circa 500 per wijk. Aan deze mensen is een korte aankondigingsbrief van de gemeente Uiteindelijk werkt ruim driekwart van de mensen mee. Het merendeel van hen is bereid tot interview van 5-8 gerealiseerde verkiezingsopkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen. -4 3. BESTAANDE GEGEVENS Voordat in de hoofdstukken 4 tot en met 7 de resultaten van het onderzoek gepresenteerd worden, zet dit hoofdstuk een aantal zaken op een rij. Er wordt gekeken welke aspecten van invloed zijn op de verkiezingsopkomst en er wordt een typologie van vier groepen stemmers/nietstemmers besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 gekeken naar de verkiezingsopkomst per wijk in Den Haag. Duidelijk
RIS132759A_03-NOV-2005 wordt hoe de opkomst in de vier gekozen onderzoekswijken Laakkwartier/Spoorwijk, Morgenstond, Duindorp en Zeeheldenkwartier zich verhouden met de landelijke en gemeentelijke opkomst. 3.1 Welke aspecten beïnvloeden de opkomst? Tabel 3.1 geeft een aantal variabelen die van invloed zijn op de opkomst. De variabelen betreffen de volgende hoofditems: a) Leeftijd en sociaal-economische groepen Er zijn verschillen in opkomst tussen leeftijds- en sociaal-economische groepen. Jongeren, mensen met een lagere opleiding en/of een lager huishoudinkomen stemmen minder. Logischerwijs vertonen verklarende variabelen een overlap. Zo hebben mensen met een lage opleiding vaak ook een laag inkomen. b) Autochtoon versus allochtoon (Niet-westerse) stemgerechtigde allochtonen gaan aanzienlijk minder vaak naar de stembus. Dit wordt bevestigd door (beperkt) onderzoek in Amsterdam en in Rotterdam. In deze steden is experimenteel onderzoek gedaan naar de opkomst van Surinaamse, Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse allochtonen bij Gemeenteraadsverkiezingen1. c) Betrokkenheid met de wijk/gemeente Mensen die zich betrokken voelen bij de gemeente/samenleving zijn meer geneigd om te gaan stemmen. d) Politieke houding, zoals politieke interesse en kennis Mensen die niet in politiek geïnteresseerd zijn, gaan aanzienlijk minder vaak stemmen. Opkomst-verhogende factoren zijn bijvoorbeeld: de binding met een politieke partij, de perceptie van verschillen tussen partijen, het idee dat het orgaan dat wordt gekozen relevant is (de Tweede Kamer wordt het meest relevant gevonden, gevolgd door de Gemeenteraad, Provinciale Staten en als hekkensluiter het Europees Parlement). Tabel 3.1.1: (Niet-) Stemmers zijn het meest te vinden binnen de volgende categorieën /combinaties daarvan: Stemmen Niet stemmen Ouderen (m.u.v. alleroudsten) + Jongeren Hogere opleiding + Lagere opleiding Hoger inkomen + Lager inkomen Meer interesse in politiek + Mindere interesse in politiek Maatschappelijk actiever + Mensen zonder baan Mensen met relatief veel sociale contacten + Mensen die ontevreden zijn met het bestuur Mensen werkzaam in publieke sector + Mensen met weinig sociale contacten Mensen die goed in hun vel zitten + Mensen met een laag algemeen geluksgevoel Bewoners van welvarende buurten + Bewoners in grote steden Bewoners van plattelandsgemeenten + Protestanten + Niet in SCP-rapport: autochtonen + allochtonen Bron: Sociaal Cultureel Planbureau (bewerkt) 1 Uit de resultaten kan worden opgemaakt dat van de stemgerechtigde Surinamers, Turken en Marokkanen gemiddeld maximaal 25-35% naar de stembus gaat, ten opzichte van circa 50-60% van de autochtonen. Over verschillen per gemeente of per bevolkingsgroep zijn op basis van deze onderzoeken geen harde uitspraken te doen. Harde cijfers kunnen alleen verkregen worden via exit polls. -5 -
RIS132759A_03-NOV-2005 Op basis van een nadere analyse en weging komt het rapport “Niet-stemmers” van het SCP tot een indeling van de niet-stemmers in vier groepen: Tabel 3.1.2: Indeling niet-stemmers in vier groepen Kenmerken Hoe denken ze? Oudere cynici (landelijk 31% van de Ze zijn wel ontevreden, maar zijn nauwelijks geneigd tot protest Jongere cynici (landelijk 26% van de hogere protestgeneigdheid Onbekommerden (landelijk 26% van de ze vinden het allemaal wel goed geregeld, ze kennen de knelpunten en de problemen van horen zeggen zonder ze zelf ondervonden te hebben of er anderszins Betrokkenen (landelijk stemmers) Grote protestgeneidigheid niet-stemmers) - geringe politieke betrokkenheid - geringe maatschappelijke activiteit. - veelal lager opgeleid niet-stemmers) - idem niet-stemmers) - geringe politieke betrokkenheid - positief beeld van politiek en politici - minder laag opgeleiden - nauwelijks ouderen door te worden geraakt 16% van de nietgrotere politieke betrokkenheid - actievere leefstijl - negatiever houding tov politiek/politici - hogere opleiding -6 3.2 Indexcijfers: opkomst per wijk in Den Haag i.v.m. landelijk en grote steden In onderstaande tabel worden de opkomstcijfers voor de gemeenteraadsverkiezingen en de Kamerverkiezingen 2002 met elkaar vergeleken als indexcijfer t.o.v. de landelijke uitslag. In de cijfers valt een vast patroon te ontdekken. Een aantal wijken ligt bij alle verkiezingen boven het landelijk gemiddelde. Al deze wijken hebben gemeenschappelijk dat zij voornamelijk worden bewoond door mensen met een bovengemiddeld hoge opleiding en een daarmee overeenstemmend inkomen. De middenmoot wordt gevormd door wijken die boven het stedelijk maar onder het landelijk gemiddelde liggen. De meeste gebieden in deze categorie zijn hetzij middenklasse-wijken hetzij wijken met een zo gemengde samenstelling dat de uitkomst daardoor naar een gemiddelde wordt getrokken. De onderste groep bestaat uit de wijken die onder het stedelijk gemiddelde liggen. Onderstaande tabel laat zien dat in de Haagse wijken Moerwijk, Duindorp, Bouwlust en in mindere mate Loosduinen, Mariahoeve, Morgenstond en Rustenburg-Oostbroek de opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen 2002 sterk is gedaald ten opzichte van 1998.
RIS132759A_03-NOV-2005 De vier onderzoekswijken die in dit onderzoek worden besproken zijn vet en cursief aangegeven. Gemiddeld genomen heeft 40% van de stemgerechtigden in deze wijken gestemd tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen en bijna tweederde bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer. In hoofdstuk 5 wordt deze opkomst nader bekeken. Tabel 3.2 Opkomst gemeenteraads- en kamerverkiezingen (in indexcijfers) Landelijk 1998 2002 Mutatie 2002 tov 1998 Landelijk 1998 Landelijk 2002 Landelijke opkomst (59%) (58%) (73%) (79%) INDEX LANDELIJK 100 100 0 100 100 Index Amsterdam 80 82 + 2 88 89 Index Rotterdam 82 94 + 12 85 89 Index Utrecht 97 *1) 96 Index Den Haag 82 77 -5 86 90 Vogelwijk 126 125 120 117 Benoordenhout 114 115 +1 117 113 Bohemen, Meer en Bos 113 108 111 108 109 102 109 103 Westbroekpark 102 102 0 105 101 Archipel 100 102 +2 108 110 101 100 103 106 Duinoord 97 98 +1 105 107 Vruchtenbuurt 102 98 106 106 101 97 104 104 Waldeck 96 92 98 98 Willemspark 94 91 105 106 Kraayenstein 95 90 100 101 Belgisch Park 94 88 96 97 93 87 91 97 Mariahoeve, Marlot 96 87 98 96 Loosduinen 94 85 97 97 Bezuidenhout 84 84 0 96 99 Zeeheldenkwartier 77 81 +4 89 96 Leyenburg 87 80 94 95 Regentessekwartie 76 78 +2 83 91 Wateringseveld 70 74 +4 88 96 74 70 80 84 Centrum 72 70 85 92 Duindorp 85 67 77 87 64 65 +1 68 73 Bouwlust 75 64 79 79 Morgenstond 70 62 76 79 69 61 75 79 Moerwijk 71 58 75 75 Stationsbuurt 60 58 64 74 Transvaal 61 58 58 62 Schilderswijk 59 57 55 63 Laakkwartier/Spoorwijk 57 51 65 71 Gemeenteraad 98 -1 -5 Kijkduin-Ockenburg -7 Geuzen- en Statenkwartier -1
RIS132759A_03-NOV-2005 -4 Bomen- en Bloemenbuurt -4 -4 -3 -5 -6 Scheveningen -6 -9 -9 -7 Valkenboskwartier -4 -2 -18 Groente-Fruitmarkt -11 -8 Rustenburg-Oostbroek -8 -13 - 2 - 3 - 2 - 6 *1) Gemeenteraadsverkiezingen in 2000 -7 4. DE VIER WIJKEN NADER BEKEKEN Hoofdstuk vier geeft een profielschets van de vier wijken waarop dit onderzoeksrapport gebaseerd is. Er wordt gekeken naar enkele sociaal-demografische profielcijfers, de tevredenheid en de betrokkenheid met de wijk. Op basis van deze gegevens wordt de bevolking van deze vier wijken ingedeeld naar de SCPtypologie, die onderscheid maakt in vier groepen stemmers. 4.1 Profielschets vier wijken Laakkwartier/Spoorwijk heeft een wat jongere bevolking, Duindorp valt op door een hoog percentage 25-44 jarigen en Morgenstond door het percentage 65-plussers. In vergelijking met het Haags gemiddelde ligt het percentage allochtonen hoger in Laakkwartier/ Spoorwijk, gemiddeld in Morgenstond en Zeeheldenkwartier en lager in Duindorp. De inwoners van de vier wijken zijn beneden gemiddeld opgeleid en hebben ook een lager huishoudinkomen dan de gemiddelde Hagenaar. Tabel 4.1: Sociaal-demografisch-profiel (18 jaar en ouder) van de vier wijken Gemiddeld Den Haag Laakkwartier/ Spoorwijk Stond dorp kwartier 18-24 jaar 11% 17% 9% 9% 11% 25-44 jaar 42% 47% 37% 60% 56% 45-64 jaar 29% 24% 28% 24% 24% 65+ 18% 11% 25% 7% 8% 100% 100% 100% 100% 100% % Autochtoon 60% 46% 62% 76% 60% % Surin./Turkije/Marokko/Antillen 19% 34% 19% 11% 11% % overige allochtonen 21% 20% 19% 13% 29% 100% 100% 100% 100% 100% Gemiddeld inkomen (2002) 2.050 1.650 1.600 1.550 2.050 % middelbaar/hoger opgeleid 63% 50% 46% 35% 68% Morgen-DuinZeeheldenBron leeftijd en etniciteit: Haagse gemeentebestand 1-2-2003
RIS132759A_03-NOV-2005 Bron inkomen en opleiding: Stadsenquête/Leefbaarheidsmonitor 2002 4.2 Tevredenheid en betrokkenheid met de eigen wijk In het onderzoek is de respondenten gevraagd naar de tevredenheid met de eigen wijk, het gemeentelijk wijkbeleid en de betrokkenheid. Van de vier wijken scoort Zeeheldenkwartier op alle drie aspecten het hoogst. Duindorp scoort laag op de beoordeling van het gemeentelijk wijkbeleid. Over het algemeen zijn er weinig verschillen in beoordelingen naar sekse en etniciteit. Jongeren zijn wat vaker tevreden over hun wijk, maar zijn minder betrokken bij de eigen wijk. Tabel 4.2: Beoordeling drie aspecten eigen wijk (in de vier onderzoekswijken)1) Tevredenheid Betrokkenheid Tevredenheid met eigen wijk eigen wijk gem. beleid Totaal vier wijken 6,8 6,1 5,8 Laakkwartier/Spoorwijk 6,6 5,8 5,9 Morgenstond 6,6 6,0 6,0 Duindorp 6.4 6,1 5,3 Zeeheldenkwartier 7,2 6,2 6,1 18-30 jaar 7,0 5,7 5,9 31-44 jaar 6,7 6,2 5,9 45-60 jaar 6,9 6,3 5,9 60+ 6,5 6,2 5,6 Mannen 6,8 6,0 5,7 Vrouwen 6,8 6,2 5,9 Autochtonen 6,8 6,1 5,8 Allochtonen (met stemrecht) 6,8 6,0 6,0 Lagere opleiding 2) 6,7 6,2 5,8 Middelbare opleiding 6,7 6,1 5,8 Hogere opleiding 7,1 6,0 5,9 1)straatinterviews (n=1300, herwogen) 2) variabele opleiding uit telefonische interviews -8 4.3 Indeling respondenten naar SCP-typologie In tabel 3.1.2 was te zien dat het SCP burgers trachtte te typeren in vier groepen, te weten jongere en oudere cynici, onbekommerden en betrokkenen. Op basis van de in de vorige paragraaf besproken aspecten en de leeftijdsindeling is in onderstaande tabel de SCP-typering van burgers nagebootst. Wanneer gekeken wordt naar de vier wijken apart blijken er enkele verschillen in typologie: -Laakkwartier/Spoorwijk en Morgenstond kennen relatief minder betrokken burgers en meer cynici; -Duindorp kent veel betrokkenen en veel oudere cynici; -Zeeheldenkwartier kent relatief minder cynici en meer betrokken burgers. Tabel 4.3.1: Typologie bewoners naar de 4 wijken (stemmers en niet-stemmers) Totaal 4 wijken Laakkw./ Spoorwijk stond dorp kwartier Oudere cynici 6,5 29% 23% 36% 36% 26% Jongere cynici 6,5 22% 35% 20% 18% 18% Onbekommerden > 7 28% 29% 34% 21% 32%
RIS132759A_03-NOV-2005 Betrokkenen 7,5) 20% 13% 9% 25% 24% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% MorgenDuinZeehelden-> 40 jaar - lage betrokkenheid eigen wijk - tevredenheid eigen wijk + beleid < - < 40 jaar - lage betrokkenheid eigen wijk - tevredenheid eigen wijk + beleid < - betrokkenheid laag of gemiddeld - tevredenheid eigen wijk + beleid: - grotere betrokkenheid eigen wijk ( > Uit het SCP-rapport is de typologie bekend van de niet-stemmers. De verhouding tussen de vier groepen niet-stemmers lijkt in de vier wijken weinig af te wijken van het landelijk gemiddelde. Er zijn iets meer cynici in de wijken, maar daarbij moet worden opgemerkt dat de onderzoekswijken ook gekozen zijn op hun (vrij) lage opkomst en dus niet representatief zijn voor geheel Den Haag. tussen vier wijken en Nederland 4 Haagse wijken Nederland Oudere cynici 32% 31% Jongere cynici 31% 26% Onbekommerden 22% 26% Betrokkenen 16% Totaal 100% 100% Tabel 4.3.2: Vergelijking typologie niet-stemmers 15% -9 5. VERKIEZINGSOPKOMST EN REDENEN OM NIET TE STEMMEN In paragraaf 3.2 is de verkiezingsopkomst per wijk gepresenteerd. Analyse leert dat er in de vier wijken gemiddeld genomen circa 40% van de bewoners tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft gestemd, bijna tweederde bij de laatste landelijke verkiezingen. Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke groepen wel en welke groepen niet hebben gestemd. Paragraaf 5.2 geeft inzicht in redenen om niet te stemmen. 5.1 Opkomst gemeenteraads-/landelijke verkiezingen In dit rapport worden drie groepen stemgerechtigde burgers onderscheiden: -Stemmers: mensen die zowel bij de landelijk als de gemeentelijke verkiezingen hebben gestemd2; -Alleen landelijke stemmers: stemmen wel landelijk, maar niet gemeentelijk; -Niet-stemmers: hebben beide verkiezingen niet gestemd. Onderstaande tabel laat zien dat allochtonen, inwoners uit Laakkwartier/Spoorwijk, en (met name jongere) cynici minder stemmen. Tabel 5.1: Opkomst van bewoners vier wijken naar verschillende achtergrondkenmerken Stemmen zowel Stemmen Niet-Totaal gemeentelijk als landelijk allleen stemmers landelijk Totaal 4 wijken 40% Afwijking tov gem. 4 wijken 25% 35% 100% Laakkwartier/Spoorwijk 30% 26% 44% 100% Morgenstond 36% -22% 37% 100% Duindorp 39% 0 26% 35% 100% Zeeheldenkwartier 47% + 30% 23% 100% 18-30 jaar 33% -28% 39% 100%
RIS132759A_03-NOV-2005 31-44 jaar 39% 0 27% 34% 100% 45-60 jaar 46% + 27% 27% 100% 60+ 42% 0 22% 36% 100% SCP-typologie Oudere cynici 36% -26% 38% 100% Jongere cynici 29% 23% 48% 100% Onbekommerden 48% + + 25% 27% 100% Betrokkenen 46% + 28% 26% 100% Mannen 40% 0 26% 34% 100% Vrouwen 41% 0 26% 33% 100% Autochtonen 44% + 26% 29% 100% Allochtonen (met stemrecht) 26% 27% 50% 100% Betrokkenen bij eigen wijk 43% 0 26% 30% 100% Niet betrokken 36% -26% 38% 100% Tevreden over eigen wijk 47% + 27% 25% 100% Minder/niet tevreden 36% -25% 39% 100% Tevreden overv gem. beleid 48% + + 23% 28% 100% Minder tevreden 38% 0 25% 36% 100% 1) er wordt een plus/min gegeven bij een afwijking van elke 4% 2 Circa 1% van de mensen heeft wel gemeentelijk gestemd, maar niet landelijk. Deze kleine groep is bij de mensen gerekend die beide keren hebben gestemd. -10 5.2 Redenen om niet te stemmen Er zijn weinig opvallende verschillen in de redenen die mensen aangeven om niet te stemmen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in vergelijking met de redenen die mensen aangeven om landelijk niet te stemmen. Het grootste verschil is het hoge percentage burgers dat bij de gemeenteraadsverkiezingen als reden om niet te stemmen aangeeft “geen tijd/vakantie/verhuizing” (17%). Gezien het percentage burgers dat dit bij de landelijke verkiezingen als reden opgeeft (6,5%), lijkt dit een kwestie te zijn dat mensen gewoon onvoldoende prioriteit geven aan de gemeenteraadsverkiezingen. Tabel 5.2.1: Redenen om niet te stemmen in de vier geselecteerde wijken GemeentelijkLandelijk% alle % niet – % alle % nietburgers stemmers burgers stemmers Ja, gestemd 40% -65% Nee geen interesse in (gemeente) politiek 11% 18% 8% 23% Nee, werk/prive-redenen/geen tijd 13% 22% 5% 14% Nee, ze doen toch wat ze zelf willen 9% 15% 7% 20% Nee, toch geen invloed met mijn stem 8% 13% 5% 14% Nee, ken standpunten partijen niet 5% 8% 2% 6% Nee, stemmen is niet verplicht 3% 5% 3% 9% Nee, niet in stad/land/vakantie 3% 5% 1% 3% Nee, mis de juiste partij 2% 3% 2% 6% Nee, rondom die tijd verhuisd 1% 2% 0,5% 1% Nee, kaart kwijt geraakt 1% 2% 1% 3% Nee, vergeten 1% 2% 0,5% 1% Nee, andere reden/wil niet zeggen 3% 5% 1% 3% 100% 100% 100% 100% In de vorige paragraaf was te zien dat stemgerechtigde allochtonen veel minder naar de stembus gaan. Ze geven vaker aan niet geïnteresseerd te zijn, dat ze (de standpunten van) de partijen niet kennen of geven aan dat stemmen niet verplicht. Tabel 5.2.2: Verschil in redenen om niet te stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen tussen autochtonen en allochtonen
RIS132759A_03-NOV-2005 Autochtonen Allochtonen Ja, gestemd bij gemeenteraadsverkiezingen 44% 26% Nee geen interesse in (gemeente) politiek 11% 17% Nee, vanwege werk/privé-redenen/geen tijd 11% 8% Nee, ze doen toch wat ze zelf willen 9% 9% Nee, toch geen invloed met mijn stem 8% 7% Nee, ken standpunten partijen niet 5% 10% Nee, stemmen is niet verplicht 3% 10% Nee, niet in stad/land/vakantie 3% 3% Nee, mis de juiste partij 2% 3% Nee, andere reden/wil niet zeggen 4% 8% 100% 100% In tabel 5.2.3 is te zien dat mensen die alleen landelijk stemmen veelal redenen aangeven, waaruit blijkt dat ze gemeenteraadsverkiezingen niet belangrijk genoeg vinden. Ze noemen als motief om niet te stemmen vaak geen tijd vanwege werk, privé of vakantie. Mensen die nooit stemmen geven vaker motieven waaruit hun desinteresse en mindere vertrouwen in de (huidige) politiek tot uiting komt. Tabel 5.2.3: Verschil in redenen om niet te stemmen bij gemeenteraadsverk. tussen mensen die landelijk wel en niet stemmen Stemmen wel Stemmen ook niet landelijk landelijk Ja, gestemd bij gemeenteraadsverkiezingen -Nee geen interesse in (gemeente) politiek 15% 24% Nee, vanwege werk/privé-redenen/geen tijd 24% 11% Nee, ze doen toch wat ze zelf willen 10% 19% Nee, toch geen invloed met mijn stem 10% 15% Nee, ken standpunten partijen niet 12% 9% Nee, stemmen is niet verplicht 5% 9% Nee, niet in stad/land/vakantie 5% 4% Nee, mis de juiste partij 4% 3% Nee, rondom die tijd verhuisd 3% 1% Nee, kaart kwijt geraakt 1% 2% Nee, vergeten 4% 1% Nee, andere reden/wil niet zeggen 7% 2% 100% 100% -11 6. BEKENDHEID GEMEENTEPOLITIEK Dit hoofdstuk geeft inzicht in de bekendheid van de burgers met de gemeentelijke politiek. Er wordt gekeken in hoeverre de burgers de politiek volgen en hoe men vier stellingen aangaande de bekendheid en het vertrouwen met de partijen beoordeelt. De laatste paragraaf gaat in op de spontane bekendheid van de (namen van) burgemeester, de wethouders en de gemeenteraadsleden. 6.1 Volgen van gemeentepolitiek in de media Ruim de helft van de respondenten (55%) geeft aan de gemeentepolitiek te volgen in de media. Van de burgers die op beide verkiezingen hun stem hebben uitgebracht, volgt tweederde de gemeentepolitiek, van de niet- stemmers zegt toch nog vier op de tien de politiek te volgen. De belangrijkste informatiebronnen voor het volgen van de gemeentelijke politiek zijn de TV (veelal TV-West) en de Haagsche Courant. Beide informatiebronnen worden door vier op de tien van de respondenten genoemd. Lager opgeleiden noemen wat vaker TV-West als belangrijkste bron, hoger opgeleiden wat vaker de (betaalde) krant.
RIS132759A_03-NOV-2005 De Posthoorn, het derde door Hagenaars veelgebruikte medium, wordt voor informatie over de gemeentepolitiek vrijwel niet gebruikt. Ook andere media, zoals radio, de Stadskrant, internet of wijkkrantjes worden slechts door gemiddeld 1-4% van de Hagenaars genoemd. 6.2 Vier stellingen Aan de respondenten zijn vier stellingen voorgelegd die betrekking hebben op de gemeentepolitiek. De stellingen “de verschillen tussen de partijen zijn me duidelijk” en “er is een partij die bij mij past” worden door een meerderheid (deels) onderschreven. Voor de stelling “heb vertrouwen in de meeste partijen” geldt dit daarentegen niet. Bijna tweederde van de Hagenaars geeft aan dat ze alleen stemmen als ze echt denken dat een partij bij hen past. Grafiek 6.2.1: Percentage mensen dat (deels) eens is met vier stellingen aangaande gemeentepolitiek verschillen tussen partijen zijn me duidelijk er is een partij die bij me past heb vertrouwen in de meeste partijen stem alleen als ik echt partij weet 42 39 13 58 24 23 25 11 0 25 50 75 helemaal mee eens een beetje mee eens -12 Mensen die zowel landelijk als gemeentelijk stemmen zijn in vergelijking met niet-stemmers beter op de hoogte van de verschillen, vinden vaker dat er een partij is die bij hun past en hebben meer vertrouwen in de politiek. Grafiek 6.2.2: Percentage respondenten die het (deels) eens is met stellingen verschillen tussen partijen zijn me duidelijk * stemt gemeentelijk+landelijk * stemt alleen landelijk * stemt niet er is een partij die bij me past * stemt gemeentelijk+landelijk * stemt alleen landelijk * stemt niet heb vertrouwen in de meeste partijen * stemt gemeentelijk+landelijk * stemt alleen landelijk * stemt niet 55 37 30 56
RIS132759A_03-NOV-2005 40 19 22 9 6 26 27 19 25 23 20 33 27 15 0 25 50 75 helemaal mee eens een beetje mee eens De vierde stelling ”stem alleen als ik echt een partij weet” wordt het vaakst ondersteund door mensen die alleen landelijk stemmen. Impliciet geven deze mensen hiermee aan dat de verschillen tussen de partijen bij de landelijke verkiezingen voor hen duidelijker zijn dan de verschillen bij de gemeente-raadsverkiezingen. % (deels) mee eens Stemmers (zowel landelijk als gemeentelijk): 60% Stemmers (alleen landelijk): 87% Niet-stemmers: 67% Hoger opgeleiden stemmen vaker dan lager opgeleiden, ook ondersteunen hoger opgeleiden de stellingen vaker dan lager opgeleiden. Tabel 6.2.3: Verschillen-analyse vier stellingen naar sociaal-demografische variabelen Verschillen tussen Er is een partij die heb (ten dele) Stem alleen als ik partijen (ten dele) (ten dele) bij me vertrouwen in echt partij weet duidelijk past meeste partijen 4 wijken 66% 62% 38% 69% Laakkwartier/Spoorwijk 65% 59% 39% 73% Morgenstond 62% 57% 31% 70% Duindorp 65% 64% 40% 73% Zeeheldenkwartier 72% 70% 44% 69% 18-30 jaar 60% 52% 46% 70% 31-44 jaar 58% 61% 37% 71% 45-60 jaar 74% 68% 38% 71% 60+ 61% 67% 35% 65% Lagere opleiding 60% 53% 29% 71% Middelbare opleiding 67% 62% 38% 72% Hogere opleiding 74% 76% 51% 63% -13 6.3 Bekendheid Haagse politici De respondenten is gevraagd of ze weten wie de burgemeester van Den Haag is, of ze een wethouder kunnen noemen en of ze een raadslid kunnen noemen. Bijna acht op de tien Hagenaars kan de naam van de heer Deetman noemen als burgemeester van Den Haag, bijna een kwart kent één of meerdere wethouders en 5% van de Hagenaars kent spontaan een naam van een gemeenteraadslid. Over het algemeen zijn stemmers, autochtonen, hoger opgeleiden, mannen en 45-60 jarigen het best op de hoogte. Enkele (lees-)voorbeelden:
RIS132759A_03-NOV-2005 -negen op de tien stemmers kent de naam van de heer Deetman, van de nietstemmers kent 68% de burgemeester bij naam; -van de autochtonen kan 26% één of meerdere namen van wethouders noemen, van de allochtonen in de vier wijken 19%. Tabel: % respondenten op wie maatregel een positieve invloed (=veel groter) zal hebben op opkomt Stemgedrag Sekse Leeftijd Opleiding Etniciteit Totaal 4 wijkenStemmers beideverkiezingenalleen landeleijkestemmersniet-stemmers manvrouw18-30 31-45 46-6060+ lagerMiddelbaarhogerautochtoonallochtoon Kan naam burgemeester noemen 79% 90% 76% 68% 85% 74% 62% 79% 87% 87% 77% 76% 88% 82% 66% Kent één of meer wethouder 24% 38% 21% 11% 29% 21% 10% 26% 35% 25% 18% 24% 35% 26% 19% Ken één of meer raadsleden 5% 11% 2% -7% 4% 1% 5% 4% 2% 2% 6% 9% 6% 3% De wethouders die het vaakst spontaan genoemd zijn: 1. Mevrouw Engering (11%) 2. Mevrouw Klijnsma (10%) 3. De heer Heijenen ( 6%) 4. De heer Stolte (5%) 5. De heer Hilhorst (3%) 6. De heer Bruins en de heer Verkerk (2%) 7. De heer Smits (1%) De gemeenteraadsleden die het vaakst spontaan genoemd zijn: 1. De heer Dufresne (1%) 2. De heer de Niet (1%, met name in Duindorp) 3. De heer Kool (1%) 4. De heer de Jager (1%, met name in Duindorp) 5. De heer van Alphen (1%) -14 7. MOGELIJKHEDEN OM OPKOMST IN DE TOEKOMST TE VERGROTEN Hoofdstuk 7 gaat in op de toekomst. Vinden burgers het belangrijk dat ze meebeslissen, verwachten ze de volgende gemeenteraadsverkiezingen te gaan stemmen en hoe reageert men op acht ideeën die de opkomst in de toekomst zouden kunnen vergroten. Ook geven burgers hun eigen gedachten. 7.1 Belang dat burger meebeslist over beleid Onafhankelijk of mensen nu wel of niet stemmen, vrijwel iedereen vindt het (redelijk) belangrijk dat de burger meebeslist over het gemeentelijk beleid. Het initiatief van de gemeente voor dit onderzoek en de poging om de opkomst te verhogen wordt dan ook door 94% van de respondenten als een goed initiatief beschouwd. Tabel 7.1: Belang van meebeslissen burger over beleid Erg Redelijk Niet Totaal belangrijk belangrijk belangrijk Totaal 62% 31% 7% 100% Stemt landelijk engemeentelijk 69% 27% 4% 100% Stemt alleen landelijk 66% 30% 4% 100% Stemt niet 52% 37% 11% 100% Een vraag “verwacht u bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen te gaan stemmen” geeft een indicatief beeld over het percentage mensen dat twijfelt/over te halen valt. Immers wanneer er goede argumenten zijn
RIS132759A_03-NOV-2005 Zoals te verwachten valt, is een deel van de mensen die wel landelijk stemmen als eerste over de streep te halen om ook te gaan stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. De twijfelaars geven aan dat het van beloftes en hoe de politiek zich profileert. Tabel 7.2: Stemmers gemeentelijk/landelijk 89% Stemde alleen landelijk 37% Stemde niet 7% De deelnemers aan het telefonisch onderzoek hebben met de aankondigingsbrief een bijlage gekregen met worden. Er is vermeld dat niet alle mogelijkheden direct concreet te maken zijn, maar dat door de vraagstelling wel richting gegeven kan worden aan toekomstig beleid. Op de volgende pagina wordt gekeken naar verschillen tussen enkele doelgroepen. Grafiek 7.3: Werken ideeën interesseverhogend 0 25 50 75 100 als partijen doen wat ze beloven referenda invoeren als partijen duidelijker hun standpunt uitleggen als er partij is die meer mijn mening vertolkt beter informatievoorziening over partijen stemmen via internet bij rechtstreeks burgemeester kiezen bij invoering stelsel wijkafgevaardigde veel groter een beetje groter 7.2 Opkomst gemeenteraadsverkiezingen 2006 om wel te gaan stemmen, zal juist deze groep het eerst wel gaan stemmen. afhangt van zin en tijd, informatievoorziening/openheid van partijen, tevredenheid met (uitleg) beleid, nakomen % respondenten dat verwacht te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen 2006 (in huidige situatie) 7.3 Mogelijkheden om interesse te verhogen acht (brainstorm-) ideeën waarmee de opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen vergroot zou kunnen Onderstaande grafiek laat zien dat het zich houden aan beloften de mensen het meest aanspreekt. 66 46 45 39 39 31 26 18 15 20 28 30 28 15 23 18
RIS132759A_03-NOV-2005 Onderstaande tabel geeft enkele verschillen per doelgroep. Enkele punten die opvallen: -15 Huidige stemmers, jongeren en hoger opgeleiden reageren gemiddeld genomen eerder geïnteresseerd in de ideeën dan niet-stemmers, ouderen en lager opgeleiden; -Jongeren reageren (veel) enthousiaster over de mogelijkheid om via internet te stemmen dan ouderen. Lager opgeleiden reageren relatief minder positief op de mogelijkheid om (via internet) te stemmen. Tabel 7.3.2: % respondenten dat denkt dat maatregel een positieve invloed zal hebben op verkiezingsopkomst Stemgedrag Sekse Leeftijd Opleiding Etniciteit Totaal 4 wijkenStemmers beideverkiezingenalleen landeleijkestemmersniet-stemmers ManVrouw18-30 31-45 46-6060+ LagermiddelbaarhogerAutochtoonAllochtoon GEMIDDELD % van de acht aspecten 39% 41% 45% 32% 39% 39% 46% 41% 40% 28% 35% 42% 43% 40% 39% als partijen doen wat ze beloven 66% 66% 78% 55% 66% 65% 72% 70% 65% 54% 62% 67% 70% 66% 63% referenda invoeren 46% 50% 47% 38% 43% 47% 46% 50% 49% 34% 42% 49% 49% 44% 48% als partijen duidelijker hun standpunt uitleggen 45% 48% 49% 36% 43% 45% 54% 45% 44% 34% 38% 49% 51% 44% 46% als er een partij is die meer mijn mening vertolkt 39% 42% 44% 35% 41% 40% 48% 41% 38% 35% 40% 46% 37% 42% 34% Betere informatievoorziening over partijen 39% 46% 46% 26% 39% 40% 47% 45% 43% 21% 32% 41% 52% 41% 36% stemmen via internet 31% 31% 42% 24% 34% 29% 58% 32% 29% 8% 19% 39% 44% 29% 38% bij rechtstreeks burgemeester kiezen 26% 28% 28% 23% 29% 24% 29% 25% 30% 20% 26% 27% 26% 26% 28% bij invoering stelsel wijkafgevaardigde 18% 18% 22% 15% 16% 20% 14% 16% 21% 20% 24% 14% 14% 18% 18% Een deel van de respondenten heeft vervolgens in eigen woorden hun antwoord toegelicht: Als de partijen doen wat ze beloven: het wekt vertrouwen en creëert een gevoel dat burgers meetellen. Bij onbetrouwbaarheid ontstaat het idee dat stemmen geen nut heeft. Bij geloofwaardige beleidsplannen en betrouwbare communicatie valt er echt wat te kiezen. Referenda invoeren: hierdoor wordt de invloed, inspraak en betrokkenheid van de burgers vergroot. Enkele losse opmerkingen: “Het is belangrijk omdat het uiteindelijk toch om de burgers gaat.”; “Burgers hebben dan het idee dat ze ook nuttig zijn, het gevoel wordt groter.” Als partijen duidelijker hun standpunt uitleggen: schept duidelijkheid naar burgers, waardoor keuze gemakkelijker gemaakt kan worden. Men weet beter waar men aan toe is en wat er te wachten staat. Als er een partij is die meer mijn mening vertolkt: een partij waar je volledig achter kan staan, geeft vertrouwen. Je kan je gedachten aan hen overlaten. De partij vertegenwoordigt jouw ideeën. Het geeft meer duidelijkheid, je weet waar het over gaat. Betere informatievoorziening: verschaft duidelijkheid waarop keuzes gemaakt kunnen worden. Stemmen via internet: minder moeite hoeven doen, je hoeft de deur niet uit en het kan vanuit werk. Niet
RIS132759A_03-NOV-2005 afhankelijk van de weersomstandigheden. Het stemmen wordt zo toegankelijker, makkelijker en sneller. Via internet kan eventueel ook uitgebreidere informatie bekeken worden. Bij rechtstreeks burgemeester kiezen: het gevoel hebben dat je iets terugziet van inspraak en invloed uitoefenen. Het gevoel dat “je stem telt” is belangrijk. Het staat dichterbij de burgers, “het gaat immers over je eigen stad”. Het heeft een positieve invloed op het stemgedrag van de burgers. Bij invoering stelsel wijkafgevaardigde : verhoogt betrokkenheid van de burgers bij de politiek, is persoonlijker. Enkele losse opmerkingen: “Hij/ zij weet wat er in de wijk gaande is.”; “Veel wijken met ieder zijn eigen problemen.” -16 7.4 Ideeën van de burger om de opkomst te verbeteren Zowel tijdens de straat- als tijdens de telefonische interviews is de respondenten gevraagd wat de gemeente zou kunnen verbeteren om de opkomst te vergroten. De resultaten op deze open vraag wijken – om begrijpelijke redenen – iets van elkaar af. De mensen die op straat geïnterviewd worden, zeggen vaker “ze moeten ook meer naar ons luisteren/erbij betrekken”, tijdens het telefonisch onderzoek is dit minder het geval. Deze mensen worden er immers door een aankondigingsbrief, een bijlage en een uitgebreid gesprek al bij betrokken. Ook worden er op straat meer ideeën gegeven (59%) in vergelijking met de telefonische interviews (30%). Dit wordt veroorzaakt doordat er in het telefonische gesprek al uitgebreid op ideeën is ingegaan, waardoor “gras voor de voeten” van de respondent is weggemaaid. Stemmers, jongeren en hoger opgeleiden komen met de meeste ideeën. Niet-stemmers noemen met name gemakkelijker stemmen en een geloofwaardiger beleid, stemmers noemen vaker meer informatie. Tabel 7.4: spontaan genoemde ideeën (in % van mensen die ideeën hebben) STRAATINTERVIEWSTELEFONISCHEINTERVIEWSStemgedrag Leeftijd opleiding Etniciteit Stemmers beideverkiezingenStemmen alleenlandelijkniet-stemmers 18-30 31-45 46-6060+ lagermiddelbaarhogerAutochtoonAllochtoon % dat ideeën geeft om opkomst te verbeteren (59%) (30%) (34%) (36%) (22%) (38%) (34%) (29%) (19%) (22%) (35%) (41%) (34%) (29%) 42% 38%Betere informatie over politieke partijen 34% 40% 35% 60% 26% 50% 35% 45% 28% 24% 39% 55% Gemakkelijker maken om te stemmen 7% 24% 21% 19% 35% 34% 29% 14% 12% 14% 32% 23% 26% 20% Beter/ geloofwaardiger beleid (ontevreden) 25% 17% 11% 16% 30% 14% 12% 25% 25% 38% 16% 5% 23% 30% Burgers erbij betrekken 34% 16% 21% 13% 9% 8% 19% 18% 17% 17% 12% 17% 20% 12% Duidelijker zijn 6% 7% 6% 10% 4% 8% 5% 2% 13% 5% 3% 11% 8% 7% Overig 9% 13% 20% 5% 9% 6% 14% 17% 17% 16% 12% 13% 12% 13% Onderstaand staan aspecten die een verdieping geven aan genoemde categorieën (% telef. onderz.): Informatievoorziening (40%) -meer voorlichting over standpunten van diverse partijen (14%) -publiciteit, campagnes, doelgroepen op eigen wijze aanspreken (culturen, leeftijdgr.) (14%) -jeugdpromotie, op scholen al beginnen (6%) -aantrekkelijker (3%)
RIS132759A_03-NOV-2005 -het hele jaar door informatie geven (1%) Gemakkelijker maken (24%) -eenvoudiger taalgebruik, politiek laagdrempeliger maken (6%) -internet stemmen (6%) -meer stemlokaties (5%) -op meerdere dagen stemmen, in het weekend (3%) -combineren met landelijke verkiezingen (1%) -beloning, traktatie (1%) -17 Beter/geloofwaardiger beleid (17%) -beloftes waarmaken (9%) -geloofwaardiger, vergroten vertrouwen (4%) -meer nadruk op ander beleid: veiligheid, gezondheidszorg, aanpak mindere wijken, etc. (3%) -andere politici (1%) Betrokkenheid (16%) -luisteren naar burgers, gevoel geven dat stem telt (7%) -meer openheid naar burgers, meer inspraak (2%) -meer de wijken in, contact zoeken met burgers (6%) -meer individuele gesprekken met burger (1%) Duidelijker zijn (7%) -duidelijkheid -resultaten laten zien -langer campagne voeren 7.5 Tot slot Aan het eind van het telefonisch onderzoek is de mensen gevraagd of ze nog wat willen toevoegen aan het gesprek. Er wordt nogmaals van alles geroepen. De top zeven van slotopmerkingen is hieronder aangegeven: 1. Referendum houden (bij grote beslissingen) 2. Meer luisteren naar de burgers 3. Meer inspraak en resultaten van inspraak 4. Meer informatie, betere voorlichting: “meer duidelijke uitspraken via tv of radio, zodat kiezers een betere keuze hebben” 5. Beloftes waarmaken, duidelijk zijn: meer voorlichting over beleidsbeslissingen (vooraf en achteraf) 6. Meer bijeenkomsten in wijken houden, enquêtes per wijk, samenwerking met wijkcommissies 7. Duidelijkheid inspraakmogelijkheden: wat zijn de mogelijkheden en worden die benut Enkele losse opmerkingen: - “dat er mogelijkheden komen om met raadsleden te praten en gelegenheid om vragen te stellen” - “dat de buurtverenigingen meer naar elkaar toetreden en gaan samenwerken, zodat er binnen de wijken meer georganiseerd kan worden” - “het gaat er ook om of men daadwerkelijk in een samenwerking tussen burgers en gemeente is geïnteresseerd” -“serieus genomen worden in je klachten” -“rondje van de burgemeester was een goed idee” -“een partij is voor mij wat met vier jaar laat zien” -“stemlocaties leuker maken (misschien koffiezetapparaat, dat je er kan kletsen)” -“duidelijke flyer met standpunten”